Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs
Bacheloropleiding Medische Hulpverlening De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is in samenwerking met de Hogeschool Utrecht op initiatief van het werkveld in 2006 gestart met de aanvraag en ontwikkeling van een nieuwe Bacheloropleiding Medische Hulpverlening (BMH). Inmiddels zijn accreditatie en macrodoelmatigheid gerealiseerd en is de opleiding in september 2010 gestart. De opleiding biedt een nieuw opleidingstraject voor bestaande functies als SEH-hulpverlener, ambulancehulpverlener (beide te vangen onder de noemer ‘acute hulpverlening’) en anesthesiehulpverlener (te vangen onder de noemer ‘interventiehulpverlening’). In dit artikel een overzicht van de achtergrond en opzet van het onderwijsprogramma.
Frank Holweg, Joop Ruck en Jorine Juffermans *
Achtergrond en typering van de Medisch Hulpverlener
De gezondheidszorg is een dynamische en innovatieve sector die in toenemende mate behoefte heeft aan flexibele inzet van hoogopgeleide medewerkers. Ontwikkelingen op het gebied van patiëntveiligheid, verkorting ligduur in ziekenhuizen, ketenzorg en marktwerking maken dat er nieuwe competenties van gezondheidszorgmedewerkers worden gevraagd. Zo wordt steeds meer vanuit het perspectief van de patiënt gedacht en gehandeld. Men moet met meer flexibiliteit dan voorheen kunnen schuiven met de inhoud van functies waardoor de bedrijfsvoering doelmatiger wordt. De noodzaak tot ‘evidence’ van handelen neemt hierdoor toe, wat de weg vrijmaakt voor het verantwoord gebruik van standaarden en protocollen. Veel verzorgende en ondersteunende functies in de gezondheidszorg hebben van oudsher een verpleegkundige basis. Voor een belangrijk deel van deze functies werkt dit prima. Toch zijn er ontwikkelingen die een bijgestelde visie noodzakelijk maken. Van beroepen en functies in de gezondheidszorg verwacht men dat deze zich aanpassen aan de steeds veranderende omgeving. Zo kan de doelmatigheid in de acute zorg volgens de RVZ sterk bevorderd worden door de diverse schakels in de keten van acute zorg meer in elkaar te schuiven1. Het ontstaan van nieuwe organisatievormen en
nieuwe samenwerkingsverbanden zoals spoedposten en acute zorgregio’s zijn daar voorbeelden van. Dit betekent dat gezondheidszorgmedewerkers mee moeten bewegen: functies veranderen, de samenwerking neemt toe en men moet dus over een grotere mate van flexibiliteit beschikken. Ook binnen ziekenhuizen zorgt organisatieverandering voor nieuwe functie-indelingen. Een van de huidige ontwikkelingen is dat men de acute en de geplande (electieve) zorg van elkaar gaat scheiden2. Gevolg hiervan is dat binnen de geplande zorg het verpleegkundige accent versterkt wordt en binnen de acute zorg het behandelaspect benadrukt wordt. Binnen de acute zorg ontstaat een sterke behoefte aan medische georiënteerd personeel. De aard van de werkzaamheden (complexe zorg, niet voorspelbaar) vraagt om medewerkers die over een Hbo-niveau beschikken. Een Hbo’er is in staat om zich, met de aangeleerde competenties, beroepsinhoudelijk te ontwikkelen en ‘mee te bewegen’ met het veranderende werkveld. Het sterke accent op protocollering van het werk vraagt juist om een medewerker die deze protocollen in het dagelijks werk steeds opnieuw op waarde kan schatten. Werken met mensen is immers nooit geheel gestandaardiseerd.
Personele problematiek Recente gegevens van de overheid wijzen op toenemende personeelstekorten in de zorg3. Het percentage van de beroepsbevolking dat in de zorg werkzaam is, moet verdubbelen wil men de toenemende vraag bij gelijkblijvende arbeidsproductiviteit aan kunnen. Die verdubbeling is onhaalbaar: de komende jaren komen er in totaal minder mensen op de arbeidsmarkt bij dan de zorg aan extra menskracht nodig heeft. Er dreigt dus een groot tekort aan arbeidskrachten. Vooral ook omdat het aantal mensen dat voor een carrière in de zorg kiest intussen juist terugloopt, terwijl de uitstroom bovendien toeneemt. Kortom: terwijl er veel meer mensen nodig zijn, neemt het aantal mensen in de zorg af. Dit is, behalve aan vergrijzing, ook aan het matige imago van de zorg als werkgever te wijten (uitstraling4, salariëring, carrièreperspectieven). In het recent verschenen
8 Nummer 1 – januari 2011
w w w. O e n G . b s l . n l
Foto: Jorine Juffermans
Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs
Kennismakingsdag
rapport van het Zorginnovatieplatform5 wordt dit voorziene tekort nog eens onderstreept. In opdracht van de HAN en de HU heeft het Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Arbeidsmarkt (KBA) in het najaar van 2009 een hernieuwd onderzoek6 gedaan (in 2007 heeft een eerste arbeidsmarktonderzoek7 plaatsgevonden) naar de macrodoelmatigheid van de BMH. Dit onderzoek bestond uit een werkveldanalyse en een enquête binnen het werkveld. Samenvattend stellen de onderzoekers dat het op grond van het uitgevoerde onderzoek zeer aannemelijk is dat de BMH van de HU en de HAN over een substantiële mate van arbeidsmarktrelevantie en daarmee over macrodoelmatigheid beschikt. De opleiding kan beschouwd worden als een complementair wervings- en scholingsinstrument binnen de zorg waar personeelstekorten actueel zijn (SEH-afdelingen, anesthesie/OK-afdelingen) dan wel dreigen (RAV’s, SEH-afdelingen, anesthesie/OK-afdelingen). Hiermee draagt de opleiding bij aan het reduceren van actuele en toekomstige personeelstekorten binnen de zorg zoals die door de overheid voorzien worden en daarmee aan het behoud en vergroten van de kwaliteit van de geleverde zorg. De opleiding voorziet hiermee in een door de minister van OCW erkende behoefte.
Groot verloop door smalle functiegerichte opleidingen De BMH is mede opgezet om de problemen die er rondom functiegerichte (inservice-)opleidingen8 bestaan te verminderen. Een helder voorbeeld is de opleiding tot anesthesiemedewerker: dit is een smalle opleiding waardoor de anesthesiemedewerker na een aantal jaar werken al direct aan het eind van zijn beroepscarrière komt, uitstroom naar andere functies is niet of nauwelijks mogelijk9. Daarnaast is het opleiden van anesthesiemedewerkers sterk afhankelijk van bestaande opleidingsbudgetten binnen ziekenhuizen waardoor men te weinig opleidt voor de langere termijn. Dit is de belangrijkste reden van de grote tekorten die de afgelopen jaren zijn ontstaan binnen de anesthesie. Deze tekorten hebben een negatieve uitwerking op de onderlinge concurrentie tussen ziekenhuizen die elkaars anesthesie-
medewerkers wegkapen. De recente ontwikkeling waarbij anesthesiemedewerkers hun ‘marktwaarde’ omzetten door zich in ZZPconstructies aan te bieden aan ziekenhuizen is vanuit kwaliteit van zorg en kostenbeheersing onwenselijk.
Paradigmashift Om te voldoen aan bestaande functieprofielen in de acute zorg en anesthesie zijn vooral de medische ondersteunende competenties van belang en niet zozeer de verpleegkundige competenties. Bekend zijn met en het deels kunnen toepassen van het proces van medisch redeneren en handelen is een belangrijke basis voor de werksetting waarin de BMH-er zich begeeft. De BMH breekt hiermee met het paradigma dat voor genoemde functies veelal een verpleegkundige basis wordt gevraagd.
De beroepstaken waar de opleiding zich op richt Het curriculum van de opleiding is primair gericht op een zevental taakgebieden. Deze taakgebieden zijn in overeenstemming met het zogenaamde CanMEDS-format10. Hierbij worden, net als bij de artsopleiding, eindtermen geformuleerd als competenties. Een competentie wordt beschouwd als een professioneel gedragsrepertoire waarmee de BMH-er toegerust is voor de praktijk. In dit opzicht zijn competenties contextgebonden en ondeelbaar en vormen zij een cluster van kennis, vaardigheden en attitudes en zijn zij verbonden met activiteiten of beroepstaken.
9 w w w. O e n G . b s l . n l
Nummer 1 – januari 2011
Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs
Tabel 1: CanMEDS rollen Taakgebied 1
Vakinhoudelijk handelen
Competenties 1
Diagnostisch onderzoeken
2
Bewaken van de gezondheidstoestand
3
Therapeutisch handelen
2
Communicatie
4
Communiceren en samenwerken met patiënten en hun omgeving
3
Samenwerking
5
Samenwerken met collega’s en andere zorgverleners
4
Organisatie
6
Plannen en coördineren van hulpverlening aan de patiënt
7
Werken aan kwaliteit van de werkorganisatie
5
6 7
Maatschappelijk handelen
Kennis en Wetenschap Professionaliteit
8
Komen tot effectieve en efficiënte praktijk- en bedrijfsvoering
9
Handelen volgens relevante wettelijke bepalingen
10
Behartigen van belangen van patiënten in de zorg
11
Kostenbewust handelen
12
Bijdragen aan verbetering van de beroepspraktijk
13
Geven van voorlichting en onderwijs aan beroepsgenoten en andere zorgverleners
14
Zichzelf ontwikkelen in het beroep
De BMH binnen het vigerend gezondheidszorgbeleid Het ministerie van VWS heeft in 2007 het actieplan ‘Werken aan zorg’11 gepresenteerd. Dit plan is gericht op het innoveren van zorgprocessen, het investeren in behoud van personeel en het vergroten van de instroom van nieuw personeel. Hieraan kan de medisch hulpverlener een belangrijke bijdrage leveren. In de tweedelijns zorg is een tendens gaande om meer te behandelen en minder te verplegen: er is een duidelijke afname van ziekenhuisbedden ten gunste van poliklinische en dagbehandelingen. Ziekenhuismanagers rekenen inmiddels ook in ‘Diagnose-BehandelCombinaties (DBC)’ in plaats van in ‘bedden’. Deze tendens heeft gevolgen voor de samenstelling en taakstelling van het personeel. Zo zal het relatieve aantal verpleegkundigen (care) mogelijk afnemen en zal het aandeel cure binnen de taakstelling van niet-medici in de tweedelijns zorg verder groeien (taakverschuiving). Dat laatste geldt zeker voor de medisch hulpverleners; zij zijn de belichaming van de migratie van verplegende capaciteit naar medische behandelcapaciteit. Ook de sterke stijging van de ambulancezorg (A1ritten) in de afgelopen jaren is een voorbeeld van de toenemende vraag naar medische behandeling12.
Relatie met de beleidsagenda 2010 van het ministerie van VWS Kern van de beleidsagenda van de overheid is de gezondheidszorg op peil te houden. Genoemd worden de taakherschikking en sub-
stitutie. De BMH past in deze ontwikkeling: functionarissen in de acute zorg en anesthesie krijgen een brede medische basis, dit vergroot de inzetbaarheid en tevens de aantrekkelijkheid van het beroep. De BMH’er krijgt in de eigen carrièreladder de mogelijkheid om op termijn in te stromen in de Masteropleiding Physician Assistant. Daarnaast behoort een carrière in het management, beleid, onderzoek of het onderwijs tot de mogelijkheden. Ten aanzien van de acute zorg vraagt de integratie van spoedeisende hulp van ziekenhuizen en huisartsenposten, gezien het grote aantal zelfverwijzers, om meer medisch georiënteerde hulpverleners. Ook als het gaat om de zogenaamde ‘first responders’ neemt de vraag naar medische basisvaardigheden toe. De BMH geeft jonge mensen een brede basis waarmee hun beroepsmogelijkheden worden vergroot. Gezien de te verwachten doorstroom van jonge mensen in het beroepsleven hebben zij alle belang bij een brede basis. Het verkrijgen van de ‘bachelor status’ zal hieraan bijdragen. Deze internationaal erkende titel vergemakkelijkt tevens een buitenlandse carrière.
Allochtonen in de zorg Uit het marktonderzoek13 onder scholieren komt naast de algemene belangstelling voor deze opleiding ook naar voren dat de BMH aantrekkelijk is voor allochtonen en jongens. De BMH kan hierdoor een belangrijke bijdrage leveren aan het arbeidsmarktprobleem door additionele instroom te realiseren. De gezondheidszorg krijgt een kans aan te sluiten bij wat jonge allochtone mannen aantrekkelijk vinden: medische zorg en techniek. Hiermee komt een doelgroep in beeld die tot nu toe de zorg minder interessant vond.
Relaties met de werkvelden Vanaf het allereerste begin heeft de HAN de dialoog met het werkveld in stand gehouden. Op basis van veelvuldige contacten is het raamwerk van de opleiding in samenwerking met het werkveld tot stand gekomen. Ook bij de invulling van het 2e, 3e en 4e jaar staat de participatie van het werkveld hoog op de agenda. Een van de initiatieven daarin is dat de HAN en de HU het praktijkleren samen met het werkveld vormgeven, zeker ook omdat het praktijkleren een be-
10 Nummer 1 – januari 2011
w w w. O e n G . b s l . n l
Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs
langrijk onderdeel van het BMH-programma is. De BMH raadpleegt enkele keren per jaar een eigen werkveldcommissie die is samengesteld uit deskundige vertegenwoordigers. De onderwerpen op deze agenda betreffen actuele, relevante ontwikkelingen in het werkveld en kwaliteitsverbetering van het BMH-onderwijs.
Didactisch concept Het programma hanteert een competentiegericht didactisch concept. Dat betekent dat bij alle onderwijsactiviteiten de beroepspraktijk centraal staat. Het hier beschreven didactische concept is gebaseerd op moderne leertheorieën vanuit de cognitieve psychologie, vooral het sociaal constructivisme. Volgens deze theorie wordt kennis in een sociale context met experts en medestudenten verworven. Tabel 2: opzet BMH
De beroepstaken zijn concrete beroepsituaties die variëren van het afnemen van de anamnese bij een patiënt tot het overdragen van een patiënt aan een collega. Het werken aan de beroepstaken wordt telkens ondersteund door zelfstudieopdrachten, responsiecolleges, werkgroepen en practica. Hieronder volgt een korte toelichting op elk van deze werkvormen. Tijdens introductie- en hoorcolleges lichten vakdocenten de theoretische achtergronden toe. De zelfstudieopdrachten hebben een praktijkcasus als uitgangspunt en stimuleren studenten om zelfstandig met de vakinhoud
Globale opzet Bacheloropleiding Medische Hulpverlening Gemeenschappelijke basis
Acute hulpverlening
Ambulance hulpverlener
Spoedeisende hulpverlener
Interventiehulpverlening
Triagist
De didactische as en werkvormen Elk blok bestaat uit meerdere thema’s. Elk thema is didactisch volgens hetzelfde concept uitgewerkt: de zogenaamde ‘didactische as’. Dit concept kent zijn oorspong in het medisch curriculum van het UMC St Radboud. De didactische as kent een vaste volgorde van werkvormen, waarbij een beroepstaak het leerproces van studenten aanstuurt. Deze didactische as is ook de basis van het onderwijsprogramma van de Masteropleiding Physician Assistant van de HAN. Tabel 3: Didactisch as De didactische as 1
Contextgebonden oriëntatie / Casus
2
Introductiecollege / Hoorcollege
3
Zelfstudieopdracht 1
4
Werkgroep 1
5
Responsiecollege 1
6
Zelfstudieopdracht 2
7
Zelfstudieopdracht 3
8
Zelfstudieopdracht 4
9
Werkgroep 2
10
Practicum
11
Responsiecollege 2
Diagnostische hulpverlening
Anesthesie medewerker
aan de slag te gaan. Gedurende de werkgroepen bespreken de studenten, onder leiding van een tutor, hun uitgewerkte zelfstudieopdrachten, maken ze toepassingsopdrachten en formuleren ze aanvullende leervragen voor het aansluitende responsiecollege. Bovendien biedt de werkgroep studenten, straks in de praktijkleerperioden, de mogelijkheid om ervaringen vanuit deze praktijkleerperioden te toetsen aan de concepten die ze zich binnenschools eigen maken. In de practica oefenen studenten specifieke vaardigheden. Dat kan variëren van medische handelingen tot sociaalcommunicatieve vaardigheden.
Het begin van de opleiding De HAN is gestart met een groep van 44 studenten. Het opleidingsteam evalueert op structurele basis met de studenten. Enkele indrukken die tijdens evaluaties met de studenten naar voren komen: • Studenten vinden de verschillende werkvormen prettig. • De heldere structuur (didactische as) die
11 w w w. O e n G . b s l . n l
Nummer 1 – januari 2011
•
• •
Foto: Fon Zeegers
•
middels blokboeken wordt aangeboden vindt men zeer werkbaar. De onderzoeksleerlijn (evidence based practice) wordt als pittig ervaren. Voor sommige studenten is de scheidslijn tussen verdieping en verbreding, hoofden bijzaken nog moeilijk te maken. De studielast is behoorlijk. Docenten met recente praktijkervaring worden zeer gewaardeerd.
De instroom voor de BMH bestaat uit MBOniveau 4, HAVO- en VWO-studenten. De verdeling binnen het eerste jaar: Tabel 4: instroom Instroom eerste jaar HAVO
20
VWO
5
MBO-V niveau 4
7
MBO doktersassistente niveau 4
6
Overig
6
De studenten hebben gemiddeld 20 uur contactonderwijs verdeeld over 3 dagen (dinsdag, woensdag en vrijdag) en besteden gemiddeld 20 uur per week aan zelfstudie. In september 2011 start bij de HAN een groep van 90 studenten (numerus fixus).
Uitdagingen voor 2011 Het afgelopen jaar zijn er diverse bijeenkomsten geweest, in verschillende samenstellingen, met het werkveld. Onderstaande items kwamen hierbij regelmatig aan de orde: • Klinische blik. • Levenservaring. • Confrontatie met heftige problematiek. • Stageplaatsen. • Concurrentie bestaande CZO opleidingen. • Ontbreken van een verpleegkundige basis. • Wettelijke regeling voor BMH. Het opleidingsteam is zich terdege bewust van het feit dat dit belangrijke aspecten zijn die meegenomen moeten worden in het onderwijs van de BMH. Zoals hierboven al eerder geschetst is daar de participatie van het werkveld cruciaal bij. Hierin zijn al de eerste stappen gezet. Neemt niet weg dat er nog een weg te gaan is maar de eerste ervaringen van studenten, docenten en werkveldvertegenwoordiging zijn positief.
Onderwijssituatie met lotuspatiënt Noten 1 Paragraaf 5.3 in: ‘Acute Zorg’ Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van VWS. Zoetermeer, 2003. 2 Paragraaf 4.3 in: ‘Acute Zorg’ Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van VWS. Zoetermeer, 2003. 3 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2006): Arbeidsmarkt en zorgvraag. Den Haag, 2006; ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2006): Arbeidsmarktbrief 2006. Den Haag 2006; ministerie van VWS: Niet van later zorg. Den Haag 2007. De achtereenvolgende ministers van VWS besteden in hun beleid de laatste jaren steeds aandacht aan het arbeidsmarktprobleem. Zie daarvoor: ministerie VWS: Arbeidsmarktbrieven 2007 en 2008. Den Haag. 4 De zorg is geen tot de verbeelding sprekende sector, met name niet voor mannen. Dit is vermoedelijk mede het gevolg van de verdergaande feminisering van de (para)medische en verpleegkundige beroepen. Zie ook VWS Arbeidsmarktbrief 2007, p. 2 5 Zorginnovatieplatvorm (2009): Zorg voor mensen, mensen voor zorg, arbeidsmarktbeleid voor de zorgsector richting 2025 6 Schuit, H., Kauffman, K. Macrodoelmatigheid van de bachelor Medische Hulpverlening. KBA, Nijmegen december 2009 7 Dam, Els van, en Schuit, Hans: Arbeidsmarktonderzoek naar de behoefte aan een hbo-opleiding Medische Hulpverlening – Eindrapport. Nijmegen (KBA) 2007 8 Het gaat in dit kader om (inservice)opleidingen voor de functies: ambulanceverpleegkundige, Spoedeisende Hulpverpleegkundige, anesthesiemedewerker, hartkatheterisatiemedewerker en overige functielaboranten 9 Een carrière aan het bed. Rapport van de MDW werkgroep Verpleegkundigen en Verzorgenden in het Ziekenhuis. Den Haag, 2002, pag 29 10 CanMEDS (Canadian Medical Education Directions for Specialist) is een in Canada ontwikkeld model voor het beschrijven van competenties in het domein van de gezondheidszorg 11 Arbeidsmarktbrief 2007 Werken aan de zorg (van VWS aan Tweede Kamer, november 2007) 12 Kommer GJ (RIVM), Egmond T van. Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen deze toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Zorg\ Ambulancezorg, 12 december 2008. 13 Wulp, E. van der. Eindrapportage Kwantitatief marktonderzoek Bachelor Medische Hulpverlening. Markès Marketing, Veenendaal januari 2008.
Contactinformatie [email protected] * F.J.M. Holweg MHRM is Opleidingscoördinator BMH, Hogeschool
van Arnhem en Nijmegen * drs J.W. Ruck is arts en medisch docent * drs J.H.M. Juffermans MPH is arts en medisch docent
12 Nummer 1 – januari 2011
w w w. O e n G . b s l . n l