EEN TRIPTIEK OVER DE MEIDAGEN 1940 DOOR MR. A. S. NOLST TRENITÉ
W
IE op speurtocht gaat naar uitingen van beeldende kunst betrekking hebbende op de gebeurtenissen van 10 tot en met 14 mei 1940 in Rotterdam, komt al spoedig tot de ontdekking dat schilderijen, tekeningen en prenten over dat onderwerp slechts mondjesmaat te vinden zijn. Zo overvloedig als foto's en prenten van de door Duitse bommen in puin gegooide stad beschikbaar zijn, zo schaars blijkt het materiaal te zijn dat het feitelijke oorlogsgeweld uitbeeldt zoals dat in die dagen woedde. Bekend is de foto van het Land van Hoboken, waarop Museum Boymans en de witte huizen in de nabijheid licht afsteken tegen de pikzwarte brandwolken en de op het gras dicht bijeen gekropen mensenmenigte, een foto die in een grote oplaag in de sluikhandel kwam i). Het bombardement inspireerde de schilder Hendrik Chabot (1894-1949) tot een vijftal in 1940 geschilderde doeken 2), waaronder 'De Brand van Rotterdam'. De graficus C. H. Jung heeft gedurende de bezetting een groot aantal pentekeningen gemaakt, waarvan een viertal is genaamd 'De Maasstad in vlammen' 3). Voorts bezit het Historisch Museum te Rotterdam enige schilderijen, een aquarel en een gouache, die de geschetste leemte veeleer onderstrepen dan opvullen *). Toch valt daar wel een verklaring voor te vinden. Tijdens straatgevechten en wanneer bommen vallen kan men wel foto's en films maken, maar dan ontbreekt toch wel de gelegenheid en de zielerust om wat men ziet gebeuren kalmpjes in schilderij of tekening vast te leggen. Na de Meidagen 1940 heeft de bevolking zich moeten leren aanpassen aan de radicaal gewijzigde omstandigheden onder de bezetting van de vijand en werd de energie opgeslorpt door de noodzaak verder te moeten leven - voorzover men nog leefde - in een stad waaruit het hart ineens was weggerukt. Het ons zo vertrouwde beeld van Zadkine aan de Blaak brengt dat steeds weer in herinnering. De gevolgen van het bombardement, de troosteloze aanblik van de puinhopen waaruit de rook nog lange tijd omhoog kringelde, dat alles is uitvoerig in foto's vastgelegd. Het directe oorlogsgebeuren lijkt echter weinig schilders en tekenaars te hebben geïnspireerd. Kunst257
uitingen betreffende de Meidagen in Rotterdam, die qua directheid en indringendheid zouden zijn te vergelijken met de ontroerende serie houtsneden van de graficus Johannes Bezaan *) over de uitmoording van Putten, zijn tot nog toe niet aan het licht gekomen. Hoe de bommen op de middag van vrijdag 14 mei 1940 vielen en hoe een fraai oud huis aan de Leuvehaven in een korte spanne tijds werd veranderd in een naargeestige steenhoop, valt te zien op een Triptiek die in 1940 met de pen op wit papier is getekend door Nico Bronkhorst®) en op aanwijzingen van de opdrachtgever werd ingelijst door Jan Gompertz van het Kunstnijverheidshuis *De Distel', eertijds gevestigd aan de Schiedamsesingel. Kort nadat het advocatenkantoor, dat tot 14 mei 1940 op Leuvehaven 64 gevestigd was geweest, reeds de dag nadien een nieuw onderdak had gevonden op Schiedamsesingel 181, ontstond de behoefte om de recente gebeurtenissen op kunstzinnige wijze te doen uitbeelden. Een der compagnons in het advocatenkantoor, mr. W. Nolst Trenité *), vond de toen 27-jarige kunstschilder Nico Bronkhorst bereid de triptiek te tekenen zoals de opdrachtgever globaal voor ogen stond. Dit drieluik is eind 1940 gereedgekomen en is nog steeds in het bezit van het advocatenkantoor. De zijluiken kunnen naar voren worden ingeklapt en met een haakje worden vastgezet en zij vormen dan tesamen een verticaal in tweeën gedeeld voorluik. Een gordijntje behoedt het voorluik tegen verschieten. Het geheel is gevat in een eikenhouten lijst *). ƒ. Koor/w/A: Het voorluik wordt gevormd door een origineel exemplaar van de proclamatie ®), welke burgemeester mr. P. J. Oud in de avond van 14 op 15 mei 1940 heeft opgesteld. In het politiebureau Bergsingel dicteerde hij de tekst aan een inspecteur van politie, in tegenwoordigheid van een Duitse officier, die tenslotte met de redactie zoals zij is gepubliceerd genoegen heeft genomen. Met veel moeite werd een drukkerij gevonden, die nog kon werken, nl. de Banier N.V. in de Insulindestraat. De eigenaar heeft zelf de tekst gezet, enige politieagenten hebben het wiel van de drukpers met de hand gedraaid - electriciteit was er niet - en zo werd de proclama258
tie die nacht op oranje papier gedrukt. De oplaag was beperkt. De stapel is aan een huisschilder ter hand gesteld, die de proclamatie 's morgens vroeg in het onverwoeste deel der stad heeft doen aanplakken. Noch de drukker noch de schilder heeft extra exemplaren gehouden. Ook de gemeente-administratie heeft er geen bewaard. Na veel nasporingen bleek het Gemeentearchief twee exemplaren te bezitten. Gemeentearchivaris mr. H. C. Hazewinkel was bereid één exemplaar aan mr. W. Nolst Trenité af te staan. Vervolgens heeft de Burgemeester dit exemplaar eigenhandig gedateerd en ondertekend. ƒƒ.
Het middenluik brengt in beeld de gebeurtenissen op 14 en 15 mei 1940: de ondergang van het kantoorgebouw Leuvehaven O.Z. nummer 64 op 14 mei en de voortzetting van de rechtspraktijk op 15 mei in het gebouw Schiedamsesingel 181. Links ziet men het oude statige patriciërshuis aan de Leuvehaven, in 1913 door mrs. Dutilh en Driebeek (mr. C. C. Dutilh, mr. P. L. M. Driebeek en mr. Jacq. Dutilh) aangekocht en betrokken. In 1921 verenigden zij hun praktijk met die van mrs. Nolst Trenité (mr. J. G. L. en mr. W. Nolst Trenité), die toen bij hen introkken. In 1929 trad mr. Jacq. Dutilh uit de praktijk. Hij werd opgevolgd door mr. A. C. W. Beerman. Boven het kantoor slaat Mars toe. Van 10 tot 14 mei lag de Leuvehaven in het gevechtsterrein. Des middags op 14 mei vond het bombardement plaats, dat de gehele binnenstad verwoestte. Rechts is het gevolg afgebeeld: Onder de ternedergezegen Justitia ziet men het in vlammen opgegane gebouw. Dagen lang duurde de brand: tien dagen later smeulde het achtergedeelte nog. De schepen in de Leuvehaven waren door bommen getroffen en uitgebrand; enkele lagen op de kade. Op 12 mei, toen de Wijnhaven, de Boompjes en het Terwenakker reeds grotendeels in brand of stuk waren geschoten, werd getracht een aantal procesmappen in veiligheid te brengen door ze op te bergen in de kluis die de vorge bewoner van het pand, de heer David Croll, toentertijd directeur van de werf Fijenoord, onder de grond had laten metselen. Mr. Beerman, die als brandmeester bij de Vrijwillige Brandweer in deze stadswijk aan de blussing deelnam en deswege door de afzetting in de binnenstad kon gaan, nam op zich voor de uit259
voering zorg te dragen. Met behulp van enige schippers van voor het kantoor liggende schepen werden zoveel dossiers als mogelijk was naar beneden gedragen. Een week later, nadat de brand zover geluwd was dat het voorste deel van het volledig uitgebrande kantoor kon worden betreden, werd de kluis opengebroken. Een groep Nederlandse soldaten verleende daarbij medewerking: rechts onderaan ziet men hen sjouwen met stapels dossiers die geheel ongeschonden tevoorschijn kwamen uit de kluis, die meer dan een week onder het brandende puin bedolven was geweest, 's Morgens om half acht op 15 mei 1940, terwijl de Duitse troepen Rotterdam binnentrokken en de binnenstad één vuurzee was, werd het kantoor heropend in het woonhuis van mr. Driebeek aan de Schiedamsesingel 181, voorlopig in de rez-de-chaussée en het souterrain. De singel, die begin juni met puin gedempt zou worden, was toen nog water. Aan de overkant brandde de Verffabriek van Tollens en Co. en daarachter de huizen van de Schiedamsedijk. Links van de afbeelding van het nieuwe kantoorgebouw ziet men de advertentie opgenomen in het eerste nummer van de Nieuwe Rotterdamsche Courant dat na de oorlogsdagen verscheen. Het nummer werd op 17 mei gedrukt in de vorm van een bulletin op de persen van Het Vaderland te 's-Gravenhage en bevatte behalve nieuwsberichten slechts enkele advertenties, waaronder de hier opgenomene, die van het nieuwe adres mededeling doet. Rechts daarvan is de advertentie van acht dagen later te zien, die was opgenomen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 25 mei 1940. De binnenstad, die gedurende enkele weken afgezet was, mocht alleen betreden worden met een door de politie afgegeven pasje. Op 25 mei werd de afzetting zodanig gewijzigd dat het nieuwe kantoor juist daarbuiten kwam te liggen. Drie telefooncentrales waren vernield. Vandaar dat een regeling getroffen werd met de accountant Rijnberg in de Rochussenstraat, wiens verbinding niet gestoord was en die bereidwillig zijn telefoon ter beschikking stelde. Daarvan en van het ongerept terugvinden van de dossiers werd in deze advertentie mededeling gedaan. Het boven- en middengedeelte van dit middenluik is gewijd aan de eerste proceshandeling na de ramp. Nadat op de morgen van 15 mei de chef-de-bureau in de buurt van het nieuwe kantoor een tweedehands schrijfmachine en wat papier gekocht had en terwijl de eerste brieven ter aankondiging van de adresverandering getikt 260
werden, ging mr. W. Nolst Trenité per fiets naar het Gerechtsgebouw aan de Noordsingel 117. De Rechtbank had een maand tevoren de gerechtelijke veiling van het binnenschip Trevillion' ten verzoeke van de Nederlandsche Scheepshypotheekbank om 10 uur des voormiddags van 15 mei vastgesteld. Hij moest een boog om de brandende binnenstad maken. Het Gerechtsgebouw was tijdens het bombardement op 14 mei door een brisantbom getroffen, die o.a. de lokalen der Griffie verwoest had. Op de opmerking van de Vice-President der Rechtbank dat het halve gebouw in puin lag, kon worden opgemerkt dat dan het halve gebouw nog intact was, hetgeen door Vice-President mr. H. De Bie werd beaamd. Na beraad en nadat voorts nog gewezen was op de proclamatie van de Burgemeester: 'Laat ieder, zooveel mogelijk is, aan zijn gewone werk gaan', besloot de Rechtbank de veiling 'gewoon' te laten doorgaan. Boven ziet men de Rechtbank: mrs. H. de Bie, A. Dirkzwager en J. van Vollenhoven, achter de groene tafel de veiling leiden. Daarvoor rechts, in toga, mr. W. Nolst Trenité en links mr. F. van Rossem, algemeen procuratiehouder, later onderdirecteur der Scheepshypotheekbank. Het verkochte schip vormt de voorgrond, de rivier De Maas met de bruggen en enig verkeer alsmede het wapen van Rotterdam de achtergrond. Daaronder is als middenvak het originele procesverbaal van de veiling ingevoegd en opgeplakt. Bijzonder is o.m. dat het niet meer het opschrift draagt 'In Naam der Koningin' en nog niet 'In naam van het Recht', doch eenvoudig de aanduiding 'Grosse'. Omdat geen deurwaarder aanwezig was werd een klerk van de Griffie ad hoc beëdigd. Al het voorgaande wordt gevat in een krans van puin, puin en nog eens puin, dat maandenlang Rotterdam zou kenmerken. Twee grote bommen, afkomstig van oorlogsgod Mars, gieren naar beneden, zoals adelaars zich storten op hun prooi. De kunstenaar heeft deze krans van vallend puin gelardeerd met huisraad, een ladder, een teil, een potkachel, een kruik jenever, een speelgoedpaard op wieltjes, een schilderspalet en talloze andere voorwerpen. Dit alles is rechts onderaan in drukletters gesigneerd: N. Bronkhorst.
261
//ƒ.
De zijluiken bevatten in een omlijsting van vallend puin de portretten van de vier advocaten, die in mei 1940 de associatie mrs. Nolst Trenité, Driebeek en Beerman vormden. Op het linker zijluik bovenaan mr. J. G. L. Nolst Trenité, die reeds een aantal jaren ziek was, doch nog tot 31 december 1940 van het kantoor deel uitmaakte, en daaronder mr. W. Nolst Trenité. Op het rechter zijluik bovenaan mr. P. L. M. Driebeek en daaronder mr. A. C. W. Beerman. Deze vier portretten zijn gepointilleerd getekend. De veiling van de 'Trevillion' heeft nog een nasleep gehad. De voormalige Duitse reder van het schip heeft het er niet bij laten zitten. Hij heeft voor de Rechtbank te Rotterdam tegen de Nederlandsche Scheepshypotheekbank een actie tot schadevergoeding ingesteld, stellende dat hij zich gegriefd voelde door het plaatsvinden van de veiling onder de gegeven omstandigheden. Dat enige Nederlanders zich wellicht gegriefd konden voelen door de door zijn landgenoten veroorzaakte oorlogsellende, waarbij slachtoffers waren gevallen en schade was ontstaan, is blijkbaar in 's man's hoofd niet opgekomen. Aan de juridische betogen van partijen kan hier worden voorbij gegaan. De Rechtbank heeft de vordering afgewezen ™) en de reder heeft daarin berust. Ruim drie decennia zijn verstreken sinds Nico Bronkhorst zijn triptiek tekende. Want zo mag men het wel stellen. De scheepsexecutie op 15 mei aan de rand van brandende puinhopen, temidden van menselijke ellende, was naast de stadsexecutie van de dag tevoren een onbelangrijk voorval en illustreert slechts dat het niet alleen de boer is die voortploegt. De wijze proclamatie van Burgemeester Oud, een prestatie geleverd onder hoge druk, zal slechts weinigen onder ogen zijn gekomen. Het oorlogsgebeuren, zoals hier symbolisch door de kunstenaar getekend, voert hen die het meemaakten meteen weer naar die dagen terug en is niet minder treffend voor latere generaties, die de Meidagen van 1940 slechts kennen als verre geschiedenis. Het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 heeft blijkbaar zeer weinigen geïnspireerd hun indrukken met penseel, pen, krijt of potlood vast te leggen. De oogst is tot nog toe kennelijk te 262
gering geweest om er een tentoonstelling aan te wijden. Maar wellicht komt er uit onvermoed particulier bezit nog wat tevoorschijn, dat de moeite waard is. Net zo onvermoed als de hierboven beschreven triptiek.
NOTEN
1) Deze foto vormde wellicht een inspiratie voor Henri (Han) Pieck voor de eerste van drie schetsen (geaquarelleerd) over de Meidagen 1940 te Rotterdam, in zijn bundel 'Verwoest Nederland', Reproducties naar zijn Schetsen van onze Geteisterde Steden en Gebieden, uitgeversmij Het Centrum, Den Haag, z.j. De twee andere schetsen: moeder en zoon kijkend naar de eerste Duitse oorlogsvliegtuigen en parachutisten, en Brandend Rotterdam: Maaskade en Maasbruggen. 2) 'De Brand van Rotterdam', doek, 12072 x 141 cm, Gemeentemuseum Den Haag; 'Familiegroep in kelder tijdens bombardement', doek, 65 x 110 cm, coll. J.H. Berens, Waalwijk; 'De vlucht', met vogelkooi, doek, 136 x 153 cm, coll. D. Tol (Museum Hendrik Chabot), Rotterdam; 'Moeder en kind na bombardement', doek, 1117a x 9 0 7 J cm, coll. D. Tol, Rotterdam; 'Vluchtelingen in koestal', doek, 127 x 200 cm, Rijksmuseum, Amsterdam. 3) Opgenomen als I - IV in 'Volk in Nood, 5 Jaren Nederlandse Historie', reproducties van pentekeningen van C. H. Jung, medio 1945 uitgegeven in 250 genumm. ex. ten bate van het Ned. Roode Kruis (bibl. Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam); de nrs. I-IV stellen voor: brandende stad, de bommen vallen, de bevolking vlucht, en nogmaals: stad in brand. 4) W. H. Heinecke, 'Ruïne Laurenskerk', 1940, gesigneerd, doek, 61 x 81 cm. F. Hertoghs, 'Brand van Rotterdam, gezien van de Essenburgsingel af', zonder jaartal, gesigneerd, doek, 457» x 75 cm; hiervan een voorstudie, 40 x 60 cm. Charles Kemper, 'Puin bij Plan C, station Beurs en Laurenskerk, 1940, gesigneerd, doek, 51 x 73 cm. C. W. van der Ven, 'Bombardement van H.M. Kruiser Jan van Galen op de Nieuwe Waterweg op 11 mei 1940', zonder jaartal, gesigneerd, aquarel, 43 x 59 cm. Gerrit Willem van Yperen, 'Ruïne Laurenskerk gezien vanuit NW', 1949, gesigneerd, gouache, 38 x 48 cm. Voorts nog een bronzen penning 'Bombardement Mei 1940', ontwerp Cor van Kralingen, geslagen in 1946, diam. 60 mm, Laurenskerk temidden van puinhopen, Hist. Museum inv. nr. 1415, tent. Hist. Museum, maart 1974, nr. 62. 5) Johannes Bezaan, 1894-1952; o.a. in coll. D. Tol, Rotterdam. 6) Nicolaas Bronkhorst, geboren 31 augustus 1913 te Rotterdam, overleden 29 oktober 1973 te Amsterdam. Kunstschilder en reclametekenaar, docent academie beeldende kunst te Amsterdam en te Tilburg. 7) Van wiens aantekeningen betreffende de beschrijving van de triptiek bij het schrijven van dit artikel dankbaar gebruik is gemaakt. 8) Maten van de triptiek: buitenmaten in gesloten staat: 70 x 53 x 6
263
cm. Binnenmaten voorluik en middenluik: 65V« X 48Va cm. Binnenmaten zijluiken: 657a x 22 cm. 9) Zeer uitvoerig bij Mr. P. J. Oud, 'Herinneringen van een burgemeester van Rotterdam aan een bewogen tyd', in: Rotterdams Jaarboekje 1965, blz. 144-146, met zwartwit foto (afb. 48) van de proclamatie, en bij Aad Wagenaar, 'Rotterdam mei '40', 1970, blz. 359-360 en vooral 362-363, met de tekst. Voorts vermeld bij Dr. L. De Jong, 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog', 1970, deel III blz. 371 (handelsuitgave) en blz. 400 (wetenschappelijke uitgave). Foto van de proclamatie tevens bij D. H. Couvée, 'De Meidagen van '40', 1960, blz. 170. 10) Rechtbank Rotterdam 25 maart 1941, Nederlandse Jurisprudentie 1942, nr. 200.
264
I 8'
..-]««*>
'v '•••• - A ^ v y . f <>
ML* «•« U M i i
var |tM*tflM->*or*ur]«,
tat gar««hta..Jka T « r t » n l x v u hat
n « c » u » * au itMjuruM
teterl»n«Mh«,
clroa 14O0
1^7
.'
V/
^
t M •••.»•*• *M l a l«30 »>1J A.<J* l U k i r t« Rsttartea «stHMrad*
>J
i\
• t e l » •iMVMfcly •flUmiIOP,
^^)»
l.nc 1-».flT • . . WM« 9.SO «-.
•>
. ' &••* ^ -*^^%>^y
'
•
•*t 10 I M A T O M ,
1 tok. 1 i u t , vaar- wi « « # r » » J » l \ . M i l -
o-w ft M W««Mf,
t w t . » t »««r é* r l ' i t r - w. MM
whitww la kat aahi»>aragl»tT to l a t t o r t a a« f KattM-a** X93O, tteaa 1 i«.rv*l. ia o
••», tl»' rtet 4TT3 B.
g ^y '\^7
r M a r Aa BaUftAdaefaa IJ»a«. ? W
ta Oapall* aan dan Uaaal, teabah»ar«n4a a*n aa gaToard woraaada do«r CarltJaK*» •ALBAOH. aofatppar. faéo«ioiii*«i-4 U Baa»aa, ga- H amstMivl* «aa da*a • • ijhatldaa—y *»n da «*141aaalac sat •••WfalmiilliHa, aBmarwma •» IS /ttal 199O vaor «aa letarla K^. •arbalj ta ftottordaa éa «at* la «arladan. TB» «al ter craaaa «•
»1J aata vaa «a U u * T p o i f w m i Tarkoaalac l i n r w o A t daar da aehuldalMharaa Bij dia « c t t , 4a i-aoolrajrt* Taaraaaad, dia bat vaaraxtbravaB «aJUa a«t a l daasalfa toabatiaoraa l a axaoutarftMl Walag iia«ft doan nmtn b i j proaa««varb«uil d.d. 1« April 19aO T«n Aan l i m w i U i i
Th-Jtorporaal t« Rottardaa, «at
v*rh«Al T%n f.QO.tlO,U aavaralBdard Haamrl*po«t«s « a r n n u t ,
6/.
1-
-
62.
r — ••
I -Si
I I? 5i
5
1 .5 ^
l
is
II