GRENSOVERSCHRIJDENDE SPOEDEISENDE MEDISCHE HULPVERLENING BELGIË-DUITSLAND-NEDERLAND
ii
Grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening België-Duitsland-Nederland
Bob Post Paul Stal
Nijmegen, ITS
8 2000 ITS, Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
iv
Voorwoord
Voor u ligt de rapportage van een onderzoek naar grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening in België, Duitsland en Nederland. Het onderzoek is begeleid door een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Volksgezondheid, Welzijn & Sport (VWS). Daarnaast hadden vertegenwoordigers van enkele provincies die aan de grens van België en Duitsland liggen, zitting in de begeleidingscommissie. Namens BZK waren vertegenwoordigd: dhr. J. van Dam, dhr. N. Manzoli, dhr. H. Parmentier en dhr. R. Vrolijk. Het ministerie van VWS werd vertegenwoordigd door dhr. A. Zwennes en dhr. J. Kranenburg. Vanuit de provincies namen deel dhr. N. Herzig en dhr. F. Reinders (Limburg), dhr. H. van der Ven (Brabant) en dhr. J. Hendriks (Gelderland). De onderzoeker wil de leden van de begeleidingscommisie bedanken voor hun waardevolle bijdragen en bruikbare kritiek tijdens de bijeenkomsten. Tenslotte willen de onderzoekers mw. I. Bakker, onderzoeker bij het ITS, bedanken voor haar essentiële bijdragen in de vorm van het afnemen van interviews, het maken van interviewverslagen en het aanleveren van delen van de tekst in dit rapport.
Nijmegen, april 2000
v
vi
Inhoud
1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor het onderzoek 1.2 Vraagstelling 1.3 Opzet van het onderzoek 2 Openbaar bestuur en spoedeisende medische hulpverlening in België, Duitsland en Nederland 2.1 Inleiding 2.2 Openbaar Bestuur 2.2.1 België 2.2.2 Duitsland 2.3 Organisatie van het ambulancevervoer 2.3.1 België 2.3.2 Duitsland 2.3.3 Nederland 2.4 Vergoeding van spoedeisende hulp 2.4.1 Kosten van het ambulancevervoer 2.4.2 Kosten van de ziekenhuisopname 3 Grensoverschrijdende samenwerking 3.1 Vervagende grenzen 3.2 Internationale verdragen, regionale afspraken en nationale wetgeving 3.3 Samenwerkingsprojecten grensoverschrijdende ambulancezorg
1 1 2 5
7 7 7 7 8 9 9 12 15 17 17 18 21 21 23 23
vii
4 Knelpunten bij de grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening 4.1 Inleiding 4.2 Openbaar bestuur 4.2.1 Contacten met België 4.2.2 Contacten met Duitsland 4.2.3 Personeel 4.3 Materieel/personeel 4.3.1 Ambulances 4.2.2 Ambulancepersoneel 4.4 Operationeel 4.5 Communicatie 4.6 Juridisch 4.7 Financieel 5 Samenvatting en aanbevelingen 5.1 Inleiding 5.2 Korte termijn 5.3 Lange termijn
27 27 27 27 28 28 29 29 30 32 33 35 37 39 39 39 43
Literatuur
45
Lijst van geïnterviewde personen
47
viii
1 Inleiding
1.1 Aanleiding voor het onderzoek In Nederland is het proces van spoedeisende medische hulpverlening (SMH), met de daarbij betrokken actoren, in tien stappen beschreven in het project Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR)1. Het hele SMH-proces omvat niet alleen de spoedeisende hulp ter plaatse maar begint bij de melding van het incident en de inzet van ambulancehulpverlening, tot en met de (poli)klinische revalidatie van slachtoffers. In het grensgebied van Nederland met België en Duitsland wordt, in sommige regio’s, samengewerkt bij de spoedeisende medische hulpverlening. Nederlandse ambulances bieden daarbij ondersteuning aan Belgische en Duitse ambulancediensten, en omgekeerd. Bij deze grensoverschrijdende inzet hebben de betrokken hulpverlenende diensten echter te maken met verschillende wet- en regelgeving in de drie landen. Dit kan een belemmering vormen voor de effectieve en efficiënte inzet van personeel en materieel ten tijde van een incident omdat de verschillen in regelgeving betrekking hebben op, onder meer, de bevoegdheden van het ambulancepersoneel, de inrichting van ambulances en de richtlijnen voor het uitrukken van ambulances. Bovendien is er sprake van onduidelijkheid over de financiële vergoeding bij het uitrukken van ambulances en ziekenhuisopnames. De drie betrokken landen hebben een gezamenlijk belang bij het oplossen van de bestaande knelpunten bij de grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening. Immers, kennis van elkaars systemen en de mogelijkheid gebruik te maken van voorzieningen in het buurland, die soms dichter bij liggen dan de voorziening in het eigen land, zijn in het belang van de patiënt. Naarmate medische hulp sneller aanwezig is en een patiënt sneller naar een geschikt ziekenhuis wordt vervoerd nemen de overlevingskansen van een traumaslachtoffer toe. Om meer inzicht in het proces van grensoverschrijdende SMH te krijgen, hebben het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport, het ITS opdracht gegeven onderzoek te doen naar knelpunten en oplossingen op bestuurlijk, juridisch en operationeel terrein ten aanzien van de grensoverschrijdende SMH.
1 Project Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen, Schematische beschrijving SMH-proces. Den Haag (Ministeries van BZK en VWS) 1998.
1
In het kader van dit onderzoek zijn reeds twee tussenrapportages verschenen. De thans voor u liggende rapportage is de integrale eindrapportage van het hele onderzoek betreffende de grensoverschrijdende SMH tussen België, Duitsland en Nederland. De twee eerder verschenen deelrapportages zijn in zijn geheel in deze eindrapportage verwerkt. 1.2 Vraagstelling In het oorspronkelijke onderzoeksvoorstel is de centrale onderzoeksvraag als volgt omschreven1 Wat zijn de bestaande mogelijkheden en knelpunten bij de landsgrensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening op bestuurlijk, juridisch, operationeel en materieel gebied en welke oplossingen voor de gevonden knelpunten zijn denkbaar? Uitwerking van de vraagstelling Bij grensoverschrijdende samenwerking is het van belang een onderscheid te maken tussen spoedeisende en niet-spoedeisende behandelingen. In deze rapportage wordt het proces van spoedeisende behandelingen beschreven, van melding van een ongeval tot de opname van het slachtoffer in een ziekenhuis. In de grensgebieden is in een aantal gevallen een samenwerking tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars tot stand gekomen om patiënten een behandeling in een buitenlands ziekenhuis te laten ondergaan. Het gaat dan om niet-spoedeisende behandelingen waarvoor in het eigen land een wachtlijst bestaat. Voorwaarde voor deze behandeling is dat de behandeling van buitenlandse patiënten niet ten koste gaat van de behandeling van ‘eigen’ patiënten. Omdat het hier om niet-spoedeisende medische handelingen gaat, blijft deze vorm van grensoverschrijdende medische zorg in deze rapportage buiten beschouwing.
1 Grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening, onderzoeksvoorstel. Nijmegen (ITS), september 1999.
2
Daarnaast is het van belang een onderscheid te maken tussen structurele vormen van samenwerking op het gebied van spoedeisende medische hulpverlening en gevallen waarbij sprake is van zogenaamde ‘burenhulp’. Onder een structurele vorm van samenwerking wordt hier verstaan een samenwerking tussen gemeenten of regio’s aan weerszijden van de grens waarbij wederzijdse assistentie regelmatig voorkomt en de afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst. Met ‘burenhulp’ wordt bedoeld Ade bijstandsverlening, bij rampen maar ook bij gewone ongevallen, ingevolge afspraken die zijn of nog zullen worden gemaakt door autoriteiten van aan elkaar grenzende gemeenten’1. Tenslotte moet nog een onderscheid worden gemaakt tussen rampenbestrijding en spoedeisende medische hulpverlening. Vanzelfsprekend is medische hulpverlening een belangrijk aspect van de rampenbestrijding in het algemeen. Spoedeisende medische hulpverlening beperkt zich echter niet tot de rampenbestrijding. Spoedgevallen kunnen zich immers voordoen ook zonder dat er sprake is van een ramp en zonder dat er met brandweer en politie wordt samengewerkt. In deze rapportage staat de spoedeisende medische hulpverlening centraal. Indien van toepassing komen ook zaken betreffende de rampenbestrijding aan de orde. Geografische afbakening De grens van Nederland met België en Duitsland is lang en de verscheidenheid aan vormen van samenwerking groot. Als territoriale eenheid voor het onderzoek is uit deze variëteit gekozen voor reeds bestaande internationale samenwerkingsvormen in de regio’s: de Euregio’s. In begin van het onderzoek bleek echter al dat de betrokkenheid bij de grensoverschrijdende SMH per Euregio aanzienlijk verschilt. Over het algemeen is de Euregio meer faciliterend dan initiërend in dit opzicht, daarom zijn er verder geen gesprekken gevoerd met informanten van de Euregio’s zelf. De Euregio is echter wel als territoriale eenheid gehandhaafd in dit onderzoek omdat in sommige gebieden de gesprekken met betrekking tot grensoverschrijdende SMH in Euregionaal verband worden gevoerd. Het onderzoek heeft zich gericht op grensoverschrijdende SMH in vijf Euregio’s, te weten: de Euregio’s Scheldemond, Maas-Rijn, Rijn-Waal, Rijn-Ems-IJssel en EemsDollard (zie afbeelding op pagina 4). Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het gebied waarin het Belgisch-Nederlands Grensoverleg (BENEGO) plaatsvindt omdat hier sinds geruime tijd sprake is van een vergaande vorm van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van ambulancezorg.
1 Ministerie van BZK, Wederzijdse bijstandsverlening Nederland-België en Nederland-Duitsland bij rampenbestrijding. Den Haag (BZK) 1991, p. 10.
3
Door deze spreiding is de variëteit qua ruimtelijke inrichting, economische structuur en bevolkingsdichtheid van de onderzochte grensgebieden gewaarborgd en daarmee ook de diversiteit aan vormen van grensoverschrijdende samenwerking1.
1 Voor een korte typering van de onderzochte gebieden, zie hoofdstuk 2.
4
5
1.3 Opzet van het onderzoek Dossier- en literatuuronderzoek Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van twee methoden van onderzoek. In de eerste plaats heeft er een uitgebreid dossier- en literatuuronderzoek plaatsgevonden waarbij relevant schriftelijk materiaal is bestudeerd. Het aanwezige materiaal blijkt zeer divers van aard te zijn en bestaat, onder meer, uit wets- en verdragsteksten, notulen van bijeenkomsten, brochures, ambtelijke nota’s, onderzoeksrapporten en literatuur. De geraadpleegde literatuur is in het bijgevoegde overzicht vermeld. Voorzover de geraadpleegde bronnen niet in het literatuuroverzicht zijn opgenomen, zoals de relevante wetgeving, is dit in de tekst door middel van voetnoten aangegeven. Interviews De bevindingen van de dossier- en literatuurstudie zijn vervolgens in de praktijk voorgelegd aan ter zake deskundigen in een reeks vraaggesprekken. Deze vraaggesprekken zijn zoveel mogelijk op face-to-face basis uitgevoerd, een enkel gesprek heeft telefonisch plaatsgehad. De vraaggesprekken hadden tot doel concrete knelpunten boven tafel te krijgen. Door middel van gesprekken met personen die in de praktijk met grensoverschrijdende SMH te maken hebben, kunnen bestaande knelpunten worden gesignaleerd en suggesties voor eventuele oplossingen worden gedaan. De vraaggesprekken zijn afgenomen aan de hand van van tevoren opgestelde topiclijsten. Topic gestuurde vraaggesprekken bieden, naast voordelen van onderlinge vergelijkbaarheid door een zekere voorstructurering, de mogelijkheid tot eigen inbreng van de gesprekspartners. Hierdoor komen gezichtspunten vanuit de praktijk beter aan de orde. Bij de keuze van informanten is in eerste instantie uitgegaan van bestuurlijke verantwoordelijkheid; dat wil zeggen dat voornamelijk personen geïnterviewd zijn die op provinciaal en regionaal niveau verantwoordelijk zijn voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Vervolgens is een aantal personen geïnterviewd via de methode van ‘snowballing’: aan de bestuurlijk verantwoordelijken werden namen gevraagd van personen die op operationeel niveau regelmatig te maken hebben met grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening. Op deze wijze is niet alleen inzicht in de bestuurlijke en juridische problematiek verkregen, maar ook in de knelpunten op het materiële en operationele vlak. Tenslotte is nog een aantal vertegenwoordigers van de Belgische en Duitse overheid benaderd om in een gesprek hun visie te geven op de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van SMH. In België is één gesprek met een functionaris van het ministerie van Sociale Zaken, Leefmilieu en Volksgezondheid gevoerd. In Duitsland is een vraaggesprek gevoerd met een ambtenaar van het Ministerium für Frauen, Jugend Familie und Gesundheit van het land Nordrhein-Westfalen. Voor een 6
overzicht van de geïnterviewde personen en hun functie wordt verwezen naar het bijgevoegde overzicht. Rapportage De resultaten van de deskresearch en de interviews zijn in deze rapportage beschreven, waarbij de gesignaleerde knelpunten en bijbehorende oplossingen centraal staan. De rapportage is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk twee worden de drie verschillende systemen van ambulancezorg in België, Duitsland en Nederland beschreven. In het derde hoofdstuk wordt een korte inventarisatie gegeven van de achtergronden van grensoverschrijdende SMH met de daarbij behorende relevante internationale verdragen en regionale overeenkomsten, alsmede een korte beschrijving van bestaande projecten langs de grens. De verschillen die in de praktijk tot knelpunten leiden komen in hoofdstuk vier aan de orde. Tenslotte worden in hoofdstuk vijf mogelijke oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten gegeven.
7
2 Openbaar bestuur en spoedeisende medische hulpverlening in België, Duitsland en Nederland
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de verschillende systemen van ambulancezorg in de drie onderzochte landen beschreven. Omdat de ambulancezorg mede een zaak van de overheid is, die door voorschriften en bepalingen de ambulancezorg reguleert, wordt eerst aandacht besteed aan de verschillen in staatsinrichting van de drie landen, voorzover dit relevant is voor het onderwerp. De bestuurlijke verschillen en de uiteenlopende culturen van besluitvorming veroorzaken namelijk ook een aantal knelpunten bij de grensoverschrijdende SMH. Daarna wordt in paragraaf drie een beschrijving gegeven van de wijze van organisatie van het ambulancevervoer. In paragraaf vier komen tenslotte de verschillen in financiële vergoeding door de ziektekostenverzekeraars in de drie landen aan de orde. 2.2 Openbaar Bestuur 2.2.1 België Federale staat België kent een andere bestuurlijke indeling dan Nederland. België is een federale staat, samengesteld uit drie Gemeenschappen die overeenstemmen met de aldaar wonende bevolkingsgroepen, de Vlaamse, de Duitstalige en de Franse Gemeenschap. Daarnaast zijn er drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest. De gewesten zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de Duitse ALänder’. De Gewesten hebben wetgevende en uitvoerende organen, die men de Gewestraad en de Gewestregering noemt. De federale staat, gemeenschappen en gewesten zijn op juridisch vlak elkaars gelijke, maar zijn bevoegd voor verschillende domeinen. In Vlaanderen worden de bevoegdheden van de Gemeenschap en het Gewest uitgeoefend door éénzelfde parlement en éénzelfde regering. Het Vlaamse Gewest deelt de langste grens met Nederland: de provincies Zeeland, Noord-Brabant en een deel van Limburg grenzen hieraan. De provincie Limburg grenst voor een klein deel ook aan Waalse Gewest. België is verder verdeeld in tien provincies waarvan West-Vlaanderen, OostVlaanderen, Antwerpen, Limburg en Luik aan Nederland grenzen. De provincies
8
werken onder toezicht van alle hogere overheden, in het kader van de federale, gemeenschaps- of gewestelijke bevoegdheden. Hieronder vallen weer de gemeenten. Alle regelgeving met betrekking tot de spoedeisende medische hulpverlening wordt in België op federaal niveau vastgesteld. Gewesten, Gemeenschappen, Provincies en Gemeenten hebben vrijwel geen bevoegdheden tot het vaststellen van regels voor de ambulancehulpverlening. Om een regeling te treffen op het terrein van de grensoverschrijdende samenwerking dient men zich in België daarom te wenden tot het federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. 2.2.2 Duitsland Federale staat De Bondsrepubliek Duitsland kent een wezenlijk andere staatsinrichting dan Nederland. De Bondsrepubliek is een federale staat waarbij de deelstaten bevoegdheden hebben die in Nederland centraal worden geregeld. Eén van de beleidsterreinen waarbij de deelstaten in Duitsland een grote mate van autonomie hebben is de gezondheidszorg. Het Duits-Nederlandse grensgebied beslaat twee Duitse deelstaten, namelijk Niedersachsen dat grenst aan Groningen, Drenthe en het deel van Overijssel tot aan Losser. Nordrhein-Westfalen beslaat het grensgebied van Overijssel tot en met Limburg. Lokaal bestuur Afgezien van het federale karakter van de Duitse staat, is ook op lagere bestuursniveau’s een aanmerkelijk verschil in bestuurlijke indeling. Een Land in Duitsland is bestuurskundig onderverdeeld in Gemeinden, Kreise en Kreisfreie Städte. De Duitse Gemeinde is daarbij, qua bestuurlijke verantwoordelijkheden, niet vergelijkbaar met een Nederlandse gemeente. Een aantal bestuurlijke taken die in Nederland aan de gemeenten zijn toebedeeld, behoren in Duitsland tot de taken van de Kreis. Een voorbeeld daarvan is de rampenbestrijding (Katastrophenschutz). De Kreis is ook niet vergelijkbaar met de Nederlandse provincie, allereerst vanwege de omvang. Een Duitse Kreis kan, qua oppervlakte, het best worden vergeleken met een Nederlandse regio of samenwerkingsverband van verschillende gemeenten. Ook in bestuurskundig opzicht is de Kreis niet met een provincie te vergelijken omdat sommige provincie-taken in Duitsland door het Land worden beslist. Tenslotte kan het Land weer niet goed worden vergeleken met een Nederlandse provincie omdat een Land meer autonomie bezit dan een provincie. Bestuurlijke bevoegdheden De verschillen in regionaal bestuur uiten zich ook in verschillende bestuurlijke bevoegdheden van, onder meer, de Bürgermeister, Kreisdirektor (voor de Kreis) of 9
Stadtdirektor (voor de Kreisfreie Städte). De Duitse Bürgermeister wordt door middel van openbare verkiezingen gekozen en heeft een functie die vaak meer symbolisch dan bestuurlijk van aard is.1 Bevoegde Nederlandse instanties hebben nogal eens de fout gemaakt om een Duitse Bürgermeister voor besprekingen uit te nodigen terwijl men eigenlijk de Kreisdirektor of Stadtdirektor had moeten hebben. De besluitvorming op het gebied van rampenbestrijding en spoedeisende medische hulpverlening op lokaal niveau vindt plaats in de Kreis. 2.3 Organisatie van het ambulancevervoer 2.3.1 België Bestuurlijke verantwoordelijkheid Op federaal niveau behoort de verantwoordelijkheid voor de spoedeisende gezondheidszorg in België tot de verantwoordelijkheid van het federale ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Ambulances Het ambulancevervoer in België wordt georganiseerd door overheidsdiensten (brandweer, gemeente) of door privédiensten. Om binnen het Belgische systeem van dringende medische hulpverlening te kunnen functioneren moeten ambulances echter erkend worden door het federale ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en aan bepaalde voorschriften voldoen2.
1 Sedert 1 oktober 1999 zijn in Nordrhein-Westfalen enkele bestuurskundige veranderingen doorgevoerd waarbij onder meer de inhoud van de functie van Bürgermeister is veranderd. Tot nu toe was de functie van Bürgermeister Aehrenamtlich’ maar na de hervormingen krijgt de functie meer bestuurlijke inhoud. De ambulancezorg blijft echter de verantwoordelijkheid van de Kreis 2 Er zijn geen wettelijke eisen ten aanzien van de inrichting van ambulances. Om binnen het 100systeem erkend te worden dienen ambulances echter wel aan voorschriften te voldoen. Deze voorschriften worden vastgesteld door het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
10
De Belgische ambulances staan, in tegenstelling tot hun Nederlandse collega’s die altijd inzetbaar zijn, ook al zijn ze onderweg, stationair op hun post en wachten met uitrukken op een oproep. In het geval van een incident wordt de ambulance via de meldkamer (HC-100, zie hierna) opgeroepen. De hulpverlening op het niveau van Eerste Hulp (Basic Life Support) wordt door het personeel van de ambulance verzorgd. Doorgaans bestaat het personeel van een ambulance uit twee personen, een chauffeur en een hulpverlener op het gebied van eerste hulp. Het personeel van een ambulance, Ahulpverleners-ambulanciers’, dienen in het bezit te zijn van het brevet hulpverlener-ambulancier, een opleiding op het niveau van Basic Life Support1. Daarnaast is er een trend dat er op ambulances steeds vaker verpleegkundigen aanwezig zijn, met name in de grotere steden met goed geoutilleerde ziekenhuizen. Mobiele Urgentie Groep (MUG) Daarnaast bestaat er de Mobiele Urgentie Groep (MUG) waarbij, naast een verpleegkundige intensieve en spoedgevallenzorg, altijd een arts aanwezig is met het brevet acute geneeskunde2. MUG’s worden ingezet als er direct hulpverlening op het niveau van Advanced Life Support op de plek van het incident nodig is. Een MUG wordt ingezet als aanvulling op een ambulance en komt met een personenwagen ter plaatse van het incident. In de personenwagen is aanvullende medische apparatuur aanwezig. De inzet van een ambulance of MUG wordt bepaald door de HC-100. Daarnaast kan een ambulance, indien nodig, op de plaats van het incident alsnog aangeven dat er een MUG noodzakelijk is. Bij grotere ongevallen organiseert het MUG-team de (verdere) organisatie van de hulp. Zij diagnosticeren, bepalen de behandelwijze en stellen prioriteiten (triage). Ook geven zij aan naar welk ziekenhuis slachtoffers moeten worden vervoerd. In Brugge heeft de MUG beschikking over een helikopter van het Instituut voor Medische Dringende Hulpverlening. 100-systeem Bij een ongeval kan hiervan melding worden gemaakt bij de meldkamer van de ambulancehulpverlening: Hulpcentrale 100 (HC-100). De naam van de centrale is afgeleid van het noodnummer voor de brandweer in België: telefoonnummer 100. De HC-100 fungeert als meldkamer voor zowel brandweer als ambulances en MUG’s. 1 Koninklijk Besluit van 13 februari 1998, betreffende de opleidings- en vervolmakingscriteria voor hulpverleners-ambulanciers. Koninklijk Besluit van 19 maart 1998, tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscriteria voor hulpverleners-ambulanciers. 2 Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de programmacriteria die van toepassing zijn op de functie Amobiele urgentiegroep’. Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie Amobiele urgentiegroep’ (MUG) moet voldoen om te worden erkend.
11
De politie heeft een eigen alarmcentrale met een eigen noodnummer. Als in België het Europese noodnummer 1-1-2 wordt gebeld, wordt de beller automatisch doorgeschakeld met de HC-100. Verder fungeert de centrale als coördinatiepunt voor de hulpverlening bij ongevallen en rampen, bepaalt welke hulp wordt ingezet en licht de ziekenhuizen waar gewonden worden opgevangen in. De HC-100's beschikken over een geautomatiseerd systeem waarin per plaats van ongeval wordt aangegeven welke de dichtstbijzijnde ambulancepost is en het dichtstbijzijnde ziekenhuis met een erkende spoedgevallendienst. De ambulances worden via een strikte volgorde ingezet. Bij een Belgische HC-100 is deze volgorde nadrukkelijk vastgelegd. Als er, bijvoorbeeld, in plaats A een ongeluk gebeurt dient eerst de ambulance van plaats A uit te rukken. Is deze bezet, dan volgt de ambulance van plaats B. Indien deze ook bezet is volgt plaats C, enzovoort. Van deze vaste uitrukvolgorde mag alleen worden afgeweken na toestemming van de minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Ziekenhuizen De opvang van gewonden kan in België alleen in ziekenhuizen die deel uitmaken van het 100-systeem, dat wil zeggen: ziekenhuizen met een door het ministerie erkende spoedgevallendienst1. Een patiënt moet door een ambulance altijd naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis dat deel uitmaakt van het 100-systeem worden vervoerd. De patiënt kan zelf niet bepalen naar welk ziekenhuis hij of zij vervoerd zou willen worden2. Bij de inzet van een MUG kan van het 100-systeem worden afgeweken. De MUGarts kan, afhankelijk van de aard van het letsel, bepalen dat de patiënt niet naar het 1 Koninklijk Besluit van 27 april 1998 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de functie Aeerste opvang van spoedgevallen’. Koninklijk Besluit van 27 april 1998, houdende vaststelling van normen waaraan een functie Aeerste opvang van spoedgevallen’ moet voldoen om erkend te worden. Koninklijk Besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van normen waaraan een functie Agespecialiseerde spoedgevallendienst’ moet voldoen om erkend te worden. 2 Door sommigen wordt de stelregel gehanteerd dat als de omweg naar het ziekenhuis waarvoor de patiënt kiest niet meer dan vijf minuten bedraagt, het ambulancepersoneel een wens van een patiënt kan inwilligen. Deze bepaling is echter niet in de wet opgenomen. Wettelijk kan worden afgeweken van de regel van het dichtstbijzijnde ziekenhuis bij rampen, als de MUG-arts beslist, voor specifieke pathologieën of als de patiënt voor een bepaalde pathologie al in behandeling is bij een ander ziekenhuis. De dringende hulpverlening moet dan wel betrekking hebben op die bepaalde pathologie, anders geldt de regel van het dichtstbijzijnde ziekenhuis wel. In al deze gevallen geldt dat de toestemming van de HC-100 nodig is. Zij beoordelen namelijk of het afwijken van het dichtstbijzijnde ziekenhuis de overige hulpverlening niet in gevaar brengt, bijvoorbeeld doordat de ambulance een lange omweg moet maken waardoor deze te lang onbeschikbaar is.
12
dichtstbijzijnde ziekenhuis vervoerd moet worden, maar naar een ander ziekenhuis dat beter ingericht is voor de behandeling van het letsel. Dit ziekenhuis dient echter wel te beschikken over een erkende spoedgevallendienst en deel uit te maken van het 100-systeem. Oorspronkelijk gold het vaste opnamesysteem in België niet als het ongeval plaatshad in de private sfeer. Alleen als er sprake was van onheil op de openbare weg of in een openbare plaats diende de patiënt vervoerd te worden naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met een erkende spoedgevallendienst1. In in 1996 is de wet echter aangepast en geldt deze ook voor ongevallen in de private sfeer. 2.3.2 Duitsland Bestuurlijke verantwoordelijkheid Zoals hierboven reeds is opgemerkt, is Duitsland een federale staat, die sinds de hereniging met de DDR bestaat uit 16 deelstaten (Länder). De ambulancedienst valt onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke deelstaten zodat er in het begin van de jaren negentig sprake was van 16 verschillende soorten wetgeving aangaande de ambulancezorg2. Om toch op het hele Duitse grondgebied een hoogwaardige en gelijksoortige ambulancehulpverlening te kunnen garanderen hebben de Bond en de deelstaten gezamenlijk een voorbeeldtekst ontworpen voor de wetgeving inzake ambulancehulpverlening3. Op basis van dit model hebben alle deelstaten hun wetgeving inzake de ambulancehulpverlening (Rettungsgesetze) aangepast en zijn de nieuwe wetten tussen 1992 en 1994 in werking getreden. Sedertdien is de wetgeving in alle deelstaten vrijwel gelijkluidend, in ieder geval voor wat betreft de twee deelstaten die aan Nederland grenzen: Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen. De Bond blijft echter wel bevoegd regels te stellen betreffende de opleiding van het ambulancepersoneel (Rettungsassistenten) en voor grote rampen (erweiterte Katastrophenschutz). De praktische organisatie van het spoedeisende medische vervoer is binnen de deelstaten verder gedelegeerd aan de Kreise. De Kreise en Kreisfreie Städte stellen de uitrustings- en personeelsschema’s voor de ambulancediensten samen en bepalen het aantal voertuigen. Daarnaast zijn de Kreise financieel verantwoordelijk voor de ambulancezorg en bepalen zij de tarieven voor het ambulancevervoer. Het aantal ambulances wordt, onder meer, bepaald op grond van de bevolkingsdichtheid en de kans op ongevallen. Stelregel is dat de plaats van een incident buiten de bebouwde 1 Wet betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, 8 juli 1964 2 Art. 30,70 en 83 van de Grondwet van de Bondsrepubliek. 3 Musterentwurf eines Landesgesetzes über den Rettungsdienst, die Notfallrettung und den Krankentransport (Rettungsdienstgesetz, RettDG). Zie ook: R. Lüttgen en F. Mendel (red.), Handbuch des Rettungswesens. Aachen 1990.
13
kom binnen tien minuten bereikt moet kunnen worden. In sommige steden is de aanrijtijd gesteld op acht minuten (Duisburg). Ambulances De operationele leiding van het ambulancevervoer ligt in Duitsland op het niveau van de Kreis. Evenals in België en Nederland is het ook aan particulieren toegestaan een ambulance te exploiteren, mits die aan bepaalde eisen voldoet1. Verder zijn er diverse hulporganisaties die ambulances exploiteren, zoals het Deutsches Rotes Kreuz, de Arbeiter Samaritaner Bund, de Johanniter Unfallhilfe en de Malteser Hilfsdienst. In Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen worden de ambulances voor het grootste deel door de brandweer beheerd, terwijl de ambulances in zuid-Duitsland overwegend aan de hulporganisaties toebehoren. Dit verschil is uit historisch oogpunt te verklaren. De twee aan Nederland grenzende deelstaten kwamen na 1945 in de Engelse bezettingszone. De Engelsen brachten de ambulancehulpverlening, naar analogie met de situatie in Engeland, onder bij de brandweer. De Fransen en Amerikanen daarentegen hebben, in hun bezettingszones in het zuiden van Duitsland, de ambulances aan particuliere organisaties overgedaan, zoals in de Verenigde Staten en Frankrijk het geval is. Evenals in België kent men in Duitsland verschillende soorten ambulancehulpverlening. Voor het niet-spoedeisende vervoer van patiënten beschikt men over Krankentransportwagen (KTW)2. De Krankentransportwagen heeft een Rettungshelfer als chauffeur en een Rettungssanitäter als verpleegkundige.Omdat een Krankentransportwagen niet gebruikt wordt voor spoedeisend vervoer, wordt in het vervolg van deze rapportage een Rettungswagen bedoeld als de term ambulance wordt gehanteerd. Wanneer spoedeisende medische hulpverlening (Notfalleinsatz) noodzakelijk is op de plaats van het incident wordt gebruik gemaakt van een Rettungswagen (RTW), die te vergelijken is met een Nederlandse ambulance. Het personeel van een Rettungswagen bestaat uit een verpleegkundige (Rettungsassistent) die op de plaats van het ongeval Basic Life Support mag verlenen en een chauffeur (Rettungssanitäter)3. 1 In Duitsland moeten ambulances aan DIN-normen voldoen om erkend te worden. Voor de Rettungswagen geldt de norm DIN 75080, deel 1 en 2. 2 Voor de Krankentransportwagen geldt de DIN-norm 75080. 3 Voor de verschillende functies in de ambulance hulpverlening gelden de volgende opleidingseisen: Voor een Rettungshelfer geldt als algemene eis een EHBO-diploma (ca. 300 uur). Voor een Rettungssanitäter is een aparte opleiding van ca. 520 uur en voorziet in een theoretisch en een praktisch deel. De opleiding tot Rettungsassistent is in de hele Bondsrepubliek erkend en duurt ca. twee jaar (2.800 uur).
14
Daarnaast kent het Duitse systeem van SMH nog een Notarzteinsatzfahrzeug (NEF). Dit is een personenwagen, uitgerust met aanvullende medische apparatuur waarin een noodarts zich, apart van de Rettungswagen, naar de plaats van het incident begeeft. In een Notarzteinsatzfahrzeug kunnen geen patiënten worden vervoerd. Tenslotte maak men in Duitsland ook gebruik van een Notarztwagen (NAW). Een notarztwagen is een ambulance met uitgebreide medische apparatuur aan boord voor de toepassing van Advanced Life Support. Het personeel van een Notarztwagen bestaan uit een noodarts (Notarzt) en een verpleegkundige (Rettungsassistent) Notarzt
Gesetz über den Beruf der Rettungsassistentin und Rettungsassistenten, 1 september 1989.
15
Een Notarzt is gespecialiseerd in spoedeisende medische hulpverlening en wordt ingezet wanneer er bij een ongeval sprake is van acuut levensgevaar voor de patiënt of wanneer bepaalde letsels zijn geconstateerd1. In de hele Bondsrepubliek zijn ca. 1.150 standplaatsen voor noodartsen. In sommige Bondsstaten is voorgeschreven dat de noodarts dient te beschikken over een speciale aantekening Rettungsdienst. Noodartsen zijn meestal aan een ziekenhuis verbonden maar in dunbevolkte gebieden kan ook een lokale huisarts als zodanig optreden. In principe bepaalt de meldkamer wanneer een noodarts ingezet wordt of wanneer volstaan kan worden met het sturen van een ambulance (Rettungswagen). In de meeste gevallen werkt men in Duitsland met het rendezvous-system. Bij deze werkwijze begeven de ambulance en de noodarts (met een Notarzteinsatzfahrzeug) zich apart van elkaar naar de plaats van het incident. De wagen van de noodarts heeft aanvullende medische uitrusting aan boord maar is niet geschikt om patiënten te vervoeren. Patiëntenvervoer gebeurt altijd in de Rettungswagen. Bij ongeveer tweederde van de plaatsen waar een noodarts is gestationeerd werkt men volgens dit principe. In de overige plaatsen werkt men volgens het Kompakt- of Parallelsystem waarbij de noodarts zich tegelijk met de ambulance naar de plaats van het incident begeeft. In deze gevallen wordt er gebruik gemaakt van een Notarztwagen, een ambulance met uitgebreide medische apparatuur en een noodarts aan boord. Helikopters Duitsland kent een territoriaal dekkend systeem van reddingshelikopters (Rettungshubschrauber). Er zijn meer dan 50 standplaatsen voor helikopters die jaarlijks circa 52.000 vluchten uitvoeren. De actieradius van een helikopter is 50 km. en daarmee kan een helikopter meer standplaatsen van noodartsen bedienen. De helikopters worden gebruikt als ondersteuning van de noodarts en worden vaak ingezet bij grote verkeersongevallen omdat de helikopter geen hinder van verkeersopstoppingen ondervindt. De bemanning van een helikopter bestaat uit een piloot, Notarzt en een Rettungsassistent. De helikopters zijn voor het grootste deel in het bezit van de ADAC, de Zivilschutz en de Bundeswehr. Aan de Nederlandse grens zijn, onder meer, helikopters gestationeerd in Sanderbusch (Niedersachsen), Rheine, Duisburg, Würselen en Köln (Nordrhein-Westfalen).
1 Bewusteloosheid, ademnood, gebroken ledematen, inwendige bloedingen, shock en inklemmingen.
16
Nadeel van de helikopters is dat het om een relatief duur systeem gaat dat maar beperkt inzetbaar is. Er kunnen alleen vluchten worden uitgevoerd bij daglicht en goed zicht. Helikopters kunnen dus nooit een noodarts vervangen, maar fungeren als aanvulling op de hulpverlening in specifieke situaties. Leitstelle De ambulances worden aangestuurd vanuit de regionale meldkamer (Rettungsleitstelle, of kortweg Leitstelle). De meldkamers kunnen bereikt worden via het noodnummer 1-1-2, een nummer dat in de hele Bondsrepubliek historisch het alarmnummer voor de brandweer is. Omdat de ambulancezorg in de deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen bij de brandweer is ondergebracht, kan ook de dringende medische hulpverlening via dit nummer worden ingeschakeld. De brandweercommandant van de Kreis is hoofd van de meldkamer. In totaal zijn er in de Bondsrepubliek ongeveer 330 meldkamers. De meldkamer bepaalt welke vorm van SMH ingezet dient te worden (Rettungswagen, Notarzt of Rettungshubschrauber). De beschikbare wagens worden vanuit de dichtstbijzijnde standplaats (Rettungswache) naar de plaats van het incident gestuurd. In het geval van grootschalige ongevallen of van rampen fungeert de meldkamer ook als coördinatiecentrum voor de inzet van de overige hulpdiensten. Ziekenhuizen Slachtoffers van een ongeval in Duitsland moeten in het streekziekenhuis opgenomen worden, als gevolg van het Notfallaufnahmebereich. Een gevolg hiervan is dat praktisch alle streekziekenhuizen aan de Duitse zijde van de grens beschikken over een volledige eerste-hulp afdeling, operatiekamers en personeel dat 24 uur aanwezig is. In de meldkamer houdt men een registratiesysteem bij van het aantal beschikbare bedden in de ziekenhuizen in de omgeving en wordt de spreiding van gewonden over de diverse ziekenhuizen gecoördineerd. 2.3.3 Nederland Bestuurlijke verantwoordelijkheid Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport is systeemverantwoordelijk voor de dagelijkse spoedeisende medische hulpverlening, alsmede voor het medisch handelen bij rampen en zware ongevallen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is systeemverantwoordelijk voor de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Onder deze systeemverantwoordelijkheid valt ook de organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen. Daarnaast is er voor de provincie een belangrijke rol weggelegd bij de SMH, krachtens de Wet Ambulancevervoer van 1979. Ambulances worden tot het systeem van hulpverlening toegelaten op grond van een vergunning, verstrekt door de 17
Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de ambulance werkzaam is1. De provincie bepaalt eveneens de spreiding van de ambulances. De eisen waaraan de ambulances en het ambulancepersoneel moeten voldoen waren vastgelegd in het Eisenbesluit Ambulancevervoer en het Inventarisbesluit Ambulancevervoer. Beide besluiten zijn echter ingetrokken. Ambulances In tegenstelling tot België en Duitsland kent men in Nederland, met uitzondering van de Medisch Mobiele Teams (zie hierna) geen spoedeisende medische hulpverlening bij ongevallen waarbij direct artsen naar de plaats van het incident worden vervoerd. De noodzakelijke medische handelingen worden door de ambulanceverpleegkundigen verzorgd en verdere behandeling vindt in het ziekenhuis plaats. Ambulances worden beheerd door de gemeente of door particulieren. Daarbij overheersen de ambulances die particulier eigendom zijn. Het personeel van een ambulance bestaat altijd uit beroepskrachten die in de dagelijkse praktijk werkzaam zijn op de Intensive Care of de Eerste Hulp afdeling van een ziekenhuis. Daarnaast heeft een ambulanceverpleegkundige een speciale opleiding gevolgd2. Door hun opleiding is het ambulanceverpleegkundigen, op grond van de wet BIG, toegestaan handelingen in het kader van Advanced Life Support toe te passen, zonder aanwezigheid van een arts. Ook zijn ambulanceverpleegkundigen bevoegd om te triëren. Medisch Mobiele Teams (MMT’s) Momenteel wordt in Nederland aan een geïntegreerd systeem van traumazorg gewerkt op grond van de nota Met zorg verbonden die in 1997 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd. Nederland wordt daarbij ingedeeld in regio’s voor Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) onder leiding van een Regionaal Geneeskundig Functionaris. Daarnaast wordt voorzien in de oprichting van tien traumacentra waarbij elk traumacentrum dient te beschikken over een Medisch Mobiel Team (MMT). Een MMT bestaat uit een arts en een verpleegkundige met een opleiding en ervaring op het gebied van prehospitale spoedeisende medische hulpverlening. Thans krijgen vier van deze traumacentra, en daarmee de MMT’s, de beschikking over een helikopter.
1 Wet houdende regelen omtrent ambulancevervoer (Wet Ambulancevervoer). 23 april 1971. 2 SOSA, Stichting Opleidingen en Scholing ten behoeve van de Ambulancehulpverlening.
18
Centrale Post Ambulancevervoer (CPA) De CPA’s vervullen in Nederland in feite dezelfde rol als de HC-100's in België en de Leitstellen in Duitsland. Vanuit de CPA wordt de inzet van ambulances gecoördineerd. Het belangrijkste verschil met het Belgische systeem is dat er in Nederland geen vaste uitrukvolgorde van ambulances geldt. In Nederland wordt altijd de dichtstbijzijnde, beschikbare ambulance opgeroepen. In sommige regio’s is er sprake van zogenaamde gecoloceerde meldkamers waarbij ook andere hulpdiensten via dezelfde meldkamer worden gecoördineerd, zoals Brandweer en Politie. Ziekenhuizen Er bestaat geen vast systeem van ziekenhuisopname van traumaslachtoffers in Nederland. In principe worden patiënten vervoerd naar een ziekenhuis met een afdeling Eerste Hulp of een ander meest geschikt ziekenhuis. Naar welk ziekenhuis een patiënt wordt vervoerd hangt af van de opnamecapaciteit van het ziekenhuis, de aard van het letsel en de aanwezige specialismen van de ziekenhuizen. Indien de toestand van de patiënt dat toelaat kan hij of zij mede bepalen in welk ziekenhuis de opname plaatsvindt.
19
Figuur 2.1 - Schematische weergave van de eenheden bij spoedeisende medische hulpverlening in Nederland, België en Duitsland op grond van bevoegdheden. België
Duitsland
Nederland Ambulance Ambulanceverpleegkundige
Basic Life Support
Ambulance Ambulancier of verpleeg-kundige
Krankentransport wagen Rettungshelfer Rettungssanitäter Rettungswagen Rettungssanitäter Rettungsassistent
Advanced Life Support en Pre Hospital Trauma Life Support
Mobiele Urgentie Groep Arts Verpleegkundige
Notarztwagen Rettungswagen met Notarzt en aanvullende medische uitrusting Notarzteinsatzfahr zeug Personenwagen met Notarzt en aanvullende medische uitrusting
Advanced Trauma Life Support
Medisch Mobiel Team Arts Verpleegkundige
2.4 Vergoeding van spoedeisende hulp 2.4.1 Kosten van het ambulancevervoer België, Duitsland en Nederland kennen verschillende soorten stelsels van ziektekostenverzekeringen. In België hanteert men het restitutiesysteem waarbij de kosten van geneeskundige behandeling achteraf aan de patiënt worden terugbetaald. In Nederland en Duitsland kent men echter bij de ziekenfondsen het ‘naturastelsel’ waarbij medische declaraties direct door de zorgverzekeraar aan de zorgverstrekker worden vergoed, zonder dat de patiënt daar ooit een rekening van ziet. Het Belgische pakket van verzekerde diensten is anders samengesteld dan het Nederlandse en Duitse. Zo maakt ambulancevervoer in Nederland en Duitsland deel uit van het basispakket van verstrekkingen terwijl men zich in België hiervoor apart dient te verzekeren. Afhankelijk van de soort verzekering geldt bovendien een eigen bijdrage voor ambulancevervoer.
20
De tarieven voor ambulancevervoer verschillen aanzienlijk. In België wordt namelijk alleen het vervoer in rekening gebracht en worden de eventueel verrichtte medische handelingen via het ziekenhuis gefactureerd. In Nederland worden de medische verrichtingen in de ambulance echter ook verrekend in de ritprijs van de ambulance. In principe kunnen zich, bij grensoverschrijdende ambulancehulpverlening, de volgende situaties voordoen die verschillen in berekening van kosten en vergoeding met zich meebrengen: Een Belgisch verzekerde op Belgisch grondgebied wordt door een Nederlandse ambulance naar een Belgisch ziekenhuis vervoerd. Transport van een Belgische patiënt op Belgisch grondgebied naar een Belgisch ziekenhuis door een Nederlandse ambulance wordt niet door het Belgische verzekeringsmaatschappijen vergoed1. Een Belgisch verzekerde op Belgisch grondgebied wordt door een Nederlandse ambulance naar een Nederlands ziekenhuis vervoerd. De facturering vindt plaats volgens Nederlandse tarieven aan Belgische patiënt. Er ontstaat een verschil in berekend tarief en eventuele vergoeding door de aanvullende verzekering omdat het Nederlandse tarief hoger is dan de Belgische vergoeding. Een Nederlandse verzekerde wordt door een Belgische ambulance naar een Belgisch of Nederlands ziekenhuis vervoerd. Facturering volgens Belgische tarieven aan de Nederlandse zorgverzekeraar. Er ontstaat een verschil omdat het Belgische tarief voor ambulancevervoer lager is dan de Nederlandse. De Nederlandse zorgverzekeraars zijn dus goedkoper uit. 2.4.2 Kosten van de ziekenhuisopname Nadat de patiënt is vervoerd en in het ziekenhuis is opgenomen, moeten de ziekenhuiskosten worden doorberekend en vergoed. Dit is een uiterst complexe materie door de verschillende berekeningswijzen van ziekenhuistarieven, behandelkosten, wel en niet uit het ziekenfonds betaalde verstrekkingen, enzovoort. Een oplossing voor deze genoemde problemen ligt niet direct voor de hand. Het 1 Brief van het Gewestelijk Intermutualistisch College van het Arrondissement Antwerpen, d.d. 5 oktober 1992, betreffende grensoverschrijdend ziekenvervoer: AHet mag niet de bedoeling zijn of worden dat de ambulancedienst Roosendaal gaat opereren op Belgisch grondgebied voor vervoer naar Belgische ziekenhuizen. Er kunnen immers geen verschillende tarieven en terugbetaling gehanteerd worden voor Belgische en Nederlandse ziekenwagendiensten’.
21
betreft namelijk verschillen in de sociale zekerheidsstelsels van de drie landen, met betrekking tot de verplichte verzekeringen en de wijze van vergoeding van medische verstrekkingen. Op deze verschillende stelsels is de nationale wetgeving van toepassing, behoudens enkele Europese richtlijnen inzake de internationale medische verstrekkingen en de vergoeding daarvan. Een versoepeling van de verrekening van medische behandelingen die in het buitenland worden ondergaan verondersteld een vergaande aanpassing van de sociale zekerheidsstelsels inzake de verplichte verzekeringen in Europees kader en het ligt niet voor de hand dat dat op korte termijn te realiseren is. In principe eindigt het recht op medische verstrekkingen voor verplicht verzekerden aan de grens. Uitzondering hierop wordt gevormd door de EU-verordeningen 1408/71 en 574/72 voor grensarbeiders, pensioengerechtigden en toeristen. Krachtens deze regelingen kunnen burgers van een land dat is aangesloten bij de Europese Economische Ruimte (EER) medische behandelingen in een ander land vergoed krijgen. Om in aanmerking voor een vergoeding te komen zijn een drietal formulieren vereist: E106 voor grensarbeiders, E111 voor dringende medische hulpverlening en E112 voor reguliere behandelingen. Bij deze procedures vergoed de verzekeringsmaatschappij van de patiënt de verstrekkingen in het buitenland, conform de daar geldende tarieven. In het kader van de E112 procedure kunnen burgers een behandeling in het buitenland ondergaan als er in hun eigen land te lange wachtlijsten bestaan voor deze behandeling, of de behandeling niet in het eigen land kan worden uitgevoerd. Daarnaast heeft het Europese Hof van Justitie recent uitspraken gedaan met betrekking tot medische verstrekkingen in het buitenland, zonder voorafgaande toestemming van de verzekeringsmaatschappij. In de arresten Decker en Kohll wordt het vrij verkeer van goederen en diensten ook in de gezondheidszorg opgelegd.
22
3 Grensoverschrijdende samenwerking
3.1 Vervagende grenzen Het grensgebied van Nederland met Duitsland en België kent een grote verscheidenheid aan samenwerkingsvormen op het gebied van spoedeisende medische hulpverlening. Deze varieert van concrete afstemming op elkaars werkwijzen, tot samenwerking die zich nog in het oriënterende stadium bevindt. De mate van en de behoefte aan samenwerking wordt voor een groot deel bepaald door twee factoren: de bevolkingsdichtheid en economische activiteit. In de dunbevolkte grensgebieden is de samenwerking meestal minder ver gevorderd of bevindt deze zich nog in een oriënterend stadium. Een uitzondering op deze regel is Zeeuws-Vlaanderen dat, hoewel dunbevolkt, toch een structurele vorm van samenwerking met België kent op het gebied van ambulance-ondersteuning. Een blik op de kaart verklaart waarom: Zeeuws-Vlaanderen is vanuit België makkelijk bereikbaar. Door de perifere ligging van Zeeuws-Vlaanderen ten opzichte van de rest van Nederland, leunt de spoedeisende medische hulpverlening voor een deel op Belgische voorzieningen. Vanuit België is namelijk eerder hoogwaardige medische hulpverlening ter plaatse dan vanuit Nederland, onder meer door de nabijheid van twee goed geoutilleerde ziekenhuizen in België, waarvan er één (Brugge) met een helikopter is uitgerust. In dichterbevolkte grensgebieden waar steden op dorpen op of vlakbij de grens liggen komt samenwerking vaker voor en wordt er, formeel of informeel, meer geregeld tussen de betrokken partijen op de grens (Limburg, westelijk Brabant, Achterhoek). Zo beschikt Nederland in Roosendaal over een hoogwaardige medische voorziening terwijl de nabijgelegen Belgische gemeente Essen op grotere afstand van de medische centra in Antwerpen ligt. Het ziekenhuis in Roosendaal en het ambulancevervoer in westelijk Noord-Brabant spelen daarom een belangrijke rol bij de SMH in de gemeente Essen. Verder naar het oosten, bij het Nederlandse Zuid-Limburg, treffen we een situatie aan waar drie landen aan elkaar grenzen en het grensgebied wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid, grote industriële bedrijvigheid en de aanwezigheid van een aantal medische voorzieningen. In dit deel van Europa, de Euregio Maas-Rijn, zijn de grenzen vervaagd en is de bevolking zich vaak niet eens meer bewust van het bestaan van landsgrenzen. De grens loopt soms dwars door de stedelijke bebouwing en het grensoverschrijdend verkeer is hier zeer intensief: de bevolking woont, winkelt, werkt en recreëert over de grenzen heen. Alleen het hanteren van verschillende valuta duidt nog op het bestaan van landsgrenzen maar met de komst van de Euro valt ook die laatste hindernis weg. 23
In deze regio is grensoverschrijdende samenwerking noodzaak, niet alleen vanuit de praktijk, omdat de grens dwars door stedelijke agglomeraties en economische zones loopt, maar vooral vanuit het oogpunt van doelmatigheid. In een vrij klein gebied bevinden zich diverse medische centra (Heerlen, Maastricht, Aken, Düsseldorf, Hasselt, Luik). Sommige van deze medische centra kennen een specialisme waarbij het de spoedeisende hulp ten goede komt als het buurland gebruik kan maken van dit specialisme. Een voorbeeld ter verduidelijking: Aken beschikt over een uitgebreid brandwondencentrum terwijl patiënten uit Zuid-Limburg hiervoor naar Beverwijk worden getransporteerd. Anderzijds biedt Heerlen goede voorzieningen op het gebied van neurologie, maar moeten patiënten uit, bijvoorbeeld Herzogenrath, daarvoor naar Düsseldorf worden vervoerd. Benutting van capaciteit en specialismen van voorzieningen in het buurland zou de doelmatigheid van de zorg kunnen verbeteren. Naar het noorden, in de Euregio Rijn-Waal, grenst een gebied van Nederland met hoogwaardige medische voorzieningen (Radboud ziekenhuis) aan een deel van Duitsland dat, vanuit Duits oogpunt, tot de periferie behoort. Voor medische voorzieningen op het niveau van het Radboud ziekenhuis moeten Duitse patiënten uit deze regio naar Düsseldorf terwijl Nijmegen vanuit Kleve met de stadsbus bereikbaar is. Incidenteel wordt er op het gebied van traumatologie wel samengewerkt, maar deze samenwerking berust op persoonlijke initiatieven en er is niets vastgelegd in overeenkomsten of administratieve afspraken. In de Euregio Rijn-Ems-IJssel bevinden zich ook enkele verstedelijkte gebieden waar de bebouwing niet aan de grens ophoudt, zoals de regio Achterhoek/Kreis Borken en Enschede/Gronau. Dit fysieke gegeven heeft in de Achterhoek geleid tot een overeen-komst tussen de ambulancedienst regio Achterhoek met de Rettungsdienst Kreis Borken over de wederzijdse inzet van ambulances. De Euregio Ems-Dollard, tenslotte, wordt gekenmerkt door relatief dunbevolkte gebieden met weinig economische activiteit aan weerszijden van de grens. De ontwikkelingen op het gebied van grensoverschrijdende ambulancezorg verkeren hier dan ook nog overwegend in een oriënterend stadium. Behoudens enkele projecten met betrekking tot de grensoverschrijdende ambulancezorg wordt er tot op heden bij de planning van medische voorzieningen geen rekening gehouden met de capaciteit die, soms vlakbij, over de grens aanwezig is. Deze nationale aanpak leidt ertoe dat in de ambulancezorg niet altijd de dichtstbijzijnde, beschikbare ambulance wordt ingezet, of dat patiënten nodeloos ver moeten worden vervoerd omdat geen gebruik wordt gemaakt van voorzieningen vlak over de grens.
3.2 Internationale verdragen, regionale afspraken en nationale wetgeving
24
Het kader voor de samenwerking op het gebied van de rampenbestrijding wordt gevormd door een tweetal overeenkomsten tussen Nederland en de buurstaten België en Duitsland: ABenelux-overeenkomst inzake de decentrale grensoverschrijdende samenwerking’ (1986) en de AOvereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, de Bondsrepubliek Duitsland, het land Nedersaksen en het land Noordrijn-Westfalen inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen en autoriteiten’, de zogenaamde Anholt-overeenkomst (1991). De verdragen bieden decentrale overheden de mogelijkheid om overeenkomsten voor burenhulp aan te gaan bij rampen en gewone ongevallen. Naast deze samenwerkingsovereenkomsten zijn er op het gebied van de rampenbestrijding de volgende overeenkomsten: AOvereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen’ en de AEerste Aanvullende Overeenkomst’. Met Duitsland is de AOvereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen’ afgesloten. De verdragen hebben in het bijzonder betrekking op Aspecifieke operationele samenwerking en bijstandsverlening’. De drie laatste verdragen verhouden zich als ‘lex specialis’ tot de twee eerst genoemde. Afgezien van deze internationale overeenkomsten zijn er op regionaal niveau diverse overeenkomsten gesloten op verschillende niveaus. Zo bestaan er bijstandsovereenkomsten tussen de provincies Zeeland, Brabant en Limburg met de naburige provincies in België. Ook op gemeentelijk niveau bestaat een aantal samenwerkingsovereenkomsten tussen Limburgse, Brabantse en Belgische gemeenten. Buiten de provincie Brabant is in de regio Achterhoek is met de Duitse Kreis Borken een vergaande samenwerking tot stand gekomen op het gebied van spoedeisende medische hulpverlening (zie paragraaf 3.3). Ongeacht deze internationale overeenkomsten, zijn er diverse nationale wetten mede van toepassing op de grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening. Voor Nederland zijn dat, onder andere: de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, de Wet ambulancevervoer, de Wet ziekenhuisvoorzieningen, de Brandweerwet en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. 3.3 Samenwerkingsprojecten grensoverschrijdende ambulancezorg De bestaande verdragen en overeenkomsten met betrekking tot de rampenbestrijding en de geneeskundige hulpverlening daarbij, hebben in een aantal gevallen geleid tot concrete administratieve afspraken over de grensoverschrijdende inzet van ambulances. Hieronder wordt in het kort een beschrijving gegeven van deze samenwerkingsprojecten. Deze opsomming is niet uitputtend maar beperkt tot de
25
euregio’s die in het onderzoek centraal staan, te weten: Scheldemond, Beneluxmidden, Maas-Rijn, Rijn-Waal en Ems-Dollard. Grensoverschrijdende medisch dringende hulpverlening in de Euregio Scheldemond. Het betreft een project dat wordt uitgevoerd in het kader van Interreg I en II. Aan de Nederlandse kant van de grens zijn beperkte opvangmogelijkheden voor ernstige traumapatiënten, terwijl er in België hoogwaardige medische voorzieningen aanwezig zijn in Gent en Brugge. In het kader van dit project wordt in Zeeuws Vlaanderen onder meer gebruik gemaakt van de traumahelikopter en de Mobiele Urgentie Groep (MUG, zie paragraaf 3.1) van het Academisch Ziekenhuis St. Jan in Brugge1. Grensoverschrijdende medische dringende hulpverlening Essen (B) - Roosendaal (NL). Het betreft een samenwerkingsproject van België en Nederland op het gebied van traumazorg. De deelnemers aan dit project zijn de Belgische gemeente Essen, het Franciscus Ziekenhuis in Roosendaal en het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant. Het project bestaat sinds 1993 en voorziet in ondersteuning op het gebied van de ambulancezorg vanuit Nederland in de Belgische gemeente Essen2. Grensoverschrijdend samenwerkingsproject provincie Antwerpen (B) en de provincie Noord-Brabant (NL). Als vervolg op het project in Essen werken een aantal gemeenten in het grensgebied tussen Antwerpen en Tilburg samen in het Belgisch-Nederlands Grensoverleg (BENEGO). Er is recent een intentieverklaring opgesteld om Nederlandse ambulances op Belgisch grondgebied in te zetten, en vice versa3.
1 Zie: M.A.E. van der Waal, e.a., Grensoverschrijdende medisch dringende hulpverlening in de euregio Scheldemond. Rotterdam (Erasmus Universiteit) 1996 2 Voor een uitgebreide beschrijving van het project, zie: Boon von Ochssée, e.a., Grensoverschrijdende medische dringende hulpverlening in Essen. Rotterdam (Publicon Publishing) 1994. 3 Administratieve afspraak inzake grensoverschrijdende ‘spoedeisende medische hulpverlening’, ‘dringende geneeskundige hulpverlening’, 24 november 1999
26
Grensoverschrijdend samenwerkingsproject Luik, Limburg (B), regio Maastricht (NL) en de regio Aken (D). In het kader van Interreg II wordt er in dit gebied samengewerkt op het terrein van de niet-dringende medische zorg. Deze samenwerking is reeds in gang gezet en frequent worden patiënten voor medische zorg naar een buitenlands ziekenhuis overgebracht. Het gaat hierbij voornamelijk om het grensoverschrijdend verkeer tussen Nederland en Duitsland. De grensoverschrijdende ambulancezorg, die ook deel uitmaakt van dit project, verkeert nog in een oriënterend stadium. Grensoverschrijdende ambulancezorg regio Achterhoek (NL) en Kreis Borken (D) . In 1985-86 werd een nieuw spreidingsplan voor ambulances voor de regio Achterhoek opgesteld. Daarbij kwamen er vier ambulanceposten in de regio. Voor een aantal plaatsen bleek echter de aanrijtijd vanuit Duitsland veel korter te zijn dan die van de ambulanceposten in Nederland. Zo is bijvoorbeeld Dinxperloo vanuit Anholt sneller bereikbaar dan vanuit de Ambulancepost in Nederland. Een langdurig proces van onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten heeft geresulteerd in een overeenkomst die in 1997 werd gesloten1. Gebieden waar, voorzover bekend, de samenwerking zich nog in een oriënterend stadium bevindt en waar geen concrete samenwerkingsprojecten of -overeenkomsten bestaan, bevinden zich voornamelijk in het grensgebied van oostelijk Noord-Brabant, noord Limburg en België en langs het grensgebied van Nederland met Niedersachsen (Overijssel, Groningen). Het betreft hier voornamelijk grensgebieden die aan weerszijden van grens dunbevolkt zijn en waar geen intensieve economische activiteiten plaatsvinden. Daarnaast is er een klein gebied in het zuiden van zuidLimburg waar Nederland aan Wallonië grenst waar vrijwel geen contact of samenwerking is tussen de diverse hulpdiensten. Het ontbreken van contact kan hier voornamelijk worden toegeschreven aan de taalbarrière.
1 Publiekrechtelijk convenant betreffende grensoverschrijdende samenwerking in de ambulancehulpverlening regio Achterhoek en Kreis Borken, november 1997. Regio Achterhoek, Grensoverschrijdende Ambulancezorg/Grenzüberschreitendes Rettungswesen. Doetinchem/Isselburg 1997.
27
28
4 Knelpunten bij de grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening
4.1 Inleiding Op basis van de voorafgaande beschrijving van verschillen in staatkundige inrichting, openbaar bestuur en organisatie van spoedeisende medische hulpverlening in de drie landen, kan een aantal knelpunten worden gesignaleerd bij de inzet van hulpverlenende eenheden over de grens. In dit hoofdstuk zullen deze knelpunten worden besproken. De knelpunten zijn onderverdeeld in bestuurlijke, materiële, operationele, communicatieve, juridische en financiële factoren. Bij de bespreking van de knelpunten wordt in dit hoofdstuk tevens de mogelijkheden om tot een oplossing te komen gegeven. 4.2 Openbaar Bestuur 4.2.1 Contacten met België Hoewel er duidelijke voorbeelden zijn van goedlopende structurele contacten, is dit niet de algemeen geldende norm. Instanties die op bestuurlijk of operationeel gebied zaken willen regelen zijn vaak onvoldoende op de hoogte van bestuurlijke verantwoordelijkheden aan de andere zijde van de landsgrens. Tijdens de interviews met Nederlandse informanten werd herhaaldelijk gewezen op problemen bij het maken van afspraken met België. Deze ervaringen kunnen echter voor een belangrijk deel worden verklaard uit het niet voldoende op de hoogte zijn van de bestuurlijke verdeling van verantwoordelijkheden in België. Indien, in het kader van de grensoverschrijdende spoedeisende hulpverlening, afspraken gemaakt moeten worden, dient te allen tijde contact te worden opgenomen met het federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Dit ministerie is verantwoordelijk voor de ambulancezorg en stelt alle regelgeving vast. Het maken van afspraken op gemeentelijk of provinciaal niveau, zonder het federale ministerie daarbij in een vroeg stadium te betrekken, kan vertragend werken omdat alleen het ministerie de regelgeving, waar nodig, kan aanpassen. Nadat op federaal niveau de juridische voorwaarden voor samenwerking zijn vastgesteld en regelgeving eventueel is aangepast, kan op lokaal niveau concreet invulling worden gegeven aan de overeenkomst in afspraken over de operationele inzet van eenheden. Deze afspraken kunnen het best gemaakt worden door overleg tussen CPA’s (gemeenten) en de HC-100's (zie paragraaf 3.3). 29
4.2.2 Contacten met Duitsland Een veel gehoord argument tijdens de interviews is dat de verschillen tussen Nederland en Duitsland zo aanzienlijk zijn dat het uitzoeken van wederzijdse regelingen en het oplossen van zich voordoende knelpunten een zeer tijdrovende en arbeidsintensieve klus is. Ook dit is voor een deel verklaarbaar uit het feit dat getracht wordt op regionaal niveau tot afspraken te komen, terwijl de regelgeving ten aanzien van de spoedeisende medische hulpverlening grotendeels op het niveau van de deelstaten wordt vastgesteld. Voor Duitsland geldt dat de regering van de deelstaat te allen tijde betrokken dient te worden bij het maken van samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van de ambulancevoorziening. Voor Nordrhein-Westfalen is dit het Ministerium für Frauen, Jugend, Familie und Gesundheit te Düsseldorf en voor Niedersachsen het Ministerium für Frauen, Arbeit und Soziales. Indien het juridische kader in de vorm van een overeen-komst is vastgelegd, kunnen op lokaal niveau concrete afspraken worden gemaakt met betrekking tot de wederzijdse inzet van eenheden. De concrete inhoud van deze afspraken kan het best worden bepaald in overleg tussen de CPA’s (gemeenten) en de Rettungsleitstellen (Kreis, zie paragraaf 3.3). 4.2.3 Personeel Door de verschillen in staatkundige huishouding en de diversiteit aan regelgeving die betrekking heeft op de ambulancezorg, is het maken van concrete afspraken over grensoverschrijdende ambulancezorg vaak een zeer tijdrovende klus. Lokale instanties in Nederland, zoals GGD’en en brandweer, beschikken niet over voldoende personele capaciteit om alle regelingen uit te zoeken en concrete afspraken vorm te geven. Ook als de belangrijkste knelpunten op bilateraal niveau zijn opgelost, vergt het maken van afspraken op operationeel niveau tussen de betrokken meldkamers veel tijd. Indien in een grensregio meldkamers concrete afspraken op operationeel niveau willen maken, moet primair worden geïnvesteerd in kennis van elkaars systemen van spoedeisende medische hulpverlening over en weer. 4.3 Materieel/personeel 4.3.1 Ambulances Ambulances in Nederland zijn voorzien van apparatuur om handelingen voor Advanced Life Support uit te voeren. Belgische en Duitse ambulances zijn ingericht 30
voor behandeling in het kader van Basic Life Support. Eventuele extra apparatuur wordt in België meegevoerd in de MUG-wagen en in Duitsland met de Notarztwagen of Notarztein-satzfahrzeug. Verder is de uitrusting van Nederlandse ambulances is vrijwel gelijk aan die van de Belgische en Duitse. De inzet van de ambulances over de grens levert, vanuit materieel oogpunt, derhalve geen problemen op. België De situatie ligt in de praktijk echter wat gecompliceerder omdat ambulances erkend moeten worden binnen het 100-systeem voordat zij als volwaardige unit op Belgisch grondgebied mogen opereren. Voor Belgische ambulances op Nederlands grondgebied geldt dat hetgeen bij en krachtens de artikelen 2-17 van de Wet Ambulancevervoer is bepaald, niet geldt voor grensoverschrijdend vervoer met ambulances die niet in Nederland zijn geregistreerd. Belgische ambulances kunnen derhalve op Nederlands grondgebied worden ingezet. Voor de inzet van Nederlandse ambulances op Belgisch grondgebied moeten Nederlandse ambulances eerst worden erkend door de Rijksgezondheidsinspecteur van het federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Het is niet zo dat elke ambulance afzonderlijk erkend dient te worden door het ministerie, maar de ambulances moeten wel binnen het 100-systeem worden opgenomen. Het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport kunnen hiervoor contact opnemen met het betreffende Belgische ministerie. Duitsland Op grond van het feit dat hetgeen bij en krachtens de artikelen 2-17 van de Wet Ambulancevervoer is bepaald niet geldt voor buitenlandse ambulances, kunnen Duitse ambulances in Nederland worden ingezet. Omgekeerd kunnen ook Nederlandse ambulances zonder problemen in Duitsland assistentie verlenen omdat hetgeen is bepaald ten aanzien van de inrichting van ambulances in Nordrhein-Westfalen niet geldt voor ambulances die van buiten deze bondsstaat komen1.
1 Gesetz über den Rettungsdienst sowie die Notfallrettung und den Krankentransport durch Unternehmen (Rettungsgezetz NRW-RettG NRW), art. 1, lid 5 bepaalt dat de wet niet van toepassing is voor: ABeförderungen, die ausserhalb von Nordrhein-Westfalen begonnen haben’. In een ruime interpretatie van dit artikel wordt het oproepen van een ambulance gezien als deel uitmakend van een Beförderung. Door het oproepen van een buitenlandse ambulance is de betreffende wet dus niet op die ambulance van toepassing.
31
4.3.2 Ambulancepersoneel Nederlands ambulancepersoneel is opgeleid om handeling op het niveau van Advanced Life Support uit te voeren. In vergelijking met het Belgische en Duitse ambulancepersoneel is Nederlands personeel daarmee anders opgeleid en mag een aantal verrichtingen doen die normaal gesproken voorbehouden zijn aan een arts1. België-Nederland Belgische ambulanciers hebben een opleiding op het niveau van Basic Life Support. Er is een trend in België waarbij in toenemende mate verpleegkundige beroepskrachten deel uitmaken van de bemanning van een ambulance. Omdat Belgische ambulanciers en verpleegkundigen over een erkend diploma beschikken, mogen zij in Nederland verrichtingen in het kader van Basic Life Support doen, mits zij afzien van handelingen die, volgens de Nederlandse wetgeving, zijn voorbehouden aan een arts of ambulanceverpleegkundige2. Indien een slachtoffer van een ongeval een behandeling nodig heeft die onder de Advanced Life Support valt, wordt in België een MUG ingezet. Omdat een MUG over een gekwalificeerd arts beschikt, kan een MUG dezelfde verrichtingen als een Nederlandse ambulance doen. In de praktijk dient er door de Nederlandse CPA duidelijk aangegeven te worden om wat voor ongeval het gaat, met welk soort letsel, als er om assistentie vanuit België wordt gevraagd. De Belgische HC-100 kan dan bepalen of er een ambulance of MUG ingezet moet worden.
1 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) bepaalt dat dertien handelingen voorbehouden zijn aan een daartoe bevoegd zelfstandige (arts, tandarts, verpleegkundige). De arts kan deze handelingen delegeren aan een verpleegkundige, onder voorbehoud van de opdracht van een arts, de bekwaamheid van de opdrachtnemer en, indien redelijkerwijs noodzakelijk, de mogelijkheid van toezicht door of tussenkomst van een arts. 2 Wet BIG, art. 35, lid 1, sub b en artikel 41 t.a.v. buitenlands gediplomeerden. Daarnaast wordt in de EG-richtlijnen 77/452 en 77/453 de erkenning van de diploma’s van verpleegkundigen geregeld. Degenen die in een lidstaat van de EG een diploma behaald hebben en op grond daarvan een beroep mogen uitoefenen, mogen dat beroep ook in een andere lidstaat uitoefenen.
32
Nederland-België Bepaalde handelingen die Nederlandse ambulanceverpleegkundigen in Nederland wel mogen uitvoeren, zijn in België voorbehouden aan een MUG. Zonder aanwezigheid van een arts mogen Nederlandse verpleegkundigen deze handelingen niet op Belgisch grondgebied uitvoeren. Nederlandse ambulanceverpleegkundigen dien zich dus aan te passen aan het Belgische systeem van ambulancehulpverlening en zich te houden aan Basic Life Support. Als er eveneens een MUG aanwezig is op de plaats van het incident, handelt het Nederlandse personeel onder de verantwoordelijkheid van de Belgische arts. Op zijn aanwijzing mag het Nederlandse personeel wel verdergaande verrichtingen doen. Het Belgische strafwetboek kent een bepaling die stelt dat iedereen hulp moet bieden aan een persoon in nood volgens zijn of haar mogelijkheden (art. 458). Nederlands personeel kan, bij inzet op Belgisch grondgebied, dus altijd een beroep doen op dit artikel. Duitsland-Nederland Duits ambulancepersoneel beschikt, evenals hun Belgische collega’s, over een opleiding op het niveau van Basic Life Support. Voor de inzet van Duitse ambulances op Nederlands grondgebied geldt hetzelfde als voor de inzet van Belgisch personeel. De CPA dient duidelijk aan de Leitstelle door te geven om wat voor soort ongeval het gaat en welk soort letsel verwacht wordt. De Leitstelle kan dan beoordelen of een Rettungswagen of een Notarztwagen ingezet moet worden. In de Kreis Borken heeft men, voor de samenwerking met de Regio Achterhoek, het Duitse personeel opgeleid tot hetzelfde niveau als Nederlandse ambulanceverpleegkundigen. Bij een goede communicatie tussen CPA en Leitstelle waarbij de Leitstelle juist wordt geïnformeerd en kan beoordelen of er een Rettungswagen of Notarzt aanwezig moet zijn, lijkt dit echter niet noodzakelijk. Bovendien is het niet reëel om van alle Duitse ambulanceverpleegkundigen langs het hele Nederlands-Duitse grensgebied te verwachten dat men zich, conform de Nederlandse eisen, laat bijscholen. Nederland-Duitsland Voor de inzet van Nederlandse ambulances op Duits grondgebied geldt hetzelfde als voor de inzet op Belgisch grondgebied. Nederlands ambulancepersoneel dient zich te houden aan de Basic Life Support en kan alleen verdergaande behandelingen toepassen als er een Duitse arts aanwezig is. Nederlands ambulancepersoneel dat hulp biedt in Duitsland kan bovendien altijd een beroep doen op de Duitse wetgeving waarin bepaald is dat iemand die geen assistentie biedt bij algemeen gevaar of nood strafbaar is vanwege Aniet-handelen’1. 1 Strafgesetzbuch, art. 323, sub c. Degene die geen hulp biedt in een situatie van algemeen gevaar of
33
4.4 Operationeel Uitrukvolgorde Belgische ambulances België kent een vast systeem van uitrukvolgorde van ambulances. Zonder wijziging van de uitrukvolgorde kunnen de Belgische HC-100's niet zondermeer een Nederlandse ambulance oproepen. De uitrukvolgorde kan alleen gewijzigd worden op aanwijzing van de minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. In overleg met het genoemde Belgische ministerie zou er een algemene uitzondering op de uitrukvolgorde van Belgische ambulances gemaakt moeten worden langs het hele Belgisch-Nederlandse grensgebied zodat Nederlandse ambulances ter assistentie opgeroepen kunnen worden. Nederlandse ambulances dienen dan wel in de uitrukvolgorde van de HC-100 te worden opgenomen omdat er anders waarschijnlijk weinig tot geen gebruik van gemaakt zal worden. Toestemming Centrale Post Ambulancevervoer
nood kand worden gestraft met een geldboete of een vrijheidsstraf. Artikel 222 bepaalt dat degene die door nalatigheid de dood van een ander veroorzaakt eveneens een boete of vrijheidsstraf kan worden opgelegd. Aangezien ambulancepersoneel is opgeleid voor hulpverlening hebben zij de bijzondere plicht in noodgevallen, conform de beginselen van evenredigheid, kunnen en weten, te handelen (zie: Regio Achterhoek, Grensoverschrijdende ambulancezorg).
34
Belgische en Duitse ambulances die zich op Nederlands grondgebied begeven kunnen dat alleen doen als zij zich aangemeld hebben bij de betreffende Centrale Post Ambulancevervoer (CPA) en handelen in opdracht van die CPA1. Voordat Belgische of Duitse eenheden de grens overschrijden dient er dus contact geweest te zijn met de Nederlandse CPA. Opvang in Belgische ziekenhuizen Slachtoffers van een ongeval mogen in België alleen opgenomen worden in een ziekenhuis met een erkende spoedgevallendienst (100-ziekenhuis). In Nederland is momenteel alleen het St. Franciscus Ziekenhuis in Roosendaal erkend als 100ziekenhuis. Nederlandse ambulances die op Belgisch grondgebied assistentie verlenen mogen patiënten dus niet vervoeren naar een ander Nederlands ziekenhuis. In overleg met het Belgische Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu zouden meer Nederlandse ziekenhuizen langs de grens erkend kunnen worden als spoedgevallendienst, zoals bepaald in het KB van 27 april 19982. Overigens is er al overleg gaande omtrent de uitbreiding van het aantal Nederlandse ziekenhuizen met een erkende spoedgevallendienst conform de Belgische wetgeving. Overdracht van patiënten van ambulance aan ziekenhuis Het Belgische en Duitse ambulancepersoneel kan op de plaats van een ongeval Basic Life Support verlenen. Verdergaande behandeling gebeurt of door een arts, of in het ziekenhuis. De overdracht van een patiënt door een Belgische of Duitse ambulance aan een Nederlands ziekenhuis zal daarom anders verlopen als de overdracht door een Nederlandse ambulanceverpleegkundige. Nederlandse ziekenhuizen dienen voorbereid te zijn op het anders verlopen van de overdracht.
1 Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening, art. 5, lid 1. Wet Ambulancevervoer, art. 2, lid 2. 2 Koninklijk Besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie Aeerste opvang van spoedgevallen’ moet voldoen om erkend te worden. Idem voor de functie Agespecialiseerde spoedgevallendienst’.
35
Efficiënte benutting van voorzieningen Met name in de Euregio Maas-Rijn is er sprake van een concentratie van hoogwaardige medische voorzieningen op het gebied van spoedeisende hulp in een klein gebied. Doordat de voorzieningen verspreid zijn over drie landen wordt er nog te weinig rekening gehouden met opvangcapaciteit en specialismen in de buurlanden. Betere kennis van de opvangcapaciteit en behandelingsmogelijkheden in medische centra vlak over de grens kan de zorg voor de patiënt ten goede komen en leiden tot een efficiëntere benutting van de beschikbare kennis en capaciteit. 4.5 Communicatie Algemeen Voor de communicatie in het algemeen geldt dat de grensoverschrijdende samenwerking staat of valt met kennis van elkaars systemen van spoedeisende hulp. Om de samenwerking gestalte te geven is, op lokaal niveau, intensief overleg tussen de betrokken meldkamers nodig, evenals het instrueren van het personeel over de werkwijzen aan de andere zijde van de grens. Door uitwisseling van kennis en het in de praktijk oefenen van overeengekomen afspraken kunnen veel misverstanden worden voorkomen. Radiocommunicatie met België Op het gebied van spoedeisende hulpverlening maken Nederland en België gebruik van verschillende soorten communicatiemiddelen en zendfrequenties. Vanuit Belgische voertuigen kan niet met de Nederlandse CPA worden gecommuniceerd en vanuit Nederlandse voertuigen niet met de Belgische HC-100. Dit levert vervelende situaties op en wordt als een groot knelpunt ervaren. Om enkele voorbeelden van situaties te noemen: Nederlandse ambulances kunnen, als ze over de grens de weg kwijt zijn, geen informatie vragen aan de HC-100. Als een Nederlandse ambulance op terugweg van een Belgisch ziekenhuis op een ongeval stuit kan het voorkomen dat ze met de GSM van een omstander de Belgische HC-100 moeten bellen. In enkele grensregio’s heeft men ambulances uitgerust met buitenlandse communicatieapparatuur. Zo kunnen Nederlandse ambulances bij grensoverschrijdende inzet communiceren met de HC-100 en omgekeerd kunnen Belgische ambulances in verbinding staan met de CPA. Het uitwisselen van communicatieapparatuur op deze wijze is echter niet toegestaan vanwege de risico’s van verstoring van kanalen die door anderen worden gebruikt. Het gebruik van een Belgische mobilofoon op Nederlands grondgebied zou bijvoorbeeld tot het storen van een kanaal kunnen leiden omdat de frequentie die men in België gebruikt in Nederland aan een ander is toegewezen. De Nederlandse CPA’s hebben wel directe verbindingen met de dichtstbijzijnde HC100's over de grens. Communicatie zou dus in principe van de Nederlandse 36
ambulance, via de CPA met de Belgische HC-100 kunnen plaatsvinden. Nederlandse ambulances die op Belgisch grondgebied assistentie verlenen kunnen echter niet altijd de CPA bereiken omdat de frequenties zodanig worden toegewezen dat het bereik in principe bij de landsgrens stopt. Het kan dus voorkomen dat een Nederlandse ambulance geen contact kan krijgen met zowel de CPA als de HC-100. Hetzelfde geldt voor Belgische ambulances op Nederlands grondgebied. Nederlandse ambulances die op Belgisch grondgebied assistentie verlenen dienen daarom uitgerust te worden met communicatieapparatuur en zendfrequenties waarmee zij direct met de HC-100 kunnen communiceren. Hetzelfde geldt voor Belgische ambulances voor de communicatie met de CPA. Radiocommunicatie met Duitsland Directe radiocommunicatie van Nederlandse ambulances met de Duitse Leitstelle is niet mogelijk omdat in Duitsland van andere apparatuur en frequenties gebruik gemaakt wordt. Ook kunnen Duitse ambulances die in Nederland assistentie verlenen niet communiceren met de Nederlandse CPA. In sommige grensgebieden heeft men onderling mobilofoons uitgewisseld om communicatie mogelijk te maken, maar, evenals bij België, geldt dat dit niet is toegestaan. Nederlandse en Duitse ambulances die grensoverschrijdende hulp verlenen dienen daarom uitgerust te worden met apparatuur en frequenties waarmee zij direct met de Leitstelle of CPA kunnen communiceren. Taalproblemen Met Vlaanderen lijken zich in de praktijk weinig communicatieproblemen voor te doen die direct betrekking hebben op taalverschillen. In het kleine gedeelte van Nederland dat grenst aan het Franstalige Wallonië, wordt de samenwerking door taalproblemen op dit moment wel ernstig belemmerd. Met Duitsland kunnen zich eveneens problemen voordoen door taalverschillen, vooral omdat Nederlandse begrippen zich niet altijd letterlijk laten vertalen. Zo is een in zeker één geval de assistentie verzocht van een Krankenwagen terwijl een Rettungswagen nodig was. Om taalkundige problemen te voorkomen dienen de meldkamers te beschikken over een lijst met een vertaling van de meest voorkomende specifieke begrippen en termen. Daarnaast dienen de meldkamers te beschikken over twee- of drietalige faxformulieren die naar de meldkamer over de grens verzonden kunnen worden. Deze faxformulieren dienen niet direct de assistentie van met name genoemde eenheden te bevatten, maar een beschrijving van de situatie zodat de Belgische of Duitse meldkamer kan oordelen welke vorm van assistentie noodzakelijk is1.
1 Voorbeelden van dergelijke woordenlijsten en faxformulieren bestaan reeds in de Regio Achterhoek en bij de brandweerregio’s ZuidBLimburg, Arnhem en Nijmegen.
37
4.6 Juridisch Samenwerking met België, geen in de plaats stelling Dit punt betreft niet zozeer een knelpunt, als wel een beperking van de mate van samenwerking. Op grond van de Benelux-overeenkomst zijn publiekrechtelijke samenwerkingsvormen op het terrein van de dringende geneeskundige hulpverlening mogelijk1. Deze samenwerking kan echter alleen plaatsvinden binnen de perken van de nationale wetgeving van de deelnemende staten. Het is dus niet toegestaan dat de hele ambulancezorg van een Belgische gemeente wordt overgenomen door Nederland. In het algemeen geldt dat waar een overheid op grond van de nationale wetgeving niet toe bevoegd is, zij ook niet bevoegd is op grond van de Beneluxovereenkomst. Schadeclaims Medisch personeel is in Nederland aansprakelijk voor de handelingen die zij uitvoeren. In Nederland zijn artsen en verpleegkundigen echter automatisch verzekerd voor schadeclaims. Het is de vraag of deze verzekering in individuele gevallen ook in het buitenland geldt. Personeel van ambulancediensten die in het buitenland assistentie verlenen dienen er zelf voor te zorgen dat zij verzekerd zijn tegen schadeclaims vanuit het buitenland. Politionele aspecten Een vraagstuk waarbij problemen rijzen ontstaat als een slachtoffer van een verkeersongeluk vanuit het buitenland naar een Nederlands ziekenhuis wordt vervoerd waarbij het vermoeden bestaat dat de patiënt onder invloed van alcohol is. Belgische en Duitse artsen kunnen geen ademtest en/of bloedproef afnemen in Nederland zonder de nadrukkelijke toestemming van de Nederlandse overheid. Ook het verhoren van personen die in België of Duitsland worden gezocht in een Nederlands ziekenhuis is niet toegestaan. Deze verhoren dienen plaats te vinden door Nederlandse politiemensen, eventueel met bijstand van Belgische of Duitse politiefunctionarissen2. Verkeerswetgeving Nederlandse ambulances kunnen zich zonder probleem op Belgisch en Duits grondgebied begeven, mits zij beschikken over een internationale autoverzekering (groene kaart), en zich houden aan het Belgische en Duitse verkeersreglement ten aanzien van prioritaire voertuigen.
1 Benelux-overeenkomst inzake de decentrale grensoverschrijdende samenwerking, 12 september 1986, art. 2. 2 Beneluxverdrag van 27 juni 1967 inzake uitlevering en rechtshulp, art. 26, 27, 28 en 44.
38
In beide buurlanden zijn geen wettelijke voorschriften omtrent de te gebruiken optische en akoestische signalen. Nederlandse ambulances kunnen dus zonder meer signalen voeren bij het overschrijden van de grens. In Nederland zijn er echter wel wettelijke bepalingen ten aanzien van de te voeren signalen. Ambulances dienen een voorgeschreven drietonig signaal te voeren. In België en Duitsland hanteert men voor de ambulances echter een tweetonig signaal. De Nederlandse verkeerswetgeving dient zodanig aangepast te worden dat buitenlandse ambulances worden vrijgesteld van de bepaling een drie-tonig signaal te voeren. Dit kan onder verwijzing naar de bepaling dat ook het inrichtingsbesluit voor ambulances niet geldt voor buitenlandse ambulances. Verdovende middelen Meegevoerde medicijnen aan boord van een ambulance kunnen onder de opiumwet vallen. In de Bijstandsovereenkomsten tussen Nederland en België en Duitsland is bepaald dat de uitrusting, hulpmiddelen en gebruiksgoederen die door een bijstandseenheid worden meegevoerd, worden ingevoerd voor tijdelijk gebruik. De gewone douanebepalingen zijn daardoor niet van toepassing op de meegevoerde verdovende middelen1. De Bijstandsovereenkomst heeft echter alleen betrekking op situaties waarbij van een ramp sprake is. Op de grensoverschrijdende ambulancehulpverlening waarbij geen sprake is van een rampsituatie, is deze bepaling dus niet van toepassing. In een overeen te komen bilateraal verdrag tussen Nederland en Duitsland inzake de grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening dient een vergelijkbaar artikel te worden opgenomen. 1 AOvereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen’ en de AOvereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen’, art. 7, lid 1 t/m 6: AHet in het kader van de rampenbestrijding overbrengen van verdovende middelen naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waaraan de bijstand wordt verleend, en het terugvoeren van de niet verbruikte hoeveelheden gelden niet als in- en uitvoer in de zin van het op 30 maart 19661 tot stand gekomen Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen.’
39
Met België zijn er geen problemen op dit vlak als de Nederlandse ambulances binnen het 100-systeem worden erkend. De inrichting en uitrusting worden dan namelijk beschouwd als conform de Belgische eisen en wetgeving. 4.7 Financieel Vergoeding van ambulanceritten Het Nederlandse ambulancevervoer is duurder dan het Belgische. Dit komt doordat medische handelingen tijdens het transport in de ritprijs worden verdisconteerd. In België worden deze verrichtingen via de ziekenhuisfactuur verrekend. Het gevolg is dat Belgische verzekeringsmaatschappijen extra belast worden als een Belgische verzekerde door een Nederlandse ambulance vervoerd wordt. Dit kan leiden tot een hogere doorberekening van kosten aan de verzekerde, ook al is deze aanvullend verzekerd voor ambulancevervoer. Als een Belgische verzekerde door een Nederlandse ambulance naar een Belgisch ziekenhuis wordt vervoerd, keren de Belgische verzekeraars geen vergoeding uit, ook al is de patiënt aanvullend verzekerd. Bij het samenwerkingsproject tussen Roosendaal en Essen is geregeld dat in dergelijke gevallen de Belgische gemeente Essen de kosten van het vervoer op zich neemt. Anderzijds is het Belgische ambulancevervoer goedkoper dan het Nederlandse. Nederlandse zorgverzekeraars zijn dus goedkoper uit als het transport van een Nederlandse verzekerde plaatsvindt met een Belgische ambulance. De Nederlandse en Belgische overheid dienen zich garant te stellen voor die gevallen waarbij een Belgische verzekerde door een Nederlandse ambulance vervoerd wordt. Een dergelijk garantiefonds zou kunnen worden gevoed door situaties waarbij Nederlandse verzekerden door een Belgische ambulance worden vervoerd en er een kostenverschil ten gunste van de Nederlandse verzekeringsmaatschappijen ontstaat. Vergoeding van ziekenhuiskosten Dit is een uiterst complexe materie door de verschillende berekeningswijzen van ziekenhuistarieven, behandelkosten, wel en niet uit de basisverzekering betaalde verstrekkingen, enzovoort. Een versoepeling van de verrekening van medische behandelingen die in het buitenland worden ondergaan verondersteld een vergaande aanpassing van de sociale zekerheidsstelsels inzake de verplichte verzekeringen in Europees kader en het ligt niet voor de hand dat dat op korte termijn te realiseren is.
40
5 Samenvatting en aanbevelingen
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de problematiek uit de voorgaande hoofdstukken samengevat en worden aanbevelingen gedaan om de bestaande knelpunten op te lossen. De aanbevelingen zijn in een schema verwerkt, waarbij de bestaande knelpunten worden aangegeven, evenals de oplossing ervoor. Tevens is aangegeven met welke bevoegde instanties moet worden overlegd om tot een soepel verloop van de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van ambulancehulpverlening te komen. 5.2 Korte termijn 1 Er dient een overeenkomst gesloten te worden tussen de Nederlandse regering, de federale Belgische regering en de regeringen van NordrheinWestfalen en Niedersachsen om bestaande knelpunten bij de grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening weg te nemen. Deze overeenkomst dient te gelden voor het hele grensgebied. In deze overeenkomst dienen minimaal de volgende aspecten geregeld te worden: probleem Welke overheid is bevoegd om afspraken te maken m.b.t. grensoverschrijdende ambulancehulpverlening
oplossing
instantie België: - federale ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Duitsland: - de regering van de betrokken deelstaat. - het bestuur van de betrokken Kreis. Nederland: - Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 41
probleem
oplossing
instantie (BZK) en Volksgezondheid, Welzijn & Sport (VWS). - Provincies - Gemeenten
Geen personele capaciteit Nederlandse instanties om afspraken met buurland te maken
- Financiële vergoeding van BZK en VWS - Inschakelen (externe) adviseur die totstandkoming afspraken begeleidt
Ministeries van BZK en VWS
Nederlandse ambulances niet binnen het Belgische 100-systeem erkend.
Erkenning Nederlandse ambulances
Nederland: - Ministeries van BZK en VWS. België: - federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Rijksgezondheidsinsp ectie van de provinciale geneeskundige commissie
Nederlandse ambulanceverpleegkundigen meer bevoegdheden dan Belgische ambulanciers en Duitse Rettungsassistenten.
- Kennis van elkaars systeem van spoedeisende hulp. - Uitgebreide communicatie over het soort incident en de noodzakelijke hulp. - Nederlands personeel in buitenland alleen Basic Life Support. - Nederlands personeel in buitenland Advanced Life Support wanneer arts
België: - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Betrokken HC-100's. Duitsland: - Ministerium für Frauen, Jugend, Familie und Gesundheid, NordrheinWestfalen (NRW). Niedersächsisches Ministerium für
42
probleem
oplossing
instantie
aanwezig is. - Buitenlands personeel in Nederland alleen Basic Life Support - Buitenlands personeel in Nederland alleen Advanced Life Support indien arts (Notarzt of MUG) aanwezig
Frauen, Arbeit und Sociales (N). - Betrokken Leitstelle. - Kreis Nederland: - Ministeries van BZK en VWS. - Betrokken CPA’s. - Gemeenten.
Uitrukvolgorde Belgische ambulances
Waar nodig: aanpassing van de uitrukvolgorde bij de inschakeling van Nederlandse ambulances
België: federaal Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
In opdracht handelen van de CPA, HC-100 of Leitstelle in wiens gebied men zich begeeft.
Bepaling dat vooraf altijd contact met de betrokken meldkamer wordt opgenomen (waarbij een verzoek tot assistentie als opdracht wordt beschouwd).
België: - federaal Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Duitsland: - Ministerium für Frauen, Jugend und Gesundheid (NRW). Niedersächsisches Ministerium für Frauen, Arbeit und Soziales. Nederland: - Ministeries van BZK en VWS.
Alleen opname slachtoffers in ziekenhuizen met Belgische 100-erkenning
Meer Nederlandse ziekenhuizen langs de grens erkennen.
België: - Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Rijksgezondheidsinsp ectie, provinciaal geneeskundige 43
probleem
oplossing
instantie commissie
Radiocommunicatie in principe niet mogelijk tussen eenheid en meldkamer
- Communicatie van eenheden op buitenlands grondgebied via de eigen meldkamer van die eenheden - Uitrusting van eenheden met apparatuur en frequenties waardoor direct contact met verantwoordelijke meldkamer mogelijk is.
België: - Ministerie van Verkeer en Infrastructuur. Duitsland: - Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie. Nederland: - Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Taalproblemen aan de grens met Wallonië en Duitsland
Woordenlijsten met vertaling van de meest voorkomende begrippen en meertalige faxformulieren
- HC 100 - Leitstelle - CPA
Schadeclaims: personeel dat hulp verleent kan in principe aansprakelijk worden gesteld.
Personeel dat betrokken is bij grensoverschrijdende hulpverlening dient ervoor te zorgen dat de verzekeringspolis ook in het buitenland geldt
- Personeel zelf, via de verzekeringsmaatschappij. - Instelling of bedrijf waarvoor het personeel werkzaam is.
Nederlandse regelgeving ten aanzien van het voeren van optische en akoestische signalen. Duitse en Belgische ambulances hebben een twee-toon en voldoen daarmee niet aan de Nederlands bepalingen t.a.v. ambulancevervoer (drie-toon)
Aanpassing van de Ministerie van Verkeer Nederlandse wetgeving en Waterstaat. waarin de optische en akoestische signalen van buitenlandse ambulances worden erkend.
44
probleem
oplossing
instantie
Medicijnen in een ambulance kunnen onder de wetgeving t.a.v. verdovende middelen vallen
Opnemen van een bepaling in de overeenkomst waarbij geneesmiddelen in een ambulance niet onder de opiumwetgeving vallen (conform artikel 7 in de Bijstandsovereenkomst)
België: - federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - federale Ministerie van Justitie Duitsland: - Federale Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken Nederland: - Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie.
Kostenverschillen in de berekening van ambulanceritten.
Nationale overheden of de betrokken ziekenfondsen en zorgverzekeraars stellen zich garant voor de vergoeding van spoedeisend medisch vervoer.
België: - Federale overheid - Mutualiteiten Duitsland: - Regeringen van Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. - Krankenkassen Nederland: - Nederlandse regering - Zorgverzekeraars.
2 De concrete uitwerking van de verdragen tussen de nationale overheden dient, op lokaal niveau, overgelaten te worden aan de betrokken meldkamers en bevoegde lokale autoriteiten (gemeenten, Kreise) die daartoe onderlinge administratieve afspraken maken. Deze afspraken dienen minimaal aan de volgende aspecten aandacht te besteden: Uitgebreide beschrijving van het systeem van spoedeisende medische hulpverlening in het buurland. Uitgebreide instructie aan het personeel omtrent de bevoegdheden in het buitenland. Instructie aan het personeel omtrent de verkeerswetgeving aangaande prioritaire voertuigen in het buitenland. Uitgebreide instructie aan het personeel en de afdelingen Eerste Hulp van de betrokken ziekenhuizen met betrekking tot het systeem van ambulancehulpverlening 45
en de bevoegdheden van buitenlands ambulancepersoneel om de overdracht soepel te kunnen laten verlopen. Duidelijke instructies over hetgeen wel en niet is toegestaan bij hulpverlening in het buitenland. Een bepaling dat individuele hulpverleners verzekerd dienen te zijn in verband met schadeclaims en ongevallen in het buitenland. Een internationale autoverzekering voor voertuigen die over de grens gaan (groene kaart). Eenduidige instructies omtrent de te volgen handelwijze bij het inschakelen van eenheden uit het buurland. Een lijst met namen, telefoonnummers en functies van medewerkers in de meldkamer van het buurland. Eenheden uit het buitenland dienen altijd te handelen in opdracht van de meldkamer in wiens district het ongeval plaatsvindt. Voor het geval assistentie uit Wallonië of Duitsland wordt verzocht: lijsten met vertaling van de meest voorkomende begrippen en meertalige faxformulieren. Verzoeken om assistentie dienen met een beschrijving van het incident gepaard te gaan zodat de meldkamer in het buitenland kan beoordelen welke vorm van assistentie nodig is. Afspraken over oefeningen met eenheden uit het buurland. Het uitwisselen van topografische gegevens (plattegronden, en dergelijke). Het uitwisselen van gegevens omtrent de opvangcapaciteit en medische specialismen in de ziekenhuizen in het buitenland. 3 Een evaluatie van reeds bestaande samenwerkingsprojecten langs de grens door een onafhankelijke partij. 5.3 Lange termijn 4 In Europees verband standaardisering van eisen ten aanzien van het uiterlijk en de inrichting van ambulances, inclusief de te voeren optische en akoestische signalen. 5 Het maken van afspraken in Europees verband om te komen tot een eenduidig systeem van berekening en vergoeding van medische verrichtingen voor spoedeisende zowel als niet-spoedeisende hulp die in een ander lidstaat van de EG worden verstrekt. 6 Standaardisering op Europees niveau van de gebruikte apparatuur en zendfrequenties voor ambulances, politie en brandweer.
46
7 In Eurregionaal verband inventariseren van aanwezige medische voorzieningen en specialismen om te komen tot een optimale en efficiënte benutting van de aanwezige capaciteit in het belang van de patiënt.
47
Literatuur
Biert, J. en K. de Wolf, Grensoverschrijdende traumatologie, studie over de samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van de spoedeisende hulpverlening. Kleve (Euregio Rijn-Waal) 1999. Boon von Ochssée, W. Deckers, J., Persoon, P. en Van Helleputte, L.(Red.) Grensoverschrijdende medische dringende hulpverlening in Essen. Rotterdam (Publicon Publishing) 1994. Coördinatiecommissie Millennium Openbare Orde (Commissie Alders), Overzicht van de mogelijke verstoringen op het gebied van openbare orde en veiligheid die kunnen optreden als gevolg van eventuele uitval van vitale sectoren in de Nederlandse samenleving tijdens de millenniumwisseling. Utrecht 1999. Ems-Dollart Region, Satzung für den grenzüberschreitenden Zweckverband EmsDollart Region. Bunde (EDR). Euregionaal Veiligheidsoverleg/Euregionaal aanspreekpunt, Grensoverschrijdende samenwerking, openbare orde en veiligheid. Provincies Zeeland, West- en Oost Vlaanderen, 1999. Hertoghs, M.W.J.A. en P.H.M Rambach, Rampen op de Grens. Maastricht (Instituut Metro) 1997. Hulpverlening Arnhem e.o. i.s.m. Kreis Kleve, Evaluatieverslag internationale multidisciplinaire oefening "Bakstein", maart 1999 Interreg II, Deelproject ambulance, traumatologie en spoedeisende hulp: specifieke situaties in het ambulancevervoer; kosten in het ambulancevervoer, vergelijk Duitsland - België - Nederland; modelproject traumatologie, ambulance, acute zorg; traumatologie, facit. Europese Sociale Ruimte en Gezondheid. CZ-Groep Roermond, AOK Köln, etc. Ministerie van Binnenlandse zaken, Stand van zaken in de grensoverschrijdende samenwerking bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Den Haag (BiZa)1997. Ministerie van Binnenlandse Zaken, Wederzijdse bijstandsverlening NederlandBelgië en Nederland-Duitsland bij rampenbestrijding. Den Haag (BiZa) 1991. Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Met zorg verbonden, naar een nieuwe structuur voor ambulancezorg, traumazorg en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Den Haag (VWS) 1997. 48
Pohl-Meuthen, B. Koch en B. Kuschinsky, Rettungsdiensten in Staaten der Europäischen Union, eine vergleichende Bestandsaufnahme. Bonn (Deutschen Roten Kreuz) 1999 (Schriftreihe zum Rettungswezen Band 21). Project Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen, Schematische beschrijving SMH-proces, deelproject kwaliteit. Den Haag (VWS/BZK) 1998 Provincie Antwerpen (Be), Noord-Brabant (Nl), etc, Project Grensoverschrijdende samenwerking betreffende rampenbestrijding, Vlaams-Zuidnederlandse samenwerking, 1996. Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, Dringende geneeskundige hulpverlening in de Beneluxlanden, verslag en aanbevelingen. Secretariaat van de Interparlementaire Beneluxraad, nos. 600-1 en 600-2. Brussel 1999. Regio Achterhoek, Grensoverschrijdende Ambulancezorg/Grenzüberschreitendes Rettungswesen. Doetinchem/Isselburg 1997. Ros, C.C. en J. van der Zee, Grensoverschrijdende zorg, vooronderzoek naar de haalbaarheid van een experiment in een grensgebied betreffende de verruiming van mogelijkheden voor grensoverschrijdend zorgverkeer. Utrecht (Nivel) 1996. Tweede Kamer, Antwoord van staatssecretaris de Vries op vragen van de leden De Cloe en Wagenaar over grensoverschrijdende rampenbestrijding. TK, vergaderjaar 1998-1999, no. 1356. Tweede kamer, Antwoord van staatssecretaris de Vries op vragen van de leden Rossvan Dorp en Eurlings over grensoverschrijdende rampenbestrijding. TK, vergaderjaar 1998-1999, no. 1353. Waal, M.A.E., e.a., Grensoverschrijdende medisch dringende hulpverlening in de Euregio Scheldemond. Rotterdam (Erasmus Universiteit) 1996.
49
Lijst van geïnterviewde personen
Alleen de functies van personen worden weergegeven die in het kader van dit onderzoek zijn geïnterviewd. Zorgverzekeraars - Hoofd machtigingen buitenland, CZ-groep - Juridisch beleidsmedewerker grensoverschrijdende samenwerking. CZ-groep. GGD - Voormalig hoofd ambulancedienst regio Westelijk Noord-Brabant - Bureauhoofd PGHOR Noord-Nederland - Medisch stafmedewerker PGHOR Zuid-Limburg - Waarnemend hoofd ambulancehulpverlening GGD Heerlen - Stafmedewerker GHR GGD Bergen op Zoom - Medewerker CPA Vlissingen - Waarnemend hoofd ambulancedienst Vlissingen - Hoofd ambulancevervoer regio Achterhoek - Directeur CPA en RAV, regio Groningen - Hoofd afdeling ambulancevervoer GGD Nijmegen - Lehrrettungsassistent Kreis Borken. Brandweer - Projectmanager 2003, brandweer regio Zeeland - Hoofd preparatie/rampenbestrijding brandweer regio Limburg Zuid - Brandweercommandant regio Nijmegen - Brandweercommandant regio Zeeland - Hoofd afdeling management ondersteuning & projecten, brandweer regio Middenen West Brabant - Hoofd preparatie/rampenbestrijding brandweer regio Arnhem.
50
Provincies/gemeenten - Beleidsmedewerker provincie Gelderland - Beleidsmedewerker Openbare orde en veiligheid/grensoverschrijdende samenwerking, provincie Zeeland - Beleidsmedewerker kabinet van de Commissaris der Koningin provincie Groningen - Beleidsmedewerker provincie Gelderland - Beleidsmedewerker afd. Kabinetszaken Openbare Orde en Veiligheid, provincie Noord-Brabant - Provinciaal coördinator openbare veiligheid, provincie Limburg - Algemeen adviseur Bestuursdienst gemeente Maastricht. Overig - Algemeen secretaris Euregio Ems-Dollard - Rijksgezondheidsinspecteur provincie Antwerpen (B). - Ministerialrat van van het Ministerium für Frauen, Jugend, Familie und Gesundheit des Landes Nordrhein-Westfalen (D).
51