Verslag van een gesprek van de Minister van Onderwijs , Cultuur en Wetenschap Maria J.A. van der Hoeven met vertegenwoordigers van de organisaties van de leraren in de kunstvakken en van het brede onderwijsveld vo en ho over de positie van een kunstvak in het profiel cultuur en maatschappij, 25 oktober 2004 Aanwezig: namens de samenwerkende lerarenverenigingen in de kunstvakken (SBKV): mevr. Van de Kamp en de heren Yperlaan en Van Gemert; namens de organisaties van bestuur en management in het vo: mevr. Beelaerts en de heer Van der Veen; namens Schoolmanagers_VO: de heer Van Asseldonk; namens NVS-NVL, vereniging van schooldecanen en leerlingbegeleiders: de heer Schippers; namens de leerlingenorganisatie LAKS: Thijs Janssen; namens het hoger onderwijs: mevr. Wiertz (VSNU) en de heer Labruyere (HBO-Raad). Aanleiding/context: Voor de aanpassingen in de profielen havo/vwo per 1 augustus 2007 wordt voor het profiel cultuur en maatschappij de volgende opbouw voorgesteld: twee verplichte vakken, een profielkeuzevak te kiezen uit een groep van maatschappelijke vakken en een profielkeuzevak te kiezen uit een groep van culturele vakken (kunstvak, taal, filosofie). De organisaties van de leraren in de kunstvakken bepleiten dat in plaats daarvan een kunstvak als derde vak verplicht wordt voor alle leerlingen met dit profiel. Overeenkomstig de motie Hamer c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VIII, nr. 120) zal de profielcommissie voor de maatschappijprofielen een uitspraak doen over de vraag of dit op termijn zou kunnen. Daarnaast echter heeft de minister aan de Tweede Kamer toegezegd hierover met alle betrokken organisaties te spreken (brief van 12 maart aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, kenmerk VO/OK/2004/10523). Tot voor kort was de situatie, dat een aanzienlijke minderheid van scholen al werkte met een profiel C&M waarin aanvankelijk een kunstvak verplicht was. Dat was het nieuwe vak ckv 2,3 (ckv 2 is een algemeen theoretisch deel, ckv 3 een meer praktisch deel in vier varianten, elke variant is een kunstvorm: muziek, beeldende vorming, dans of drama). In verband met zich voordoende problemen hebben deze scholen echter later toestemming gekregen om alsnog dit kunstvak een keuze te doen zijn. Een meerderheid van scholen koos in 1998/1999 voor het zgn. overgangsprofiel C&M. Daarin was een kunstvak vanaf de aanvang niet verplicht, maar kon zo’n kunstvak gekozen worden (dat is dan een van de traditionele kunstvakken muziek, tekenen, handvaardigheid, textiele werkvormen). Grofweg heeft op dit moment de helft van de scholen ckv 2,3 ingevoerd (nu het niet meer verplicht is) en biedt de andere helft een of meer van de traditionele kunstvakken aan (niet verplicht). Namens het samenwerkingsberaad van de kunstvakken, waarin de verschillende verenigingen van de leraren in de kunstvakken samenwerken, wordt door mevr. Van de Kamp naar voren gebracht, dat in de profielenwet zoals die voor de scholen ging werken
in 1998 of 1999 een profiel C&M met een verplicht vak ckv 2,3 werd opgenomen (het zgn. overgangsprofiel was bedoeld als tijdelijk). De lerarenorganisaties menen dat aan deze verplichtstelling moet worden vastgehouden, omdat het op deze wijze is vastgelegd in de wet, welke wet tot op heden niet is uitgevoerd. Het vak ckv 2,3 is ontwikkeld als kernvak van het profiel C&M. Het argument dat voor kunstvakken een specifiek talent nodig is, is daarom een vooroordeel: er is wat dit betreft geen verschil met bij voorbeeld wiskunde of talen. Zonder talent haal je misschien geen negen voor Frans, maar iedereen kan naar haar mening die taal leren en een voldoende halen. Hetzelfde geldt voor de kunstvakken. Leerlingen worden bovendien bij ckv 2,3 voor een groot deel op intellectuele capaciteiten beoordeeld. In tweede instantie voegt zij daaraan toe, dat de kunstvakken een belangrijke bijdrage leveren tot vernieuwing. Er is sprake van creatief probleemoplossend leren/divergent denken en er kunnen relaties worden gelegd met andere vakgebieden in het profiel C&M. Volgens haar zijn er maar weinig scholen van de scholen die het profiel met de kunstverplichting invoerden die daar achteraf spijt van kregen. Bovendien bedraagt het aantal scholen dat een kunstvak aanbiedt ca. 90%, hetgeen slechts 10% verschil is met alle scholen. Verplicht stellen van een kunstvak in C&M is dus naar haar mening voor de hand liggend. De heer Yperlaan voegt daaraan toe, dat z.i. een profiel cultuur en maatschappij zonder wat volgens hem het kernvak culturele en kunstzinnige vorming is, toch arm is. Het hoeft voor leerlingen geen beletsel te zijn – op zijn school kiest de helft van de havo-leerlingen het profiel C&M (met kunst verplicht). Dit laatste als reactie op de bijdrage van de heer Van Asseldonk namens de schoolleiders. Hij verwijst naar zijn eigen ervaring. Zijn school had inderdaad het profiel C&M met het verplichte kunstvak ingevoerd. Voor een aantal – voor het overige geschikte – leerlingen werkte dit niet goed uit. Omdat ze weinig affiniteit en geschiktheid hadden op het gebied van kunst voelden zij zich gedwongen om uit te wijken naar het profiel E&M. Maar dat was niet hun eerste keus, vaak was dat profiel voor deze leerlingen niet haalbaar en was daardoor havo/vwo uiteindelijk niet haalbaar. Dat is niet in het belang van leerlingen en niet in het belang van de maatschappij. Zijn school behoorde dus wel degelijk tot de scholen die spijt kregen van de verplichting. Hij voegt daaraan toe, dat opvallend genoeg de belangstelling voor de kunstvakken juist toenam toen de school gebruik ging maken van de mogelijkheid om de verplichting alsnog te vervangen door een keuzemogelijkheid. En de resultaten van de leerlingen in de maatschappijprofielen werden beter. Schoolleiders hechten daarenboven aan werkelijke handhaving van de politiek overeengekomen uitgangspunten: de overheid geeft kaders aan waar dat nodig is, maar niet meer dan nodig is. Ruimte voor scholen en leerlingen moet niet nodeloos worden beperkt. Het voorstel van de regering zoals het er ligt is daarom goed: twee verplichte vakken die echt nodig zijn en twee profielkeuzevakken. Dat sluit ook aan bij de breedte van de vervolgopleidingen op het gebied van cultuur en maatschappij. Een verplichting beperkt te meer ook kansen van leerlingen omdat een school nooit alle varianten van ckv 2,3 kan aanbieden (sommige scholen bieden wel meerdere varianten aan). Namens de organisaties van bestuur en management sluiten mevr. Beelaerts en de heer Van der Veen zich hierbij aan. Mevr. Beelaerts wijst erop, dat weliswaar de verplichting bij
scholen op veel verzet stuit, maar dat dat helemaal niet betekent dat de positie van de kunstvakken daardoor zou worden bedreigd. Zoals nu ook zonder verplichting verreweg de meeste scholen een of meer kunstvakken aanbieden, blijkt uit onderzoek dat scholen dat ook zullen doen in een situatie van nieuwe profielen zonder een verplichting van een kunstvak: 88% van de scholen wil in die situatie een of meer kunstvakken aanbieden. In die zin is de emancipatie van de kunstvakken een feit, een verplichting voegt daaraan niets toe. Er is een brede erkenning dat de kunstvakken inderdaad vaak een bijdrage leveren tot vernieuwing. De organisaties van bestuur en management willen de overheid verder houden aan overeengekomen uitgangspunten: niet meer centraal regelen dan nodig is. Scholen moeten eigen keuzen kunnen maken, ze moeten zich ook zichtbaar kunnen profileren als school met een specialisatie, bij voorbeeld op het gebied van kunst. Ook de heer Van der Veen benadrukt, dat scholen juist het vernieuwende karakter van de kunstvakken waarderen, waar het om gaat is alleen dat zij zich verzetten tegen een verplichting. Een factor daarbij is, dat scholen nu eenmaal niet alle vier varianten van ckv 3 kunnen aanbieden. Dat maakt het probleem voor de leerlingen met weinig affiniteit voor de wél aangeboden variant(en) groter. Gevoegd bij de waardering die scholen wel degelijk voor de kunstvakken als zodanig hebben, zou het z.i. misschien aanbeveling verdienen het aanbieden van kunstvakken verder te faciliteren, bij voorbeeld in de vorm van samenwerking met buitenschoolse instellingen. Namens het LAKS merkt ook Thijs Janssen op, dat leerlingen willen kiezen. Dat wil zeggen, dat sommige verplichtingen voor de leerling heel acceptabel zijn, maar dat belangrijk is dat de leerling wordt gemotiveerd door vakken die hij kan kiezen en/of waarvan hij de zin inziet in relatie met het vervolgonderwijs dat hij beoogt. Voor een kunstvak is dat maar het geval voor een minderheid van de leerlingen met het profiel C&M. Voor een meerderheid werkt een verplichting dus slechts demotiverend: je moet iets doen waarvan je de zin voor jou niet kunt inzien. De heer Schippers sluit zich , vanuit het decanenperspectief, hierbij aan. Hij voegt daaraan toe, dat een kunstvak voor geen enkele studie verplicht is voor toelating, ook niet voor het kunstvakonderwijs. Verplichtstelling is voor veel leerlingen een onnodige belasting. Een vak kan slechts verplicht zijn in een profiel als het werkelijk voor de meeste leerlingen in dat profiel betekenis heeft voor de doorstroming. Zonder dat is er geen enkele reden voor verplichtstelling – die is zelfs schadelijk voor de leerlingen. In tweede instantie voegt hij daaraan nog toe, dat door de vertegenwoordigers van de lerarenorganisaties van de kunstvakken als argument wordt gebruikt, dat geen speciale affiniteit met deze vakken vereist is. Waar dat voor deze vakken als algemeen vak in de onderbouw (kennismaking, basisvaardigheden) begrijpelijk is, acht hij het voor een vak in de tweede fase dat kennelijk als kernvak wordt beschouwd in een profiel wel merkwaardig dat feitelijk de indruk wordt gewekt dat de leerling met enige inspanning altijd een voldoende zal halen. Voor een serieus kunstvak op dit niveau zou enig talent toch wel aanwezig moeten zijn. Leerlingen willen zelf ook zo’n vak doen omdat ze enig talent hebben in de praktijk van zo’n vak. Je doet dus juist af aan de waarde van die vakken voor die leerlingen die het nu juist wel willen kiezen door ook voor die praktijk uit te gaan van een niveau dat voor iedereen haalbaar is. In dat kader zou splitsen in ckv 2 (algemene, brede culturele kennis) en ckv 3 (praktijk en theorie van een bepaalde
kunstvorm), zoals werd voorgesteld in de notitie ‘Ruimte laten en keuzes bieden in de tweede fase havo en vwo’, eerder in de rede liggen. Leerlingen hebben dan de gelegenheid om een kunstvak te kiezen op een niveau dat aansluit bij talent op dit gebied, in plaats van dat alle leerlingen (met het profiel C&M) een kunstvak doen dat door zijn breedte en niveau wel voor alle leerlingen haalbaar is maar voor een deel van de leerlingen (daardoor) te weinig uitdagend en voor een ander deel zonder betekenis – daardoor wordt zowel de getalenteerden als de ongetalenteerden onrecht gedaan. Maatwerk is mogelijk door een keuzevak. Hierdoor wordt aangesloten bij het standpunt dat mevr. Wiertz eerder namens de VSNU verwoordde. Het profiel C&M is, zo benadrukt zij nog eens, zoals de naam aangeeft, niet een specifiek cultuurprofiel. Het is een heel breed profiel: ook gericht op maatschappelijke vervolgopleidingen en wat cultuur betreft ook bepaald niet alleen gericht op kunst. Specifieke doorstroomwensen zijn bovendien juist bij vervolgopleidingen waarop dit profiel voorbereidt beperkt en betreffen dan zelden een kunstvak. De universiteiten hebben zich altijd uitgesproken voor profielen met uitsluitend verplichte vakken, maar niet voor een verplicht kunstvak in het profiel C&M. Binnen het huidige voorstel van de minister om voor de maatschappijprofielen twee verplichte vakken vast te stellen, kunnen de universiteiten goed leven met de keus voor wiskunde en geschiedenis. Dat zijn de vakken die van belang zijn voor de meeste universitaire studies waarop het profiel voorbereidt. Dat daarnaast in het profiel ook een kunstvak kan worden gekozen is een zinvolle aanvulling. Mevr. Wiertz moet dan ook nadrukkelijk afstand nemen van de suggestie in het door de lerarenorganisaties ingediende stuk, als zou de VSNU instemmen met een verplichting. De VSNU heeft herhaaldelijk en met goede argumenten onderbouwd als haar standpunt meegedeeld, dat zij een verplicht kunstvak in het profiel niet terzake vindt. De stelling in het stuk dat “in 1996 de VSNU van harte instemde” is niet correct: de brief van de VSNU waaruit wordt geciteerd (kenmerk VSNU 96/409 U van 16 februari 1996) gaat zelfs helemaal niet over dit soort onderwerpen, maar over de examenprogramma’s. De instemming van harte betrof dus heel iets anders. In tweede instantie merkt mevr. Wiertz nog op, dat verplichtstelling de kunstvakken niet helpt. Wat van belang is, is de houding van de school. Als die positief is, zullen veel leerlingen een kunstvak kiezen. Als die negatief is, wekt een verplichtstelling nog meer weerstand. Namens de HBO-Raad merkt de heer Labruyere op, dat het hbo natuurlijk een belangrijke sector – het kunstvakonderwijs – omvat waarvoor een kunstvak in het vakkenpakket weliswaar ook niet verplicht maar wel degelijk van bijzondere betekenis is. De sympathie voor de kunstvakken in het hbo is dus groot. Het vo orstel van de regering komt echter goed tegemoet aan de onderscheiden wensen in het hbo: behalve dat er nu echt ruimte komt in het vrije deel van (andere) profielen, is een kunstvak daarenboven mogelijk als profielkeuzevak in het profiel C&M. Ook de HBO-Raad kiest voor ruimte, dus voor keuze in plaats van verplichtstelling, overeenkomstig de algemene opvattingen van de HBORaad. Het hbo wenst zich te richten op een flexibele instroom. Minister Van der Hoeven concludeert, met dank voor ieders inbreng, dat niemand tegen de kunstvakken als zodanig is – integendeel. De lerarenverenigingen van de kunstvakken zijn voor verplichtstelling. Er is echter breed verzet tegen een verplichtstelling: bij
schoolleiders, besturen, decanen, leerlingen, universiteiten en hogescholen. Er is gewezen op andere manieren om de kunstvakken de positie te laten behouden die ze inmiddels terecht hebben verworven: in voorlichting en communicatie moet de waarde van deze vakken benadrukt blijven worden, in de voorlichting aan leerlingen over de keuzes in de bovenbouw (leerjaar 3) moet hieraan aandacht worden besteed en er kan worden nagedacht over mogelijkheden om de kunstvakken nog meer te stimuleren. De minister zal deze standpunten ter kennis brengen van de Tweede Kamer, door toezending van een verslag van deze bijeenkomst.