Reactienota Inspraak en Overleg
Vooroverleg Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken waterschappen en provincie Overijssel. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro. Het plan is op 11 maart 2013 aan de volgende instanties toegestuurd met het verzoek om advies: 1.
de Provincie Overijssel;
2.
het Waterschap Reest & Wieden;
3.
welstand- en monumentencommissie het Oversticht;
4.
Veiligheidsregio IJsselland;
5.
Belangenvereniging Vollenhove-Stad;
6.
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Uitkomsten vooroverleg Op het voorontwerpbestemmingsplan is gereageerd door de instanties genoemd onder 1, 3, 4 en 6. De instanties genoemd onder 1, 3 en 6 hebben geen inhoudelijke opmerkingen. Veiligheidsregio IJsselland verzoekt de overstromingsrisicoparagraaf te verduidelijken en het hoofdstuk over externe veiligheid hierop aan te passen. De instanties genoemd onder 2 en 5 hebben niet gereageerd. Aangenomen is dat zij geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan hebben. De RCE vindt het plan passen in de context en in de geschiedenis en adviseert derhalve het plan onveranderd in procedure te brengen. Uitkomsten inspraak Het bestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 19 maart tot en met 1 mei 2013. In het kader van de inspraak zijn vijf (schriftelijke) inspraakreactie ingediend. Vier reacties zijn binnen de termijn ingediend. De vijfde reactie is op 7 mei 2013 ontvangen. Inhoudelijk is deze inspraakreactie gelijk aan die van inspreker 3, deze reacties worden in één keer behandeld. De reacties van de insprekers zijn in het volgende samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien. In verband met de privacyregels ingevolge de Wet bescherming persoonsgegevens, zijn de inspraakreacties geanonimiseerd. 1.
inspreker 1; (M. Schuurman-Mondria, Molenberg 1, 8325 CA VOLLENHOVE)
2.
inspreker 2; (H. Jongman, De Voorst 4, 8325 XD VOLLENHOVE)
3.
insprekers 3; (D. de Groote en I. van Dijkhuizen, Haven 17, 8325 ZE VOLLENHOVE)
4.
inspreker 4; (Watersportvereniging “Stad-Vollenhove”, de heer P. Baaten, Vollenhoveweg 32, 8316 PZ MARKNESSE);
5.
inspreker 5. (Fam. S.R. Karperien, Bisschopstraat 1a, 8325 BA VOLLENHOVE)
Ad 1. Inspreker 1 Inspreker heeft per brief van 5 oktober 2012 aangegeven bezwaar te hebben tegen de terugkeer van de werf. Het voorontwerp bestemmingsplan voor de botterwerf heeft met ingang van 20 maart
2
2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Naar de indiener toe is aangegeven dat de brief van 5 oktober 2012 beschouwd zal worden als inspraakreactie. Indiener geeft aan dat ze blij waren dat de oude rommel van de werf weg was. Daarnaast geeft de indiener aan dat de bouw van een werf veel geld kost en dat de werf maar voor een kleine groep mensen bedoeld is. Dit in tegenstelling tot een zwembad waar de hele gemeenschap iets aan heeft. Reactie:
De bedoeling is dat na de bouw van de werf zowel het terrein als de gebouwen goed onderhouden worden. Er zal derhalve geen sprake van zijn dat de oude situatie hiermee terugkeert. Het initiatief voor de herbouw van de werf komt van de stichting ‘Scheepshelling en –werf Jan Kroese Zuiderzeeschepen Vollenhove’. De herbouw van de werf wordt bekostigd door subsidies, schenkingen en een gemeentelijke bijdrage. De besteding van gelden binnen een gemeentelijke begroting is voorbehouden aan het gemeentebestuur. Zij bepalen hoe de gemeenschapsgelden het best verdeeld kunnen worden, in dit geval is gekozen om gelden aan de bouw van de werf uit te geven.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan
Ad 2. Inspreker 2 Inspreker geeft in zijn brief 18 punten aan. Deze punten worden hieronder samengevat en van een reactie voorzien. 1) Inspreker geeft aan het vreemd te vinden dat een belangrijke wijziging (de bouw van de werf) in een actualisatieplan wordt opgenomen. 2) Een deel van het water zal worden gedempt. Voordat dit water in 1973 is opengegraven, betrof het stilstaand water. Dit stilstaande water stonk. Inspreker vreest dat er opnieuw een situatie van stilstaand water ontstaat waarbij stankoverlast optreedt. 3) Er is slechts 1 scheepsbouwer betrokken bij dit project. Wat gebeurt er als deze scheepsbouwer wegvalt? 4) Het plan voor de botterwerf betrof in eerste instantie een werf voor houten schepen. Inspreker geeft aan dat er nu ook sprake zou zijn van onderhoud en reparatie van stalen schepen. Inspreker vraagt zich of dit milieutechnisch mogelijk is en hoe het zit met concurrentie tot andere werven. 5) Indiener vraagt zich af waarom de boten niet elders uit het water worden gehaald. Dit zou goedkoper zijn. Het gemeenschapsgeld kan dan aan andere voorzieningen, zoals het zwembad of begeleid wonen, worden besteed. 6) Inspreker geeft aan dat er op diverse plaatsen in Nederland dergelijke werven zijn of worden gerealiseerd. Inspreker vraagt zich af of er voldoende botters zijn die gerestaureerd moeten worden. Daarnaast vraagt de inspreker zich af of de werf zelf inkomsten genereert voor de exploitatie van de werf, of dat de exploitatie door gemeenschapsgeld betaald wordt. 7) Indiener geeft een aantal voorbeelden van werven waar op dit moment geen activiteiten plaatsvinden door gebrek aan opdrachten. Indiener vreest dat er ook geen opdrachten zullen zijn voor de botterwerf in Vollenhove en dat de werf dan voor niets is gebouwd.
3
8) Het Venose Skutien en de Stichting ‘Scheepshelling en –werf Jan Kroese Zuiderzeeschepen Vollenhove’ zijn 2 los van elkaar staande stichtingen. De vraag is of beide stichtingen gebruik maken van de te realiseren faciliteiten en hoe de mensen van beide stichtingen dit gezamenlijke gebruik organiseren. 9) Indiener geeft aan dat vrijwilligers steeds schaarser zijn en dat er bij de zoektocht naar vrijwilligers in dezelfde vijver wordt gevist. 10) Indiener geeft aan dat het niet duidelijk is met welke scholen contracten zijn afgesloten om leerlingen op te leiden. Daarnaast geeft indiener aan dat om in hedendaagse werven te werken, andersoortige kennis nodig is. Er zou niet voldaan kunnen worden aan de doelstelling van kennisoverdracht. 11) Indiener vraagt zich af of de bewoners van Steenwijkerland wel een werf willen. De kosten van de werf, voor een relatief kleine groep inwoners, zijn hoog in vergelijking met de kosten voor het zwembad, waar meer inwoners gebruik van maken. 12) Indiener vreest voor een tekort aan parkeerplaatsen waardoor er parkeeroverlast voor de buurtbewoners ontstaat. 13) Indiener geeft aan dat er strenge milieueisen gelden voor bedrijven, zoals bijvoorbeeld eisen met betrekking tot het opvangen van vervuild water, verfresten e.d. Dit zijn kostbare installaties. 14) De geplande loods wordt een groot gebouw, indiener geeft aan te schrikken van de afmetingen. Daarnaast vraagt indiener zich af wat er op de verdieping komt. 15) De plaatselijke middenstand en horeca zouden meer gebaat zijn bij 15 ligplaatsen van de watersportvereniging dan bij de bouw van de botterwerf, die nauwelijks extra toeristen trekt. Deze 15 ligplaatsen verdwijnen als de botterwerf wordt gerealiseerd. 16) Indiener vraagt zich af hoe het hout ten behoeve van de botterwerf wordt aangevoerd en uiteindelijk op de juiste plek op de werf terecht komt. 17) Indiener vreest dat de onderhoudskosten op termijn niet meer op te brengen zijn, dat subsidies hiervoor opdrogen. 18) Indiener merkt op dat men met de realisatie van de 1 miljoen kostende botterwerf terug zou willen naar vroegere tijden. Indiener verwijst naar het zwembad. Impliciet bedoelt indiener te zeggen dat hij liever heeft dat het geld naar het zwembad gaat. Reactie: 1) Voor de bouw van de botterwerf wordt een apart bestemmingsplan opgesteld, namelijk “Bestemmingsplan Vollenhove – Botterwerf”. Dit bestemmingsplan volgt een eigen procedure. 2) Een deel van het water wordt inderdaad gedempt, waardoor de waterloop doodlopend wordt. Dit betekent niet automatisch dat het water begint te stinken. De kwaliteit van het water is zuurstofrijk, waardoor de kans op stank klein is. Daarnaast zal de waterstand in hoogte fluctueren, dit als gevolg van de wisselende waterstanden op het IJsselmeer. Bovendien zullen alle regenwaterafvoeren van het gebouw afvoeren naar het open water in de doodlopende waterloop en mede zorgen voor kwaliteit en doorstroming. 3) De continuïteit van de werf is de verantwoordelijkheid van de Stichting ‘Scheepshelling en –werf Jan Kroese Zuiderzeeschepen Vollenhove’ en is niet een onderwerp dat in een bestemmingsplan geregeld of vastgelegd kan worden. Wel kan gesteld worden dat een doel van de werf is om kennis en vaardigheden over te dragen, hierdoor kan een zekere continuïteit van de werf gewaarborgd worden. Het waarborgen van continuïteit van de werf staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant.
4
4) Het bestemmingsplan staat het repareren en onderhouden van schepen toe. Hierin is geen onderscheid gemaakt tussen houten of stalen schepen. In de toelichting (paragraaf 6.8) is aangeven dat de botterwerf een bedrijf uit de milieucategorie 3.1 betreft. Bij deze categorie is een indicatieve afstand aangegeven van 50 m tot woningen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. De werf komt op 37 m uit bestaande woningen te liggen. Hiermee wordt aan de afstand voldaan en is er derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat. In de regels zal ook een beperking tot en met bedrijfscategorie 3.1 worden opgenomen. Concurrentie is niet een onderwerp dat in een bestemmingsplan geregeld wordt of dat een afwegingskader vormt voor het al dan niet toestaan van activiteiten. 5) Het initiatief betreft een botterwerf, inclusief een voorziening voor het uit het water halen van boten. Dit initiatief is ruimtelijk beoordeeld en voor dit initiatief wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Het is niet aan de gemeente om het initiatief aan te (laten) passen. Het initiatief wordt niet uitsluitend met gemeentelijke gelden gefinancierd, maar wordt bekostigd door subsidies, schenkingen en een gemeentelijke bijdrage. De besteding van gelden binnen een gemeentelijke begroting is voorbehouden aan het gemeentebestuur. Zij bepalen hoe de gemeenschapsgelden het best verdeeld kunnen worden, in dit geval is gekozen om gelden aan de bouw van de werf uit te geven. 6) Het bestemmingsplan wordt opgesteld om het initiatief van de bouw van de botterwerf mogelijk te maken. De financiële haalbaarheid van de realisatie van de werf is beschreven in paragraaf 8.1 van de toelichting van het bestemmingsplan. Hoe de exploitatie van de werf er na realisatie uitziet, is voor het bestemmingsplan niet relevant. Uitgangspunt is dat de Stichting ‘Scheepshelling en –werf Jan Kroese Zuiderzeeschepen Vollenhove’ een financieel gezonde stichting is die zelf zorgdraagt voor een goede exploitatie. De exploitatie staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. 7) Zoals hiervoor ook aangegeven, wordt het initiatief beoordeeld. Er wordt in een bestemmingsplan niet onderzocht of er opdrachten zijn voor de werf. Dit staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. 8) Het bestemmingsplan zorgt voor een juridisch-planologische regeling die de bouw en het gebruik van de botterwerf mogelijk maakt. Door wie de werf gebruikt gaat worden en hoe de stichtingen dit organisatorisch regelen, staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. 9) Het bestemmingsplan zorgt voor een juridisch-planologische regeling die de bouw en het gebruik van de botterwerf mogelijk maakt. Hoe de bezetting door vrijwilligers geregeld wordt, staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. 10) Het bestemmingsplan staat bepaalde functies toe. In dit geval staat het bestemmingsplan de functie van ‘educatieve doeleinden’ toe. Onderwijs wordt mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan kan niet afdwingen dat er daadwerkelijk onderwijsactiviteiten plaatsvinden. 11) Het ingediende initiatief betreft een botterwerf. Dit initiatief is ruimtelijk beoordeeld en voor dit initiatief wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Het initiatief wordt niet uitsluitend met gemeentelijke gelden gefinancierd, maar wordt bekostigd door subsidies, schenkingen en een gemeentelijke bijdrage. De besteding van gelden binnen een gemeentelijke begroting is voorbehouden aan het gemeentebestuur. Zij bepalen hoe de gemeenschapsgelden het best verdeeld kunnen worden, in dit geval is gekozen om gelden aan de bouw van de werf uit te geven.
5
12) De botterwerf kent slechts beperkte verkeersaantrekkende werking. Het aantal extra bezoekers van de botterwerf ten opzichte van het aantal toeristen dat al naar het stadje Vollenhove komt, zal zeer minimaal zijn. Het parkeren ten behoeve van de botterwerf vindt plaats op het bestaande parkeerterrein bij de haven. Dit parkeerterrein heeft voldoende restcapaciteit voor de 3 parkeerplaatsen die op basis van de CROW-norm benodigd zijn voor een bedrijf van een dergelijke omvang. 13) De botterwerf zal aan alle eisen met betrekking tot milieu moeten voldoen. Het is de verantwoordelijkheid van de Stichting dat het gebouw en de terreinen aan de eisen voldoen. Dit staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. 14) De afmetingen van de loods worden beperkt door het bouwvlak op de verbeelding en de bijbehorende regels. Het gebouw moet binnen het bouwvlak worden geplaatst en het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd. In de regels staan de maximale goot- en bouwhoogte vermeld, namelijk 3 respectievelijk 11 meter. Het ontwerp van de bebouwing is gemaakt specifiek voor en dus passend op deze locatie. Het bestemmingsplan is ook ter beoordeling voorgelegd aan Het Oversticht. Het Oversticht heeft geen reactie op het plan. Mocht het plan niet passend zijn op deze locatie, dan had Het Oversticht wel een reactie gegeven. Daarnaast vraagt indiener zich af wat er op de verdieping van het pand voor functie komt. Het bestemmingsplan regelt welke functies op het perceel zijn toegestaan, en regelt of beschrijft niet wat er op welke verdieping is toegestaan. 15) Het initiatief betreft een botterwerf. Dit initiatief is ruimtelijk beoordeeld en voor dit initiatief wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Bij de ruimtelijke afweging spelen economische aspecten geen rol. 16) Dit praktische punt met betrekking tot het vervoer van hout komt niet in het bestemmingsplan aan de orde. Hoe het hout vervoerd wordt, staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. 17) Het bestemmingsplan maakt de functie en de bouw van een botterwerf mogelijk. Het is aan de Stichting om te voorzien in onderhoud en exploitatie. Dit zijn geen zaken die in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden. 18) De besteding van gelden binnen een gemeentelijke begroting is voorbehouden aan het gemeentebestuur. Zij bepalen hoe de gemeenschapsgelden het best verdeeld kunnen worden, in dit geval is gekozen om gelden aan de bouw van de werf uit te geven.
Conclusie:
Punt 4 van deze inspraakreactie leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan, in die zin dat in de regels van het bestemmingsplan (bestemmingsomschrijving) een beperking wordt opgenomen voor een bedrijf ten behoeve van de renovatie en reparatie van boten tot en met categorie 3.1. Daarnaast zal (een deel van) de VNGbedrijvenlijst als bijlage bij de regels worden opgenomen. De overige punten leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
6
Ad 3. Insprekers 3 en 5 De inhoud van de inspraakreactie van inspreker 3 en inspreker 5 is inhoudelijk gelijk. De inspraakreacties worden daarom hieronder in één keer behandeld. Insprekers geven aan dat de inspraakreactie betrekking heeft op 4 onderdelen. Deze onderdelen worden hieronder puntsgewijs samengevat en van een reactie voorzien. 1) De cultuurhistorie van Vollenhove. De binnenhaven van Vollenhove is een Rijksmonument dat herinnert aan de verdwenen bisschoppelijke burcht. Na het vertrek van de bestuursfuncties uit Vollenhove heeft de bevolking zich toegelegd op de visserij. Het tonen van de visserijgeschiedenis, in de vorm van de bouw van de botterwerf, laat de armoedige periode van Vollenhove zien. Indiener vindt dat de rijke, bestuurlijke periode van groter belang is voor Vollenhove. Indiener bestrijdt dat het plan voor de botterwerf de cultuurhistorische waarden van het stadsgezicht herstelt. Daarnaast vreest indiener voor stankoverlast als er (opnieuw) sprake is van stilstaand water. 2) Strijdigheid met het beleid. Rijksbeleid. De slotgracht van het kasteel van de Bisschop van Utrecht wordt (deels) gedempt. Hiermee wordt de unieke cultuurhistorische waarde teniet gedaan, waardoor er strijd is met het Rijksbeleid. Flora- en Faunawet. De realisatie van de botterwerf heeft wel invloed op de natuurwaarden van het gebied. De aanvliegroute van ransuilen over de haven wordt verstoord. Vleermuizen zouden hun zomer- en kraamverblijf in de buurt van het plangebied hebben. Het verstoren van de Ransuil en de vleermuis is in strijd met de Floraen Faunawet. Omgevingsvisie. Het realiseren van een milieuhinderlijk bedrijf zou in strijd zijn met de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel waarin staat dat in Vollenhove ruimte is voor een multifunctioneel milieu. Facetbeleid. In het gemeentelijk Facetbeleid van de gemeente staat dat een ruimtelijke scheiding tussen woningen en bedrijven gewenst is. Lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2) tussen woningen is toegestaan. Aangezien de botterwerf een categorie 3.1 bedrijf is, zou deze niet toegestaan zijn op deze locatie. Toekomstvisie. In de Toekomstvisie voor Vollenhove is aangegeven dat er rond de haven mogelijkheden zijn voor woningbouw en voor horeca. Een bedrijf uit milieucategorie 3 past niet binnen deze aangegeven mogelijke ontwikkelingen. Duurzaamheid. De gemeente wenst het aspect ‘duurzaamheid’ mee te nemen in alle ontwikkelingen. Indiener vraagt zich af hoe het kan dat de gemeente toe wil staan dat er een milieubelastend bedrijf wordt gevestigd in een gebied waar de milieubelasting laag is. Beleidsnotitie Ruimtelijke Kwaliteit Kernen. Indiener kent de inhoud van dit stuk niet maar gaat er van uit dat het plan voor de Botterwerf ook hiermee in strijd is. 3) Milieuaspecten. Indiener geeft aan dat er geen goed woon- en leefklimaat gewaarborgd kan worden en dat een werf op een bedrijventerrein thuishoort. Akoestisch onderzoek: Indiener bestrijdt dat de Botterwerf kan voldoen aan de grenswaarden die zijn opgenomen in de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering”. Er wordt onterecht van uitgegaan dat er sprake is van een “gemengd gebied” waardoor de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verlaagd. In de directe omgeving
7
komen namelijk geen andere (gemengde) functies voor. Indiener vraagt de richtafstand van 50 m in acht te nemen, een afstand waarbinnen diverse woningen gelegen zijn. Milieucategorie 3.1. Indiener betwijfelt of het bedrijf een 3.1 bedrijf is. Gezien de activiteiten (reparatie van houten, kunststof en metalen schepen) zou het bedrijf in categorie 3.2 of 4.1 vallen. Het bedrijf kan niet aan de daarbij behorende afstanden voldoen. In het akoestisch onderzoek wordt aangegeven dat het van belang is dat de gebouwen worden voorzien van geluidsisolerende materialen. Echter, er wordt ook buiten en met openstaande deuren gewerkt. De geluidsisolerende maatregelen mogen volgens indiener niet meegerekend worden bij de geluidsberekening. Het hoogteverschil mag niet worden meegenomen in de berekening voor de geluidsbelasting op de woning van de indieners omdat er in het geval van de situering van de woning geen sprake is van een geluidwerend talud. Indiener vreest voor een grotere toename van het verkeer dan is aangenomen. Indiener vraagt zich af hoe de gemeente wil bewerkstelligen dat bezoekers op afstand van de werf parkeren, en niet eerst naar de werf toerijden om te kijken of daar parkeerplaats is. Hierdoor zouden extra verkeersbewegingen ontstaan, waar in het akoestisch onderzoek geen rekening mee is gehouden. 4) De haalbaarheid van het plan. Indieners vragen zich af wat het algemene en maatschappelijk belang is van het plan voor de gemeente en voor Vollenhove in het bijzonder. Daarnaast vragen de indieners zich af hoeveel de gemeente bijdraagt aan het plan. Zo lang dat niet is aangegeven, vinden indieners dat de economische uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is onderbouwd. Ook vragen indieners zich af waarom de gemeente geld vrij maakt voor deze werf terwijl er bezuinigd moet worden op andere posten zoals het zwembad en een project voor begeleid wonen. De exploitatie van de werf is voor de indieners onduidelijk. Indieners vrezen dat de werf andere activiteiten gaat ontplooien om de exploitatie rond te kunnen krijgen. Reactie: 1) Vollenhove kwam in de 15e en 16e eeuw tot bloei als landbouw- en visserijplaats en als bestuurscentrum voor een wijdere omgeving. Deze samengestelde functionele ontwikkeling heeft een ruimtelijke neerslag in de vorm van woongebouwen, bedrijfsgebouwen, adellijke huizen en havezaten. In de 18 e eeuw neemt de bestuurlijke betekenis van Vollenhove af. Ooit heeft er op de locatie van de te realiseren botterwerf een burcht gestaan, zoals indiener aangeeft. Het is echter niet zo dat met de bouw van de botterwerf uitsluitend de armoedige periode uit de geschiedenis van Vollenhove wordt getoond, vanaf de 15 e eeuw is er immers al sprake van een bloeiende visserijplaats. Het plan is in een vroeg stadium al overlegd met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. (RCE). Deze dienst staat achter het plan. In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft de dienst ook weer positie gereageerd op het initiatief: het plan past in de context en in de geschiedenis van Vollenhove . De RCE adviseert derhalve het plan onveranderd in procedure te brengen.
8
Een deel van het water wordt inderdaad gedempt., waardoor de waterloop doodlopend wordt. Dit betekent niet automatisch dat het water begint te stinken. De kwaliteit van het water is zuurstofrijk, waardoor de kans op stank klein is. Daarnaast zal de waterstand in hoogte fluctueren, dit als gevolg van de wisselende waterstanden op het IJsselmeer. Bovendien zullen alle regenwaterafvoeren van het gebouw afvoeren naar het open water in de doodlopende waterloop en mede zorgen voor kwaliteit en doorstroming. 2) Rijksbeleid: Het Rijksbeleid met betrekking tot de cultuurhistorie wordt vertaald in de dubbelbestemming voor het beschermde stadsgezicht. De te behouden waarden voor het gebied worden hierin genoemd en zijn gebaseerd op de toelichting op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht. In deze toelichting is te lezen dat voor dit gebied met name het hoogteverschil van belang is. Het hoogteverschil wordt door de realisatie van de botterwerf niet aangetast. Er is derhalve geen sprake van strijd met het rijksbeleid op het gebied van cultuurhistorische waarden. Flora- en Faunawet: Zoals verwoord in de toelichting van het bestemmingsplan is er geen sprake van natuurwaarden aangezien de taluds begroeid zijn met cultuurgras en deze taluds regelmatig gecultiveerd worden. Daarnaast is er geen aanvliegroute van ransuilen geconstateerd of een zomer- en kraamverblijf van vleermuizen. Nader onderzoek naar deze 2 punten loopt nog. Facetbeleid: Het facetbeleid voorziet niet in thema’s die concreet van toepassing zijn op dit gebied of op de realisatie van een botterwerf. Indiener verwijst naar een scheiding tussen bedrijvigheid en woongebieden. Echter, in dit geval betreft het niet een woongebied, maar een gebied waar al diverse functies voorkomen, zoals een begraafplaats, een haven, een viswinkel annex visrokerij en de woonfunctie. Toekomstvisie. In de toekomstvisie wordt gesteld dat de havenomgeving een kwaliteitsimpuls krijgt. De uitstraling wordt verbeterd. Er is ruimte voor (woon)bebouwing en andere elementen die bijdragen aan de versterking van de recreatieve en culturele uitstraling van de haven. De realisatie van de botterwerf voldoet aan bovenstaande.
Duurzaamheid. Duurzaamheid kan op meedere aspecten slaan. In dit geval is de constructie van het gebouw duurzaam door de toe te passen materialen. Daarnaast dient het gebouw meerdere doelen, wordt voor meerdere doeleinden gebruikt, hetgeen bijdraagt aan het aspect duurzaamheid. Het gaat daarbij om het volgende gebruik: werken aan boten, scholing, bijeenkomsten botterstichting, ontvangst gasten. Ook wordt er voldaan aan de milieu-eisen die betrekking hebben op bijvoorbeeld opvang en hergebruik bij het afspuiten van de schepen. Het hout dat wordt gebruikt in de bedrijfsvoering is duurzaam (lage CO2 productiewaarde). Beleidsnotitie Ruimtelijke Kwaliteit Kernen. Dit beleidsstuk benoemd de ruimtelijke kwaliteit, welke het uitgangspunt vormen voor ontwikkelingen. De ruimtelijke kwaliteit in dit geval heeft betrekking op de haven, de hoogteverschillen in de haven. Het onderhavige plan voor een Botterwerf tast deze waarden niet aan.
9
3) Milieuaspecten Indiener geeft aan dat het gebied rond de haven niet aangemerkt kan worden als “gemengd gebied” zoals bedoeld in de VNG-brochure “bedrijven en milieuzonering”, omdat het gebied volgens indieners een woongebied betreft. Echter, in dit geval betreft het geen woongebied, maar een gebied waar al diverse functies voorkomen, zoals een begraafplaats, een haven, een viswinkel annex visrokerij en de woonfunctie. Milieucategorie 3.1: Het bestemmingsplan staat het repareren en onderhouden van schepen toe. Hierin is geen onderscheid gemaakt tussen houten, kunststof of stalen schepen. In de toelichting (paragraaf 6.8) is aangeven dat de botterwerf een bedrijf uit de milieucategorie 3.1 betreft. Bij deze categorie is een indicatieve afstand aangegeven van 50 m tot woningen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. De werf komt op 37 m uit bestaande woningen te liggen. Hiermee wordt aan de afstand voldaan en is er derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat. In de regels zal ook een beperking tot en met bedrijfscategorie 3.1 worden opgenomen. Het hoogteverschil is, daar waar van toepassing, meegenomen in de berekening van de geluidsbelasting. De woning van de indieners staat direct aan het water, uitsluitend van het water gescheiden door de weg. Er is rekening mee gehouden dat er geen belemmering is voor het geluid tussen de locatie van de werf en de gevels van de woning. Er is in het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgegaan van een bepaald aantal verkeersbewegingen. Uitgangspunt hierbij is dat de bevoorrading van hout plaatsvindt over het water. Verder vindt weinig tot geen bevoorrading plaats over de weg. Er wordt langere tijd gewerkt aan één project, waarbij niet dagelijks of wekelijks nieuwe materialen nodig zijn. Bezoekers dienen op de daarvoor aangewezen parkeerplaatsen te parkeren, de parkeerplaatsen zullen met borden worden aangewezen. Er wordt niet een onevenredige toename van het aantal bezoekers verwacht. Bezoekers die de stad en de haven bezoeken, zullen wellicht ook de werf bezoeken. 4) De haalbaarheid van het plan: Het plan voor de realisatie van de werf wordt bekostigd door subsidies, schenkingen en een gemeentelijke bijdrage. De besteding van gelden binnen een gemeentelijke begroting is voorbehouden aan het gemeentebestuur. Zij bepalen hoe de gemeenschapsgelden het best verdeeld kunnen worden, in dit geval is gekozen om gelden aan de bouw van de werf uit te geven. De economische uitvoerbaarheid van het plan is in de toelichting van het bestemmingsplan nader toegelicht (paragraaf 8.1) Het begrote bedrag, gemoeid met de realisatie, bedraagt € 910.000,00. Hoe de exploitatie van de werf er na realisatie uitziet, is voor het bestemmingsplan niet relevant. Uitgangspunt is dat de Stichting ‘Scheepshelling en –werf Jan Kroese Zuiderzeeschepen Vollenhove’ een financieel gezonde stichting is die zelf zorgdraagt voor een goede exploitatie. De gemeente draagt niet bij aan de exploitatie. De exploitatie staat los van het bestemmingsplan en de bestemmingsplanprocedure, en is hier derhalve niet relevant. Conclusie:
Punt 3 van deze inspraakreactie leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan, in die zin dat in de regels van het bestemmingsplan (bestemmingsomschrijving)
10
een beperking wordt opgenomen voor een bedrijf ten behoeve van de renovatie en reparatie van boten tot en met categorie 3.1. Daarnaast zal (een deel van) de VNGbedrijvenlijst als bijlage bij de regels worden opgenomen.
Ad 4. Inspreker 4: Watersportvereniging “Stad-Vollenhove” De Watersportvereniging “Stad-Vollenhove” geeft in de inspraakreactie een vijftal punten aan. Deze punten worden hieronder weergegeven en van een reactie voorzien. 1) door het realiseren van de botterwerf zijn er geen groeimogelijkheden meer voor de watersportvereniging; 2) door het afsluiten van het water zal de waterkwaliteit achteruit gaan. Er zal sprake zijn van ophopend vuil en stank; 3) het aantal ligplaatsen van de watersportvereniging neemt af als gevolg van de realisatie van de botterwerf. Minder ligplaatsen betekent minder inkomsten voor de watersportvereniging. De opbrengst van de resterende ligplaatsen zijn onvoldoende om de exploitatie van de binnenhaven sluitend te krijgen. Hierdoor zullen financiële problemen ontstaan voor de watersportvereniging. 4) De watersportvereniging heeft de laatste jaren geïnvesteerd in de haven. Door de realisatie van de botterwerf zullen deze materialen niet meer gebruikt kunnen worden of niet meer nodig zijn. Dit betekent een kapitaalvernietiging van ca. € 15.000,00 exclusief manuren. 5) Door de realisatie van de botterwerf kunnen schepen niet meer rondvaren, keren is niet mogelijk door de geringe breedte van het water. Hierdoor ontstaat een nadelige situatie voor de watersportvereniging. Er zullen 15 tot 20 ligplaatsen verdwijnen. Reactie: 1) Mocht de situatie zich voordoen dat er in de toekomst behoefte bestaat aan meer ligplaatsen, dan zal in overleg met de watersportvereniging voor compensatie worden gezorgd in de buitenhaven. Er zijn derhalve nog steeds groeimogelijkheden voor de watersportvereniging. 2) Een deel van het water wordt inderdaad gedempt, waardoor de waterloop doodlopend wordt. Dit betekent niet automatisch dat het water begint te stinken. De kwaliteit van het water is zuurstofrijk, waardoor de kans op stank klein is. Daarnaast zal de waterstand in hoogte fluctueren, dit als gevolg van de wisselende waterstanden op het IJsselmeer. Bovendien zullen alle regenwaterafvoeren van het gebouw afvoeren naar het open water in de doodlopende waterloop en mede zorgen voor kwaliteit en doorstroming. 3) Maximaal 7 boten moeten hun ligplaats verlaten door de realisatie van de botterwerf. Van deze 7 plaatsen worden 3 plaatsen gecompenseerd in de binnenhaven, 4 plaatsen worden gecompenseerd in de buitenhaven, zo dicht mogelijk bij het bruggetje over de toegang naar de binnenhaven. De onlangs aangebrachte hangsteigers voor 7 boten zullen daar niet meer nodig zijn. Mogelijk kunnen die op een andere plaats nog gebruikt worden. Voor de 7 boten is een complete steiger beschikbaar, waarvoor geen geld gevraagd wordt. Er is derhalve geen aanleiding om te veronderstellen dat door de realisatie van de botterwerf financiële problemen zouden ontstaan voor de watersportvereniging. 4) Zie het punt hierboven m.b.t. de hangsteigers.
11
5) Het klopt dat de schepen niet meer rond kunnen varen. Er heeft diverse keren overleg plaatsgevonden met de watersportvereniging. Daaruit is gebleken dat er maximaal 7 ligplaatsen verdwijnen. Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan
===
12