Spiegel van Antwerpen Verslag lezing en workshop - 30 augustus 2011 Samenvatting Kristiaan Borret gaf op 30 augustus 2011 op uitnodiging van KEI een lezing over de Structuurvisie Antwerpen Ontwerpen. Vervolgens gingen een twintigtal professionals in gesprek over de toepasbaarheid van dit instrument voor de Nederlandse ontwerp- en beleidspraktijk. In Nederland zijn veel partijen op zoek naar nieuw planinstrumentarium dat beter past in de nieuwe realiteit waarin we leven. Deze zoektocht komt voort uit de aanname dat ons planinstrumentarium, in essentie een product van wederopbouw en groei, niet geschikt is voor de huidige situatie waarin groei eerder van versnipperde initiatieven te verwachten is dan van het samenspel van overheid en markt in het masterplan. Gezocht wordt naar flexibiliteit die beter past binnen de planningsbehoefte die blijft bestaan. Het Antwerpse structuurplan biedt deze flexibiliteit. De visie geeft een streefbeeld zonder dat een maquette wordt gebouwd en combineert generiek stedelijke beleid, gegoten in zeven evocatieve beelden, en specifiek beleid in sleutelgebieden. Deze combinatie van generiek en specifiek doet meer recht aan de complexiteit van de stad dan veel ruimtelijke visies in Nederland dat doen. Verder is de analyse voorafgaand aan het opstellen van het structuurplan grondig en discriptief gedaan. Zij is niet gedreven door oplossingen zoals vaak in Nederland is gebeurd. Dit uitgebreide voorwerk biedt tijdswinst op de middenlange termijn wanneer afzonderlijke projecten moeten worden getoetst en ingepast in de ruimtelijke structuur. De lezing was het eerste onderdeel van het KEI-traject ‘Van bestemmen naar beginnen – Een zoektocht naar een nieuw planinstrumentarium’. Aanleiding KEI heeft Kristaan Borret, Stadsbouwmeester van Antwerpen, uitgenodigd om een verhaal te vertellen over de Structuurvisie van Antwerpen en deze te spiegelen aan de Nederlandse ontwerp- en beleidspraktijk. Spiegels als deze zijn nodig in een tijd waar veel ontwikkelingen zijn stilgevallen en de huidige planinstrumenten moeilijk lijken mee te bewegen met de veranderingen waar de Nederlandse stedelijke ontwikkeling voor staat. De vraag die tijdens de bijeenkomst centraal stond was daarom: hoe kan de structuurvisie Antwerpen Ontwerpen ons helpen bij het antwoord op de vraag óf en hoe we het Nederlandse planinstrumentarium zouden moeten vernieuwen? Deze zoektocht komt voort uit de aanname dat ons planinstrumentarium, proces en manier van organiseren in essentie nog steeds zijn gebaseerd op de wederopbouw, groei en grootschalige aanpak. Zij is minder geschikt voor de huidige situatie waarin groei eerder van (versnipperde) initiatieven te verwachten is dan van het samenspel van overheid en markt in het masterplan. De Structuurvisie Antwerpen kan nieuwe inzichten bieden die mogelijk vertaald kunnen worden naar de Nederlandse ontwerp- en beleidspraktijk. Op 30 augustus kwamen ruim 20 professionals samen in Rotterdam, waaronder ontwerpers, gemeenteambtenaren en adviseurs op het gebied van planinstrumentarium, om het verhaal van Borret te horen. Na zijn lezing gingen de deelnemers in gesprek over de verschillen met Nederland en de toepasbaarheid van elementen van dit instrument in ons land. De belangrijkste elementen uit de lezing en het daaropvolgende gesprek zijn hieronder uitgelicht.
1
Totstandkoming Antwerpen Ontwerpen Denken over ruimtelijke kwaliteit is langzaam gegroeid in Antwerpen. In de jaren 60 – 70 lag de focus in België en Antwerpen op sociale huisvesting en de historische kern. Eind jaren 80, begin jaren 90 werd vanuit de stedelijke bevolking aandacht gevraagd voor het concept ‘Stad aan de Stroom’. Vanaf dat moment vond er een omslag plaats van een focus op architectuuringrepen naar een betere koppeling met een stedenbouwkundige kijk op de stad. Deze tendens werd versterkt toen Antwerpen Culturele hoofdstad werd in 1993. Vanaf deze tijd werd getracht om projecten vaker naast een lokale ook een stedelijke uitstraling te laten genereren. Tussen 2003 en 2006 werd deze stedenbouwkundige kijk vertaald in het opstellen van een strategische Structuurvisie. Deze werd in 2006 officieel gemaakt. De stedenbouwkundige Secchi heeft met de structuurvisie geen voor en na situatie willen schetsen, maar een ijkpunt willen creëren in het nadenken over Antwerpen. Hoofdonderdelen Structuurvisie Borret gaf in zijn verhaal bescheiden aan dat er geen sprake is van een specifieke Antwerpse ‘methode’ en dat de situatie rond de structuurvisie een ‘gelukkige samenloop van tendensen en omstandigheden’ is. Maar is er meer dan geluk in het spel bij de soepele werking die dit planinstrument in de praktijk van Antwerpen heeft? Borret ontleedde de structuurvisie in twee hoofdonderdelen. Deze hoofdbestanddelen (generiek en specifiek) zorgen voor een combinatie van verleiding en actiegerichtheid. 1. Specifiek - Vijf strategische projecten Het plan geeft een harde ruggengraat aan Antwerpen als ‘Stad aan de stroom’. Vijf strategische gebieden zijn aangewezen waarin actief wordt ingezet door de overheid. Dit zijn gebieden waar reeds bestaande grote planontwikkelingen zijn gestart of gepland. De visie brengt deze gebieden met elkaar in verband en voorkomt daarmee dat de strategische projecten footloose worden. Ze krijgen daarmee dus ook duidelijker betekenis op het hogere schaalniveau van de stad. 2. Generiek - Zeven evocatieve beelden Naast dit actieve beleid zijn veel witte gebieden ingevuld in de structuurvisie. Voor deze gebieden geldt generiek beleid. Secchi heeft zeven evocatieve (suggestieve/ beeldende) thema’s opgesteld die als inspirerende images voor geheel Antwerpen fungeren: 1. waterstad, 2 ecostad, 3 rail/spoorstad, 4 dorpen/metropool 5. havenstad 6. poreuze stad en 7. megastad. De beelden kunnen kleinschalige ontwikkelingen richting geven zonder te sterk te sturen. De beelden bieden een kader waarin initiatieven relatief snel kunnen worden ingepast. De poreuze stad (een door Secchi meer gebruikt beeld) kan een interessant thema voor de huidige situatie in Nederland zijn. Secchi heeft hier gekozen voor een zeer ontwerpende benadering. De poreuze stad gaat over lucht creëren in de stad; het gaat over de krimpende stad en over functiemenging. Concreet biedt dit thema inspiratie om preciezer te kijken naar de vrije kavels in de stad; over de mogelijkheden tot het creëren van parken, over herbestemming van leegstaande gebouwen en het faciliteren van bottom up-initiatieven. De poreuze stad is ingegeven in Antwerpen door het versnipperde eigendomsbezit, waardoor er ook geen ‘grootgrondbezitters’/grote ontwikkelaars zijn. De structuurvisie koppelt in het kader van de poreuze stad (en ook de andere 6 thema’s) een aantal microgeschiedenissen van woningen aan statistiek en stedenbouwkundig onderzoek. De microgeschiedenissen zijn tot stand gekomen door onderzoek naar woningen die op een onconventionele wijze toch een bewoonbare vorm hebben gekregen. Door deze voorbeelden te koppelen aan trends – die zijn gefilterd uit statistieken en stedenbouwkundig onderzoek- is een eindkaart ontstaan die aangeeft
2
waar ruimtelijke vernieuwing zou kunnen plaatsvinden en waar open ruimte kan worden gecreëerd. Het verschil met de Nederlandse praktijk maakt de vraag relevant: is het beeld van de poreuze stad en vertaling hiervan naar het planinstrumentarium interessant voor de Nederlandse praktijk? Hoe zou het hier kunnen werken? Verdere vragen: zijn de beelden die Secchi heeft gekozen typisch Antwerps of andersom: wórden ze steeds meer Antwerps? Kenmerken Structuurvisie Uit de lezing en het gesprek na de lezing is gebleken dat de Structuurvisie Antwerpen Ontwerpen een aantal interessante en wellicht bruikbare (gebruiks)kenmerken bevat die het Nederlandse planinstrumentarium en beleidspraktijk kan verrijken/ helpen. Hieronder worden de belangrijkste kenmerken, die overigens gedeeltelijk overlappen, kort samengevat: - Precies én globaal - Pendelen tussen schaalniveaus, diensten en programma’s - Analyse: descriptief in plaats van actiegericht - Grootschalig én organisch: spelen met de factor tijd Precies én globaal Dit kenmerk speelt op twee niveaus: op het niveau van de plannen zelf en op het niveau van de analyse. Op het niveau van de plannen is het hierboven al aangegeven: de visie verenigt specifieke focus op vijf actiegebieden met generieke ideeën over de stad in de vorm van evocatieve stadsbeelden die toegeëigend kunnen worden door partijen en particulieren. Daarnaast is de paradox van precies en globaal ook te vinden op het niveau van de analyse of het ontwerpend onderzoek. Endry van Velzen zegt hierover: ”de stedelijke complexiteit wordt in de analyse onderkend en niet weggereduceerd zoals veelal in Nederland gebeurt (tot punt, lijn of vlak). De intellectuele en beschrijvende aard van de analyse stelt de gemeente in staat makkelijker te pendelen tussen verschillende schaalen abstractieniveaus. In Nederland denken we teveel van A (structuurvisie) naar B (projectniveau). Nu grootschalige plannen minder relevant worden moet je meer gaan werken met complexiteit.” Openstaande vragen: Is een denkomslag in stedenbouwkundig Nederland nodig waarbij het nadenken in complexiteit meer gangbaar wordt? Specifieker: Kan het tonen van complexiteit in Nederland in structuurvisies worden toegelaten waarbij precieze analyse en evocatieve beelden hand in hand kunnen gaan? En wat betekent dit voor het beroep van stedenbouwkundige? Pendelen tussen schaalniveaus, diensten en programma’s Er wordt in Antwerpen niet alleen gependeld tussen ruimtelijke schaalniveaus, wat in vergelijking met Nederland al een winstpunt is. Er wordt ook gependeld tussen diensten en beleidsvelden. Programma’s worden zoveel mogelijk ook ruimtelijk beschouwd en ingezet. Hoe kan het investeringsprogramma van bijvoorbeeld maatschappelijk vastgoed onderdeel uitmaken van het architectuurbeleid of de stedelijke vernieuwing? Hoe komt de locatie van de bibliotheek bijvoorbeeld ook ten goede aan de ontwikkeling van de wijk en stad? Openstaande vraag: wordt deze manier van denken in Nederland toegepast? Analyse: descriptief in plaats van actiegericht
3
De generieke beelden uit de visie zijn onderbouwd door analyses en illustraties (microgeschiedenissen). De analyses zijn in tegenstelling tot de Nederlandse situatie niet direct gekoppeld aan programma’s. Ze zijn descriptief en werken mee de eigenheid van de stad te vangen. Dat beschrijvende hangt samen met een instelling om niet bang te zijn om tijd te nemen en door niet uit te gaan van een tabula rasa. De analyse krijgt in de 7 beelden betekenis voor verdere ontwikkeling. De microgeschiedenissen en de beelden bieden partijen en particulieren de mogelijkheid om zich de structuurvisie toe te eigenen. In Nederland kijken we heel functioneel naar de stad (wat/ waar?). In Antwerpen zijn de beelden van de stad meer literair/ meer verhalend. Gebrek aan planningstraditie in België is hierin een groot voordeel. Ook bevatten de analyses in de structuurvisie van Antwerpen geen retoriek en een rechtvaardiging voor ingrijpen. Ze zijn eerder bedoeld om de stad beter te begrijpen en om trends en tendensen te onderkennen (evoluties). De nieuwe situatie in Nederland, waarin de momenten van interventies steeds verder weg komen te liggen of onzeker zijn, kan beschrijvende analyses bevorderen. Grootschalig én organisch ontwikkelen: spelen met de factor tijd In Nederland hebben we te maken met een terugtrekkende overheid. Als het geld op is wordt er te snel gekozen om gebiedsontwikkelingsprojecten stil te leggen en af te blazen. In Antwerpen kiezen ze niet voor het ene of het andere uiterste. De structuurvisie in combinatie met de cultuur in Antwerpen zorgt voor een samenwerkingsmodel, ook zonder dat de overheid kan investeren. De overheid stelt zich faciliterend op. Door de opkomst in de jaren 80 van de grootschalige projectontwikkeling is de overheid in Nederland dit verleerd. Bij ambtenaren zijn competenties verloren gegaan die kleinschalige initiatieven erkennen en ondersteunen. De structuurvisie in Antwerpen bepaalt voor een groot deel níet wat er op het laagste schaalniveau moet gebeuren, maar biedt voorbeelden om te inspireren (microgeschiedenissen) en om koppelingen te maken met het hogere schaalniveau. In België gaat ontwikkeling trager. Sneller dan in Nederland wordt geaccepteerd dat ontwikkelingen een aantal jaren stilliggen. Op de kwaliteit van plannen wordt, in tegenstelling tot ons land, niet snel ingeboet als een project stilvalt. De organisatie van de ruimtelijke sector in Antwerpen Bijzonder aan de organisatie van de ruimtelijke sector is dat deze gespiegeld is aan de opbouw van de structuurvisie. Binnen de dienst Stadsplanning zijn vijf projectdirecties (gekoppeld aan de vijf specifieke projecten/gebieden) ondergebracht. Voor het generieke beleid (voortkomend uit de 7 themabeelden) bestaat er een aparte dienst Ruimtelijke planning. En tot slot is er een stadsbouwmeester die de kwaliteit van ingrepen en bijdragen bewaakt. De houding van het ambtelijk apparaat is er één van samenwerking (i.p.v. puur toetsen) en faciliteren. Bij grotere projecten (400 tot 1.500 woningen, 2 tot 13 ha) wordt samengewerkt met de ontwikkelaar waarbij een gemeentelijke stedenbouwkundige (betaald door ontwikkelaar) wordt gedetacheerd. Temperaturen van de stad In Antwerpen wordt de koppeling gemaakt tussen afdeling vergunningen en ontwikkelingen. De stad kent 3000 à 4000 bouwaanvragen per jaar. Deze maken evenveel de stad als de grootschalige projecten. Bij het loket komt men marktontwikkeling/dynamiek op het spoor. De kunst is om deze tendensen om te zetten in planvorming die gekoppeld is aan de structuurvisie. De tendensen laden de zeven beelden van Secchi. Openstaande vraag: Gebeurt dit ook op een vergelijkbare manier in Nederland? Enno Zuidema gaf als voorbeeld de gemeente Groningen. Hier is de welstandscommissie alert op deze tendensen en speelt informatie door aan de dienst stadsontwikkeling. De dienst
4
gelooft echter sterk in de maakbaarheid van de samenleving en ontkent bepaalde aangetoonde tendensen.
Structuurplan en RUP De ontwikkelingsruimte die het Structuurplan biedt ontbeert het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP). Het RUP heeft een juridische status vergelijkbaar met het Nederlandse bestemmingsplan. Ook in België wordt gezocht naar wijzen waarop het RUP tegelijk voldoende zekerheid en ontwikkelingsruimte biedt; zonder dat het een loos/ leeg document wordt. Opvallend verschil is wel dat het RUP veel ruimtelijker is ingestoken dan ons bestemmingsplan, dat vooral functioneel is ingestoken.
5
Deelnemers Lezing en workshop ‘De Spiegel van Antwerpen – Op zoek naar een nieuw instrumentarium’. Van 30 augustus in Rotterdam Spreker Kristiaan Borret, stadsbouwmeester gemeente Antwerpen Voorzitter Olof van de Wal, directeur KEI Deelnemers - Frank van Eck, senior projectmanager De Binckhorst gemeente Den Haag - Saskia Engbers, programmaleider Ruimtelijke ontwikkeling NIROV - Arjan Gooijer, architect Van Schagen Architekten - Peter Geerts, directeur stedenbouw Buro 5 - Jurgen Hoogendoorn, beleidsmedewerker Gemeente Amsterdam - Hans Karssenberg, partner Stipo - Marco Kerstens, managing partner BMC - Jeroen Laven, partner Stipo - Arie Lengkeek, redactieleider AIR Architectuurcentrum Rotterdam - Willem van der Made, directeur stadsontwikkeling Gemeente Den Bosch - Marieke Seip, Weusthuis Associatie - Hans Sparreboom, gebiedsmanager De Binckhorst gemeente Den Haag - Gert Jan te Velde, architect/partner Van Schagen Architekten - Endry Van Velzen, partner/architect De Nijl architecten - Leo Versteijlen, directeur SITE urban development - Frederik Vermeesch, directeur Rijnboutt KEI -
Jeroen van der Velden, adviseur KEI Marieke Verkaart, adviseur KEI
6