Deel 4. Toespraak
Spreken in het openbaar 80 tips voor het houden van een toespraak
Het houden van een goede toespraak is een vaardigheid die niet alleen managers goed van pas komt. Ook verkopers en politici maken er gebruik van. De kunst om voor een groot publiek te spreken eist een voortdurende training. Slechts door oefening, werken en wilskracht kan er iets bereikt worden. Het vrij of ongeremd spreken vergroot het denk- en concentratievermogen.
8 voorbereidingstips Een goede voorbereiding is essentieel. Begin ruim op tijd – enkele weken van tevoren – met uw eigen voorbereiding. Wacht niet tot het laatste moment. Eventueel maakt u een draaiboek waarin u aangeeft hoe lang de diverse passages in uw spreekbeurt duren. Leer bepaalde passages ook uit uw hoofd, als houvast. Probeer ook zo veel mogelijk informatie te verzamelen en verdiep uzelf alvast in uw publiek om tijdens uw toespraak adequaat op reacties en vragen van dat publiek in te kunnen spelen. En op de dag zelf: 1. Wees ruim op tijd aanwezig om alles te kunnen nalopen. 2. Als er meerdere sprekers zijn: weet wat ze gaan zeggen en doen. Probeer een samenvatting te achterhalen om onnodige overlap te voorkomen. 3. Bekijk voor u begint nog eenmaal alle uitrusting en hulpmiddelen na. Het bespaart u mogelijkerwijs de nodige verwijten en blamages. 4. Zorg ervoor dat u bij uw toespraak door alle aanwezigen goed te zien en te horen bent.
35
Dossier 19, maart 2004
MC-Dossier19.pmd
35 Zwart
1-3-04, 12:22
Spreken in het openbaar
5. Draag kleding waarin u zich lekker voelt. Dit vergroot uw zelfvertrouwen. 6. Vermijd een te gespannen houding. 7. Overleg van tevoren of u ondersteunend materiaal tijdens de bijeenkomst of na afloop uitdeelt. Denk eraan: als u het in een voortijdig stadium uitdeelt, luistert niet iedereen meer met voldoende concentratie. 8. Laat zien dat u plezier heeft in uw presentatie. Dit enthousiasme slaat over op uw publiek.
38 fouten en zonden van sprekers 1. Onrustig rondkijken. Sommigen zijn werkelijk niet in staat om de toeschouwers recht in de ogen te kijken. Hun blik dwaalt door de zaal, vaak wordt naar het plafond gestaard en de spreker veroorzaakt daardoor veel onrust. 2. Van het ene op het andere been wippen. Velen zijn zich er niet van bewust dat ze tijdens het spreken van het ene op het andere been wippen. Zo’n gebaar werkt slaapverwekkend. 3. De handen blijven aan de lessenaar gekneld. Veel sprekers lopen naar voren, strekken hun armen uit en vatten met beide handen de lessenaar om deze gedurende hun rede nooit meer los te laten. 4. De handen op de rug houden. Ook verkeerd, wanneer sprekers tijdens hun voordracht zichzelf vastkluisteren doordat ze hun handen op de rug houden. In gesprekken met sprekers komt nogal eens naar voren dat hun ouders hen gezegd hadden niet zoveel gebaren te maken. 5. Het lichaam naar voren buigen. Alle aanwezigen kijken naar de spreker. Heel vaak zien we dat zeer grote mensen een slechte lichaamshouding hebben. Dat kan misschien veroorzaakt worden doordat ze proberen kleiner te lijken door voorover te buigen.
36
MANAGEMENT & Communicatie
MC-Dossier19.pmd
36 Zwart
1-3-04, 12:22
www.kluwermanagement.nl
6. Het hoofd voorover buigen. Helaas denken veel sprekers er niet aan om tijdens hun toespraak rechtop te staan. Meestal wordt dat door het manuscript veroorzaakt. U heeft uw speech geschreven in een te klein lettertype of met de hand. Als men zich dan van de lessenaar verwijdert, kan men de tekst niet langer goed lezen. 7. Een sarcastisch gezicht zetten. Veel sprekers staan met verknepen mond of sarcastische blik voor hun publiek. Doorgaans geschiedt dit onbewust. 8. Een verknepen mond tonen. Het lijkt alsof u pijn lijdt. Dit duidt op gespannenheid. 9. Te weinig oogcontact. U kijkt bij het spreken geen enkele toehoorder direct aan. Men ziet alleen maar een peinzende blik. Het ontbreken van oogcontact is vaak een teken van geremd zijn. Maar dat kan overwonnen worden. 10. Naar het plafond staren. Velen krijgen van u de indruk dat u op inspiratie van boven staat te wachten. U vermijdt het oogcontact. 11. Met een matte blik kijken. U komt mat over, het ontbreekt u aan bezieling. Ogen zijn, zoals bekend, de spiegel van uw ziel. 12. In het gezicht of aan de oren krabbelen. Uit louter verlegenheid krabbelt u achter uw oren of in uw gezicht. Het verraadt een stuk onzekerheid. 13. Men steekt te vaak zijn tong uit. Dit verschijnsel komt niet zo heel vaak voor. Maar als we het zien, is ook dit een teken van verlegenheid. 14. Op de lippen bijten. Louter vanwege nervositeit of door de spanning bijten velen op de lippen zonder het vermoedelijk zelf te merken. 15. Uit het raam naar buiten kijken. Het is heel komisch. Maar het uit het raam kijken leidt het gehoor zeer snel af. De ogen volgen die van de spreker. 16. Maar één kant op kijken.Veel sprekers maken ook de fout door slechts in een bepaalde richting naar hun publiek te kijken. Bijvoorbeeld naar directie of andere hoogwaardigheidsbekleders. De andere toehoorders bezien dat met het nodige misprijzen. 17. Niet passend gekleed. De kleding van de spreker dient afgestemd te zijn op het onderwerp en de sfeer. Ook dient met het gehoor rekening te worden gehouden. Er zijn geen standaardregels voor. Aan de andere kant is het ook niet mogelijk om een middenweg te vinden.
37
Dossier 19, maart 2004
MC-Dossier19.pmd
37 Zwart
1-3-04, 12:22
Spreken in het openbaar Angst voor witte vel
18. Het ontbreekt in de voordracht aan concrete voorbeelden. Er wordt te veel theorie geboden in plaats van concrete voorbeelden uit de eigen ervaring en praktijk te geven. Toehoorders willen voorbeelden. 19. Op de verkeerde toonhoogte spreken. Een spreker moet zich bij het praten altijd instellen op de grootte van de zaal en het aantal aanwezigen. Het heeft ook weinig zin om te laag of te hoog te spreken. Afhankelijk van de situatie is het beter om via een microfoon te spreken. 20. Te weinig aandacht voor een goed begin en slot. Het begin en het einde van een toespraak zijn van doorslaggevend belang. Een goed spreker kent die zinnen uit het hoofd. 21. Van het onderwerp afwijken. Sommige sprekers worden dusdanig door hun eigen geestesproduct bezield dat ze tijdens hun voordracht gemakkelijk van hun onderwerp afwijken. Het is altijd verstandig als de belangrijkste punten van de toespraak schriftelijk op een bord of een sheet worden vastgelegd. 22. Het niet herkennen van vermoeidheidsverschijnselen bij het publiek. U praat en praat maar door en heeft niet in de gaten dat uw publiek onrustig wordt, gaapt, op zijn stoel heen en weer schuift en in stilte wenst dat uw toespraak zo snel mogelijk is afgelopen. 23. Men laat zich door interrupties van de wijs brengen. Een goede spreker en voordrachtskunstenaar moet over een zekere slagvaardigheid beschikken om negatieve opmerkingen uit het publiek op te vangen. 24. Te weinig pauzes inlassen. Briljante sprekers zijn meesters in de pauzetechniek. Pauzes helpen om op adem te komen en om alle zaken nog eens rustig op een rijtje te zetten. 25. Geen humor. De aanwezigen moeten zich ook kunnen ontspannen en daar kan humor een wezenlijke bijdrage leveren. Veel sprekers zijn veel te ernstig en hebben bovenal niet het vermogen om hun gehoor op de juiste wijze te motiveren. 26. Het luidruchtig omslaan van papieren. Het werkt zeer verstorend wanneer de aanwezigen voortdurend het bladeren en omslaan van het manuscript moeten zien en aanhoren.
38
MANAGEMENT & Communicatie
MC-Dossier19.pmd
38 Zwart
1-3-04, 12:22
www.kluwermanagement.nl
27. Een grimmig gezicht trekken. U staat verkrampt, verbeten en vaak met een grimmig gezicht voor het publiek. Een beetje vriendelijkheid en een lachje doen wonderen. 28. Te luid spreken. Er zijn mensen die denken dat men zijn onzekerheid kan verdoezelen door luid te spreken. Echter, schreeuwende en luid pratende mensen komen doorgaans niet goed over. 29. Te snel spreken. Een heel hoog percentage sprekers toont de neiging om tijdens hun toespraak te gaan ‘hollen’. Het publiek zal het altijd waarderen wanneer een spreker helder, duidelijk en langzaam spreekt. 30. Lachen als er niets te lachen valt. Het is in beginsel heel moeilijk om tijdens een toespraak een grapje te maken. Vaak komen deze niet over. Erger wordt het natuurlijk als men tijdens de toespraak lacht terwijl er geen enkele reden om te lachen is. 31. Een stijve houding. Een spreker moet flexibel zijn. Hij moet tijdens het spreken ook overtuigend met mimiek en beweging werken. Te veel sprekers staan stokstijf voor hun gehoor. 32. Onderdanig optreden. Wie al te onderdanig voor zijn gehoor staat, raakt snel in diskrediet en komt ongeloofwaardig over. 33. Als ‘allesweter’ optreden. Sprekers die zich bescheiden opstellen, komen meestal het beste over. De super-zelfverzekerde en allesweter stuit snel op tegenstand. 34. Het voortdurend kloppen. Deze categorie sprekers veroorzaakt de nodige hilariteit omdat ze met de linker- dan wel met de rechterhand voortdurend op de lessenaar kloppen of tikken. Dat is weliswaar heel grappig, maar leidt ook enorm af. 35. Te vaak lange zinnen gebruiken. Heel veel sprekers maken het zichzelf maar al te moeilijk door lange zinnen te gebruiken. Ze zouden het veel gemakkelijker hebben wanneer ze korte en kernachtige uitspraken zouden doen. Ook qua stemgebruik wordt het optreden dan gemakkelijker. 36. De handen verkeerd houden. Beginnende sprekers hebben vaak grote moeilijkheden met hun handen. Zij hebben nog niet geleerd om ze eenvoudigweg naast hun lichaam te houden. 37. Te weinig gelaatsuitdrukking. De gelaatsuitdrukking is een zeer belangrijk retorisch hulpmiddel bij het beïnvloeden van uw publiek. Helaas maken weinigen daar goed gebruik van.
39
Dossier 19, maart 2004
MC-Dossier19.pmd
39 Zwart
1-3-04, 12:22
Spreken in het openbaar
38. Te weinig gebaren gebruiken. Ook het onderstrepen van het gesprokene met gebaren om daarmee de betekenis te accentueren is zeer belangrijk. Velen benutten die mogelijkheden te weinig. Het kan heel gemakkelijk via trainingen geleerd worden.
19 valkuilen die goede sprekers nooit zullen overkomen 1. Er worden te weinig retorische vragen gesteld. Ervaren sprekers werken met de vraagtechniek. Zij verstaan de kunst om hun gehoor tot denken te brengen. 2. Het alleen maar voorlezen van de tekst. De aanwezigen willen persoonlijk door middel van oogcontact aangesproken worden. Ze hebben er een hekel aan wanneer de spreker alleen maar zijn rede ‘oplepelt’. Men zegt dan terecht: “Hij had helemaal niet hoeven spreken. Had ons die toespraak maar per post toegestuurd.” 3. Het half uitspreken van letters en lettergrepen. U spreekt te snel en gehaast zonder dat u bepaalde zaken accentueert of het belang ervan beklemtoont. Het is van belang dat u alle letters en lettergrepen duidelijk uitspreekt. 4. Toon geen onverschilligheid als u in uw woorden blijft steken. U laat uw gehoor meteen zien dat u blijft steken en uw optreden wordt verkrampt en onzeker. In plaats daarvan dient u op een knappe manier op een nieuw onderwerp over te schakelen en in het kort het gesprokene te herhalen. 5. Te onderdanig optreden. U brengt uw gehoor in diskrediet indien u te onderdanig en te nonchalant optreedt. Uw gehoor verwacht een zeker respect. 6. Een te geringe voorbereiding. U bent van mening dat u uw voordracht zo uit uw mouw kunt schudden. U begint te laat en van achter de lessenaar krijgt u niet bepaald de goede ingevingen. U vertrouwt uzelf onderwerpen toe die u echter niet beheerst. 7. Zich niet tijdig laten informeren over de aanwezigen. Een goed spreker doet de moeite om voor de aanvang van zijn toespraak meer te weten te komen van zijn publiek en eventuele collega-sprekers. Alleen dan kan men gericht op het onderwerp en de doelgroep een voordracht houden. De aanwezigen weten dit op hun waarde te schatten.
40
MANAGEMENT & Communicatie
MC-Dossier19.pmd
40 Zwart
1-3-04, 12:22
www.kluwermanagement.nl
8. Het ontbreekt aan een degelijke persoonlijke introductie. Of u bent zeer aanmatigend of in het andere geval onderdanig of onvolledig. Een persoonlijke introductie dient met de juiste mate van bescheidenheid te geschieden. 9. Te snel naar voren lopen. Verstandige sprekers knopen eerst hun jasje dicht en lopen dan langzaam en bedachtzaam naar voren om daarmee een zeker respect af te dwingen. De onervaren spreker loopt veel te snel naar voren, is onrustig en begint te gehaast. 10. Het ontbreekt duidelijk aan bezieling. Een goed spreker is vol dynamiek en bezieling. Hij verstaat de kunst om zijn gehoor te boeien en mee te voeren. 11. Beginnen met zich te verontschuldigen. Helaas beginnen zeer veel sprekers met een excuus. Zij vermoeden niet dat dit hen in het geheel niet helpt. De reactie blijft: “Waarom spreekt hij dan?” Goede sprekers weten tijdens hun rede een zwak begin weg te werken. 12. Zich niet aan het onderwerp houden. Het is zonder meer een kwestie van schaamteloosheid als een spreker zich niet aan het onderwerp houdt en gewoonweg over iets anders verder praat. Het is de plicht van de spreker om zich aan het onderwerp te houden. 13. Tijdens de voordracht geen mogelijkheid inlassen om zelf vragen te stellen. Goede sprekers zijn meesters in het stellen van vragen. Ze maken van de gelegenheid gebruik om enkele aanwezigen rechtstreeks en persoonlijk aan te spreken om daarmee hun betoog te verluchtigen. 14. Met spreken beginnen als het nog rumoerig is. U begint te spreken als de aanwezigen nog onderling met elkaar aan het praten zijn. Daardoor mist een deel van uw publiek die belangrijke eerste zin. Een goed begin zal daardoor vrijwel zeker mislukken. 15. Het maken van grappen ten koste van een ander. Goede sprekers weten het: grapjes maken…altijd ten koste van jezelf. Dat is een teken van karakter. 16. Het omzeilen van vragen. Het is een teken van zwakte als een spreker directe, op het onderwerp betrekking hebbende vragen omzeilt en niet behandelt. Of daar later niet op terug te komen als hij dat meteen na de vraag wel aangeeft.
41
Dossier 19, maart 2004
MC-Dossier19.pmd
41 Zwart
1-3-04, 12:22
Spreken in het openbaar
17. Het slaafs navolgen van andere sprekers. Wie een ander volgt, blijft slechts een kopie. Het is beter een eigen persoonlijkheid en een eigen stijl van spreken te ontwikkelen. 18. Het op de verkeerde wijze citeren van uitspraken. Men neemt al gauw zijn toevlucht tot het citeren. Citaten moeten echter woordelijk kloppen. Het is derhalve aan te raden deze vooraf te noteren. 19. Hebbelijkheden. U zit voortdurend aan uw neus of aan andere gezichtsdelen. Het herhalende karakter ervan stoort uw publiek ten zeerste.
De laatste 15 tips: details voor op het podium Het is belangrijk een goed figuur te slaan. Wanneer u binnenkomt wordt u als type snel ingeschat: sympathiek, arrogant, onderdanig of misschien wel aanmatigend. De eerste indruk die men van u krijgt is bepalend voor uw acceptatie. Vaak zijn het kleine zaken die een belangrijke beslissende invloed hebben. 1. Betreed de zaal, het podium, de ruimte zo natuurlijk mogelijk. 2. Belangrijk is een vriendelijk lachje of vriendelijk toeknikken. 3. Voor de heren: knoop uw jasje al dicht als u nog zit – dus voordat u opstaat – en doe het niet voor het publiek zelf. 4. Wees voorzichtig zodat u niets omgooit. Denk aan bloemenvazen, koffiekopjes en dergelijke. 5. Begin niet te luid of te langzaam. Pas uw stemgeluid aan bij de ruimte. 6. Begin niet te spreken als het in de zaal nog onrustig is. Wacht bij applaus van het publiek tot dit verstomd is. 7. Kijk voordat u begint te spreken alle aanwezigen – dus niet alleen de hooggeplaatste personen – vriendelijk aan. 8. Leg een horloge voor u neer en zorg ervoor stipt op tijd te stoppen.
42
MANAGEMENT & Communicatie
MC-Dossier19.pmd
42 Zwart
1-3-04, 12:22
www.kluwermanagement.nl
9. Blijf op uw ademtechniek letten, anders raakt u ‘buiten adem’. Veel sprekers praten te haastig en te snel. Leer en oefen om langzaam te spreken. Uw publiek zal u gemakkelijker kunnen volgen. 10. Wanneer u met een bord, een flip-over of een beamer werkt, blijft u toch de zaal inkijken als u praat. 11. Vergeet niet korte pauzes of rustpunten in te bouwen. Wanneer het in de zaal onrustig wordt, is het verstandig een korte pauze in te lassen. Oefen in het toepassen van de pauzetechniek. 12. Reageer slagvaardig en met humor op reacties uit de zaal. Moeilijke punten kunt u in eerste instantie omzeilen door te zeggen dat u er later op zult terugkomen. 13. Werk met de juiste mimiek en gebaren om uw woorden kracht bij te zetten. Lange mensen moeten spaarzaam gebruikmaken van mimiek en gebaren, terwijl kleine mensen juist de aandacht kunnen trekken door er intensiever gebruik van te maken. 14. Stop bij een belangrijk punt. De laatste zin dient het klapstuk te zijn en moet applaus uitlokken. Leer die laatste zin uit uw hoofd. Tachtig procent van de sprekers beheersen deze techniek niet en weten er op het hoogtepunt geen punt achter te zetten. 15. Het complimenteren van uw gehoor – mits eerlijk en oprecht – komt altijd goed over.
43
Dossier 19, maart 2004
MC-Dossier19.pmd
43 Zwart
1-3-04, 12:22