Samenvatting reactienota 1.
De provincie concentreert zich op bovenlokale schaal op de ontwikkeling van de regio. De provincie draagt dus financieel niet meer bij in lokale projecten.
Uit de consultaties: - het onderscheid tussen lokaal en bovenlokaal is niet duidelijk. - de provincie moet doorgaan met het subsidiëren van lokale projecten. Reactie: Voor bovenlokale projecten was tot nu toe ca. € 300.000 per jaar beschikbaar, voor lokale projecten ca. € 250.000 per jaar. Over projecten in beide categoriën geeft het gebiedsplatform een zwaarwegend advies. We maken niet meer het onderscheid tussen lokaal en bovenlokaal, maar zetten in op een breed draagvlak. Dat betekent dat wij uitsluitend nog projecten subsidiëren die bijdragen aan de versterking van (een deel van) de streek, met een groot draagvlak in het gebied. Essentieel hierbij is dat de betreffende gemeente(n) minimaal een even groot deel als de provincie moet(en) bijleggen. Onze overwegingen hierbij: op deze wijze geven wij steun aan de gemeenten, die hierin eerstverantwoordelijk zijn. Bovendien hebben kleinschalige voorbeeldprojecten juist vaak door hun kleinschaligheid grotere slagingskans en zijn vaak de aanzet tot grootschaliger projecten en zijn ze goed voor sociale samenhang. Vaak wordt de provinciale bijdrage ook als blijk van waardering voor de lokaal actieve vrijwilligers gezien.
We gaan beide categoriën bundelen tot een stimuleringsbudget per regio, met een zwaarwegende adviesrol voor het gebiedsplatform. Op de Waddeneilanden zijn specifieke maatregelen nodig, die in overleg tussen plattelandsbeleid en het projectbureau worden opgesteld. Een project op een eiland is eerder van regionaal niveau, gezien het beperkte schaal van het achterland en de aanzienlijke aanwezigheid van toeristen in het gebied.
2.
De provincie heeft dertig jaar lang geïnvesteerd in dorpshuizen. Is het bij nieuw- en verbouw van dorpshuizen nog nodig dat de provincie financieel bijdraagt?
Uit de consultaties: - provincie moet zeker blijven bijdragen aan dorpshuizen op alle niveaus. Reactie: Provincie blijft wel bijdragen aan dorpshuizen, ook op lokaal niveau (dorpshuizen moeten voldoen aan 1 onze definitie van een dorpshuis om überhaupt voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen ). Overweging: kenmerkend voor Fryslân zijn al die kleine kernen, 395 met minder dan 5.000 inwoners. Ons plattelandsbeleid is erop gericht dat Friese DNA te behouden. Dorpshuizen zijn van wezenlijk belang voor de leefbaarheid, juist ook in de kleinere kernen waar krimp vaak al een gegeven is. De provinciale bijdrage in de nieuw- en verbouw van dorpshuizen wordt niet verhoogd. Wel wordt het voor iedereen mogelijk om maximaal 25% van de kosten voor duurzaamheidsmaatregelen met een maximum van € 50.000 extra te ontvangen. Dit om de bewustwording mbt duurzaamheid verder te ontwikkelen en om de exploitatielasten van dorpshuizen in de toekomst beheersbaar te houden. 3.
Vindt u dat provincie moet inzetten op voorzieningenspreidingsplannen?
Uit de consultaties: - Meerderheid is wel voor inzet van de provincie op voorzieningenspreidingsplannen. Overheden vinden meestal dat ze dit wel in eigen hand kunnen houden. - Spreiding van voorzieningen wordt gezien als een beweging die van onderop moet plaatsvinden. Provincie kan faciliteren en coördineren. E.e.a. is ondermeer afhankelijk van de schaal en het bereik van een voorziening. Reactie: Het gemeentelijk accommodatiebeleid zal de komende jaren onder druk komen te staan. Van een lokaal beleid gericht op de voorzieningen binnen één bestuurlijk gebied zal er een omslag nodig zijn naar regionale actieplannen waarin gemeenten, regio’s, woningcorporaties, schoolbesturen en andere maatschappelijke instellingen moeten aangeven hoe zij kwalitatief goede en bereikbare voorzieningen voor jong en oud blijven garanderen. Dit vraagt een focus waarin er niet alleen gekeken moet worden naar de huidige accommodaties, maar er ook gekeken wordt naar aspecten als mobilisering en digitalisering dan wel het realiseren van tijdelijke en flexibele voorzieningen al dan niet in bestaande accommodaties. Het spreekt voor zich dat in deze nieuwe voorzieningenplanning op regionale schaal afstemming van groot belang is tussen meerdere kernen en gemeenten. Daarnaast moet er bereidheid zijn samen de verantwoordelijkheid te nemen blijvend te investeren in een toekomstbestendige voorzieningenstructuur. De huidige economische situatie en de demografische ontwikkelingen dwingen lokale overheden meer over de grenzen van kernen of gemeenten te kijken.
1
Het is een gebouw voor een (of meerdere) dorpsgemeenschap(pen) voor iedereen uit het dorp, ongeacht godsdienstige of politieke overtuiging, vrij en onbeperkt toegankelijk ten behoeve van het verenigingsleven en sociaal-culturele activiteiten met een multifunctioneel gebruik van de verschillende ruimtes waarbij de zeggenschap over en het gebruik van het gebouw alsook de programmering van activiteiten in handen is van vertegenwoordigers van het dorp waarbij een rechtspersoon gevormd is die minimaal één keer per jaar verantwoording aflegt aan de dorpsgemeenschap en die bovenstaande punten in de statuten heeft opgenomen.
De provincie gaat niet zelf de uitwerking van voorzieningenspreidingsplannen realiseren. Dat beschouwen we als een proces op gemeentelijke en/of regionale schaal, waarbij de bewoners nadrukkelijk betrokken zijn. De provinciale rol beperkt zich tot het faciliteren en de inbreng van kennis in het proces. Algemene opmerking: verschillende malen komt de bereikbaarheid van voorzieningen als zorgpunt naar voren. Inmiddels is hierover contact met Verkeer en Vervoer. Zij willen inzetten op het op slimme manieren vervoeren van mensen naar voorzieningen. Vraag is op de eilanden niet aan de orde.
4.
Moet de provincie de mogelijkheid die Europa biedt benutten en dus microondernemingen volop financieel gaan ondersteunen?
Uit de consultaties: - Een meerderheid is voor het blijven ondersteunen van kleinschalige ondernemingen. De meerderheid is bij de overheden het grootst. - Ondersteuning is goed, maar het moet niet overdreven. Reactie: Ondernemers ( MKB bedrijven) zijn belangrijke innovators en vormen de motor van onze economie. Een specifieke categorie in deze sector zijn de zgn. “micro-ondernemingen”. Er is sprake van een micro-onderneming als het bedrijf minder dan 10 werknemers heeft en de omzet en balanstotaal moeten op jaarbasis minder zijn dan € 2 miljoen. Vooral op het platteland dragen zij ook bij aan het versterken en behouden van de leefbaarheid. Daarom stimuleren we met deze regeling het oprichten van nieuwe of ontwikkelen van de bestaande bedrijven. Het doel is om op het platteland de werkgelegenheid te behouden en waar mogelijk uit te breiden. We gaan door met de subsidiëring van micro-ondernemingen, met de kanttekening dat ze iets moeten toevoegen aan de streek, het dorp en de werkgelegenheid in de regio. De gebiedsplatforms hebben aangegeven juist te willen sturen op de besteding van de middelen. In de jaarplannen wordt aangegeven welke categorieën micro-ondernemingen prioriteit krijgen. Teneinde meer grip te krijgen op deze sturing moet de subsidieverordening pMJP worden aangepast. Bovendien zullen we 2012 benutten om de uitvoering van deze regeling te vervolmaken, in nauw overleg met de provinciale afdeling Kennis en Ekonomy en externe partijen. Wadden: Omdat er op de eilanden nagenoeg alleen maar micro-ondernemingen zijn en van start kunnen gaan, moet dit zeker mogelijk blijven. De middelen wel specifiek inzetten om innovatie en verbreding aan te jagen. Vraag blijft wel welke definitie aan innovatie gegeven moet/kan worden. De problematiek op de eilanden voor wat betreft micro-ondernemingen is bijzonder. Bij de beoordeling van een aanvraag wordt de voorwaarde gesteld dat de activiteit of het product nieuw en/of vernieuwend moet zijn voor het betreffende eiland.
5.
Zijn vrijwilligers in staat de leefbaarheid op het Friese platteland te bevorderen?
Uit de consultaties: - Heel duidelijk dat vrijwilligers belangrijk zijn voor de leefbaarheid op het Friese platteland. Reactie: Zorgelijk is wel de afname in het aantal vrijwilligers her en der op het platteland. Samen met de afdeling Kultuer en Mienskip werken aan versterking van de infrastructuur rond vrijwilligerswerk, het vergroten, verjongen en difersifiëren van vrijwilligers. Overheden trekken zich terug, krijgen een andere rol. Er wordt meer en meer een beroep gedaan op actieve bewoners. Deze actieve mensen kunnen, meer nog dan in het verleden, rekenen op onze steun.
Reactie Wadden: Door het geringe inwonersaantal komt het vrijwilligerswerk op de eilanden vaak op dezelfde vrijwilligers neer. Deze vrijwilligers zijn heel gedreven en leveren goed werk. Maar doordat de mensen steeds vaker gevraagd worden komt dit onder druk te staan. De eilanden kennen percentagegewijs een hoge inzet van vrijwilligers. Er wordt gesteld dat dit mede komt door de toename van de evenementen op de eilanden. Verder is het zo dat voor bepaalde bestuurlijke functies de vrijwilligers bepaalde competenties moet hebben, op dit gebied is het steeds moeilijker nieuwe aanwas te vinden. Ook is het moeilijk om mantelzorgers te vinden, dit is juist de groep die de leefbaarheid op de eilanden in stand houdt en bevordert.
6. De provincie denkt dat een dorp leefbaar is als er aan de volgende punten wordt voldaan: Een gevarieerde bevolkingsopbouw Voldoende geschikte woningen Goed bereikbare voorzieningen Voldoende, bereikbaar werk Een rijk gemeenschapsleven Grote organisatiekracht Voldoende aandacht van organisaties. Zijn al deze punten voldoende in uw dorp aanwezig? Uit de consultaties: - Leefbaarheidsbeleid is zeker gewenst, de situatie op het platteland is nog voor verbetering vatbaar. Reacties: Voortzetting van provinciaal leefbaarheidsbeleid blijft vooreerst nodig en noodzakelijk. Reactie Wadden: Er wordt opgemerkt dat met name geschikte huisvesting een probleem is. Nieuwbouwplannen zijn lastig te realiseren door ondermeer de strenge regelgeving; door de hoge prijzen zijn de woningen onbereikbaar voor jonge gezinnen. De heer Zumkehr pleit voor een betere spreiding van de woningen gerelateerd aan het inkomen van de bewoner.
7.
In de concept-ALP worden verschillende thema’s benoemd waaraan de provincie speciaal aandacht wil schenken. Het gaat om: krimp, bereikbare voorzieningen, klein ondernemerschap, duurzaamheid in dorpen en dorpshuizen, streekproducten en ruimtelijke kwaliteit. Waar is volgens u de provinciale rol het meest belangrijk?
Uit de consultaties: - De provincie moet in de eerste plaats aandacht schenken aan het thema ruimtelijke kwaliteit, terwijl ook bereikbare voorzieningen hoog scoren (m.n. bij overheden). - Vooral ruimtelijke kwaliteit wordt als provinciale taak gezien, omdat het gemeentegrens overschrijdend is. - Ruimtelijke kwaliteit wordt breed gedefinieerd: het gaat zowel om de ruimte om een kern als ook om de kern zelf. Verkrotting e.d. worden ook in dit kader genoemd. Dit heeft weer een relatie met het programma Krimp. Reactie: Met de collega’s van Ruimte en Ruimtelijke kwaliteit wordt gekeken naar de dwarsverbanden tussen het Streekplan en het nieuwe plattelandsbeleid. Ook gaan we met de collega’s van het programma Krimp verder nadenken over het aanpakken van de verkrotting en verpaupering in de kernen. Met de college’s van Verkeer en Vervoer wordt de bereikbaarheid van voorzieningen verder uitgewerkt. (zie ook vraag 7). Bovengenoemde criteria voor een leefbaar dorp zijn onze eerste uitwerking van een definitie van een leefbaar dorp. Aan al de criteria hebben we indicatoren gehangen waarvoor een nul-meting is uitgevoerd. Dit noemen we ons “waarglês leefberens Fryslân”. De komende tijd gaan we dit verder uitwerken, in overleg met andere provincies, het S&CP, gemeenten en vooral met bewoners. Hierdoor en door monitoring van de ontwikkelingen, willen we meer inzicht krijgen in de leefbaarheid op het platteland en welke ontwikkelingen hierop het meeste invloed hebben. Het kan ook betekenen dat we ontdekken dat we niet de juiste criteria hanteren, of dat verschillende criteria een verschillend gewicht moet worden toegekend. We zien het “waarglês” als een groei- en ontwikkelmodel voor de beoordeling van leefbaarheid. Het uiteindelijke model zal er dan ook vast anders uit zien dan hetgeen nu voorligt. Wadden: Men komt tot de conclusie dat hier geen eenduidig antwoord op te geven is omdat dit per eiland verschilt. Wel vraagt men nadrukkelijk de voorzieningen (arts, tandarts, apotheek, onderwijs etc.) op de eilanden goed op peil te houden.