Met meer dan dertigduizend woningen in Utrecht en Nieuwegein is Mitros een speler van betekenis, die haar invloed wil inzetten voor Nieuwegein. Ter gelegenheid van Mitros’ tienjarig jubileum in 2008 voerden onderzoekers van de Han Lammers Leerstoel van de Universiteit van Amsterdam een onderzoek uit naar het wonen en leven in Nieuwegein en hoe bewoners dat ervaren. Het resultaat is een verrassend en boeiend verslag, waaruit blijkt dat de sociale cohesie binnen wijken veel sterker is dan voorheen werd aangenomen.
Rust in onrust in Nieuwegein
Mitros is in haar tienjarige bestaan uitgegroeid tot een toonaangevende en ambitieuze woningcorporatie. Waardevol Wonen is het devies. Met waarde voor de bewoners, voor de stad, voor het vastgoed. Mitros wil dat mensen een stapje kunnen stijgen op de woonladder en dus op de maatschappelijke ladder. Die stapjes wil Mitros faciliteren.
Rust en onrust in nieuwegein Ve r s l a g v a n e e n o n d e r z o e k Stefan Metaal
Iris van Huis
Arnold Reijndorp
Verslag van een onderzoek Mitros
COLOFON Onderzoek in opdracht van Mitros Nieuwegein Onderzoek en tekst Stefan Metaal, Iris van Huis Arnold Reijndorps – Universiteit van Amsterdam; Han Lammers Leerstoel Ontwerp CARTA grafisch ontwerpers, Utrecht Fotografie Theo Scholten – Driejuni Druk Stolwijkgrafax © Mitros, maart 2008
Rust en onrust in nieuwegein Ve r s l a g v a n e e n o n d e r z o e k
Universiteit van Amsterdam – Han Lammers Leerstoel I n o p d r a c h t v a n M i t r o s Wo n e n N i e u w e g e i n
Stefan Metaal, Iris van Huis, Arnold Reijndorp
Utrecht, april 2008
Inhoud 1
Inleiding 5 1.1 De nieuwe stad in verandering 5 1.2 Het onderzoek: interviews en groepsgesprekken 8
2
Een waaier van bewoners 15 2.1 Oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen 16 2.2 Nieuwe stedelingen 19 2.3 Buitenwijkers 22 2.4 Suburbanisanten 25 2.5 Tweede generatie 26 2.6 Nieuwe instroom 29
3
Nieuwe ontwikkelingen in Nieuwegein 37 3.1 Een flatwijk intensief aangepakt 37 3.2 Een woonerfwijk in verandering 43
4
Aansprekend en onaansprekend Nieuwegein 4.1 Aansprekende buurtjes 53 4.2 Onaansprekend centrum 62 4.3 Authenticiteit rondom 67 4.4 Nieuwegein in de regio 69
5
Conclusies
73
53
1 Inleiding In Nieuwegein is niet zoveel aan de hand. Dat is misschien een van de grote kwaliteiten van deze nieuwe stad. Bewoners, beleidsmakers en beheerders zien wel veranderingen optreden. In de flats die in de jaren zestig zijn gebouwd is de bevolking de afgelopen jaren sterk veranderd. Onwillekeurig dringen de beelden van de naoorlogse wijken van de grote steden zich op. Het Nijpelsplantsoen is geen Kanaleneiland of Overvecht, maar toch…Ook de andere wijken, gebouwd in de jaren zeventig en tachtig beginnen te veranderen. De bewoners van het eerste uur zien nieuwe bewoners de plaats innemen van de vertrouwde buren. Wat zijn dat voor mensen? Zullen zij zich aanpassen aan de gegroeide omgangsvormen in de straat? Omgekeerd vragen de nieuwkomers zich af, waar ze zijn terechtgekomen. Ook zij beseffen dat ze in een buurt terechtkomen die aan het veranderen is. Kleine afwijkingen van de dagelijkse routines en de ingesleten gewoontes zijn niet zelden de aankondiging van grote veranderingen. Veel mensen weten dat uit eigen ervaring en zoetjes aan begint men zich af te vragen wat de toekomst gaat brengen. We gingen in opdracht van Mitros Wonen Nieuwegein op zoek naar een antwoord op die ingewikkelde vraag.
1.1 De nieuwe stad in verandering Van nieuwe steden wordt vaak gezegd dat ze iets missen wat oude steden wel hebben. Nieuwe steden en wijken ontbreekt het niet alleen aan sfeer, ze zouden ook geen identiteit hebben. Dat kan ook niet anders, voegt men daar soms verontschuldigend aan toe, want een identiteit komt pas na verloop van tijd tot stand. Zonder geschiedenis geen identiteit. Het antwoord op de vraag naar de identiteit van een plaats als Nieuwegein wordt zo naar de toekomst verschoven. Dat komt natuurlijk ook, omdat de bestuurders en bewoners van het eerste uur altijd geleefd hebben met de opgave van het uitbouwen van de nieuwe stad. Vanaf de aanwijzing van Vreeswijk en Jutphaas tot de groeikern Nieuwegein in de jaren zeventig is men bezig geweest met het maken van de nieuwe stad. Nu, zo’n dertig jaar later, is het voor bewoners en bestuurders tijd om de blik te richten op het heden, om zich heen te kijken en zich af te vragen: wat hebben we gemaakt? Nieuwegein is een plaats die wel degelijk bestaat. Wat is dan wel het karakter van Nieuwegein? Dat karakter wordt in hoge mate bepaald door de mensen die er wonen en
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
5
de manier waarop hun levensgeschiedenissen verbonden zijn, met elkaar en met de ontwikkeling van de stad. Na meer dan dertig jaar staat Nieuwegein aan de vooravond van belangrijke veranderingen. Net als de andere groeikernen als Houten, Purmerend, Zoetermeer, Spijkenisse en Capelle aan den IJssel, die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig aan hun snelle groei begonnen. De stad heeft een omvang bereikt die de uitbouw van voorzieningen mogelijk maakt. Nu de mogelijkheid zich voordoet eindelijk de volledige stad te worden die al jaren geleden werd beoogd, is de positie van Nieuwegein in de regio sterk veranderd. Zowel op de woningmarkt, als wat betreft de werkgelegenheid en de voorzieningen heeft de nieuwe stad te maken met sterke ontwikkelingen elders in de regio: de groei van Houten, de enorme ontwikkeling van Leidsche Rijn, maar ook de vernieuwing van de naoorlogse wijken van Utrecht. Nieuwegein is deel van een stedelijk netwerk, waarbinnen ze opnieuw positie moet kiezen. Door de bouw en de vernieuwing van woningen elders in de regio, behoren veel woningen in Nieuwegein tot de goedkopere segmenten van de woningmarkt. De ‘overloop’ uit de jaren zeventig en tachtig van bewoners uit de oudere wijken van de stad Utrecht lijkt zich de komende jaren te herhalen. Daarnaast zorgen de hoge woningprijzen in de stad en elders in de regio ook voor een nieuwe instroom van stedelijk georiënteerde middenklasse gezinnen, autochtoon en allochtoon. Door de toegenomen mobiliteit moeten de nieuwe voorzieningen die Nieuwegein graag wil hebben, zoals een volledig winkelcentrum en een groter en moderner theater, concurreren met soortgelijke ontwikkelingen elders. Die verandering in de positie binnen het stedelijke netwerk vragen ook om opnieuw na te denken wat Nieuwegein is en – ja, toch ook opnieuw – wat het wil zijn. Een typische groeikern Voordat Jutphaas en Vreeswijk gezamenlijk werden aangewezen tot groeikern, had vooral Jutphaas al enige uitbreiding ondergaan. De aanwijzing tot groeikern had grote gevolgen, niet alleen voor de groei in aantallen woningen en inwoners, ook voor het karakter van het nieuwe woonmilieu dat zou worden gerealiseerd. De status van groeikern, zoals vastgelegd in de Nota Volkshuisvesting van 1972, gaf de verplichting tot het bouwen van een groot aantal woningen in een wervend, suburbaan woonmilieu. De taakstelling ging verder dan het bouwen van zoveel mogelijk woningen. Er zouden complete nieuwe nederzettingen moeten ontstaan met de daarbij behorende sociaal-culturele voorzieningen, bedrijventerreinen en aangesloten op snel railvervoer. De groeikernen pakten die taak voortvarend aan. Tien jaar later produceerden de groeikernen een vijfde van de totale woningproductie in Nederland. In diezelfde tijd viel de bouw van vrije sector woningen sterk terug. Van de meer dan een kwart miljoen woningen die sinds 1972 in de groeikernen werden gebouwd, is daardoor een groot deel gerealiseerd in de sociale sector. In een enkel jaar liep dit op tot meer dan de helft. De economische crisis van de jaren tachtig liet ook sporen na. Juist op het hoogtepunt van de woningproductie werden de rijkssubsidies voor sociaal-culturele voorzieningen, infrastructuur en bedrijventerreinen beëindigd. Ook op andere wijze kwam het beoogde karakter van de groeikernen als een wervende, suburbane, maar wel volledige stad onder druk te staan. De jaren zeventig waren ook de jaren van de herwaardering
6
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
van de stad en protesten tegen doorgaande suburbanisatie. De positieve waardering uit de jaren zestig van het ontspannen en groene suburbane woonmilieu dat door de toegenomen welvaart en de daarmee groeiende mobiliteit voor veel meer mensen mogelijk werd, sloeg om in een afkeer van de eenvormige, monofunctionele en conformistische buitenwijk. Die herwaardering van de stad had ook gevolgen voor de verdere uitbouw van groeikernen als Nieuwegein. Die moesten stedelijker worden. Wat zich vooral uitte in de poging om stedelijkheid te introduceren bij de bouw van het winkelcentrum en de introductie van het woonerf bij de vormgeving van de woonbuurten. De meeste nieuwe steden slaagden er desondanks in veel van dat wervende, suburbane woonmilieu te realiseren. In de Nieuwegein danken we daaraan de grote groene gebieden. Bij de uitbouw en de vernieuwing van de stad zal opnieuw moeten worden nagedacht wat dat zijn kan: een nieuwe, suburbane vorm van stedelijkheid, die het beste van twee werelden combineert. Stedelijkheid in Nieuwegein? Nieuwe steden hebben ondanks deze gecombineerd stedelijke en suburbane voorgeschiedenis sterk het imago gekregen van de rustige, suburbane randgemeente waarin voornamelijk middenklasse-gezinnen wonen en er niet zoveel op straat gebeurt. Maar de nieuwe steden beginnen geleidelijk meer trekken te krijgen van de ‘oude’ steden. In dit verslag gaan we op zoek naar nieuwe stedelijkheid in Nieuwegein. Stedelijkheid uit zich niet alleen in de vorm van een hoger voorzieningniveau, hogere dichtheden en een niet-suburbane vormgeving van nieuwe uitbreidingen, zoals het begrip vaak in positieve zin wordt opgevat in de kringen van volkshuisvesters en ruimtelijke ordenaars. Tenminste twee typen veranderingen zijn in Nieuwegein gaande die op een andere manier als stedelijk kunnen worden getypeerd. Ten eerste verandert de instroom. De traditionele autochtone gezinnen afkomstig uit de donorstad (in het geval van Nieuwegein is dat Utrecht), krijgen meer en meer gezelschap van andere typen huishoudens met een grotere verscheidenheid in herkomst. Categorieën die tot voor kort vooral met de oude steden zijn geassocieerd, zoals alleenstaanden en immigranten. Waar komen de bewoners vandaan, op welke manier komen zij in Nieuwegein terecht, kunnen zij er goed rondkomen en vooruitkomen en hoe denken zij over Nieuwegein? De instroom en vragen daarover komen aan de orde in hoofdstuk 2. Ten tweede begint her en der het karakter van de buurt te veranderen. In hoofdstuk 3 gaat het over het dagelijks leven in de buurt en de vraag hoe mensen in de woonomgeving samenleven, met bijzondere aandacht voor verschijnselen die onder andere in de naoorlogse wijken van de grote steden bekend zijn, zoals de toename van rommel op straat. Twee buurten hebben we in het bijzonder bekeken omdat het vermoeden bestaat dat die te maken hebben gekregen met dergelijke veranderingen: het Nijpelsplantsoen met zijn flats, en de Rijtuigenbuurt met zijn woonerven. Daarmee rijst de vraag of Nieuwegein deze veranderingen aankan. Nieuwegein heeft een struc-
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
7
tuur die afwijkt van zowel de vooroorlogse als de naoorlogse delen van de oude steden, en het is de vraag of deze nieuwe stad juist beter of slechter is opgewassen tegen de ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 beschrijven we aansprekende en onaansprekende plekken in Nieuwegein om een beeld te krijgen van de manier waarop bewoners Nieuwegein gebruiken en beoordelen. In hoofdstuk 5 zullen we de veranderingen samenvatten en enkele handvatten bieden om met de veranderingen om te gaan.
1.2 Het onderzoek: interviews en groepsgesprekken
1 Anderiesen, G. and A. Reijndorp (1990). Van volksbuurt tot stadswijk. De vernieuwing van het Oude Westen. Projectgroep het Oude Westen, Rotterdam. Reijndorp, A, V. Kompier, S. Metaal, I. Nio en B. Truijens (1998) Buitenwijk. Stedelijkheid op afstand. NAi Uitgevers, Rotterdam; Metaal, Stefan & Reijndorp A. (2001) Vooruit in de Vrolikstraat. Een onderzoek naar de herwaardering van de Oosterparkbuurt. Stadsdeel Oost/ Watergraafsmeer, Amsterdam. Reijndorp, A (2004) Stadswijk. Stedenbouw en het dagelijks leven. Nai uitgevers, Rotterdam; Metaal, S. & Teijmant, I. (2008) Het wonder van Westerpark. Vernieuwing van de Fannius Scholtenbuurt. Het Spinhuis, Amsterdam
8
Kwalitatief onderzoek Deze vragen worden beantwoord met behulp van uitvoerige gesprekken met een beperkt aantal bewoners. Het voornaamste onderzoeksmateriaal bestaat uit vijfentwintig diepgaande interviews en drie gespreksgroepen. Daarnaast hebben we uitvoerig gesproken met verschillende professionals die betrokken zijn bij sociaal-ruimtelijk beleid en programma’s rond buurten die sterk veranderen, in het bijzonder het Nijpelsplantsoen en de Rijtuigenbuurt. Deze methode is beproefd in onderzoeken in zowel stadswijken als buitenwijken.1 Een onderzoek met een vaste vragenlijst onder een groter aantal bewoners zou een ander type resultaat geven. We zouden dan bijvoorbeeld beter kunnen beantwoorden hoeveel mensen ‘matig tevreden’ dan wel ‘zeer tevreden’ zijn met ontwikkelingen in Nieuwegein. Maar waar bestaat die waardering uit, op welke manier verandert Nieuwegein? Met een enquête is het moeilijker om een beeld te schetsen van de richting die Nieuwegein op gaat als nieuwe stad. In een gesprek komen de ervaringen van de bewoners beter tot hun recht, zowel hun blijdschap als hun teleurstelling. Deze winst in de diepte van het onderzoek gaat ten koste van de breedte in termen van de hoeveelheid mensen die we spreken. Een groter aantal respondenten geeft echter niet per definitie meer zekerheid. De steekproeven van enquêteonderzoek verliezen de laatste tientallen jaren sterk aan representativiteit. In de leefbaarheidmonitors werkt tegenwoordig niet meer dan eenderde van de beoogde respondenten mee. Daarbij gaat het bovendien vooral om personen die goed overweg kunnen met de onderzoekstaal in de enquête en de tijd kunnen nemen om de vragen te beantwoorden. Dat is een niet te onderschatten probleem, omdat bij dergelijk onderzoek de kwantitatieve verhoudingen binnen de steekproef de doorslag geven. Cijfers en figuren wekken al snel de schijn van feitelijke gegevens maar zijn bij onderzoek naar bewoners lang niet altijd betrouwbaar. Ondanks het lagere aantal respondenten biedt kwalitatief onderzoek een belangrijk voordeel op het gebied van representativiteit. Voor de interpretatie van de resultaten geeft de verhoudingen binnen de steekproef namelijk niet de doorslag. Als bijvoorbeeld de helft van de steekproef bestaat uit oudere, lager opgeleide autochtonen, terwijl deze groep feitelijk in de populatie slechts een procent of tien van de bevolking vormt, dan geeft dat in een enquête een perma-
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
nente vertekening van het resultaat. Bij kwalitatief onderzoek is dat veel minder het geval. Het maakt niet zoveel uit hoeveel bewoners van een bepaald type je spreekt, zolang je het type herkent en kan inschatten hoeveel er daarvan ongeveer in de buurt wonen. Thema’s van onderzoek De vraagstelling van het onderzoek is breed. In het licht van het stereotype beeld van de nieuwe stad vragen wij ons af welke veranderingen in Nieuwegein gaande zijn. Wordt Nieuwegein stedelijker, en zo ja, op welke manier? De sociale en culturele veranderingen die zich momenteel voltrekken, kunnen ook gezien worden als verstedelijking: de bevolking wordt heterogener, de omgangsvormen hier en daar anoniemer, contacten vluchtiger, het voorzieningenapparaat diverser en gefragmenteerder, meer gericht op specifieke groepen. Deelaspecten die in gesprekken met bewoners terugkomen, zijn onder andere de mate waarin men zich in Nieuwegein thuis voelt, hoe men de contacten tussen buren en andere bewoners waardeert, op welk schaalniveau men zich oriënteert en vele andere vragen. Interviews en groepsgesprekken geven een blik op het leven van de persoon die aan het woord is, maar het is van belang om uit te zoomen vanuit de individuele ervaringen van bewoners naar het geheel van Nieuwegein. De meeste vragen die worden gesteld plaatsen degenen die aan het woord zijn in een ruimere context. We vragen naar hun sociale traject van opleidingen en banen, de organisatie van het dagelijks leven, de buren en de straat. Deze methode is beproefd in eerder stadssociologisch onderzoek in diverse stadswijken, naoorlogse wijken en buitenwijken. De thema’s die in de gesprekken met de bewoners aan de orde zijn gekomen zijn van origine gebaseerd op de sociologische theorieën van Bourdieu, Herlyn, Hägerstrand en Giddens. De thema’s zijn: 1 woongeschiedenis. Hoe komen mensen terecht in Nieuwegein in specifieke buurten. Dat zegt ook iets over de manier waarop men naar de stad kijkt.2 2 sociaal traject. De woongeschiedenis hangt nauw samen met het traject van opleidingen en banen. Waar hebben mensen gestudeerd en welke opleidingen gaat het om? Waar vinden ze hun werk en in welke sector? En hebben zij op die manier binding met Nieuwegein, met de regio en met de stad Utrecht.3 3 dagelijks leven. De respondent beschrijft hoe een gemiddelde weekdag er uit ziet. Wat doen mensen tijdens hun dagelijkse bezigheden in de buurt? Waar precies komen ze? Wat zijn hier verschillen in leefstijlen tussen bewoners? Heeft de buurt een betekenis anders dan voor de dagelijkse boodschappen, of is men door die dagelijkse ervaringen ook meer gehecht aan de straten? De organisatie van het dagelijks leven is niet louter functioneel. Wanneer en waar je boodschappen doet of uitgaat, vertelt ook iets over jouw manier van leven, de betekenis die je daarin geeft aan activiteiten en bepaalde plekken, de mensen met wie je je vereenzelvigt of van wie je je juist wilt onderscheiden. 4 buren en de straat. Kan de respondent beschrijven wie er in het trappenhuis wonen?
2 Herlyn, U. (1982) Levengeschiedenis en stadsontwikkeling. Over da analyse van lokale voorwaarden voor de individuele levensloop. In: L. Deben en J. Van der Weiden, Sociologie en gebouwde omgeving. Van Loghum, Deventer: 95-117
3 Bourdieu, P. (1984). Distinction. A social critique of the judgement of taste. London, Routledge & Kegan Paul; Giddens, A. (1984). The constitution of society. Outline of the theory of structuration. Cambridge, Polity Press
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
9
Weten zij waar de buren vandaan komen, wat voor beroep ze hebben, hoeveel mensen er in het huishouden wonen?. En wie ziet men in de straat, wat voor mensen komt men tegen, wat voor contacten zijn er tussen bewoners? Op deze manier kan een beeld worden verkregen van de sociale situatie in de straat, dat verder gaat dan de respondent alleen: de ogen en oren van de respondent zijn een waardevolle bron. Zo krijgen we ook een antwoord op de vraag, in hoeverre de straat of de buurt nog wel de vertrouwde omgeving is (zoals deze altijd worden aangeduid) of juist door veel oude en nieuwe bewoners als onvoorspelbaar wordt ervaren. Deze werkwijze biedt een overzicht van de situatie, een uitzichtpunt van waaruit de veranderingen in Nieuwegein kunnen worden beoordeeld. De centrale aandachtspunten zijn vertaald in een checklist voor de interviews. Daarbij worden niet een voor een de thema’s nagelopen zoals bij een enquête, maar is het de kunst om mensen zelf zoveel mogelijk te laten vertellen. De interviews zijn digitaal opgenomen en in tekst uitgewerkt. Een grondige analyse had plaats door de interviews te vergelijken op basis van trefwoorden. Bij de voorkeuren van bewoners moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de binding met de buurt, de gemeente en andere plaatsen, en over de mening met betrekking tot de ontwikkeling van de buurt en van Nieuwegein. In de groepsgesprekken lieten we de deelnemers stickers plakken met symbolen die onder meer verwijzen naar werk, boodschappen, sport en andere hobby’s en educatie. Ook lieten we de deelnemers stickers plakken die de beleving van plekken symboliseerden. Een fotocamera stond voor mooie plekken, een poppetje op een bankje voor plekken waar men van rust kan genieten, booskijkende poppetjes voor overlast van mensen en een spin voor enge plekken. Van te voren kregen de deelnemers uitleg over wat de verschillende stickers symboliseerden, zodat men ongeveer hetzelfde in gedachte had bij het opplakken van de symbolen op de kaart. Het ging echter vooral om de uitleg van de deelnemers bij hun opgeplakte symbolen en om het gesprek over Nieuwegein dat op deze wijze op gang kwam. Er waren drie groepen, waarbij de meeste deelnemers aan herhalingsgesprekken hebben deelgenomen: een groep oudere bewoners, een groep ouders met jonge kinderen en een groep woongroepbewoners. Selectie van buurten We hebben in vier buurten interviews afgenomen. Bij de selectie van de buurten hebben we ons deels gericht op buurten waar volgens betrokkenen ‘iets aan de hand’ was, maar we hebben ook in andere buurten interviews gehouden waar wij geen bijzonderheden verwachtten. Door de aandacht voor de eerstgenoemde buurten zou in dit onderzoek een nadruk kunnen komen te liggen op buurten die niet representatief zijn voor heel Nieuwegein. Toch zijn deze buurten interessant voor Nieuwegein. De buurten maken deel uit van de leefomgeving. Dat geldt, zoals later aan bod zal komen, niet voor iedere bewoner in dezelfde mate. Verder zijn deze buurten belangrijk, omdat wat zich er afspeelt een voorbode kan zijn voor wat er in andere wijken in
10
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Nieuwegein zou kunnen afspelen. Uiteraard moeten wij daarbij eerst weten wat er precies aan de hand is en vervolgens kijken naar de context waarin bepaalde ontwikkelingen plaatsvinden. We zijn in het Nijpelsplantsoen gaan kijken omdat de situatie in de vier flats woningcorporatie Mitros al lange tijd zorgen baart. Om de aard van de problematiek en de leefsituatie en mening over de buurt van de bewoners te onderzoeken hebben wij in de flats negen bewoners geïnterviewd en een rondleiding gekregen van de huismeester. Deze huismeester nam ons ook mee naar een aantal buurten waar Mitros woningen bezit. In de Rijtuigenbuurt signaleerden verschillende geïnterviewde professionals een wat rommeligere situatie in vergelijking met andere buurten. De Rijtuigenbuurt is gebouwd in de jaren zeventig. Sinds enige jaren is Mitros begonnen een deel van de huurwoningen te verkopen. In een aantal woonblokken hebben de nieuwe eigenaren hun woningen geschilderd in naar eigen smaak gewenste kleuren, waardoor de buurt kleurig en divers oogt. Opvallend is ook dat het geijkte beeld van woningen in nieuwe stedelijke gebieden met aangeharkte tuintjes in deze buurt niet altijd opgaat. Verder was er relatief veel graffiti, ook op de bordjes met ‘attentie buurtpreventie’. In deze buurt hebben wij acht bewoners geïnterviewd. Net als in het Nijpelsplantsoen waren dit allen huurders. Om geen vertekend beeld te geven van Nieuwegein besloten wij om ook elders in Nieuwegein onderzoek te doen in buurten met meer koopwoningen. We hebben mensen in verschillende buurten gesproken, maar de meeste nog uit de wijk Doorslag. Ten slotte hebben we twee bewoners van luxueuze vrijstaande huizen in Nieuwegein geïnterviewd. In dit rapport wordt geen scherp onderscheid gehanteerd tussen de begrippen buurt en wijk. Bewoners gebruiken deze begrippen vaak door elkaar, en ook in de vakwereld van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedenbouw is het onderscheid niet helder. Zo wordt in de praktijk vaak gesproken over een flatwijk of een woonerfwijk voor gebieden die een relatief geringe omvang kennen, die in de officiële statistische indelingen bijvoorbeeld een buurt of subbuurt worden genoemd. Selectie van respondenten We hebben in twee van de vier flats van het Nijpelsplantsoen geïnterviewd. Van het Nijpelsplantsoen waren een aantal gegevens over de huishoudens beschikbaar, waardoor wij konden selecteren op grootte van de gezinnen en de woonduur. We hebben daarnaast gelet op achternaam van de bewoners omdat wij zowel autochtone als allochtone bewoners in de steekproef wilden opnemen en de achternaam als een indicator kan dienen voor het land van herkomst. We hebben op deze manier een zeer diverse groep mensen gesproken: vier autochtone Nederlanders, een Antilliaan, twee Marokkaanse gezinnen, een Turks gezin en een Iraans gezin. De deelnemers aan de groepsgesprekken zijn geselecteerd op basis van het criterium dat zij relatief betrokken zijn bij Nieuwegein, maar geen vaste deelnemers zijn aan overleggroepen of de semi-professionele participatie en inspraakcircuits. We kwamen na enig zoeken uit op een
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
11
groep ouderen, een groep jonge mensen met kinderen die we via de ouderraden en medezeggenschapsraden van scholen hebben benaderd, en een groep voornamelijk alleenstaande bewoners uit enkele complexen met woongroepen. Om te voorkomen dat respondenten te herkenbaar waren, zijn in dit verslag de citaten geanonimiseerd. Wanneer bijvoorbeeld een bijzondere plaats van herkomst, een aparte hobby of andere identificeerbare kenmerken ter sprake komen hebben wij deze enigszins omgevormd. Iemand met twee zonen en een dochter krijgt in het citaat bijvoorbeeld twee dochters en een zoon, en een jongen met een vriendin uit Houten heeft in het citaat zijn vriendin uit IJsselstein. Iets dergelijks geldt ook voor de zeldzame gevallen dat een naam ter sprake komt; deze namen zijn gefingeerd.
12
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
13
14
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
2 Een waaier van bewoners Bewoners zijn op diverse manieren in Nieuwegein terechtgekomen. De keuze voor de nieuwe stad ligt in het verlengde van eerdere gemaakte keuzen in het leven. Door goed de levensloop in ogenschouw te nemen kunnen verschillende typen bewoners worden aangemerkt. In onze onderzoeken in andere gemeenten kwamen wij op basis van bevindingen tot verschillende categorieën. Sommige bewoners van Nieuwegein verhuisden naar Nieuwegein omdat ze in de stad of het dorp waar ze opgroeiden geen geschikte woning konden vinden – of omdat ze in Nieuwegein een mogelijkheid zagen om aan het oude milieu te ontstijgen. Oorspronkelijke stedelingen, waarvan veel Utrechters, kwamen deels uit nood maar ook wel uit overtuiging naar Nieuwegein. Iets dergelijks geldt vaak ook voor degenen die van origine afkomstig zijn uit de kleine kernen in de omgeving van Nieuwegein, de oorspronkelijke dorpelingen. Oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen hebben, zoals we deze categorieën bij eerder onderzoek op het spoor kwamen, over het algemeen een lagere opleiding. Uit zowel het traject van opleidingen en banen als de woongeschiedenis spreekt een zekere continuïteit. De stap naar de nieuwe stad wordt als logisch ervaren, en meestal wil men niet meer terug naar het oude dorp of de stad, hoewel men zich daar wel gevoelsmatig meer mee identificeert dan met de nieuwe stad. Dat geldt minder voor een volgende categorie, de buitenwijkers. Daarbij gaat het om mensen die gemiddeld zijn opgeleid en vaak enige omzwervingen hebben gemaakt vanaf de plaats van herkomst. Ze hebben het milieu van herkomst meer blijvend achter zich gelaten, en voelen zich van alle categorieën het meeste thuis in de nieuwe stad, met zijn relatief compacte wijken met eengezinswoningen. Het maakt ze vaak niet zoveel uit waar ze precies wonen, als het maar comfortabel is. Een volgende categorie kenmerkt zich door een weer wat grotere mate van transitie in de levensloop, de nieuwe stedelingen, die in de stad zijn gaan studeren, en vervolgens een sterke band hebben opgebouwd met die stad, ook als zij van origine uit een dorp ver weg afkomstig zijn. Nieuwe stedelingen hebben een hogere opleiding, en meer cultureel kapitaal dan buitenwijkers, maar niet altijd een hoog inkomen. In de stad vinden ze een grootstedelijk milieu dat zij met status verbinden, en vaak staan zij enigszins ambivalent tegenover de nieuwe stad, die wel comfortabel is maar in sommige opzichten juist het tegenovergestelde representeert van die grootstedelijkheid.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
15
Een vierde categorie, de suburbanisanten, wordt gekenmerkt door zowel een hoge opleiding als een hoog inkomen. Evenals bij de nieuwe stedelingen is de mate van transitie in het traject en de woongeschiedenis groot, maar men bouwt niet een blijvende binding op met de stad waar de opleiding wordt genoten. Status wordt meer klassiek verbonden met luxueuze woningen in een groene, suburbane omgeving. Voor hen is het de vraag of Nieuwegein wel aan dat beeld voldoet. Een groep die niet expliciet was opgenomen in de vraagstelling, maar wel onze interesse heeft, bestaat uit bewoners die zelf in Nieuwegein zijn opgegroeid, de tweede generatie. De groep groeit in verschillende steden. Een vraag is of deze categorie geleidelijk ook de eigenschappen van oorspronkelijke stedelingen zal krijgen, maar dan niet vanuit de oude stad, maar woonachtig in hun eigen stad, of dat deze categorie andere eigenschappen heeft. Dan komen we uiteindelijk op de nieuwe instroom vanuit de steden, die niet voldoet aan het stereotype beeld dat men van een buitenwijk verwacht: de instroom van immigranten en alleenstaanden bijvoorbeeld. In hoeverre ook in dit geval sprake is van een categorie met consistente leefstijlkenmerken is zeer de vraag.
2.1 Oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen Oorspronkelijke stedelingen komen meestal uit Utrecht, zijn lager opgeleid, spreken vaak nog met het stadsaccent. We spraken mensen die afkomstig zijn uit de oude kleine kernen van Nieuwegein en omgeving, die we rekenen tot de categorie oorspronkelijke dorpelingen. Deze liggen zoals aangegeven wat sociaal profiel betreft dicht tegen deze groep aan. Oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen werken bijvoorbeeld als terreinbeheerder, vrachtwagenchauffeur, timmerman met eigen klusbedrijf, pakketjes inpakken via uitzendbureau, achter de toonbank bij een winkel. Vaker dan voorheen hebben zij veel baantjes achter elkaar. Voor oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen ligt het accent in de woonomgeving vaak op gezelligheid en gelijkgestemdheid. Deze sfeer associëren zij met de plaats van herkomst. Vaak weet men elkaar te vinden en kan men die sfeer in het eigen buurtje voor het gevoel opnieuw in het leven roepen – ofschoon de harde kantjes van het stads- of dorpsleven vaak niet worden meegeïmporteerd. Soms is een straatje herkenbaar als een soort enclave van gezelligheid, waar enkele tuinen overdadig zijn versierd met bloemen, allerhande beeldjes en rustieke elementen uit het tuincentrum. Dat lukt echter niet iedereen in dezelfde mate. De sfeer van vroeger in Utrecht keert niet altijd terug. V Ik heb nu wel, nu ik er een tijdje woon, dat mensen je nog meer gaan herkennen. Dat ze denken oh ja. M Ze weten wie je bent, waar je bij hoort. Verder laten we mensen ook voor wat ze zijn.
16
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
We bemoeien ons ook nergens mee. Dat heb ook geen zin. Kijk vroeger had je in Utrecht echt een heel ander soort contact weet je. Dan ben je lekker samen buiten hè, en ik bedoel, dat was hartstikke gezellig. Dan had je buurtfeesten. Dat soort dingen meer. En dat is hier gewoon niet. Die Utrechtse sfeer verdwijnt langzaam maar zeker. De familieleden van deze respondenten zijn over de regio uitgewaaierd, onder meer naar Amersfoort, Utrecht, Houten en Vianen, waar zij op een vergelijkbare manier in een ander type omgeving terecht zijn gekomen, waar een sfeer van gezelligheid soms wel en soms niet van de grond komt. Als we vragen waarom men in Nieuwegein is gaan wonen, wordt de verhuizing vaak uitgelegd als een eigen keuze. Toevallig, niet zo bijzonder, gewoon… dus. We woonden in Utrecht aan een hele drukke weg, dus. En hier kwam hij in allemaal speeldingen terecht. Men is zich echter ook bewust dat die keuze deels is ingegeven door de omstandigheden op de woningmarkt. De meeste mensen hier op het rijtje komen uit Utrecht. Er woont er eentje uit Amsterdam, maar de rest komt uit Utrecht hoor. Dat kwam omdat je toen woningnood had in Utrecht. Men houdt een sterke gevoelsmatige band met de plaats van herkomst. Het echtpaar in het volgende citaat is verder weg geweest, maar wilde terug naar Utrecht. Ik woonde als kind eigenlijk altijd in Zuilen in Utrecht in een flat, totdat ik ging samenwonen. We hebben samen een huisje gekocht in Utrecht. (...) Toen zijn we verhuisd naar Oss. Mijn man werd bevorderd tot hoofd van de afdeling en de fabriek stond in Oss, dus zodoende. En toen zijn we weer teruggekomen naar Nieuwegein. Omdat we wat dichter bij huis wilden wonen, tenminste mijn man kreeg de kriebels dat hij weer dichterbij Utrecht wilde wonen. En omdat mijn vader was overleden voelde het beter. Anders dan de categorie buitenwijkers die hieronder ter sprake komt, worden oorspronkelijke stedelingen niet makkelijk footloose. De stedelingen willen liever niet weg uit Utrecht, maar opmerkelijk genoeg willen zij ook weer niet terug naar de stad zelf. M Nee hoor, absoluut niet. Ik zou niet meer terug willen. Je hebt hier de ruimte en het is rustig. V We hebben het geluk dat we in een rustige buurt wonen. Je hoort hier niks. Er is net
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
17
een man uit Amsterdam hier komen wonen en die zei dat hij zich nooit had verslapen en zich hier versliep omdat het zo rustig is. Men stelt de comforts van Nieuwegein uiteindelijk veel op prijs. Wat ook meespeelt, is dat Utrecht niet meer hetzelfde is. V In Utrecht woonden we in de wijk Wittevrouwen. Wij hebben altijd in dezelfde buurt gewoond. Het was een gewone woonbuurt. Nou is het een elitebuurt hè, waar wij gewoond hebben. M Het is een yuppiebuurt. In onderzoek uit de jaren tachtig werd over sommige in de stad woonachtige ouderen enigszins overdreven gesproken als achterblijvers, degenen die de sprong naar de groeikernen niet hebben kunnen maken en als enige achterbleven in de achterstandswijken. Nu zijn die oude stadswijken opgeknapt en worden de voormalige groeikernen onderwerp van reflectie. En opmerkelijk genoeg blijkt een vergelijkbare categorie zich nu in sommige buurten van die groeikernen te bevinden. In Nieuwegein interviewden we enkele oudere alleenstaanden die min of meer aan dat beeld van de achterblijver voldoen, maar dan in de groeikern. Net als de vroegere achterblijvers in de oude stadswijken, hebben ook deze ouderen hun generatiegenoten uit de buurt (het Nijpelsplantsoen en de Rijtuigenbuurt) zien vertrekken. Vertrouwen in de corporatie en de gemeente hebben ze niet meer. Ze kennen niemand meer en niemand kent hun. Van mij mogen ze de hele flat wegnemen. Het is een rotbuurt! Denkt u erover om te verhuizen? Op mijn leeftijd heeft dat geen zin meer. Verhuizen, ik moet er niet aan denken, hou op. Maar hier wonen heeft ook geen zin. Oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen zijn overwegend lager opgeleid en beschikken over lage inkomens, al is het inmiddels zeker niet zo dat alle inwoners met een lagere sociale positie ook aan het beeld van deze categorie voldoen. Meer daarover later. Een vaste vraag in onze interviews is of mensen kunnen rondkomen. M Ja hoor, we werken allebei en bij elkaar werk ik wel veertig uur en zij werkt ook wat erbij. We komen wel uit, maar we houden niet extra over weet je. Als we op vakantie gaan moeten we behoorlijk aanpoten. V Wij zijn niet in de gelegenheid om te sparen. Elke keer als ik wat heb dan gaat of de wasmachine kapot of…
18
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
M Als je nagaat, wij werken samen zo’n 60, 70 uur. Als je dan maar net de boel op kan trekken. Dat je niet net even een stapje hoger bent, begrijp je, dat is toch niet leuk hoor. Dat is echt niet leuk. De verhouding is zoek. (...) M We hebben net een brief gekregen dat ze het weer gaan opknappen, maar dan moeten we weer meer huur gaan betalen. Na een jaar heb je toch weer twaalf keer die honderd euro extra betaald. Kijk een paar tegeltjes erin plakken kan ik zelf ook wel. Daar heb ik hun niet voor nodig. Zo flikken ze dat. Als ze bij mijn schoonmoeder verwarming erin leggen dan moet ze gelijk vijfhonderd gaan betalen terwijl ze gewoon blij is met haar gaskachel. En maar stelen jongens, en maar stelen. Bij nieuwe steden bestond de instroom aanvankelijk voor een groot deel uit gezinnen afkomstig uit de donorsteden (Utrecht in het geval van Nieuwegein). Toen in de jaren zeventig en tachtig de grootste uitbreiding van de nieuwe steden plaats had, bevonden zich in de grote steden meer oorspronkelijke stedelingen dan tegenwoordig, dat wil zeggen, er bevonden zich in Utrecht naar verhouding meer autochtone Utrechters dan nu. In Utrecht hebben zich immigranten gevestigd, die zich eveneens wortelen en in veel opzichten ook Utrechter worden, doch op een iets andere manier als de voormalige arbeidersbevolking met het kenmerkende stedelijke accent. Daarnaast worden vooral de oudere stadswijken meer en meer bevolkt door nieuwe stedelingen, die in Utrecht ook steeds honkvaster zijn en niet zomaar naar de groeikernen vertrekken als zij kinderen krijgen. Desondanks is de binding van nieuwe stedelingen met de stad anders van aard dan die van de oorspronkelijke stedelingen. De instroom vanuit Utrecht verandert daarmee van karakter en vanuit Utrecht zullen dus naar verhouding steeds minder mensen instromen die herkenbaar zijn als een typische oorspronkelijke stedeling. Voor de dorpelingen geldt dat echter veel minder. Hoewel in het Gooi, de Vechtstreek en de Utrechtse Heuvelrug veel dorpen het karakter hebben gekregen van een forensendorp, met veel suburbanisanten, zijn de dorpen in het Groene Hart vaak nog sterk oorspronkelijk van karakter. Als jonge dorpelingen niet naar de steden trekken om een hogere opleiding te volgen, blijven zij vaak in de buurt van het dorp wonen en komen dan meestal terecht in een nabij gelegen wat grotere kern, waar woningen beschikbaar zijn.
2.2 Nieuwe stedelingen Nieuwe stedelingen komen meestal van origine van verder weg, en zijn voor hun studie naar Utrecht of een vergelijkbare stad gekomen. Meestal willen ze eigenlijk in een stedelijk milieu blijven wonen, maar met gezinsuitbreiding kiezen ze toch vaak voor een eengezinswoning in een nabijgelegen buitenwijk. We zijn in Nieuwegein terecht gekomen omdat mijn man voor zijn werk veel onderweg is en centraal een huis zochten en dat is dan Nieuwegein geworden. Het had net
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
19
zo goed IJsselstein kunnen zijn, maar moest in ieder geval centraal zijn. We kenden Nieuwegein van vrienden en we kwamen toevallig een huisje tegen waar we op vielen. En dat bevalt nog. We hebben ook in IJsselstein gekeken en in Vianen. Let op het woord ‘toevallig’: als het over de keuze voor Nieuwegein gaat, gebruiken respondenten van verschillende type herkomst het vaak. Nog een voorbeeld: We zijn hier een jaar of tien geleden naartoe gekomen. We woonden eerst in Utrecht. En we zagen een brochure over bouwplannen van leuke appartementen hier in Nieuwegein. Het leken ons leuke appartementen en dat ze nou toevallig in Nieuwegein stonden, dat zal wel. Dus zo zijn we in Nieuwegein terecht gekomen. Toen we kinderen kregen zijn we verhuisd van een appartement naar een rijtjeshuis, in dezelfde wijk.
4
zie: Martien de Vletter, (2004) De
kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968 -1982. NAi uitgevers Rotterdam
20
Nieuwe stedelingen delen deze ‘toevalligheid’ met buitenwijkers en andere categorieën. Men kiest meestal niet voor Nieuwegein zèlf, maar wel voor de centraliteit en het comfortabele woonmilieu dat Nieuwegein te bieden heeft. Daarmee is het geen positieve keuze, maar ook zeker geen negatieve keuze. In een van onze groepsgesprekken spraken wij een groep woongroepbewoners. Velen zullen geneigd zijn woongroepen te verbinden met de oude steden; voor zover men er vanuit gaat dat deze nog bestaan. Speciale woongroepwoningen dateren uit dezelfde tijd als de groeikernen. De meeste van dergelijke projecten werden ontwikkeld door de Stichting Centraal Wonen, die halverwege de jaren zeventig haar eerste project, de Wandelmeent, bouwde in Hilversum.4 Het project in Nieuwegein is gelegen in de wijk Fokkesteeg en omvat ca. 140 wooneenheden verspreid over drie grote clusters. Een woongroep telt vier tot acht bewoners. De woongroepbewoners die wij spraken, lijken sterk op het type nieuwe stedelingen die we ook in de stadsvernieuwingswijken van de grote steden aantroffen. Ze zijn over het algemeen hoogopgeleid, maar niet gericht op carrière. Soms lijkt het of ze maar wat aanrommelen. Reizen, combineren van werk en vrijwilligersactiviteiten, je eigen interesses kunnen volgen, zelfontplooiing zijn belangrijker dan een hoog inkomen. Ze willen zich niet vastleggen door een vaste baan, een gezin, of een hypotheek. Ze organiseren hun leven zo, dat ze alles openhouden. Het lijkt een typisch stedelijke levenswijze en het is opmerkelijk dat deze groep, vanwege de ‘kritische jaren zeventig’ en het daarbij behorende collectieve wonen ook in de groeikern woont. Alle deelnemers aan het groepsgesprek benadrukten dat zij vanwege de woongroep naar Nieuwegein waren verhuisd, sommigen gelokt door een advertentie waarin sprake was van een woongroep in Utrecht. ‘Toen ik in de tram zat, dacht ik, wel heel groot dat Utrecht,’ merkt een jonge vrouw ironisch op. Verder hadden ze naar eigen zeggen weinig op met de nieuwe stad. Desondanks kenden ze veel plekken in Nieuwegein en zowel hun waardering voor de parken, de oevers van de Lek en de kanalen, als hun beoordeling van de verschillende buurten en het centrum, verschilden nauwelijks van die van andere bewoners.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Een van de deelnemers van de groepsgesprekken woont in Galecop. Zij heeft een tijd in Utrecht gewoond en daarvoor in Leiden. De gevoelsmatige nabijheid van de stad blijft voor haar belangrijk. Vanuit onze dakkapel kunnen we de Dom nog zien. Dus we hebben niet het idee dat we helemaal weg zijn uit Utrecht. Later valt het gesprek op de eetgelegenheden van Nieuwegein en op dat moment refereert de respondent weer graag aan de stad. D We hebben Utrecht dichtbij. Als je gezellig uit eten gaat, wil je aan de gracht zitten. A Voor ons is dat alleen als je zonder de kids uit eten gaat. D Wij gaan met de kinderen ook naar Utrecht. Met dit soort nuances onderscheidt de nieuwe stedeling zich subtiel van andere inwoners. Maar tijdens de gesprekken komt voortdurend naar voren dat Nieuwegein op zichzelf lang niet slecht is. Een blik op het dagelijks leven. Wij wonen hier in deze wijk. Mijn kinderen zitten hier ook op school. We doen hier regelmatig boodschappen, vier keer in de week. De kinderen spelen hier in de wijk. Er zijn allerlei plekken waar ze met vriendjes spelen. De oudste is twaalf, dus ze hebben een behoorlijke bewegingsvrijheid binnen de wijk. De huisarts zit hier. Voor sport, wij doen aan tennis, mijn zoon speelt volleybal. Wij gaan ook naar City Plaza. Dat is toch ook wel twee keer in de week. Ik ben ook regelmatig bij de Kom voor muzieklessen en mijn zoon en dochter ook. Ik heb vrienden in Galecop. Werken doen zowel mijn man als ik buiten Nieuwegein, mijn man in Utrecht en ik deels in Utrecht deels in Vianen. Voor de rest, met ontmoeten van vrienden en familie is het voor ons: zolang het niet in de buurt is, is het echt buiten Nieuwegein. Het dagelijks leven kent zijn eigen ritme en de gemakken van de nieuwe stad sluiten er goed bij aan. Deze gemakken hebben deels te maken met de geschiktheid van het woonmilieu voor opgroeiende kinderen. In een interview spraken we een echtpaar waarvan de kinderen oud genoeg waren om uit huis te gaan. Het echtpaar overweegt weer terug te keren naar de stad. Toch blijft het de vraag of men de andere aangename eigenschappen van de nieuwe stad echt wil inruilen. Nieuwe stedelingen die in Nieuwegein wonen, gaan nog met enige regelmaat naar de stad, en die bezoekjes zijn van belang om het gevoel stedeling te zijn, te behouden. Toch is de frequentie van dergelijk bezoek niet het voornaamste. Het gaat vooral om het gevoel met de stad verbonden te zijn. De stad, het stedelijke van Utrecht, is vooral een idee, een gevoel dat men niet kwijt
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
21
wil, een concept waar men graag mee geassocieerd wil blijven. Vanwege die sterke associatie zullen nieuwe stedelingen in hun uitspraken over Nieuwegein toch enigszins terughoudend blijven over de kwaliteiten van Nieuwegein. De acceptatie van de tevredenheid over Nieuwegein kent dus een grens, omdat deze de verbondenheid met de stad in gevaar kan brengen. Het subtiel onderscheiden van het eigen woonmilieu is op die manier een thema voor deze groep. De groep nieuwe stedelingen blijft toenemen naarmate gentrification in de steden zich doorzet. Gentrification is niet alleen een proces waarin woningen in oude stadswijken worden opgeknapt in combinatie met nieuwe voorzieningen, maar bovenal de groei van de groep hoger opgeleiden die we hier omschreven hebben als nieuwe stedelingen in de oude stad zelf. De grote toename van deze groep in de oude stad zal voorlopig zeker ook enige overloop van nieuwe stedelingen naar de nieuwe steden met zich meebrengen. De woningvoorraad in de steden kan deze groei duidelijk niet aan; in steden als Utrecht laat de druk op de woningmarkt zich voor een groot deel verklaren uit de groei van de groep nieuwe stedelingen, en velen van hen kunnen uiteindelijk geen woning vinden die groot genoeg is. En voor veel mensen blijven de comforts van de nieuwe stad aanlokkelijk, ook al associeert men zich liever met een stedelijk milieu dan een suburbaan milieu.
2.3 Buitenwijkers Buitenwijkers komen min of meer bij toeval in Nieuwegein terecht, zoals ze het vaak verwoorden. Het had net zo goed ergens anders kunnen zijn. Wat trekt zijn de functionele voordelen van Nieuwegein. De centrale ligging van Nieuwegein en de goede bereikbaarheid door de ligging tussen twee belangrijke snelwegen, is ook een belangrijke reden om in de plaats te gaan wonen. De keuze voor Nieuwegein heeft dan ook vaak met de bereikbaarheid van het werk te maken. Ik heb twee kinderen van vier en zes. Ik woon vijftien jaar in Nieuwegein. Mijn vrouw komt hier uit de omgeving en Nieuwegein leek ons een mooie centrale plaats om samen te gaan wonen. Op dat moment had ik een baan in Utrecht. Die centrale ligging geldt echter niet alleen voor Nieuwegein maar ook voor andere snel gegroeide gemeenten in de omgeving, zoals Maarssen, Houten en IJsselstein. Deze reden om naar de plaats te verhuizen, en het feit dat er meerdere plaatsen met vergelijkbare kenmerken in de omgeving zijn, zorgt ervoor dat mensen hun keuze vaak ‘toevallig’ noemen, zoals de nieuwe stedelingen dat doen. De keuze voor Nieuwegein zit ‘m deels in de prijs-kwantiteit verhouding, de beschikbaarheid van de woning op dat moment, het maximale aantal vierkante meters dat men op dat moment voor die prijs kan krijgen. Maar het woonmilieu wordt soms meer als bewuste keuze gepresenteerd tegenover de (eigenlijk moeilijk te betalen) alternatieven.
22
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Ik houd heel erg van groen, maar ik wil niet in het bos wonen, want dat vind ik te eenzaam. Ik vind het heel fijn om groen om mij heen te hebben. Ik wil wel zien dat het voorjaar wordt, maar ik vind het ook wel heel lekker om een stad bij de hand te hebben. Dus je zal mij terugvinden aan de rand van de stad. Nieuwegein wordt door deze groep niet als bijzonder stedelijk gezien. Men kenmerkt de plaats eerder met termen als rust en groen, en koppelt Nieuwegein aan een gevoel van buiten. Toen ik naar de middelbare school ging zijn we naar een buitenwijk verhuisd. Wij woonden heerlijk buiten. Voor mij was dat iets fantastisch. Ik heb daar denk ik het gevoel van buiten altijd aan overgehouden. Dat heb ik daarvoor te weinig gehad. Ik was als stadskind opgegroeid tussen alle grote huizen en nu ben ik graag buiten. (...) Ik wandel heel veel. Zowel in Nieuwegein als daarbuiten. Ik spreek in het hele land met mensen af om te wandelen, maar ook hier in het park Oudegein wandel ik, of daar langs de A2. Ik zeg altijd: je kunt heel Nieuwegein doorkruisen door het groen. Nieuwegein is echt heel groen. Dat beseffen mensen niet altijd. Een ander kenmerk van deze groep is de manier waarop men de ordening van dagelijkse activiteiten situeert in regio. Bij het klassieke beeld van de suburb en slaapstad hoort dat het een satelliet is van iets anders, de stad, het eigenlijke centrum. Voor buitenwijkers is dat niet het geval. De wijk waar men woont is de meest centrale plek in de ruimtelijke ordening van het dagelijks leven. Ik vind het heel prettig om buiten te wonen en wel alle voorzieningen bij de hand te hebben en ook een stad in de buurt. Het is handig om ‘een’ stad in de buurt te hebben van je eigen centrum. Tegelijkertijd is die wijk zelf eerder een rustpunt dan een centrum van activiteit. De wijk is het centrum zonder zelf een centrum te zijn. Nieuwegein is in de eerste plaats een woonmilieu dat niet zoveel om handen heeft. Dat vindt men ook niet zo erg. Je kunt je wel van alles wensen, maar dan denk ik ook mensen zeur niet, je hebt een prachtig huis: je hebt buiten bij de hand, je hebt de stad bij de hand. Je hebt alle dingen die je leuk vindt, auto voor de deur. Dan denk ik wat wil je nou nog meer, vrienden om je heen, mensen om je heen waar je dingen mee kunt doen die je leuk vindt om te doen. (...) Het milieu waar je in leeft, ja je hebt je vrienden en zo, maar verder is het allemaal niet zo belangrijk. En, wil je wat anders, dan stap je in je auto en dan rij je ernaartoe. (...)
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
23
Ik vind meestal wel iets wat ik wil zien en vind ik het niet dan ga ik een keertje naar Utrecht, of naar een leuke grote musical. Dat heb je allemaal wel bij de hand. Je pakt je trammetje en je gaat met het trammetje terug. Een belangrijke en bekende reden om in een nieuwe stad te gaan wonen is om de kinderen in een rustige en veilige omgeving te laten opgroeien. Deze reden kwamen we dan ook veel in de interviews en groepsgesprekken tegen, maar wat doet men als de kinderen uit huis zijn? Veel mensen blijven, omdat ze in de jaren dat de kinderen opgroeien, een sociaal netwerk opbouwen. Opvallend daarbij is dat mensen vooral het netwerk noemen en niet zeggen dat ze zich zijn gaan hechten aan de plaats Nieuwegein. Het is alsof het netwerk ook ergens anders gevormd had kunnen worden. Blijven jullie in Nieuwegein? H Ik ben niet getrouwd met Nieuwegein. Als ik nou ergens anders een aantrekkelijkere baan vind dan zou ik in die omgeving gaan kijken. Het is niet dat ik zozeer verbonden ben aan Nieuwegein. Het is wel een heel efficiënte gemeente dus dat neem ik wel mee in mijn vergelijking met een nieuwe woonlocatie. Maar plannen heb ik niet. Dat komt ook wel door de kinderen die hier een sociaal netwerkje aan het opbouwen zijn. F Nee ik zou niet zo snel naar een nieuw huis gaan kijken. Puur om dat verhaal, maar als ik vijf jaar verder kijk denk ik dat ik niet dat ik hier nog woon. Ik zeg niet dat ik Nieuwegein uitga, maar het kan ook daar buiten zijn, maar wel in de regio. ‘Ik zou wel in het centrum willen wonen van Nieuwegein zodat er wat om je heen gebeurt. Ik vind het wel saai dat er helemaal niks gebeurt als je naar buiten kijkt. Als het gaat om toekomstplannen lijkt men niet speciaal aan Nieuwegein als plaats te hechten, maar desondanks worden geen alternatieven genoemd in de vorm van een woonmilieu dat van Nieuwegein afwijkt, zoals een ‘oorspronkelijk dorp’ of een ‘echte stad’. De binding lijkt niet sterk te zijn, maar het is wel vanzelfsprekend om weer in een buitenwijk te gaan wonen als er een verhuizing komt. Ik woonde hiervoor in Fokkesteeg, maar sinds mijn dochter het huis uit is ben ik naar Zuilenstein gegaan, in een kleinere woning. Dat is makkelijker bij te houden. Verschillende respondenten maken op deze manier een wooncarrière binnen Nieuwegein, waarbij vaak functionele argumenten worden gehanteerd in plaats van emotionele. De citaten doen vermoeden dat men toch op de achtergrond een mentale binding met Nieuwegein heeft, maar dat is voor veel respondenten blijkbaar van ondergeschikt belang in het uitleggen van de keuzes die men maakt.
24
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
2.4 Suburbanisanten We spraken ook enkele rijkere burgers van Nieuwegein, die een luxueuze vrijstaande woning hebben betrokken. We beschrijven deze respondenten als het chique type suburbanisanten dat we in eerder onderzoek zijn tegengekomen. Hoe heeft u voor Nieuwegein gekozen? De motieven zijn op het oog zeer vergelijkbaar met de andere categorieën bewoners. Ik heb niet echt gekozen. Dat was echt puur toeval. Er waren huizen te koop die ik graag wilde hebben en zo zijn wij hier terecht gekomen. Net als nieuwe stedelingen richten deze suburbanisanten zich wat meer op de ‘high brow’ culturele voorzieningen dan buitenwijkers die bijvoorbeeld graag naar een musical gaan. Ik woon hier dertig jaar en dan is er op zich wel veel veranderd, maar dat gaat zo geleidelijk dat je dat niet echt direct ervaart. Ik vind wel dat Nieuwegein weinig te bieden heeft, maar ik zoek het wel ergens anders, dus dat is niet zo’n probleem. Er is weinig aan culturele dingen, een schouwburg. Ja, er is een kleine schouwburg maar daar is niet veel. En winkels, dat is ook slecht. Ik ga naar Utrecht of naar Haarlem. Een van de suburbanisanten gaat graag naar Zeist om te winkelen. Op het gebied van mode kun je daar veel beter terecht. In Utrecht kom ik niet veel, daar ga ik echt gericht boodschappen doen. En dat is dan bij Oil and Vinegar en de Bijenkorf. Afgezien van dergelijke culturele voorkeuren onderscheiden suburbanisanten zich in de dagelijkse activiteiten niet wezenlijk van andere bewoners van Nieuwegein. In vergelijking met oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen zijn ze wat meer gereserveerd in de omgang met buren. Het is een heel goed contact, maar we overlopen elkaar niet. De normale fatsoens normen neem je natuurlijk in acht. Dat vind ik vrij logisch. Ik zeg niet iedereen gedag die ik tegenkom. Meer en meer wordt verwacht van woonwijken dat er sterke sociale banden zijn, of liever, het gaat slecht als in wijken deze banden ontbreken. Zoals verder nog zal blijken, laat ons onderzoek zien dat er vaak sprake is van het tegenovergestelde. In wijken met lager opgeleide bewoners en meer sociale problematiek zijn de contacten veelvuldiger dan in wijken met hoger opgeleide bewoners en financiële stabiliteit. Het meest fundamentele verschil met buitenwijkers is nog wel dat suburbanisanten veel minder in het woonmilieu van hun voorkeur wonen. Waar buitenwijkers zich thuis voelen in het
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
25
groenstedelijke Nieuwegein, streeft deze categorie toch liever naar het woonmilieu van de ruim opgezette, klassieke lanensuburb, zoals dat in het Gooi of Kennemerland voorkomt. Eigenlijk, toen we de gelegenheid hadden om het huis te verkopen en grond hadden gekocht, dit dus, hebben we ook goed gekeken naar de omgeving. En achteraf denk ik dat we misschien meer hadden moeten durven. Wij waren nogal behoudend en wij wilden ons niet tot hier in de hypotheek steken, maar achteraf was het misschien wel beter geweest. Dan waren we naar Zeist gegaan, of Driebergen, die omgeving. Daar komen we nu ook veel hoor. De respondent had liever in Zeist gewoond, maar de vraag is of men daar voor dezelfde prijs hetzelfde wooncomfort kan vinden. Suburbanisanten zullen zich aangetrokken blijven voelen tot de gunstige prijs/kwantiteit verhouding in nieuwe steden, in ruil waarvoor zij zich in woord toch enigszins onderscheiden van de rest van de bewoners.
2.5 Tweede generatie Een groep die niet expliciet was opgenomen in de vraagstelling, maar wel onze interesse heeft, bestaat uit bewoners die zelf in Nieuwegein zijn opgegroeid. De groep is in alle nieuwe steden aanwezig. Verschillende respondenten hebben kinderen in de leeftijd waarin de keuze voor de eerste zelfstandige woning gemaakt gaat worden of net is gemaakt. Drie jongeren spraken we rechtstreeks. Sommige kinderen waaieren uit over het hele land. De vier kinderen van een deelnemer aan de groepsgesprekken hebben zich over het hele land verspreid in verband met studie en werk. Andere jongeren blijven het liefst in de buurt. Deze jongeren zijn tevreden over Nieuwegein, willen er vaak blijven wonen, maar in Nieuwegein zelf is niet zoveel voor ze te doen. Het is meer de woonomgeving die ze voor de toekomst zien zitten, en hun lokale sociale netwerk. Dat hangt, vermoeden we, ook af van het opleidingsniveau, zoals bleek bij onze onderzoeken in Almere en Alphen aan den Rijn. Een respondent heeft een schoonzoon (bij het interview aanwezig) die in Houten woont en daar ook graag wil blijven wonen. Allemaal koop, hartstikke leuk. Het is een hele rustige buurt. Maar wij gaan niet veel uit hoor. De eveneens bij het interview aanwezig zoon woont liever in IJsselstein. Nieuwegein? Tja, een beetje een saai dorpje. Je hebt hier alleen een ouwelullencafé. In IJsselstein heb ik vrienden.
26
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
In een ander interview legt een oorspronkelijke stedeling uit dat zijn zoon meer met Nieuwegein heeft dan Utrecht. De meeste mensen hier komen uit Utrecht... En nu gaan de jongeren weer naar Utrecht, omdat je hier geen goedkope starterswoning hebt. Anders was hij denk ik wel hier gebleven. Hij heeft toch een band hier. Een buitenwijker vertelt over zijn kinderen: Ja, ze weten niet beter. Dat is het. Maar als ze verkering hebben en die zeggen ga mee naar Houten of naar Amsterdam, dan gaan ze wel mee misschien. Ja, ze vinden het uitstekend hier. Die willen niet weg. De kinderen van oorspronkelijke stedelingen en buitenwijkers zijn gesteld op Nieuwegein. Maar wat heeft Nieuwegein eigenlijk te bieden? I Heb je in Nieuwegein plekken om uit te gaan? J Nee, ja een cafeetje. Je hebt in IJsselstein een discotheek, maar dat heb je in Nieuwegein niet. Ja, je hebt Big Daddy’s, maar daar ga ik niet heen. Ik ben een keer in Big Daddy’s geweest, maar daar vond ik niet veel aan. I Wat doe je verder in Nieuwegein? Sporten? J Ja en buiten hangen, vlakbij bij het Muntplein, in een voetbalkooi. I Wie ontmoet je daar? J Vrienden. Dan gaan we voetballen, hangen, gewoon chillen. Een jongen van mediterrane herkomst wil ook graag in Nieuwegein blijven, al overweegt hij Utrecht. R Vroeger gingen we altijd naar Big Daddy’s, maar dat wordt steeds minder. Big Daddy’s is in Blokhoeve, op het industrieterrein. Verder is er niks in Nieuwegein. Heel soms als het mooi weer is gaan we naar de Lek, maar niet al te vaak. We gaan ook vaak naar Scheveningen. Maar nu ik er zo over nadenk is er niet zoveel te doen in Nieuwegein. S Kom je wel eens in Utrecht? R Ja, zovaak. Daar ga ik heen om lekker rustig iets te drinken, of te poolen, of om doordeweeks uit te gaan. We gaan zeker drie keer in de week. I Zou je in Utrecht willen wonen? R Ja, dat is lekker makkelijk. Dan hoef je nooit een Bob te regelen. I Waar wil je het liefst wonen?
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
27
R Als ik in Utrecht ga wonen, wil ik het liefst dichtbij de binnenstad. I Liever in Utrecht of Nieuwegein? R Als Nieuwegein goedkopere huisjes had, zou ik wel in Nieuwegein komen wonen. Het is lekker rustig. I Maar je wilt wel blijven. R Ja ja, omdat ik alles ken hier. Het is gewoon leuk. Ook al is er niet zoveel te doen. We waren vaak buiten, dus. I Wat doe je dan buiten? R Gewoon, geen kattenkwaad hoor. Gewoon rustig met elkaar praten en voetballen. Een andere respondent van in de dertig groeide op in Nieuwegein en woont nu in het Nijpelsplantsoen. Ik wil wel in Nieuwegein blijven. Dat sowieso. Ik vind het gewoon prettig. Ik ken alles. Ik doe alles op de fiets. Ik heb geen auto nodig en het is een mooie omgeving. Ik vind het een prettige omgeving om te fietsen. Het is een fijn stadje. Mijn jongste zusje woont in Nieuwegein Zuid. Mijn oudste broertje heeft daar ook net een huis gekocht. Mijn middelste broertje woont bij mijn zusje en mijn jongste broertje woont bij mijn moeder, want mijn ouders zijn sinds kort uit elkaar. Wat opvalt is dat deze jongeren vergelijkbare motieven hebben om in Nieuwegein te wonen als hun ouders. Het gaat om het comfort, om de rust, om het groen. Wat wel verschilt, is dat het eigen opgebouwde sociale netwerk van groot belang is. Een vrouw van net dertig is weer terug in het Nijpelsplantsoen waar ze als kleuter terecht kwam toen haar moeder uit Utrecht naar Nieuwegein vertrok. Haar mooiste herinneringen heeft ze aan een wijkje dat twee jaar geleden is afgebroken voor de uitbreiding van het centrum. Ze beschrijft het als een echt volksbuurtje: Je had eerst een wijk achter Cityplaza, Haagstede, Schouwstede, tegenover de Kom. In die wijk, daar hebben wij altijd gewoond, nadat we hier van de Nijpels afkwamen. Het is echt ons wijkje. Ik heb nu een relatie en die jongen kwam ook af en toe in die wijk. Het was echt onze wijk. Er was gewoon saamhorigheid. Iedereen woonde er en bleef daar wonen gewoon. Er was tussen de huizen een pleintje met een zandbak, een huisje, een glijbaan en een wip. En dat zijn van die dingen: we speelden altijd daar. Onze tuin grensde gelijk aan dat pleintje. In een aantal interviews bleek dat de kinderen naar plaatsen in de omgeving verhuisden. IJsselstein en Houten kwamen in meerdere gevallen ter sprake. Naast Utrecht is IJsselstein de plaats waar jongeren op georiënteerd zijn voor het uitgaan. Ook Vreeswijk kwam langs. Het
28
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
heeft ook te maken met de toevallige beschikbaarheid van woningen op het moment. Kinderen die een hogere opleiding volgen, bouwen waarschijnlijk een netwerk op dat zich wat verder uitstrekt dan de nabije plaatsen die door veel jongeren worden genoemd. Misschien begint dat verschil al eerder dan de opleiding. Waar kinderen van oorspronkelijke stedelingen en buitenwijkers hun netwerk in de nabije omgeving hebben en zich aan Nieuwegein hechten, lijken de kinderen van nieuwe stedelingen en suburbanisanten zich sneller los te maken. Mijn kinderen wonen alle twee niet meer in Nieuwegein, maar ze zijn hier wel opgegroeid. Die zouden niet in Nieuwegein willen wonen. Een woont er in Haarlem en een in Utrecht. Een Surinaamse respondent heeft een groot deel van haar jeugd in Nieuwegein doorgebracht en is toen gaan trouwen met een man in Utrecht. Dat beviel haar matig. Ik vond het erg druk daar. Ik moest heel erg wennen. Ik was dat niet gewend. Nieuwegein is gewoon een slaapstad zeg ik altijd. Toen ik was gescheiden dacht ik, ik ga weer terug. Daar had mijn zoon ook haast geen vrienden. De buitenlandse kinderen in de buurt speelden ook niet met elkaar hoor, ja een paar, echt de buren misschien, maar echt zoals hier bij elkaar spelen na schooltijd van: mam mag ik bij die, mam mag die bij ons. Dat was allemaal niet zo daar.
2.6 Nieuwe instroom Overloop binnen de regio In de jaren zeventig en tachtig werd de migratie vanuit de steden naar de groeikernen benoemd als ‘overloop’ van gezinnen. In de huidige situatie kan gesproken worden van een ander type migratie: de nieuwe instroom van immigranten en alleenstaanden. In tegenstelling tot de hierboven besproken categorieën zoals oorspronkelijke stedelingen en suburbanisanten, is in dit geval veel minder sprake van consistente leefstijlkenmerken. Deze nieuwe instroom bestaat voor een deel uit huishoudens die voorheen vooral in de oude steden werden aangetroffen, maar door de druk op de woningmarkt daar moeilijk terecht kunnen. Niet iedereen wil koste wat kost in Utrecht wonen. Wat daarbij opvalt, is dat de respondenten lang niet allemaal via Utrecht in Nieuwegein terecht zijn gekomen: het gaat eerder om een overloop-binnen-de-regio dan van een directe migratie uit de stad. De nieuwe instroom lijkt in levensloop minder op oorspronkelijke stedelingen of nieuwe stedelingen, en heeft kenmerken van de categorie buitenwijkers, in het bijzonder de oriëntatie op de regionale woningmarkt en de motivatie om in de nieuwe stad te wonen (maximaal wooncomfort voor minimale kosten). Een verschil met de bovengenoemde buitenwijkers is dat het voor een deel gaat om mensen met een lager opleidingsniveau en maatschappelijke positie.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
29
Rondkomen en vooruitkomen De instroom van allochtonen in de nieuwe steden kan niet geheel als een verrassing komen, gezien de druk op de stedelijke woningmarkt, de opeenstapeling van problemen in de oude steden, de regionalisering van de woningmarkt, en de aanwezigheid van betaalbare gezinswoningen in de nieuwe steden. Maar waaruit bestaat deze instroom; is het de middenklasse die de stad is ontstegen? Zijn het de huishoudens met weinig geld voor wie in de hippe stad geen plek meer is? Of een combinatie van beide? En wat zegt hun komst over de ontwikkelingen in de buurt? In de praktijk is er moeilijk zoiets als ‘zwarte vlucht’ of ‘zwarte overloop’ aan te geven, in termen van een consistent leefstijlpatroon. Het stereotype succesvolle middenklasse gezin bestaat ongetwijfeld, maar is misschien wel een minderheid te midden van veel huishoudens die de weg omhoog nog niet helemaal gevonden hebben. Om succesvol te zijn, hoef je je woning niet westers in te richten. Een blik op het interieur door de ogen van de onderzoeker Iris. Ik doe mijn schoenen uit en loop over het Perzische tapijt (van Turkse makelij) naar de woonkamer. De gang en de woonkamer zijn helemaal met Perzisch tapijt bedekt. De woonkamer is voor de helft ingericht zonder meubels. Aan de zijkanten staan donkerrode kussens tegen de muur. Boven het raam hangen theaterachtige donkerrode gordijnen uit Turkije. Onder deze gordijnen in het verder lege gedeelte van de woonkamer neemt een heel grote televisie met een plat scherm een wel heel prominente plek in. Aan de muur hangen Koranteksten en afbeeldingen van bijvoorbeeld een berglandschap met daarin een motor in zwart met fluorescerend blauw. In de andere helft van de woonkamer staan twee tweezitbanken tegen de muur en een glazen salontafel. We gaan daar zitten en ik krijg thee met koekjes en dadels. Mijnheer Khamel komt uit een middenklasse familie uit een klein stadje in Iran. Hij ging op zijn twaalfde van school om in de leer te gaan bij een edelsmid. In Nederland heeft hij een korte horecaopleiding gedaan en hij werkt bij de Burger King. Zijn vrouw heeft in Iran de basisschool gedaan, daarna nog naailes gehad en in Nederland in het Asielzoekerscentrum twee jaar Nederlands geleerd. Meneer Khamel werkt 38 uur bij de Burger King en verdient zo’n 1000 euro per maand. Hij vertelt trots dat hij zijn baan zelf heeft gevonden en dat niemand hem daarbij heeft geholpen. M De huur gaat hier elk jaar omhoog. De huur is nu 530 euro. We moeten betalen om dingen te repareren die anderen stuk maken. V Mijn man verdient weinig geld en moet veel betalen. M Ik moet voor gas, water, verzekeringen, parkeren, schoolgeld betalen. Aan het eind van de maand heb ik niks meer.
30
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Een Antilliaanse man ontvangt ons in een vrijwel leeg huis, met alleen een bed, twee stoelen en een computer. Hij is net in Nieuwegein komen wonen en werkt zoveel dat hij het huis alleen beetje voor beetje kan opknappen. Ik ben geboren op de Antillen, naar Miami verhuisd, naar de United States en sinds nine eleven had ik geen werk meer en toen heb ik het vliegtuig gepakt en ben ik hierheen gekomen. Eerst naar Rotterdam. Ik ben uit Rotterdam verhuisd, want in Rotterdam is er niet te wonen. Hij vond werk in een groot magazijn in Nieuwegein, maar woonde de eerste tijd bij een oom in Brabant. In de V.S. was hij duikinstructeur en teamleider, nu is hij bezig zich weer op te werken. Hij is blij met zijn flat, maar het liefst wil hij zijn vrouw en kind van negen laten overkomen. En nu begin ik weer op te klimmen, wel langzaam, maar ik probeer rond te komen iedere maand. Ik wilde niet hier wonen, maar het werd mij aangeboden en ik had geen zin om nog een jaar te wachten en ik heb hem gepakt. Ik had liever een huis willen hebben. Niet persé een tuin, maar iets op de grond. Maar daar moet je tien jaar op wachten. Zijn vrouw is verpleegster, maar hij weet niet of haar diploma hier erkend wordt. Dat weet ik nog niet. Het is moeilijk om werk te vinden, voor alle Antillianen. Wij komen hier met papieren die worden gegeven door Nederland zelf en als je hier komt kan je niet werken. Ik kan de elektriciteit doen als ik wil, maar ik weet zeker dat ze mij naar school sturen. Vooruitkomen gaat met kleine stappen en met vallen en opstaan. Het is in dat licht opmerkelijk hoe goed de volgende generatie het soms doet. Wat de problemen van de eerste generatie niet wegneemt. Ik heb in Marokko een hele lage opleiding gehad en ik heb hier de Nederlandse taal geleerd en verder niks. Ik heb niet lang op school gezeten. Ik denk maar zes maanden, dat komt omdat ik achter elkaar kinderen kreeg. Ik moest voor de kinderen zorgen. Ik kan wel lezen. (...) Ik heb gelukkig geen kinderen die gaan spijbelen of zo. Ik zie wel eens politie bij andere mensen naar binnen gaan. Gelukkig is dat bij mijn kinderen niet. De oudste zoon heeft geleerd voor advocaat. Die studeert heel goed. Mijn dochters zijn ook geslaagd. Ik kom oorspronkelijk uit De Bilt. Dat was een leuke wijk, een hele vriendelijke wijk. Ik ben opgegroeid in een betere wijk dan hier. Wij waren de eerste Marokkanen daar, echt
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
31
de eerste. Ik ben echt opgegroeid in een dorp. Mijn vader was een harde werker en mijn moeder ook. Mijn broers en zussen zijn allemaal in De Bilt gebleven, allemaal huisje boompje beestje. Gemeenten als Nieuwegein en Houten krijgen steeds meer te maken met een instroom van één- en tweepersoonshuishoudens. Dat is onverwacht want waren de groeikernen niet gebouwd voor gezinnen? Horen deze huishoudens niet eigenlijk in de stad? Of zijn ze heel tevreden met het groenstedelijke milieu van Nieuwegein. In het beleid heten ze ‘starters’ maar vaak zijn het gescheiden vrouwen of mannen, of alleenstaanden die op de woningmarkt doorstromen. We spraken een aantal gescheiden vrouwen, autochtoon en allochtoon, die met moeite de touwtjes aan elkaar knoopten. Een Marokkaanse vrouw vertelt: Getrouwd. Ik ben niet voor werk gekomen. Ik was met een Nederlandse man getrouwd, maar die is overleden. Daarna ben ik met een Marokkaanse man getrouwd, maar wij zijn nu uit elkaar. Nu ben ik alleen met de kinderen. Ik heb wel een beetje een moeilijk leven gehad. Dat is het nog wel, want ik sta er alleen voor met mijn kinderen, maar het gaat wel beter nu de kinderen groter zijn. Haar jongste dochter woont nog bij haar. Haar zoon trouwde met een vrouw uit Marokko. Ze hebben inmiddels een baby en wonen ook in Nieuwegein. Zo’n woongeschiedenis zou er ook zo kunnen uitzien. Mijn eerste zelfstandige woning was in Leiderdorp. Na twee jaar ben ik daar gaan samenwonen met een jongen. Eerst woonde ik op kamers en daarna in een vierkamerflat. En toen ging het uit en heb ik op een boerderij gewoond. Toen ben ik iemand tegengekomen in Maarssen en ben ik gaan samenwonen in Maarssen. Hij is bij mij weggegaan en toen heb ik woningruil gedaan met iemand uit Nieuwegein. Toen is dat weer uit elkaar gegaan en heb ik hierachter gewoond. De meeste van deze huishoudens zouden wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Ze zijn soms zo bezig met rondkomen, met het oplossen van problemen waarin ze door de scheiding, ziekte of schulden terecht zijn gekomen, dat ze er nauwelijks aan toe komen om doelgericht te werken aan een nieuwe toekomst. Als het ene probleem is opgelost, is er wel weer een ander. De veerkracht waarover ze beschikken is echter verbazingwekkend. Enkele voorbeelden maken dat heel duidelijk. Het gaat over creatief rondkomen: Soms ga ik naar de Kanaalstraat, als je bijvoorbeeld goedkope groenten wilt hebben. Het scheelt heel veel. Er zit ook een Turkse winkel waar alles is wat je nodig hebt. En als ik geen geld heb voor brood ga ik zelf brood bakken. Of Marokkaanse pannenkoeken en als
32
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
je geen gehakt hebt dan met uien en kaas. Je kunt van alles proberen. Maar het gaat ook over kleine verbeteringen: Ik heb een uitkering. Ik kan ook niet werken omdat ik last heb van mijn knie. Ik heb ook problemen. Ik liep ook bij een psychiater. (...) Ik heb weinig geld, maar elke keer verbeter ik iets. En het gaat over opklimmen: En nu begin ik weer op te klimmen, wel langzaam, maar ik probeer rond te komen iedere maand. Ik wilde niet hier wonen, maar het werd mij aangeboden en ik had geen zin om nog een jaar te wachten en ik heb hem gepakt. En over met een schone lei opnieuw beginnen, met een relatie, een nieuwe baan en een beter huis: Nee, officieel wonen we nog niet samen. Ik zit in de schuldhulpverlening dus eerst wil ik dat klaar hebben. En dan gaan we ook weg hier uit deze flats. Ik hoop wel om weer iets te gaan doen, want thuiszitten is ook maar thuiszitten. Ik heb natuurlijk wel een hoop gebreken, maar daar is ook wel een mouw aan te passen. Een kantoorbaantje of zo. Het liefst zou ik een dierenartsassistentopleiding doen, maar daar is mijn hand niet goed genoeg voor. En als je dierenartsassistent wil worden wil je natuurlijk uiteindelijk dierenarts worden. Dat is misschien wat te hoog gegrepen. Misschien doe ik het wel. Maar achter de computer zitten vind ik ook leuk hoor. Het is tegenwoordig wat je wel kan hé en niet wat je niet kan. Dat is belangrijk hoor, anders word je zo moedeloos, als je alleen maar beoordeeld wordt op wat je niet kan, dan denk je ook: nou lekker dan, ik ben nutteloos voor de maatschappij. Deze vrouwen zijn op een eigenwijze manier zelfstandig. Ze hebben al heel wat ondernomen. Hun lage opleiding heeft hen er niet van weerhouden om telkens een net iets betere baan te vinden of een eigen zaak te beginnen. Soms zijn ze de enige uit een gezin die verder weg is getrokken: naar een andere stad, een ander milieu. Op de een of andere manier gaat het ook telkens weer mis, meestal door het vastlopen van een relatie, of ziekte. Door de druk op de woningmarkt en de aanwezigheid van relatief goedkope woningen in een kindvriendelijk milieu biedt Nieuwegein voor deze groep een aantrekkelijk woonmilieu. Naar verwachting zal deze groep verder groeien. Deze vrouwen willen echter meer dan alleen maar wonen. Ze willen verder. Het ondersteunen van deze vrouwen bij het ontwikkelen van een nieuw perspectief op hun toekomst en die van hun kinderen zou wellicht een grotere bijdrage leveren aan de maatschappelijke participatie van deze groep dan allerlei initiatieven die vooral beogen de sociale cohesie te versterken. 5
5
Zoals ook door de VROMraad bepleit in
het recente advies Stad en stijging. Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing, oktober 2006
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
33
34
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
35
36
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
3 Nieuwe ontwikkelingen in Nieuwegein
3.1 Een flatwijk intensief aangepakt Een veelzijdige aanpak In Nieuwegein staat nauwelijks hoogbouw, maar aan de zuidkant van Jutphaas/Wijkersloot staan vier galerijflats die markant zichtbaar zijn vanaf het winkelcentrum City Plaza. Bewoners gebruiken verschillende namen voor het Nijpelsplantsoen, zoals de Nijpelsflats, die flats bij het centrum, of de tubes. De flats zijn berucht niet zozeer vanwege hun hoogte, maar vooral vanwege de sociale problemen die zich in en rond de flats zouden voordoen. De flats, in handen van woningcorporatie Mitros Nieuwegein, kennen inderdaad een langere geschiedenis van problematische bewoning, huurachterstanden, uitzettingen en meldingen van overlast. Met de ervaringen in de naoorlogse wijken van de grote steden in het achterhoofd, is sinds enige jaren een gecoördineerde aanpak van de het Nijpelsplantsoen op gang gekomen. Een van de voornaamste ingrediënten is een gewijzigd toewijzingsbeleid. Het complex kent vieren vijfkamerwoningen en geen kleinere woningen, en door de gunstige prijs-kwaliteit verhouding in het verleden zijn veel grote gezinnen uit de Utrechtse regio in het complex terechtgekomen. Onder hen bevonden zich naar verhouding veel gezinnen met problemen. Tegenwoordig worden in het Nijpelsplantsoen alleen kleinere huishoudens toegelaten (alleenstaanden, stellen en eenoudergezinnen). Een ander belangrijk onderdeel van de aanpak bestaat uit het bijhouden van de stand van zaken in het complex. Dankzij medewerking tussen verschillende instanties, de corporatie, de gemeente, het opbouwwerk, het maatschappelijk werk, de wijkagent en de nabijgelegen basisscholen, wordt een overzicht verkregen van de aard van de problematiek. Dit gebeurt zonder mensen al te indringend te benaderen. Op deze manier kan aandacht worden geschonken daar waar dat het meest opportuun is. Een ander onderdeel is de actieve benadering in het onderhoud van het complex, onder andere door het aanstellen van een huismeester. Er zijn meer ingrediënten, die in de loop van deze paragraaf aan de orde komen. Voor dit onderzoek hebben wij niet willen pogen de aanpak van de flats te evalueren, dat vraagt om een specifiek onderzoek. Neemt niet weg dat de aanpak en de uitwerking daarvan zeer relevant zijn voor de vraag in welke richting Nieuwegein zich ontwikkelt en hoe op eventuele veranderingen kan worden geanticipeerd.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
37
Sociaal De bewoners die wij hebben gesproken zijn niet noodzakelijk de meest actieve bewoners in de flats, maar ze staan, vermoeden we, naar verhouding iets meer open voor een gesprek. De respondenten hebben een goed overzicht van wie er om hen heen woont. Het volgende (geanonimiseerde) voorbeeld laat zien hoe een galerij er ongeveer uit ziet. De flats hebben twee liften. Daar zit een Nederlands vrouwtje, een Turks gezin met vijf kinderen, een Surinaamse man, een Marokkaans gezin, daarnaast woont een jongen en meisje, een beetje Hindoestaans, dan kom ik, dan een Somalische, een stelletje uit Ghana en daarnaast een Nederlands nieuw stel, die zien wij ook nooit, dan Marokkaans, Antilliaans en dan zigeuners. Daarnaast weet ik het niet want dan komen mensen van die kant binnen. Ik ken aan deze kant meer mensen want zo loop ik nooit. Het gemengde karakter van de flats wordt vaak als een positieve eigenschap benadrukt. Een Marokkaanse respondent drukt dat als volgt uit. Op deze ene galerij hebben we nergens last van. Dat is juist leuk. Ik moet niet tussen de Marokkanen zitten en ook niet tussen alleen maar Nederlanders, dus niet met een volk. Hoe meer volk hoe beter. Hoe moeilijk de situatie ook kan zijn, in het Nijpelsplantsoen blijft een basisrelatie tussen bewoners bestaan, bijvoorbeeld in de vorm van groeten. Een jonge respondent die in Nieuwegein is opgegroeid, vindt het sociaal. Ze zeggen gewoon gedag in ieder geval. Het is vrij sociaal hier allemaal. Ik ben hier komen wonen en meteen zeiden ze als je hulp nodig hebt moet je langskomen. Meteen al. Ik was ook hoogzwanger. Dat had ik niet verwacht. Ik had iets van huh da’s gek. Dat is in een flat misschien meer dan in een rijtjeshuis. Ik vind het geweldig. Je hoort wel eens van die wijken in Utrecht waar ze vóór buiten zitten in plaats van achter buiten. Ik vind het leuk. Een beetje sociale controle is niet weg. Er zijn ook van die buurten waar je je buren niet eens kent. Sorry, maar ik vind het stom. Gezien de verhalen die wij als onderzoeker over de flats horen, valt het bij nader onderzoek op hoe normaal buren met elkaar omgaan. Dit niettegenstaande de toch soms forse overlast en andere negatieve ervaringen in het complex. De contacten tussen de buren gaan verder dan groeten, in de vorm van gezelligheid en soms verregaande burenhulp, zoals blijkt uit het relaas van een oudere oorspronkelijke stedeling. Haar moeder was bij het interview aanwezig en vult haar aan.
38
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
V De buren ken ik van hallo en een loopje. Het is goeienavond en goeiemiddag als we mekaar tegenkomen in de lift. Ze zijn heel vriendelijk. Ze lopen hier niet de deur plat, maar dat hoeft ook niet. Ik weet dat als ik bij mijn buurman aanbel en er is iets dat hij mij zou helpen dat is hier gewoon zo, maar we hebben zo onze bezigheden. We hebben nog tijd te kort. Het weekend is veel te kort. (...) Nu is er een jong stelletje komen wonen hier een paar huizen verderop, maar daar komen wij in contact mee omdat mijn man bij de biljartvereniging zit en zij ook. Vandaar dat zij een keer iets had van: hé, jou ken ik! (...) En schuin boven dat vrouwtje, die heb ik een tijdje geholpen want die was alleen met een baby. Die is van haar vriend afgegaan en die zat met een kleintje dus ging ik ook wel een eens helpen. Tenminste helpen, meer met praten. O Die buitenlandse vrouw op de zesde verdieping met dat jochie, die praat ook altijd veel. Ze praten allemaal met me. Tegen mij ook hoor. Oma is er weer! En zo’n klein jochie. Ik ken dat hele jochie niet en hij roept altijd: Oma! Ongemakken Dat betekent niet dat er geen problemen in de flats aanwezig zijn, of dat die problemen geheel en al door de aanpak zouden zijn verdwenen. Het begint met de gebruikelijke geluidsoverlast. Gisteren had ik last van de baby aan de zijkant. Hier hoor je alles, eerlijk gezegd. Je hoort het ook als mensen hierboven bezig zijn. Nu zijn ze rustig. Ze lopen en ze timmeren elke dag. Ik kan nu mijn muziek niet afspelen, omdat ik weet dat ik lastig ben voor anderen. Daarom heb ik net een koptelefoon gekocht. Geluid is te verwachten in gestapelde bouw, en dat geldt ook voor hinder van de aanwezigheid van kleine kinderen. Een van de Marokkaanse respondenten weet het te relativeren. Eerst werd mijn buurvrouw gek van mijn kinderen, toen ze net getrouwd was. Omdat mijn zoontje om een uur of half elf met zo’n fietsje aan het fietsen was, of met skeelers. Het was gewoon heel irritant als zij elke keer zat te klagen. Nu zijn mijn kinderen groot en heeft zij drie dwaze kinderen die elke keer aan het rondrennen zijn. Nou, voel het maar als je kinderen hebt. Mensen klagen snel, maar als ze zelf kinderen hebben denken ze o ja. Toch blijkt uit verschillende voorbeelden dat de overlast soms regelmatig van een andere, wat verdergaande aard is.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
39
V Nou, ik kreeg bijna een emmer water over mij heen en mijn moeder ook. Bij mijn moeder vloog er een meneer naar boven en die zei tegen die vrouw: ben jij belazerd! Dan was ze aan het schoonmaken en gooit zo dat water naar beneden. M Kijk dan eerst even voor je zo’n emmer leegt. Zo slim kan je toch wel zijn. O Ik was helemaal nat. Ik had net mijn haar gedaan. Ik kon mijn jas in de wasmachine doen, want ik wist niet wat het was. Ik heb mijn haar gelijk staan wassen. Dat is toch te gek van woorden. Medewerkers van de corporaties horen dagelijks van grotere en kleinere incidenten, en tijdens de interviews kan men altijd wel een paar voorbeelden noemen. Bij sommige incidenten houdt overlast op overlast te zijn en wordt het iets anders. En nu worden er ook brieven gestolen. Zaterdag probeerden ze de brief eruit te halen. Ze halen met een stok de brieven eruit. Ze hebben mij gewaarschuwd dat ze dat proberen. Ik heb begrepen van die jongen dat ze de creditcardnummer proberen te krijgen. Ik heb nu een postbus bij het postkantoor gehuurd. Ik heb daar 160 euro voor betaald. Het moet niet nodig zijn, maar ja. Ze weten wel ongeveer wie het zijn, maar ze kunnen hun niet pakken. De bewoners die wij interviewden, zijn over het algemeen vrij goed geïnformeerd over wat er speelt en wat er wel of niet kan worden opgelost. Verschillende ongemakken zijn maar moeilijk weg te nemen. Galerijen, lift en trapportaal worden regelmatig schoongemaakt. Over het algemeen werkt dat goed, behalve in de liften. Daar wordt veel over geklaagd. De schoonmakers krijgen de urinelucht er niet goed uit. Hij heeft net de lift gedweild. Nou het meurt in de lift, dat wil je niet weten! Ook de openbare ruimte is aangepakt. Gedoemd tot mislukken is het niet, maar succes is evenmin gegarandeerd, zoals blijkt uit het verhaal van een jonge alleenstaande vrouw. Het is gewoon met de jaren veranderd. Het speelplaatsje hebben ze groter gemaakt, maar er wordt daar onwijze troep neergegooid. En ze hebben bijvoorbeeld de voetbalkooi gebouwd en ze hebben zo’n bankje neergezet en dat vind ik op zich wel goed. Dan proberen ze die jongeren toch weer uit die speeltuin te halen dat ze daar kunnen hangen. Om die sloot was er geen gras. Dat waren gewoon bosjes. Dat bruggetje bestond nog helemaal niet. Ze proberen de groenvoorziening wel heel goed te houden hier, dat vind ik wel heel goed. Ze hebben zo’n poepzuiger waarmee ze de poep van het grasveld halen en dan dreggen ze de sloot weer uit. Maar het lijkt wel of het geen zin heeft. Het is gewoon dweilen met de kraan open. Mensen pleuren gewoon alles weer neer. Dat vind
40
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
ik wel jammer. Ze doen hier wel hun best. Vroeger was dit altijd de ergste flat. Ik durfde vroeger nooit bij deze flat te komen, omdat het gewoon altijd zo smerig was. Dat is niet meer, maar toch. Op twee hoog heb je dan die zigeuners nou: pleur alles maar gewoon naar beneden, whatever, wat maakt het uit. Het beleid is goed vanuit Nieuwegein, maar het heeft geen zin. Over het recente verleden van de flats en de aanpak bestaat minder helderheid. Een respondent die er zelf toen niet woonde maakt er een mooi verhaal van. Vroeger was het hier een beetje een wild-west-situatie, omdat de gemeente Nieuwegein op een gegeven moment de zigeuners op een hoop hadden geduwd. Op een gegeven moment wisten ze niet meer wie waar woonde en hoeveel mensen er in woonden en hoeveel gezinnen er woonden. Het was dus een beetje een zooitje, weet je. Dat is een jaar of tien geleden denk ik, voordat wij hier kwamen wonen en toen wilden eigenlijk heel weinig Nederlanders hier meer wonen. Het had gewoon een slechte naam opgebouwd. Een jaar of twee jaar geleden hebben ze een razzia gehouden hier beneden. Toen hebben ze alles gecheckt en gecontroleerd. Mensen die er niet in hoorden moesten eruit en nu zijn ze ook weer bezig. Ik vind het wel goed dat dat wordt gedaan. Dat heeft niks met ras of toestanden te maken. Kijk ik ben Henk van Dijk ik woon hier en het staat op mijn naam. Het staat geregistreerd en ik vind het niet netjes als mensen in een huis wonen dat niet geregistreerd staat. In verschillende interviews wordt geklaagd over het feit dat ‘ze’ iedereen ‘bij elkaar stoppen’, verwijzend naar gemeente dan wel corporaties, maar zoals aangegeven blijkt men in grote lijnen toch redelijk op de hoogte te zijn van het beleid. Het plaatsingsbeleid van Mitros is bij de flatbewoners wel bekend. Ze zijn het erover eens dat teveel grote gezinnen een drukke situatie oplevert. Een autochtone Nederlandse met kinderen legt dat kort uit. De gezinnen krijgen vanzelf weer kinderen, maar als je mensen hebt wonen met drie vier vijf kinderen en daarnaast weer drie en daarnaast weer twee, nou dat is gewoon een gekkenhuis hoor. Een langere uitleg komt van een Iraans gezin. M Wij hebben vier kinderen, maar beneden en boven, zes kinderen, zeven kinderen. V Dat is een beetje veel. M Echt moeilijk te controleren, kinderen gaan naar buiten, glas kapot maken, auto’s kapot maken. Ik heb het een paar keer gezegd tegen de buurvrouw: ja het zijn
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
41
kinderen, dat kan ik niet controleren, ze zijn nog klein. Dat is een probleem. Mensen gooien afval op straat, gooien vuilniszakken naar beneden. Als je beneden loopt ben je bang dat er een zak op je hoofd valt. Het is een gevaarlijke plek. V Wij hebben een schuur beneden en af en toe plassen daar mensen. M Ik heb tien keer tegen Mitros gezegd dat ze beter moeten controleren. Maar Mitros kan niet ’s nachts controleren en weten niet wie er in de schuur plast. Ze hebben iets van hout gemaakt waardoor de plas onder de deur stroomt. Dat de kleinere huishoudens onder het nieuwe toewijzingsbeleid niet altijd klein blijven, is de bewoners evenmin ontgaan. Onderhuur komt voor. Meestal gaat het om tijdelijke constructies. Wie in het netwerk heeft een kamer over? Dat is al tien jaar mijn vriendin. Zij woonde vroeger om het hoekje bij mij in Nieuwegein Zuid. Zij werd haar huis uit gesodemieterd en toen is ze bij mij komen wonen. Ze woont nu weer ergens anders. Andere bewoners vermoeden dat het niet alleen met de beschikbare ruimte te maken heeft maar ook met de hoogte van de huur. Ik vind het vrij duur hoor. Daar struikelen heel veel jonge mensen ook over. Ze laten nu jonge alleenstaande mensen hierin. Die mensen verdienen allemaal een salaris van rond de duizend euro. Op een gegeven moment zeggen ze ik wil het huis wel hebben, maar dan neem ik iemand in huis. Dan gaan ze een kamer verhuren. Dat het lot van de flats lange tijd onzeker is geweest weten de respondenten vaak wel, gezien de informatie die is verstrekt over eventuele sloop van de woningen, eventuele verkoop en eventuele renovatie van de flats. In de afgelopen tien jaar heeft de prioriteit bij de problematiek gelegen en niet bij het onderhoud van de woningen. Weinig respondenten zijn tevreden met het onderhoud, in vergelijking met de hoogte van de huur. Ik dacht, mijn god waar ben ik aan begonnen, alles was vies en uitgewoond. Ze hebben iets aan iemand gegeven, wat eigenlijk helemaal niet goed bewoonbaar was, van zoek het maar uit. Ik heb gaten in de muur van mijn keuken. Dat hadden ze wel mogen dichten. Ook in de badkamer. Is er een tegeltje kapot, doen ze gewoon een witte ertussen, terwijl de rest crème is. Ik vind het echt belachelijk vijfhonderd euro huur. Dan mag je best wel je flat opknappen voor de mensen. Minstens zo belangrijk als het aanpakken van rommel en het toewijzingsbeleid zijn de pogingen om ook iets te doen voor de huidige bewoners van het complex. Daarbij gaat het niet alleen om
42
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
mogelijke participatie in beleid of buurtprojecten. Onderdeel van de aanpak is bijvoorbeeld de huiskamerwoning die is ingericht. Een van de respondenten blijkt er een vaste gast te zijn en beschrijft hoe het in zijn werk gaat. Naar nummer 1 op het Nijpelsplantsoen. Het is drie dagen, maar ik ga niet altijd hoor. Het is wel heel leuk. Soms is er naailes, of koken, of zwemmen. Op maandag zijn het alleen maar vrouwen en op maandag en woensdag Nederlandse taal. (...) Het zijn Somalische mensen, Surinaamse mensen, Nederlandse mensen, Ethiopische mensen en Marokkanen en Tunesiërs. (...) Sommige Nederlandse vrouwen waren boos, omdat mensen daar hun eigen taal spreken. Soms kan dat niet anders, want sommige mensen spreken geen Nederlands en dan wordt er bijvoorbeeld Arabisch gepraat. Het is niet Nederlandse les. Op de Nederlandse les praat je Nederlands. Soms moet je iets uitleggen en het is moeilijk om het in het Nederlands uit te leggen. Anders moet je een tolk hebben. Sommige vrouwen vinden het te duur. Voor mij is het soms ook te duur. Het is niet duur, maar twintig euro in de maand heb ik soms niet over. Maar het is leuk voor de gezelligheid en om met andere mensen te praten. Het Nijpelsplantsoen is aangepakt op een manier dat men er in Kanaleneiland jaloers op kan zijn. De problemen zijn zichtbaar afgenomen. Het complex wordt goed beheerd en de instanties hebben een uitermate goed overzicht van wat er in de flats gebeurd, zelfs achter de voordeur. Er blijven vragen over. In hoeverre kan deze aanpak deze gezinnen echt vooruit helpen? Verschillende geïnterviewde professionals gaven aan dat er een moeilijk overbrugbare grens lag bij de voordeur. Maar omgekeerd kunnen we ons afvragen: gaat het complex straks aan zijn eigen succes ten onder omdat er geen probleemgezinnen meer wonen?
3.2 Een woonerfwijk in verandering De Rijtuigenbuurt is niet meer wat het was. De rustige suburbane buurt met een tikje gezelligheid is aanzienlijk gemengder geworden. In vergelijking met de intensieve aanpak van het Nijpelsplantsoen valt op hoe weinig aan deze buurt wordt gedacht door beleidsmakers. De Rijtuigenbuurt wordt ook wel aangeduid als de Driftenbuurt of kortweg de Driften, of genoemd naar een van de straten, zoals de Koetsdrift, en soms ook als Batau-Zuid, waarbinnen het een kleiner onderdeel is. Over Fokkesteeg ten zuiden van de Graaf Florisweg horen we vergelijkbare geluiden als over de Rijtuigenbuurt. Het zijn geen flatwijken maar woonerfwijken, hoewel ze in alle opzichten aan het stereotype beeld van een flatwijk voldoen. Er is sprake van een zeer gemengde typologie
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
43
van eengezinswoningen, maisonnettes en middelhoge flats met galerijen en woningen op de begane grond. De eengezinswoningen zijn in de meerderheid. De veranderingen in de wijk worden op verschillende manieren geïnterpreteerd. Sommigen zien een complete omwenteling, zoals deze oorspronkelijke stedelingen. Het was een keurige, nette buurt, een rustige buurt. (...) Bijna iedereen is weg hiero, tenminste alles wat ik onder normaal versta. In één maand zes huizen. Maar niet iedereen ziet dat zo. Toen ik kwam hier, dacht ik met Joke, ik kom zelf ook uit Suriname, maar we zeiden tegen elkaar: dat al die buitenlandse mensen hier komen wonen, gaat dat wel goed? Maar het gaat hartstikke goed. Ik dacht hè,wat komen ze hier allemaal doen, weet je… Die buurvrouw hiernaast spreekt nog niet zo goed Nederlands. Dus als ze iets niet goed begrijpt komt ze bij mij langs. Maar het zijn gewoon rustige mensen. Tijdens de interviews hebben we gelet op concrete aanwijzingen voor veranderingen en de manier waarop bewoners daar mee omgaan. Daarbij hebben we in het bijzonder de vergelijking met de naoorlogse wijken in de steden in het oog gehouden. Delen van wijken als Overvecht en Kanaleneiland werden in de jaren negentig plotseling met aanzienlijke veranderingen geconfronteerd, vooral met de komst van een stedelijke problematiek die tot dan toe vooral beperkt was gebleven tot de vooroorlogse stad. Zijn nu de woonerfwijken van de jaren zeventig-tachtig aan de beurt? En zo ja, wat zijn de overeenkomsten en verschillen met de veranderingen in de naoorlogse wijken? Bronnen van overlast? Een eerste, wat onverwachte overeenkomst, is de aanwezigheid van drugsdealers in de wijk. Het zijn echter maar enkele bewoners in de Rijtuigenbuurt die daar gewag van maken. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Nijpelsplantsoen. Of het om handel in hard- of softdrugs gaat en op welke schaal er wordt gehandeld, is nog onduidelijk, maar wel dat het niet slechts om blowende hangjongeren gaat. Een oorspronkelijke stedeling legt uit dat er een verschil is tussen hangjongeren, die er ook zijn, en de drugsdealers die hun werkterrein in de omgeving hebben. Ze zeggen steeds: die jongens hangen weer langs de straat, nee, ze hangen niet langs de straat, ze lopen de hele avond heen en weer. Vanaf elf uur ’s avonds tot vier uur ’s morgens, nou dan is het spitsuur hier hoor! Die zijn niet eh, koekjes aan het rondbrengen of zo. Een belangrijk verschil met de naoorlogse wijken is gelegen in de jongeren (niet de dealers) die op straat hangen of door de buurt trekken. De straatcultuur van jongeren die in de naoorlogse
44
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
wijken zo berucht is, lijkt in de Nieuwegeinse woonbuurten niet sterk aanwezig. Dat de groep jongeren voor een groot deel bestaat uit autochtone jongeren betekent niet dat zij geen overlast veroorzaken, dat komt later nog ter sprake in de paragraaf over aansprekende buurtjes. Vooralsnog neemt de overlast van jongeren geen grote vormen aan. Mogelijk heeft dat ook te maken met de directere verbinding tussen de woonomgeving en de woning. In enkele interviews komen ook (ex-)psychiatrische patiënten ter sprake. In verschillende stadswijken wordt een toename van deze groep gesignaleerd in verband met de vermaatschappelijking van de zorg.6 Ook in Nieuwegein zijn hier woningen voor beschikbaar, maar daarover hebben wij weinig klachten gehoord. Vaak heeft men wel het vermoeden dat een huis bijvoorbeeld voor een begeleidwonen-project wordt gebruikt. Daar verderop heb je veel van die huizen met euh, jeugdopvang of zoiets, die niet helemaal lekker sporen zeg maar, die begeleid wonen. Dan is er weer eentje ontsnapt, uit dat huis, dat heb ik wel eens meegemaakt. De politie hier door de straat rennen. En dan zochten ze iemand die was dan weggelopen. Maar we hoorden zoals gezegd verder weinig klachten. Bij deze man wordt het in de opsomming geplaatst van wat niet normaal is, maar de meeste respondenten geven alleen aan dat ze weten dat de mensen aan de overkant begeleid wonen. Wat specifieker, maar zeker niet uniek, zijn problemen die te maken hebben met de zigeunerpopulatie in de gemeente. De meeste respondenten zien de zigeunerfamilies bij hen in de buurt niet als onderdeel van de nieuwe instroom, en rekenen hen ook niet tot immigranten, maar als een eigen categorie die veel overlast veroorzaakt. Niet alle respondenten hebben zelf slechte ervaringen, maar enkele respondenten hebben zelf een klein voorval meegemaakt. Een respondent vertelt hoe hij de fietsjes van zijn kinderen uit de achtertuin van een zigeunerfamilie heeft gehaald, nadat hij aan de voordeur te horen had gekregen dat zij de fietsjes niet hadden gezien. Een andere respondent legt uit hoe zij haar sleutels verloren was op de galerij, en toen na aanbellen haar sleutelbos van een familie terugkreeg maar dat er toen een belangrijke sleutel ontbrak. Buiten dergelijke incidenten berust veel op geruchten, maar de gesprekken met professionals maken duidelijk dat de zigeunerpopulatie zowel bewoners als professionals zorgen baart. Wat opvalt na het onderling vergelijken van de interviews, is dat geen van deze bronnen door iedereen wordt gemeld en dat geen van deze zaken de toon in de buurt zet. Mogelijk nemen langzaam de bronnen van overlast toe maar heeft het nog niet een grote omvang bereikt. 6 en 7 Metaal, S., M. Delnoij &
Gezinsproblemen Sinds enige jaren staan de naoorlogse wijken niet alleen bekend om problemen met leefbaarheid, achterstand en dergelijke, maar ook met ‘problemen achter de voordeur’, waarmee in het bijzonder wordt verwezen naar gezinsproblematiek, bijvoorbeeld in de vorm van langlopende
J.W. Duyvendak (2006) Een Amsterdamse benadering. Vooruitkomen, samenleven en thuis voelen in Nieuw West, verslag van een onderzoek. Amsterdam: Bureau Parkstad
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
45
familieruzies, disfunctionele verhoudingen, afhankelijkheid van drugs en dergelijke. 7 Ook in de Rijtuigenbuurt komen in sommige gezinnen problemen voor. Het is allemaal erg leuk, maar hierboven het derde huis, die zoon zit flink in de shit. Die heeft een verslaafde zoon. Zij woont niet hier, ze zijn gescheiden, maar zij hebben een grote zoon. Hij heeft ook al twee kinderen, maar hij woont bij zijn vader, maar hij kan niet goed met zijn vader opschieten. Die jongen moet hulp gaan zoeken. Die jongen denkt dat thuis bij zijn vader zitten helpt, maar het helpt niet meer. Maar hij heeft al veel hulp gehad. Hij is zwaar aan de drugs. Hij is zijn huis en alles kwijt. Altijd problemen. Maar ik heb er geen last van hoor, het is gewoon naar voor hun. Vooroordelen Toen in de jaren negentig de naoorlogse wijken snel van samenstelling veranderden, ging dat deels gepaard met onbegrip en vooroordelen ten opzichte van de immigranten. Daar is de instroom van nieuwkomers in de Rijtuigenbuurt te divers voor, zo lijkt het. We troffen tijdens de interviews weinig voorbeelden van ernstige vooroordelen. Uitspraken als ‘ze pikken onze wijk in’ hebben we niet kunnen optekenen en worden evenmin door respondenten gehoord in de wijk. Wel werd vaak opgemerkt dat het lijkt alsof de woningcorporaties en de gemeente mensen van een bepaalde herkomst bij elkaar ‘zetten’. Daarvan wordt echter niet de schuld bij de mensen gelegd. Een uitzondering is mogelijk een respondent die zich over de schouders voelt meegekeken door moslims als hij met zijn hond door de wijk loopt en varkensvlees op de barbecue legt, maar hij is daar nooit op aangesproken door een moslim. Omgekeerd hebben we van onze Marokkaanse respondenten geen klachten gehoord over sterke vooroordelen tegen hen in hun eigen buurt. Wel hebben we klachten gehoord over Nederlandse regelgeving en de openheid van Nederlanders in het algemeen. Rommel op straat Net als in de naoorlogse wijken hebben lange tijd bepaalde vanzelfsprekendheden bestaan die ongemerkt en onbedoeld werden doorbroken met de komst van immigranten.8 In de naoorlogse wijken ging dat bijvoorbeeld om het schoonhouden van het portiek. In de woonerfwijken gaat dat om het onderhouden van de erfafscheiding en het schoonhouden van de straat.
8
Reijndorp, A. and H. van der Ven, Eds.
(1994). Een reuze vooruitgang. Utopie en praktijk in de Zuidelijk Tuinsteden van Rotterdam. Uitgeverij 010, Rotterdam
46
Nou, die man die spoort ook niet, je ziet hem bijvoorbeeld, hier in de tuin zie je die boom staan? Onze vorige buren die snoeiden dat. En verleden jaar zomer vroeg ik aan hem; Wil je dat snoeien? Want het staat nou inmiddels een meter of drie in mijn tuin. Die geeft gewoon geen antwoord! Nou als je mij kwaad wil maken, en ik vraag iets aan je en je geeft gewoon geen antwoord, je negeert me gewoon helemaal, ja daar word ik niet blij om! En dan loop ik dus om naar de voordeur, doet ie niet open als ik bel. En uitein-
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
delijk krijg je dan een antwoord, drie dagen later, van ‘we zullen wel een keer zien’. Ja zo werkt dat niet. Pas nu komt naar voren dat de woonerven met hun groen vrij veel onderhoud vergen; veel praktische zaken werden vroeger door de bewoners zelf ondernomen. Het wordt ook niet onderhouden vind ik. Hebben ze pasgeleden hier onkruid gewied in de straat. Kan je het zien? Ze racen eroverheen en weg zijn ze. Nou dat vind ik geen onderhoud. Maar mensen doen het waarschijnlijk ook een beetje zelf, want ik ben de enige in de straat die een beetje onkruid voor de deur weghaalt. Geloof ik. Maar het zijn toch niet dezelfde immigranten als in de naoorlogse wijken, waar verhalen over vuilniszakken vol luiers op de straat, plassen vanaf het balkon en dergelijke gemeengoed waren, hoewel waarschijnlijk overdreven. Het zijn de kleine dingen, dingen die typisch zijn voor de woonerven. Kijk maar die mensen die zijn hartstikke schoon, die vegen bijvoorbeeld de tuin. Dan vegen ze het de poort uit, en dan is het klaar. Want buiten de poort is het niet meer van hun. Het zijn allemaal van die kleine dingen. Auto’s voor de deur parkeren, terwijl ja, dit is een woonerf, parkeerplaats zat, dan hoef je hem toch niet voor de deur te zetten? Dat zijn allemaal van die rare dingen. Een voorbeeld van een andere respondent, net als de voorgaande een oorspronkelijke stedeling. Het verloedert. Neem mijn straat al. Wij kijken tegen schuttingen aan. Dat waren voortuintjes vroeger. En nou zet iedereen er houten hoge schuttingen neer (...) en dan gooien ze alles zo over de schuttingen heen. Ik weet niet, mensen zijn slordiger geworden. Het is ook vanwege de sfeer. Oorspronkelijke stedelingen kunnen (om een andere reden) moeite hebben met de veranderingen in hun buurt. We hebben ook wel contact met mensen in de straat, maar iedereen loopt te klagen en iedereen wil hier gewoon weg, het is gewoon... Ik wil ook wel een praatje maken en een dingetje doen in de straat, maar ja, het is gewoon niet leuk meer. Niet voor alle oorspronkelijke stedelingen is het zo droevig gesteld met de Rijtuigenbuurt. Net wat ik zeg lekker ruim, dichtbij winkels, bij de rijksweg, dus. Nee ik zit prima hier.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
47
Deze respondent heeft het getroffen met gelijkstemde oorspronkelijke stedelingen in zijn straatje. Meer en meer wordt de samenstelling multicultureel. Een Surinaamse respondent beschrijft hoe gezellig zij het kan hebben met haar Afghaanse, Ghanese, Nederlandse en Surinaamse buren: Soms zitten we met zijn allen op de galerij. Dan zetten we stoeltjes buiten en dan gaan we gewoon lekker buiten zitten. Onze benedenburen weten het ook. Die zitten soms met zijn allen beneden. Ja, gewoon gezellig. En we hebben gezegd, als het mooi weer is gaan we met zijn allen barbecueën. Aan de overkant wonen ook drie goeie buren en die doen dan ook mee. Een echtpaar oorspronkelijke stedelingen woonde eerst in een wijk met flats. M Daar zijn we ook weggegaan omdat het helemaal vol kwam met Antillianen, Surinamers. Vuilniszakken vlogen in een keer naar beneden. De hele straat werd bevuild. I Dus het is niet de eerste keer dat dit jullie overkomt. M Nee daarom ga ik nu ook verder weg, en als het weer gebeurt dan ga ik nog verder weg. V Maar het is beter hier met de eengezinswoningen. De komst van stedelijke problematiek zal in woonerfwijken anders uitpakken dan in de naoorlogse wijken. Dat heeft deels te maken met de gebouwde omgeving: de gevoelsmatige afstand tussen de woning en de woonomgeving is kleiner. Ook is de typologie van soorten woningen groter. Voor een ander, belangrijker deel heeft het te maken met een verschil in de levensfasering van de wijken. De bevolking van woonerfwijken, in het bijzonder degene met een groter aandeel sociale woningbouw, zijn aanzienlijk diverser van samenstelling in termen van leeftijd en gezin dan de naoorlogse wijken aan de vooravond van de veranderingen. Hoe het zich precies zal ontwikkelen is een vraag voor de toekomst; we kunnen op dit moment slechts enkele ontwikkelingen signaleren. Wat ons opvalt, is het contrast tussen de intensieve aanpak van het Nijpelsplantsoen en de toch wat afwachtende houding in buurten als de Rijtuigenbuurt of Fokkesteeg. Dat is een respondent uit de flats ook niet ontgaan. Ik wil in ieder geval niet naar Nieuwegein Zuid, omdat de buurt daar achteruit is gegaan, qua onderhoud dan. Mijn broer woont in Fokkesteeg. Hier krijg je een brief en dan moet je je auto niet op de parkeerplaats zetten, want ze halen het groen ertussenuit. Nou daar groeit het als bomen boven de tegels uit! Ze doen gewoon helemaal niks. Hier snoeien ze heel veel. Je kunt de klok er op gelijk zetten. Het gras wordt gemaaid en alles wordt bijgehouden en daar niet.
48
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
De woonerfwijken veranderen overigens niet alleen van karakter op de manier die tot dusverre is geschetst. Op de achtergrond zijn kleine, subtiele veranderingen waarneembaar in de lokale cultuur. Een oorspronkelijke stedeling, die in deze paragraaf veel aan het woord is geweest, maakt min of meer de indruk dat hij liever het volkse element van buurt was gebleven. Ik hobby een beetje met auto’s en motorfietsen. Nou, dan ben je wel eens aan het slijpen en aan het lassen, en weet ik veel. En ja dat vinden zij ook niet zo leuk hè. En nou doe ik dat niet op zondag hoor, of ’s avonds. (...) Kijk, bij mij is het ook niet schoon, er ligt allemaal olie, maar als ik ga vegen en ik veeg buiten de tuin, dan ruim ik het daar ook op. Voordat hij andere bewoners van commentaar voorzag, zal hij weleens van commentaar zijn voorzien door de buren, en dan had hij zijn mondje wel klaar gehad. Die situatie komt niet meer voor. Zo spraken we ook iemand die graag de rol van hippie in zijn buurt had willen behouden, maar in de veranderende buurt lijkt die rol niet meer te worden herkend. De respondent van zeventig licht toe hoe hij denkt over de bemoeizucht van de mensen van de bewonersvereniging in zijn straat, en geeft op een ander moment aan dat de buurt aan het veranderen is. Je hebt altijd wel iemand of een echtpaar die zegt: zo gaan we het doen en dit moet er allemaal gebeuren. Zulke mensen heb je nodig. Het is leuk dat ze het doen. Maar het hoeven niet meteen je vrienden te worden, of te vertellen hoe je moet leven, maar daar ben ik dan heel duidelijk in. (...) De mentaliteit is veranderd. Kijk als ik hier buiten ben en ik kijk omhoog en zie een buurman dan zeg ik goedemiddag en zegt ie wat terug prima en zegt ie niks terug ook goed. Zo zit ik in elkaar. Het citaat doet vermoeden dat er vroeger in de wijk meer burgerlijke echtparen waren, tegen wie hij duidelijk kon zijn over zijn manier van leven en dat zij zich daar niet mee hoefden te bemoeien. Vroeger was hij misschien degene die het zich permitteerde om een buurman eens niet te groeten. Maar die kleine gebaren hebben hun symbolische betekenis verloren. De tijd van de burgerlijke wijk met als afwijking een volks en een hippie type is voorbij.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
49
50
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
51
52
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
4 Aansprekend en onaansprekend Nieuwegein
4.1 Aansprekende buurtjes Bewoners van Nieuwegein zijn opvallend buurtgericht. Dat wil zeggen: ze doen de boodschappen bij de buurtwinkels en hebben altijd een paar bekenden in de buurt wonen. ‘Je kent niet altijd iedereen in de straat, maar toch, in Nieuwegein heb je echt buurtjes,’ zoals een respondent het beschrijft. Buurtgericht De meeste belangrijke contacten hebben mensen buiten Nieuwegein: werk, familie en oude vrienden van de studie bijvoorbeeld. Maar anders dan in andere nieuwe steden als Almere en Alphen aan den Rijn doen bewoners veel in de buurt zelf: de boodschappen, de kinderen naar school brengen, en door de vriendjes en vriendinnetjes van de kinderen krijgen mensen ook contacten in de buurt. Stads- en winkelcentrum City Plaza is een plek waar men slechts een keer per week heen gaat voor de wekelijkse boodschappen. Doordeweeks gaat men naar de winkels in de buurt. Tijdens de groepsgesprekken kwam de buurtgerichtheid duidelijk naar voren. De deelnemers waren gevraagd stickers op een grote kaart van Nieuwegein te plakken die hun dagelijkse activiteiten symboliseerden, zoals boodschappen, de school van de kinderen, en plekken waar men komt voor recreatieve doeleinden. Wanneer de activiteiten buiten Nieuwegein plaatsvinden, konden de deelnemers de stickers op de randen van de kaart plakken. Op de kaart ontstonden groepjes van stickers in dezelfde kleur (behorend bij dezelfde deelnemer). De bewoners vertelden, wijzend naar plekken op de kaart, over hun leven in Nieuwegein. Op zich vind ik het buurtje waar wij wonen erg gezellig. Daar wonen heel veel kinderen en het voetgangersgebied is er altijd gezellig met kinderen. Ouders ontmoeten elkaar op straat en ook op de scholen wordt er buiten schooltijd en in het weekend gespeeld. Het is altijd gezellig. Een bewoner uit de Doorslag gaat zelfs een keer per jaar kamperen met de buren. We hebben veel contact met de buren: samen etentjes, ’s zomers barbecueën. We kamperen een keer per jaar samen met de kinderen erbij.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
53
Hoewel het contact met de buren over het algemeen goed is en we vaker tegenkomen dat buren samen barbecueën of picknicken, wordt Nieuwegein ook regelmatig als ‘slaapstad’ bestempeld. Veel respondenten merken op dat Nieuwegeiners naar hun werk gaan, thuiskomen en vervolgens niet meer de deur uit komen. Het woord slaapstad wordt zo vaak in de mond genomen dat het erop lijkt dat men ons voor wil zijn met het geven van dit negatieve label. De bewoners hebben ervaren dat anderen deze titel voor Nieuwegein gebruiken en willen laten zien dat men hiermee bekend is. Bepaalde inwoners, met name de nieuwe stedelingen, zullen zich ook liever met een stad of dorp willen identificeren. Zij geven met de term ‘slaapstad’ aan dat zij weten hoe het eigenlijk hoort. Een plaats zou moeten ‘bruisen’ van leven. Bij doorvragen blijkt men echter zeer tevreden te zijn met de rust in Nieuwegein en met het (beperkte) sociale leven in de buurt. De buurtwinkels doen het volgens de bewoners van Nieuwegein goed. In de wijken bevinden zich verschillende kleinere winkelcentra, waar de buurtsupers, de bakkers, groentewinkels en slagers het goed doen. De meerwaarde van de buurtwinkels tegenover City Plaza wordt min of meer als vanzelfsprekend gezien en is voor veel respondenten moeilijk te omschrijven. De volgende respondenten verwoorden hun binding met de buurtwinkels als volgt. T Je kent daar mensen en je wordt gekend. Ik ga daar liever heen dan naar City Plaza. S Wat merken jullie van de winkeliers? Gaan er veel winkels weg? T Nee, de winkels functioneren goed. V Ik ga niet zoveel naar City. We hebben hier ook een buurtsupermarktje. Hoe heet dat nou? Moerbeigaarde en Muntplein en Makadocentrum. Ik ga liever daarheen. Bij City moet je je auto parkeren en betalen. Ik ga met mijn fiets en het is ook dichterbij met de fiets. M En je hebt weinig in City hoor, qua boodschappen heb je alleen de Appie Hein en de C1000. Men gaat liever op de fiets dan met de auto. De mate waarin dat gebeurt, is opmerkelijk voor een groeikern of vergelijkbare gemeente, waar de auto over het algemeen snel wordt gebruikt. Voor de wekelijkse boodschappen gaat men wel eerder met de auto, evenals als men ’s avonds op pad gaat. Naast de fiets en de auto is de sneltram een populair vervoermiddel. Het hebben van kinderen heeft een belangrijke rol in het vormen van sociale contacten in de buurt. Veel mensen kennen mensen in de buurt via de kinderen en de school. Toen ik nog geen kinderen had waren we helemaal niet op Nieuwegein gericht, maar door de kinderen is je actieradius kleiner. Zeker nog omdat ze nog klein zijn. We komen eigenlijk bijna niet meer buiten de wijk. De kinderen spelen over het algemeen zonder toezicht van ouders buiten.
54
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
C Ook zonder ons spelen ze buiten. Er spelen heel veel kinderen en de sociale controle is gewoon groot. S Geldt dat voor iedereen? D Bij ons in de buurt wel ja. Daar hebben we ze al snel buiten kunnen laten spelen. A Het was nog wel even opletten, omdat er veel van die singels zijn. I Hoe is dat met verkeer? C Daar heb je eigenlijk geen last van. Je moet in de wijk wonen, anders kom je er niet. Doorgaand verkeer is er niet. D Bij ons achter konden ze rustig spelen, maar aan de voorkant moesten we ze wel heel goed leren om op te letten, want daar is een doorgaande weg er zijn wel drempels, maar dat is niet voor iedereen een reden om langzaam te rijden. C Nee, tussen de drempels kun je hard rijden. Alleen in de flats aan het Nijpelsplantsoen kwamen we (allochtone en autochtone) ouders tegen die hun kinderen liever niet zonder toezicht buiten lieten spelen. Een groepje (vooral Marokkaanse) kinderen uit de flats, dat wel zonder oudertoezicht naar buiten mag, maakt volgens de ouders teveel ruzie met hun kinderen. Ook in Fokkesteeg zijn er ouders die hun kinderen liever niet in een bepaald deel van de wijk alleen laat spelen. Tussen groen en grijs De respondenten beweren regelmatig dat zij Nieuwegein niet zo goed kennen. En, voor zover ze dat wel doen, dat er eigenlijk niet zulke grote verschillen zijn binnen Nieuwegein, met uitzondering van enkele bijzondere historische of groene plekken. Desondanks blijkt keer op keer dat mensen de namen van de buurten kennen, en dat zij die buurten ook voortdurend beschrijven in dezelfde termen. Er blijken wel degelijk verschillende kenmerkende buurtjes en wijken te zijn. De groene buurten worden over het algemeen geprezen en over de buurten die wat compacter zijn opgebouwd, met name twee specifieke buurten, Fokkesteeg-Zuid en de Rijtuigenbuurt in Batau-Zuid, spreekt men in negatievere termen. De meeste wijken kent men van horen zeggen, van regionale krantjes, of van hun contact met andere bewoners via verenigingen of het werk. De oudere bewoners hebben vaak een wooncarrière binnen Nieuwegein gemaakt en zo verschillende buurten leren kennen. De grootte van de woning is vooral het criterium waarop de bewoners een nieuw huis kiezen. Verhuizingen binnen Nieuwegein hebben meestal te maken met verdere gezinsuitbreiding of net een hoger inkomen zodat men een grotere woning kan betrekken. Ook spraken we een vrouw die een kleinere woning heeft betrokken toen haar kinderen de deur uit waren. De herkenbaarheid van de buurten, evenals de buurtgerichtheid, lijken sterk samen te hangen met de heldere structuur van Nieuwegein. De wijken hebben een herkenbare architectuur en indeling en worden gescheiden door centrale wegen.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
55
Wat ik wel goed vind en wat ze in Galecop ook wel geprobeerd hebben is dat je binnen een wijk een bepaald beeld hebt van een wijk. Een bepaald soort huizen, sommige wijken zijn rechttoe rechtaan, andere zijn slinger de slanger. Dat vind ik op zich wel aardig. Dat er steeds meer verkeer is op de centrale wegen binnen Nieuwegein en dat er steeds harder gereden wordt, ziet niet iedereen als een probleem: ‘Het rijdt wel lekker door’, ‘Buitengewoon efficiënt.’ Soms vormen zich door de wijken sluiproutes waar het drukker wordt, bijvoorbeeld langs de Batauweg. Het belangrijkst voor de bewoners blijft dat de buurtjes niet teveel belast worden. Fokkesteeg is een wijk die niet zo gunstig te boek staat. De wijk moet het vaak ontgelden, al kennen mensen de wijk meestal niet uit eigen ervaring. In Fokkesteeg hebben ze nauwelijks groen. Daar zou ik nou absoluut niet willen wonen. Er is geen groen en het is allemaal grijs. Geen bakstenen meer, maar allemaal betonblokken. Het ziet er allemaal niet zo vrolijk uit. En je hebt daar relatief veel huurhuizen dus dan krijg je al gauw dat zo’n buurt verpaupert. Wat dat betreft is gemengd toch wel goed. In een huurhuis denkt iedereen: nou het zal mijn tijd wel duren, volgend jaar of het jaar erop ben ik weg. Die doen er helemaal niks aan. En hier doen mensen er toch wat aan. Iedereen veegt op z’n tijd z’n straatje, bij wijze van spreken. Bewoners van Fokkesteeg moeten zich vaak verdedigen tegenover vrienden en kennissen uit andere wijken in Nieuwegein, terwijl zij het zelf naar hun zin hebben in de wijk. Een bewoonster verdedigt zich door duidelijk te maken dat ze in het ‘goede’ deel van Fokkesteeg woont. Fokkesteeg wordt volgens haar door een fietspad (Fokkesteeg genaamd) opgedeeld in een slechter en beter deel. In het slechtere deel bevindt zich de beruchte enige coffeeshop van Nieuwegein. D Ik hoor van veel mensen dat ze overal in Nieuwegein willen wonen maar niet in Fokkesteeg. E Het is de achterstandswijk van Nieuwegein. Maar het lijkt er ook op dat Fokkesteeg er telkens achteraan loopt met investeringen. H Ik vind het ook niet erg handig dat ze hier een coffeeshop hebben neergezet. Nota bene in de buurt van de kinderopvang. Ze verbeteren zo niet het image van de wijk. Zo worden de woningen ook niet verkocht. Het zou verstandig zijn om de wijk gewoon anders te noemen. (Volgend op een dialoog over kinderen en spelen op straat:) I Hoe is dat in Fokkesteeg?
56
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
D Bij ons in de buurt zijn veel plekjes waar de kinderen kunnen spelen. De grens ligt dan toch wel heel duidelijk bij het fietspad. Aan de overkant is de coffeeshop, waar mensen zich toch niet geheel volgens onze normen gedragen. Ik vind de huizen aan deze kant verschrikkelijk lelijk. Het wordt veel gebruikt voor mensen die in groepen wonen, verstandelijk gehandicapten, die dan bij elkaar wonen. Toch vind ik het een buurt waar ik niet zo snel…ik had hier op de fiets minstens zo snel kunnen zijn als met de auto, maar dan pak ik toch de auto, want in de auto voel ik mij veiliger. We spraken in een van de flats aan het Nijpelsplantsoen een bewoner die juist graag in Fokkesteeg zou willen wonen. Het ging om een Antilliaanse man die liever een eengezinswoning zou willen hebben dan zijn huidige flat. Fokkesteeg vindt hij daar het meest geschikt voor, omdat er meer buitenlanders wonen dan in de rest van Nieuwegein. Dan wil ik naar Fokkesteeg. Dat is rustig. Daar heb je huizen op de grond en daar wonen ook veel buitenlanders. Niet alleen Marokkanen en Turken zoals hier, maar echt van alles wat. Hier wonen alleen maar Marokkanen en een paar Nederlanders. (…) Ik schiet beter op met de buitenlanders dan de echte Nederlanders, eerlijk gezegd. Ik weet niet waarom, maar ik schiet beter met hun op. Sommige Nederlanders zijn gewoon niet zo sociaal. Sommige wel, maar voor mij, 80 procent is gewoon niet sociaal. Ook een jongen uit de Rijtuigenbuurt zou graag in Fokkesteeg willen wonen, waar hij is opgegroeid. In die buurt kenden we iedereen, zeg maar. Het was wel gezellig. (….) Ik vind Fokkesteeg wel leuk. Het zijn mooie huisjes. Ook van de Rijtuigenbuurt zeggen veel bewoners dat het grauw is en dat de huizen dicht op elkaar staan. Meerdere mensen plakken tijdens de groepsgesprekken op deze buurt een negatieve sticker op de kaart (met een emmer en een bezem als symbool voor rommeligheid). De bewoners van deze buurt zijn over het algemeen zelf minder negatief. Hoewel er ook oudere bewoners zijn die vinden dat de buurt achteruit gaat. Die grijze woningen, weet je wel, bij de Driften [Rijtuigenbuurt]. Dat vind ik echt een afschuwelijk lelijke wijk, met hele lelijke huizen. Heel dicht op elkaar. Ja, die grijze woningen, daar loop ik ’s avonds niet graag in mijn eentje rond.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
57
Over Doorslag en Galecop is men vooral positief. Echt mooi vindt men het niet, maar wel aangenaam en comfortabel. De woonerven worden als groen ervaren en er is zoiets dat omschreven kan worden als een positieve ervaring van een prettige maatvoering. De groene stroken in en rond de buurten horen daar nadrukkelijk bij. Ik vind dat het hier [in Doorslag] leuk opgezet is hoor. Je ziet zoveel parkjes en watertjes. Dat heb je ook niet overal en daar moeten ze ook niet aan zitten sleutelen om af te breken. Dat moet gewoon blijven. Want heel veel mensen zijn hier naartoe getrokken omdat het groen was. De Doorslag is toch wel een van de betere wijken. Althans dat lees ik altijd in de Molenkruier. Dat is een dorpskrantje. Het heeft wel een goede naam. Het is groen en je zit vlakbij Vreeswijk en de Polder. Ik vind de Doorslag heel erg groen, dat vind ik wel. Ik vind een wijk als Fokkesteeg wel heel dicht op elkaar staan. Waar ik ook wel eens kom is in Galecop. In het begin vond ik het vreselijk, maar langzamerhand vind ik het toch wel leuk; het is ook wel een ruime wijk. Ik kom ook wel in de weides, dat ligt aan de linkerkant van de Batau. Dat is al wat ouder, daar staan wat grotere huizen, dat is ook niet onaardig. Fokkesteeg, die kant heeft niet mijn voorkeur. Keer op keer horen we dezelfde vergelijkingen. De overeenstemming van de bewoners over het karakter van deze bekende en in lichte mate beruchte wijken lijkt op een hogere mate van sociale cohesie te duiden dan we in eerste instantie verwachtten. In de jaren dat deze mensen in Nieuwegein hebben gewoond hebben zij zich vergelijkbare referentiekaders toegeëigend waarmee ze de omgeving waarin zij leven bekijken en omschrijven. Ook als men over de wat negatievere kanten van het dagelijks leven in Nieuwegein praat, horen we veel overeenkomsten. Jongeren op straat De bewoners ervaren hun eigen buurten over het algemeen als prettig en rustig. Toch is er ook in Nieuwegein bezorgdheid om overlast. De vraag is echter in hoeverre er sprake is van een achteruitgang die vergelijkbaar is met stedelijke problematiek. Hoewel overeenkomsten bestaan met overlast in de steden zijn er vooral belangrijke verschillen. Niet alleen de schaal waarop overlast zich voordoet verschilt, maar ook de aard van de problemen. Verder is er sprake van een verschil in gevoeligheid van bewoners van oude steden en nieuwe steden als Nieuwegein. Bewoners van nieuwe steden storen zich mogelijk eerder aan overlast en vuil op straat dan stadsbewoners, omdat men dat niet in rustige woonwijken verwacht, al hebben we geen overgevoeligheid aangetroffen. Als het gaat om de jongeren op straat is er een mengeling van begrip en ergernis.
58
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Anders dan in de naoorlogse wijken worden de jongeren niet gezien als een fremdkörper, wat daar in de hand werd gewerkt door de combinatie van vergrijzing en de komst van gezinnen van buitenlandse herkomst. Als de hangjongeren in Nieuwegein niet de eigen kinderen zijn, zijn het de kinderen van vergelijkbare gezinnen uit de buurt. De jongeren die zich in een groepje op straat, in de speeltuin, of voetbalkooi ophouden, doen dat liefst op enige afstand van het ouderlijk huis. De volgende oorspronkelijke stedeling uit Utrecht vindt het allemaal niet zo beangstigend. Maar hangjongeren heb je altijd gehad. Wij waren vroeger ook hangjongeren, want wij hingen ook met een paar op een hoek en dan werd je weggestuurd en was je dus ook een vervelende hangjongere. Want dan sta je met elkaar te praten en eentje schreeuwt iets harder en dan moet je maar net een chagrijnig iemand hebben wonen. Dan heb je het al gelijk. Dat heb je altijd en zal je altijd houden ook. Dat hoort erbij. Er zijn ook geen clubhuizen. En daar gaan ze toch niet naartoe. Je gaat niet naar clubhuizen. Meestal verzamelen jongeren zich met hun brommertje bij elkaar. Anderen hebben meer moeite met het gedrag van de jongeren. Een Surinaamse respondent die zelf haar jeugd in Nieuwegein heeft doorgebracht, verbaast zich over het gedrag van haar zoon en andere jongeren in Nieuwegein. We hadden niet zoals nu, hangplekken. Dat deden wij niet. We gingen altijd bij die zitten, of bij die zitten. Dat deden wij. Ja, we zaten wel eens na schooltijd met zijn allen achter het schoolplein. Dus dat wel, maar echt zoals nu…dat was niet zo. Nu zie je ze overal, in de speeltuinen, die waren voor de kinderen. (…) Het was anders vroeger hoor. Je ging andere dingen doen. Je ging uit, met je vrienden naar de stad. Wanneer groepjes jongeren veel drinken of drugs gebruiken, maakt men zich meer zorgen, in het bijzonder over het achterlaten van gebroken glas en lege wietzakjes. Bovendien zijn deze groepen luidruchtiger en geven ze een gevoel van achteruitgang van de buurt. Tijdens de interviews komt ook regelmatig ter sprake hoe groepen jongeren op weg van of naar een gelegenheid langs de buurt trekken. We zijn zowel in een groepsgesprek als in een interview tegengekomen dat buurtbewoners samen tegen overlastgevende jongeren optreden. Weer een onverwacht teken van sociale cohesie in de buurten van Nieuwegein. Als er in het weekend iets te doen was daar in dat gebouwtje aan de Nederrijnseweg. Daar was zo’n jongerengebeuren, waar dan ook muziek optrad. Dan had je wel groepen jongeren die hier langskwamen en lampen kapot maakten en dat soort zaken. Kijk, dat zijn geen leuke dingen. Vooral in groepjes zijn ze vervelend. Dan durven ze meer, veel herrie maken en in de winter dingen tegen de ramen gooien, sneeuwballen en zo. Op
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
59
een gegeven moment zijn we ook gaan posten natuurlijk, om een uur of een, twee. Eerst die buurman en dan die, om te kijken wie het zijn en de politie een seintje te geven. Toen was het op een gegeven moment over. Ik denk dat ze nu ergens anders langsgaan. B Deze negatieve stickers heb ik opgeplakt omdat we een paar jaar geleden last hadden van drugsgebruikers die overlast gaven. Daar hebben ouders wel condooms opgeraapt en lege zakjes van wiet. Ik heb zelf nooit spuiten gezien, maar dat heb ik ook wel eens gehoord. A Kapotte alcoholflesjes, rum en… die waren zich daar echt aan het bezatten. Tot diep in de nacht. B Maar dat is over. Dat is goed aangepakt. A Daar is van alles uit de kast gepakt, vooral met de wijkagent. Het was een groep die bekend was bij de politie. Wij hebben er zelf ook wat aan gedaan. We zijn ’s avonds tussen de jongeren gaan staan. Ik heb dat een paar keer gedaan. In eerste instantie vinden ze dat heel erg raar, proberen ze dan met je te praten. Het was duidelijk dat twee leiders van de groep dingen deden die niet konden. Die zijn op een gegeven moment opgepakt en blijkbaar is de groep toen uit elkaar gevallen. Het had wel te maken met de brede aanpak die er was. Wij deden zelf wat en de politie deed wat. Bewoners zijn tevreden over de door de gemeente geplaatste hangplekken en voetbalkooien, omdat die de buurten en speelplekken ontlasten. A Ze hebben ook een hangplek gemaakt tussen Galecop en hieronder. Ze hebben een aluminium bouwwerk gemaakt. Het is een plek waar ik zelf niet graag zou langskomen maar ik vind het uitstekend dat het er is. Volgens mij heeft niemand er daar last van. Ik zou er zelf dus niet komen. Ik denk dat die jongens die eerst bij ons zaten nu daar zitten. S Waren het jongeren uit Nieuwegein? A Ja, het waren jongeren uit de buurt. B Ze stonden te plassen tegen de speeltoestellen. Het was echt vreselijk. Ook de fietstunnels die onder het spoor van de tram doorgaan worden door hangjongeren gebruikt. Veel respondenten ervaren de tunneltjes als onaangename plekken. Maar zelfs als de tunnels leeg zijn ervaren zij bepaalde tunneltjes als onprettig. Ik ken weinig enge plekken in Nieuwegein. Dat ene fietstunneltje vind ik niet zo prettig, niet dat daar iets gebeurt hoor. F Ja, ze zitten hier wel eens bier te drinken, maar ze doen hun best maar. Ik vind het erger als ze vervelend worden door alcoholgebruik.
60
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
S Over welke plek hebben jullie het? G Dat is de fietstunnel vanuit deze wijk naar het park toe. E En ook daar bij een dependance van het Anna van Rijn college. Dat is bij de fietstunnel bij de sportvelden. Daar staan hele groepen met jongeren. G Als ik daar dan loop dan heb ik zoiets van nou snel doorlopen. E Dat is heel vervelend. H Daar bij die school, de Evenaar daar zitten ook altijd heel veel hangjongeren, en dus veel rommel. Dat hoort klaarblijkelijk bij elkaar. Ook schoolpleinen zijn populaire plekken voor hangjongeren. Om die reden worden volgens een lid van een ouderraad steeds vaker hekken om schoolpleinen geplaatst. Nachtelijk Nieuwegein Zoals gezegd worden de fietstunnels als onprettig ervaren, ook wanneer er geen hangjongeren staan. Het gevoel van onveiligheid neemt toe wanneer het donker wordt. Voor meerdere mensen geldt dat niet alleen voor de fietstunnels, maar voor alle fietspaden. E Ik fiets niet graag ’s avonds in mijn eentje door Nieuwegein. Het maakt mij dan ook eigenlijk niet uit waar in Nieuwegein. De fietspaden in Nieuwegein zijn gescheiden van de wegen. Dat is aan de ene kant een voordeel, want het is veilig. Aan de andere kant geeft het je ’s avonds een heel eenzaam gevoel als je fietst. Als je ergens naar toe moet, moet je ook door een fietstunnel heen, of een park. Dat geeft mij geen veilig gevoel. D Ik heb dat ook hier bij Fokkesteeg. G ’s Avonds neem ik ook liever de auto inderdaad. Dan ga ik niet alleen fietsen. Als men dan toch de fiets neemt, mijdt men ’s avonds de parken en de eerder genoemde grijze buurten. Kinderen laat men in het donker liever niet in de buurt van de tramhalte van City Plaza komen. Wanneer kinderen voor muziekles ’s avonds in de Kom moeten zijn, worden ze uit veiligheidsoverwegingen gehaald en gebracht. Ook de sneltram wordt soms in het donker gemeden. E Overdag ga ik altijd op de fiets of met de tram, maar ’s avonds ga ik liever met de auto. Ik zou niet snel ’s avonds in mijn eentje in de tram gaan zitten. Niet dat mij ooit iets is overkomen, maar het geeft mij geen fijn gevoel. Ondanks de gevoelens van onveiligheid ’s nachts, maakt men zich niet echt zorgen over de veiligheid (de deelnemers aan de groepsgesprekken plakken ook weinig stickers met spinnen, die enge plekken symboliseren, op de kaart). Men denkt ook niet dat er een grote kans is dat
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
61
nare dingen gebeuren op die plekken, maar ervaart de situatie vooral als onprettig en mijdt die door de auto te nemen. Achteruitgang in onderhoud In meerdere buurten ervaart men een achteruitgang in onderhoud van bijvoorbeeld de bestrating, groen en speeltoestellen in de speeltuinen. Dat verschilt per buurt. Bij het Nijpelsplantsoen is men juist tevreden over het onderhoud, hoewel men daar soms een toestand van dweilen met de kraan open ervaart wat betreft het opruimen van zwerfvuil. P Ik vind ook wel dat het onderhoud van de gemeente achteruit gaat hoor. Als ze in het park de sloten baggeren, dan blijft de rommel gewoon op de kant liggen. Er is veel zwerfvuil. Er wordt niet meer zo goed onderhouden als vroeger. T Bij ons in de buurt vind ik dat wel meevallen. P Het is ook gek dat dat per buurt verschilt. K Tegenwoordig werken ze met een andere instelling. Dat komt doordat alles is uitbesteed. Als je meldt dat er een stoeptegel loszit, dan komen ze voor die ene tegel, terwijl vijf meter daarnaast ook alles schots en scheef is. P Er wordt niet meer pro-actief gewerkt. Ik vind dat de gemeente daar controle over moet blijven houden. T Nee, dat klopt. Het wordt niet afgemaakt. K Oude bomen worden ook niet meer vervangen als ze doodgaan. P En de servicelijn van de gemeente is slecht bereikbaar. Een bewoner maakt zich zorgen over de veroudering van woningen en de verkoop van deze woningen aan huurders. Volgens hem beginnen woningen in de oudere wijken aan grondig onderhoud of vervanging toe te raken, en worden woningen verkocht aan mensen die niet in staat zijn grondige onderhoud te plegen. Als woningen vijftig jaar oud zijn ga je toch denken: we gaan er eens wat aan doen. Tegen die tijd zijn het allemaal koopwoningen en zal iedereen zijn broek op moeten houden.
4.2 Onaansprekend centrum Het centrum, City Plaza, is een standaard overdekt winkelcentrum uit de jaren tachtig. Het valt niet in de smaak bij bewoners. Eens in de week doen ze er boodschappen met de auto, gaan naar de HEMA, of kopen kleren. Maar graag verblijven doen ze er niet. Ze vinden het geen prettige plek, met name de tramhalte en de krappe parkeergarage. De plannen voor vernieuwing van het centrum zien ze, door negatieve ervaringen, met weinig vertrouwen tegemoet. Al zijn de meeste mensen wel voor verandering.
62
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
De moeizame ontstaansgeschiedenis van het centrum is zowel bij oudere als nieuwere bewoners bekend. Nieuwegein zou een centrum met een open winkelstraat krijgen en een mooi centraal plein. De financiering van het centrum lag echter niet bij de gemeente en kwam lange tijd niet rond. Winkelketens kregen daardoor veel invloed op het ontwerp. Uiteindelijk werd het centrum kleiner dan gepland en het werd toch overdekt. De geschiedenis draagt niet bij aan een positief beeld van het centrum. De oudere bewoners hebben het gevoel niet te hebben gekregen wat hen is beloofd. Ze hadden vanaf het begin plannen om het anders te doen. Wij hebben het op zien bouwen. Het was eerst een heel groot terrein, wat dan onze stad zou worden. Op het laatst hadden we zo’n klein stukkie over voor de stad. En het is gewoon een groot winkelcentrum geworden. Een stad is het niet. Je gaat er iets halen als je het nodig hebt, maar niet eh, voor de stad. K Er is iets raars aan de hand in Nieuwegein. Het was eigenlijk Jutphaas en Vreeswijk en er zat jarenlang niks tussen. Het is pas heel laat aan elkaar gebouwd en pas heel laat kreeg het een centrum. In Vreeswijk is het gezellig en in Jutphaas, maar in het centrum is het helemaal niet gezellig. P Ze hebben zoveel mogelijk woningen, parkeerplaatsen en winkels gebouwd, maar alles is te klein. K En er zitten ook allemaal van die grote ketens. P Het is allemaal dezelfde formule die in verschillende gemeenten precies hetzelfde hebben. De gemeente heeft het te veel uit handen gegeven. Dat heeft afbreuk gedaan aan de kwaliteit van het centrum. Ze hebben de regie laten liggen. K Ik kom er niet graag. Ik vind het te anoniem. T Het winkelcentrum zelf heeft geen sfeer, maar ik voel mij er wel veilig. Niet alleen de geschiedenis van City Plaza, maar vooral ook de indeling en vormgeving ten gevolge van die geschiedenis vallen niet in de smaak. De respondenten missen ‘sfeer’ en ‘gezelligheid’. De voorzieningen die daarvoor nodig zijn, zijn op zich wel aanwezig. Er is een plein met cafés en restaurants. Ook is er een theater met cultureel centrum (de Kom), dat door veel respondenten wordt bezocht. Toch zijn de meeste mensen niet echt tevreden over het centrum. Naar de bioscoop gaan wij wel af en toe en naar de Kom gaan wij ook altijd, daar hebben we een abonnement op. Dus wat dat betreft wel. In de horeca kwamen we vroeger meer dan tegenwoordig moet ik zeggen. We vinden het ergens gewoon niet gezellig genoeg. We komen nog wel eens bij de Griek en zomers zitten we nog wel eens op het terrasje, dat wel.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
63
Zo’n plein ligt daar en er gebeurt niks. Ze proberen wel eens wat, bijvoorbeeld wanneer City 25 jaar bestond, dan hadden ze een markt en een band. Dan roept zo’n band naar die paar mensen: Nieuwegein hoe gaat het met jullie! Ja, en wat krijg je dan voor reactie? Het wordt altijd net niks. E C
Het is wel een uitermate efficiënte stad. (…) Je kan zo hier naar de bioscoop, je kan naar de schouwburg, je kan zwemmen, alle faciliteiten zijn er, maar er is geen gezelligheid. Laatst was mijn zus hier en die vroeg ‘waar kunnen we wat drinken’ en toen zei ik: we blijven wel in Utrecht. Het is uitermate efficiënt, maar het is niet gezellig. Als je uit de schouwburg komt, wil je nog even wat drinken, maar er is gewoon niks.
Dezelfde opmerking over het missen van de mogelijkheid om na het bezoek aan de schouwburg nog ergens terecht te kunnen kwamen we in een ander groepsgesprek tegen. P Het zou bijvoorbeeld prettig zijn om een uitgaanscentrum te creëren dat wel levensvatbaar is. Er is wel behoefte aan uitgaansgebied maar… K Wat ik mis in Nieuwegein is ruimte om te flaneren. Dat je niet uit de schouwburg komt en dat je dan die donkere parkeerhal in moet, maar dat er nog iets is. P Open ruimtes… Niet alleen: wat levert het op, maar wat draagt het bij aan de kwaliteit. (...) P Ik mis in het geheel dat er een visie ontwikkeld wordt en dat men zich daar aan vast houdt. De enige visie die wij hebben is de ontwikkelaar van de gemeente. De invoering van betaald parkeren is de populariteit van het centrum niet ten goede gekomen. Veel bewoners klagen erover en zeggen om die reden liever niet in City te komen. Het weinig aantrekkelijke centrum vergroot op deze manier de buurtgerichtheid. De boodschappen doe ik hier vlakbij. Bij de Kauwhof, het buurtsupertje in de buurt. Nee, daar gaan we niet helemaal naar City voor. Kijk met de auto is het sowieso al geen doen meer. Je moet betaald parkeren. En buiten dat moet je blij zijn dat je je auto kwijt kan. Nee, City hebben we helemaal niet nodig. Als je wat anders wilt, dan kun je op de tram stappen en dan zit je binnen twintig minuten in Utrecht. M Ik ga naar de andere kant van Nieuwegein. Daar hoef ik niet te betalen en kan ik gewoon de boodschappen doen. V Ik ga nog liever naar Duitsland, en dat doe ik ook, gaan we naar Duitsland boodschappen doen, gelijk alles groot. Dat doe ik liever dan dat ik hier 50 cent in de parkeermeter gooi.
64
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
K Je kunt mensen laten betalen op het moment dat het een oplossing biedt. Niet om geld binnen te halen. P Het is de doodsteek voor het centrum hoor. Het voegt geen kwaliteit toe. Men ziet het volgens mij als een melkkoe. Veel mensen durven de parkeergarage niet in omdat ze daar niet durven te manoeuvreren. Van de plannen voor de herindeling van het centrum hebben de respondenten geen hoge verwachtingen. Hoewel de bewoners niet blij zijn met de huidige situatie, heeft men ook niet erg veel vertrouwen in hoe het gaat worden. Op de vraag wat de gemeente zou kunnen doen aan City Plaza antwoorden de volgende respondenten: Heel veel slopen en opnieuw neerzetten, want het is zo raar ingedeeld. Het stadscentrum mag eindelijk eens een fatsoenlijk stadscentrum zijn, want het is nu een afgebrand dorp. Het gebrek aan vertrouwen in de nieuwe plannen blijkt uit de antwoorden op de vraag wat men van het nieuwe centrum verwacht: Ik weet het niet… het blijft krap volgens mij. Het zal in het begin wel weer dat mooie stukje uitstraling hebben die City ook had, maar ik ben bang dat het daarna gewoon weer terugvalt en dat we over 25 jaar de boel weer plat gooien. Ik vind het een ontzettende kapitaalvernietiging. Ik ben wel bang dat het centrum te dicht op elkaar wordt gebouwd. Ik word er bijna claustrofobisch van. C Het zijn zulke grote projecten. Het duurt zo lang voor zo’n centrum klaar is en de wereld draait door. Misschien zijn er al weer allerlei andere behoeften. Nu willen ze City anders gaan maken. Een hele woonwijk hebben ze gesloopt, voor parkeerplaatsen! Ik weet niet hoeveel woningen daar stonden en dat waren mooie woningen. Dat hebben ze gedaan voor parkeerplaatsen en kantoorruimtes, maar op de hoek staat een kantoorgebouw al jaren leeg! En dan stond er nog een stadhuis en dat halen ze dan weer weg! Een van de respondenten is opgegroeid in het buurtje dat gesloopt is voor de toekomstige uitbreiding van het centrum.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
65
Ik kwam laatst met mijn dochtertje bij die hoek bij de nieuwe bibliotheek daar en mijn dochtertje zei, ze is vijf: mamma dit lijkt wel een rommelhoekje. Ja lieve schat, hier woonden wij vroeger. En er staat geen auto, niks. Dat is toch zonde. Ik snap het niet. Ik vind het nog steeds heel treurig. Ik ben er opgegroeid natuurlijk. Het was ons wijkje. Het was gewoon leuk. Enkele respondenten die meer op Nieuwegein gericht zijn (oorspronkelijke stedelingen en dorpelingen), zijn minder negatief en hebben ook meer hoop op verbetering van het centrum. De volgende bewoners zijn erg tevreden met Nieuwegein en het centrum. Zij zien de toekomstige veranderingen ook positief tegemoet. F Ik heb helemaal niet zoveel meer met Utrecht. Ik kom uit Utrecht, maar ik mis het absoluut niet. Mijn kinderen trekken zeker naar Utrecht, voor het uitgaan en het drinken, maar al zou het er niet meer zijn, dan zou ik het prima vinden. Ik woon inmiddels 26 jaar hier. Ik was zestien. Toen waren net de eerste huizen in het centrum gebouwd en daar kwamen wij te wonen. City was nog helemaal niks. Dat hebben we allemaal op zien bouwen. En ik ben gebleven zo van nou ja goed. Het was wel makkelijk eigenlijk. Ik heb op drie verschillende plekken gewoond en ik heb eigenlijk overal prima gewoond. Als de kinderen uit huis zijn willen we wel kleiner wonen en dat zou hier kunnen zijn, maar ook een van de omringende steden. Maar naar Utrecht zou ik niet meer terug willen.’ I Waarom zou je niet terug willen? F Vanwege de achteruitgang van een hele hoop wijken. Wij hebben op Kanaleneiland gewoond en op Hoograven. (….) Ik ben wel benieuwd hoe het eruit gaan zien het nieuwe centrum. Ik hoop op leuke nieuwe winkels. G Ik kom uit Gelderland. Ik ben hiernaartoe gekomen omdat ik in de verpleging hier in de buurt eerder werd aangenomen. Ik zou best terug willen naar Gelderland, maar heb hier een heel sociaal leven opgebouwd. (…) Ik kom helemaal niet graag in Utrecht. Ik ben helemaal niet graag in de stad. Ik vind Nieuwegein al best groot en ik ben ook best tevreden over City. Verschillende respondenten die meer op Utrecht gericht zijn hebben bijzondere redenen om hun ontevredenheid over het centrum te uiten. Dat komt wellicht doordat ze zich meer identificeren met het stadsleven. Deze mensen zouden het centrum waarschijnlijk nauwelijks in hogere mate gebruiken wanneer het meer aan hun eisen zou voldoen. Om die reden is verandering ook weer niet heel essentieel voor deze mensen.
66
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
C Ik mis ook geen bruisend centrum in Nieuwegein. Als ik dat op wil zoeken ga ik naar Utrecht. D Je zoekt het ook niet in Nieuwegein. Toch zou het ook aan het woonplezier van deze laatste groep bijdragen als ze in ieder geval de mogelijkheid hebben om op een prettige plek een café of restaurant te bezoeken, of een goed ogend centrum hun boodschappen te doen. Voor een deel hebben de oude dorpskernen van Jutphaas en Vreeswijk deze functie. Voor de jongeren fungeert City Plaza niet als uitgaanscentrum. Ze gaan uit in Utrecht, IJsselstein, of ze hangen op straat. Zowel de jongeren als andere bewoners van Nieuwegein vinden dat er weinig te doen is voor de jeugd. Je hebt in Blokhoeve Big Daddy’s, die we al eerder in citaten tegenkwamen. Deze groot opgezette op Amerika geïnspireerde uitgaansgelegenheid ligt aan de weg, naast een bedrijventerrein. De plek, waar zich ook een bowlingcentrum bevindt, doet denken aan een Amerikaanse strip mall, maar heeft niet helemaal dezelfde sfeer. De jongeren bezoeken de plek wel, maar zijn niet erg enthousiast en blijven na een paar keer weg. Een aantal respondenten vindt het er rommelig. Misschien dat een goede inrichting en uitbreiding met vergelijkbare, of kleinere gelegenheden, gericht op jongeren de plek aantrekkelijker maakt. De volgende respondent denkt dat City Plaza te veel door woningen wordt omgeven om er goede uitgaansgelegenheden te plaatsen. Een industrieterrein zou volgens haar een geschikte plek zijn voor bars en discotheken. Er is hier gewoon helemaal niks. Als je wilt stappen: dat kan niet. Dan moet je naar Utrecht. Ben je jong dan kun je sowieso nergens naar toe. Er is niks. Ja, een duffe bioscoop. Ze moeten meer organiseren, voor jeugd sowieso. Ik vind dat er geen leuk uitgaansleven is. Er is een kroeg die misschien leuk is als je vijfenvijftig bent. Het is niks. Er moet een kroeg komen en een discotheek, dat soort dingen. Zoals in Utecht. Ik denk dat ze dan een hele hoop mensen blij maken. Voor mijn leeftijd is er niks te doen. Als je uit wilt is er niks aan. Dan zou ik het niet hier ergens doen, maar op het industrieterrein. Dan heeft niemand er last van. Parkeerplaatsen zat. Geluidsoverlast heb je er niet. De vraag is of ook andere jongeren een bedrijventerrein zouden willen als uitgaanscentrum, of dat ze zoals in de volgende paragraaf aan bod komt, net als andere Nieuwegeiners erg hechten aan oude plekken.
4.3 Authenticiteit rondom De oude kernen Jutphaas en Vreeswijk worden zeer gewaardeerd en met enige regelmaat bezocht. Dat geldt ook voor de oevers van de Lek. Het centrale park, Oudegein, mag niet bebouwd worden, want ook dat is een echte beeldbepalende factor. De bewoners van Nieuwegein associëren
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
67
Nieuwegein zelf meestal niet in de eerste plaats met de oude plekken en weten dat buitenstaanders bij Nieuwegein eerder denken aan nieuwbouw dan aan de oude dorpskernen. Als we ze vragen te vertellen wat er mooi is in Nieuwegein, of waar het gezellig is, noemen ze echter de oude plekken. Als ze bezoek hebben laten ze ook graag deze plekken zien. Het wordt niet altijd duidelijk wat men prettig vindt aan de oude plekken. Men lijkt het fijn te vinden om meer in hun woonplaats te kunnen zien dan woonhuizen die binnen dertig jaar zijn gebouwd, al komt men er in het dagelijks leven niet vaak. S Wat vinden jullie precies mooi aan het fort? A Schitterend. B Het is groen, het water, de bomen, het oude stukje fort. D In de zomer is daar ook muziek op het water er is een beeldententoonstelling… S Hebben jullie het gevoel dat het bij Nieuwegein hoort? D Ja, net als dat het park bij Nieuwegein hoort. Het is een stukje waar niet veel huizen staan. A Ja. E Oud Vreeswijk, het uitzicht op het water met die sluizen. H Dat is erg mooi. Ik vind het wel heel leuk dat dat soort plekken er zijn. Dat heeft zeker zijn charme. Het zijn mooie oude stukken, ook die oude landgoederen over het water. Het zit wel een beetje in verdrukking. Die plekken zijn wel heel leuk. Dat maakt het wel anders dan andere plaatsen, zoals Leidsche Rijn of zoiets, wat uit de grond gestampt wordt. Ik vind het ook heel leuk om oud Vreeswijkers te spreken. Oud Vreeswijkers over vroeger en oude Jutphaasers. Dat is ook een stukje herkenning, omdat ik ook in een oud stadje ben opgegroeid. Dat heeft wel een stukje charme. Ik heb geen gevoel bij Nieuwegein. Ik heb wel een gevoel bij Vreeswijk en ik heb wel een gevoel bij Jutphaas. Hoewel de bewoners de oude plekken waarderen, constateren we enige ambivalentie wanneer wij ze vragen of de plekken deel uit maken van Nieuwegein. Doordat de oude dorpskernen geen onderdeel zijn van het centrum hebben de nieuwe bewoners het zich niet kunnen toe-eigenen. Volgens verschillende respondenten zijn de oorspronkelijke bewoners van Vreeswijk en Jutphaas erg op zichzelf. Zij zien zichzelf als Vreeswijker, of Jutphaser en niet als bewoner van Nieuwegein. I Ziet u dat als deel van Nieuwegein? R Dat is voor mij Vreeswijk. Ik weet in mijn hoofd wel dat het Nieuwegein is, maar het
68
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
is voor mij Vreeswijk. Het hoort wel bij ons hoor, maar als ik aan Nieuwegein denk, denk ik niet aan Vreeswijk, moet ik zeggen, en ook niet aan Jutphaas, nee. Sommige mensen vinden het jammer dat een van de oude dorpskernen, Jutphaas of Vreeswijk niet het centrum van Nieuwegein is geworden, zoals dat in IJsselstein is gebeurd. Zij zien in de kades en de sluizen van Vreeswijk overeenkomsten met de grachten van Utrecht of Amsterdam, waar ze het wel gezellig vinden. Veel Nieuwegeinse jongeren gaan graag uit in IJsselstein. Nieuwegein bestaat uit Jutphaas en Vreeswijk en ik vind het heel erg jammer dat ze dat gegeven niet wat meer hebben geaccentueerd, in plaats van krampachtig een nieuw gedrocht van een centrum te bouwen. Je zit midden in de Hollandse wateren. Buit dat uit! Maak er iets gezelligs van. Je kunt er een unieke plek van maken. Er kan zoveel meer. A Vreeswijk leent zich om stadskern te zijn. C Het is een mooi stukje, maar wat er uiteindelijk van gemaakt is. Ik vind dat er maar weinig leuke restaurantjes zijn. Het ziet er heel leuk uit, maar er zitten niet de voorzieningen die je daarbij verwacht. A Het is natuurlijk te klein. C Maar de plek is hartstikke leuk, maar als je in Nieuwegein leuk uit eten wilt gaan… B … dan ga ik toch daarheen hoor en niet naar City. De hang naar gezelligheid lijkt voor veel bewoners te zijn verbonden met een wens voor authenticiteit. Veel bewoners zijn dan ook blij met resterende, oude gebouwen die schuil gaan achter de nieuwbouw, ofschoon de oude delen niet bepalend lijken te zijn voor de identiteit van Nieuwegein. Nu in Nieuwegein nauwelijks nog ruimte is om te bouwen is men bang dat het groen en ook het park Oudegein zal worden opgeofferd. Men reageert hier in een groepsgesprek fel tegen en zegt te vertrekken wanneer dat gebeurt. Een man is daarin gerustgesteld omdat er volgens hem een afspraak is gemaakt met de voormalige landgoedeigenaar van Oudegein. Volgens deze respondent was een van de afspraken bij het in gebruik nemen van het landgoed dat het park niet bebouwd zou worden.
4.4 Nieuwegein in de regio Nieuwegein ligt gunstig, vinden de respondenten. Met de centrale wegen en de omringende infrastructuur kun je overal goed komen. Bovendien is het verkeer en de indeling van Nieuwegein efficiënt geregeld. Maar wat is Nieuwegein voor plaats in vergelijking met andere plaatsen in de regio, een dorp of een stad?
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
69
Nieuwegein is een leuke stad, of een stad... een dorp… kun je ook niet zeggen, ertussenin. Tja een beetje een saai dorpje. Ze hebben hier het stadssyndroom hè, ze denken dat we in een grote stad wonen [de gemeente, naar aanleiding van het betaald parkeren], maar het is gewoon een dorp. Ik vind het geen stad hoor. Hoort Nieuwegein bij Utrecht? Aan de ene kant wel. De oorspronkelijke en nieuwe stedelingen benadrukken dat graag. Aan de andere kant is de plaats duidelijk als nieuwe stad te onderscheiden. ‘Als je het kanaal overgaat kom je pas thuis’, zoals een respondent het uitdrukt. Nieuwegein wordt vaak vergeleken met groeigemeenten in de regio. Soms komt Nieuwegein gunstig uit de vergelijking, soms ook niet. Er is weinig te beleven. Het is een forensenstad, of ze noemen het slaapstad, maar dat gaat dan wel erg ver. Zo erg is het nou ook weer niet. Het is geen doorleefde stad waar het bruist van het leven. Nee, dat niet. Maar er gebeurt net te veel om het een slaapstad te noemen als je het vergelijkt met Houten of Maarssen. Dan vind ik dit wel wat leuker. Er is in ieder geval elke zaterdag een markt. Het winkelcentrum is erg druk. Er zijn ook koopzondagen bijvoorbeeld. Het oude centrum van Vreeswijk is zeker in de zomer erg leuk. Maar als je daar vier weken achter elkaar op een terrasje hebt gezeten dan heb je het wel weer gezien voor een heel jaar. Er zit nog wel wat, maar het is erg groot en weinig buiten het normale werkleven in. Nieuwegein dat is niks joh, allemaal nieuwbouw. Of je nou in Houten of in Culemborg, of in Nieuwegein, of in Almere of in Lelystad. Het enige voordeel van Nieuwegein is dat ze nog een oude dorpskern hebben hè: Vreeswijk en Jutphaas. In Houten heb je ook nog een dorpskern. Dan heb je nog het gevoel dat het daar omheen is gebouwd, maar Almere en Lelystad zijn echt een verschrikking. Daar zou ik absoluut niet willen wonen. Houten en IJsselstein worden vaak geprezen vanwege het historisch gegroeide centrum. Daartegenover staat dat bewoners Nieuwegein graag in positieve zin vergelijken met Vinexwijken, met name Leidsche Rijn, waar volgens hen minder groen is en de congestie aanzienlijk groter. Dat is nog slechter, omdat ze krapper zijn opgezet. Zoals in Leidsche Rijn bijvoorbeeld. Je hebt daar helemaal geen groen. Dan vind ik het hier veel beter. Opmerkelijk genoeg lijken veel respondenten Nieuwegein in eerste instantie een geheel van
70
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
nieuwbouwwijken te vinden, maar bij doorvragen blijken al die buurtjes een bekende identiteit te hebben. Ook blijkt er consensus te bestaan in de ergernissen die klein zijn vergeleken met die in grote steden, maar wel gedeeld worden door veel mensen. Ook over geliefde oude en groene plekken denken veel mensen hetzelfde. De zwakke identificatie met Nieuwegein als stad, en de sterkere binding met Nieuwegein door de sociale contacten in de buurt en door het comfort, is iets wat de bewoners delen.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
71
72
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
5 Conclusies
Nieuwe stedelijkheid Gemeenten als Nieuwegein hebben het imago van rustige, suburbane randgemeenten waarin voornamelijk middenklasse-gezinnen wonen en er niet zoveel op straat gebeurt. Maar intussen kondigen de veranderingen zich aan: langzaam krijgen de nieuwe steden eigenschappen van de ‘oude’ steden: ze worden stedelijker. Bestuurders en ontwikkelaars hebben bij stedelijkheid vaak een schaalsprong voor ogen: een hoog voorzieningniveau, dure bedrijfsruimte, hoge dichtheden en grote appartementsgebouwen. Het is echter de vraag of dat de vormen van stedelijkheid zijn die de bestaande structuur en veranderingen in Nieuwegein het beste omschrijven. Stedelijkheid kondigt zich in Nieuwegein namelijk niet alleen aan in de vorm van schaalvergroting. Ten minste twee andere typen veranderingen die in Nieuwegein gaande zijn kunnen als stedelijk worden getypeerd: die op het niveau van de instroom en die op het niveau van de buurten. Verandering in de instroom Waar komen de bewoners vandaan? Op welke manier komen zij in Nieuwegein terecht? Kunnen ze er goed rondkomen en vooruitkomen en hoe denken zij over Nieuwegein? De meerderheid van de respondenten heeft een type herkomst en woongeschiedenis die al langer bekend is voor buitenwijken en nieuwe steden. De instroom bestond aanvankelijk voor een groot deel uit gezinnen afkomstig uit Utrecht. Deze oorspronkelijke stedelingen hebben over het algemeen een lagere opleiding. Ze zijn tevreden over Nieuwegein en willen vaak niet meer terug naar de stad, al houdt men daar een sterke gevoelsmatige band mee. Op deze manier zijn ook oorspronkelijke dorpelingen ingestroomd met vergelijkbare achtergronden. Kenmerkend voor de nieuwe stad is ook een categorie die minder herkenbaar is vanwege hun achtergrond: de buitenwijkers. Zij voelen zich goed thuis in het groenstedelijke woonmilieu van Nieuwegein. Deze categorie is gemiddeld opgeleid en heeft vaak enige omzwervingen gemaakt vanaf de plaats van herkomst. Daarnaast zijn de nieuwe stedelingen in Nieuwegein verschenen. Zij zijn in de grote stad gaan studeren en hebben daar vervolgens een band mee opgebouwd die zij liever niet verbreken. Ze staan enigszins ambivalent tegenover de nieuwe stad, die wel comfortabel is maar in sommige opzichten juist het tegenovergestelde representeert van de oude steden. Een vierde categorie, de suburbanisanten, wordt gekenmerkt door zowel een hoge
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
73
opleiding als een hoog inkomen die hun status verbindt aan luxueuze woningen in een groene, suburbane omgeving. Voor hen is het de vraag of Nieuwegein wel aan dat beeld voldoet. Een nieuwe categorie bestaat uit bewoners die zelf in Nieuwegein zijn opgegroeid: de tweede generatie. Hun motieven om in Nieuwegein te wonen passen in het plaatje van de nieuwe stad: comfort, rust en groen (het liefst een eengezinswoning), maar daarnaast speelt het opgebouwde sociale netwerk een belangrijke rol. Sommige kinderen van respondenten verhuizen naar plaatsen in de omgeving, zoals IJsselstein of Houten, en ook wel naar Utrecht. Kinderen die een hogere opleiding volgen, bouwen waarschijnlijk een netwerk op dat zich wat verder uitstrekt dan de nabije plaatsen die door veel jongeren worden genoemd. Misschien begint dat verschil al eerder dan de opleiding en is er een verband met de woongeschiedenis van de ouders. Naast de ‘overloop’ uit de steden, van mensen die als eerste in de groeikernen gingen wonen, kan er in de huidige situatie gesproken worden van een ‘nieuwe instroom’: de instroom van immigranten en alleenstaanden. Die ‘nieuwe instroom’ voldoet niet aan het stereotype beeld dat men van een buitenwijk verwacht. In hoeverre er, zoals bij de voorgaande typen, ook in dit geval sprake is van een categorie met consistente leefstijlkenmerken is zeer de vraag. We interviewden verschillende alleenstaande moeders van zowel allochtone als autochtone herkomst die met enig vallen en opstaan rondkomen, maar weinig perspectief hebben om maatschappelijk vooruit te komen. Deze huishoudens zijn desondanks geen multiproblem-gezinnen waarbij ‘achter de voordeur’ moet worden gekomen, al hebben ze in de loop van de tijd wel hulp gekregen van familie, vrienden en professionals om moeilijke periode door te komen. Daarnaast spraken we verschillende allochtone gezinnen die een betere uitgangspositie en perspectief hebben, zonder dat er evenwel op korte termijn sprake is van een 'zwarte middenklasse' met hogere inkomens. We weten wel dat zowel in de koopwoningen als in de huurwoningen zich een middenklasse vestigt. Voor een deel bestaat de nieuwe instroom uit huishoudens die we gewend zijn in de oude steden aan te treffen, maar daar door de druk op de woningmarkt niet zomaar een plek kunnen vinden en zich ook niet geroepen voelen om koste wat kost in Utrecht te wonen. Echter, bij deze instroom moet niet alleen de oude stad voor ogen worden gehouden, want men komt lang niet allemaal via Utrecht in Nieuwegein terecht. Het is eerder een soort overloop-binnen-de-regio. De nieuwe instroom heeft veel gemeen met de categorie buitenwijkers, vanwege de oriëntatie op de regionale woningmarkt en de motivatie om in de nieuwe stad te wonen (maximaal wooncomfort voor minimale kosten), maar met het verschil dat het ook (maar niet alleen) om mensen gaat met een lager opleidingsniveau en maatschappelijke positie. Verandering in de buurt De vier naoorlogse flats van het Nijpelsplantoen, in bezit van woningcorporatie Mitros, kennen een geschiedenis van problematische bewoning, huurachterstanden, uitzettingen en meldingen van overlast. De dynamiek in deze flats lijkt op die van delen van naoorlogse wijken als Overvecht en Kanaleneiland in Utrecht.
74
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Tijdens de interviews kwam naast de hinder die gebruikelijk is in galerijflats, zoals geluidoverlast van buren en druk spelende kinderen op de galerijen, ook naar voren dat zich incidenten voordoen, van het legen van emmers water van het balkon en de galerij tot en met diefstal uit de boxen. De respondenten geven aan dat dit in het verleden erger is geweest. Met de ervaringen in de naoorlogse wijken van de grote steden in het achterhoofd, is sinds een jaar of tien een gecoördineerde aanpak van het Nijpelsplantsoen op gang gekomen. Bovendien worden tegenwoordig alleen kleinere huishoudens toegelaten in het complex . Dat de kleinere huishoudens onder het nieuwe toewijzingsbeleid niet altijd klein blijven, is de bewoners niet ontgaan, en het zijn ook niet allemaal onproblematische huishoudens, maar de bewoners stellen het op prijs dat er niet alleen grote gezinnen komen te wonen. Een ander belangrijk onderdeel van de aanpak bestaat uit het bijhouden van de stand van zaken in het complex, per adres. De instellingen kunnen op die manier samenwerken en beter huishoudens begeleiden. Daarnaast is er sprake van een actieve benadering in het schoonhouden van het complex, zowel in de flats zelf als de woonomgeving, en dat werkt goed, al geven respondenten aan dat zelfs dat niet altijd genoeg is. Gezien de verhalen die wij als onderzoeker over de flats te horen kregen, valt het bij nader onderzoek op hoe vriendelijk buren met elkaar omgaan. De contacten gaan vaak verder dan groeten. Er heerst een vorm van gezelligheid en er is sprake van soms vergaande burenhulp. Ondanks overlast blijft in het Nijpelsplantsoen een basisrelatie tussen bewoners bestaan. Wat in vergelijking met het door veel bewoners geschetste beeld opvalt, is dat de betrokken professionals bij de aanpak er erg vanuit gaan dat er problemen zijn in het complex, en er van overtuigd lijken te zijn dat die volledig moeten worden weggenomen. De vraag is of de ontwikkelde intensieve aanpak niet gewoon onderdeel moet zijn van het beheer in een dergelijke flat en ook voor een langere periode nuttig kan blijven in plaats van naar de definitieve oplossing te streven. Huishoudens die in toekomst problemen krijgen kunnen dan ook profiteren van het professionele netwerk. Het Nijpelsplantsoen is met zijn naoorlogse bouwvorm binnen Nieuwegein een uitzondering: zoals in zoveel nieuwe steden bestaat de gemeente in hoofdzaak uit woongebieden van een volgende generatie: de woonerfwijk. Het merendeel van de Nieuwegeinse wijken kan worden getypeerd als rustige en groene buurten, zoals in de volgende paragraaf wordt toegelicht. In sommige buurten zijn echter veranderingen merkbaar. Deze buurten zijn wat betreft de bouwperiode en stedenbouwkundige vorm een woonerfwijk, hoewel ze niet in alle opzichten aan het stereotype beeld daarvan voldoen. Er is sprake van een zeer gemengde typologie van eengezinswoningen, maisonnettes en middelhoge flats met galerijen en woningen op de begane grond. De eengezinswoningen zijn in de meerderheid. De Rijtuigenbuurt is lang als rustige suburbane buurt met een tikje gezelligheid en burgerlijkheid beschouwd, maar inmiddels aanzienlijk gemengder van samenstelling en karakter geworden. Sommigen bewoners vragen zich af of dat wel goed blijft gaan, al leert de ervaring van de meeste geïnterviewden dat de nieuwe bewoners over het algemeen rustige mensen zijn.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
75
Tijdens de interviews is speciaal gelet op concrete bronnen van overlast, maar de interviews in de Rijtuigenbuurt laten daar geen uniform beeld in zien. Lang niet alle respondenten noemen vergelijkbare vormen van overlast of typen incidenten, zoals dat in het Nijpelsplantsoen wèl het geval was. Genoemd zijn onder andere de aanwezigheid van drugsdealers, ter onderscheid van de jongeren die in de buurt rondhangen. Vooralsnog neemt de overlast van jongeren geen grote vormen aan, behalve op sommige verzamelplekken aan de randen van de een buurt (maar dat kwamen we vooral tegen in de rustigere, ‘groene’ wijken). Ook (ex-)psychiatrische patiënten kwamen ter sprake, maar ook daar is geen concrete overlast van. Overlast van zigeunerfamilies is een ouder verschijnsel, en wordt ook in deze buurt gemeld. Geen van deze bronnen van overlast heeft de toon in de buurt gezet. Wat de bewoners echter wel opmerken is de slechte staat van het onderhoud en de toename van de rommel op straat. Pas nu komt naar voren dat de woonerven met hun groen vrij veel onderhoud vergen. Veel praktische zaken werden vroeger door de bewoners zelf ondernomen, maar daarin komt verandering, onder andere met de nieuwe instroom. De vergelijking met de naoorlogse wijken is snel gemaakt, ook daar begonnen de veranderingen zich op deze manier aan te kondigen, maar er zijn ook duidelijke verschillen, die hieronder worden toegelicht aan de hand van het begrip levenscyclus. Onze interviews geven aanwijzingen dat we problemen kunnen vermoeden onder de gezinnen van de nieuwe instroom, maar zoals aangegeven wil dat niet zeggen dat het ook probleemgezinnen zijn, die een casemanager behoeven. Er is een geleidelijk veranderingsproces. In sommige straten verandert het echter sneller dan in andere, zo konden we uit de interviews opmaken. We kregen niet het gevoel dat de professionals die fijnmazigheid in de gaten hebben. In vergelijking met de intensieve aanpak van het Nijpelsplantsoen valt op hoe weinig deze buurt wordt bezocht door professionals en beleidsmakers en hoe weinig bekend is over details van de buurt. Daarmee rijst de vraag of Nieuwegein deze veranderingen aankan en hoe met de nieuwe stedelijkheid het best kan worden omgesprongen. Deze vraag lijkt tot dusverre onvoldoende te worden gesteld. Zonder goede onderbouwing wordt ervan uitgegaan dat de verstedelijkingsopgave van Nieuwegein moet worden vertaald in een schaalsprong. De slaapstad moet een echte stad worden. Maar sluit dat aan bij de structuur van Nieuwegein en de bestaande kwaliteiten zoals die door bewoners worden ervaren? Ruimtelijke structuur De eerste, oppervlakkige associatie met Nieuwegein voor bewoners is die van slaapstad, wat men ruimtelijk voor zich ziet als een uitgestrekt nieuwbouwgebied van eengezinswoningen in een rustige, groene woonomgeving. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop gesproken wordt over de oude plaatsen Vreeswijk en Jutphaas, en groene plekken zoals park Oudegein en de Lekoevers. Het zijn de mooie plekken van Nieuwegein, maar tegelijkertijd zijn het de uitzonderingen die de regel bevestigen van het uitgestrekte nieuwbouwgebied.
76
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Toch verbinden bewoners aan dat beeld zelden een negatief oordeel, in tegendeel. Ze hebben een deel van hun sociaal netwerk in Nieuwegein en voelen zich er meestal goed thuis. Ze lijken zich soms verbaal in te dekken of enigszins te generen voor het feit dat ze in een slaapstad wonen, maar eigenlijk vinden ze Nieuwegein heel prettig. Op het niveau van heel Nieuwegein overheerst tevredenheid, over de voorzieningen en over het comfort van de plek, en sociaal gezien ziet men ook niet veel problemen, al wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten plekken. Het uitgestrekte nieuwbouwgebied is bij nadere aanschouwing namelijk lang niet zo uniform als men doet voorkomen en juist daarin schuilt een van de bijzondere kwaliteiten van Nieuwegein: de aansprekende buurtjes. Bewoners appreciëren het gevoel om in een eigen, niet al te omvangrijke ruimtelijke eenheid te wonen en hebben er een tamelijk sterke band mee. Het effect van duidelijk afgescheiden buurtjes heeft te maken met enkele ruimtelijke voorwaarden. De buurten met een eigen signatuur ontstaan ten eerste door de manier waarop de infrastructuur van Nieuwegein in elkaar zit. De snelwegen en de waterwegen vormen een duidelijke begrenzing, terwijl de doorgaande wegen en de sneltram Nieuwegein in vlakken verdeelt. Ten tweede zijn de buurten stedenbouwkundig van elkaar te onderscheiden, deels doordat ze telkens net in een andere periode zijn ontworpen, maar ook doordat het schaalniveau van de individuele uitbreidingen relatief begrensd is gebleven. Ten derde hebben de woonerfwijken relatief kleinschalige eigenschappen, wat tot uiting komt in de fijnmazige verspreiding van groen- en speelvoorzieningen, en de situering van de woningen ten opzichte van elkaar zodat een ruimte overblijft die een gevoel van collectiviteit geeft. Ten vierde moet hier zeker de aanwezigheid van de buurtwinkelcentra worden vermeld, die goed bereikbaar zijn voor langzaam verkeer; zodanig dat bewoners van Nieuwegein vaker op de fiets of te voet gaan dan bewoners van andere nieuwe steden zoals Almere of Alphen aan den Rijn. Overigens is het zeker niet alleen de ruimtelijke structuur die het gevoel van buurtjes geeft. Het heeft ook te maken met de manier waarop bewoners met elkaar omgaan, maar over deze sociale structuur straks meer. Ruimtelijk hebben bewoners dus als eerste associatie de slaapstad, het uitgestrekte nieuwbouwgebied, maar daarbinnen situeren zij duidelijk van elkaar te onderscheiden buurtjes, waarin ze zich thuis voelen. Deze eenvoudige werkelijkheid levert een belangrijke nuancering op als het gaat om de nieuwe steden en het woonmilieu van de woonerfwijk. In de discussie over de toekomst ervan wordt soms denigrerend over de structuur gesproken als gelijkend op bloemkool. De gedachte is dat je door de fijnmazigheid van de buurtjes verdwaalt en je in het geheel geen herkenbare identiteit kan ontwaren. De fijnmazigheid is lang niet altijd een probleem en zelfs de functionele uitwerking van de auto-, tram- en waterwegen heeft een gunstig effect in de vorm van het versterken van de herkenbare buurtjes. Dat neemt niet weg dat juist in de structuur van Nieuwegein als geheel ook enkele tekortkomingen liggen besloten die telkens naar voren komen in de gesprekken met bewoners. Tegenover de aansprekende buurtjes staat het onaansprekende centrum, dat consequent door bewoners als te kil en te functioneel wordt omschreven. Ook in de aantrekkelijke groene en authentieke
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
77
plekken van Nieuwegein ligt een probleem: men ziet ze niet als onderdeel van Nieuwegein. Een ding is duidelijk: Nieuwegein heeft geen hart, en van de plannen voor het centrum heeft men geen hoge verwachtingen. Sociale structuur Ondanks de soms lacherige of verontschuldigende manier waarop de respondenten Nieuwegein prijzen, gaat het toch om een serieuze waardering. Het is eerder het imago van de slaapstad dat hen dwarszit dan de sociale situatie. Met enkele uitzonderingen genieten de meeste buurten van Nieuwegein een gunstige reputatie. De contacten zijn er niet zoals in een dorp, maar de omgeving is behalve groen en rustig ook in sociaal opzicht aangenaam en vertrouwd. Dat komt onder andere terug in de sterke oriëntatie op de buurt, waarbij niet alleen het bezoek aan de buurtwinkels opvalt, maar ook kennis over de eigen buurt en, opmerkelijk genoeg, ook over de andere buurten van Nieuwegein. Mensen lijken elkaar redelijk te kennen zonder te veel van elkaar te willen. Wat betreft sociale cohesie hoeft men zich vooralsnog weinig zorgen te maken over Nieuwegein. Opmerkelijk genoeg geldt dat niet alleen voor de meer gunstig gereputeerde, groene buurten, maar ook voor de buurten die het meest met verandering te maken hebben. Nieuwe groepen stromen in, er ontstaan meer problemen in de woonomgeving, maar over het algemeen weten bewoners elkaar te vinden en op een aangename manier met elkaar om te gaan. Het lijkt er niet op dat er sprake is van een conflict tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ bewoners. Dat heeft ook te maken met de levenscyclus van de woonerfwijk, waarover straks meer. Het beeld van Nieuwegein in al zijn facetten, waaronder het imago van slaapstad, de verscheidenheid van buurten met grijze en groene wijken, het onaansprekende centrum, en de oude en groene plekken rondom, komt vrijwel ongewijzigd aan de orde in de interviews en groepsgesprekken. Bewoners vertonen een verrassend grote overeenkomst in hun uitspraken, en dat ondanks verschillen in opleidingsniveau en plaats van herkomst. We vermoeden dat die overeenkomstigheid deels terugvoert op de ruimtelijke structuur van Nieuwegein; dat met andere woorden de buurten, het centrum en de oude plekken inderdaad die kwaliteiten hebben die de bewoners er aan toekennen. Anderzijds lijkt de eensgezindheid ook voort te komen uit bekendheid met de verhalen die men binnen Nieuwegein over Nieuwegein vertelt. Met de sociale cohesie valt het dus alleszins mee, zowel op het niveau van de buurten als dat van de stad als geheel. De sociale veranderingen op buurtniveau die hiervoor uitgebreid aan de orde zijn gekomen, laten zien dat de diversiteit van de bevolking in snel tempo groter wordt. Door de instroom van nieuwe groepen, maar ook door een toenemende diversiteit in levenswijzen en de (woon)wensen die daarbij horen. De belangrijkste vraag is hoe Nieuwegein inspeelt op die groeiende verscheidenheid aan levenswijzen. Een gebrek aan sociale cohesie is daarbij niet het grootste probleem. Er ligt een veel belangrijkere, culturele opgave: de vormgeving van het publieke domein van de stad als een plek waar verschillende groepen zich in herkennen, betekenis aan geven en waar een vorm van uitwisseling tussen groepen plaatsvindt.
78
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
De sociale opgave ligt daarnaast niet zozeer in het samenleven als wel in het ondersteunen van de ambities van mensen om vooruit te komen. 10 Dat geldt vooral voor die groepen die als gevolg van een nieuwe ‘overloop’ naar Nieuwegein komen, maar ook voor hen die een volgende stap in hun wooncarrière willen maken. Nieuwegein moet zich veel meer als een stad van maatschappelijke kansen presenteren. De levenscyclus van de woonerfwijk Als het gaat over veranderingen in de woonerfwijk komt de vergelijking met de naoorlogse wijken al snel in gedachten. Wijken als Overschie en Kanaleneiland werden in de jaren negentig plotseling met aanzienlijke veranderingen geconfronteerd, vooral met de komst van een stedelijke problematiek die tot dan toe vooral beperkt was gebleven tot de vooroorlogse stad. Zijn nu de woonerfwijken van de jaren zeventig en tachtig aan de beurt? Toen in de jaren negentig de naoorlogse wijken snel van samenstelling veranderden ging dat deels gepaard met onbegrip en vooroordelen ten opzichte van de nieuwkomers. Daar is de instroom van nieuwkomers in de Rijtuigenbuurt te divers voor, zo lijkt het. We troffen tijdens de interviews weinig voorbeelden van ernstige vooroordelen. Uitspraken als ‘ze pikken onze wijk in’ hebben we niet op kunnen tekenen en worden evenmin door respondenten gehoord in de wijk. Een ander verschil met de naoorlogse wijken is gelegen in de jongeren (niet de dealers) die op straat hangen of door de buurt trekken. De straatcultuur van jongeren die in sommige naoorlogse wijken zo berucht is, lijkt in de Nieuwegeinse woonbuurten niet sterk aanwezig. Dat de jongeren voor een groot deel bestaan uit autochtone jongeren, betekent niet dat zij geen overlast veroorzaken. Vooralsnog neemt de overlast van jongeren geen grote vormen aan. Dat geldt ook voor andere vormen van overlast. Mogelijk heeft dat ook te maken met de directere verbinding tussen de woonomgeving en de woning. Waar in de naoorlogse wijken de ruimte vaak losgekoppeld is van de voordeur, door galerijen en portieken, en die ruimte vaak een onbestemd karakter heeft (waar begint en eindigt de straat, de stoep, het gebruiksgroen en het kijkgroen), is de ruimte in de woonerven veel directer betrokken bij de woning en de bewoners. Het is ruimte met een sterk collectief karakter. Dat ook hier straat, stoep en groen door elkaar lopen, neemt niet weg dat de woonomgeving een duidelijk en herkenbaar karakter heeft: dat van een woonerf, een eigen stukje straat. Het is juist vanwege dat karakter, dat bewoners de rommel op straat en het gebrekkige onderhoud aan het groen zo opvalt. Toch kan dat ruimtelijke verschil in de woonomgeving lang niet alles verklaren. De historische ontwikkelingen wijzen op een duidelijk verschil in de levenscyclus van naoorlogse wijken en woonerfwijken. In de jaren vijftig en zestig werd vooral in de grote steden verhoudingsgewijs een groot aandeel ruime sociale huurwoningen gebouwd als antwoord op de woningnood. Veel bewoners die er vanaf de beginjaren woonden, bleven op hetzelfde adres, terwijl in de jaren zeventig en tachtig weinig nieuwe gezinnen kozen voor de naoorlogse wijken – in die tijd wer-
10 VROM-raad (2006) Stad en stijging. Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing. VROM-raad, Den Haag
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
79
den namelijk de groeikernen gebouwd. Een en ander betekende dat in de jaren tachtig de bevolking van de naoorlogse stadswijken voor het overgrote deel uit ouderen bestond wier kinderen uit huis waren. Juist in die tijd begonnen immigranten, die aanvankelijk in de goedkopere, kleine woningen van de negentiende eeuwse ring terechtkwamen, zich meer en meer te vestigen in de ruimere sociale huurwoningen van de naoorlogse wijken. Het ging daarbij onder meer om de grote, herenigde gezinnen uit Turkije en Marokko. Het contrast met de oudere generatie in deze wijken kon haast niet groter zijn. Terwijl veel autochtone gezinnen kozen voor de groeikernen en jonge hoger opgeleiden voor de oude stadswijken, kwamen de allochtone gezinnen vanwege de woningvoorraad meer en meer in de naoorlogse wijken terecht. In de tijd dat de naoorlogse wijken werden gebouwd, waren de huren hoger dan die in de stad. De woningen in een luxe en modernistische vormgeving waren een teken van vooruitgang, maar vanaf de jaren zeventig is de reputatie en marktpositie gestaag gedaald. De woonerfwijken kennen vanaf het begin een veel groter aandeel aan koopwoningen en, belangrijker, een groter verloop. Bewoners zijn wat meer geneigd te verhuizen en onder de nieuwkomers vinden we vanaf het begin, maar ook daarna veel jonge gezinnen. De bevolking van woonerfwijken, zeker ook die met een groter aandeel sociale woningbouw, is aanzienlijk diverser van samenstelling in termen van leeftijd en gezin dan de naoorlogse wijken aan de vooravond van de veranderingen. Bovendien is ook de instroom sterker gemengd, zowel wat betreft het huishouden als de plaats van herkomst, en daarbinnen bovendien wat betreft opleiding en inkomen. Sinds de tijd dat de gezinnen in de naoorlogse wijken kwamen wonen, zijn heel wat mensen maatschappelijk vooruitgekomen. Hoe het zich precies zal ontwikkelen is een vraag voor de toekomst; op dit moment is de situatie van de woonerfwijken zeker niet te vergelijken met die van de naoorlogse wijken. Een opvallende kwaliteit van de woonerfwijk in de groeikern komt naar voren als we deze vergelijken met de uitbreidingen van de volgende generatie: de Vinexwijken, in het bijzonder die bij de grote steden, zoals Leidsche Rijn, Ypenburg of IJburg. Behalve dat respondenten uit Nieuwegein wijzen op het ruimere en groenere karakter van hun wijken, lijkt in de jongste uitbreidingen nabij de steden het contrast tussen koop en huur groter te zijn dan in de groeikernen. In zekere zin kan het bijna opmerkelijk worden genoemd dat gemeenten als Nieuwegein, met hun grote voorraad sociale huurwoningen, in de beeldvorming bekend staan als een eenduidig middenklassewoonmilieu, een slaapstad waarin iedereen min of meer hetzelfde gezinsleven leidt. Het effect is in vele nieuwe steden opgetreden, zoals ook blijkt uit onze onderzoeken in Hoofddorp, Almere en Alphen aan den Rijn. Dit voorbeeld maakt echter nogmaals duidelijk dat de instroom in de sociale huurwoningen van de nieuwe steden, zoals Nieuwegein, geleidelijk aan het veranderen is. Gezien de geregionaliseerde woningmarkt zal deze instroom sociaaldemografisch en sociaaleconomisch niet veel verschillen van die in de Vinexwijken. Buurten in Nieuwegein die naar verhouding meer sociale huurwoningen bevatten en ruimtelijk bovendien als minder groen worden ervaren, krijgen te maken met een instroom van onder andere immigranten en alleenstaanden met diverse maat-
80
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
schappelijke posities; een instroom die afwijkt van de ‘overloop’ van oorspronkelijke stedelingen uit Utrecht in de jaren zeventig en tachtig. Dat maakt duidelijk dat een strategie van schaalvergroting en verdichting juist in de wijken met een groter aandeel sociale huurwoningen wellicht averechts zal werken: het unificerende kenmerk van de woonerfwijken is juist de groene, ruime woonomgeving, en zodra de wijken met meer sociale huurwoningen van het dat beeld gaan afwijken worden ze van de rest van de stad onderscheiden, als een getroubleerde wijk, zoals dat met vernieuwing van de naoorlogse wijken in zekere zin aan de gang is. Toch zal de neiging bestaan om juist in de kwetsbare delen van Nieuwegein extra woningbouw te realiseren. In de succesvolle buurten zal niet snel ruimte beschikbaar komen. Nieuwegein is bedeeld met een naar verhouding net wat groter aandeel sociale huurwoningen dan Houten en IJsselstein, plaatsen die bovendien beschikken over een stadshart met een betere reputatie, passend bij de kleinschaligheid van de gemeenten. Bewoners van Nieuwegein zien Maarssenbroek daarentegen weer als vergelijkbaar met Nieuwegein en die overeenkomst wordt niet positief beoordeeld. Wat betreft de positie in de regio is Nieuwegein mogelijk kwetsbaarder dan andere nieuwe steden, zowel vanwege de relatief grote voorraad sociale huurwoningen als het ontbreken van een herkenbaar oud of kleinschalig stadshart. Uit deze beschouwing over de levenscyclus komt het terugdringen van sociale huur niet noodzakelijk als enig juiste oplossing naar voren. Zeker in de meer groene wijken is verkoop van corporatiewoningen niet persé nodig; lang niet alle woonerfwijken krijgen in dezelfde mate te maken met veranderingen. Bovendien is het mogelijk nastrevenswaardig te verhinderen dat straks de sociale huurwoningen in Nieuwegein in hun geheel een lage-klasse uitstraling krijgen, daar waar nu een gemengde, gedemocratiseerde nieuwe stad het beeld bepaalt. De strategie die in de naoorlogse wijken van de grote steden wordt toegepast, komt voor een deel neer op verdichting en verkoop van sociale huurwoningen (soms via de weg van sloop/ nieuwbouw). Het is de vraag of dat ook de juiste oplossing is voor de woonerfwijken, met hun meer gevarieerde levenscyclus en meer constante kwaliteit als woonmilieu. De bovenstaande constateringen komen op het volgende neer: wees voorzichtig met het toevoegen van woningen aan wijken met naar verhouding meer sociale huurwoningen en een compacte bebouwing (niet verdichten in de ‘grijze’ buurten). En wees voorzichtig met het te koop aanbieden van de sociale voorraad in de wijken met een hoger aandeel koopwoningen en een ruimere stedenbouwkundige opzet (niet verkopen in de ‘groene’ wijken). Op die manier kan verhinderd worden dat compacte buurten ‘grijzer’ worden en ruimere buurten ‘groener’. Belangrijk is ook dat het in de nieuwe steden niet alleen gaat om volkshuisvestingsstrategie, maar ook om subtiele ruimtelijke verbeteringen die op termijn kunnen worden uitgevoerd. De kwaliteit van de woongebieden is dermate hoog dat grootschalige stedelijke vernieuwing niet aan de orde is, ook niet op langere termijn.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
81
11 De aanpak van de woonerven in Emmen kan als voorbeeld dienen, met name project ‘shared space’. Zie: Woonerfgoed. Angelslo, Emmerhout en Bargeres: woonerven als
Het collectieve domein De binding met de buurt is sterk. Dat is niet direct een binding met de mensen die er wonen, wel een binding met een plek. Men voelt zich er prettig, kent er de weg en waardeert de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Bij die plek horen ook het buurtwinkelcentrum, de parkjes en de scholen. De buurt is kortom nog steeds een vertrouwde omgeving. De meeste nieuwkomers voegen zich daar vanzelfsprekend in. De risico’s liggen in de enkelingen die dat niet doen en zich aan de onuitgesproken regels niets gelegen laten liggen. De veranderingen die optreden in de samenstelling van de bevolking vallen samen met een zichtbare veroudering van de woonomgeving. Die wordt hier en daar sleets en vraagt om een opknapbeurt. Daar ligt een kans om samen met de oude en nieuwe bewoners er weer een tiptop buurtje van te maken. Zorgvuldig en liefdevol beheer kan eraan bijdragen dat de gegroeide omgangsvormen ook worden gecontinueerd. In bepaalde gevallen kunnen nieuwe vormen van zelfbeheer en privaat eigendom van de directe woonomgeving, een grotere betrokkenheid en een hogere kwaliteit bewerkstelligen. Dat kan door een nieuwe vorm van collectiviteit, waarin de bewoners gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de woonomgeving dragen, maar ook door het opdelen en uitgeven van het woonerf aan bewoners in de vorm van privé-tuinen. Verkoop van woningen aan bewoners dient gepaard te gaan met een grotere vrijheid voor aan- en verbouwingen. De levenscyclus van de woonerfwijk is anders dan die van de naoorlogse wijk. Daar zag je het contrast tussen de wederopbouwgeneratie en de nieuwe immigranten. Dit ondanks de vergrijzing die nu gaande is, vooral in buurten met veel koopwoningen. De vraag is hoe dat uitwerkt in de relatieve beslotenheid van de buurtjes. De ‘grijze’ woonerfwijken mogen niet op hun beloop worden gelaten. Wat dat betreft is het opvallend dat weinig lering wordt getrokken uit de toch succesvolle ingrepen in de flats. We moeten twee dingen goed uit elkaar houden: opruimen en probleemhuishoudens (niet alles is leefbaarheid of sociale cohesie). Als de zaken op orde zijn, komt aandacht voor de derde lijn: participatie en betrokkenheid. Op den duur zullen op sommige plekken gerichte stedelijke vernieuwingsingrepen nodig zijn, waarbij eerder enige verdunning, dan verdichting aan de orde is, ook al is dat laatste misschien verleidelijk. De openbare ruimte vraagt om een upgrading, maar met respect voor de lokale (bijvoorbeeld meanderende) karakteristiek van het wijkje; niet vanuit de veronderstelling dat de bloemkoolwijk niet deugt. Daarbij moet veel aandacht uitgaan naar het samenspel van verschillende verkeerssoorten, zoals dat in het principe van het woonerf zit, maar meestal niet meer goed werkt.11 Het behouden en versterken van de buurtcentra zou voor de aantrekkelijkheid van buurten en de omgang van de bewoners wel eens essentieel kunnen zijn. Voor de ‘groene’ woonerfwijken geldt, dat die sterk staan zonder veel inmenging van gemeente of corporaties, en wat betreft de ervaring van wooncomfort niet onderdoen voor nieuwere uitbreidingen. Op den duur is opruimen ook hier harder nodig, schatten we in.
levende cultuur, uitgave gemeente Emmen, 2007
82
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
Het publieke domein Er ligt momenteel een grote nadruk op de vernieuwing van het centrum. We hebben gezien dat niet iedereen daar een groot vertrouwen in heeft. Aan de plannen kan nu niet veel veranderen. Hopelijk is het effect vergelijkbaar met Almere. De vraag is alleen waar mensen uiteindelijk het meest aan hechten. In Nieuwegein is het buurtleven (ook) belangrijker dan het streven om persé een stad te moeten worden. Belangrijker is echter dat voor de meeste bewoners niet het centrum, maar de grote groene plekken, de oevers van de Lek en de kanalen (en – merkwaardigerwijze ook de geluidswal van de A2), de oude dorpen, boerderijen, buitenplaatsen en forten het publieke domein van Nieuwegein vormen. Hier manifesteert zich de nieuwe stad met een grotere verscheidenheid van de bevolking wat ook tot uitdrukking komt in een diversificatie van de voorzieningen. De authentieke plekken, Vreeswijk, Jutphaas, Oudegein en de groene randen van de wijk hebben een niet te onderschatten betekenis voor Nieuwegein. In de ordening van Nieuwegein, hoe gunstig ook voor het effect van buurtjes met een eigen identiteit, hebben die oorspronkelijke en mooie plekken geen centrale plek gekregen. Ze doen zich eerder voor als obstakels op de tekentafel. De vraag is dan, hoe die plekken enigszins door te laten vloeien in het weefsel van Nieuwegein. Veel meer aandacht zou moeten uitgaan naar de uitbouw van deze grote groene structuren, als drager van de suburbane stedelijkheid. Nieuwe regionale voorzieningen kunnen als ondersteuning hiervan een plaats krijgen. De Lek- en kanaaloevers kunnen veel beter worden gebruikt. De hier voorgestelde vernieuwingsstrategie is een andere dan het bevechten van het imago van de slaapstad, waar in veel nieuwe steden de aandacht naar uit gaat, of het herstellen van de ‘fouten’ van de tijd van de groeikern en het woonerf. Het gaat niet om algemene oplossingen voor woonerven en groeikernen, als een soort generiek anti-bloemkoolbeleid. Het gaat ook niet om een ad hoc beleid voor het herstellen van haarscheurtjes, waarbij renovatie of vernieuwing plaatsvindt op basis van het aflopen van de exploitatie van een complex. Het gaat om het specifiek kijken naar de kwaliteiten van een buurt, met respect voor wat er destijds is aangelegd; om buurten en straatjes, om het verbeteren van grijze plekken en het benutten van de oude en groene plekken.
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
83
84
Rust en onrust in Nieuwegein – Verslag van een onderzoek
COLOFON Onderzoek in opdracht van Mitros Nieuwegein Onderzoek en tekst Stefan Metaal, Iris van Huis Arnold Reijndorps – Universiteit van Amsterdam; Han Lammers Leerstoel Ontwerp CARTA grafisch ontwerpers, Utrecht Fotografie Theo Scholten – Driejuni Druk Stolwijkgrafax © Mitros, maart 2008
Met meer dan dertigduizend woningen in Utrecht en Nieuwegein is Mitros een speler van betekenis, die haar invloed wil inzetten voor Nieuwegein. Ter gelegenheid van Mitros’ tienjarig jubileum in 2008 voerden onderzoekers van de Han Lammers Leerstoel van de Universiteit van Amsterdam een onderzoek uit naar het wonen en leven in Nieuwegein en hoe bewoners dat ervaren. Het resultaat is een verrassend en boeiend verslag, waaruit blijkt dat de sociale cohesie binnen wijken veel sterker is dan voorheen werd aangenomen.
Rust in onrust in Nieuwegein
Mitros is in haar tienjarige bestaan uitgegroeid tot een toonaangevende en ambitieuze woningcorporatie. Waardevol Wonen is het devies. Met waarde voor de bewoners, voor de stad, voor het vastgoed. Mitros wil dat mensen een stapje kunnen stijgen op de woonladder en dus op de maatschappelijke ladder. Die stapjes wil Mitros faciliteren.
Rust en onrust in nieuwegein Ve r s l a g v a n e e n o n d e r z o e k Stefan Metaal
Iris van Huis
Arnold Reijndorp
Verslag van een onderzoek Mitros