1
Marius Meulenberg november 2014
Geactualiseerd naschrift bij het onderzoek naar het beeldje van St. Geertruid:
Speurtocht naar (bezielde) figuurstenen zoals het beeldje van St. Geertruid. Enkele dagen na het afronden van mijn onderzoek: ‘Het beeldje van St. Geertruid: een bezielde figuratieve vuursteen met gegraveerde symbolen’ (augustus 2014), vond ik op het internet nieuwe literatuur over Catal Hüyük die ik daarvoor in bibliotheken nooit had kunnen vinden. Deze nieuwe literatuur was aanleiding om een naschrift bij mijn onderzoeksrapport te voegen. In de voorliggende versie van het naschift november 2014 heb ik ook resultaten van latere opgravingen te Catal Hüyük meegenomen en informatie uit Sardinië (literatuur: La civilation de la Sardaigne. Cristian Servos, 1954 en internetsite www.tharros.info ). Naar het vroeg Neolithicum van Catal Hüyük, Anatolië (C14 ca. 6000 jr. v.Chr.) heeft als eerste James Mellaart onderzoek gedaan. Onderstaande is ontleend aan zijn publicatie uit 1967: ‘Catal-Hüyük. A Neolithic Town In Anatolia’ (lit. 1). En aan zijn publicatie uit 1969. ‘De vroegste beschavingen. Het nabije oosten’ (lit. 2). Mellaart vermeldt in lit. 1 onderstaande. De kunstenaars van Catal Hüyük waardeerden de ongewone en suggestieve vormen van natuurlijke rotsformaties, stalactieten, stalagmieten, kalksteen concreties en vreemd gevormde verweerde stenen. Het koste weinig moeite om in druipsteengrotten van het Taurus gebergte stenen te vinden die leken op goden, mensen of versteende dieren. Dat men deze grotten bezocht blijkt uit de afgebroken stalactieten die men tezamen met cultusbeelden bij elke gelegenheid in de tempels van Catal Hüyük deponeerde. Veel van deze stenen lijken op een paar borsten, op uiers en zelfs op menselijke figuren en het is duidelijk dat men vanwege deze gelijkenis deze stenen verzamelde en naar de tempels bracht. Soms werd de gelijkenis geaccentueerd door een minimale bewerking. Kalksteen kiezels en rolstenen werden door enkele graveringen omgevormd tot beeldjes die merkwaardig genoeg lijken op modern beeldhouwwerk. Hiervan geeft Mellaart onderstaande voorbeelden. Op een stuk kalksteen dat lijkt op een man die een dier op rijdt, werd door graveren een hoofd weergegeven. Hiervan is geen afbeelding gepubliceerd in bovengenoemde literatuur. Van een kalksteen concretie uit tempel VI.A.10, is alleen de top bewerkt om een menselijk hoofd weer te geven (fig. 10). Volgens lit. 1 belichaamt dit beeldje waarschijnlijk het chtonisch (= verbonden met de aarde) aspect van de Moedergodin. De grotendeels natuurlijke vorm toont de vrees en het ontzag dat uitgaat van de druipsteengrotten van het Taurus gebergte, de macht van moeder aarde en de werkelijkheid van de dood. Hoogte ca. 20 cm.
fig. 1b lit. 2 fig. 1a lit. 1 Mellaart beschrijft dit beeldje (fig. 1b) in lit. 2 als volgt: “een godin die in haar drie aspecten optreedt: als jonge vrouw, als barende moeder of als een oude vrouw, in één geval vergezeld van een roofvogel, waarschijnlijk een gier. Bij dit beeldje worden haar simpeler en schrikwekkender aspecten benadrukt door haar vagelijk in een soort stalactitsche vorm met een mensenhoofd te tonen, wat blijkbaar de nadruk wil leggen op haar chtonische (= verbonden met de aarde) aard in verband met grotten en onderwereld”. Door mensen gemaakte cultusbeelden, gegraveerde figuurstenen, maar ook de onbewerkte suggestieve figuurstenen waren in Catal Hüyük zo heilig, dat ze bij buitengebruikstelling van tempels daaruit werden verwijderd en naar andere tempels werden overgebracht.
2
Marius Meulenberg november 2014
Bij tempel VI.A.10 was dit niet mogelijk omdat deze door brand werd verwoest en een dikke laag van samengesmolten bakstenen de bewoners van Catal Hüyük belette ze op te graven. Een aanzienlijk deel van de in Catal Hüyük gevonden beeldjes is daardoor afkomstig uit deze tempel. De gegraveerde figuursteen van fig. 2 komt ook uit deze tempel. Mellaart beschrijft dit beeldje als een zwangere (?) godin, die gemaakt is door in een rolsteen van blauwe kalksteen twee ogen en een mond te kerven. Hoogte ca. 16 cm. Hij vermeldt daarbij ook dat de in tempel VI.A.10 gevonden beeldjes verschillen in mate van bewerking. Het gaat daarbij om geheel natuurlijk gevormde, maar zeer suggestieve kalkconcreties en stalagmieten. Minimaal bewerkte figuurstenen zoals fig. 1, fig. 2 en fig. 3. En beeldjes die door de mens zijn vormgegeven door beperkte of uitgebreide bewerking.
fig. 2 lit.1
Mellaart beschrijft het beeldje van fig. 3 als een kleine schematisch weergegeven godin met armen en borsten. Ze is gemaakt van marmer. Hoogte ca. 5 cm. De bewerking is bij dit beeldje beperkt, maar m.i. al zo groot dat ik het niet zie als een door de natuur gevormde figuursteen.
fig. 3 lit. 1 De overige beeldjes van tempel VI.A.10 zijn uitgebreider bewerkt. Het gaat volgens Mellaart om: 1-een gebroken beeldje: moeder en kind (?); 2-een beeld van tweeling godinnen: moeder en dochter; 3,4,5- twee godinnen en een kind gezeten op een luipaard: moeder, dochter en zoon. Meesters der dieren; 6-een godin met mantel en hoed; 7-een godin met mond en hangende borsten; 8- een zittende god met luipaard hoofddeksel: zoon en jager; 9-een gebaarde god die op een stier zit: partner. Helaas wordt niet vermeld hoeveel geheel natuurlijk gevormde concreties en stalagmieten in de tempel zijn gevonden. Gezien de meervoudsvorm die Mellaart gebruikt (hij schrijft over concretions and stalactites) moeten het er tenminste vier zijn geweest. Het totaal aan natuurlijk gevormde figuurstenen komt daardoor op tenminste 6 (minimaal vier onbewerkte stenen plus twee gegraveerde stenen: fig. 1 en 2). Het aantal beeldjes dat door mensen is vorm gegeven, bedraagt 10 (de negen die bovenstaand worden genoemd plus het schematisch weergegeven beeldje van fig. 3). Van het totaal (16 stenen) bestaat dus tenminste (6/16 =) 38 % uit door de natuur gevormde figuurstenen met al dan niet een minimale bewerking zoals graveren. De tempel waarin ze zijn gevonden, heeft dienst gedaan gedurende twee perioden. Periode VI.B (6.050 t0t 5.950 v. Chr.) en periode VI.A (5.950 tot 5.880 v. Chr.).
3
Marius Meulenberg november 2014
Onderstaand een tekening van deze tempel tijdens de oudste periode VI.B.
De westelijke wand van de tempel toont de grote figuur van een luipaard godin die bevalt van een ram (alleen de ramskop is zichtbaar). Daaronder drie boven elkaar geplaatste stierenkoppen met hoorns van de oeros. Aan weerskanten daarvan zijn diepe nissen, de onderkaak van een zwijn, een ramskop en een kleine kop van een stier.
fig. 4 lit. 1
Aan de noordelijke wand is er op de kolom in het midden nog een grote ramskop met twee rijen echte hoorns. Deze is op de volgende afbeelding beter te zien. Naast de ramskop aan de noordelijke wand is later een gestileerd bucranium (runderschedel) geplaatst.
fig. 5 lit. 1
Aan de oostelijke wand staat centraal, tegenover de barende godin, een grote stierenkop boven een diepe nis die rood is geverfd. De snuit van de stier is ook rood geverfd. Rechts daarvan steken twee rood geverfde borsten uit de muur. Zij hebben een opening waar de tepels horen te zitten. Uit elke borst steekt de snavel van een vale gier. De borsten zelf bevatten dus de complete schedels van deze gieren. Aan de andere kant van de pilaar steekt een hoorn van gips uit de wand. Daarnaast is de ingang van de tempel.
De zuidelijke wand van de tempel is kaal. Gedurende de periode VI. A bleef de tempel ook nog in gebruik. Aan het einde van deze periode wordt hij door brand verwoest, waardoor de beeldjes op de vloer in situ bewaard zijn gebleven.
4
Marius Meulenberg november 2014
Uit de prehistorie is op Sardinië veel bewaard dankzij het feit dat Sardinië dun bevolkt is en ongerepte gebieden kent, die ooit bewoont waren en weer verlaten zijn. Cristian Servos schrijft daarover dat men tijdens het Neolithicum een aantal grotten als heilig beschouwde. Er zijn volgens hem goede redenen te veronderstellen dat men de heilige grot van S. MIchele d’Ozieri heeft gebruikt om te zoeken naar kalkconcreties, stalactieten en stalagmieten de gelijkenis vertoonden met het beeld dat men had van de godin. Het heilig karakter van de stalactieten en vooral van de stalagmieten blijkt ook op Kreta, waar men dubbele votiefbijlen in de druipsteengrot van Prychro tussen de stalagmieten plaatste. De grot van S’Adde te Macomer (Sardinië) was tijdens het Neolithicum waarschijnlijk een heiligdom, dat was gewijd aan de moedergodin. Een primitief beeld van haar is daar gevonden. Zie onderstaande foto’s. Het betreft een figuratieve basaltconcretie (hoogte 14 cm) die hier en daar verder vorm is gegeven.
fig. 6 Uit deze grot stammen ook onderstaande antropomorfe figuurstenen (hoogte resp. 11, 11 en 16 cm) van basalt, die verder niet zijn bewerkt.
fig. 7a, 7b en 7c.
5
Marius Meulenberg november 2014
Tijdens het laat Neolithicum ( ca. 3000 v. Chr.) werden er op Sardinië, zoals op veel andere plaatsen, grotten gebruikt als grafkamers. Ook werden er dolmen (die je kunt beschouwen als kunstmatige grotten) gebouwd en werden er in de rotsen ‘Domus de Janus’ uitgehouwen. Dit zijn grafkamers die in de volksmond de huizen van de feeën worden genoemd. Ook in de Kopertijd maakte men nog deze kunstmatige grotten. Op het eiland zijn er meer dan 1100! Enkele van deze Domus de Janus zijn gemaakt in figuratieve rotsen. De bekendste is de “Olifant” . Zie onderstaande foto’s.
fig. 8a en 8b. In deze figuratieve rots zijn twee Domus de Janus uitgehakt. In één van de grafkamers komen we opnieuw de gestileerde stierenkoppen (bucrania) tegen, die duizenden jaren daarvoor ook al in Catal Hüyük aanwezig waren.
fig. 9 Sinds de opgravingen van Mellaart te Catal Hüyük en de publicaties van Cristian Servos zijn de inzichten van de archeologen echter drastisch veranderd. Waar zij vroeger beeldjes uit het Neolithicum meestal als religieuze uitingen interpreteerden, hoor je tegenwoordig archeologen nog maar zelden over beeldjes van godinnen en goden. De Godin is uit de mode en de interpretaties vanuit de godsdiensthistorie zijn vervangen door de meningen van antropologen. Vanuit hun kennis van recente culturen beoordelen zijn het verleden.
6
Marius Meulenberg november 2014
Hoe ingrijpend deze verandering is, blijkt o.a. uit de nieuwe interpretatie van de door James Mellaart beschreven tempel VI.10 te Catal Hüyük (zie blz. 3). Te Catal Hüyük worden door Ian Hodder van de universiteit van Cambridge jaarlijks opgravingen verricht. Volgens Hodder zijn de tempels, van Mellaart geen tempels maar huizen. Van tempel/huis VI.10 is in het Anatolisch Museum te Ankara een reconstructie gemaakt. Zie onderstaande foto. Fig. 10 Bron Wikipedia: Çatalhöyük
De grote figuur hoog aan de wand, die Mellaart beschrijft als een luipaardgodin die bevalt van een ram (alleen de ramskop is zichtbaar). In de reconstructie is de ramskop echter weggelaten. Het beeld van een levenschenkende godin is daardoor niet meer aanwezig. Ook de weergave van de luipaardgodin is wezenlijk veranderd. Conform de opgraving heeft Mellaart in zijn tekening haar benen gestrekt weergegeven. Ze hebben voeten die schuin omhoog wijzen (zie fig. 4). Dit kunnen de benen van een mens zijn. In de reconstructie wijzen de onderbenen bij de knie recht omhoog. Gezien de buiging van de benen, kunnen dit geen benen van een mens zijn, maar zijn het de poten van een dier. Voorts is in de reconstructie de grote ramskop met twee rijen echte hoorns die Mellaart beschrijft (zie fig. 4 en 5) vervangen door twee runderschedels (rechts op de foto fig. 10). Onlangs is er bij de opgravingen van Hodder een stempelzegel gevonden van een dier (waarschijnlijk een beer) met de poten in spreidstand. Hodder concludeert dat dit gevolgen heeft voor de veronderstelde cultus van de moedergodin in Çatal Höyük. Hoewel het naar zijn mening nog steeds mogelijk is dat het hier 'moederberen' en een godin betreft, is er nu nog maar weinig bewijs dat het zelfs vrouwen zijn.
fig. 11
In Catal Hüyük zijn in veel tempels/woningen resten van godinnen/beren aangetroffen. Soms zijn de benen gestrekt en soms naar boven gebogen. Het beeld van een figuur die lijkt te bevallen van een dierkop komt ook meer voor. Soms heeft de godin volgens Mellaart borsten en in één geval zeer lange, uitwaaiende haren. Of het godinnen of beren zijn is m.i. minder belangrijk dan de vraag wat deze godinnen of beren aan de wand doen. En moet je ze beschouwen als deel van een religieuze of andere uitbeelding? Zag men ze destijds als bezield door een godin of beer, of slechts als een door mensen gemaakte voorstelling? En zag men de schedels van dieren en soms van mensen ook als bezield door een dier of voorouder. Zag men sommige figuurstenen soms ook als bezield? De vondst van een figuursteen in een graf (blz. 7) lijkt daarop te duiden.
7
Marius Meulenberg november 2014
De verschillende interpretaties van Mellaart en Hodder laten zien, hoe betrekkelijk en subjectief interpretaties in de archeologie zijn. En hoe belangrijk het is dat voor dit soort interpretaties methodieken worden gebruikt om op objectievere wijze vanuit verschillende invalshoeken consistente visies te geven, waarbij meerdere deskundigen (waaronder godsdiensthistorici) worden betrokken. Net als Mellaart, vindt ook Hodder concreties, stalactieten en stalagmieten die soms zijn bewerkt tot een antropogeen beeldje. Zijn boek ‘The Leopard’s Tale’ toont onderstaande figuursteen die werd aangetroffen in een graf. Daarbij wordt vermeld dat het een geheel natuurlijk gevormde witte klaksteen met enkele ‘markeringen” is, die van verre is aangevoerd. Iemand heeft destijds de ongewone vorm opgemerkt, hem meegenomen naar Catal Hüyük en er een betekenis aan gegeven die er toe leidde dat de steen meeging in het graf. Het kost weinig moeite om in deze figuursteen de vorm en houding van een zittende vrouw te zien, die op de foto op haar zij ligt. Een bezielde steen?
fig. 12
Conclusies.
Uit het voorgaande blijkt dat natuurlijk gevormde figuurstenen (kalkconcreties, stalactieten en stalagmieten), tijdens het vroeg Neolithicum in de tempels / huizen van Catal Hüyük in ruime mate aanwezig waren. Zo’n steen werd een enkele keer in een graf werd meegegeven. Soms werden deze stenen in meerdere of mindere mate bewerkt, om een antropogene vorm te benadrukken. Ook op Sardinië waren in het Neolithicum kalk(of basalt)concreties, stalactieten en stalagmieten die gelijkenis vertoonden met het beeld dat men had van de moedergodin, belangrijk. De grot van S’Adde te Macomer was tijdens het Neolithicum waarschijnlijk een heiligdom dat was gewijd aan de moedergodin. Een primitief beeld van fig. 13. haar is daar gevonden. Het betreft een figuratieve basaltconcretie die hier Het beeldje van St. Geertruid. en daar verder vorm is gegeven. www.beeldjestgeertruid.nl Uit deze grot stammen ook drie antropomorfe figuurstenen van basalt die verder niet zijn bewerkt. Dergelijke figuurstenen behoren bij de natuurgodsdiensten die gedurende vele millennia overal ter wereld beleden werden. In dit geloof hebben niet alleen mensen een ziel, maar ook dieren, planten, stenen en natuurlijke fenomenen zoals donder, meren, rivieren, bergen en rotsen. Stenen die op een mens lijken kunnen in dit geloof religieuze objecten zijn, bezield door de geest van een voorouder of een goddelijk wezen. Over de hele wereld kent men dit soort stenen. In Europa kennen de Sami (Lappen) ook heden nog talloze bezielde heilige stenen.
8
Marius Meulenberg november 2014
Ook in Nederland zal vroeger sprake zijn geweest van een natuurgodsdienst. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat er nu ook zo’n (mogelijk bezielde) figuursteen (het beeldje van St. Geertruid) uit het vroeg Neolithicum in Nederland is gevonden. Veel wonderlijker is het, dat zo’n vondst hier niet al eerder is gedaan. Het is overigens best mogelijk dat wel al eerder een vondst als het beeldje van St. Geertruid werd gedaan, maar dat deze niet werd herkend of erkend. Het zou daarom goed zijn als er meer bekendheid aan het beeldje van St. Geertruid wordt gegeven en amateur- en professionele archeologen zich kunnen afvragen of ze zo’n gegraveerde figuursteen niet al eerder hebben gezien. Daarvoor zijn publicaties in archeologische vaktijdschriften gewenst.