GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
SAMENVATTING GS PERSONENBELASTING Academiejaar 2012-2013 Prof dr. I. Van De Woesteyne
HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE PERSONENBELASTING
I. DE FISCALE SOEVEREINITEIT - = Belgische Staat kan belasting heffen op alles wat aanknopingspunt heeft met grondgebied * domiciliebeginsel: persoon is in BE gevestigd PB (persoon is Belgisch rijksinwoner1) * bronstaatbeginsel: oorsprong inkomsten ligt in BE BNI (persoon is niet in BE gevestigd) - PB treft totale inkomen gevaar op dubbele belasting wanneer in BE gevestigd persoon inkomen van buitenlandse oorsprong heeft opl.:
- DBV’s - indien geen DBV, PB op buitenlands inkomen verminderd tot de helft (art. 156 WIB)
II. HET BEGRIP ‘RIJKSINWONER’ - art. 2, §1, 1°, al. 1, a) WIB: woonplaats of zetel van fortuin in BE zelfstandige en alternatieve criteria (geen deelfacetten van één begrip) bij twijfel in welk land fiscale woonplaats ligt: voorrang aan plaats van gezin en niet aan zetel van fortuin 1
De hoedanigheid van Belgisch rijksinwoner staat los van nationaliteit.
1
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
A. WOONPLAATS - = plaats waar belastingplichtige werkelijk woont gekenmerkt door zekere bestendigheid - fiscale woonplaats (feiten en omstandigheden van groot belang) ≠ burgerrechtelijke woonplaats (voornemen om ergens zijn hoofdverblijf te vestigen wordt voldoende geacht (art. 103 BW)) fiscale woonplaats = plaats waar persoon leeft (effectief en duurzaam verblijven, gezin gehuisvest, vitale betrekkingen met medemensen) en werkt - om als NI te worden beschouwd moet verblijf in buitenland gekenmerkt worden door zekere bestendigheid men moet niet bedoeling hebben zich op definitieve wijze in buitenland te vestigen moeilijk om te bepalen wanneer men niet langer als Belgisch rijksinwoner wordt beschouwd: vele criteria spelen een rol (o.a. tijdsduur van verblijf in buitenland)
B. ZETEL VAN FORTUIN - = plaats van waaruit persoon zijn fortuin beheert of van waaruit hij toezicht houdt op beheer van fortuin of plaats waar persoon zetel van zijn zaken heeft - gekenmerkt door zekere eenheid (plaats vermogen irrelevant)
C. FISCALE WOONPLAATS VAN GEHUWDEN EN (VANAF AANSLAGJAAR 2005) WETTELIJK SAMENWONENDEN - RS: mogelijk dat echtgenoten verschillende fiscale woonplaats hebben reactie WG ’94: onweerlegbaar vermoeden dat belastingwoonplaats voor gehuwden wordt bepaald door plaats waar gezin is gevestigd (art. 2, §1, 1°, al. 3 WIB) vermoeden heeft enkel betrekking op criterium van woonplaats en niet op zetel van fortuin 2005: vermoeden geldt ook voor wettelijk samenwonenden vermoeden geldt niet wanneer gehuwden en WSP’s worden belast zoals alleenstaanden (zie art. 126, §2, al. 1 WIB)
2
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
D. DUBBELE FISCALE WOONPLAATS - = wanneer persoon in meerdere landen voorwaarden vervuld om als inwoner te worden belast (vb.: als een land als criterium de burgerrechtelijke woonplaats hanteert, maar persoon woont werkelijk in BE; wanneer persoon leeft en werkt in buitenland en is er gedomicilieerd, maar zetel van fortuin is in BE) - DBV kan oplossing bieden uitmaken welke Staat de persoon als zijn inwoner mag beschouwen; art. 4, 2 OESO-Modelverdrag: 1) inwoner van Staat waar hij duurzaam tehuis heeft 2) indien in beide Staten duurzaam tehuis, kijken naar Staat waarmee persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn 3) bij gebrek aan 2), kijken naar Staat waar hij gewoonlijk verblijft 4) bij gebrek aan 3), kijken naar Staat waarvan hij onderdaan is 5) bij gebrek aan 4), regelen Staten in onderlinge overeenkomst
III. BEWIJSLAST - Administratie moet bewijzen dat art. 2, §1, 1°, al. 1, a) WIB correct is toegepast en dat persoon die onderworpen wordt aan PB Belgisch rijksinwoner is MAAR: wet ’89: weerlegbaar vermoeden dat wie ingeschreven is in Rijksregister van NP’s zijn woonplaats of zetel van fortuin heeft in BE (art. 2, §1, 1°, al. 2 WIB) bewijslast ligt dus in feite bij belastingplichtige om aan te tonen dat centrum van belangen niet in BE ligt bovendien onweerlegbaar vermoeden in art. 2, §1, 1°, al. 3 WIB: fiscaal domicilie gehuwden bepaald door plaats waar gezin is gevestigd als Administratie geen gebruik kan maken van wettelijke vermoedens, doet ze beroep op feitelijke of gewone vermoedens (uitgebreide onderzoeksbevoegdheid)
3
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
IV. BIJZONDERE GEVALLEN A. OP GROND VAN INTERNATIONALE VERDRAGEN - exceptie van fiscale woonplaats: sommige ambtenaren die in BE gevestigd zijn worden beschouwd als niet-rijksinwoners; sommige ambtenaren in het buitenland worden wel als Belgisch rijksinwoner beschouwd * exceptie inroepen in BE: voorwaarde in BE: ambtenaar moet vóór indiensttreding zijn fiscale woonplaats in het buitenland hebben gehad (+ voor ambtenaren NAVO, IMS en SHAPE: mogen niet Belgische nationaliteit bezitten) exceptie geldt ook voor de kinderen ten laste en echtgenoot mits deze geen eigen beroepswerkzaamheid uitoefent ≠ gewone belastingvrijstelling voor sommige ambtenaren van internationale organisaties (vb.: EU-ambtenaren die reeds vóór indiensttreding in BE woonden blijven rijksinwoner, maar krijgen vrijstelling voor hun BI als EU-ambtenaar; wanneer exceptie van fiscale woonplaats van toepassing is, kunnen andere inkomsten enkel onderworpen worden aan BNI) * exceptie kan ook betekenen dat persoon blijvend als Belgische rijksinwoner moet worden beschouwd (vb.: leden van de Belgische krijgsmachten in DUI op voorwaarde dat ze niet reeds duurzaam in DUI verbleven vooraleer zij in dienst traden en ze niet de Duitse nationaliteit bezaten)
B. OP GROND VAN HET WIB - art. 2, §1, 1°, al. 1, b) – d) => geacht Belgisch rijksinwoner te zijn - art. 4 => niet aangemerkt als Belgische rijksinwoners onder de voorwaarde van wederkerigheid dient verstaan te worden dat de vreemde Staat een gelijke behandeling toepast voor Belgen
C. OP GROND VAN ADMINISTRATIEVE VERRICHTINGEN 1. Werknemers in een land zonder dubbelbelastingverdrag - circulaire 5 maart 1992:
4
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- (1) criteria die uitmaken of persoon al dan niet rijksinwoner is onderscheid in functie van de gezinssituatie: - indien geen gezin of gezin naar het buitenland, dan is duurzaamheid van verblijf in buitenland van doorslaggevende aard minimum van 24 maanden (vorige circulaire: 18 maanden) - indien gezin in BE achterblijft, dan blijft belastingplichtige Belgisch RI uitzondering: vertrek naar buitenland gepaard met werkelijke feitelijke scheiding van echtgenoten ten gevolge van duurzame breuk in huwelijksleven men kan ook als niet-RI worden beschouwd als het de bedoeling is om woonplaats van gezin naar buitenland te brengen, maar gezin nog tijdelijk in BE achterblijft om bepaalde redenen - (2) bijzonder aanslagstelsel: naast aftrek gewone forfaitaire kosten nog bijkomend forfait dat betrekking heeft op bijzondere beroepskosten door tewerkstelling in buitenland grondslag: belastbare bezoldigingen – (verplichte sociale lasten + betaalde buitenlandse belastingen op bezoldigingen) hoeveel bedraagt bijkomend forfait vanaf aj. 2001? - 45% op eerste schijf € 12 500 - 30% op tweede schijf € 12 500 - 15% op derde schijf € 12 500 maximaal dus € 11 250 RS weigert bijkomend forfait toe te passen wegens gebrek aan wettelijke grondslag - (3) om art. 156 WIB toepasselijk te maken moet ofwel volledige bezoldiging geacht worden in buitenland te zijn belast ofwel 30%
2. Buitenlandse kaderleden - Adm. voorziet stelsel waarbij deze zich als niet-RI kunnen laten erkennen + bijzonder aanslagstelsel * voor wie? 5
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
kaderleden met buitenlandse nationaliteit die een leidinggevende functie uitoefenen en in BE verblijven om een bepaalde reden (vb. rechtstreeks in buitenland aangeworven door een Belgische dochtervenn. van een buitenlandse venn., gedetacheerd door buitenlandse onderneming om tijdelijk te werken in Belgische inrichting…) naast kaderleden komen nog enkele personen in aanmerking voor bijzonder stelsel, zoals gespecialiseerd buitenlands personeel met zodanige specialisatie dat aanwerving in BE zeer moeilijk is… * essentiële voorwaarde: tewerkstelling in BE is van tijdelijke aard kan blijken uit persoonlijke toestand kaderlid (vb. verblijf van gezin in buitenland) of uit aard van uitgeoefende functie (vb. arbeidsovereenkomst van bepaalde duur) - aanvragen tot erkenning moeten binnen 6 maanden worden ingediend na de eerste dag van de maand volgend op die van tewerkstelling in BE - twee bijzondere aspecten aan statuut buitenlands kaderlid: (1) bijzondere aanslagstelsel: werkelijke en redelijke meeruitgaven veroorzaakt door detachering worden beschouwd als kosten eigen aan de WG betreft eenmalige kosten (vb. verhuiskosten) of regelmatig weerkerende kosten (vb. kosten voor onderwijs kinderen), maar vergoeding voor regelmatig weerkerende kosten eigen aan WG (m.u.v. onderwijskosten) mag nooit meer zijn dan € 11 250 (maar uitz.) (2) foreign travel exclusion: bezoldigingen ivm in het buitenland gepresteerde dagen zijn in BE niet belastbaar; Adm. kan niet eisen dat voor elke dag in buitenland gepresteerd bewijsstukken worden voorgelegd m.b.t. in het buitenland gemaakte kosten
3. Buitenlandse sportbeoefenaars - vóór 2008: bevrijdende bedrijfsvoorheffing van 18% Adm. werkte procedure uit waardoor buitenlandse sportbeoefenaars onder bepaalde voorwaarden als niet-RI konden worden erkend - vanaf 2008: bedrijfsvoorheffing niet meer bevrijdend in geval van art. 232, al. 1, 2°, c) WIB Adm. hief erkenningsprocedure als niet-RI nav deze wijziging op
6
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING
I. GLOBALISATIE VAN INKOMSTEN - art. 1, §1, 1° jo. art. 5 WIB: PB = belasting op globale inkomen Belgische RI belastbaar inkomen = som van netto-inkomens van verschillende inkomenscategorieën (OI, RI, BI, DI) verminderd met aftrekken uit art. 104 WIB (art. 6 WIB) - principe: progressieve aanslagvoeten, maar belastingdruk gemilderd door afzonderlijke aanslagvoeten (art. 171 WIB) om belastingdruk bij toepassing van progressieve aanslagvoeten te milderen kunnen inkomsten ook gespreid opgenomen worden in belastbare grondslag over verschillende jaren
II. DECUMUL BIJ EEN GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG - belastingdruk nog versterkt wanneer inkomsten van verschillende personen samengevoegd * tot en met aj. 2004: voor gehuwden gemeenschappelijke aanslag samenwonenden: beschouwd als twee afzonderlijke belastingplichtigen oorspronkelijk bij gehuwden: alle inkomsten samengeteld en dan PB berekenen; vanaf aj. 1990: BI van echtgenoot die er het minst had niet samengeteld met andere inkomsten gezin (decumul laagste BI), dus enige verlichting belastingdruk * vanaf aj. 2005: volledige decumul (art. 126, §1 WIB): alle inkomsten vormen een belastbaar inkomen in hoofde van de echtgenoot aan wie zij werkelijk toekomen; verder wordt gemeenschappelijke aanslag uitgebreid tot wettelijk samenwonenden (voor wie eveneens volledige decumul geldt) discriminatie tov samenwonenden zo weggewerkt
7
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
III. AUTOMATISCHE INDEXERING A. BEDRAGEN ANDERE DAN ONDER B TOT D - principe: art. 178, §1 WIB * jaarlijkse indexatie vanaf aj. 1991 * uitzonderingen (niet geïndexeerd): ° art. 178, §5 WIB ° aftrek voor woon-werkverkeer van € 0,15/km (reden: geïndexeerde bedrag zou lager liggen) ° bedragen in KB/WIB uitzonderingen: art. 4, 1° KB/WIB + art. 18, §3, 4 KB/WIB - vanaf aj. 1994 tem aj. 1999: indexering in principe opgeschort * uitzonderingen: ° belastingvrije som en verhogingen ervan (art. 131-134 WIB) ° toegelaten bedrag van bestaansmiddelen om nog als persoon ten laste te worden beschouwd of om persoon ten laste te kunnen overhevelen naar andere belastingplichtige (art. 136 en 140-142 WIB) ° vanaf aj. 2002: bedrag van onderhoudsgelden waarmee voor kinderen geen rekening wordt gehouden om vast te stellen of zij fiscaal ten laste zijn (art. 143, 6° WIB); vanaf aj. 2006: pensioenen waarmee geen rekening wordt gehouden voor ascendenten en zijverwanten tem 2e graad die > 65 jaar zijn (art. 143, 3° WIB) + bezoldigingen van studenten (art. 143, 7° WIB) * vanaf aj. 2000: indexering opnieuw in voege, maar verschillende coëfficiënt naargelang indexering al dan niet tijdelijk werd opgeschort ° bedragen waarvan indexering niet werd opgeschort: art. 178, §2 WIB ° bedragen waarvan indexering wel werd opgeschort: art. 178, §3 WIB afrondingsregels: zie art. 178, §2, tweede lid WIB - bedragen geïndexeerd door ze met coëfficiënt te vermenigvuldigen en daarna afronden tot op het tiental uitzonderingen: art. 147, art. 38, §1, al. 1, 14° en art. 66bis, al. 3 WIB: afronden tot op cent 8
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 178, §7: geïndexeerde bedrag mag niet lager zijn dan dat van jaar voordien
B. DE WONINGAFTREK - art. 518 WIB: andere indexering voor basisbedrag van € 3000 en verhoging van € 250 per persoon ten laste zelfde coëfficiënt als bij KI (zie art. 518, tweede lid WIB) met afrondingsregels van art. 178, §2, tweede lid WIB - na toepassing coëfficiënt worden bedragen afgerond tot op de euro - ook art. 178, §7 WIB is van toepassing - voor aj. 2013 : 63,49% (idem voor berekening OV voor aj. 2012)
C. FORFAITAIRE ONKOSTENVERGOEDING KUNSTENAARS - art. 178, §4 WIB
D. NIET-RECURRENTE RESULTAATGEBONDEN VOORDELEN - art. 178, §6 WIB - art. 178, §7 WIB is niet van toepassing
9
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 3. DE BEREKENING VAN DE PERSONENBELASTING
I. SCHEMA - zie handboek blz. 23-24
II. BELASTING ALS ALLEENSTAANDE – GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG A. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG - tot en met aj. 2004 enkel gemeenschappelijke aanslag bij gehuwde personen - vanaf aj. 2005 worden wettelijk samenwonenden2 gelijkgeschakeld met gehuwden (art. 2, 2° WIB) en ook gemeenschappelijke aanslag gevestigd
B. BELASTING ALS ALLEENSTAANDE 1. Principe - ongehuwden en (vanaf aj. 2005) niet-wettelijk samenwonenden worden belast als alleenstaanden (geldt dus ook voor feitelijk samenwonenden)
2. Uitbreiding naar gehuwden en wettelijk samenwonenden - soms worden gehuwden en wettelijk samenwonenden toch belast als alleenstaande: zie art. 126, §2 WIB opmerkingen: * art. 126, §2, 4° WIB: GwH ziet hier discriminatie in de situatie dat een echtgenoot naast de vrijgestelde inkomsten een in BE belastbaar beroepsinkomen heeft verkregen waarvan een deel zou worden toegekend aan de andere echtgenoot, mocht een gemeenschappelijk aanslag worden gevestigd
2
Voorwaarden van wettelijke samenwoning: art. 1475 e.v. BW.
10
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* art. 126, §2, 3° WIB: Adm. neemt als standpunt in dat de datum van overschrijving van de echtscheiding in de registers bepalend is (en dus niet langer datum van het vonnis) * gevolg van belasting als alleenstaanden: geen toepassing huwelijksquotiënt
3. Overlijden van de echtgenoot/wettelijk samenwonende - art. 126, §3 WIB: jaar van overlijden: in principe twee afzonderlijke aanslagen vanaf aj. 2002: mogelijkheid voor LLE3 om te kiezen voor gemeenschappelijke aanslag (waardoor huwelijksquotiënt mogelijk blijft) (vanaf aj. 2005 bestaat deze mogelijkheid ook voor LLWSP4) keuze voor gemeenschappelijke aanslag bestaat niet indien ze om een andere reden als alleenstaanden worden belast
4. Feitelijke scheiding - principe: echtgenoten en WSP’s fiscaal beschouwd als alleenstaanden vanaf jaar volgend op feitelijke scheiding; voor jaar van feitelijke scheiding: gezamenlijke aangifte en gezamenlijk belast (maar Adm. staat afzonderlijke aangifte toe) wanneer als alleenstaanden belast, worden twee afzonderlijke aanslagen gevestigd, MAAR vanaf aj. 2000: aanslag gevestigd op naam van beide echtgenoten (art. 126, §2, al. 3 WIB) (idem voor WSP’s vanaf aj. 2005) ratio: invordering van belasting van de ene echtgenoot veilig stellen in hoofde van de andere echtgenoot - feitelijke scheiding = plicht tot samenwonen wordt niet meer nagekomen (vereist een onomkeerbare breuk in het gezinsleven) bewijslast bij belastingplichtige die afzonderlijke taxatie vraagt, maar kan o.a. blijken uit inschrijvingen in het bevolkingsregister
3 4
Of erfgenamen indien de LLE ook overlijdt in hetzelfde jaar als de eerst stervende echtgenoot. Of erfgenamen indien de LLWSP ook overlijdt in hetzelfde jaar als de eerst stervende WSP.
11
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
III. VASTSTELLEN VAN HET TOTALE NETTO-INKOMEN PER BELASTINGPLICHTIGE - = optelsom netto belastbare OI, RI, BI en DI - vanaf aj. 2005: geen onderscheid meer tussen belastingplichtige die als alleenstaande wordt belast en belastingplichtigen waarvoor een gemeenschappelijke aanslag geldt totale netto-inkomen wordt gevormd door inkomen van belastingplichtige alleen MAAR: bij gemeenschappelijke aanslag rekening houden met: * huwelijksquotiënt * toekenning aan de meewerkende echtgenoot (art. 86 WIB)
A. INKOMEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGE 1. Gemeenschappelijke aanslag - vanaf aj. 2005: belastbaar inkomen van elke belastingplichtige afzonderlijk vastgesteld art. 127 WIB: netto-inkomen = optelsom van * netto belastbare BI * netto belastbare DI vermeld in art. 90, 1° tot 4° en art. 90, 12° WIB * andere netto belastbare inkomsten die hem eigen zijn op grond van het vermogensrecht (vanaf aj. 2005: rekening houden met huwelijksvermogensstelsel) * helft van alle andere belastbare inkomsten - geen huwelijkscontract? Alle juridische inkomsten tot gemeenschappelijk vermogen - scheiding van goederen? Inkomsten van eigen goederen tot eigen vermogen (gelijkaardig stelsel bij wettelijke samenwoning) - juridische meerwaarden vermogensrechtelijk statuut bepaalt in hoofde van welke echtgenoot deze belastbaar zijn
12
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
2. Gehuwden/wettelijk samenwonenden belast als alleenstaanden - OI worden bij gemeenschappelijke aanslag toegevoegd aan belastbare basis van persoon aan wie de inkomsten vermogensrechtelijk toekomen wettelijk stelsel? Dan behoren inkomsten uit OG dat eigen is tot het GV moeten echtgenoten als alleenstaanden worden belast, dan bepaalt eigendomsrecht van OG in hoofde van welke persoon het inkomen wordt belast
3. Inkomsten van kinderen - art. 126, §4 WIB: bij ouders gevoegd mits ze wettelijk genot ervan hebben * principe: genotsrecht houdt op vanaf 18 jaar of vanaf ontvoogding (art. 384 BW) genotsrecht wordt gekoppeld aan beheer van de goederen van de K’s wat op zijn beurt samenhangt met uitoefening ouderlijk gezag ° ouders leven samen: gezamenlijk ouderlijk gezag + gezamenlijk beheer => DUS: beide ouders hebben wettelijk genot en inkomsten van K’s moeten toegevoegd worden aan belastbaar inkomen ouders bij gemeenschappelijke aanslag worden inkomsten K’s in twee gelijke helften verdeeld (sinds aj. 2005) ° ouders leven niet samen: gezamenlijk ouderlijk gezag + gezamenlijk beheer, tenzij rechter anders beslist => DUS: beide ouders hebben in principe wettelijk genot, TENZIJ slechts één ouder het ouderlijk gezag uitoefent en bijgevolg enkel die ouder het recht heeft om de goederen te beheren (in het laatste geval komen inkomsten K’s toe aan die ouder) als slechts één ouder genot heeft, moet nagegaan worden of er voor die ouder een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd < wettelijk huwelijksvermogensstelsel? Dan inkomsten K’s deel van GV en dus helft bij iedere echtgenoot gevoegd < scheiding van goederen (of wettelijke samenwoning)? Dan inkomsten volledig belastbaar bij ouder die wettelijk genot heeft
13
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* uitz.: inkomsten die een kind door eigen arbeid verwerft (art. 387 BW) en onderhoudsuitkeringen vallen STEEDS buiten wettelijk genotsrecht (=> aanslag in hoofde van kind zelf)
B. BIJZONDERE FIGUREN
1. Gezinnen met één beroepsinkomen of twee beroepsinkomens maar waarvan één zeer laag is a. Gezinnen met één beroepsinkomen - art. 87 WIB: huwelijksquotiënt 30% van progressief belastbaar netto-BI5 toegekend aan thuisblijvende echtgenoot, waarbij beroepsinkomsten die afzonderlijk worden belast buiten beschouwing worden gelaten (art. 89 WIB); maximum van € 6700 toegekende gedeelte wordt beschouwd als een persoonlijk beroepsinkomen, maar blijft oorspronkelijke kwalificatie behouden (zie ook art. 89, tweede lid WIB) zowel gehuwden als wettelijk samenwonenden kunnen hiervan genieten
b. Gezinnen met twee beroepsinkomens maar waarvan één zeer laag is - art. 88 WIB: huwelijksquotiënt voorwaarden: belastbaar netto-BI van een echtgenoot < € 6700 en < 30% totaal netto-BI van beide echtgenoten kleinste BI wordt aangevuld met een deel van de BI van de andere echtgenoot zodanig dat zijn belastbaar netto-BI gelijk is aan 30% (max. € 6700) van totale nettoBI (idem voor wettelijk samenwonenden)
c. Huwelijksquotiënt: enkel wanneer in het voordeel van de belastingplichtigen - zie art. 87, al. 1 WIB
5
Netto BI = brutobedrag – beroepskosten, EIGEN beroepsverliezen (tijdens het belastbare tijdperk geleden uit hoofde van een andere beroepswerkzaamheid en van vorige belastbare tijdperken), vrijgestelde inkomsten… (art. 129 WIB).
14
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- huwelijksquotiënt kan nadelig zijn wanneer: * een belastingplichtige een hoog inkomen heeft dat niet uit BI bestaat * de belastingplichtige die het meest verdient in het buitenland wordt behaald en in BE wordt vrijgesteld mits progressievoorbehoud (= met vrijgestelde inkomen wordt rekening gehouden bij vaststellen van belasting op zijn andere inkomsten) en belastingplichtige die het minst verdient is in BE belastbaar
d. Internationale ambtenaren - vrijstelling van PB voor inkomsten die worden uitbetaald door internationale instelling 2 hypotheses: * progressievoorbehoud opgenomen in internationale overeenkomst? Dan mag met vrijgestelde inkomen rekening worden gehouden bij vaststellen belasting op andere inkomsten * progressievoorbehoud niet opgenomen in internationale overeenkomst? Dan blijft vrijgestelde inkomen volledig buiten beschouwing - art. 126, §2, 4° WIB: gehuwden (en wettelijk samenwonenden) beschouwd als alleenstaanden wanneer vrijgestelde beroepsinkomen > € 6700, in geval volledig abstractie gemaakt van vrijgestelde inkomen gevolg: huwelijksquotiënt kan niet langer toegepast worden GwH + HvJ: dit levert geen problemen op (GwH: wel discriminatie wanneer huwelijksquotiënt niet kan worden toegepast wanneer een echtgenoot ook nog een in BE belastbaar BI heeft verkregen (naast dus zijn vrijgestelde inkomsten) waarvan een deel zou worden toegekend aan de andere echtgenoot)
e. Overgangsregeling m.b.t. premies voor individuele levensverzekeringen en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen - bedrag dat in aanmerking wordt genomen voor belastingvermindering in kader van LT of BS is begrensd in functie van belastbaar netto-BI, nl. 15% eerste schijf van € 1250 en 6% overige gedeelte (met maximum van € 1500) probleem: door huwelijksquotiënt daalt gedeelte waarvoor belastingvermindering kan worden verkregen 15
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
oplossing: overgangsregeling in art. 516, §4 WIB: bedrag waarvoor fiscaal voordeel zou verdwijnen geeft aanleiding tot belastingvermindering bij andere echtgenoot
2. Gezinnen met meewerkende echtgenoot zonder volledig sociaal statuut van zelfstandige a. Voorwaarden - art. 86 WIB: onder bepaalde voorwaarden kan gedeelte van BI van een zelfstandige worden toegekend aan de meewerkende echtgenoot voorwaarden: * geholpen echtgenoot moet winsten of baten verkrijgen (≠ bedrijfsleider); het toegekende gedeelte wordt als een persoonlijk BI beschouwd, maar blijft oorspronkelijke kwalificatie behouden * echtgenoot moet andere echtgenoot werkelijk helpen bij zijn beroepswerkzaamheid => effectieve medewerking vereist, maar het mag niet gaan om een permanente taak (moet beperkt zijn tot helpen) * progressief belastbaar netto-BI6 van helpende echtgenoot < € 8700 (BI tegen afzonderlijke aanslagvoet niet in aanmerking) * sinds aj. 2005 ook mogelijk voor wettelijk samenwonenden
b. Bedrag van de toekenning - beperkt tot 30% progressief belastbaar netto-BI7 andere echtgenoot (inkomsten tegen afzonderlijke aanslagvoet buiten beschouwing) kan worden opgetrokken wanneer daar kennelijk recht op is, maar toekenning moet ALTIJD overeenstemmen met normale bezoldiging voor de prestaties
6
Netto BI = brutobedrag – beroepskosten, beroepsverliezen (tijdens het belastbare tijdperk geleden uit hoofde van een andere beroepswerkzaamheid en van vorige belastbare tijdperken), vrijgestelde inkomsten… (art. 129 WIB). 7 Netto-BI = brutobedrag – beroepskosten die op betreffende beroepsactiviteit betrekking hebben. Geen rekening houden met vrijgestelde inkomsten om netto-BI te berekenen.
16
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
c. Overgangsregeling m.b.t. premies voor individuele levensverzekeringen en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen - bedrag waarvoor belastingvermindering in kader van LT of BS kan worden verkregen is gekoppeld aan hoogte belastbaar netto-BI, nl. 15% eerste schijf van € 1250 en 6% overige gedeelte (met maximum van € 1500) probleem: door toekenning meewerkende echtgenoot zou slechts een kleinere belastingvermindering worden genoten oplossing: overgangsregeling in art. 516, §4 WIB: bedrag waarvoor fiscaal voordeel zou verdwijnen geeft aanleiding tot bijkomende belastingvermindering bij andere echtgenoot
IV. VAN HET TOTALE NETTO-INKOMEN AFTREKBARE BESTEDINGEN - belastbare grondslag = totale netto-inkomen – uitgaven bedoeld in art. 104 WIB - vanaf aj. 2013: enkel nog aftrek voor: * onderhoudsgelden * aftrek enige en eigen woning * bijkomende interestaftrek aftrek van giften en aftrek voor uitgaven voor kinderoppas worden vervangen door een belastingvermindering van 45% (nieuw art. 14533 WIB en nieuw art. 14535 WIB) aftrek van bezoldigingen van een huisbediende en aftrek voor uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen worden vervangen door een belastingvermindering van 30% (nieuw art. 14534 WIB en nieuw art. 14536 WIB)
A. AFTREKBARE BESTEDINGEN VAN ART. 104 WIB 1. Onderhoudsgelden - voor 80% aftrekbaar - niet overdraagbaar naar later belastbaar tijdperk, indien het niet volledig in aftrek kan worden gebracht 17
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
a. Voorwaarden - art. 104, 1° WIB: * uitkering wordt gestort ter uitvoering van een wettelijke verplichting * uitkering is regelmatig of eenmalig gestort * genieter mag geen deel uitmaken van gezin van de SA
(1) Wettelijke verplichting - < BW, Ger.W. of wet 23/11/1998 = onderhoudsuitkeringen tussen ouders en afstammelingen, adoptant en geadopteerde, schoonouders en schoonkinderen, echtgenoten of wettelijk samenwonenden - NIET aftrekbaar: kosten voor de uitoefening van het omgangsrecht, van voeding, van kleding, van ontspanning, van geschenken en verplaatsingskosten voor ophalen en terugbrengen K’s = vrijwillig gemaakte kosten en gewone kosten die iedere ouder draagt wanneer zijn K bij hem verblijft - NIET aftrekbaar: bedragen die enkel tot doel hebben vermogenselementen te verwerven of te behouden = wanneer bij echtscheiding de echtgenoot de BE over de gezinswoning werd toebedeeld en hij zich verbond in te staan voor verdere betaling van interesten en KAP - HvB Gent: begrafeniskosten zijn WEL aftrekbaar ( Adm.: er bestaat hierover geen unanimiteit, maar we aanvaarden het wanneer rechter oordeelt dat deze kosten betaald dienen te worden in uitvoering van de onderhoudsplicht)
(2) regelmatige storting - = uitkeringen moeten periodiek worden uitgevoerd (≠ mathematische regelmaat) Adm.: er is sprake van een regelmatige betaling indien zij niet meer dan 3 maanden na het begin van de maand waarop ze betrekking hebben worden vereffend
18
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- ≠ wanneer onderhoudsplichtige weigert te betalen en door de rechtbank veroordeeld wordt om zijn verplichtingen na te komen - ≠ uitgaven die geen periodiek karakter hebben (vb. buitengewone kosten)
(3) geen gezinslid - = genieter mag geen deel uitmaken van gezin onderhoudsplichtige “gezin” = feitelijke toestand gekenmerkt door huiselijk samenleven en –wonen (tijdelijke onderbrekingen zijn mogelijk) - studenten op kot blijven deel uitmaken van gezin - om te bepalen of K al dan niet gezinslid is, moet gekeken worden of K het ouderlijk huis verlaat met de bedoeling om een eigen gezinsleven op te bouwen bedoeling moet beoordeeld worden op tijdstip waarop fiscale aftrek wordt gevraagd - vraag: zijn onderhoudsgelden die gedurende het jaar van de FS worden betaald fiscaal aftrekbaar? onderscheid: * betaald aan K’s Adm.: onderhoudsgelden voor K’s kunnen altijd in aftrek worden gebracht, maar K’s kunnen niet meer aangemerkt worden als fiscaal ten laste HvB Gent + Brussel: gelijktijdige toepassing aftrek onderhoudsgelden + verhoging belastingvrije som is wel mogelijk Adm. volgt nu deze RS * betaald aan echtgenoot Adm.: fiscale aftrek is uitgesloten omwille van gemeenschappelijke aanslag Rb. v. EA Antwerpen: deze onderhoudsgelden zijn wel aftrekbaar
19
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
Circ. 29/06/2010: aftrek is mogelijk op voorwaarde dat onderhoudsgelden bij de andere echtgenoot als diverse inkomsten worden aangemerkt
(4) uitkeringen in natura - komen ook in aanmerking (vb. TBS van een woning onderhoudsuitkering ramen op bedrag van de huur die onderhoudsplichtige kon krijgen) - tot eind jaren ’80: Adm. aanvaardde dat tijdens FS de exclusieve TBS van gezinswoning aan een echtgenoot en de K’s voor de helft van de huurwaarde aftrekbaar was als toekenning van onderhoudsgeld RS: dit is geen betaling van onderhoudsgeld (ratio: beide echtgenoten hebben onverdeeld recht om gezinswoning te bewonen) Adm. volgt dit - 2000: HvB Brussel: gratis TBS van woning is wel degelijk aftrekbare onderhoudsuitkering HvB Brussel bevestigt voorgaande arrest in 2002; HvB Gent aanvaardt dit in 2007
(5) onderhoudsgeld bij compensatie - HvB Brussel: wanneer feitelijk gescheiden echtgenoot wordt aangesproken tot betaling van een hoofdelijke schuld die eigen is aan zijn echtgenote, dan mag die echtgenoot de van zijn loon afgehouden sommen ten belope van het normaal verschuldigde onderhoudsgeld in aftrek brengen als onderhoudsgeld bij compensatie (in het geval de betaling tot onderhoudsgelden hiertoe tijdelijk wordt geschorst)
b. Terugwerkend gedeelte van onderhoudsuitkeringen (1) principe - art. 104, 2° WIB: uitzondering op vereiste regelmatige betaling gerechtelijke beslissing is hiertoe noodzakelijk, maar wanneer worden onderhoudsgelden door een gerechtelijke beslissing vastgesteld? * bedrag wordt voor de eerste maal door een gerechtelijke beslissing bepaald
20
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* onderhoudsgeld werd oorspronkelijk bij overeenkomst vastgesteld (≠ eerdere gerechtelijke veroordeling wegens niet betalen), maar nadien werd een gerechtelijke procedure ingesteld om onwillige persoon tot betaling te veroordelen
(2) maand waarin beslissing wordt genomen - voor onderhoudsgelden die betrekking hebben op maand waarin beslissing wordt genomen, is de terugwerkende kracht niet aanwezig
(3) betaald na het belastbare tijdperk waarop zij betrekking hebben - wordt er betaald gedurende het belastbare tijdperk waarop onderhoudsgelden betrekking hebben, dan is niet voldaan aan art. 104, 2° WIB (evt. wel aan art. 104, 1° WIB, want Adm. acht betaling regelmatig in zoverre zij gebeurt binnen 3 maanden na begin van de maand waarop zij betrekking hebben) - wat als onderhoudsgelden worden betaald ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij bedrag ervan met terugwerkende kracht werd vastgesteld of verhoogd? Adm.: dit wordt met een regelmatige betaling gelijkgesteld, indien de betaling korte tijd na de gerechtelijke beslissing (= niet meer dan 3 maanden na begin van de maand waarin gerechtelijke beslissing werd genomen) is uitgevoerd
c. Verschillende behandeling in hoofde van onderhoudsplichtige en onderhoudsgerechtigde - concrete fiscale behandeling in hoofde van de ene partij is niet bepalend voor fiscale behandeling in hoofde van de andere partij het feit dat onderhoudsgerechtigde niet werd belast is irrelevant om aftrek van onderhoudsplichtige te weigeren en feit dat er wel werd belast betekent niet dat Adm. erkent dat er aan de voorwaarden van de fiscale aftrek voldaan is Rb. EA Brussel: wanneer echter onderhoudsgerechtigde jarenlang werd belast, aanvaardt Adm. dat genieter geen deel uitmaakt van gezin van de onderhoudsplichtige en dus kan de aftrek niet worden geweigerd
21
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
d. Co-ouderschap - vanaf aj. 2008: verdeling van belastingvrije som wordt NIET toegepast wanneer door een belastingplichtige onderhoudsgelden als bedoeld in art. 104, 1° WIB worden afgetrokken ( tot en met aj. 2007: geen aftrek van onderhoudsgelden wanneer belastingvrije som werd verdeeld) wel verdeling indien onderhoudsuitkeringen uitsluitend betrekking hebben op de periode die aan gelijkmatig verdeelde huisvesting van K’s voorafgaat - voor onderhoudsgelden in art. 104, 2° WIB is aftrek uitgesloten zodra voor een vorig aj. verdeling is toegepast (uitz.: gedurende eerste jaar dat verdeling belastingvrije som wordt toegepast, kan aftrek nog wel)
2. Giften - art. 104, 3°-5° WIB: volledig aftrekbaar - gift = geldbedrag of kunstwerk wordt om niet overgedragen en schenker krijgt geen enkel voordeel voorwaarden van aftrekbaarheid: * minimumgrens: > € 25 per instelling bij gemeenschappelijke aanslag zal Adm. rekening houden met totaalbedrag dat door beide belastingplichtigen (persoonlijk of gezamenlijk) werd gestort (= afwijking van volledige decumul8) * begiftigde instelling moet kwijtschrift opmaken * totaalbedrag dat aftrekbaar is mag NIET > 10% totale netto-inkomen noch > € 250 000 (art. 109 WIB) bij gemeenschappelijke aanslag wordt dit beoordeeld per belastingplichtige (= volledige decumul) - art. 105 WIB: bij gemeenschappelijke aanslag wordt bedrag van aftrekbare giften evenredig aangerekend (= afwijking van volledige decumul) gevolg: er bestaat geen band tussen bedrag dat effectief in hoofde van een belastingplichtige in aftrek wordt gebracht en bedrag dat hij heeft betaald - vanaf aj. 2013: belastingvermindering tegen 45% (zie nieuw art. 14533 WIB) 8
Normaal moeten voorwaarden en grenzen voor aftrekposten PER belastingplichtige worden beoordeeld.
22
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
3. Bezoldigingen van een huisbediende - art. 104, 6° WIB: voor 50% aftrekbaar - voorwaarden: zie art. 112 WIB - WG van huisbediende geniet vrijstelling van WG-bijdragen (KB 22/12/1986) KB: huisbediende wordt in dienst genomen om hoofd- of handarbeid uit te voeren voor privébehoeften van de WG of zijn gezin voordeel blijft beperkt tot één huisbediende - bij gemeenschappelijke aanslag is slechts één belastingplichtige WG (want er kan zich slechts één NP als WG van huispersoneel inschrijven bij de RSZ) en dus voldoet slechts één belastingplichtige aan de voorwaarden voor de aftrek (= principe van volledige decumul) de aftrek kan slechts eenmaal per gezin worden toegekend en zal proportioneel over beide belastingplichtigen worden verdeeld (ondanks volledige decumul is er een gezamenlijke inschrijving op aangifte voor beide belastingplichtigen samen) - vanaf aj. 2013: belastingvermindering tegen 30% (zie nieuw art. 14534 WIB)
4. Kinderoppas - voorwaarden: zie art. 113, §1 WIB; enkele opmerkingen: * art. 113, §1, 2° WIB: “beroepsinkomsten” = belastbaar bruto-BI (hieronder vallen ook vervanginkomens!); bij een gemeenschappelijke aanslag volstaat het voor de Adm. dat een van de belastingplichtigen een BI heeft (= ondanks decumul wordt het fiscaal ten laste zijn t.o.v. beide belastingplichtigen samen beoordeeld) * belangrijk: uitgaven moeten betrekking hebben op kinderoppas buiten de normale lesuren (vb. vakantiekampen door jeugdbewegingen, speelpleinwerking…) activiteiten die behoren tot onderwijsdoelstellingen van de school worden steeds tijdens de normale lesuren verricht en zijn NIET aftrekbaar (vb. bosklassen, schoolreizen…) zijn echter ook aftrekbaar: ° kosten voor opvang tijdens de normale lesuren die door een andere instelling dan de school wordt verricht, wanneer het kind geen onderwijs volgt (vb. omwille van ziekte) ° kostprijs van internaten
23
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* enkel eigenlijke oppaskosten zijn aftrekbaar (vb. bezoldigingen personeel die opvang verzorgen, verwarming…), NIET de bijkomende kosten (vb. maaltijden, knutselgerief…) MAAR: bij forfaitaire vaststelling zonder onderscheid mag totaalbedrag van forfait in aanmerking worden genomen * aftrek is beperkt tot € 11,20 per oppasdag en per kind (art. 61 KB/WIB) en kan niet gecombineerd worden met verhoging van de belastingvrije som voor kinderen < 3 jaar op 1 januari van aj. (art. 114 WIB) - vanaf aj. 2013: belastingvermindering tegen 45% (zie nieuw art. 14535 WIB)
5. Beschermde monumenten en landschappen - art. 104, 8° WIB vanaf aj. 2005: voorwaarden en begrenzingen worden per belastingplichtige beoordeeld bij gemeenschappelijke aanslag; nadat in hoofde van elke belastingplichtige het bedrag voor aftrek is vastgesteld, worden beide bedragen opgeteld en evenredig over beiden verdeeld - vanaf aj. 2013: belastingvermindering tegen 30% (zie nieuw art. 14536 WIB)
6. Hypothecaire leningen - tot en met aj. 2005: * interesten => aftrek * kapitaalaflossingen + premies levensverzekering die werd aangegaan tot waarborg of wedersamenstellen hypothecaire lening => belastingvermindering hypothecaire leningen afgesloten vanaf 2005: bijkomende interestaftrek vervangen door aftrek EEW (= omhelst interesten, kapitaalaflossingen en verzekeringspremies) - vanaf aj. 2006: bijkomende interestaftrek bestaat enkel nog in overgangsregeling * voor hypothecaire leningen afgesloten vóór 2005; * voor hypothecaire leningen afgesloten vanaf 2005 maar die: ° herfinanciering betreffen van een vóór 2005 gesloten lening; 24
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
° afgesloten zijn terwijl voor dezelfde woning nog een hypothecaire lening in aanmerking komt voor de bijkomende interestaftrek of voor het BS die afgesloten is vóór 2005 of die is afgesloten vanaf 2005 ter herfinanciering van een vóór 2005 afgesloten hypothecaire lening belastingplichtige kan hier evenwel opteren voor aftrek EEW: enkel interesten van nieuwe lening komen dan in aanmerking voor aftrek EEW
a. Aftrek enige en eigen woning (1) voorwaarden - wanneer hypothecaire lening vanaf 2005 specifiek wordt afgesloten voor het verwerven of behouden van de in art. 12, §3 bedoelde enige woning, kan per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk maximaal € 1500 in aftrek worden gebracht * af te trekken bedrag is samengesteld uit betaalde interesten + kapitaalaflossingen + betaalde premies voor individuele levensverzekering dat dient tot wedersamenstelling of waarborgen van de hypothecaire lening * woning in art. 12, §3 = woning die belastingplichtige zelf betrekt (in BE of de EER gelegen) een bouwgrond komt niet in aanmerking voor de aftrek EEW, MAAR een lening die het verwerven van een bouwgrond en het bouwen van een woning tot voorwerp heeft wel * lening moet specifiek worden afgesloten voor het verwerven of behouden van de in art. 12, §3 WIB bedoelde enige woning zie art. 115, §2, eerste lid WIB specifiek afgesloten = wanneer de lening dient tot financiering van bijkomende kosten en belastingen die rechtstreeks verband houden met het verwerven of behouden van de woning (vb. registratierechten, notariële erelonen…) hebben bijkomende kosten en belastingen echter betrekking op de hypothecaire lening, dan komen de kapitaalaflossingen en interesten niet in aanmerking voor de aftrek EEW (vb. hypotheekkosten, bankkosten…)
25
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* belastingplichtige moet eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van de woning zijn Adm.: wanneer belastingplichtige bij een gemeenschappelijke aanslag evenwel een gedeelte van het OI toegewezen krijgt zonder dat hij daarvan eigenaar is, wordt aftrek EEW toegestaan in zijn hoofde wanneer hij wel KN is en aan de voorwaarden is voldaan * hypothecaire lening + levensverzekering moeten aangegaan worden bij instelling in de EER * hypothecaire lening moet looptijd hebben van > 10 jaar principe: berekend vanaf datum waarop leningscontract is gesloten (= datum verlijden authentieke akte) Adm.: berekend vanaf contractueel bepaalde aanvangsdatum van de lening wanneer deze datum in dezelfde maand valt als de datum van het sluiten van het contract * levensverzekering: dezelfde voorwaarden als deze die gelden om te genieten van een belastingvermindering in het kader van het LT (zie art. 115, §1, al. 1, 4° WIB) + art. 115, §1, al. 1, 5° WIB
(2) enige en eigen woning - om aftrek te genieten, moet het gaan om EEW van belastingplichtige art. 115, §1, al. 1, 1° WIB: * woning moet enige woning van belastingplichtige zijn op 31 december van jaar waarin lening is gesloten geen rekening houden met: ° andere woningen waarvan hij mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is ten gevolge van een erfenis (≠ schenking) (art. 115, §1, al. 2, 1° WIB); ° andere woning die op die datum te koop is aangeboden en die uiterlijk op 31 december van het daaropvolgende jaar ook daadwerkelijk is verkocht (art. 115, §1, al. 2, 2° WIB) wordt woning tegen dan niet verkocht, dan wordt aftrek niet meer toegestaan vanaf het jaar volgend op 26
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
dat waarin het leningscontract is afgesloten (art. 115, §1, al. 3, 1° WIB) * belastingplichtige moet woning zelf betrekken op 31 december van jaar waarin lening is gesloten geen rekening mee houden als: ° wettelijke of contractuele belemmeringen dit onmogelijk maken; ° stand van de bouw- of verbouwingswerkzaamheden dit niet toelaten (art. 115, §1, al. 2, 3° WIB) art. 115, §1, al. 3, 2° WIB: betrekt belastingplichtige woning niet zelf op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar waarin het leningscontract is afgesloten, dan is enkel aftrek mogelijk voor de twee voorgaande jaren MAAR: vanaf aj. 2009: wanneer de belastingplichtige de woning betrekt op 31 december van het belastbare tijdperk waarin de hierboven vermelde belemmeringen zijn weggevallen, dan wordt de aftrek toch opnieuw toegestaan vanaf dat belastbaar tijdperk (art. 115, §1, al. 4 WIB) - Adm.: wordt een gedeelte van de eigen woning verhuurd, dan komen interesten die slaan op het verhuurde deel niet in aanmerking voor aftrek EEW (ratio: verhuurde gedeelte kan niet genieten van vrijstelling van art. 12, §3 WIB) dit wordt wel aanvaard voor totaalbedrag van de kapitaalaflossingen + volledige bedrag van de premie van de individuele levensverzekering uitz.: wanneer woning slechts later (= na beoordeling eigen karakter woning) wordt verhuurd, blijven interesten volledig in aanmerking voor aftrek EEW - Adm.: wordt woning beroepsmatig gebruikt, dan komen interesten die slaan op het beroepsmatige deel niet in aanmerking voor aftrek EEW dit wordt wel aanvaard voor totaalbedrag van de kapitaalaflossingen + volledige bedrag van de premie van de individuele levensverzekering
27
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
(3) vernieuwingswerken - = dienstverrichtingen die in BTW-wetgeving als werken in onroerende staat worden aangemerkt en onder bepaalde voorwaarden kunnen genieten van BTW-tarief van 6% (art. 115, §2, al. 2 WIB) enkel kijken naar aard van dienstverrichtingen voor toepassing verlaagde BTWtarief
(4) begrenzing - bedrag van € 1500 kan worden verhoogd met: * € 500 gedurende eerste tien belastbare tijdperken (art. 116, eerste lid WIB) * € 50 wanneer belastingplichtige > 3 K’s ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarop de lening is afgesloten (art. 116, tweede lid WIB) bij gemeenschappelijke aanslag geldt verhoging bij beide belastingplichtigen mits K’s voor het jaar waarin de lening is afgesloten ten laste waren van beiden (= er werd dus een gemeenschappelijke aanslag gevestigd) - art. 116, al. 3 WIB: verhogingen vervallen wanneer belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker wordt van een tweede woning bij verwerven van een tweede woning in blote eigendom, blijven verhogingen behouden vraag: wat als je een tweede woning verwerft ingevolge erfenis of wat wanneer tweede woning te koop wordt aangeboden? Adm.: er wordt geen rekening gehouden met: ° andere woning waarvan belastingplichtige ten gevolge van een erfenis mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is; ° andere woning die op 31 december van belastbare tijdperk te koop is aangeboden voor zover de lening in hetzelfde belastbaar tijdperk is aangegaan - worden meer interesten betaald dan nodig om de aftrek EEW volledig samen te stellen, dan kan overschot niet in mindering worden gebracht van andere OI (art. 14, al. 1, 1° WIB)
28
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- voor overschot aan kapitaalaflossingen kan geen belastingvermindering in kader van LT worden verkregen (art. 1451, 3° WIB) (idem voor premies van levensverzekering: art. 1451, 2° WIB)
(5) gemeenschappelijke aanslag - art. 105, al. 1 WIB: vrije omdeling van de aftrek EEW (geldt voor zowel kapitaalaflossingen en interesten als premies van de individuele levensverzekering), maar grensbedrag moet per belastingplichtige gerespecteerd worden
b. Bijkomende interestaftrek (art. 526 WIB) - = niet-gebruikte interesten van hypothecaire leningen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aftrek worden gebracht van totale netto-inkomen wanneer bruto OI door aftrekken op 0 is gekomen onderscheid in lening: aangegaan om nieuwe woning te bouwen/kopen – aangegaan om woning te vernieuwen
(1) kopen of bouwen van een nieuwe woning 1° begrenzing - oud art. 104, al. 1, 9° jo. oud art. 115, 1° WIB: interesten van hypothecaire leningen die vanaf 1 mei 1986 werden gesloten mogen in mindering worden gebracht van totale nettoinkomen voorwaarden:
* lening heeft looptijd van minstens 10 jaar; * lening met het oog op het bouwen/verwerven in nieuwe staat van zijn enige woning in de EER hypothecaire interesten die betrekking hebben op deel dat gebruikt wordt voor beroepswerkzaamheid zijn echter enkel aftrekbaar als beroepskosten (geen bijkomende aftrek dus)
- aftrek geldt voor interestbedrag dat ten hoogste overeenstemt met een lening van: * € 49 578,70 bij geen K’s ten laste; 29
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* € 52 057,64 bij 1 K ten laste; * € 54 536,58 bij 2 K’s ten laste; * € 59 494,45 bij 3 K’s ten laste; * € 64 452,32 bij > 3K’s ten laste oud art. 116, eerste lid WIB: voor leningen vanaf 2001 worden bedragen afgerond tot € 50 000, € 52 500, € 55 000, € 60 000 en € 65 000 beperkingen moeten pas toegepast worden nadat het verschil gemaakt is tussen voor verhoogde aftrek in aanmerking komende interesten en interesten die van het bruto OI in aftrek werden gebracht - oud art. 116, lid 2 WIB: aftrek kan slechts voor max. 12 achtereenvolgende belastbare tijdperken (vanaf eerste belastbare tijdperk waarin KI is opgenomen in belastbare inkomen van belastingplichtige); de aftrekbare interesten m.b.t. de (eventueel) gereduceerde lening worden beperkt naargelang het belastbaar tijdperk
2° voorwaarden - lening mag ten vroegste op 1 mei 1986 zijn afgesloten en moet een looptijd hebben van > 10 jaar datum van authentieke akte is bepalend - lening is aangewend om woning te bouwen of in nieuwe staat te verwerven (ook appartementen mogelijk: 1 appartement = 1 woning) - moet gaan om enige (≠ eerste) woning waarvan belastingplichtige eigenaar is; dit wordt beoordeeld op 31 december van elk ij. dat tot de twaalfjarige periode behoort belastingplichtige mag geen eigenaar zijn van een andere woning in BE of buitenland geen probleem: bezit van andere gebouwde OG dan woningen of ongebouwde OG (vb. bouwgronden, stallen…) of blote eigendom van een woning of zakelijk recht in onverdeeldheid door erfenis of schenking
3° gemeenschappelijke aanslag - voorwaarde van enige woning wordt beoordeeld per belastingplichtige: enkel de belastingplichtige die eigenaar is, heeft recht op de bijkomende interestaftrek 30
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
MAAR: vanaf ogenblik dat inkomsten van de woning over beide echtgenoten voor de berekening van de PB worden gespreid, mogen interesten vrij worden verdeeld = enkel wanneer aftrek gebeurt van OI; DUS: vermijden dat meer interesten in hoofde van de niet-eigenaar worden ingeschreven dan nodig zijn om zijn OI op nul te brengen, want de niet-eigenaar heeft geen recht op bijkomende interestaftrek - grensbedrag van de lening waarvoor interesten in aanmerking komen voor de bijkomende interestaftrek wordt over beide belastingplichtigen verdeeld overeenkomstig hun aandeel in de woning - ook verhoging voor K’s ten laste wordt per belastingplichtige bepaald uitz. door Adm.: wanneer beide belastingplichtigen recht hebben op de bijkomende interestaftrek voor dezelfde woning (die voor beiden hun enige woning is), dan wordt de begrenzing gezamenlijk berekend op volledige grensbedrag en mogen beiden alle kinderen vermelden die zij beiden of een van hen ten laste hadden op 1 januari van het jaar na dat waarin het leningscontract is gesloten - wanneer beide belastingplichtigen voor dezelfde woning recht hebben op de bijkomende interestaftrek, dan mogen de interesten vrij worden verdeeld irrelevant of lening werd aangegaan door beiden samen, ieder van hen afzonderlijk of één van hen beiden op welke wijze verdeling gebeurt heeft geen belang, aangezien het totaalbedrag van de bijkomende interestaftrek in aftrek zal worden gebracht in evenredigheid met totale netto-inkomen (bij een lening die wordt aangegaan door meerdere belastingplichtigen die als alleenstaanden worden belast, worden interesten verdeeld in verhouding tot eigendomsaandeel) - wanneer beide belastingplichtigen voor een verschillende woning recht hebben op de bijkomende interestaftrek, dan is GEEN vrije omdeling toegelaten - wanneer slechts één van beide belastingplichtigen recht heeft op de bijkomende interestaftrek, moet een onderscheid gemaakt worden: * lening is uitsluitend door die belastingplichtige aangegaan? die belastingplichtige vermeldt totaalbedrag van de interesten * lening werd samen aangegaan met andere belastingplichtige?
31
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
slechts de interesten die overeenstemmen met zijn eigendomsaandeel in de woning worden vermeld (het andere deel van de interesten kan in aftrek worden gebracht van de OI9) * lening is uitsluitend door andere belastingplichtige aangegaan? interesten zijn slechts aftrekbaar van de OI (een vrije omdeling is mogelijk op voorwaarde dat de inkomsten uit de woning in hoofde van beide belastingplichtigen worden belast) - oud art. 105 WIB: som van beide bedragen van bijkomende interestaftrek wordt op proportionele wijze omgedeeld over beide belastingplichtigen tot hun totale netto-inkomen gevolg: belastingplichtige niet-eigenaar kan zo toch genieten van de bijkomende interestaftrek
(2) vernieuwen van een woning 1° begrenzing - oud art. 104, lid 1, 9° en oud art. 115, 1°, c WIB - aftrek geldt voor een interestbedrag dat ten hoogste overeenstemt met een lening van: * € 24 789,35 bij geen K’s ten laste; * € 26 028,82 bij 1 K ten laste; * € 27 268,29 bij 2 K’s ten laste; * € 29 747,22 bij 3 K’s ten laste; * € 32 226,16 bij > 3K’s ten laste oud art. 116, eerste lid WIB: voor leningen vanaf 2001 worden bedragen afgerond tot € 25 000, € 26 250, € 27500, € 30 000 en € 32 500 beperkingen moeten pas toegepast worden nadat het verschil gemaakt is tussen voor verhoogde aftrek in aanmerking komende interesten en interesten die van het bruto OI in aftrek werden gebracht
9
Hier geldt dan een vrije omdeling wanneer de inkomsten uit de woning in hoofde van beide belastingplichtigen wordt belast.
32
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- oud art. 116, lid 2 WIB: aftrek kan slechts voor max. 12 achtereenvolgende belastbare tijdperken (vanaf eerste belastbare tijdperk waarin gewijzigde KI10 is opgenomen in belastbare inkomen van belastingplichtige) HvB Luik: indien voltooiing van de werken die aanleiding geven echter niet bij kadaster worden aangegeven, kan bijkomende interestaftrek niet worden toegepast - oud art. 116, lid 2 WIB: de aftrekbare interesten m.b.t. de (eventueel) gereduceerde lening worden beperkt naargelang het belastbaar tijdperk
2° voorwaarden - hypothecaire lening - lening is ten vroegste afgesloten op 1 mei 1986 en heeft een looptijd van > 10 jaar datum van de authentieke akte is bepalend - lening dient om woning te vernieuwen - woning is de enige waarvan de belastingplichtige eigenaar is - woning moet ten minste 15 jaar oud zijn (te bewijzen met alle middelen uitgezonderd de eed) - totale kostprijs van de werken bedraagt minstens € 19 831,48 (incl. BTW) - werken zijn verricht door een geregistreerde aannemer - werken moeten opgenomen zijn in rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij KB nr. 20 van 20/07/1970 (btw)
B. VERDELING VAN AFTREKBARE BESTEDINGEN OVER VERSCHILLENDE BELASTINGPLICHTIGEN 1. Tot en met aanslagjaar 2012 - art. 105 WIB: * eerst aftrek EEW, volgens verdeling die door belastingplichtigen is gekozen;
10
Wat als vernieuwingswerken geen aanleiding geven tot wijziging van het KI? In dat geval wordt de bijkomende interestaftrek toegepast vanaf belastbare tijdperk waartoe de maand behoort die volgt op de maand van de voltooiing van de werken.
33
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* vervolgens aftrekken vermeld in art. 104, 3° tot 8° WIB en het oude 9° (bijkomende interestaftrek), in evenredigheid met respectievelijke totale netto-inkomens * ten slotte aftrekken van onderhoudsgelden, aangerekend bij voorrang op totale netto-inkomen van de onderhoudsplichtige, maar wanneer zijn netto-inkomen niet groot genoeg is, wordt het saldo aangerekend op het totale netto-inkomen van de andere echtgenoot/wettelijk samenwonende zijn beide belastingplichtigen onderhoudsgelden verschuldigd, dan gebeurt aanrekening evenredig opmerking: ° wanneer bij een gemeenschappelijke aanslag de aftrekken van art. 104, 1° tot 8° WIB en het oude 9° evenredig over beide belastingplichtigen worden gespreid, worden de voorwaarden en begrenzing hiervan per belastingplichtige beoordeeld (= volledige decumul) ° wanneer belastingplichtigen als alleenstaanden worden belast, worden de aftrekbare bedragen in art. 104, 1° tot 9° WIB niet evenredig verdeeld of vrij omgedeeld
2. Vanaf aanslagjaar 2013 - aftrek wordt enkel nog behouden voor onderhoudsgelden, EEW en bijkomende interestaftrek oude verdelingsregels blijven bij elk van deze aftrekken van toepassing - belastingvermindering voor giften, bezoldigingen van een huisbediende, kinderoppas, beschermde monumenten en landschappen zouden bij gemeenschappelijke aanslag evenredig omgedeeld worden
V. TOEPASSING VAN DE TARIEVEN A. PROGRESSIEVE AANSLAGVOETEN - art. 130 WIB van 7 belastingschalen (aj. 1990) uiteindelijk naar 5 belastingschalen (vanaf aj. 2004)
34
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- basisbelasting = resultaat na toepassing van de belastingtarieven op de verschillende inkomensschijven van de aanslagbasis(sen) er wordt dus nog geen rekening gehouden met de belastingvrije som noch met enige belastingvermindering, -vermeerdering of -verhoging art. 134-135 KB/WIB: belastbaar inkomen wordt afgerond op de cent evenals de resultaten van de verschillende berekeningen
B. AFZONDERLIJKE AANSLAGVOETEN - sommige inkomsten zijn belastbaar tegen een afzonderlijke aanslagvoet en dus niet onderworpen aan de progressieve aanslagvoeten: zie art. 171 WIB afzonderlijke taxatie wordt enkel toegepast indien ze voordeliger uitvalt dan wanneer op het volledige inkomen de progressieve aanslagvoeten zouden worden toegepast redenen: * bij afzonderlijke taxatie kan niet genoten worden van een belastingvrije som * aftrekken in art. 104 WIB zijn enkel mogelijk bij inkomsten waarop progressieve tarieven worden toegepast (art. 172, al. 1 WIB) * er is enkel een bonificatie voor voorafbetaling mogelijk bij afzonderlijke taxatie (art. 175 WIB) - afzonderlijk belastbare inkomsten moeten ofwel allemaal afzonderlijk worden belast ofwel allemaal samen met de andere inkomsten worden samengevoegd
VI. VERMINDERING INGEVOLGE DE BELASTINGVRIJE SOMMEN A. BASISBEDRAG VAN DE BELASTINGVRIJE SOM 1. Belastingplichtige die als alleenstaande wordt belast - art. 131, al. 1, 3° WIB: belastingvrije som van € 4095 = op de eerste € 4095 van zijn belastbaar inkomen is geen PB verschuldigd
35
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
de PB wordt eerst op het volledige inkomen berekend, waarna vervolgens een belastingvermindering in aftrek wordt gebracht die gelijk is aan de onterecht berekende PB
2. Belastingplichtigen waarvoor een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd - art. 131, al. 1, 3° WIB: belastingvrije som van € 4095 per echtgenoot/samenwonende partner wanneer de inkomsten van een van de echtgenoten/wettelijk samenwonende < belastingvrije som, wordt het niet-verbruikte gedeelte overgeheveld naar de inkomsten van de andere echtgenoot
3. Lage en middelgrote inkomens - basisbedrag van de belastingvrije som wordt hier opgetrokken * € 4260 wanneer belastbaar inkomen < € 15 220 (art. 131, al. 1, 1° WIB) * € 4260 verminderd met het verschil tussen belastbaar inkomen en € 15 220 wanneer belastbaar inkomen ligt tussen € 15 220 en € 15 385 (art. 131, al. 1, 2° WIB) - art. 152bis WIB: wanneer belastbaar inkomen geheel of gedeeltelijk bestaat uit vervangingsinkomens, zal het bedrag van de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten worden verminderd
B. VERHOGING VAN DE BELASTINGVRIJE SOM VOOR KINDEREN EN ANDERE PERSONEN TEN LASTE 1. Principe - verhoging van belastingvrije som bij kinderen of andere personen ten laste
2. Personen die ten laste kunnen worden genomen a. Kinderen - art. 2, §1, 4° WIB: afstammelingen van de belastingplichtige en die van zijn echtgenoot/WSP, alsmede de kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft 36
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* “afstammelingen”: K’s, KK’s, AKK’s en geadopteerde kinderen gewone adoptie: verwantschapsband beperkt tot de eerste graad; volle adoptie: verwantschapsband ten aanzien van adoptant en al zijn verwanten * ook kinderen die geen afstammelingen zijn kunnen fiscaal ten laste zijn wanneer zij volledig of hoofdzakelijk ten laste zijn van de belastingplichtige voorwaarden: ° K is voor meerderjarigheid in gezin opgenomen; ° K mag gedurende het belastbaar tijdperk geen eigen bestaansmiddelen hebben gehad; ° belastingplichtige mag gedurende belastbaar tijdperk geen enkele geldelijke hulp t.v.v. K ontvangen hebben nuancering: opdat K echter hoofdzakelijk ten laste is, moeten eigen bestaansmiddelen en/of geldelijke hulp < 50% van de onderhoudskosten van het K in het belastbare tijdperk onderhoudskosten zullen a.d.h.v. feitelijke gegevens bepaald worden, MAAR: bijdragen van de OH zullen hier niet in meegerekend worden (vb. studiebeurzen, kinderbijslag…) (art. 144 WIB)
b. Andere personen - art. 136, 2°-4° WIB: * ascendenten * zijverwanten t.e.m. de tweede graad * pleegouders
3. Voorwaarden om als ten laste van de belastingplichtige te worden beschouwd - overzicht: * deel uitmaken van het gezin op 1 januari van het aj. (art. 136 WIB); * geen bestaansmiddelen hebben die een bepaald bedrag overschrijden (art. 136 WIB); 37
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* geen bezoldigingen genieten die voor de belastingplichtige aftrekbare beroepskosten zijn (art. 145 WIB)
a. Deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige (1) algemeen - = daadwerkelijk deelnemen aan het gemeenschappelijke gezinsleven en op een bestendige wijze met de belastingplichtige samenwonen belastingplichtige moet ook werkelijk en regelmatig hebben bijgedragen in de kosten van de betrokkenen (vb. kosten van voeding, kleding…) bewijs van samenwoning mag door alle rechtsmiddelen worden bewezen (uitz. de eed) - “gezin” = feitelijke toestand die gekenmerkt wordt door huiselijk samenleven en –wonen zonder tijdelijke (≠ duurzaam, permanent) onderbrekingen uit te sluiten (vb. kind dat omwille van ziekte of studie van het gezin verwijderd is, blijft deel uitmaken van het gezin) wat met buitenlandse studenten die gedurende een jaar in een Belgisch gezin worden opgenomen? * Adm.: deze zijn niet ten laste * RS: deze zijn wel ten laste
(2) gezin bestaat uit meerdere belastingplichtigen die afzonderlijk worden belast - art. 140, al. 1 WIB: kind of persoon is ten laste van belastingplichtige die in feite aan het hoofd van het gezin staat ouders bepalen zelf wie gezinshoofd is; komen ouders hierover niet overeen, dan beslist Adm.
(3) co-ouderschap - tot en met aj. 1999: kind kan slechts bij één ouder fiscaal ten laste worden genomen en enkel bij die ouder kon bijgevolg de belastingvrije som worden verhoogd onderzoeken van welk gezin het kind hoofdzakelijk deel uitmaakt
38
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
Circ. 26/04/2010: wanneer de ouders niet meer samenleven, moet a.d.h.v. feitelijke en juridische gegevens geval per geval uitgemaakt worden van welk gezin de K’s deel uitmaken - vanaf aj. 2000: mogelijk voor ouders die gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen om verhoging van de belastingvrije som onder hen beiden te verdelen (art. 132bis WIB), wanneer zij daartoe jaarlijks een gezamenlijke schriftelijke aanvraag indienen gevolg: K’s blijven ten laste van één ouder, maar deze ouder staat de helft af van de belastingvrije som waarop de K’s recht geven redenen waarom het belangrijk is dat K’s ten laste blijven van één ouder: * wanneer er ook nog andere K’s in het gezin zijn waarvoor geen coouderschap geldt verhoging wordt eerst berekend op basis van totale aantal K’s en vervolgens wordt de helft van de belastingvrije som waarop het aantal K’s waarvoor co-ouderschap geldt in aftrek gebracht bedrag dat bij ene ouder in mindering werd gebracht, wordt bij de belastingvrije som van de andere ouder gevoegd * voor het bedrag aan kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen waarvoor in het kader van het BS een belastingvermindering kan worden toegekend + bedrag aan premies van de individuele levensverzekering * voor het bedrag van de aftrek EEW basisbedrag wordt verhoogd bij > 3 K’s ten laste - vanaf aj. 2008: art. 132bis WIB geherformuleerd jaarlijkse gezamenlijke schriftelijke aanvraag vervalt oorspronkelijk was verdeling niet mogelijk voor bijkomende specifieke toeslagen (enkel dus voor de eigenlijke verhoging voor K’s ten laste), maar na een arrest van het GwH werd dit aangepast in art. 133, eerste lid, 1° WIB + art. 132bis, derde lid WIB de verdeling van de belastingvrije som is enkel mogelijk voor: * niet-ontvoogde minderjarige K’s;
39
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* afstammelingen van de eerste graad en geadopteerde K’s van beide belastingplichtigen; * wanneer de K’s in BE recht geven op een verhoging van de belastingvrije som; * wanneer de belastingplichtigen geen deel uitmaken van hetzelfde gezin op 1 januari van het aj. art. 132bis, laatste lid WIB: verdeling van de verhoging van de belastingvrije som is niet van toepassing m.b.t. kind waarvoor onderhoudsuitkeringen (bedoeld in art. 104, 1° WIB) worden afgetrokken
(4) feitelijke scheiding - kinderen die na de FS met een van de echtgenoten samenwonen, kunnen fiscaal ten laste genomen worden - Adm.: wanneer een van de echtgenoten voor het jaar van de FS de aftrek vroeg van onderhoudsgelden die hij voor de K’s betaalde, dan zijn de K’s niet meer fiscaal ten laste HvB Gent + Brussel: het ten laste nemen van K’s en de aftrek van onderhoudsgelden die voor deze K’s betaald worden, kunnen wel gecombineerd worden Adm. heeft zich bij deze RS aangesloten (principes gelden ook voor WSP’s)
(5) overlijden tijdens belastbaar tijdperk - wanneer kind of persoon overlijdt, dan maakt deze op 1 januari van aj. geen deel meer uit van het gezin ze kunnen toch nog fiscaal ten laste genomen worden op voorwaarde dat: * ze zijn het vorige aj. ten laste geweest (art. 138 jo. 139 WIB); * gedurende het gedeelte van het belastbare tijdperk waarin zij leefden is aan de andere voorwaarden voldaan om ten laste te zijn * bijkomende regel voor doodgeboren K’s: art. 138, tweede lid WIB (ratio: Adm. meende voorheen dat doodgeboren K’s niet fiscaal ten laste konden zijn)
40
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
(6) vermiste of ontvoerde kinderen - art. 138, al. 3 WIB: wanneer kind wordt ontvoerd of vermist is, dan maakt deze op 1 januari van aj. deel uit van het gezin, op voorwaarde dat: * kind heeft leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt; * kind was reeds voor vorige aj. ten laste of is tijdens het belastbare tijdperk geboren en werd vermist of ontvoerd; * belastingplichtige kan aantonen dat hij de verdwijning of ontvoering uiterlijk op 31 december van het belastbare tijdperk heeft aangegeven
b. Begrenzing bestaansmiddelen (1) bedragen - art. 136 WIB: kind of persoon ten laste mag persoonlijk geen bestaansmiddelen genieten die netto meer bedragen van € 1800 bij gehuwde of wettelijk samenwonende ascendenten ten laste wordt deze grens beoordeeld voor beide ascendenten samen voor K’s ten laste van een persoon die als alleenstaande wordt belast, wordt de grens verhoogd tot € 2600 (zijn de K’s gehandicapt, dan wordt de grens verhoogd tot € 3300)
(2) begrip ‘bestaansmiddelen’ - = dekt ALLE inkomsten ongeacht of ze al dan niet belastbaar zijn en of ze regelmatig dan wel toevallig ontvangen worden kapitalen ontvangen bij erfenis, schenking… zijn GEEN bestaansmiddelen (tenzij ze een belastbaar inkomen vormen); de inkomsten van deze kapitalen echter WEL ook belastbare inkomsten die een fictief inkomen vormen (vb. een niet-verhuurd OG) is een bestaansmiddel bestaansmiddelen moeten aan een realiteit beantwoorden: wanneer bedragen onafhankelijk van de wil van de rechthebbende onbeschikbaar zijn (vb. bij beslag onder derden, ingehouden SZ-bijdragen…), dan zijn dit geen bestaansmiddelen
41
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
(3) uitgesloten bestaansmiddelen - zie art. 143 WIB (+ art. 137 + art. 144 WIB)
(4) nettobedrag van de bestaansmiddelen - art. 142, al. 1 WIB: nettobedrag = brutobedrag – kosten om bestaansmiddelen te verkrijgen of te behouden kosten voor onderhoud en opvoeding van de K’s mogen niet in aftrek worden gebracht van het onderhoudsgeld dat zij ontvangen - art. 142, al. 2 WIB: wanneer werkelijke kosten niet bewezen kunnen worden, worden de aftrekbare kosten vastgesteld op 20% van het brutobedrag, met een minimum van € 250 wanneer de bestaansmiddelen bestaan uit bezoldigingen van WN’s of baten opgelet: forfait van 20% bedoeld in art. 142 WIB mag niet verward worden met forfait in art. 51 WIB (= forfaitaire beroepskosten)
c. Geen bezoldigingen genieten die voor de belastingplichtige aftrekbare beroepskosten zijn - zie art. 145 WIB MAAR: wanneer de belastingplichtige voor zijn meewerkende zoon enkel de sociale bijdragen voor zelfstandigen stort, dan kan de zoon fiscaal ten laste blijven
4. Overheveling van kinderen en andere personen ten laste - art. 140, al. 1 WIB: bij verscheidene afzonderlijke belastingplichtigen in een gezin, worden de K’s en personen ten laste geacht van het feitelijke gezinshoofd - art. 140, al. 2 WIB: wanneer gezinshoofd voor de personen te zijnen laste niet beschikt over een minimumbedrag van € 1800 nettobestaansmiddelen, dan kunnen zij ten laste worden genomen door een andere belastingplichtige van het gezin hoe berekenen? 1) nettobedrag van bestaansmiddelen van alle gezinsleden samentellen; 2) wanneer de belastingplichtige op grond van dit totale bedrag niet voor elk van hen (waaronder ook zichzelf) beschikt over minimaal € 1800 nettobestaansmiddelen, dan is overheveling mogelijk 42
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
opmerking (zie art. 141 WIB): ° voor K’s ten laste van een alleenstaande moet hij per kind over minimaal € 2600 nettobestaansmiddelen beschikken ° voor gehandicapte K’s ten laste van een alleenstaande wordt bedrag opgetrokken tot € 3300 - bij overheveling van een kind dat normaal ten laste zou worden genomen door het gezinshoofd, moet dit kind voor de berekening van de verhoging van de belastingvrije som worden beschouwd als een andere persoon ten laste, tenzij het gaat om minderjarig kind van wie kan worden aangenomen dat de andere belastingplichtige het volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft
5. Verhoging van het basisbedrag van de belastingvrije som a. Bedrag - art. 132 WIB
b. Gehandicapte kinderen en andere personen ten laste - art. 132, al. 2 WIB: gehandicapten worden voor twee geteld (bij gehandicapte K’s wil dit zeggen dat het kind naast zijn eigen rang als kind, ook de rang van volgende kind erbij krijgt) art. 135 WIB: criteria om als gehandicapt te worden beschouwd opmerking: * voor K’s < 21 jaar wordt handicap vastgesteld overeenkomstig 2° (ratio: criterium uit 2° is overgenomen uit oude wetgeving m.b.t. kinderbijslag; in principe is er een bijkomende kinderbijslag zolang zij geen 21 jaar zijn) ten gevolge van wijziging van criteria voor bijkomende kinderbijslag zijn K’s die recht hebben op een bijkomende kinderbijslag niet noodzakelijk te beschouwen als gehandicapt in fiscale zin * voor K’s > 21 jaar wordt handicap vastgesteld overeenkomstig 1°
43
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
c. Toevoeging aan het basisbedrag van de belastingvrije som - art. 134, §§1-2 WIB
C. VERHOGING VAN DE BELASTINGVRIJE SOM OMWILLE VAN DE GEZINSSITUATIE 1. Belast als alleenstaande met kinderlast - art. 133, eerste lid, 1° WIB: bijkomende verhoging van € 870 uitz.: wanneer de echtgenoot van de belastingplichtige BI heeft van > € 6700 die bij overeenkomst zijn vrijgesteld zonder progressievoorbehoud (art. 133, tweede lid WIB) - oorspronkelijk gold art. 133, eerste lid, 1° WIB enkel voor ongehuwden (dus niet voor feitelijk gescheiden echtgenoten en gescheiden ouders) GwH: dit is een schending van het gelijkheidsbeginsel, want de verhoging wordt afhankelijk gesteld van de burgerlijke staat gevolg: vanaf aj. 2008 geldt art. 133, eerste lid, 1° WIB ook voor belastingplichtigen die als alleenstaande worden belast en aan wie de helft van de belastingvrije som wordt toegekend
2. Handicap van de belastingplichtige - art. 131, tweede lid WIB: bijkomende verhoging met € 870 het basisbedrag van de gehandicapte echtgenoot/WSP zelf wordt hiermee verhoogd (tot en met aj. 2004 werd de verhoging gevoegd bij de echtgenoot met het hoogste BI)
3. Jaar van huwelijk of wettelijke samenwoning - art. 133, eerste lid, 2° WIB: voor het jaar van het huwelijk/wettelijke samenwoning is een bijkomende verhoging van € 870 wanneer zijn echtgenoot/WSP geen bestaansmiddelen heeft gehad die netto > € 1800
44
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
VII. VERMINDERING VOOR HET LANGETERMIJNSPAREN A. TOEPASSINGSGEBIED - zie art. 1451 WIB; hieronder volgt een korte samenvatting: 1° persoonlijke bijdragen voor groepsverzekeringen en pensioenfondsen; 2° premies van individuele levensverzekeringen; 3° kapitaalaflossingen; 4° betalingen voor werkgeversaandelen; 5° betalingen voor pensioensparen
B. BELASTINGVERMINDERING 1. Tot en met aanslagjaar 2012 - art. 1452 WIB: bijzonder gemiddelde aanslagvoet (BGA) toepassen op bedragen die in aanmerking komen BGA = gemiddelde percentage aan PB dat verschuldigd is op de progressief te belasten aanslagbasis wanneer enkel rekening wordt gehouden met het basisbedrag van de belastingvrije som (= geen rekening houden met belastingverminderingen die voortvloeien uit de verhoging van het basisbedrag van de belastingvrije som, het LT, het BS, de eventuele vermeerdering van de PB…) 30% < BGA < 40% - BGA wordt bij gemeenschappelijke aanslag per echtgenoot/WSP berekend
2. Vanaf aanslagjaar 2013 - bedoeling om BGA te vervangen door uniform percentage van 30%
C. PERSOONLIJKE BIJDRAGEN EN PREMIES VOOR EEN AANVULLEND PENSIOEN INGEHOUDEN DOOR DE WERKGEVER/VENNOOTSCHAP 1. Situering
45
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- oorspronkelijk: wet 06/04/1995 * pensioenregeling moest voor alle WN’s gelden of voor een categorie van hen (de wet was NIET van toepassing op individuele pensioentoezeggingen) * uitvoering van pensioentoezegging werd toevertrouwd aan een verzekeringsinstelling (groepsverzekering) of een pensioenfonds (voorzorgsinstelling) * wet was van toepassing op aanvullende pensioenen, georganiseerd op het niveau van de OND - nu: wet 28/04/2003 => OND beschikken vanaf 01/01/2004 over termijn van drie jaar om de bestaande pensioenreglementen en –overeenkomsten aan de nieuwe wet aan te passen * wet is van toepassing op collectieve pensioentoezeggingen, maar OOK op individuele pensioentoezeggingen * wet is van toepassing op aanvullende pensioenen, georganiseerd op het niveau van de OND EN georganiseerd op het niveau van de bedrijfstak * sociale luik is enkel van toepassing op WN’s fiscale luik is van toepassing op WN’s en bedrijfsleiders gevolg: ook bedrijfsleiders die onderworpen zijn aan het statuut van zelfstandige kunnen nu deelnemen aan een collectieve pensioenregeling/individuele pensioentoezegging en daarvoor een belastingvermindering genieten (inhouding van de bijdragen gebeurt in dat geval door de OND) - meestal betalen zowel WN als WG voor de opbouw van een aanvullend pensioen, maar het is ook mogelijk dat slechts één van hen de betalingen volledig te zijnen laste neemt Wet 28/04/2003: de WN heeft het recht om van zijn nieuwe WG te eisen dat deze bedragen van zijn loon inhoudt en doorstort aan een pensioeninstelling voorwaarde:
* bij nieuwe WG bestaat geen pensioentoezegging; * WN is reeds > 42 maanden bij een collectieve pensioentoezegging aangesloten
2. Voorwaarden voor belastingvermindering - art. 1453 WIB jo. art. 35, §1, 3° KB/WIB * definitieve storting van de bijdragen aan verzekeringsonderneming, voorzorginstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen in de EER 46
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* wettelijke en extrawettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten moeten < 80% laatste normale brutojaarbezoldiging * wanneer bijdragen en premies betrekking hebben op de individuele voortzetting door een WN, moeten stortingen < € 1500/jaar * inhoudingen moeten op de individuele loonfiche worden vermeld - ook premies voor groepsverzekeringen die belegd worden in tak-23 komen in aanmerking voor belastingvermindering
a. Definitieve storting - zie art. 1453, al. 5 en 6 jo. art. 59, §6 WIB
b. Wettelijke en extrawettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten: 80%-regel - slechts fiscaal voordeel (belastingvermindering voor WN-bijdragen; aftrek voor WGbijdragen) voor gestorte bijdragen voor een aanvullende pensioenregeling voor zover totaalbedrag van de extrawettelijke toekenningen + wettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering uitgedrukt in renten < 80% laatste normale brutojaarbezoldiging bij overschrijding van 80% zal in eerste instantie de aftrek voor deze WG-bijdragen worden verworpen, wanneer er zowel WN- als WG-bijdragen worden gestort - om 80%- grens te toetsen wordt rekening gehouden met ALLE wettelijke + extrawettelijke toekenningen vallen hier NIET onder: uitkeringen op grond van een individueel levensverzekeringscontract en van pensioensparen (art. 59, §4, al. 1 WIB) - indien het aanvullend pensioen wordt toegekend in de vorm van een kapitaal, moet dit worden omgezet in een (fictieve) jaarlijkse rente om de 80%-grens te toetsen (art. 59, §1, al. 2 WIB) - indien het aanvullend pensioen wordt toegekend in de vorm van een rente, moet worden nagegaan of het bedrag hiervan samen met alle andere wettelijke + extrawettelijke toekenningen de 80%-grens niet overschrijdt
47
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
c. Laatste normale brutojaarbezoldiging - art. 34, 2° KB/WIB: definitie “laatste normale brutojaarbezoldiging” Adm.: “laatste jaar vóór de oppensioenstelling waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad” = laatste voorgaande jaar waarin de betrokkene gedurende 12 maanden een bezoldiging heeft verkregen wordt arbeidstijd ingevolge sociale maatregelen verminderd, dan mag rekening worden gehouden met de bezoldiging die de WN zou hebben gehad indien hij voltijds was blijven werken (uitz.: misbruik) - art. 34, 1° KB/WIB: definitie “normale brutojaarbezoldiging” - art. 195, §1, al. 2 WIB: omschrijving welke bezoldigingen van bedrijfsleiders in aanmerking komen
d. Berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid - berekening van bedrag dat maximaal kan worden toegekend n.a.v. de pensionering wordt gemaakt in functie van de normale duur van de beroepswerkzaamheid (verhouding “reeds gepresteerde jaren + nog te presteren jaren / normale duur beroepswerkzaamheid”) art. 34, 3° KB/WIB: normale duur is forfaitair vastgesteld op 40 jaar
D. PREMIES VOOR INDIVIDUELE LEVENSVERZEKERINGSCONTRACTEN 1. Voorwaarden voor belastingvermindering - art. 1454 WIB * contract is door belastingplichtige aangegaan en verzekert alleen zichzelf * contract is aangegaan vóór de leeftijd van 65 jaar * contract heeft een minimumlooptijd van 10 jaar wanneer het in voordelen bij leven voorziet wanneer deze voordelen worden verhoogd, kan echter geen belastingvermindering worden toegekend voor het bedrag waarmee de premies toenemen indien de wijziging van het contract minder dan 10 jaar vóór de vervaldag plaatsheeft (uitz.: verhoging van de premies ingeval van indexatie of indexclausule) 48
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* voordelen van het contract zijn als volgt bedongen: 1° bij leven: ten gunste van de belastingplichtige vanaf 65 jaar uitz.: voor contracten vóór 01/01/2002 mag toekenning aan vrouwen vanaf 60 jaar behouden blijven zonder dat belastingvermindering verloren gaat (art. 525 WIB) 2° bij overlijden: ° ten gunste van de echtgenoot, WSP of bloedverwanten tot de 2e graad ° voor levensverzekeringscontracten vanaf 01/01/2008 die dienen voor het wedersamenstellen of waarborgen van een lening om een OG te verwerven of te behouden, moeten ten belope van het verzekerde kapitaal dat hiertoe dient, de voordelen van het contract bij overlijden bedongen zijn ten gunste van de personen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de VE of het VG van het OG verkrijgen en het saldo ten gunste van de echtgenoot of van de bloedverwanten tot en met de tweede graad * het gaat niet om een aanvullend pensioen voor zelfstandigen * levensverzekering moet afgesloten worden binnen de EER - Min. v. Fin.: ook voor tak 23-levensverzekeringen11 kan een belastingvermindering worden verkregen - bij een individuele voortzetting van een pensioentoezegging stort normaal de nieuwe WG die op het loon van de WN bedragen inhoudt, deze bedragen door aan een door de WN aangeduide pensioeninstelling WN kan echter ook zelf voortgaan met stortingen voor het aanvullend pensioen en dan kan hij een belastingvermindering op basis van art. 1451, 2° WIB krijgen als de voorwaarden hiertoe vervuld zijn
2. Begrenzing in functie van de beroepsinkomsten - art. 1456, al. 1 WIB: premies komen in aanmerking voor belastingvermindering wanneer ze niet meer bedragen dan:
11
Dit zijn verzekeringscontracten verbonden met beleggingsfondsen of met een effectenportefeuille. Het rendement is afhankelijk van de fluctuatie van dit fonds of deze portefeuille ( tak 21: bepaald rendement gegarandeerd).
49
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* 15% eerste schijf van € 1250 van het totale netto-BI; * 6% overige gedeelte max. van € 1500 - begrenzing geldt voor gezamenlijke bedrag van premies voor individuele levensverzekeringscontracten + kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen voor het verkrijgen of verbouwen van een woning - vanaf aj. 2006: art. 1456 WIB geactualiseerd: * bedrag van € 1500 moet worden verminderd met bedrag aan kapitaalaflossingen, interesten en levensverzekeringspremies dat is aangewend voor het basisbedrag van de aftrek EEW van € 1500 deze kapitaalaflossingen, interesten en levensverzekeringspremies worden wel geacht bij voorrang te zijn gebruikt voor het opvullen van de verhogingen van € 500 en € 50 (en pas daarna moet basisbedrag opgevuld worden) * actuele versie is enkel van toepassing wanneer belastingplichtige NIET in aanmerking komt voor belastingvermindering in kader van BS of voor bijkomende interestaftrek ANDERS is oude art. 1456 WIB van toepassing (art. 526, §2, al. 2 WIB) en wordt maximaal bedrag van € 1500 NIET verminderd oude art. 1456 WIB geldt zowel voor belastingverminderingen in het kader van het BS als het LT (art. 526, §2, al. 3 WIB) - elke echtgenoot/WSP heeft recht op een belastingvermindering voor de premies die hij betaalt voor een door hem afgesloten levensverzekering en maximale bedrag dat voor een echtgenoot/WSP in aanmerking komt wordt in functie van zijn BI berekend (= principe van decumul)
3. Belastbaar tijdperk - premies geven aanleiding tot belastingvermindering voor het ij. waarin ze werkelijk zijn betaald, MAAR: vermoeden dat premies zijn betaald op vervaldag zoals die op het kwijtschrift staat
50
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
E. KAPITAALAFLOSSINGEN VAN HYPOTHECAIRE LENINGEN 1. Voorwaarden voor belastingvermindering - art. 1455 WIB: lening is aangegaan * bij een instelling in de EER * met een looptijd van > 10 jaar - Adm.: * hypothecaire lening moet gewaarborgd zijn door een effectieve hypothecaire inschrijving (≠ hypothecair mandaat, hypotheekbelofte) * hypothecaire lening moet betrekking hebben op een woning in VE en bovendien moet men het geleende kapitaal aangewend hebben in de periode dat men VE wordt uitz.: wie reeds blote eigenaar/VG’er is en een hypothecaire lening aangaat om het VG/blote eigendom te verwerven komt wel in aanmerking voor belastingvermindering
2. Begrenzingen a. Beperking van het geleende bedrag (1) principe - onderscheid naargelang ogenblik waarop lening werd afgesloten
1° leningscontracten gesloten vanaf 1 januari 1989 - art. 516, §1, 2°WIB: kapitaalaflossingen komen slechts in aanmerking in zoverre ze betrekking hebben op de eerste schijf van € 49 578,70 - art. 1456, tweede lid WIB: voor leningen vanaf 1 januari 2001 bedraagt het grensbedrag € 50 000
2° berekening van de in aanmerking te nemen kapitaalaflossingen - in het belastbaar tijdperk betaalde kapitaalaflossingen x
51
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
(2) beperking per woning - indien meerdere personen een huis bouwen/verwerven, moet het grensbedrag in principe onder hen worden verdeeld in functie van hun eigendomsaandeel - t.e.m. aj. 2004: voor gehuwden die een hoofdelijke en onverdeelde hypothecaire lening aangingen voor een woning wordt bij gemeenschappelijke aanslag het grensbedrag gezamenlijk voor hen beiden vastgesteld nadat bedrag van de kapitaalaflossingen die in aanmerking komen voor belastingvermindering in functie van dit grensbedrag is berekend, mogen echtgenoten bedrag vrij opdelen - vanaf aj. 2005: vrije verdeling blijft van toepassing en geldt nu ook voor WSP’s, MAAR: bijkomende voorwaarde: belastingvermindering moet in hoofde van beide belastingplichtigen volgens hetzelfde regime worden berekend (dus: beiden BS of LT)
(3) meerdere leningen per woning - behandeld alsof slechts één lening werd afgesloten waarbij het bedrag gelijk is aan het totale bedrag van alle leningen
(4) indexatie - hoeveel kapitaalaflossingen in aanmerking komen, is afhankelijk van geïndexeerde grensbedrag indexatiecoëfficiënt = coëfficiënt die geldt voor ij. waarin lening is afgesloten (bij meerdere leningen geldt indexatiecoëfficiënt van het jaar waarin eerste lening werd afgesloten)
b. Begrenzing in functie van de beroepsinkomsten - na beperking in functie van geleende bedrag, kan er nog een beperking gebeuren in functie van het BI (zie art. 1456 WIB; samenvatting blz. 49-50)
F. INSCHRIJVING OP WERKGEVERSAANDELEN 1. Voorwaarden voor belastingvermindering 52
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 1451, 4° jo. art. 1457 WIB * inbreng in geld * aandelen vertegenwoordigen een fractie van het maatschappelijke kapitaal * venn. die de belastingplichtige tewerkstelt of venn. waarvan de venn.-WG een dochter of kleindochter is gevestigd in de EER * moet gaan om nieuwe (≠ bestaande) aandelen waarop wordt ingeschreven bij de oprichting of een kapitaalverhoging - art. 14514 WIB: deze belastingvermindering kan niet gecumuleerd worden met de belastingvermindering voor pensioensparen - art. 31, al. 3 jo. art. 515bis, al. 1 WIB: in geval van overdracht van de aandelen binnen 5 jaar
2. Begrenzing - art. 1457, laatste alinea WIB: bedragen betaald n.a.v. de inschrijving op de WG-aandelen, komen maximaal ten belope van € 500 in aanmerking
G. PENSIOENSPAREN 1. Voorwaarden voor belastingvermindering - art. 1458, al. 1 WIB: stortingen moeten in BE gedaan zijn voor het aanleggen van: * collectieve spaarrekening * individuele spaarrekening * spaarverzekering - art. 1459 WIB: nog enkele bijkomende voorwaarden - art. 1458, laatste alinea WIB: betalingen mogen slechts verricht worden voor één rekening of spaarverzekering worden betalingen verricht voor meerdere rekeningen/verzekeringen, dan moet belastingplichtige een keuze maken - zie ook art. 1459, laatste alinea WIB: geval waarin belastingvermindering niet meer wordt verleend
53
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
2. Begrenzing - art. 634bis KB/WIB: betalingen voor pensioensparen komen per belastbaar tijdperk in aanmerking ten belope van een maximaal bedrag van € 625 - art. 1458, al. 2 WIB: echtgenoten/WSP’s kunnen beiden maximaal een bedrag van € 625 inbrengen op voorwaarde dat zij elk persoonlijk houder zijn van een rekening of verzekering
VIII. VERHOOGDE VERMINDERING VOOR HET BOUWSPAREN - art. 526 WIB: BS bestaat slechts nog in overgangsregeling hypothecaire leningen afgesloten vanaf 1 januari 2005: BS wordt vervangen door aftrek EEW, MAAR: BS blijft behouden voor: * hypothecaire leningen vóór 2005; * hypothecaire leningen vanaf 2005 die: ° herfinanciering betreffen van een vóór 2005 gesloten hypothecaire lening; ° afgesloten zijn terwijl voor dezelfde woning nog een hypothecaire lening in aanmerking komt voor de bijkomende interestaftrek of voor het BS die is afgesloten < vóór 2005 of; < vanaf 2005 ter herfinanciering van een hypothecaire lening afgesloten vóór 2005 in deze hypothese kan belastingplichtige opteren voor aftrek EEW gevolg: enkel de interesten + kapitaalaflossingen van de nieuwe lening afgesloten vanaf 2005 en de premies van de individuele levensverzekering die op die lening betrekking hebben, komen in aanmerking voor de aftrek EEW
54
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
A. BELASTINGVERMINDERING - principe: belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen voor het bouwen, verwerven of verbouwen van een woning en premies voor individuele levensverzekeringen worden berekend tegen de BGA (LT) onder bepaalde voorwaarden kan van een verhoogde belastingvermindering worden genoten (BS): bedrag van belastingvermindering wordt dan berekend door marginale tarief in de PB toe te passen MAAR: wanneer bedragen die in aanmerking komen > inkomensschijf, moet worden overgeschakeld naar de tarieven die van toepassing zijn op de achtereenvolgende lager belaste inkomensschijven - bij BS mag belastingvermindering NOOIT < 30% van bedrag waarop belastingvermindering wordt berekend (want bij LT is BGA > 30%)
B. KAPITAALAFLOSSINGEN VAN HYPOTHECAIRE LENINGEN 1. Voorwaarden voor verhoogde belastingvermindering - oud art. 14517 WIB: kapitaalaflossingen die voldoen aan LT komen in aanmerking voor BS op voorwaarde dat de lening is aangegaan: * om een in de EER gelegen woning te bouwen, verbouwen of te verwerven; * voor deze woning de aftrek eigen woonhuis kan worden toegepast (voor leningen vóór 1993) of die de enige woning is op het ogenblik waarop hij de lening aangaat (voor leningen vanaf 1993) vanaf aj. 2005 worden deze voorwaarden bij een gemeenschappelijke aanslag in hoofde van elke belastingplichtige afzonderlijk beoordeeld ( t.e.m. aj. 2004)
2. Begrenzingen - onderscheid naargelang ogenblik waarop de lening werd afgesloten * vanaf 01/01/1989 => gedane stortingen komen slechts in aanmerking voor zover ze betrekking hebben op eerste schijf van € 49 578,70 (idem bij LT) MAAR: bedrag wordt verhoogd ( LT) tot ° € 52 057,64 bij 1 K ten laste; 55
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
° € 54 536,58 bij 2 K’s ten laste; ° € 59 494,45 bij 3 K’s ten laste; ° € 64 452,32 bij > 3K’s ten laste aantal K’s ten laste wordt beoordeeld op 1 januari van het jaar na dat waarin de lening werd afgesloten (art. 516, §2 WIB) * vanaf 01/01/2001 => bovenstaande bedragen worden afgerond tot € 50 000, € 52 500, € 55 000, € 60 000 en € 65 000 (oud art. 14519 WIB) - vanaf aj. 2005: bij elke belastingplichtige zal afzonderlijk vastgesteld worden in welke mate het grensbedrag kan verhoogd worden omwille van kinderlast (= principe van volledige decumul) uitz.: wanneer de kapitaalaflossingen vrij kunnen worden verdeeld (= bij een hoofdelijke en onverdeelde hypothecaire lening voor een woning waarop beide belastingplichtigen eigendomsrecht hebben en beiden in aanmerking komen voor BS), wordt rekening gehouden met alle K’s die op 1 januari van het jaar na dat waarin de lening werd afgesloten ten laste waren, hetzij van beide belastingplichtigen hetzij van één van hen - bij meerdere hypothecaire leningen voor dezelfde woning, moet gekeken worden naar het aantal K’s ten laste op 1 januari van het jaar na dat waarin de eerste lening werd afgesloten - art. 526, §2, al. 2 WIB: bedrag van de kapitaalaflossingen die in aanmerking komen voor de verhoogde belastingvermindering wordt beperkt in functie van het progressief belastbaar BI (idem bij LT) beperking wordt berekend op basis van oud art. 1456 WIB (grensbedrag wordt dus niet verminderd)
C. INDIVIDUELE LEVENSVERZEKERINGEN 1. Voorwaarden voor verhoogde belastingvermindering - art. 526, §2, al. 1, 2° WIB: premies die voldoen aan voorwaarden van LT kunnen genieten van BS wanneer die premies worden betaald voor het vestigen van een kapitaal dat uitsluitend dient voor het wedersamenstellen of waarborgen van de hypothecaire lening waarvan de kapitaalaflossingen in aanmerking komen voor BS
56
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
Adm.: omdat BS vanaf aj. 2006 een overgangsregime vormt, kunnen premies ook genieten van BS wanneer de kapitaalaflossingen niet in aanmerking voor BS, maar de interesten wel in aanmerking komen voor de bijkomende interestaftrek
2. Begrenzingen - zie art. 516, §3 jo. oud art. 14519, al. 2 WIB * lening aangegaan vóór 01/01/1989: ° premies slechts in aanmerking voor BS in zoverre ze betrekking hebben op de eerste schijf van € 49 578,70 van het verzekerde bedrag van de lening ° voor saldo van de premies: LT * lening aangegaan vanaf 01/01/1989 => aanvangsbedrag wordt verhoogd tot: ° € 52 057,64 bij 1 K ten laste; ° € 54 536,58 bij 2 K’s ten laste; ° € 59 494,45 bij 3 K’s ten laste; ° € 64 452,32 bij > 3K’s ten laste aantal K’s ten laste wordt beoordeeld op 1 januari van het jaar na dat waarin de lening werd afgesloten * lening aangegaan vanaf 01/01/2001: grensbedragen worden afgerond tot € 50 000, € 52 500, € 55 000, € 60 000 en € 65 000 - grensbedrag van het verzekerde bedrag van de lening geldt per woning bij meerdere personen moet het grensbedrag in principe onder hen verdeeld worden naargelang hun eigendomsaandeel - grensbedrag wordt bij een gemeenschappelijke aanslag in hoofde van de echtgenoten/WSP’s gezamenlijk bepaald vanaf aj. 2005: uitdrukkelijke voorwaarde: woning waarvoor lening werd aangegaan moet voor beiden de enige woning zijn - hypotheses bij gemeenschappelijke aanslag: * slechts één belastingplichtige heeft een levensverzekering afgesloten
57
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
in hoofde van die belastingplichtige wordt beroep gedaan op volledige grensbedrag: enkel zijn premies mogen in aanmerking genomen worden * belastingplichtigen hebben elk afzonderlijk een levensverzekering afgesloten en som van verzekerde bedragen > grensbedrag ° eerste mogelijkheid: begrenzing berekend op gezamenlijke bedrag van premies en belastingplichtigen moeten zelf bepalen in welke verhouding zij de premies die in aanmerking komen voor belastingvermindering verdelen opmerkingen: < toegewezen bedrag van premies mag niet hoger zijn dan bedrag aan premies dat belastingplichtige zelf heeft betaald < bij de verhoging omwille van kinderlast mag rekening gehouden worden met alle K’s die op 1 januari van het jaar na dat waarin de lening gesloten is, ten laste waren (hetzij van beiden, hetzij van één iemand) ° tweede mogelijkheid: toegelaten grensbedrag per woning wordt volledig gebruikt voor de levensverzekering afgesloten door een van de belastingplichtigen waarvan de premies bij voorrang in aanmerking worden genomen en het saldo wordt dan gebruikt voor de in aanmerking te nemen premies van de levensverzekering afgesloten in hoofde van de andere belastingplichtige - ook hier speelt art. 526, §2, al. 2 WIB (beperking in functie van progressief belastbaar BI; zie samenvatting blz. 56)
D. COMBINATIE MET LANGETERMIJNSPAREN - oud art. 1456 WIB: premies van levensverzekeringen kunnen samen met aflossingen van hypothecaire leningen per belastbaar tijdperk slechts in aanmerking worden genomen voor een belastingvermindering wanneer zij niet meer bedragen dan: * 15% op eerste schijf van € 1250 van progressief belastbaar BI; * 6% op overige gedeelte maximum van € 1500 - begrenzing in oud art. 1456 WIB geldt gezamenlijk voor bedragen waarvoor LT geldt als deze waarvoor BS geldt
58
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
heeft belastingplichtige betalingen gedaan die aanleiding geven tot LT als BS, dan wordt bij voorkeur rekening gehouden met BS
IX. VERMINDERING VOOR UITGAVEN IN HET KADER VAN PWA/DIENSTENCHEQUES A. PLAATSELIJKE WERKGELEGENHEIDSAGENTSCHAPPEN - art. 14521 + art. 14522 WIB jo. art. 6310, 1° KB/WIB: voorwaarden * prestaties hebben betrekking op privéleven * cheques zijn uitgegeven op naam van belastingplichtige * tot staving van zijn aangifte moet een attest overlegd worden - art. 6310, 1° KB/WIB: belastingvermindering wordt berekend op basis van nominale waarde van de PWA-cheques die tijdens het belastbaar tijdperk werden aangekocht, verminderd met nominale waarde van de PWA-cheques die in de loop van het belastbaar tijdperk aan de uitgever zijn terugbezorgd - art. 14521 WIB: uitgaven die jaarlijks voor vermindering in aanmerking komen, zijn beperkt tot maximaal € 1810 (vanaf aj. 2005 heeft bij een gemeenschappelijke aanslag iedere echtgenoot/WSP recht op dit bedrag) grens geldt gezamenlijk voor PWA-cheques en dienstencheques - tarief: * tot en met aj. 2012: belastingvermindering wordt berekend tegen BGA bij gemeenschappelijke aanslag moet eerst nog totaal in aanmerking te nemen uitgaven over beide belastingplichtigen worden omgedeeld in verhouding tot het progressief belastbaar inkomen van ieder van hen (art. 14523 WIB) * vanaf aj. 2013: belastingvermindering wordt berekend tegen uniform tarief van 30%
B. DIENSTENCHEQUES - = hiermee bepaalt NP zijn aandeel in de prijs van buurtwerken of –diensten die hij laat uitvoeren; het andere gedeelte wordt ten laste genomen door de Staat 59
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- gebruiker geeft dienstencheque aan OND per gepresteerd arbeidsuur dienstencheque wordt uitgegeven door Sodexo en bedraagt vanaf 2009 € 7,50/cheque Programmawet 2012: bedoeling dat gebruiker maximaal 400 dienstencheques kan aanschaffen; daarboven zou men nog maximaal 100 dienstencheques kunnen aanschaffen, maar de prijs daarvan zou € 1 hoger liggen - sociale dienstencheques (voor personen met een laag inkomen) zijn uitgesloten van belastingvermindering - art. 6310, 2° KB/WIB: belastingvermindering wordt berekend op basis van de aanschaffingsprijs van de dienstencheques die tijdens het belastbaar tijdperk werden aangekocht, verminderd met aanschaffingsprijs van de dienstencheques die in de loop van het belastbaar tijdperk door Sodexo werden terugbetaald - art. 14521 WIB: uitgaven die jaarlijks voor vermindering in aanmerking komen, zijn beperkt tot maximaal € 1810 (vanaf aj. 2005 heeft bij een gemeenschappelijke aanslag iedere echtgenoot/WSP recht op dit bedrag) grens geldt gezamenlijk voor PWA-cheques en dienstencheques - art. 14523 WIB: uitgaven worden eerst over beide belastingplichtigen omgedeeld in verhouding tot het progressief belastbaar inkomen van ieder van hen en daarna wordt belastingvermindering berekend vanaf aj. 2013: bedoeling om belastingvermindering evenredig om te delen volgens belastbaar inkomen van elk van hen - tarief: 30%
X. VERMINDERING VOOR ENERGIEBESPARENDE UITGAVEN - art. 14524, §1 WIB voor eigenaars, bezitters, erfpachters, opstalhouders, vruchtgebruikers, huurders Circ. 06/01/2010: ook de blote eigenaar komt in aanmerking
A. WONING - = (deel van een) gebouw dat wegens zijn aard normaal bestemd is voor bewoning 60
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
zijn GEEN woning: kamers in gemeenschappelijke gebouwen, kamers voor studenten of voor seizoensarbeiders (uitz.: woning waarvan kamers aan studenten of seizoensarbeiders worden verhuurd)
B. BEDOELDE INVESTERINGEN - vanaf 2012: enkel nog voor isolatie van het dak van een woning voorwaarden: * woning waarvan de ingebruikneming ten minste 5 jaar voorafgaat aan de aanvang van de werken Adm.: ingebruikneming in de loop van het vijfde kalenderjaar voorafgaand aan de werken volstaat * uitgaven mogen niet in aanmerking komen als werkelijke beroepskosten bij gemengd karakter kan voor niet-beroepsmatig deel van de uitgaven een belastingvermindering worden verkregen * uitgaven mogen geen recht geven op interestaftrek
C. TARIEF VAN DE BELASTINGVERMINDERING - 30% belastingvermindering wordt ook verleend voor betaalde BTW
D. MAXIMUMBEDRAG VAN DE BELASTINGVERMINDERING - € 2000 verhoging met € 600 voor zover verhoging uitsluitend betrekking heeft op een “overgedragen” vermindering voor de plaatsing van zonnecelpanelen - bedrag van maximale belastingvermindering kan voor meerdere woningen worden genoten - wanneer woning in onverdeeldheid toebehoort aan verscheidene personen die als alleenstaanden worden belast, wordt maximumbedrag beperkt in functie van aandeel in de woning van de deelhebber die uitgaven heeft gedaan (idem voor medehuurders)
61
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- bij gemeenschappelijke aanslag wordt belastingvermindering berekend voor het gezin en vervolgens omgedeeld over de belastingplichtigen irrelevant of factuur opgesteld is op naam van één of op naam van beiden, of dat betaling gedaan is door één van hen of door beiden
E. OVERDRACHT - vanaf 2012: wanneer bedrag van de belastingvermindering > maximum, is GEEN overdracht mogelijk naar een volgend belastbaar tijdperk voorheen (vanaf aj. 2010): overdracht van overschot was mogelijk naar de volgende drie belastbare tijdperken de overdracht blijft wel behouden voor overgedragen verminderingen uit belastbare tijdperken voorafgaand aan 2012
F. GEMEENSCHAPPELIJKE AANSLAG - art. 14524, §1, zesde lid WIB: belastingvermindering wordt evenredig omgedeeld in functie van belastbaar inkomen van elk van de belastingplichtigen ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van beiden (na aftrek van art. 104 WIB)
XI. VERMINDERING VOOR LENINGEN VOOR ENERGIEBESPARENDE UITGAVEN - art. 14524, §3 WIB: voor interesten op dergelijke leningen afgesloten vanaf 01/01/2009 t.e.m. 31/12/2001 waarvoor de Staat een interestbonificatie van 1,5% toekent voorwaarden: zie wet
XII. VERMINDERING VOOR LAGE- TOT NULENERGIEWONINGEN - art. 535 WIB: overgangsregeling vanaf aj. 2013 (enkel nog voor woningen waarvoor uiterlijk op 31/12/2011 certificaat is uitgereikt (of geacht wordt te zijn uitgereikt) waaruit blijkt dat woning een lage-energie-, passief- of nulenergie-woning is) details: zie art. 14524, §2 WIB (geldt voor eigenaar, bezitter, erfpachter of opstalhouder, maar Adm.: ook blote eigenaar komt in aanmerking)
62
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
XIII. VERMINDERING VOOR WONINGEN IN EEN ZONE VOOR POSITIEF GROOTSTEDELIJK BELEID - art. 14525 WIB: belastingvermindering van 15% voor uitgaven die de belastingplichtige werkelijk heeft betaald in het belastbaar tijdperk voor de vernieuwing van de bestaande woning “belastingplichtige” = eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker, maar Adm.: ook blote eigenaar komt in aanmerking belastingvermindering van max. € 500 per woning art. 6312 KB/WIB: werken die in aanmerking komen - art. 14525, tweede lid WIB: definitie van “zone voor positief grootstedelijk beleid” - art. 14525, derde lid WIB: voorwaarden - art. 14525, vierde lid WIB: situaties waarin belastingvermindering niet van toepassing is - art. 14525, zevende lid WIB: gemeenschappelijke aanslag * tot en met aj. 2012: bedrag van de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het aandeel van elke belastingplichtige in het KI van de woning indien geen KI is vastgesteld, moet omdeling gebeuren in functie van eigendomsaandeel in het OG * vanaf aj. 2013: bedoeling om belastingvermindering evenredig om te delen volgens belastbaar inkomen van elke belastingplichtige - werken kunnen aanleiding geven tot herschatting van het KI art. 494, §6 WIB: verhoging van KI heeft slechts uitwerking vanaf de eerste dag van het zesde jaar dat volgt op de voltooiing van de werken bedoeld in art. 145 25 WIB OF bij de eerstvolgende algemene perequatie uitstel geldt niet voor de OV!
XIV. VERMINDERING VOOR VERNIEUWING VAN HUURWONINGEN - art. 14530 WIB: belastingvermindering wanneer belastingplichtige uitgaven doet om zijn woning te vernieuwen en hij deze woning verhuurt via een sociaal verhuurkantoor “belastingplichtige” = eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker 63
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
art. 6314 KB/WIB: werken die in aanmerking komen - art. 14530, derde lid WIB: voorwaarden - art. 14530, vierde lid WIB * voor negen opeenvolgende belastbare tijdperken * tarief: 5%, met een maximum van € 750 - art. 14530, tweede lid WIB: situaties waarin belastingvermindering niet van toepassing is - art. 14530, vijfde lid WIB: gemeenschappelijke aanslag * tot en met aj. 2012: bedrag van de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het aandeel van elke belastingplichtige in het KI van de woning * vanaf aj. 2013: bedoeling om belastingvermindering evenredig om te delen volgens belastbaar inkomen van elke belastingplichtige - werken kunnen aanleiding geven tot herschatting van het KI art. 494, §6 WIB: verhoging van KI heeft slechts uitwerking vanaf de eerste dag van het negende jaar dat volgt op de voltooiing van de werken bedoeld in art. 145 30 WIB OF bij de eerstvolgende algemene perequatie uitstel geldt niet voor de OV!
XV. VERMINDERING VOOR BEVEILIGING VAN WONINGEN TEGEN INBRAAK OF BRAND - art. 14531 WIB: belastingvermindering wanneer belastingplichtige uitgaven doet om zijn woning te beveiligen tegen inraak of brand “belastingplichtige”: eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker, huurder, maar Adm.: ook blote eigenaar komt in aanmerking art. 6315 en 6316 KB/WIB: uitgaven die in aanmerking komen - dienstverrichtingen moeten worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige (voor werken vanaf 2011) - art. 14531, derde en vierde lid WIB: tarief van 50%, met maximum van € 500 per woning bedoeling om voor uitgaven betaald vanaf 2012 tarief te brengen naar 30% - art. 14531, tweede lid WIB: situaties waarin belastingvermindering niet van toepassing is 64
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 14531, vijfde lid WIB: gemeenschappelijke aanslag * hoedanigheid van eigenaar: bedrag van de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het aandeel van elke belastingplichtige in het KI van de woning * hoedanigheid van huurder: bedrag van de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elke belastingplichtige t.o.v. de som van de belastbare inkomsten van beiden (na aftrek van art. 104 WIB) discriminatie tussen omdeling bij echtgenoten in vergelijking met omdeling in hoofde van huurders, want wanneer een echtgenoot geen of een laag inkomen heeft, kan belastingvermindering verloren gaan vanaf aj. 2012 zou eind aan discriminatie komen door wetgevend optreden; voor het verleden zal Adm. rechtzettingen moeten doen
XVI. VERMINDERING VOOR OBLIGATIES UITGEGEVEN DOOR HET KRINGLOOPFONDS - art. 14526 WIB: belastingvermindering van 5% op sommen die in het belastbare tijdperk werkelijk zijn gestort voor de verwerving van deze obligaties maximum van € 210, waar elke echtgenoot/WSP recht op heeft zie art. 14526, §§1-2 WIB voor meer details
XVII. VERMINDERING VOOR OBLIGATIES UITGEGEVEN DOOR HET FONDS TER REDUCTIE VAN DE GLOBALE ENERGIEKOST - art. 14529 WIB: gelijkaardige regeling als voor obligaties uitgegeven door Kringloopfonds
XVIII. VERMINDERING VOOR OBLIGATIES UITGEGEVEN DOOR HET STARTERSFONDS - art. 14527 WIB: belastingvermindering van 5% op de sommen die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn gestort voor de verwerving van deze obligaties maximum van € 210, waar elke echtgenoot/WSP recht op heeft zie art. 14527, §§1-2 WIB voor meer details 65
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
XIX. VERMINDERING VOOR AANDELEN UITGEGEVEN DOOR ERKENDE ONTWIKKELINGSFONDSEN VOOR MICROFINANCIERING IN ONTWIKKELINGSLANDEN - art. 14532 WIB: belastingvermindering van 5% op de sommen (> € 250) die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald maximum van € 210, waar elke echtgenoot/WSP recht op heeft voorwaarde: enkel de inschrijver (volle) eigenaar kan belastingvermindering verkrijgen (aandelen mogen slechts eigendom zijn van één persoon!) zie art. 14532, §§1-2 WIB voor meer details
XX. VERMINDERING VOOR ELEKTRISCHE VOERTUIGEN/OPLAADPUNTEN A. ELEKTRISCHE VOERTUIGEN - art. 14528, §1, eerste lid WIB: voorwaarden - art. 14528, §1, derde lid WIB: tarief * motorfiets, driewieler of vierwieler: 15% van aanschaffingswaarde, met maxima van € 2000 respectievelijk € 3280 * personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus: 30% van aanschaffingswaarde, met maximum van € 6500
B. OPLAADPUNTEN - art. 14528, §3, eerste lid WIB: tarief van 40%, met maximum van € 180 - art. 14528, §3, tweede lid WIB: situaties waarin de belastingvermindering niet van toepassing is - art. 14528, §3, derde lid WIB: bij gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbare inkomen van elke belastingplichtige t.o.v. de som van de belastbare inkomsten van beiden
XXI. VERMINDERING VOOR PENSIOENEN EN VERVANGINGSINKOMSTEN - art. 147 jo. art. 154 WIB 66
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- belastingvermindering voor vervangingsinkomsten wordt in aftrek gebracht van de om te slane belasting vanaf aj. 2005 (volledige decumul): * belastingvermindering voor vervangingsinkomsten wordt in aftrek gebracht van de belasting berekend in hoofde van de echtgenoot/WSP die het vervangingsinkomen geniet * berekening van bedrag van de belastingvermindering, de toe te passen beperkingen en begrenzingen worden bij gemeenschappelijke aanslag berekend per belastingplichtige (art. 150 WIB)
A. PENSIOENEN, WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN, BRUGPENSIOENEN EN ANDERE VERVANGINGSINKOMSTEN (ANDERE DAN ONDER B) - art. 147, eerste lid, 1° en 7° WIB: belastingvermindering van € 1344,57 wanneer totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen, werkloosheidsuitkeringen of andere vervangingsinkomsten dan onder B onder “andere vervangingsinkomsten” vallen brugpensioenen (art. 31bis, al. 1, 1° jo. art. 31bis, al. 3 WIB) + in art. 31bis WIB vermelde aanvullende vergoedingen (zie art. 31bis, al. 1, 1° WIB) onderscheid: * wanneer in de cao of individuele overeenkomst die voorziet in de uitbetaling van de aanvullende vergoeding, de verplichting van de gewezen WG tot doorbetaling van die vergoedingen na werkhervatting is opgenomen (art. 31bis, al. 1, 1° WIB) => belastingvermindering * wanneer in de cao of individuele overeenkomst die voorziet in de uitbetaling van de aanvullende vergoeding, de verplichting van de gewezen WG tot doorbetaling van die vergoedingen na werkhervatting NIET is opgenomen (art. 31bis, al. 1, 1° WIB) => belastingvermindering toegekend bij werkhervatting bij een andere WG of als zelfstandige om uit te maken of belastbare inkomen uitsluitend uit deze vervangingsinkomsten bestaat, moet enkel rekening gehouden worden met totale netto-inkomen van de persoon die het vervangingsinkomen verkrijgt 67
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 147, eerste lid, 2° WIB: wanneer totale netto-inkomen gedeeltelijk bestaat uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten, dan wordt slechts een gedeelte van de belastingvermindering toegekend
x 1344,57 uit het totale netto-inkomen worden evenwel enkele inkomsten uitgesloten: zie art. 147, eerste lid, 2°, a) en b) WIB (jo. art. 147, tweede lid WIB)
- art. 147, eerste lid, 8° WIB: wanneer totale netto-inkomen gedeeltelijk bestaat uit werkloosheidsuitkeringen, zelfde verhouding als bij 2° - art. 152 WIB: onderscheid naargelang grootte belastbare inkomen voor belastingverminderingen voor pensioenen, brugpensioenen en andere vervangingsinkomens * < € 14 900 => volledige belastingvermindering wordt toegekend * € 14 900 < belastbare inkomen < € 29 800 => overstapregeling * > € 29 800 => belastingvermindering wordt verleend ten belope van 1/3 - art. 151 WIB: onderscheid naargelang grootte belastbare inkomen voor belastingverminderingen voor werkloosheidsuitkeringen * < € 14 900 => volledige belastingvermindering wordt toegekend * € 14 900 < belastbare inkomen < € 18 600 => overstapregeling * > € 18 600 => belastingvermindering wordt NIET verleend - vanaf aj. 2009: verhoging van de belastingvrije som bij lage of middelgrote belastbare inkomens MAAR: wanneer dit belastbare inkomen geheel of gedeeltelijk uit vervangingsinkomsten bestaat, wordt van de berekende belastingvermindering voor vervangingsinkomsten een bedrag afgetrokken (art. 152bis WIB) * wanneer belastbare inkomen uitsluitend bestaat uit één categorie vervangingsinkomsten => af te trekken bedrag = 25% x (toegepaste verhoogde basisbedrag – gewone basisbedrag) * wanneer belastbare inkomen gedeeltelijk bestaat uit vervangingsinkomsten of uit meerdere categorieën vervangingsinkomsten => af te trekken bedrag = [25% x (toegepaste verhoogde basisbedrag – gewone basisbedrag)] x
68
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 153 WIB: belastingvermindering mag NOOIT hoger zijn dan gedeelte van de PB dat evenredig betrekking heeft op de inkomsten waarvoor zij wordt verleend
B. WETTELIJKE ZIEKTE- EN INVALIDITEITSUITKERINGEN - art. 147, eerste lid, 9° WIB: belastingvermindering van € 1725,98 wanneer totale nettoinkomen uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen - art. 147, eerste lid, 10° WIB: wanneer totale netto-inkomen gedeeltelijk bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, dan wordt slechts een gedeelte van de belastingvermindering toegekend
x 1725,98
- ook art. 152 WIB (belastingvermindering afhankelijk van grootte belastbare inkomen; zie samenvatting blz. 68), art. 152bis WIB (zie samenvatting blz. 68) en art. 153 WIB spelen hier
XXII. VERMINDERING INZAKE OVERWERK - art. 154bis WIB: belastingvermindering m.b.t. bezoldigingen voor overwerk die vanaf 1 juli 2005 worden toegekend * art. 154bis, eerste lid WIB: personeel toepassingsgebied * art. 154bis, twee-derde lid WIB jo. art. 6319 KB/WIB: tarief ° 66,81% voor een gepresteerd uur waarop een overwerktoeslag van 20% van toepassing is ° 57,75% voor een gepresteerd uur waarop een overwerktoeslag van 50 of 100% van toepassing is * art. 154bis, tweede lid WIB: wanneer > 130 uren overwerk, wordt brutobedrag van deze bezoldigingen verhoudingsgewijs teruggebracht volgens de verhouding 130 uren/totaal van de uren als overwerk * art. 154bis, laatste lid WIB: belastingvermindering mag NIET hoger zijn de PB die betrekking heeft op het nettobedrag van de in art. 30, 1° WIB bedoelde bezoldigingen, andere dan vervangingsinkomsten
69
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
XXIII. VERMINDERING VOOR INKOMSTEN UIT HET BUITENLAND - gedeelte van de verminderde basisbelasting (= om te slane belasting – belastingverminderingen voor pensioenen, vervangingsinkomsten en overwerk) dat evenredig betrekking heeft op buitenlandse inkomsten wordt * ofwel weggelaten indien vrijstelling krachtens DBV; * ofwel tot de helft verminderd indien geen DBV
A. VRIJGESTELD KRACHTENS EEN DUBBELBELASTINGVERDRAG - “progressievoorbehoud”: buitenlandse belastbare inkomsten die op basis van een DBV in BE zijn vrijgesteld, komen in aanmerking bij het bepalen van de PB die verschuldigd is op de andere inkomsten die in BE belastbaar zijn tegen de progressieve aanslagvoeten gevolg: hogere gemiddelde aanslagvoet op in BE belastbare inkomsten - art. 155 WIB: gevolgen van progressievoorbehoud voor PB 1) PB wordt berekend op alle in BE progressief te belasten inkomsten verhoogd met bedrag van de in BE vrijgestelde inkomsten 2) er wordt een belastingvermindering toegekend gelijk aan het gedeelte van de PB dat op de vrijgestelde inkomsten betrekking heeft er wordt hier enkel rekening gehouden met de PB op de inkomsten die belastbaar zijn in hoofde van de echtgenoot/WSP die het vrijgestelde inkomen geniet (= gevolg van decumul) (art. 155, al. 3 WIB)
B. NIET VRIJGESTELD KRACHTENS EEN DUBBELBELASTINGVERDRAG - art. 156, al. 1 WIB: vermindering tot de helft van de PB die evenredig betrekking heeft op welbepaalde buitenlandse inkomsten waarvoor geen DBV bestaat art. 156, al. 2 WIB: er wordt enkel rekening gehouden met de PB op de inkomsten die belastbaar zijn in hoofde van de echtgenoot/WSP die het vrijgestelde inkomen geniet (= gevolg van decumul)
C. OPDELING VAN DE BELASTBARE INKOMSTEN
70
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- met het oog op vrijstellen van de buitenlandse inkomsten of de vermindering tot de helft van de belasting die erop betrekking heeft, moet belastbaar inkomen worden opgedeeld in: 1° Belgische inkomsten belastbaar tegen progressief tarief; 2° Belgische inkomsten belastbaar tegen afzonderlijke aanslagvoet; 3° buitenlandse inkomsten belastbaar tegen de helft van het progressief tarief; 4° buitenlandse inkomsten belastbaar tegen afzonderlijke aanslagvoet; 5° buitenlandse inkomsten vrijgesteld krachtens DBV
XXIV. VERMINDERING VOOR PERSONEEL VAN INTERNATIONALE ORGANISATIES/EUROPESE PARLEMENTSLEDEN A. VERMINDERING VOOR PERSONEEL VAN INTERNATIONALE ORGANISATIES - sommige internationale verdragen of akkoorden voorzien dat inkomsten van functionarissen en personeelsleden van internationale organisaties vrijgesteld zijn mits progressievoorbehoud art. 155, al. 2, eerste streepje WIB
B. VERMINDERING VOOR EUROPESE PARLEMENTSLEDEN - vanaf juli 2009 worden Europese parlementsleden betaald ten laste van de begroting van de EU; deze vergoeding wordt onderworpen aan een Europese Gemeenschapsbelasting Lidstaten mogen deze vergoeding onderwerpen aan hun nationaal fiscaal recht, maar ze moeten hierbij dubbele belastingheffing vermijden (= vrijstelling mits progressievoorbehoud) art. 155, al. 2, tweede streepje WIB
XXV. VERMEERDERING BIJ GEBREK AAN VOORAFBETALING A. TOEPASSINGSGEBIED - voorafbetaling = PB die reeds gedurende het belastbaar tijdperk wordt betaald, wanneer de BI worden gekwalificeerd als winsten, baten, bezoldigingen van bedrijfsleiders of bezoldigingen van meewerkende echtgenoten 71
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
MAAR: art. 166 WIB: vervangingsinkomsten moeten niet worden vooruitbetaald noch inkomsten die afzonderlijk belastbaar zijn - art. 157, al. 1 WIB: verhoging van de PB bij geen of ontoereikende voorafbetaling - art. 164 WIB: personen die zich voor de eerste maal als zelfstandige in hoofdberoep vestigen, moeten de eerste 3 jaren niet voorafbetalen - vanaf aj. 2005: berekeningen i.v.m. voorafbetalingen gebeuren afzonderlijk in hoofde van elke echtgenoot/WSP op grond van de eigen inkomsten en eigen voorafbetalingen gedeelte van BI dat door huwelijksquotiënt wordt overgedragen, blijft aangemerkt als eigen inkomen van de echtgenoot/WSP van het wie het inkomen werd overgedragen inkomen dat overeenkomstig art. 86 WIB aan een meewerkende echtgenoot wordt toegekend, is een eigen inkomen van de meewerkende echtgenoot, MAAR: overschot van de voorafbetalingen van de echtgenoot die de toekenning doet wordt overgedragen aan de meewerkende echtgenoot (art. 157, al. 2 WIB) (meewerkende echtgenoot kan ook zelf voorafbetalingen doen)
B. VOORAF TE BETALEN BEDRAG - = PB verschuldigd op netto-BI waarvoor verplichting tot voorafbetaling geldt, verhoogd met 6% (en eventueel verminderd met RV, BV, FBB… welke op dit BI betrekking hebben) 6% = aanvullende gemeentebelasting die op PB kan worden geheven12 - vooraf te betalen bedrag wordt berekend overeenkomstig artt. 130 e.v. WIB er wordt echter uitgegaan van de veronderstelling dat het belastbare inkomen enkel bestaat uit inkomsten waarvoor de belasting moet worden voorafbetaald (= fictieve aanslag) hierbij wordt: * GEEN rekening gehouden met aftrekken uit art. 104 WIB * WEL rekening gehouden met ° belastingverminderingen13 (uitz.: belastingverminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten, overwerk en buitenlandse inkomsten vrijgesteld krachtens DBV) 12
Ook bij de inhouding van de BV wordt rekening gehouden met een aanvullende gemeentebelasting van 7% 1 (art. 469, al. 2 WIB jo. art. 233 KB/WIB).
72
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
° aftrek van vorige beroepsverliezen (bij gemeenschappelijke aanslag mogen de vorige beroepsverliezen van beide echtgenoten in rekening worden gebracht) is fictieve belasting > werkelijk berekende PB op netto-BI waarvoor moet worden voorafbetaald, dan wordt dit laatste in aanmerking genomen om de vermeerdering te berekenen
C. BELASTINGVERHOGING - geen voorafbetaling? belastingverhoging voor aj. 2013 = 2,25% (art. 159 jo. art. 161 WIB) van het bedrag dat moest voorafbetaald worden art. 160 WIB: verhoging teruggebracht tot 90% art. 163 WIB: belastingverhoging moet > 1% van bedrag waarop principiële belastingverhoging werd berekend en > € 25 - gedeeltelijke voorafbetaling? art. 159 jo. art. 161 WIB: belastingverhoging voor aj. 2013 van 2,25% wordt verminderd met bedrag afhankelijk van tijdstip waarop voorafbetaling plaatsvindt * in eerste kwartaal (tot en met 10 april) => bedrag van voorafbetaling x 3% * in tweede kwartaal (tot en met 10 juli) => bedrag van voorafbetaling x 2,5% * in derde kwartaal (tot en met 10 oktober) => bedrag van voorafbetaling x 2% * in vierde kwartaal (tot en met 20 december) => bedrag van voorafbetaling x 1,5% ook hier spelen art. 160 (= 90% van verhoging) en 163 WIB (zie samenvatting blz. 73)
13
OPGELET: bedrag van deze belastingverminderingen kan eventueel moeten worden herberekend, want belastbare inkomen waarop fictieve belasting moet worden berekend kan verschillen van werkelijke inkomen.
73
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
XXVI. BONIFICATIE VOOR VOORAFBETALINGEN A. TOEPASSINGSGEBIED - wanneer verschuldigde PB niet volledig bij wijze van voorheffingen is ingehouden, kan deze vrijwillig worden voorafbetaald; ook de aanvullende gemeentebelasting van 6% kan vrijwillig worden voorafbetaald gevolg: belastingvermindering - art. 176 WIB: ook wanneer meer wordt voorafbetaald dan noodzakelijk is om een belastingverhoging te vermijden op winsten, baten…, kan voor het teveel aan voorafbetaling een belastingvermindering worden toegekend - vanaf aj. 2005: berekeningen i.v.m. de bonificatie gebeuren afzonderlijk in hoofde van elke echtgenoot/WSP op grond van de eigen inkomsten en eigen voorafbetalingen gedeelte van BI dat door huwelijksquotiënt wordt overgedragen, blijft aangemerkt als eigen inkomen van de echtgenoot/WSP van het wie het inkomen werd overgedragen bij toekenning aan een meewerkende echtgenoot/WSP overeenkomstig art. 86 WIB, wordt het overschot van de voorafbetalingen van de echtgenoot/WSP die de toekenning doet overgedragen aan de meewerkende echtgenoot/WSP (art. 157, al. 2 WIB), MAAR: wanneer bij de meewerkende echtgenoot/WSP opnieuw een overschot is, wordt dat gedeelte opnieuw gebruik in hoofde van de echtgenoot/WSP die de toekenning heeft gedaan om de belastingvermindering te berekenen
B. GRONDSLAG WAAROP DE BELASTINGVERMINDERING WORDT BEREKEND - art. 175 WIB: PB verhoogd met 6% - de als voorheffing, FBB en andere verrekenbare bedragen - bedrag van voorafbetalingen die nodig zijn om belastingverhoging te vermijden wordt meer voorafbetaald dan bedrag waarvoor een belastingvermindering kan worden verkregen, dan wordt het teveel terugbetaald
C. BELASTINGVERMINDERING - art. 177 WIB: verschil naargelang kwartaal waarin voorafbetaling heeft plaatsgevonden; voor aj. 2013: * in eerste kwartaal (tot en met 10 april) => bedrag van voorafbetaling x 1,5%
74
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* in tweede kwartaal (tot en met 10 juli) => bedrag van voorafbetaling x 1,25% * in derde kwartaal (tot en met 10 oktober) => bedrag van voorafbetaling x 1% * in vierde kwartaal (tot en met 20 december) => bedrag van voorafbetaling x 0,75%
XXVII. VERREKENING VAN VOORHEFFINGEN EN BESTANDDELEN - berekende PB wordt verminderd met voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen * verrekenbaar en terugbetaalbaar * verrekenbaar en niet terugbetaalbaar deze worden in eerste instantie verrekend - verrekening gebeurt in hoofde van beide belastingplichtigen afzonderlijk, ondanks dat inkohiering van PB voor beide belastingplichtigen samen gebeurt
A. VOORHEFFINGEN EN BESTANDDELEN DIE VERREKENBAAR MAAR NIET TERUGBETAALBAAR ZIJN 1. Belastingkrediet omwille van investeringen met eigen middelen - art. 289bis, §1, eerste lid WIB: belastingkrediet van 10% op (netto-investeringen14 op einde van belastbaar tijdperk – hoogste bedrag van de netto-investeringen op einde van de drie voorgaande belastbare tijdperken) maximum van € 3750 - art. 289bis, §1, tweede lid WIB: voorwaarde dat bij aangifte een attest wordt gevoegd - art. 290, 2° WIB: belastingkrediet mag niet meer bedragen dan deel van de PB dat evenredig betrekking heeft op de BI gevolg: belastingkrediet kan wel worden verrekend met belasting op andere BI dan deze waarvoor het is verleend ( oorspronkelijke bepaling) - art. 291, al. 2 WIB: niet-verrekende gedeelte kan overgedragen worden voor de volgende drie aanslagjaren
14
Voor de definitie van netto-investeringen: zie art. 289bis, §1, eerste lid WIB, waarbij de fiscale waarde staat voor de aanschaffingswaarde – waardeverminderingen – afschrijvingen.
75
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
2. Onroerende voorheffing - vanaf aj. 1995: enkel nog verrekening van OV m.b.t. woonhuis waarvoor woningaftrek kan worden toegepast - vanaf aj. 2006: geen verrekening van OV voor woningen die als OI worden vrijgesteld - oud art. 277WIB: verrekenbare OV < 12,5% geïndexeerde KI om geïndexeerde KI vast te stellen wordt geen rekening gehouden met de interestaftrek OV op gedeelte van geïndexeerde KI dat door de woningaftrek uit de belastbare grondslag is verdwenen, is niet verrekenbaar - OV die mag worden verrekend, is verrekenbaar met totale bedrag van PB
B. VOORHEFFINGEN EN BESTANDDELEN DIE VERREKENBAAR EN TERUGBETAALBAAR ZIJN 1. Bedrijfsvoorheffing en voorafbetalingen - art. 296 WIB: BV = voorschot op de later te betalen PB en wordt met de totale PB verrekend (idem voor voorafbetalingen) - art. 304, §2, al. 1 WIB: wanneer meer BV of voorafbetalingen werden gestort dan de uiteindelijk verschuldigde PB, wordt overschot teruggeven indien > € 2,50
2. Roerende voorheffing - art. 279 WIB jo. art. 123 KB/WIB: bedrag van RV op aangegeven RI wordt verrekend met totale PB - art. 304, §2, al. 1 WIB: de RV die niet kan worden verrekend, wordt teruggegeven indien overschot > € 2,50
3. Belastingkrediet voor kinderen ten laste - art. 134, §3 WIB: niet-gebruikte deel van de belastingvrije som dat betrekking heeft op K’s ten laste wordt omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet met een maximum van €250 per kind ten laste (gehandicapt K = 2 K’s)
76
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
niet-gebruikte deel wordt geacht bij voorrang afkomstig te zijn van de belastingvrije toeslag voor K’s ten laste - bij co-ouderschap komt enkel de ouder bij wie de K’s hun fiscale woonplaats hebben, in aanmerking voor het belastingkrediet (belastingkrediet wordt berekend na eventuele verdeling van de toeslag over de ouders) - art. 134, §3, tweede lid WIB: op niet-gebruikte gedeelte wordt tarief/tarieven toegepast waartegen een supplementair inkomen van hetzelfde bedrag onderworpen zou zijn vanaf aj. 2013: eenvormig tarief van 25% - art. 304, §2, al. 1 WIB: belastingkrediet wordt verrekend met aanvullende gemeente- en agglomeratiebelastingen; overschot wordt teruggegeven indien > € 2,50
4. Belastingkrediet voor betalingen met dienstencheques - art. 156bis, eerste lid, 1° WIB: niet-gebruikte deel van de belastingvermindering voor prestaties betaald met dienstencheques wordt omgezet in terugbetaalbaar belastingkrediet voorwaarden: * art. 156bis, al. 2 WIB: progressief belastbaar inkomen < € 15 220 * art. 156bis, al. 3 WIB: geen BI die zijn vrijgesteld zonder progressievoorbehoud - art. 304, §2, al. 1 WIB: belastingkrediet wordt verrekend met aanvullende gemeente- en agglomeratiebelastingen; overschot wordt teruggegeven indien > € 2,50
5. Belastingkrediet voor energiebesparende uitgaven - art. 156bis, eerste lid, 2° WIB: tijdelijke maatregel voor energiebesparende uitgaven m.b.t. de isolatie van daken betaald in 2009 tot en met 2012 niet-gebruikte deel van de belastingvermindering wordt omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet voorwaarde: art. 156bis, al. 3 WIB: geen BI die zijn vrijgesteld zonder progressievoorbehoud belastingkrediet is van toepassing voor belastbaar tijdperk waarin uitgaven werden betaald EN op overgedragen overschot van belastingvermindering
77
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 304, §2, al. 1 WIB: belastingkrediet wordt verrekend met aanvullende gemeente- en agglomeratiebelastingen; overschot wordt teruggegeven indien > € 2,50
6. Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten - vanaf aj. 2012: onderscheid: art. 289ter WIB – art. 289ter/1 WIB art. 290, 3° jo. art. 304, §2, al. 1 WIB: verrekening met totale PB en met aanvullende gemeente- en agglomeratiebelastingen; overschot wordt teruggegeven indien > € 2,50
a. Belastingkrediet als bedoeld in art. 289ter WIB (1) toepassingsgebied - art. 289ter WIB: belastingkrediet voor personen met een laag inkomen uit effectieve arbeid * art. 289ter, §1, tweede lid WIB: bezoldigingen van WN’s en van bedrijfsleiders als bedoeld in art. 32, al. 1, 1° WIB en die tewerkgesteld zijn in dienstverband worden UITGESLOTEN (reden: ‘werkbonus’ die voorziet in verlaging van de SZ-bijdragen) statutaire ambtenaren vallen WEL onder art. 289ter WIB (want zij komen niet in aanmerking voor de ‘werkbonus’) * art. 289ter, §§ 1-2 WIB: activiteitsinkomen moet > € 3260 en totale netto-inkomen < € 14 140 berekening van activiteitsinkomen: zie art. 289ter, §1, tweede lid WIB * art. 289ter, §1, vierde lid WIB: bij gemeenschappelijke aanslag kan voor elke echtgenoot/WSP een belastingkrediet worden toegekend * art. 289ter, §1, vijfde lid WIB: geen belastingkrediet voor de op basis van art. 86 WIB gedane toekenning aan een meewerkende echtgenoot (= meewerkende echtgenoot is niet onderworpen aan volledig sociaal statuut van zelfstandigen) ( bezoldigingen van meewerkende echtgenoten bedoeld in art. 30, 3° WIB)
(2) berekening - zie art. 289ter, §2, tweede lid WIB
78
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 289ter, §2, laatste lid WIB: voor activiteitsinkomen dat bestaat uit een bezoldiging aan een meewerkende echtgenoot zoals bedoeld in art. 30, 3° WIB wordt belastingkrediet berekend uitgaande van een bedrag van € 200
b. Belastingkrediet als bedoeld in art. 289ter/1 WIB - art. 289ter/1 WIB * personeel toepassingsgebied: WN’s en bedrijfsleiders in dienstverband die onderworpen zijn aan de volledige sociale bijdragen * tarief: 5,7% op de vermindering van de persoonlijke SZ-bijdragen op de verkregen bezoldigingen die daadwerkelijk is verleend in het kader van de ‘werkbonus’ maximum: € 85
7. Woonstaatheffing - vanaf 01/07/2005: algemene regel in EU: inkomsten uit spaargelden in de vorm van interesten maken het voorwerp uit van een systeem van uitwisseling van inlichtingen uitz.: BE, LUX en OOS: overgangsregeling waarbij een bronbelasting mag worden geheven (= woonstaatheffing) vanaf 2010 hanteert BE echter ook het systeem van uitwisseling van inlichtingen (art. 338bis WIB) - Belgische rijksinwoner zal woonstaatheffing ondergaan wanneer hij interesten ontvangt uit LUX of OOS, tenzij hij opteert voor een uitwisseling van inlichtingen MAAR: belastingplichtige moet nog altijd zijn RI opnemen in de aangifte; woonstaatheffing zal dan verrekend worden met totale PB (eventuele saldo wordt teruggestort indien > € 2,50) - tarief woonstaatheffing: * 01/07/2005 – 30/06/2008: 15% * 01/07/2008 – 30/06/2011: 20% * vanaf 01/07/2011: 35%
79
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
XXVIII. VLAAMS GEWEST A. RENOVATIEOVEREENKOMST - Decreet 27/03/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid * art. 3.1.3: belastingvermindering voor KG die bedragen ter beschikking stelt aan een NP in het kader van één of meer renovatieovereenkomsten * art. 3.1.4, §1: definitie renovatieovereenkomst * art. 3.1.5, eerste en tweede lid: voorwaarden voor KG * art. 3.1.6: voorwaarden voor KN * art. 3.1.4, §§ 2-3: begrenzingen betreffende looptijd renovatieovereenkomst en eventueel overeengekomen rentevoet * art. 3.1.4, §4, eerste lid jo. art. 3.1.7: overeenkomst wordt opgesteld a.d.h.v. modelformulier van Vlaamse Regering in drie exemplaren, waarvan één exemplaar wordt bezorgd aan het IVA Wonen-Vlaanderen met het oog op registratie * art. 3.1.8: belastingvermindering van 2,5% (zie artikel voor meer details) * art. 3.1.5, derde lid: bij overlijden van de KG wordt recht op belastingvermindering overgedragen aan de rechtverkrijgende
B. BELASTINGKREDIET ARKIMEDES-FONDSEN - Decreet 19/12/2003 betreffende het activeren van risicokapitaal in Vlaanderen * art. 31, § 1 - §2, eerste lid: belastingkrediet voor belastingplichtige die inschrijft op publieke uitgifte van aandelen of rechten van deelneming van ARKimedes-fondsen fondsen worden opgericht op initiatief van de ARKimedes Management NV en hebben tot doel financiële middelen te verschaffen aan fondsen die op hun beurt investeren in Vlaamse KMO’s doel ARKimedes-regeling: risicokapitaal activeren naar transitionele bedrijven toe (= bedrijven die een nieuw product op de markt willen brengen of een nieuwe activiteit willen starten waarvan eerste inkomsten nog een tijd op zich laten wachten) * art. 31, §3: belastingkrediet van 8,75% van de nettobedragen besteed aan de inschrijving op aandelen of rechten van deelneming
80
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
maximale belastingvermindering van € 218,75 (= € 2500 x 8,75%) * art. 31, §4: belastingkrediet wordt verleend voor vier opeenvolgende aanslagjaren * art. 31, §5: bij vervreemding vervalt recht op belastingkrediet (uitz.: ten gevolge van overlijden gaat belastingkrediet niet verloren (meer details: art. 31, §5, tweede lid)) * art. 31, §6: belastingkrediet wordt enkel toegestaan voor aanslagjaren waarin belastingplichtige inwoner is van het Vlaamse Gewest * art. 31, §7: belastingkrediet wordt met de PB verrekend na aftrek van de overige verrekenbare en niet-terugbetaalbare bestanddelen; overschot wordt niet terugbetaald en is niet overdraagbaar
C. WIN-WINLENING - Decreet van 19 mei 2006 betreffende de Winwinlening verschil met ARKimedes-regeling: de particuliere belegger investeert bij de Winwinlening rechtstreeks in de doelonderneming * art. 8-9: KG kan genieten van de verrekening van een belastingvermindering wanneer voldaan is aan de decretale voorwaarden ° jaarlijkse belastingvermindering (art. 8) ° eenmalige belastingvermindering (art. 9) * art. 3, §2 jo. art. 6, eerste lid: voorwaarden voor KN * art. 3, §3: voorwaarden voor KG * art. 3, §4: KG kan gedurende looptijd geen KN zijn bij andere Win-winlening * art. 4, §1: lening heeft looptijd van 8 jaar en kan in één keer of volgens een aflossingstabel terugbetaald worden + begrenzingen totaalbedrag voor KN en KG + begrenzingen interesten * art. 4, §2, eerste lid, 1°: KG kan op eerste verzoek de lening vervroegd opeisbaar stellen in geval van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen ontbinding of vereffening van de KN * art. 4, §2, tweede lid: indien KN een zelfstandige is, kan de KG bij overlijden van de KN, de lening op eerste verzoek vervroegd opeisbaar stellen bij de erfgenamen
81
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* art. 5, §1, eerste lid - §2, eerste en tweede lid: overeenkomst wordt opgesteld a.d.h.v. modelformulier van Vlaamse Regering in drie exemplaren, waarvan één exemplaar wordt bezorgd aan de NV Waarborgbeheer met het oog op registratie * belastingvermindering: ° jaarlijks: < art. 8, §§ 1 en 6: KG moet onderworpen zijn aan PB en inwoner van Vlaamse Gewest zijn < art. 8, §§ 3-5: belastingvermindering van 2,5% (zie artikel voor meer details) < art. 8, § 7: verrekening met de PB na aftrek van de verrekenbare en niet-terugbetaalbare bestanddelen; overschot kan worden terugbetaald, maar is niet overdraagbaar ° eenmalig: < art. 9, § 1: wanneer tijdens of binnen maximaal 6 maanden na de looptijd de KN failliet, kennelijk onvermogen… wordt en ten gevolge daarvan (een deel van) de Win-winlening niet kan terugbetalen voorwaarden: KG is onderworpen aan PB, inwoner van Vlaamse Gewest en heeft Win-winlening opeisbaar gesteld < art. 9, §§ 2-4: belastingvermindering van 30% (zie artikel voor meer details) < art. 9, § 5: overdracht naar rechtverkrijgenden bij overlijden KG < art. 9, § 6: verrekening met de PB na aftrek van de verrekenbare en niet-terugbetaalbare bestanddelen; overschot kan worden terugbetaald, maar is niet overdraagbaar
XIX. AANVULLENDE GEMEENTE- EN AGGLOMERATIEBELASTINGEN - art. 465 jo. art. 466 WIB: aanvullende gemeente- en agglomeratiebelasting is mogelijk op de PB vastgesteld vóór: * verrekening voorafbetalingen, voorheffingen, FBB en andere verrekenbare bedragen
82
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* toepassing van de belastingvermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen of de daaraan verbonden bonificatie en de belastingverhogingen van art. 444 WIB - vanaf aj. 2011: geen aanvullende belasting mogelijk op sommige roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong die verplicht moeten worden aangegeven (zie art. 466, tweede lid WIB) - voor RI toegekend vanaf 01/01/2012 geldt niet langer systeem van bevrijdende RV art. 313 WIB: belastingplichtige moet in principe nu altijd alle RI aangeven (ook al werd er RV op ingehouden), met uitzondering van interesten en dividenden waarvoor het tarief in de RV 21% bedraagt en die onderworpen geweest zijn aan de inhouding aan de bron van de bijkomende heffing op RI vanaf aj. 2013: bedoeling dat geen aanvullende belastingen verschuldigd zijn op de RI als bedoeld in art. 17, § 1, 1° en 2° WIB - principe: bij inkomsten die door DBV zijn vrijgesteld, wordt aanvullende belasting berekend op de grondslag van de PB na toepassing van de belastingvermindering op basis van art. 155 WIB art. 466bis WIB: mogelijkheid dat voor in het buitenland behaalde en te belasten BI in BE de aanvullende belastingen worden geheven die verschuldigd zouden zijn wanneer de BI van Belgische oorsprong zouden zijn (voor zover DBV dit toestaat) - art. 468 WIB: aanvullende belasting wordt autonoom vastgesteld door gemeente/agglomeratie als eenvormig percentage, MAAR: agglomeratiebelasting < 1% - art. 470 WIB: inning aanvullende gemeentebelasting gebeurt door federale belastingadministratie en wordt doorgestort naar gemeente, MAAR: 1% ingehouden voor terugbetaling van administratiekosten
83
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 4. INKOMSTEN VAN ONROERENDE GOEDEREN
I. BELASTBARE PERSONEN - art. 11 WIB: eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker (idem bij OV, zie art. 251 WIB) * “eigenaar”: persoon die goed in volle eigendom bezit * “bezitter”: persoon die houder is van het goed en de opbrengst ervan geniet (te goeder of te kwader trouw) OF persoon die een zakelijk recht van bewoning uitoefent principe: OI is belastbaar in hoofde van de eigenaar, behalve wanneer bezitter op basis van de artt. 2228-2235 BW als dusdanig wordt aangemerkt * “erfpachter”: deze moet alle belastingen in verband met het OG betalen (art. 9 Erfpachtwet) * “opstalhouder”: deze moet PB betalen, omdat eigenaar door de opstal verzaakt aan het recht van natrekking * “vruchtgebruiker”: deze moet alle jaarlijkse lasten van het erf dragen (art. 608 BW)
II. OPBRENGSTEN UIT TE SLUITEN ALS ONROEREND INKOMEN A. ONROERENDE INKOMSTEN MET BEROEPSKARAKTER - wanneer belastingplichtige zijn OG gebruikt voor zijn beroepsactiviteit, dan vormt KI dat op het beroepsmatig gedeelte betrekking heeft, geen OI * het KI dat betrekking heeft op het beroepsmatig gedeelte wordt in de aangifte wel ingeschreven onder de OI, maar het inkomen m.b.t. het beroepsmatig gebruikte gedeelte wordt geacht in de BI begrepen te zijn deze OI die als BI moeten worden aangemerkt, blijven echter onderworpen aan de OV, die een aftrekbare beroepskost is (art. 52, 1° WIB) * het KI dat betrekking heeft op het beroepsmatig gedeelte wordt afgezonderd alvorens het bedrag van de belastbare OI te bepalen aangifte: dit gedeelte van het KI wordt onder de OI ingeschreven in hoofde van de belastingplichtige die het OI beroepsmatig gebruikt (ook al is hij er geen eigenaar van) 84
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* belastingplichtige moet in dit geval het KI opsplitsen onder controle van AOIF (splitsing gebeurt op grond van aantal, ligging, oppervlakte… van de lokalen) HvB Brussel: bestemming bepaalt beroepsgebruik (NIET de intensiteit van het gebruik)
III. VASTSTELLING VAN HET NETTO ONROEREND INKOMEN A. VASTSTELLING VAN HET BRUTO ONROEREND INKOMEN 1. Niet verhuurd a. Onroerende goederen gelegen in België - art. 7, §1, 1°, a) WIB: bruto OI van niet-verhuurd OG dat niet voor beroepsdoeleinden wordt gebruik * geïndexeerde KI voor ongebouwde OG en materieel en outillage * geïndexeerde KI wanneer belastingplichtige zijn eigen woning zelf bewoont, waarbij evenwel een beroep kan worden gedaan op de vrijstelling van art. 12, §3 WIB (vanaf aj. 2006) ofwel op de woningaftrek (die laatste wordt echter slechts nog toegepast in het kader van een overgangsregeling) * geïndexeerde KI + 40% voor andere OG - aangifte: belastingplichtige moet enkel ongeïndexeerd KI vermelden
b. Onroerende goederen gelegen in het buitenland - art. 7, §1, 1°, b) WIB: huurwaarde (= geschatte huuropbrengst) vanaf aj. 2008: woning in EER kan in aanmerking komen voor de vrijstelling van art. 12, §3 WIB of de toepassing van de woningaftrek, waarbij de vrijstelling in deze hypothese dan slaat op de huurwaarde
2. Verhuurd a. Onroerende goederen gelegen in België (1) verhuurd aan een natuurlijk persoon voor privégebruik 85
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- art. 7, §1, 2°, a) WIB * geïndexeerde KI voor ongebouwde OG, materieel en outillage of eigen woonhuis dat belastingplichtige omwille van beroeps- of sociale redenen niet zelf kan betrekken (zie bij dit laatste art. 12, §3 WIB) * geïndexeerde KI + 40% voor andere OG
(2) verhuurd overeenkomstig de pachtwetgeving voor land- of tuinbouw - art. 7, §1, 2°, b) WIB: geïndexeerd KI “overeenkomstig de pachtwetgeving” = verhuurde OG moeten hoofdzakelijk gebruikt worden in het landbouwbedrijf van de pachter “landbouwbedrijf” = bedrijfsmatige exploitatie van OG met het oog op het voortbrengen van landbouwproducten die in hoofdzaak bestemd zijn voor de koop
(3) verhuurd aan een rechtspersoon voor bewoning - art. 7, §1, 2°, bbis) WIB: geïndexeerd KI + 40%
(4) verhuurd in andere omstandigheden 1° bedoelde huurders - = NP die het gehuurde goed geheel of gedeeltelijk gebruiken voor de uitoefening van hun beroepsactiviteit, MAAR ook de verhuur aan: * RP naar Belgisch of buitenlands recht, met uitsluiting van deze bedoeld onder a (3) * venn. verenigingen of groeperingen zonder RP (vb. maatschap, tijdelijke handelsvenn….)
2° bruto onroerend inkomen 1.1. algemeen - art. 7, §1, 2°, c) WIB: werkelijke huurprijs en huurvoordelen, MAAR: belastbaar inkomen mag niet lager zijn dan: 86
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
* geïndexeerd KI voor OG en materieel en outillage * geïndexeerd KI + 40% voor gebouwen
1.2. combinatie van privé- en beroepsmatig gebruik door de huurder (natuurlijke persoon) - principe: bruto OI = werkelijke huurprijs en huurvoordelen MAAR: art. 8 WIB: bruto OI kan afzonderlijk worden vastgesteld voor het gedeelte van het OG dat voor privédoeleinden wordt gebruikt en voor het gedeelte dat beroepsmatig wordt gebruikt op 2 voorwaarden: * huurprijs + huurlasten betreffende ieder gedeelte wordt afzonderlijk opgegeven in een geschreven huurcontract er wordt aangegeven welk bedrag of welk percentage van de huurprijs wordt gevraagd voor welk gedeelte (procentuele opdeling KI volstaat NIET!) * huurcontract werd geregistreerd
b. Onroerende goederen gelegen in het buitenland - art. 7, §1, 2°, d) WIB: huurprijs verhoogd met huurvoordelen
3. Bijzonderheden bij het vaststellen van het bruto onroerend inkomen a. Wijziging van de bestemming van een onroerend goed - art. 9 WIB: belastbaar OI moet worden vastgesteld op basis van de regels die voor deze verschillende bestemmingen gelden, rekening houdend met de werkelijke duur van de bestemmingen uitgedrukt in maanden Adm.: de toestand op de 16e dag van de maand waarin zich een wijziging voordoet in de bestemming, bepaalt de bestemming van het goed voor die maand
b. Verandering van eigenaar tijdens het belastbare tijdperk - belastbaar OI moet worden vastgesteld in verhouding tot het aantal maanden dat zij eigenaar waren
87
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
Adm.: de toestand op de 16e dag van de maand wordt in aanmerking genomen voor de opsplitsing van het KI, wanneer de eigendomsverandering niet samenvalt met het begin van de maand Adm.: verandering van eigenaar blijkt uit authentieke akte of uit onderhandse akte waarbij de verkoop is vastgesteld
c. Vaststelling of wijziging van het kadastraal inkomen in de loop van het belastbare tijdperk - art. 494, §5 WIB: nieuw of gewijzigd KI bestaat vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de gebeurtenis die de belastingplichtige moet aangeven voor de berekening van de PB wordt met ingang van die maand rekening gehouden met het nieuwe of gewijzigde KI OV: wordt geheven op basis van het KI zoals dat op 1 januari van het aj. bestaat
d. Goederen in onverdeeldheid - belastbare OI worden verdeeld over verschillende eigenaars in verhouding tot hun eigendomsaandeel
B. VAN HET BRUTO ONROEREND INKOMEN AFTREKBARE KOSTEN 1. Onderhouds- en herstellingskosten - wanneer brutobedrag van de OI bestaat uit geïndexeerd KI (+ 40%), kunnen deze kosten NIET in aftrek worden gebracht - art. 13 WIB: wanneer brutobedrag van de OI bestaat uit de werkelijke huurprijs en huurvoordelen of de huurwaarde, wordt brutobedrag verminderd met: * 40% voor gebouwen en materieel en outillage MAAR: deze forfaitaire aftrek moet < 2/3 gerevaloriseerde (ongeïndexeerd) KI (voor aj. 2013: revalorisatiecoëfficiënt van 4,10 (art. 1 KB/WIB)) * 10% voor ongebouwde OG 88
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- voor OG in het buitenland worden in het buitenland behaalde belastingen uit het brutobedrag van het OI gehaald alvorens de forfaitaire aftrek wordt berekend hier speelt beperking niet, aangezien deze OG geen KI hebben
2. Gewone interestaftrek - onderscheid op vlak van interestaftrek * interesten in aftrek van bruto OI (= gewone interestaftrek) * interesten in aftrek van totale netto-inkomen (tot aj. 201215; zie vroeger) ° bijkomende interestaftrek ° aftrek EEW
a. De gewone interestaftrek vanaf aanslagjaar 2006 - onderscheid: actueel regime (art. 14 WIB) – overgangsregeling (art. 526, §1 WIB) * actueel regime: enkel voor interesten die niet voldoen aan aftrek EEW (art. 14, eerste lid, 1° WIB) aftrek EEW kan slechts worden toegepast voor hypothecaire leningen afgesloten vanaf 01/01/2005 voor het verwerven of het behouden van de enige en eigen woning (= woning die belastingplichtige zelf betrekt en waarvoor de vrijstelling in art. 12, §3 geldt) * overgangsregeling: gewone interestaftrek geldt voor leningen afgesloten ° vóór 01/01/2005 om de eigen woning te verwerven of te behouden ° vanaf 01/01/2005, maar die: < een herfinanciering betreffen van een vóór 01/01/2005 gesloten lening; < zijn afgesloten terwijl voor dezelfde woning nog een lening in aanmerking komt voor de aftrek van interesten die is afgesloten - vóór 01/01/2005
15
Vanaf aj. 2013 is het de bedoeling om hier een belastingvermindering toe te passen.
89
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- vanaf 01/01/2005 ter financiering van een vóór 01/01/2005 afgesloten lening art. 526, §3 WIB: wanneer echter voldaan is aan de voorwaarden voor de aftrek EEW, dan kan daarvoor geopteerd worden gevolg: geen fiscaal voordeel voor de interesten van de lening die vóór 01/01/2005 werd afgesloten of vanaf 01/01/2005 ter herfinanciering van de vóór 01/01/2005 afgesloten lening
b. Principes - art. 14, al. 1, 1° WIB: interesten van leningen die specifiek zijn aangegaan om OG te verkrijgen of te behouden kunnen in mindering worden gebracht van het bruto OI * “verkrijgen” = zowel aankoop van bestaand OG als nieuwbouw * “behouden” = waarde van het goed verhogen of op hetzelfde peil houden door verbouwings-, verbeterings-, aanpassings-, moderniserings- of onderhoudswerken * “specifiek aangegaan om OG te verkrijgen of te behouden” = lening mag niet aangegaan zijn voor andere goederen - art. 14, al. 1, 1° WIB: interesten kunnen worden afgetrokken van het totaalbedrag van de belastbare OI * wanneer een woning aanwezig is waarvoor de woningaftrek van toepassing is (overgangsregeling), dan worden interesten bij voorrang en evenredig afgetrokken van de inkomsten van de andere OG wanneer bruto OI van de andere OG op 0 is gebracht, wordt saldo in aftrek gebracht van de woning die in aanmerking komt voor de woningaftrek * wanneer het inkomen van de woning die men zelf betrekt (art. 12, §3 WIB) een vrijgesteld OI vormt, worden geen interesten meer gebruikt om dit OG op 0 te brengen wanneer voor deze woning een lening werd aangegaan waarvan de interesten niet voldoen aan de aftrek EEW, dan kan de gewone interestaftrek gebruikt worden (= afwijking van Adm. van regel dat interesten slechts
90
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
afgetrokken kunnen worden wanneer aan het OG waarvoor de lening werd aangegaan een belastbaar bruto OI beantwoordt) - art. 14, al. 1, 1° WIB: interesten die voldoen aan de aftrek EEW, kunnen NIET in aftrek worden gebracht van het bruto OI interesten die voldoen aan bijkomende interestaftrek, worden wel in aftrek gebracht van het bruto OI MAAR: om brutobedrag van OI op 0 te brengen, wordt bij voorrang gebruik gemaakt van de interesten die niet in aanmerking komen voor de bijkomende interestaftrek (reden: om in aanmerking te komen voor de bijkomende interestaftrek, moeten een aantal bijkomende voorwaarden vervuld zijn) - Adm.: interesten van leningen aangegaan om een OG te verkrijgen of te behouden kunnen slechts in mindering worden gebracht op voorwaarde dat de inkomsten van dit OG als bruto belastbaar inkomen worden opgenomen zijn dus NIET aftrekbaar: * interesten van leningen aangegaan voor nieuwbouw waarvoor nog geen OI moet worden aangegeven; * interesten van leningen aangegaan om de blote eigendom van een OG te verkrijgen - interesten betaald voor een OG dat beroepsmatig wordt gebruikt, worden NIET in aftrek gebracht van het OI, maar zijn WEL aftrekbaar als beroepskost
c. Invoering van de volledige decumul vanaf aanslagjaar 2005 (1) belasting als alleenstaanden - heeft belastingplichtige de lening alleen aangegaan, dan zijn de interesten volledig aftrekbaar van zijn bruto OI - werd de lening aangegaan door meerdere personen, dan zijn de interesten aftrekbaar in verhouding tot het aandeel van de belastingplichtige in het OG
(2) gemeenschappelijke aanslag - OI zijn een belastbaar inkomen in hoofde van de persoon aan wie ze vermogensrechtelijk toekomen 91
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
hoe moeten interesten worden verdeeld? Adm.: interesten mogen vrij worden omgedeeld wanneer ze betrekking hebben op een OG waarvoor de inkomsten over beide belastingplichtigen worden verdeeld (ook al is lening slechts aangegaan door één van hen) - art. 14, lid 4 WIB: wanneer bij gemeenschappelijke aanslag de interestaftrek in hoofde van de ene belastingplichtige > zijn OI, dan wordt saldo aangerekend op OI van de andere belastingplichtige - vroeger: wanneer OI van beide belastingplichtigen werden samengeteld en alle interesten die door beiden werden betaald van dit totaalbedrag werden afgetrokken, werden de volgende effecten automatisch bereikt: * als aftrekbare interesten < bruto OI => interesten bij voorrang in aftrek van de OI die niet konden genieten van de woningaftrek vanaf aj. 2005: om zelfde effect te krijgen, is het soms noodzakelijk dat interesten vrij omgedeeld kunnen worden en bij voorrang in mindering worden gebracht in hoofde van de echtgenoot die niet kan genieten van de woningaftrek * aftrek van de interesten leidde altijd tot een belastingbesparing tegen de hoogste tarieven van het gezin, want bedrag van de OI werd gevoegd bij de echtgenoot met het hoogste BI vanaf aj. 2005: om zelfde effect te krijgen, is het aan te raden interesten bij voorrang in mindering te brengen bij de belastingplichtige met het hoogst belastbare inkomen (in de gevallen waarin er geen woningaftrek kan toegepast worden) - decumul wordt niet volledig doorgetrokken; men wil voordelen van oude systeem behouden * soms nadelig vb.: interesten van bijkomende interestaftrek die niet gebruikt kunnen worden, worden overgedragen naar de andere belastingplichtige om zijn OI op 0 te brengen, ook wanneer voor dit OI genoten zou kunnen worden van de woningaftrek (zo verliest men een bijkomende interestaftrek16) * men slaagt er niet altijd in de voordelen van het oude systeem te behouden
16
Vanaf aj. 2006 vormt inkomen van de woning waar men zelf in woont echter in bepaalde gevallen een vrijgesteld OI waardoor dit nadelige aspect wordt vermeden.
92
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
vb.: wanneer alle OI vroeger werden opgeteld, had dit tot gevolg dat alle interesten die niet in aanmerking kwamen voor de bijkomende interestaftrek in eerste instantie werden gebruikt om het OI op 0 te brengen de volledige decumul waarborgt dit niet meer: overschot van interesten die niet in aanmerking komen voor bijkomende interestaftrek worden slechts overgedragen nadat alle interesten van de andere belastingplichtige zijn aangewend - gewone interestaftrek: vrije verdeling van zodra inkomsten over beide belastingplichtigen worden gespreid ( bijkomende interestaftrek: men moet eigenaar zijn om hiervan te genieten) opletten dat men niet te veel interesten plaatst bij belastingplichtige die geen eigenaar is, wanneer de interesten die slechts aftrekbaar zijn van de OI niet groot genoeg zijn om het OI van beide belastingplichtigen op 0 te brengen - wanneer aftrekbare interesten > totaal OI van beide echtgenoten => Adm.: geen belang hoe verdeeld in aangifte opmerking: noodzakelijk om minstens deze interesten in hoofde van elke belastingplichtige te vermelden die nodig zijn om zijn bruto OI op 0 te brengen, wanneer ook kan genoten worden van de bijkomende interestaftrek - wanneer aftrekbare interesten < totaal OI van beide echtgenoten => eerst interesten die in aanmerking komen voor de bijkomende interestaftrek aanwenden, alvorens overdracht plaatsvindt van de overschot aan interesten in hoofde van de andere belastingplichtige
3. Woningaftrek - art. 526, §1 WIB: wordt nog slechts toegepast in overgangsregeling, nl. wanneer lening om woning in EER te verwerven of te behouden, is aangegaan: * vóór 01/01/2005 * vanaf 01/01/2005, maar die: ° een herfinanciering betreffen van een vóór 01/01/2005 gesloten lening; ° zijn afgesloten terwijl voor dezelfde woning nog een lening in aanmerking komt voor de aftrek van interesten die is afgesloten < vóór 01/01/2005
93
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
< vanaf 01/01/2005 ter financiering van een vóór 01/01/2005 afgesloten lening hier kan evenwel geopteerd worden voor aftrek EEW
a. Gewone woningaftrek - oud art. 16, §1 WIB: eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker betrekt zelf zijn woning en heeft daardoor recht op een woningaftrek oud art. 16, §4 WIB: basisbedrag van € 3000 dat verhoogd kan worden met € 250 per persoon ten laste op 1 januari van het aj.
(1) gemeenschappelijke aanslag - vanaf aj. 2005: volledige decumul DUS: wanneer woning eigendom is van beide echtgenoten/WSP’s, heeft ieder van hen recht op woningaftrek van € 3000 Adm.: woningaftrek moet gekoppeld worden aan het feit of het inkomen van de woning in hoofde van de belastingplichtige wordt opgenomen in de belastbare grondslag (staat dus los van een eigendomsaandeel in de woning) gevolg: ook niet-eigenaar van een woning heeft recht op een woningaftrek wanneer de inkomsten ervan over beide belastingplichtigen worden gespreid - oud art. 16, §6 WIB: eventueel niet-gebruikte deel van de woningaftrek kan worden overgedragen aan andere belastingplichtige
(2) personen ten laste - oud art. 16, §4, tweede lid jo. art. 136 WIB: betreft K’s en andere personen ten laste moet beoordeeld worden op 1 januari van aj. - oud art. 16, §4, derde lid WIB: verhoging voor K’s ten laste wordt bepaald in functie van maximaal aantal K’s dat ten laste waren op 1 januari van enig vorig jaar, voor zover de belastingplichtige nog dezelfde woning betrekt en hem dit een hoger bedrag oplevert hoogst aantal K’s wordt vastgesteld per gezin 94
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
- voor gehandicapte K’s en andere personen ten laste die in art. 136, 2° tot 4° WIB zijn opgesomd, wordt verhoging van € 250 verdubbeld - oud art. 16, §4, tweede lid WIB: bij gemeenschappelijke aanslag en wanneer de woning eigendom is van beide belastingplichtigen, wordt de verhoging over beiden verdeeld in verhouding tot hun deel in het KI letterlijke interpretatie: een verdeling is dus onmogelijk, wanneer slechts één belastingplichtige eigenaar is van de woning (ongeacht of inkomsten over beiden worden gespreid) Adm.: verhoging moet verdeeld worden in verhouding tot het aandeel in het KI dat door iedere belastingplichtige wordt aangegeven (de Adm. legt de wettelijke voorwaarde dus terzijde)
b. Inkomen waarop de woningaftrek wordt toegepast - oud art. 16, §1 WIB: inkomen van woonhuis dat belastingplichtige betrekt wordt verminderd met bedrag van de woningaftrek - oud art. 16, §2, derde lid WIB: UITGESLOTEN van de woningaftrek is (gedeelte van de) woning dat: * gebruikt wordt voor de uitoefening van zijn beroep * wordt betrokken door niet-gezinsleden uitz.: art. 16, §2, tweede lid WIB: woning kan niet zelf betrokken worden omwille van sociale of beroepsredenen - woningaftrek blijft ook toegepast, wanneer het woonhuis wordt verhuurd (ongeacht bestemming die huurder hier aan geeft) MAAR: detaxatie bij verhuur geldt ook op het door de huurder voor beroepsdoeleinden aangewende gedeelte - oud art. 16, §2, eerste lid WIB: bij meerdere woonhuizen die betrokken worden, moet de belastingplichtige een keuze maken - oud art. 16, §3 WIB: wanneer gehuwden/WSP’s meer dan één woning betrekken, kan de woningaftrek slechts worden toegekend voor een door hen gekozen woning die zij beiden betrekken - wanneer achtereenvolgens verschillende woningen worden betrokken, wordt de woningaftrek uitgevoerd op het samengetelde bedrag van de geïndexeerde KI’s 95
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
IV. VRIJGESTELDE INKOMSTEN VAN ONROERENDE GOEDEREN EN VERMINDERINGEN A. EIGEN WONING - art. 12, §3, al. 1 en 6 WIB: voor eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker die zijn woning zelf betrekt, vormt een vrijgesteld inkomen: * geïndexeerd KI wanneer woning in BE gelegen is (vanaf aj. 2006) * huurwaarde of totale bedrag van huurprijs en huurvoordelen wanneer woning in EER (vanaf aj. 2008) - overgangsregeling: woningaftrek (art. 526, §1 WIB; zie samenvatting blz. 93-94) - art. 12, §3, al. 4 WIB: gevallen waarin vrijstelling niet wordt toegekend uitz.: art. 12, §3, al. 3 en 5 WIB: WEL vrijstelling wanneer woning omwille van sociale of beroepsredenen niet persoonlijk kan worden betrokken - art. 12, §3, al. 2 en 5 WIB: wanneer meerdere woningen worden betrokken, moet een keuze gemaakt worden
96
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 5. BEROEPSINKOMSTEN
I. WERKELIJKE BEROEPSKOSTEN A. AFTREKBARE BEROEPSKOSTEN 1. Persoonlijke sociale bijdragen - = aftrekbaar voor eventuele toepassing kostenforfait
a. Gewoon sociaal statuut - persoonlijke sociale bijdragen die WN’s of zelfstandigen wettelijk moeten storten zijn aftrekbaar als beroepkost uitz.: art. 53, 4° WIB: bijzondere bijdrage voor SZ is NIET aftrekbaar
II. FORFAITAIRE AFTREK VOOR BEROEPSKOSTEN - wanneer werkelijke beroepskosten niet bewezen worden, is er recht op een forfaitaire kostenaftrek voor personen die baten of bezoldigingen van WN’s, bedrijfsleiders of meewerkende echtgenoten ontvangen dit is een absoluut recht! dit mag niet gecombineerd worden met aftrek van andere werkelijk bewezen kosten
A. GRONDSLAG - art. 51, al. 1 WIB: totaalbedrag van de belastbare baten/bezoldigingen, exclusief vervangingsinkomsten, en na aftrek van: * persoonlijke sociale bijdragen * in het buitenland betaalde belastingen op aldaar behaalde baten/bezoldigingen
97
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
B. PERCENTAGE 1. Baten en bezoldigingen van werknemers - art. 51, al. 2, 1° WIB art. 51, al. 3 WIB: maximum kostenforfait van € 2 592,50
2. Bezoldigingen van bedrijfsleiders en meewerkende echtgenoten - art. 51, al. 2, 2° WIB: bedrijfsleiders art. 51, al. 3 WIB: maximum kostenforfait van € 1 555,50 - art. 51, al. 2, 3° WIB: meewerkende echtgenoten art. 51, al. 3 WIB: maximum kostenforfait van € 2 592,50
C. INKOMSTEN BELASTBAAR TEGEN PROGRESSIEVE TARIEVEN EN AFZONDERLIJKE AANSLAGVOETEN - forfaitaire kostenaftrek wordt berekend op totaalbedrag van BI die progressief belastbaar zijn en BI die afzonderlijk belastbaar zijn art. 7, §7 KB/WIB: berekende bedrag wordt vervolgens evenredig aangerekend op de verschillende bestanddelen van het inkomen
D. UITOEFENEN VAN MEERDERE BEROEPEN - = forfaitaire kostenaftrek of werkelijke aftrek moet berekend worden op totaal van de BI die tot eenzelfde categorie van BI behoren - wanneer beroepswerkzaamheden tot verschillende inkomenscategorieën horen, wordt op elke categorie afzonderlijk de forfaitaire aftrek of de werkelijke aftrek toegepast - bij gemeenschappelijke aanslag wordt de forfaitaire aftrek of werkelijke aftrek voor elke echtgenoot/WSP afzonderlijk vastgesteld, wanneer zij BI genieten die tot eenzelfde inkomenscategorie behoren
98
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
HOOFDSTUK 6. BEZOLDIGINGEN VAN MEEWERKENDE ECHTGENOTEN
I. BELASTBARE PERSONEN - = “meehelpende echtgenoten/WSP’s zonder sociaal statuut” die zijn toegetreden tot het volledig sociaal statuut van zelfstandigen (dit laatste is sinds 01/07/2005 verplicht) art. 33, eerste lid WIB: ze helpen daadwerkelijk hun zelfstandige echtgenoot/WSP in zijn beroepsactiviteit en oefenen zelf geen beroepswerkzaamheid uit die recht geeft op sociaalrechtelijke uitkeringen noch een SZ-uitkering geniet - is meewerkende echtgenoot/WSP geboren vóór 1956, dan is hij na 01/07/2005 enkel verplicht onderworpen aan de ziekte- en invaliditeitsverzekering, sectoren der uitkerings- en moederschapsverzekering hij kan echter wel vrijwillig tot het volledig statuut van zelfstandigen toetreden - echtgenoten van zelfstandige bedrijfsleiders zijn UITGESLOTEN van het toepassingsgebied - bezoldigingen van meewerkende echtgenoten kunnen worden toegekend voor het jaar van het huwelijk m.b.t. het gedeelte van het jaar dat op het huwelijk volgt (idem in geval van verklaring van wettelijke samenwoning) ratio: gemeenschappelijke aanslag is niet vereist
II. BELASTBARE BEZOLDIGINGEN - = alle toekenningen van een deel van de winst en de baten van de gezamenlijk uitgeoefende activiteit (art. 33, eerste lid WIB) art. 33, tweede lid WIB: moeten overeenstemmen met normale bezoldiging, maar < 30% van het nettobedrag van de inkomsten van de beroepswerkzaamheid, TENZIJ zijn prestaties hem kennelijk recht geven op een groter deel art. 33bis WIB: bij de berekening worden BI die afzonderlijk worden belast buiten beschouwing gelaten - voor meewerkende echtgenoten die volledig toegetreden zijn tot het sociaal statuut van zelfstandigen, vormt deze bezoldiging een eigen BI
99
GS Personenbelasting
Door Kevin Willems
III. BEROEPSKOSTEN - wanneer werkelijke beroepskosten niet bewezen kunnen worden, is er een recht op een forfaitaire kostenaftrek
A. WERKELIJKE KOSTEN - voorwaarden in art. 49 WIB - art. 53, 20° WIB: beroepskosten van de zaak waarin de meewerkende echtgenoot helpt, vormen GEEN aftrekbare beroepskosten enkel de eigen kosten die gemaakt moeten worden omdat de echtgenoot meewerkt en die er niet zouden zijn indien de echtgenoot niet zou meewerken, zijn aftrekbaar
B. FORFAITAIRE KOSTEN - zie samenvatting blz. 98
100