Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening Urgentie en noodzaak van een wettelijke regeling
Juni 2014
Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening Leden
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Gezondheid Gedrag en Maatschappij
Universitair Medisch Centrum Radboudumc
Hogeschool van Rotterdam Instituut voor Gezondheidszorg
Universitair Medisch Centrum Rotterdam Erasmus MC
Hogeschool Utrecht Faculteit Gezondheidszorg
Universitair Medisch Centrum Utrecht
Lid/Toehoorder
Ambulancezorg Nederland NVZ Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’ Urgentie en noodzaak van een wettelijke regeling Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening Juni 2014
Inhoud 1.
Inleiding ......................................................................................................... 2
2.
Ontwikkelingen in de zorg .............................................................................. 2
3.
Het beroep medisch hulpverlener en de bacheloropleiding ............................. 3 3.1.
Voorgeschiedenis .................................................................................... 3
3.2.
Typering van het beroep .......................................................................... 4
3.3.
Positionering van het beroep binnen de medische beroepskolom ............ 5
3.4.
De opleiding Bachelor Medisch Hulpverlener ........................................... 6
4.
Huidige situatie .............................................................................................. 7
5.
Noodzaak van een wettelijke regeling ............................................................ 8 5.1.
De noodzaak vanuit patiëntperspectief.................................................... 8
5.2.
Noodzaak vanuit maatschappelijk perspectief ......................................... 9
6.
Samenvatting ............................................................................................... 11
7.
Bronnen ....................................................................................................... 12
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
1
1. Inleiding In deze Aanvraag schetst het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening1 het perspectief dat het nieuwe beroep medisch hulpverlener (BMH-er) voor de Nederlandse gezondheidszorg vertegenwoordigt. Momenteel verkeert het beroep in de initiële fase: de bijbehorende Bacheloropleiding (BMH) is op drie hogescholen gestart en honderden studenten werken enthousiast aan hun competenties. Zorginstellingen zijn ondertussen terughoudend met stageplaatsen, terwijl in juli van dit jaar tientallen studenten willen afstuderen. Met name voor de uitstroom richting ambulancezorg en spoedeisende hulp (SEH) dreigt een situatie te ontstaan waarin studenten niet kunnen afstuderen. Bovendien dreigen medisch hulpverleners ambulancezorg die afstuderen juridisch aan handen en voeten gebonden op de arbeidsmarkt te verschijnen. In dit licht hebben zowel het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening als de sectororganisatie Ambulancezorg Nederland zich onlangs direct tot de minister van VWS gericht met het verzoek om wettelijke inbedding van het beroep van medisch hulpverlener. Deze Aanvraag schetst de ontwikkelingen in de zorg als achtergrond voor de medisch hulpverlener; de nieuwe noemer voor een aantal functies in de zorgsector die een gemeenschappelijke competentiebasis hebben en die een opvallend parallelle ontwikkeling doormaken.
2. Ontwikkelingen in de zorg In de zorgsector voltrekken zich ingrijpende veranderingen. Daarin spelen technologische en culturele ontwikkelingen (bv. de mondigheid van de patiënt) een rol, maar de belangrijkste motor achter deze veranderingen is de behoefte van de maatschappij (overheid, zorginstellingen, verzekeraars) om de almaar toenemende kosten van de zorg te beheersen. De veranderde financiering van de zorg maakt dat ziekenhuizen voortaan zelf risicodragend zijn. Om de kosten per patiënt terug te dringen, moeten ziekenhuizen steeds efficiënter werken en omdat ze dit moeten aantonen, nemen de administratieve lasten toe. De bedrijfsvoering is daardoor een steeds belangrijkere factor in het management van een ziekenhuis; mensen en middelen dienen zo effectief en efficiënt mogelijk te worden ingezet. Hierdoor zien we opvallende ontwikkelingen. Voorbeelden zijn: de steeds verdere verkorting van de gemiddelde ligduur (minder dan 3 dagen per patiënt) en de integratie van voorheen organisatorisch gescheiden diagnostiek- en behandelprocessen. Ook de arbeidsmarkt is, mede onder invloed van deze ontwikkelingen, sterk aan verandering onderhevig. Tot voor kort werden nog grote tekorten voorspeld van honderdduizenden werknemers in de zorg als gevolg van de dubbele vergrijzing. De laatste twee, drie jaar daarentegen kondigen ziekenhuizen steeds vaker vacaturestops af en vinden er zelfs gedwongen ontslagen plaats. Met name verpleegkundigen lijken hiervan het slachtoffer: in het UMC St Radboud bijvoorbeeld steeg de productiviteit de laatste jaren met 20% terwijl het aantal verpleegkundigen met 10% afnam. Er is een verschuiving aan de gang van ‘het bed’ naar ‘de behandel1
In het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medisch Hulpverlening hebben vertegenwoordigers zitting vanuit de Hogescholen Utrecht, Rotterdam en Arnhem/Nijmegen, de universitair medische centra in die steden, Ambulancezorg Nederland (AZN) en de NVZ Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. ‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
2
kamer’. Met de roep om meer efficiëntie neemt ook de behoefte aan breder inzetbaar en hoger opgeleid personeel toe. Veel functies die voorheen op mbo-niveau werden ingeschaald, worden onder invloed van technologische en bedrijfsmatige ontwikkelingen ‘opgestuwd’ naar hbo-niveau. Mede ingegeven door deze verschuivingen in de arbeidsmarkt stimuleert de overheid de harmonisering van de beroepen- en opleidingenstructuur in de zorg2. Momenteel kent de gehele zorgsector 2.400 beroepen of functies en 1.700 opleidingen. Specifiek bestaan binnen de medisch (ondersteunende) beroepskolom enkele tientallen verschillende medisch-/ondersteunende opleidingen. Sprekend voorbeeld van deze versnippering is de diversiteit aan opleidingsroutes binnen de diagnostische zorgverlening, met name bij het zogenaamde functieonderzoek, waarin een veelheid van opleidingen met een relatief kleine capaciteit bestaat. Er wordt dus sterk gespecialiseerd opgeleid voor een relatief smal beroepsdomein of functiegebied. In deze en andere sectoren is vaak sprake van zogenaamde fuikfuncties waarin de mobiliteit van medewerkers beperkt is tot de functie waarvoor opgeleid, tenzij er een nieuwe opleiding gevolgd gaat worden. Hoewel deze veelheid aan smalle opleidingen is ontstaan door goed in te spelen op behoeften in de zorgpraktijk, draagt zij ongewild ook bij aan de beperkte inzetbaarheid en aan het voortbestaan van dergelijke fuikfuncties. Bredere beroepsen opleidingsprofielen helpen deze ongewenste neveneffecten voorkomen. Werknemers zijn daardoor breder inzetbaar en krijgen zo meer loopbaanperspectief in de zorg.
3. Het beroep medisch hulpverlener en de bacheloropleiding 3.1. Voorgeschiedenis Bij verschillende functies op medisch-ondersteunend gebied zijn sinds de tweede helft van het vorige decennium duidelijk gelijksoortige ontwikkelingen te onderkennen. In diezelfde periode waarschuwden verschillende beleidsmakers (waaronder VWS in haar jaarlijkse arbeidsmarktbrief) voor omvangrijke tekorten in deze functies die het bestaande opleidingssysteem van brancheopleidingen niet altijd voldoende kon opvangen. Het ging om functies binnen de acute zorg, interventiezorg en diagnostische zorg, zoals SEH-verpleegkundige, ambulanceverpleegkundige, anesthesiemedewerker, hartkatheterisatieverpleegkundige, hartfunctielaborant, longfunctieassistent, vasculair diagnostisch laborant, echografist, klinisch neurofysiologisch laborant en endoscopie-assistent. Binnen de ziekenhuizen ontbraken voldoende prikkels om de varkenscyclus in opleiden te doorbreken. Een opleiding met reguliere instroom, onafhankelijk van een aanstelling in een ziekenhuis biedt dan meer continuïteit en een gelijkmatiger inen uitstroom. De hogescholen van Utrecht en Arnhem/Nijmegen sloegen in 2007 op basis van genoemde ontwikkelingen de handen ineen en organiseerden onderzoek naar de behoefte aan een hboopleiding voor een breed spectrum van functies in acute zorg, interventiezorg en diagnostiek,
2
Het gaat met name om de in 2013 ingestelde Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen. Het doel is om een nieuwe beroepenstructuur en een daarop afgestemd opleidingscontinuüm voor de hele zorg te ontwikkelen. ‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
3
samengevat onder de noemer medisch hulpverlener (KBA, 20073). In 2009 liet de Hogeschool Rotterdam een vergelijkbaar onderzoek doen (KBA, 20094). Recent liet het Landelijk Platform BMH, waarin naast de opleidingen ook verschillende brancheorganisaties zitting hebben, aanvullend onderzoek doen (Brouwer, 20135). Alle onderzoeken wijzen in dezelfde richting: genoemde functies ontwikkelen zich onder invloed van technologische en organisatorische ontwikkelingen in de zorg zodanig dat steeds duidelijker sprake is van een gemeenschappelijke competentiebasis die gericht is op individuele patiëntenzorg in het medisch-ondersteunende domein. Dit gemeenschappelijke basisprofiel (common trunk) wordt gekenmerkt door brede medische kennis, specifieke competenties ter ondersteuning van medische interventies en diagnostiek, alsmede algemene hbo-competenties op sociaal communicatief, wetenschappelijk/academisch en organisatorisch gebied (professionaliteit en innovatie). Mede als gevolg van de positief beoordeelde macrodoelmatigheidstoetsen voor nieuwe hboopleidingen door de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) in 2010 (HAN/HU) en in 2011 (HR), hebben de ministeries van OC&W en VWS beiden een positief oordeel geveld over de noodzaak van deze opleiding. Daarmee kon de opleiding van start gaan, mede ook omdat deze binnen het beleid van VWS past6. In vervolg hierop hebben de opleidingen ieder een NVAO-accreditatie verworven en worden daarmee door de overheid bekostigd. 3.2. Typering van het beroep De medisch hulpverlener is een beroep dat competenties van onder andere de hierboven genoemde functies integreert. Beroepsbeoefenaren zijn ondersteunend in het geneeskundige proces. De kern van het beroep is dat de medisch hulpverlener als zorgverlener de anamnese en het lichamelijk onderzoek uitvoert, diagnostisch onderzoek verricht, de gezondheidstoestand van de patiënt bewaakt en zo nodig life support biedt aan patiënten in situaties van diagnostiek, interventie en acute zorg. Daarbij is in toenemende mate sprake van voorbehouden handelingen, zoals: - Toedienen van injecties (subcutaan, intramusculair en intraveneus); - Katheteriseren van de blaas bij volwassenen alsmede het inbrengen van een maagsonde of een infuus; - Verrichten van een venapunctie; - Toepassen van electieve cardioversie; - Toepassen van defibrillatie; - In- en extuberen van de luchtpijp met een orale of nasale tube; - Toepassen van een drainagepunctie bij een spanningspneumothorax; - Verrichten van een coniotomie. (Landelijk Praktijkboek Stagecurriculum, 20147 )
3
Dam, E. van en Schuit, H.: Arbeidsmarktonderzoek naar de behoefte aan een hbo-opleiding Medische Hulpverlening – Eindrapport. Nijmegen (KBA) 2007 4 KBA: Macrodoelmatigheid van de bacheloropleiding Medische hulpverlening - In opdracht van de Hogeschool Rotterdam, Rotterdam 2009 5 Brouwer, K.: Nut en noodzaak van de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening. Groningen 2013 6 Zie de betreffende brieven van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) van 27 april 2010, kenmerken 2009/0050 en 2009/0050, evenals die van 7 september 2011, kenmerk 2011/012 7 Zie voor een uitgebreide, met het werkveld afgestemde inventarisatie het Landelijk Praktijkboek Stagecurriculum Opleiding Bachelor Medische Hulpverlening (Utrecht, Nijmegen, Rotterdam 2014). Daarin heeft een projectgroep van beroepsvertegenwoordigers en betrokken hogescholen de kritische ‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
4
Het gaat daarbij vaak om situaties waarin direct toezicht en tussenkomst van een arts niet mogelijk is en de medisch hulpverlener dus functioneel zelfstandig bevoegd dient te zijn (indiceren en behandelen). Dat geldt uiteraard voor de medisch hulpverlener ambulancezorg, maar ook op andere terreinen is dat in toenemende mate het geval. Dit illustreren we aan de hand van drie voorbeelden uit de huidige praktijk waar de bachelor medisch hulpverlener kan worden ingezet. Een medisch hulpverlener ambulancezorg die bij een ongeval eerste hulp verleent aan een patiënt met circulatiestilstand dient bijvoorbeeld de eerste opvang te doen en de behandeling te starten. Die behandeling kan onder andere defibrillatie en het toedienen van veelal intraveneuze medicatie inhouden, daarin ondersteund door het Landelijk Protocol Ambulancezorg. Een tweede voorbeeld betreft de gang van zaken op moderne hartkatheterisatiekamers. Werden patiënten met (vermoede) problemen aan de kransslagader voor een definitieve diagnose vroeger op de hartbewaking opgenomen, tegenwoordig gebeurt die eerste opvang op de hartkatheterisatieafdeling. Diagnose en behandeling vinden hier in hoge mate geïntegreerd plaats, omdat is gebleken dat snel ingrijpen de vervolgschade aan het hart sterk beperkt. Een team van gespecialiseerde medisch ondersteunende professionals bewaakt de vitale functies van de patiënt en grijpt zo nodig in. Onderdeel van die interventies vormen voorbehouden handelingen zoals het via de kransslagader inspuiten van contrastvloeistof, defibrillatie en het (intraveneus) toedienen van medicatie (o.a. atropine). In acute situaties grofweg een op de drie gevallen - gebeurt dit vaak zonder opdracht of tussenkomst van de arts. In geplande gevallen bewaakt het team de vitale functies van de patiënt en herstelt deze zo nodig. Het derde voorbeeld, nu op het terrein van de anesthesie, is de sedatie bij patiënten die een endoscopie moeten ondergaan. Dat onderzoek gaat steeds vaker gepaard met een lichte sedatie in combinatie met anxiolyse en pijnstilling. Om dit op een verantwoorde manier te laten verlopen zien we dat MDL-artsen steeds vaker door geschoold medisch ondersteunend personeel worden bijgestaan8. Hierbij is direct toezicht en zo nodig tussenkomst van de anesthesioloog veelal niet mogelijk. De medisch hulpverlener anesthesie die deze taken vervult dient dus in feite zelfstandig bevoegd te indiceren en te handelen. Behalve zelfstandige taken binnen het geneeskundige proces van anamnese, lichamelijk onderzoek, diagnostiek en behandeling, informeert en begeleidt de medisch hulpverlener patiënten en naasten, plant en coördineert de zorgverlening, beheert de patiëntenadministratie en apparatuur, draagt bij aan kwaliteitszorg en innovatie en begeleidt en coacht (junior)collega’s. Tot slot is de BMH-er ook opgeleid om bijvoorbeeld via voorlichting of onderwijs bij te dragen aan de ontwikkeling van het beroep medisch hulpverlener. 3.3. Positionering van het beroep binnen de medische beroepskolom Binnen de medisch-(ondersteunende) beroepskolom (zie navolgend figuur) vult de medisch hulpverlener het huidige hiaat tussen de mbo-opgeleide doktersassistent en de masteropgeleide Physician Assistant (PA). Bovendien positioneert het concept van de medisch hulpver-
beroepssituaties voor de medisch hulpverlener ambulancezorg, SEH, anesthesie en operatieve zorg vastgelegd. 8 Zie: Inspectie voor de Gezondheidszorg: Toetsingskader sedatie en/of analgesie buiten de operatiekamer. (februari 2012). ‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
5
lener binnen de medisch (ondersteunende) beroepskolom en onder een gemeenschappelijke noemer (harmonisatie) een veelheid aan bestaande medisch ondersteunende functies zoals die van de functie-laboranten en van twee verpleegkundige specialisaties, SEH en ambulancezorg. Deze positionering van de medisch hulpverlener wordt in de medischondersteunende praktijk herkend en vindt daar positieve weerklank. Gezien de grote beroepsinhoudelijke verwantschap kan de BMH-er beschouwd worden als de Physician Assistant op bachelor-niveau9 werkzaam in het medisch (ondersteunend) beroepsdomein.
Positie Medisch hulpverlener in de beroepen- en opleidingenstructuur Verpleegkundige beroepskolom
Medisch (ondersteunende) beroepskolom
Paramedische beroepskolom
Analytische beroepskolom
Arts/medisch specialist (wo-niveau) Verpleegkundig specialist
Physician Assistant (hbo-master-niveau)
Hboverpleegkundige
Medisch hulpverlener (hbo-bachelor-niveau)
Brancheopleidingen Mboverpleegkundige
Bestaande medischondersteunende functies in acute, intensieve en diagnostische zorg
Doktersassistent (mbo-niveau)
3.4. De opleiding Bachelor Medisch Hulpverlener In de opleiding tot bachelor Medische Hulpverlening ontwikkelen studenten in de eerste twee jaar de gemeenschappelijke basis van medische kennis en vaardigheden (common trunk). In de volgende twee jaar leggen studenten zich toe op een acuut, intensief of diagnostisch uitstroomprofiel. Vanwege de destijds voorspelde tekorten hebben de hogescholen bij de ontwikkeling van de opleiding met name ingezet op de twee uitstroomprofielen acuut en interventie. De gemeenschappelijke medisch ondersteunende basis en de uitstroomprofielen zijn mede gebaseerd op de bestaande opleidingsprofielen voor de eerder genoemde functies. Belangrijk verschil met de bestaande brancheopleidingen voor de betreffende functies is dat BMHstudenten zich een bredere medische kennisbasis en een uitgebreider evidence based handelingskader eigen maken. Bovendien verwerven ze algemene hbo-bachelor kwalificaties op het gebied van onder andere communicatie en professionalisering (CanMEDS). De nieuwe hboopleiding vormt een aanvulling op, en dus geen vervanging van de bestaande brancheopleidingen gezondheidszorg. Het belang van deze aanvulling wordt verderop uitgewerkt (zie Meerwaarde voor het zorgonderwijs).
9
‘Medisch hulpverlener’ is de vertaling van het Engelse ‘Physician Assistant’.
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
6
4. Huidige situatie Het concept van de Bachelor Medische Hulpverlening ontstond in een periode van daadwerkelijke regionale personeelskrapte op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld onder ambulancepersoneel en anesthesiemedewerkers) en voorspellingen over nog veel grotere tekorten op de langere termijn (zie onder meer de arbeidsmarktbrieven van de minister van VWS vanaf 2007). De praktijk luidde de alarmbel (zoals de brancheorganisatie Ambulancezorg Nederland in 2006) en de overheid stimuleerde maatregelen om deze (dreigende) tekorten het hoofd te bieden (bijvoorbeeld de oprichting van het Stagefonds VWS in 2007). Ook de Bacheloropleiding Medische Hulpverlening moet oorspronkelijk als een initiatief in dit kader worden beschouwd. Momenteel staan ongeveer 500 BMH-studenten bij de drie hogescholen ingeschreven. Hoewel er de afgelopen jaren meer dan duizend aanmeldingen waren10, hanteren de hogescholen een numerus fixus, enerzijds omdat het werkveld nog terughoudend is met stageplaatsen en anderzijds omdat de voorspelde arbeidsmarktkrapte vooralsnog uitblijft (zie het onderzoek van Brouwer uit 2013). De opleidingen hebben inmiddels, mede gestimuleerd door het werkveld en gesteund door de overheid, verwachtingen geschapen richting studenten en hun ouders. De eigen identiteit van de beroepsgroep is in ontwikkeling, zoals onder andere blijkt uit initiatieven om aansluiting te vinden bij de beroepsvereniging van Physician Assistants. De eerste lichting BMH-studenten studeert dit jaar af. Het gebrek aan voldoende stageplaatsen vormt momenteel een serieuze belemmering voor de afronding van hun studie. Doordat de juiste wettelijke regeling van hun bevoegdheden ontbreekt, is op korte termijn de uitstroom richting de ambulancezorg een bijkomende belemmering. De Inspectie voor de Gezondheidszorg kan immers zonder juridische regeling geen BMH-ers op de ambulance toestaan. Uiteindelijk geldt dit voor alle BMH-studenten: zonder wettelijke regeling dreigen ze startbekwaam en gemotiveerd, maar aan handen en voeten gebonden op de arbeidsmarkt te verschijnen. Deze situatie heeft inmiddels tot maatschappelijke onrust geleid, zo blijkt onder andere uit Kamervragen11. Kortom, de actuele situatie wordt gekenmerkt door terughoudendheid bij stageverlenende instellingen. De redenen daarvoor zijn: Doordat een wettelijke regeling ontbreekt, hindert dat de acceptatie en uitwerking op de werkvloer, momenteel met name binnen de acute zorg, maar op termijn geldt dat voor alle vormen van taakherschikking waar de eerder genoemde functies bij betrokken zullen worden (zie ook Gevers, 201112); In weerwil van voorspelde tekorten (Brouwer 2013, maakt gewag van een vervangingsvraag van meer dan 1.000 BMH-ers per jaar), voeren ziekenhuizen een zeer voorzichtig personeelsbeleid, ook ten aanzien van medisch ondersteunende functies. Dit is een gevolg van de aan het begin van deze notitie geschetste ontwikkelingen in de zorg; 10
Cijfers omtrent instroom en inschrijvingen zijn ontleend aan de website van de Vereniging Hogescholen (voorheen HBO Raad): http://cijfers.hbo-raad.nl/index.htm. 11 Zie brief van drs. E.I. Schippers d.d. 28 september 2012. 12 Gevers, Prof.mr. J.: Het verrichten van risicovolle en/of voorbehouden handelingen door afgestudeerden van de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening. Utrecht 2011. ‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
7
De toekomstbestendige visie op de bestaande functies als onderdelen van het beroep medisch hulpverlener wordt in concept door het werkveld gedeeld, maar de uitwerking op de werkvloer verdient zeker nog aandacht. Dit is een proces van lange adem, vergelijkbaar met de introductie van de hbo-verpleegkundige in de jaren zeventig en tachtig. Het is ook een proces waarin opleidingen en instellingen, ondanks verschillende kaders en op korte termijn soms ook strijdige belangen, met elkaar moeten optrekken.
5. Noodzaak van een wettelijke regeling Deze paragraaf onderbouwt de noodzaak van een wettelijke regeling voor het functioneren van de medisch hulpverlener. Dat gebeurt vanuit twee perspectieven: dat van de individuele patiënt en dat van de maatschappij (zorg en onderwijs). In deze paragraaf komen alle aspecten aan de orde die het Ministerie van VWS in een recente brief aan AZN13 benoemt als belangrijke aangrijpingspunten inzake een wettelijke regeling.
5.1.
De noodzaak vanuit patiëntperspectief
De medisch hulpverlener begeeft zich op het terrein van de individuele gezondheidszorg: hij of zij stelt werkdiagnoses en dient adequaat (medisch) te handelen in situaties waarbij direct toezicht en ingrijpen van de opdrachtgever niet mogelijk zijn, dan wel in de praktijk steeds vaker minder opportuun worden geacht. Voor een deel van de huidige beroepsbeoefenaren geldt dit al over de volle breedte van hun functioneren (b.v. ambulancezorg en SEH). Voor de overige beroepsbeoefenaren betreft het een snel groeiend perspectief (b.v. lichte sedatie buiten de operatiekamer). Patiënten en collega-zorgprofessionals dienen erop te kunnen vertrouwen dat de medisch hulpverlener daadwerkelijk bevoegd en deskundig is voor dergelijke medische diagnostiek en interventies. Voor hen mag er geen verschil bestaan tussen het optreden van een medisch hulpverlener of van een beroepsbeoefenaar in een van de eerder genoemde bestaande functies. Daarom zijn titelbescherming en tuchtrechtelijke regeling op langere termijn noodzakelijk. De medisch hulpverlener is een basisberoep dat een hiaat op hbo-bachelor niveau in de huidige medisch (ondersteunende) beroepskolom opvult (zie hierboven). Het beroep onderscheidt zich van: de verpleegkundige en paramedische beroepen door de positionering in het medisch (ondersteunend) domein. Medisch hulpverleners zijn in tegenstelling tot bijvoorbeeld verpleegkundigen uitsluitend actief binnen het geneeskundige proces van anamnese, lichamelijk onderzoek, diagnostiek, behandeling en effectmeting; de overige beroepen in de medisch (ondersteunende) beroepskolom door de begrenzing van het medisch handelen tot geprotocolleerde diagnostiek en behandeling ten behoeve van welomschreven patiëntengroepen/aandoeningen. Het beroep bundelt bestaande, snel veranderende functies in een toekomstbestendige visie. De kern van het beroep is dus in de praktijk al uitgekristalliseerd, met dien verstande dat in de nabije toekomst een steeds groter beroep zal worden gedaan op zelfstandigheid van handelen en belangrijke algemene hbo-competenties als professionaliteit en innovatievermogen. Door 13
Brief van drs. C.E. Mur (VWS) aan mr. N.J.A. Reumer (AZN) d.d. 28 juni 2013
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
8
de positionering binnen het medisch (ondersteunend) domein zijn de toegepaste behandelmethoden uiteraard evidence based. BMH-ers zijn daar ook specifiek voor opgeleid (evidence based handelingskader). De zittende beroepspopulatie, die het inhoudelijke oriëntatiepunt is voor de beroepsgroep medisch hulpverleners, beschikt over de nodige expertise. Deze expertise heeft die zittende populatie opgedaan ofwel tijdens inservice-vervolgtrajecten na een vooropleiding en werkervaring als verpleegkundige, ofwel in duale opleidingstrajecten na de middelbare school, ofwel door jarenlange training on the job. Overigens blijkt uit recente ervaringen tijdens stages dat BMH-studenten de verwachtingen kunnen waarmaken: stageverlenende organisaties geven positieve signalen over hun beroepsmatig handelen en waarderen de meerwaarde van hun brede medische basiskennis, van hun vermogen om vanuit een evidence based handelingskader te werken en van hun algemene hbo-competenties14. De professionele zelfstandigheid is bij een deel van de functies evident omdat ze in de praktijk al voornamelijk zelfstandig functioneren (bv. ambulancezorg15). Voor andere functies geldt dat dit in toenemende mate het geval is en dat het - mede in het licht van de eerder geschetste ontwikkelingen in de zorg - in de lijn der verwachting ligt dat professionele zelfstandigheid in de nabije toekomst de grootste gemene deler zal zijn (KBA 2007 en 2009).
5.2.
Noodzaak vanuit maatschappelijk perspectief
Adequate wettelijke regeling van de medisch hulpverlener dient ook een maatschappelijk belang dat het belang van de individuele patiënt overschrijdt. Het betreft meerwaarde voor zowel de zorg als voor het onderwijs. Hieronder volgen argumenten voor dit maatschappelijke belang van een wettelijke regeling. Meerwaarde voor de zorg Patiënt en zorg veranderen in hoog tempo. De patiënt is door algemene culturele en technologische ontwikkelingen veel mondiger en beter geïnformeerd. Tegelijkertijd is door de dubbele vergrijzing (relatief meer ouderen die ook relatief ouder worden) steeds meer sprake van comorbiditeit en chroniciteit. De daardoor toenemende zorgvraag noopt zorginstellingen tot verdergaande innovatie van zorgprocessen, wat weer hoger gekwalificeerd personeel vergt. Het zwaartepunt (in termen van kwantitatieve en kwalitatieve personele capaciteit) verschuift binnen de tweedelijns zorg duidelijk van ‘het bed’ (verpleging en verzorging) naar ‘de behandelkamer’ (diagnose- en behandelprocessen). Deze verschuiving is zichtbaar in de voortgaande terugloop van de ligduur en de toegenomen productiviteit en wordt onder andere gedreven door de inzet van steeds meer en betere technologie. Het BMH-profiel is op deze ontwikkelingen toegesneden. De wettelijke regeling voor de uitoefening van het beroep van medisch hulpverlener en daarmee voor de verankering van dit beroep binnen de Nederlandse gezondheidszorg draagt bij aan de kwaliteit en betaalbaarheid ervan. Het beroep strookt immers met de zich voltrek14
Zie: artikel Mistrate Haarhuis, J.: De bachelor medische hulpverlening (BMH). In Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs. Nr. 6, oktober 2013, p.22-23 15 Landelijk Overleg Bacheloropleiding Medische Hulpverlening: Kader Praktijkleren Medische Hulpverlening Ambulancezorg BMH. Nijmegen, Utrecht, Rotterdam 2013
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
9
kende differentiatie binnen de medisch (ondersteunende) beroepskolom: het vult daar een hiaat op hbo-bachelor niveau (zie figuur hierboven). Doelgerichte scholing in het gemeenschappelijke profiel resulteert bovendien in bredere inzetbaarheid van, en betere carrièreperspectieven voor de betreffende beroepsbeoefenaren. Dat zorgt ervoor dat deze beroepsbeoefenaren langer voor de zorg behouden kunnen blijven (binden). Bovendien beschikken ze als hgzo-bachelors over algemene competenties op het gebied van innovatie en professionalisering (Dublindescriptoren), waarop de komende jaren door de praktijk een toenemend beroep zal worden gedaan. Meerwaarde voor het zorgonderwijs Ook binnen de huidige opleidingskolom vertegenwoordigt de Bacheloropleiding Medische Hulpverlening toegevoegde waarde. De hbo-opleiding vult immers niet alleen een hiaat in de medisch (ondersteunende) opleidingskolom (zie figuur op pag. 6), maar vormt ook een aanvulling op de bestaande brancheopleidingen gezondheidszorg en wel op de volgende manieren: doordat zij de instroom vergroot (zie getallen hierboven) en verbreedt (de studie trekt duidelijk meer mannelijke studenten: gemiddeld 45% tegenover 10% bij de hbobacheloropleiding tot verpleegkundige10); het bredere BMH-profiel en de inbedding in de medisch (ondersteunende) beroepskolom draagt bij aan de door de overheid gewenste harmonisatie van de beroeps- en opleidingsstructuur in de gezondheidszorg16 en aldus bevordert het brede profiel de inzetbaarheid en carrièreperspectieven van de medewerkers, waardoor voortijdige uitstroom uit de zorg wordt voorkomen; doordat de hbo-opleiding in de meeste gevallen de weg naar de praktijk aanzienlijk kan verkorten: bijvoorbeeld vier jaar voor de opleiding tot startbekwaam medisch hulpverlener ambulancezorg tegenover het traject van zes tot tien jaar dat een verpleegkundige aflegt tot ervaren ambulanceverpleegkundige; doordat de bestaande groep van medewerkers die via een brancheopleiding zijn opgeleid met deze bacheloropleiding hun loopbaanperspectief kunnen verbreden of uit een fuikfunctie kunnen treden. De opleiding biedt daardoor een oplossing voor de doorstroom en voor het behoud van medewerkers binnen genoemde functies. Dit is in het licht van de nog steeds voorspelde dreigende tekorten zeer belangrijk.17 Kortom: de hbo-opleiding Medische Hulpverlening draagt bij aan de efficiëntie en effectiviteit van het bestaande systeem van brancheopleidingen gezondheidszorg. Daardoor kunnen toekomstige tekorten in de betrokken functies beter worden opgevangen. Bovendien maakt de inbedding van de verschillende huidige functies binnen het bredere domein van de medisch (ondersteunende) hulpverlening (harmonisatie) een betere capaciteitsplanning met bijbehorend opleidingsbeleid mogelijk. In het licht van de voorspelde en in sommige regio’s al voelbare tekorten, vertegenwoordigt de hbo-opleiding Medische Hulpverlening derhalve een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. 16
De door VWS ingestelde Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen doet hier onderzoek naar. Zie o.a. het rapport: Innovatie zorgberoepen en opleidingen. Samenvatting bevindingen 2012. (februari 2013) 17 De onderbouwing van deze tekorten werd recentelijk nog eens kritisch tegen het licht gehouden in Brouwer (2013). Dit onderzoek bevestigt de eerdere waarschuwingen voor grote tekorten in de zorg, ook in de functies die binnen de BMH geharmoniseerd worden. ‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
10
6. Samenvatting Op basis van bovenstaande toelichting en argumentatie verzoekt het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening het Ministerie van VWS om op korte termijn een wettelijke regeling voor het nieuwe beroep te treffen. Dit voorkomt niet alleen maatschappelijke schade op korte termijn, maar dient vooral maatschappelijke ontwikkelingen binnen zorg en onderwijs op de langere termijn. De Bacheloropleiding Medische Hulpverlening is levensvatbaar, vertegenwoordigt een belangrijke meerwaarde voor zorg en onderwijs en sluit aan bij vigerend overheidsbeleid. Het Landelijk Platform BMH adviseert de minister om: 1. De bachelor medisch hulpverlener, analoog aan de regeling voor verpleegkundige beroepen, volgens artikel 3 (basisberoep) met functioneel zelfstandige bevoegdheid (indiceren en uitvoeren) te regelen en de Master Physician Assistant (MPA) volgens artikel 14 (specialist); 2. Op korte termijn voor de bachelor medisch hulpverlener een overgangsregeling te treffen zodat deze gerechtigd is tot het indiceren en verrichten van een aantal omschreven voorbehouden handelingen waarvoor de bekwaamheid is verworven in een landelijk geautoriseerd opleidingskader7. Komt er geen wettelijke regeling, dan betekent dit een belemmering van de doorgroei van het beroep, maar ook een belemmering op het gebied van de veiligheid van de (individuele) volksgezondheid. Bovendien stoppen de opleidingen op korte termijn het uitstroomprofiel ambulancezorg en verschijnen tientallen opgeleide jongeren met een maatschappelijk waardeloos diploma op de arbeidsmarkt. Op de langere termijn betekent het waarschijnlijk ook het einde van dit harmonisatie-initiatief voor de beroepen- en opleidingsstructuur in de zorg.
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
11
7. Bronnen
Beroepsprofiel BMH Dam, E. van en Schuit, H.: Arbeidsmarktonderzoek naar de behoefte aan een hboopleiding Medische Hulpverlening – Eindrapport. Nijmegen (KBA) 2007 KBA: Macrodoelmatigheid van de bacheloropleiding Medische Hulpverlening - In opdracht van de Hogeschool Rotterdam. Rotterdam 2009 Brouwer, K.: Nut en noodzaak van de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening. Groningen 2013 Brieven van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs inzake de macrodoelmatigheid van de BMH Brief minister Schippers d.d. 28-9-2012, n.a.v. Kamervragen Gevers, Prof.mr. J.: Het verrichten van risicovolle en/of voorbehouden handelingen door afgestudeerden van de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening. Utrecht 2011 Brief C.E. Mur (VWS) d.d. 28-6-2013 aan AZN i.v.m. positionering Medische Hulpverlener Mistrate Haarhuis, J.: De bachelor medische hulpverlening (BMH). In Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs. Nr. 6, oktober 2013, p.22-23 Landelijk Overleg Bacheloropleiding Medische Hulpverlening: Kader Praktijkleren Medische Hulpverlening Ambulancezorg BMH. Nijmegen, Utrecht, Rotterdam 2013 Landelijk Overleg Bacheloropleiding Medische Hulpverlening: Landelijk praktijkboek stage curriculum Bacheloropleiding Medische Hulpverlening. Utrecht, Nijmegen, Rotterdam 2014
‘Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening’, LPBMH juni 2014
12