ADVIES 1402
Sociale inclusie in onderwijs en werk Datum: 5 februari 2014
De Vlaamse Jeugdraad, in vergadering op [datum] onder voorzitterschap van Lander Piccart, en waarbij aanwezig waren: Baetens Jo, Coenen Lotta, De Ceulaer Niels, De Smet Dries, Dube Nozizwe, Laporte Farah, Nolf Mieke, Van Dinter Finn, Verachtert Didier, Verhaeghe Isaac, Wattiez Marie adviseert unaniem het volgende:
1.
Leerkrachten moeten elke leerling op maat informeren, begeleiden en ondersteunen.
p. 2-3
Versterk leerkrachten om deze rol op te nemen en creëer een schoolklimaat dat hen daar ruimte voor biedt. Zorg dat leerkrachten een breder zicht hebben op de achtergrond en de diversiteit van hun leerlingen. Bied een stevige pedagogische vorming in alle lerarenopleidingen, permanente vorming en coaching. Besteed bovendien extra aandacht aan de begeleiding van beginnende leerkrachten. Bouw hiervoor een constructieve samenwerking uit met jeugdorganisaties. 2.
Organiseer het onderwijs op basis van interesses en talenten in plaats van studierichtingen en leerlingen te ordenen van sterk naar zwak.
p. 3-4
3.
Investeer en creëer meer jobs, die bovendien duurzaam en kwaliteitsvol zijn.
p. 5
4.
Voorzie algemene informatie over de arbeidsmarkt als een volwaardig onderdeel in de lespakketten van alle studierichtingen. Maak van praktijkervaring voor alle jongeren een volwaardig deel van het secundair onderwijs via werkstages, inleefstages of werkplekleren.
p. 6-7
5.
Werkgevers:
p.7
• Verminder de eenzijdige focus op ervaring en diploma’s en kijk meer naar competenties. • Ga met jongeren in dialoog rover de verwachtingen die werkgevers van jonge werknemers hebben. • Geef jongeren meer tijd, meer leerkansen en meer begeleiding tijdens hun eerste werkervaring. 6.
Bouw de persoonlijke dienstverlening van de VDAB verder uit. Reik de hand naar alle jongeren. Informeer hen op maat en ga als coach met hen aan de slag. Werk bovendien de jongerenwebsite van de VDAB verder uit en zorg voor meer bekendheid bij alle jongeren.
p.7-8
7.
Stop discriminatie op de arbeidsmarkt. Zorg voor een positieve invulling van diversiteit, meer open communicatie en sensibilisering van werkgevers en werknemers. Voer daarnaast een actiever antidiscriminatiebeleid door zelf op zoek te gaan naar gevallen van discriminatie en hier tegen op te treden.
p. 8
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 1 > 8
1 Situering In januari 2013 startte een nieuwe cyclus van de gestructureerde dialoog, een initiatief van Europa om jongeren dichter te betrekken bij de uitwerking van het Europese Jeugdbeleid. Voor de periode januari 2013 - juni 2014 schoof Europa ‘sociale inclusie’ naar voor als onderwerp van deze dialoog. De Vlaamse Jeugdraad werkte mee aan deze gestructureerde dialoog via het project Jongerenambassadeurs voor 1
sociale inclusie . Een groep geëngageerde jongeren verdiepte zich een jaar lang in dit thema.. De jongerenambassadeurs belichtten sociale inclusie binnen de levensdomeinen onderwijs, werk en vrije tijd. Binnen elk domein gingen ze op zoek naar de drempels en moeilijkheden die ervoor zorgen dat bepaalde jongeren uit de boot vallen of uitgesloten raken. Ze dachten ook na over mogelijke oplossingen. De jongerenambassadeurs verzamelden input van 250 jongeren via focusgesprekken en van 500 jongeren via een online enquête. Ze gingen ook in dialoog met experten en beleidsmakers. Dit advies is gebaseerd op de conclusies van de jongerenambassadeurs over onderwijs en werk.
2 Advies Sociale Inclusie in onderwijs
2.1
De school is voor de meeste jongeren dé plaats om kennis op te doen en zich te ontwikkelen. Ze leren er omgaan met verantwoordelijkheid, ontwikkelen hun talenten en kunnen op verschillende gebieden iets opsteken. Onderwijs is ook belangrijk voor hun toekomst, om een zelfstandig leven uit te bouwen en een plaats in de samenleving te vinden. Jongeren associëren school ook met de kans om bij te leren over zichzelf en te bouwen aan een eigen identiteit: jezelf zijn, ontdekken wat je goed kan en wat je graag doet. Of leerlingen deze mogelijkheden uit het onderwijs kunnen halen, en in welke mate, hangt af van de ondersteuning die ze krijgen van leerkrachten en de structuur van ons onderwijssysteem. 2.1.1
Leerkrachten
Leerkrachten moeten elke leerling op maat informeren, begeleiden en ondersteunen. Versterk leerkrachten om deze rol op te nemen en creëer een schoolklimaat dat hen daar ruimte voor biedt. Zorg dat leerkrachten een breder zicht hebben op de achtergrond en diversiteit van hun leerlingen. Bied een stevige pedagogische vorming in alle lerarenopleidingen, permanente vorming en coaching. Besteed bovendien extra aandacht aan de begeleiding van beginnende leerkrachten. Bouw hiervoor een constructieve samenwerking uit met jeugdorganisaties.
Leerkrachten spelen een belangrijke rol in de schoolcarrière van jongeren. Opvallend is dat jongeren de rol van een leerkracht zeer breed zien. Ze verwachten dat leerkrachten vakkennis overdragen, hen begeleiden bij studie- of beroepskeuze, hun identiteit helpen ontwikkelen, zorgen voor een goede klassfeer, maar - in mindere mate - ook conflicten oplossen, aanspreekpunt zijn … Dit bewijst niet alleen dat jongeren behoefte hebben aan informatie, begeleiding en ondersteuning, het toont ook aan hoe belangrijk een leerkracht is in het vormgeven van een succesvol schoolparcours.
_________________ 1
Meer info op www.jongerenambassadeurs.be.
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 2 > 8
Tijdens de focusgesprekken gaven heel wat jongeren aan dat ze systematisch worden geconfronteerd met negatieve sturing. Afhankelijk van hun studierichting of hun culturele achtergrond moeten ze ook opboksen tegen te lage of te hoge verwachtingspatronen van leerkrachten of de school. • “Wat je niet goed kan, wordt op school vaak meer belicht dan de positieve dingen.” (SASK, Brugge) ASO-leerlingen geven aan dat de focus sterk ligt op presteren en dat ze al vroeg moeten weten wat ze gaan doen na het secundair onderwijs. Jongeren in technische richtingen en beroepsonderwijs hebben te kampen met negatieve sturing en lage verwachtingen. Leerkrachten of de school rekenen hen vaak af op dingen die ze niet goed kunnen. TSO’ers en BSO’ers missen de nodige begeleiding om boven water te blijven. • “Als een kindje naar school komt en Frans en Nederlands spreekt, dan kijken leerkrachten daar naar op. Maar als ik naar school ging en ik ben drietalig (Nederlands, Frans, Marokkaans) opgevoed thuis, dan spreken ze plots van een taalachterstand.” (Youth@Change, Gent) De stap naar doorverwijzing, veranderen van studierichting of zittenblijven wordt sneller gezet bij jongeren met een sociaal-economisch zwakkere achtergrond en bij jongeren van een etnisch-culturele minderheid. . • “Wanneer autochtone jongeren slechte punten halen, dan komen er extra begeleiding en bijlessen. Allochtonen worden veel sneller doorverwezen naar een lagere richting. Ook ligt de lat verschillend qua punten en gemiddelden. Het klasgemiddelde was zoveel en mijn zus zat daaronder, maar voor u is dat wel goed genoeg, zei de leerkracht” (Youth@Change, Gent) Deze beslissing moet beter gefundeerd worden en het aantal zittenblijvers en vroegtijdige schoolverlaters moet drastisch dalen. Het is onaanvaardbaar dat de sociale of etnisch-culturele achtergrond van een leerling bepaalt of die leerling extra begeleiding krijgt of doorverwezen wordt naar een andere onderwijsvorm. Dit is moordend voor de motivatie van jongeren en het schaadt hun zelfvertrouwen. Jongeren hebben leerkrachten nodig die de nadruk leggen op hun talenten en kwaliteiten en minder op wat zij niet kunnen. Jongeren hebben nood aan brede vorming, met plaats voor hun eigen inbreng en nieuwe vormen van kennis. Ze hebben leerkrachten nodig die hen maximaal ondersteunen en hun sterktes en zwaktes correct kunnen inschatten, die hen oriënteren naar een breed aanbod van studie- of werkmogelijkheden en die erin slagen om de persoon te zien die achter de leerling schuil gaat. Een stevige vorming over de achtergrond van verschillende leerlingen moet een wezenlijk deel uitmaken van alle lerarenopleidingen. Het uitwisselen van expertise en samenwerking met de jeugdsector kan hierin een grote meerwaarde betekenen. Jongeren vragen ook dat de school meer aandacht zou hebben voor hun welzijn. Want wie zich niet goed voelt op school, kan ook niet goed presteren. Jongeren willen bovendien meer duidelijkheid over de verwachtingen die leerkrachten van hen hebben, en vice versa. Ze vragen dialoog hierover. Voorzie daarom plaatsen op school waar jongeren op een laagdrempelige manier terecht kunnen en waar dialoog tussen leerkracht en leerling mogelijk is. Zorg ook dat leerlingen die zich onrechtvaardig behandeld voelen een neutraal aanspreekpunt hebben. 2.1.2
Onderwijssysteem
Organiseer het onderwijs op basis van interesses en talenten in plaats van studierichtingen en leerlingen te ordenen van sterk naar zwak.
Jongeren zien hun schoolloopbaan ook in een ruimer perspectief en stellen zich vragen bij het huidige onderwijssysteem. Ze hebben het moeilijk met de opsplitsing ASO-TSO-BSO, en vooral met het waardeoordeel dat vasthangt aan deze opsplitsing. De focus ligt te sterk op resultaten en graden in plaats van op interesses en talenten. Het verschil in lesniveau tussen de verschillende studierichtingen is bovendien te groot. Elke jongere, uit welke studierichting dan ook, heeft recht op een stevige basiskennis. 80% van de bevraagden in de enquête vindt dat jongeren op school de kans moeten hebben om technische, beroepsgerichte en algemene vakken met elkaar te combineren.
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 3 > 8
• “Wij krijgen veel dingen niet. We zitten nu in het 6de en we krijgen geen TIG-lassen, iets wat we veel gaan nodig hebben in het 7e jaar… hoe kan je dat nu in 1 jaar leren? (Don Bosco Sint-Pieters-Woluwe) • “In TSO of BSO krijg je eerstegraads vergelijkingen pas in het 5de jaar, terwijl je dit in ASO in je eerste jaar krijgt. Het moet niet per sé minder leerstof zijn voor BSO-studenten, maar gewoon meer en betere begeleiding. De kwaliteit moet verbeteren en iedereen moet dezelfde goede basis hebben!” (Youth@Change, Gent) • “Op school word je dommer. Ik zat eerst op een school en je deed daar niks. Je zat gewoon in de les en je kreeg lessen van het jaar daarvoor die je al gezien had…” (LEJO, Gent) • “We hadden vroeger Wiskunde, MAVO, Natuur en nu hebben we dat niet meer, ik voel mij minderwaardig tegenover de rest…” (Don Bosco, Sint-Pieters-Woluwe) Veel verhalen van jongeren bevestigen het bestaan van het watervalsysteem. Zogenaamd sterke leerlingen worden geselecteerd voor zogenaamd sterke studierichtingen en zogenaamd zwakke leerlingen “zakken af” naar zogenaamd 2
zwakke studierichtingen met weinig theoretische leerstof. Verschillende studies wijzen uit dat ons huidige schoolsysteem segregatie en sociale uitsluiting bij jongeren versterkt. Jongeren uit lagere sociale milieus lopen meer vertraging op en komen terecht in het TSO, BSO, het deeltijds beroepsonderwijs, het leercontract of het buitengewoon secundair onderwijs. Kinderen van laaggeschoolde moeders hebben tienmaal zoveel kans om in het 3
vierde jaar BSO te zitten als kinderen van hooggeschoolden . Bovendien verwijst het systeem alsmaar meer kinderen en jongeren omwille van gedragsproblemen door naar het buitengewoon onderwijs. Dit scenario zorgt dat deze jongeren steeds minder gemotiveerd zijn en uiteindelijk dreigen af te haken. • “…Ik ben uitgevlogen en op staande voet buiten gegooid. Ik was de tweede beste van mijn klas en toch steken ze mij op deze school (BUSO). Hier leer je niks, behalve één beroep.” (De Varens, Brugge) Jongeren zien ook te weinig linken tussen de school, hun leefwereld en de maatschappij. Ze vragen meer maatschappelijke, politieke en sociale vorming in het onderwijs. Elke school moet deze vorming op een 4
gecoördineerde manier inbedden. De Vlaamse Jeugdraad bracht hierover eerder al advies uit. De huidige onderwijsstructuur is aan grondige herziening toe. We moeten af van het waardeoordeel en dat door studierichtingen in de eerste plaats af te stellen op de kwaliteiten van jongeren. Jongeren willen kwalitatief onderwijs dat hun kennis en vaardigheden bijbrengt, een brede basisvorming met aandacht voor maatschappelijke thema’s, ruimte om hun eigen interesses en talenten te ontdekken en te ontwikkelen en voldoende keuzemogelijkheden om hun eigen traject uit te stippelen. De Vlaamse Jeugdraad vraagt om deze wensen binnen de hervorming van het secundair onderwijs serieus te nemen en te focussen op sociale inclusie en gelijke kansen. Het watervalsysteem mag niet vervangen worden door een nieuw watervalsysteem. • “Het is een probleem van onze maatschappij dat iemand die goed kan rekenen gezien wordt als slimmer dan iemand die bijvoorbeeld een koelkast ineen kan steken of huizen kan bouwen, die mensen worden dan ook minder betaald.” (Youth@Change, Gent)
2.2
Sociale Inclusie in werk
Werk is heel belangrijk voor jongeren. Jongeren werken in de eerste plaats om geld te verdienen, maar ze vinden ook het sociale aspect en de uitdaging belangrijk. Voor jongeren is werken een manier om geaccepteerd te worden in de samenleving. Werk is dus bepalend voor hun toekomst en geen werk betekent vaak sociale uitsluiting. De hoge jeugdwerkloosheid zorgt ervoor dat veel jongeren onzeker zijn bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt. Ze voelen _________________ 2
Bv. Demeyer, I. & Warlop, N., PISA. Leesvaardigheid van 15-jarigen in Vlaanderen. De eerste resultaten van PISA 2009. Brussel: Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming, 2010 3
Hirtt, Nicaise & De Zutter, De school van de ongelijkheid, 2007
4
Advies 1304: Maatschappelijke en politieke vorming op school.
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 4 > 8
zich onvoorbereid en geven aan meer begeleiding nodig te hebben. Bovendien blijft discriminatie op basis van geslacht, leeftijd, afkomst, geaardheid of handicap een pijnlijke realiteit. 2.2.1
Meer en kwaliteitsvolle jobs
Investeer en creëer meer jobs, die bovendien duurzaam en kwaliteitsvol zijn.
Door de economische crisis vinden jongeren moeilijk werk. Bovendien is er ook sprake van een structurele werkloosheid bij stedelijke en kortgeschoolde jongeren. De vooruitzichten voor jongeren zijn somber: hoge jeugdwerkloosheid, veel ontslagen, constante besparingen, zelfstandig leven kost veel geld, de woonprijzen swingen de pan uit … Jongeren ervaren deze economische realiteit als een last op hun schouders en die brengt de nodige stress met zich mee. Geen job leidt tot sociale uitsluiting. • “Fulltime werken is de enige succesvolle weg en als je geen werk hebt, dan voel je je niet goed want dan val je buiten dat maatschappijbeeld!” (VDAB Jongerenpanel) We mogen de jeugdwerkloosheid in Vlaanderen niet relativeren. In december 2013 waren hier 47.436 jongeren werkloos. De verwijzing naar de dramatische situatie in Brussel, waar de jeugdwerkloosheidsgraad 30% bedraagt, is terecht. Maar ook in de Vlaamse steden piekt de jeugdwerkloosheid boven de 25%. 5
De maatschappelijke kost van jeugdwerkloosheid is immens . Jongeren zijn niet verantwoordelijk voor de crisis, maar vormen wel één van de groepen die het hardst geraakt wordt. Meer en meer jongeren leven in armoede. Veel jongeren kunnen de stap naar een autonoom leven niet zetten. De hoge jeugdwerkloosheid heeft ook een negatieve impact op hun mentale gezondheid. Jeugdwerkloosheid moet bovenaan de agenda staan. Op de verschillende beleidsniveaus moet het alle hens aan dek zijn. We hebben nood aan een andere economische strategie, die gebaseerd is op duurzame ontwikkeling met kwaliteitsvol werk voor iedereen als hoofddoelstelling. Jeugdwerkloosheid terugdringen is niet alleen de taak van de overheid of de jongere zelf. Ook werkgevers moeten investeren in een betere lange termijn visie rond de tewerkstelling van jongeren. • “Werkgevers zijn op zoek naar de perfecte sollicitant: onrealistische profielen. Vaak geven ze de voorkeur aan iemand met meer ervaring, die bovendien onmiddellijk beschikbaar moet zijn.“ (VDAB Jongerenpanel) Jongeren willen zekerheid, voltijds werk en goede arbeidsomstandigheden en ze hebben hier recht op. • “Interimkantoren zorgen niet voor jobs: enkel voor dagcontracten en korte opdrachten.” (Leonardo Lyceum, Antwerpen) We vinden jongeren in toenemende mate terug in interim jobs, onbetaalde stages, tijdelijk en part-time werk. Deze jobs geven weinig houvast en jongeren kunnen niet rekenen op de nodige werkzekerheid. De constante dreiging van werkloosheid maakt het voor jongeren extra moeilijk. Jongeren geven aan dat solliciteren voor vast werk vandaag bijna een voltijdse bezigheid is. Een interim contract combineren met sollicitaties is dus bijna onmogelijk. Heel wat jongeren komen dan ook terecht in een eindeloze cirkel van tijdelijk werk of (onbetaalde) stages, afgewisseld met periodes van jeugdwerkloosheid. Ze bouwen in deze vicieuze cirkel geen competenties en relevante ervaring op en het is geen opstap naar vast, voltijds werk.
_________________ 5
Eurofound berekende dat het in Europa gaat om €162 miljard in 2012 (aan gemiste belastinginkomsten en sociale uitkeringen).
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 5 > 8
2.2.2
Voorbereiding op de arbeidsmarkt
De eerste stappen op de arbeidsmarkt zijn voor elke jongere verschillend. Jongeren die vroeg afhaken op school en hun geluk beproeven op de arbeidsmarkt, vragen een heel andere aanpak dan jongeren die na meerdere jaren hoger onderwijs voor het eerst solliciteren. Toch blijven hun behoeften in grote lijnen dezelfde: informatie, ondersteuning en voorbereiding in de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. De school, de werkgever en de VDAB hebben hier een belangrijke verantwoordelijkheid!
De school
Voorzie algemene informatie over de arbeidsmarkt als een volwaardig onderdeel in de lespakketten van alle studierichtingen. Maak van praktijkervaring voor alle jongeren een volwaardig deel van het secundair onderwijs via werkstages, inleefstages of werkplekleren.
6
In het kader van een brede maatschappelijke vorming is het onderwijs de uitgelezen partner om de vragen van jongeren over de arbeidsmarkt correct te beantwoorden. Wat doe je als je afstudeert? Wat als je niet meteen werk vindt? Wat is de VDAB? Wat doet de RVA? Hoe vraag ik een werkloosheidsuitkering aan? Hoe ziet een goede arbeidsovereenkomst eruit? Hoe begin ik te solliciteren? Hoe run ik zelf een zaak? Welke vaardigheden heb ik nodig om ondernemer te worden? Hoe werken vakbonden? Welke zijn knelpuntberoepen? Wat zijn de sociaal-economische ontwikkelingen? Waarom is het crisis? • “Jongeren moeten op jonge leeftijd al kiezen voor een bepaalde richting binnen het onderwijs. Ze kiezen dan eerder in functie van hun interesses i.p.v. de noden op de arbeidsmarkt. Ze hebben iemand nodig die hen helpt de juiste keuzes te maken, iemand die hen kan vertellen welke jobs je kan uitoefenen na het volgen van een bepaalde studierichting.” (VDAB Jongerenpanel) • “Veel belangrijke vakken krijgen we niet meer: bedrijfsbeheer voor als we zelfstandige willen worden. Ze zouden bedrijfsbeheer moeten aanbieden als een keuzevak. “ (Don Bosco Sint-Pieters-Woluwe) • “We moeten dingen leren zoals een cv opstellen of een motivatiebrief schrijven en hebben ook nood aan meer informatie over verdere studies. Het is typisch ASO dat je geen voorbereiding en info krijgt …” (SASK, Brugge) Informatie over de arbeidsmarkt en economische kennis zitten vervat in de vakoverschrijdende eindtermen (V.O.E.T). Scholen hebben een inspanningsverplichting om hier de nodige aandacht aan te besteden. Toch blijkt uit onze bevraging dat jongeren op school te weinig informatie krijgen over de arbeidsmarkt en hun mogelijkheden na hun studies. De Vlaamse Jeugdraad vraagt scholen hier ruimte en tijd voor te maken en hun leerlingen grondig voor te bereiden tijdens deze overgangsfase. Jongeren kunnen te weinig proeven van het werkende leven en dat veroorzaakt een grote afstand tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. 75% van de bevraagde jongeren vindt dat er meer praktijkstages moeten komen in alle studierichtingen. Binnen de groep van werkenden is dit zelfs 90%. Stages zorgen dat leerlingen ook nietschoolgebonden competenties en arbeidsattitudes verwerven. Op stage oefenen de leerlingen bovendien vaardigheden in levensechte situaties. Zo krijgen ze een realistisch beeld van een echte arbeidssituatie. Genoeg afwisseling tussen theorie en praktijkervaring motiveert leerlingen ook om verder bij te leren. Aanvullend op stages kunnen scholen ook bedrijfsbezoeken organiseren of gepassioneerde mensen aan het woord laten over hun job. Dit alles helpt jongeren in hun verdere studie- of beroepskeuze. • “Een stageplek geeft een opportuniteit om te beginnen werken, als je goed werk levert ten minste. Gelukkig dat er stage is, want daar leer je dingen die je niet op school leert. School alleen bereidt je niet genoeg voor op de arbeidsmarkt.” (Don Bosco, Sint-Pieters-Woluwe) _________________ 6
Advies 1304: Maatschappelijke en politieke vorming op school.
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 6 > 8
De werkgever
• Verminder de eenzijdige focus op ervaring en diploma’s en kijk meer naar competenties en leerpotentieel. • Ga met jongeren in dialoog over de verwachtingen die werkgevers van jonge werknemers hebben. • Geef jongeren meer tijd, meer leerkansen en meer begeleiding tijdens hun eerste werkervaring.
De eisen van werkgevers liggen hoog. Jongeren moeten alsmaar meer ervaring en steeds hogere diploma’s kunnen voorleggen om te kunnen starten op de arbeidsmarkt. Enkele sectoren, zoals de IT-sector, geven al het goede voorbeeld en kijken vooral naar de vaardigheden en competenties van jonge sollicitanten. Andere werkgevers moeten ook deze switch maken. De overheid in het bijzonder heeft hierin een voorbeeldrol te vervullen. Dit kan door niet alleen naar diploma’s te kijken, maar ook voldoende aandacht te schenken aan elders verworven competenties: vormingen, engagementen, ervaring in het jeugdwerk, interesses en ervaringen uit de vrije tijd … Ondanks de hoge jeugdwerkloosheid blijven een aantal vacatures open staan. De Vlaamse Jeugdraad vraagt aan werkgevers om zich niet blind te staren op de juiste diploma’s en een onrealistische lijst aan competenties. Als ze met jongeren in dialoog gaan kunnen werknemers beter inschatten welk potentieel zich daar bevindt. Jongeren die de school vervroegd hebben verlaten, hebben vaak op allerlei andere en creatieve manieren competenties opgedaan die ze vandaag te weinig kunnen benutten. Omgekeerd moeten jongeren ook de kans krijgen om hun verwachtingen te delen met werkgevers. Onderling overleg moet duidelijk maken hoe werknemer en werkgever elkaar kunnen versterken. Met de juiste ondersteuning kunnen jongeren zich maximaal ontplooien tijdens hun eerste werkervaring. • “Er zou voor jonge schoolverlaters een regel moeten zijn, waarbij de werkgever verplicht is je een jaar te laten werken om je zo te laten bewijzen dat je goed werk levert. Hij mag jou in dat jaar niet zomaar buiten smijten. Je kan nu eenmaal geen stiel leren op een paar weken tijd, ook al wordt dat wel verwacht….” (VTST, Beerse) Momenteel vullen stagiairs steeds vaker de beschikbare instapjobs in. Werkgevers voorzien weinig tot geen tijd om jongeren verder op te leiden op de werkvloer. Zeker in de technische beroepen is de druk van de economische crisis voelbaar en moet alles zo efficiënt mogelijk gebeuren. De Vlaamse Jeugdraad wil daarom genoeg tijd en begeleiding om jongeren te laten leren op de werkvloer. Zo kunnen jongeren hun potentieel ontplooien en zich voldoende bewijzen.
De VDAB
Bouw de persoonlijke dienstverlening van de VDAB verder uit. Reik de hand naar alle jongeren. Informeer hen op maat en ga als coach met hen aan de slag. Maak ook werk van de jongerenwebsite van de VDAB en zorg voor meer bekendheid bij alle jongeren.
Voor jongeren is de VDAB een belangrijke toegangspoort om goed hun weg te vinden op de arbeidsmarkt. Toch blijkt uit onze bevragingen dat de dienstverlening te weinig bekend is bij jongeren. Amper 13% van de bevraagden kent de dienstverlening van de VDAB goed of zeer goed. Bijna 7 op 10 van hen vindt niet dat de VDAB jongeren echt aan een job helpt. De strategie van de VDAB om sneller actief contact te zoeken met kortgeschoolde jongeren is erg belangrijk, maar laat een grote groep jongeren volledig links liggen. We willen geen ‘one size fits all’ aanpak, maar een betere inspanning van de VDAB om alle jongeren actief te bereiken. Informatie op maat is een belangrijke pijler. Ook samenwerking met verschillende partners is een belangrijke voorwaarde om jongeren te bereiken. Dit kan op verschillende manieren: met informatiesessies op school, via een duidelijker en toegankelijker online platform voor jongeren, door oriëntatietesten of interessetesten bij schoolverlaters op studiebeurzen, met betere informatie over
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 7 > 8
7
IBO of andere ondersteuningsmaatregelen, door jeugdwerkorganisaties te betrekken of via jeugdinformatiekanalen te communiceren… Daarnaast vragen jongeren een vereenvoudiging van de administratieve procedures. 2.2.3
Discriminatie
Stop discriminatie op de arbeidsmarkt. Zorg voor een positieve invulling van diversiteit, meer open communicatie en sensibilisering van werkgevers en werknemers. Voer daarnaast een actiever antidiscriminatiebeleid door zelf op zoek te gaan naar gevallen van discriminatie en hier tegen op te treden.
Discriminatie op de arbeidsmarkt is wijdverspreid. Een dodelijk gif voor de motivatie en het zelfvertrouwen van jongeren tijdens hun zoektocht naar werk. 8 op 10 jongeren hebben zelf ervaring met discriminatie of kennen persoonlijk iemand die gediscrimineerd werd. Het gaat daarbij vooral over discriminatie op basis van origine of afkomst, kledij, seksuele geaardheid, handicap of beheersing van het Nederlands. De Vlaamse Jeugdraad vindt dit onaanvaardbaar en pleit voor een positieve invulling van diversiteit op de werkvloer. Want diversiteit betekent kansen, zowel voor werkgevers als werknemers. Het is nodig om werknemers te informeren en te sensibiliseren, zodat ze discriminatie herkennen en weten waar ze terecht kunnen met hun klacht. De werkgevers moeten een voorbeeld nemen aan goede praktijken en hebben de plicht om open te communiceren over hun visie op diversiteit. De Vlaamse Jeugdraad pleit voor de invoering van streefcijfers die een afspiegeling zijn van de bevolkingssamenstelling. We moeten elke klacht over discriminatie serieus nemen en grondig onderzoeken binnen het wettelijk kader. De overheid heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet nog actiever alle vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt aanpakken. De overheid moet ook zelf proactief op zoek gaan naar discriminatie en repressief optreden tegen desbetreffende gevallen. De media spelen een belangrijke rol in de beeldvorming. Zij kunnen de stereotiepe beeldvorming helpen doorprikken.
_________________ 7
Individuele beroepsopleiding (IBO): Als je werkloos bent, kan je via een IBO-contract aan de slag bij een werkgever. Je volgt dan gedurende 1 à 6 maanden een opleiding op de werkvloer en krijgt daarna een arbeidsovereenkomst. Tijdens je opleiding heb je een inkomen dat een normaal loon benadert.
Sociale inclusie in onderwijs en werk • 5 februari 2014 • pagina 8 > 8