RUBE NSHUIS De hoogtepunten
H E T LE V E N VA N P E TE R PAU L R U B E N S 1568 De ouders van Rubens wijken om geloofsredenen uit naar Duitsland 1577 Peter Paul Rubens wordt geboren op 28 juni in Siegen (Duitsland) 1587 Dood van Jan Rubens, de vader van de kunstenaar 1589 Rubens’ moeder, Maria Pypelinckx, keert met haar kinderen terug naar haar geboortestad Antwerpen 1594–95 Rubens in de leer bij Otto van Veen 1598 Wordt meester van het Antwerpse Sint-Lucasgilde 1600 Vertrekt op 9 mei naar Italië. Wordt hofschilder van de hertog van Mantua, Vincenzo Gonzaga. Werkt in Genua, Rome en andere Italiaanse steden 1608 Dood van zijn moeder. Rubens keert terug naar Antwerpen 1609 Rubens wordt hofschilder van de aartshertogen Albrecht en Isabella in Brussel, maar blijft in Antwerpen
1610
1611
1614 1616 1618 1622–25 1623 1624 1625
wonen waar hij zijn atelier vestigt. Trouwt op 3 oktober met Isabella Brant Begint aan de Kruisoprichting voor de Sint-Walburgiskerk (nu in de kathedraal, Antwerpen). Koopt een huis aan de Wapper dat hij tussen 1616 en 1621 ingrijpend laat verbouwen en uitbreiden Begint aan de Kruisafneming (Antwerpen, Kathedraal). Zijn eerste kind, Clara Serena, wordt geboren. Dood van zijn broer Filips Rubens Geboorte van Albert, Rubens’ eerste zoon Antoon van Dyck komt als assistent in het atelier werken Geboorte van Rubens’ tweede zoon, Nicolaas Begin van Rubens’ diplomatieke activiteiten Zijn dochter Clara Serena sterft op twaalfjarige leeftijd Rubens wordt geadeld door Filips iv, koning van Spanje Begint aan de Tenhemelopneming van Maria voor de Antwerpse kathedraal
1626 1629
1630
1631 1632 1633 1634
1635
1637 1640
(voltooid in 1626) Dood van Isabella Brant Reist naar Engeland om het vredesverdrag met Spanje voor te bereiden Wordt door de Engelse koning Karel i geridderd. Rubens keert terug naar Antwerpen en trouwt er op 6 december met Helena Fourment Ontvangt Maria de’ Medici in het Rubenshuis Geboorte van zijn dochter Clara Johanna Geboorte van zijn zoon Frans Voltooit de plafondschildering voor Banqueting House in Londen. Ontwerpt de decoraties voor de Blijde Intrede in Antwerpen van kardinaal-infant Ferdinand Geboorte van Rubens’ dochter Isabella Helena. Rubens koopt het buitengoed ‘Het Steen’, in Elewijt bij Mechelen Geboorte van zijn zoon Peter Paul Maakt op 17 mei zijn testament op. Rubens overlijdt op 30 mei en wordt begraven op 2 juni
H E T H U I S VA N R U B E N S In 1610, twee jaar na zijn terugkeer uit Italië, kochten Rubens en zijn vrouw Isabella Brant een huis met grond aan de Wapper. Tussen 1616 en 1621 liet Rubens het huis naar eigen ontwerp uitbreiden met een halfronde, overkoepelde beeldengalerij, een atelier, een triomfpoortachtige portiek en een tuinprieel dat als een serliana was vormgegeven. De nieuw gebouwde delen verleenden de woning het uitzicht van een Italiaans palazzo en belichaamden zijn artistieke idealen: de kunst van de Romeinse oudheid en de Italiaanse renaissance. Na Rubens’ dood in 1640 bleef zijn tweede vrouw, Helena Fourment, nog enkele jaren aan de Wapper wonen. Van 1648 tot 1660 verhuurde ze de woning aan William en Margaret Cavendish, de latere hertog en hertogin van Newcastle, die tijdens de Engelse burgeroorlog naar Antwerpen waren uitgeweken. Na het vertrek van de Cavendishes in 1660 werd het huis door de erven van Rubens verkocht. De woning bleef lange tijd intact, maar onderging vanaf de tweede helft van de achttiende
eeuw ingrijpende verbouwingen. Toen de stad Antwerpen het pand in 1937 verwierf, was een grondige restauratie nodig. In 1946 werd de voormalige woning van Rubens opengesteld als museum. De portiek en het tuinpaviljoen zijn vandaag de enige authentieke restanten van het zeventiende-eeuwse complex.
1
Peter Paul Rubens (1577–1640) Portiek
Voor het ontwerp van de portiek liet Rubens zich inspireren door de antieke architectuur en eigentijdse gebouwen uit Italië. Zo is de vorm van de portiek duidelijk gebaseerd op een Romeinse triomfboog, terwijl de centrale boog waarschijnlijk rechtstreeks aan een poortontwerp van Michelangelo is ontleend. Ook in de versiering heeft Rubens allerhande klassieke details verwerkt. In de zwikken van de buitenste bogen dragen twee paren saters een cartouche met een Latijnse tekst. Het zijn citaten uit de Oudheid over de ijdelheid van menselijke strevingen. De tekst boven de rechterboog luidt: Mens sana in corpore sano (bid om een gezonde geest in een gezond lichaam). Boven op de portiek plaatste hij twee Olympische goden: links staat Mercurius, als god van de schilders, en rechts Minerva, de godin van de wijsheid. De boodschap van het geheel is duidelijk: dit huis was een oord van kennis en was boven alles gewijd aan de schilderkunst.
2
Jacob Harrewijn (ca. 1640 – na 1732) Het Rubenshuis te Antwerpen, 1684, 1692 gravures
Deze twee prenten van Jacob Harrewijn zijn de oudst bekende afbeeldingen van het huis. Ze werden gemaakt in opdracht van de toenmalige eigenaar, kanunnik Hendrik Hillewerve, die het huis van zijn indrukwekkendste kant wilde laten zien. De door Rubens gebouwde delen – de portiek, het atelier en de tuin met het paviljoen – zijn prominent in beeld gebracht, de rest staat letterlijk in de schaduw. Om de tuin en het atelier in hun geheel te kunnen tonen, is op de jongste prent de portiek bewust weggelaten. De inzetstukjes onderaan laten, behalve de voorgevel, ook interessante details van het interieur zien. Zo was de halfronde beeldengalerij van Rubens door de nieuwe eigenaar heringericht als huiskapel (links onderaan). De prenten vormden de basis voor de restauratie van de jaren 1940. Voor de tuin waren ze echter niet bruikbaar: die was na Rubens’ dood al heraangelegd naar de toen heersende Franse smaak.
3
Atelier van Rubens Het slotpark te Ekeren olieverf op paneel
In Rubens’ tijd zochten welgestelde stadsbewoners in de zomer hun buitenverblijf op, weg van de drukte van de stad. Rubens bezat twee buitenhuizen, waaronder dit domein in Ekeren, ten noorden van Antwerpen. Hij kocht het op zijn vijftigste, in 1627. Van het domein en het gebouw rest er vandaag niets meer. Afgebeeld is een parkachtig landschap vóór een middeleeuwse burcht. Jongelui zijn zich aan het amuseren en links van hen slaan een al wat oudere man en een jonge vrouw hun activiteiten gade. Deze figuren worden meestal geïdentificeerd als Rubens en zijn tweede vrouw Helena Fourment.
4
Alexander Adriaenssen (1587–1661) Stilleven met dode vogels olieverf op paneel
Alexander Adriaenssen specialiseerde zich in voorstellingen met jachtbuit of dode vissen. Hij was een vriend en buurman van Rubens die twee schilderijen van hem bezat. Op dit schilderij bracht Adriaenssen de meest uiteenlopende vogelsoorten bijeen, die in de zeventiende eeuw ook allemaal werden gegeten. Achteraan liggen twee korhoenders, een zwart en wit mannetje en een bruin vrouwtje. In de korf zitten een eend, een ijsvogel en een spreeuw. Op de rand van de tafel balanceren een koppel patrijzen, een Vlaamse gaai, een groene specht en enkele zangvogels die werden gevangen op met lijm ingestreken takken. De korf vooraan bevat een eend en een haan, geplukt en klaar voor de pan.
5
Majolica Antwerpen, 16de–17de eeuw
Deze goed uitgeruste keuken is ingericht met een grote schouw, vleeshaken en allerlei keukengerei waaronder kruiken en potten van veelkleurig beschilderd majolica. Majolica of faience (naar het belangrijke productiecentrum Faenza in Noord-Italië) is een aardewerksoort die zich onderscheidt door het gebruik van tinglazuur. Een ondoorschijnend laagje tinglazuur vormt een uitstekende ondergrond voor het aanbrengen van tekening en kleur. De decoratie wordt op het nog ongebakken glazuur aangebracht en vervolgens in de oven gebakken. Majolica ontstond in het Midden-Oosten in een poging Chinees porselein te imiteren. In de late Middeleeuwen en de Renaissance waren er belangrijke majolicacentra in Spanje en Italië. Door de komst van veelal Italiaanse pottenbakkers kwam de majolicaproductie in de zestiende eeuw ook in Antwerpen tot grote bloei.
6
Atelier van Jacob Jordaens (1593–1678) Meid met fruitmand en een vrijend paar olieverf op doek
Een mooie jonge vrouw met een mand druiven in de armen kijkt ons lachend aan. Zij staat voor een open raam, waarachter in de duisternis een vrijend paar te zien is. Naast de vrouw zit een papegaai op een standaard. Dat het in deze voorstelling over liefde en geluk gaat was voor elke zeventiendeeeuwer direct duidelijk. Jordaens geeft hiervoor allerlei aanwijzingen. De papegaai werd in die tijd gezien als een verwijzing naar lust en verlangen, terwijl fruitschalen of -manden in de schilderkunst vaak werden toegepast als symbool voor de vruchtbaarheid. Net als in een aantal andere zeventiende-eeuwse schilderijen verwijst de gloed van de kaars wellicht naar het vuur van de liefde: de vrouw in het raam staat in vuur en vlam. Langdurig bruikleen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
7
Onbekende meester, Antwerpse school, 17de eeuw Helena Fourment (?) olieverf op doek
Deze aantrekkelijke jonge vrouw is heel waarschijnlijk Helena Fourment (1614–1673), Rubens’ tweede echtgenote. Haar gelaatstrekken zijn duidelijk te herkennen in de prachtige portretten die Rubens zelf van zijn vrouw maakte en in talloze andere werken waarin zij opduikt als model. Rubens trouwde met Helena Fourment in 1630. Zij was toen zestien, hij drieënvijftig. Helena en Rubens kregen samen vijf kinderen. Na de dood van de schilder in 1640 bleef Helena Fourment nog enkele jaren met haar kinderen in het huis aan de Wapper wonen, wellicht ook nog enige tijd na haar tweede huwelijk met een welgestelde aristocraat. Nadien verhuisde het gezin naar Brussel. Langdurig bruikleen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
8
Steengoed Duitsland, 16de–17de eeuw
Steengoed wordt gemaakt van grijs- of bruinbakkende klei die wordt gebakken bij hoge temperatuur. Het materiaal is zeer hard, weinig poreus, neemt geen smaak aan en is goed te reinigen. Daarom is het bijzonder geschikt om vloeistoffen in te bewaren en om uit te drinken. Tot in de zeventiende eeuw behoorde steengoed tot het meest luxueuze drinkgerei in NoordwestEuropa. Het assortiment bestond uit wijnkannen en bierkruiken in allerlei maten en vormen die vaak rijkelijk met reliëfdecoraties waren versierd. Dergelijke kruiken zijn in grote getale gemaakt en komen veelvuldig op schilderijen voor. Later werd steengoed als luxeproduct geleidelijk vervangen door glas en de rijk beschilderde Delftse faience. Steengoed werd vooral in het Duitse Rijnland, het gebied tussen Keulen en Aken, geproduceerd.
9
Frans Snijders (1579–1657) Vechtende hanen olieverf op doek
Frans Snijders was vooral bekend om zijn stillevens met fruit, groenten en wild, maar hij was ook een virtuoos schilder van diervoorstellingen. Zijn veelzijdige werk in dit genre omvat grote jachttaferelen en voorstellingen met wilde vogels, vechtende honden of pluimvee. In dit schilderij maken twee hanen zich op voor een hanenkamp terwijl twee kippen toekijken. Snijders’ schilderijen waren zeer gewild en er zijn maar weinig schilders die zoveel geld met hun werk verdienden als hij. Rubens had vier stillevens van Snijders in zijn bezit en heeft ook vaak met zijn collega samengewerkt. Langdurig bruikleen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
10
Pierre Courteys (of Courtois) (1520– ca. 1568) Tazza met deksel email op koper
Deze ondiepe drinkschaal op een voet, een ‘tazza’, is versierd met een erotische scène uit de geschiedenis van Hercules en Omphale. De beschildering is aangebracht in email ‘en grisaille’ (in grijstinten), een specialiteit die halverwege de zestiende eeuw vooral in de Franse stad Limoges tot grote hoogte was gebracht. Het beschilderen van voorwerpen van glas, aardewerk of metaal in email, was een vak apart. Alleen gespecialiseerde ateliers kenden de fijne kneepjes van de techniek en recepten van emailverf waren eeuwenlang met geheimzinnigheid omgeven. Het feit dat Courteys zijn monogram, P.C., aanbracht op de tazza geeft aan dat hij het stuk als een kunstwerk beschouwde. Dergelijke pronkstukken waren dan ook niet bestemd voor huishoudelijk gebruik, maar dienden behalve als een bron van zinnelijk genot, ook als een zichtbaar teken van de status en eruditie van de verzamelaar.
11
Frans Snijders (1579–1657) Stilleven met wild en fruit olieverf op paneel
Als stillevenschilder concentreerde Frans Snijders zich niet op één type stilleven. Naast uitzonderlijk grote doeken van markten en provisiekamers, maakte hij ook vele kleinere stukken, waarop meestal een combinatie van klein wild en fruit is te zien. De veelheid aan materialen bood de stillevenschilder een uitgelezen mogelijkheid om zijn meesterschap te tonen op het gebied van compositie en stofuitdrukking. De stugge vacht van een haas, de doorschijnende glans van een druif, de veerkracht van gevlochten riet, al deze eigenschappen zijn op één schilderij samengebracht. Snijders kapte zijn composities vaak abrupt af. Op dit schilderij valt links een stuk van de patrijs buiten beeld en rechts een stuk van de meloen. Door deze truc lijkt het of de uitstalling van etenswaar zich buiten het schilderij voortzet en wordt de toeschouwer directer bij de voorstelling betrokken.
12
Peter Paul Rubens (1577–1640) Zelfportret olieverf op paneel
In vergelijking met zijn Noord-Nederlandse evenknie Rembrandt, heeft Rubens opmerkelijk weinig zelfportretten gemaakt: Rubens schilderde er vier, Rembrandt ongeveer veertig. Nog een verschil met Rembrandt is dat Rubens zich in zijn zelfportretten steevast presenteerde als een zelfbewuste en gedistingeerde gentleman, nooit als schilder. De overige drie zelfportretten – die in Firenze, Wenen en in de collectie van de Engelse koningin worden bewaard – maakte Rubens in opdracht of waren als geschenk bedoeld. Wellicht diende het Zelfportret in het Rubenshuis voor gebruik in het atelier, als een model dat zijn assistenten konden naschilderen. Dit Zelfportret wordt traditioneel rond 1630 gesitueerd. Rubens was dan drieënvijftig. Sommige specialisten dateren het echter enkele jaren vroeger.
D E KU N S TK A M E R Vanaf de late Middeleeuwen hadden Europese vorsten, prelaten en rijke kooplieden dikwijls een kunstcollectie of een verzameling ‘rariteiten’ (zeldzaamheden) bijeengebracht. Dergelijke collecties werden bewaard in kunst- en rariteitenkabinetten: speciaal ingerichte kamers of kasten. De collectie was in de meeste gevallen evenwel niet tot deze ruimte beperkt, maar over verschillende vertrekken van het huis verspreid. Rond het midden van de zestiende eeuw begonnen ook welgestelde burgers te verzamelen. Vooral in Antwerpen, de rijke handelsmetropool, hadden enkele gefortuneerde kooplieden en humanistisch ingestelde magistraten indrukwekkende collecties aangelegd. De kunstverzameling van Rubens was in zijn tijd de grootste van Antwerpen en de gehele Nederlanden. Het zwaartepunt van de collectie lag bij antieke beeldhouwkunst en Italiaanse en ZuidNederlandse schilderkunst. Naast meesterwerken van zijn meest getalenteerde medewerker Antoon van Dyck en zijn grote Italiaanse voorbeeld Titiaan, bezat Rubens ook een uitgelezen collectie Romeinse
beeldhouwwerken. Als kunstenaar omringde Rubens zich met de voorbeelden die hij bewonderde en probeerde na te volgen, maar als zakenman gebruikte hij zijn collectie ook als handelswaar. Het belangrijkste motief van de collectioneur Rubens lag echter in de liefde voor de objecten en in de inspiratie die ze hem boden. Rubens’ verzameling maakte deel uit van zijn dagelijks leven als kunstenaar en humanist, net zoals de boeken van zijn bibliotheek en de planten in zijn tuin.
13
Olieverfschetsen
Een olieverfschets is een geschilderd ontwerp dat zich voornamelijk van een tekening onderscheidt door het gebruik van olieverf op paneel. Het gebruik van zulke schetsen kwam uit Italië. Ze dienden als ‘modello’, als voorstudie voor een groter schilderij. Met dit soort schetsen probeerde de meester uit hoe een voorstelling in grote lijnen zou werken. Daarna kon hij ze ter goedkeuring aan opdrachtgevers voorleggen en hij gebruikte ze ook om leerlingen te instrueren. In de Nederlanden paste vooral Rubens deze werkwijze toe. Veel van Rubens’ schetsen dienden behalve als ontwerp voor grote schilderijen ook voor sculptuur, grafiek, tapijten en zilverwerk. Rubens was ook een pionier in het verzamelen van olieverfschetsen. In zijn verzameling bevonden zich ‘modelli’ van Italiaanse meesters als Tintoretto, Veronese en Titiaan.
14
Peter Paul Rubens (1577–1640) Ontwerp voor de bekroning van het hoofdaltaar van de Antwerpse jezuïetenkerk olieverfschets op paneel
In de zeventiende eeuw werd het religieuze leven in de katholieke Zuidelijke Nederlanden in hoge mate beheerst door de strijd tegen het protestantisme. De kunst stond in dienst van de kerkelijke propaganda, wat resulteerde in belangrijke opdrachten voor kunstenaars. Ook Rubens heeft gedurende zijn hele loopbaan voor kerkelijke opdrachtgevers gewerkt. Deze gedetailleerde olieverfschets in grisaille toont het ontwerp voor de bekroning van het hoofdaltaar van de Antwerpse jezuïetenkerk, nu de Carolus Borromeuskerk. Het onderwerp, de verering van Maria, was een centraal geloofspunt van de Contrareformatie. Rubens had een belangrijk aandeel in de decoratie van dit kerkgebouw. In 1718 werd het interieur van de kerk door brand verwoest, maar het altaar is gespaard gebleven.
15
Peter Paul Rubens (1577–1640) De heilige Clara van Assisi olieverfschets op paneel
Deze schets is een ‘modello’ in grisaille voor een van de 39 plafondschilderingen die Rubens maakte voor de Antwerpse jezuïetenkerk. Doordat de schilderijen zo hoog kwamen te hangen en ook op grote afstand goed tot hun recht moesten komen, zijn de figuren in ‘verkort perspectief’ weergeven, korter dan ze in werkelijkheid zijn. In de katholiek geïnspireerde kunst van de zeventiende eeuw, de kunst van de Contrareformatie, genoten sommige heiligen meer dan gewone belangstelling. Vooral Maria, de martelaren en heiligen met een reputatie als ketterbestrijder, zoals de heilige Clara, waren bijzonder populair. De plafondstukken van de jezuïetenkerk waren voltooid in 1621. Nog geen eeuw later, in 1718, gingen ze verloren in een brand. Een groot aantal van de voorbereidende olieverfschetsen is gelukkig bewaard gebleven.
16
Willem van Haecht (1593–1637) De kunstkamer van Cornelis van der Geest olieverf op paneel
In het zeventiende-eeuwse Antwerpen hadden enkele gefortuneerde burgers grote schilderijencollecties aangelegd. De talrijke afbeeldingen van bestaande of gefantaseerde kunstverzamelingen uit deze periode geven een indruk van wat men zoal in dergelijke collecties kon aantreffen. Dit paneel stelt de collectie voor van de vermaarde koopman en verzamelaar Cornelis van der Geest (1555–1638). Op de voorgrond toont hij trots een Madonna met Kind van Quinten Massijs aan zijn hoge gasten. Van links naar rechts zijn dat onder meer de Spaanse aartshertogen Albrecht en Isabella, die toen over de Nederlanden regeerden, Rubens en de koning van Polen. In de collectie van Van der Geest bevond zich ook een portret van Dürer, waarvan het museum sinds kort een vroeg-zeventiende-eeuwse kopie bezit (rechts naast dit schilderij).
17
Georg Petel (1593–1633) Adam en Eva ivoor
Rubens was een gepassioneerd verzamelaar van antieke beeldhouwkunst, maar hij toonde minder belangstelling voor het werk van zijn tijdgenoten. Zijn collectie eigentijdse beeldhouwkunst moet vooral hebben bestaan uit kleine zogeheten ‘kabinetstukken’ die door zijn favoriete beeldhouwers uit ivoor waren gesneden naar zijn eigen ontwerpen. Tot deze selecte groep behoorde ook de Duitse beeldhouwer Georg Petel. Rond 1624 verbleef Petel enige tijd in Antwerpen, waar hij nauw samenwerkte met Rubens. Rubens bezat drie van zijn beeldjes, waaronder dit kleine, schitterend gesneden ivoortje van het eerste mensenpaar. Door de aard van het materiaal vervaardigen ivoorsnijders altijd kleine beeldhouwwerken. Een olifantstand heeft nu eenmaal beperkte afmetingen.
18
Adriaen Brouwer (1605–1638) Drinkende boer olieverf op paneel
Met maar liefst zeventien werken was de genreschilder Adriaen Brouwer bijzonder goed vertegenwoordigd in Rubens’ collectie. Brouwer specialiseerde zich in satirische voorstellingen met drinkende en vechtende boeren in een herberginterieur. Dergelijke taferelen toonden de welgestelde stedeling die zijn schilderijtjes kocht, hoe je als burger vooral niet hoorde te leven. Dat was ook hun belangrijkste boodschap. Maar Rubens was ongetwijfeld ook gefascineerd door het feilloze observatievermogen van zijn jongere collega, en door Brouwers kleurgebruik en losse schildertechniek. Hoewel Brouwer maar kort heeft geleefd, hij stierf op 32-jarige leeftijd, hebben zijn schilderijen grote invloed gehad. Andere schilders kopieerden zijn werk of kozen dezelfde onderwerpen en probeerden zijn stijl te evenaren.
19
Buste van ‘Seneca’ Romeins, 1ste eeuw n.C. marmer
Toen Rubens in 1608 uit Italië naar Antwerpen terugkeerde, bracht hij een antieke marmeren buste mee die, zo dacht hij althans, de Romeinse filosoof Seneca (ca. 4 v.C. – 65 n.C.) voorstelde. In het stoïsche gedachtegoed van Seneca golden wijsheid, standvastigheid, zelfbeheersing en een gerust gemoed bij uitstek als de morele kwaliteiten om de grillen van het lot het hoofd te bieden. Seneca was bijzonder populair in de zestiende en zeventiende eeuw en had ook een grote invloed op Rubens en zijn humanistische vrienden. Rubens heeft de buste van ‘Seneca’ in verscheidene werken afgebeeld. Pas in 1813 werd het echte portret van Seneca ontdekt.
20
Daniël Seghers (1590–1661) Christus verschijnt aan de heilige Catharina van Siena olieverf op doek
Het stilleven was een geliefde specialisatie in de zeventiende-eeuwse schilderkunst. Iedere stillevenschilder concentreerde zich op de onderwerpen waarin hij uitblonk, waardoor het niveau in dit genre bijzonder hoog was. Stillevens met bloemen die een in trompe l’œil geschilderd stenen reliëf versieren, waren het handelsmerk van Daniël Seghers. Voor de centrale voorstelling, die meestal een religieus onderwerp uitbeeldde, deed hij vaak een beroep op figuurschilders. Behalve dit soort bloemstillevens, schilderde Seghers ook ‘gewone’ boeketten in een vaas of bloemenkransen. De bloemstukken van Seghers behoorden destijds tot de meest gezochte verzamelobjecten, en zijn werken waren evenzeer in trek bij vorstelijke als bij burgerlijke verzamelaars. Zowel Cornelis van der Geest als Rubens bezaten werk van hem. Langdurig bruikleen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
21
Kunstkast Antwerpen, 17de eeuw Eikenhout belijmd met ebbenhout, versierd met schilderijtjes op koper
Kleinere voorwerpen uit een kunst- of rariteitenverzameling zoals antieke munten, fossielen, edelstenen of geprepareerde insecten, werden opgeborgen in kunstkasten of kunstkabinetten. Dit waren vernuftig ontworpen meubelen met vele laatjes en (verborgen) vakken, vaak van kostbare houtsoorten vervaardigd. In de zeventiende eeuw groeide Antwerpen uit tot het belangrijkste internationale centrum waar dergelijke kunstkasten werden gemaakt. De voornaamste specialiteit van deze stad waren kabinetten, waarvan de laatjes waren versierd met kleine schilderingen. Deze waren meestal uitgevoerd door anonieme schilders die zich inspireerden op het werk van grote meesters als Rubens. Op dit kastje zijn verschillende allegorieën van de liefde afgebeeld, gebaseerd op een populair embleemboekje van Rubens’ leermeester Otto van Veen.
22
Lucas Faydherbe (1617–1697) Hercules terracotta
De klassieke oudheid was in de zeventiende eeuw een rijke bron van inspiratie, ook voor Rubens’ leerling en jonge vriend Lucas Faydherbe, een succesvol beeldhouwer en architect uit Mechelen. Van Faydherbe is dit beeld in terracotta (gebakken aarde) van de Romeinse halfgod Hercules. Hercules is gemakkelijk te herkennen: hij is getooid met de huid van de Nemeïsche leeuw die hij volgens de mythe met blote handen had gedood. Als zelfstandig genre werd het boetseren in klei in de zeventiende eeuw weinig beoefend. Vermoedelijk maakte Faydherbe het terracotta als model voor een beeld in een ander materiaal, zoals marmer. Zo’n gedetailleerd ontwerp op schaal dat diende als vertrekpunt voor een ander beeldhouwwerk werd een ‘modello’ genoemd. Het uiteindelijke beeld was vaak groter dan het model.
23
Aertgen van Leyden (1498–1564) De geboorte van Christus olieverf op paneel
Over de schilder Aertgen van Leyden is vandaag niet veel meer bekend. Vast staat dat hij tot aan zijn dood in 1564 werkzaam is geweest in de Nederlandse stad Leiden. Uit inventarissen van verzamelaars blijkt dat zijn werk in de zeventiende eeuw nog hoog werd gewaardeerd. Zo bezat Rubens, behalve een geboorte van Christus, nog drie andere panelen van deze kunstenaar. Het opvallendste element van Aertgens Geboorte zijn de dramatische contrasten van licht en donker. Er waren in die tijd maar weinig kunstenaars die dergelijke ‘nachtstukken’ maakten. Nachtstukken kwamen pas in de mode aan het begin van de zeventiende eeuw. Aertgens Geboorte gaat ruim aan die traditie vooraf en zal in zijn eigen tijd ongetwijfeld opzien hebben gebaard.
24
Theodoor i Rogiers (1602– ca. 1654) Kan en schaal zilver
Deze prachtige kan en schaal zijn vervaardigd naar het model van een wasstel, een waterbekken met schenkkan. Dit ensemble was echter niet als gebruiksvoorwerp bedoeld. Daarvoor is het te rijk versierd en de vorm te weinig praktisch. Het was een pronkstuk, een verbluffend staaltje van vakmanschap. Alle scènes die in het zilver zijn gedreven maken op passende wijze de associatie met water. In het midden van de schaal is het bijbels verhaal van de kuise Suzanna afgebeeld, die tijdens het baden door twee oude mannen werd begluurd. De kan toont de geboorte van de liefdesgodin Venus uit de zee en haar kroning door de Drie Gratiën. Voor opdrachtgevers en kunstenaars waren dergelijke thema’s vaak een voorwendsel om verleidelijk vrouwelijk naakt te tonen. De wandeling gaat verder op de eerste verdieping.
25
Dekenstoel Antwerpen, 1633 notelaar en leer
Een stoel als deze, met rechthoekige, beklede zitting en rug werd een ‘Spaanse stoel’ genoemd. Het model is namelijk afgeleid van zestiendeeeuwse Spaanse voorbeelden. Ook het gebruik van koperen siernagels, waarmee de bekleding is afgewerkt, duidt op Spaanse invloed. Voor de duurzaamheid waren dergelijke stoelen vaak met leer bekleed. Bij duurdere exemplaren werd het leer soms van een ingeperst patroon voorzien. Rubens liet dit exemplaar maken toen hij in 1633 eredeken werd van het Antwerpse schildersgilde, het Sint-Lucasgilde. Op de rug is in goudopdruk zijn naam geperst: pet.pavl rvbens. Net als veel andere stoelen uit deze periode worden de rugstijlen bekroond door twee fijn gebeeldhouwde leeuwtjes, een traditioneel symbool van autoriteit. In de zeventiende eeuw stonden stoelen, evenals het overige meubilair, in principe tegen de wand opgesteld.
26
Kunstkast Antwerpen, 17de eeuw Eikenhout belijmd met ebbenhout, versierd met schilderijtjes op koper
Bij deze kunstkast zijn de binnenzijde van de twee frontdeurtjes, het deksel van de kap en de laatjes en vakjes beschilderd met mythologische scènes naar composities van Rubens. De meeste daarvan zijn ontleend aan de Metamorfosen van de Romeinse dichter Ovidius (43 v.c. – 17 n.C.). Uitgebeeld is onder meer de geschiedenis van de beroemde Griekse jagers Meleager en Atalante. Het schilderijtje in het deksel van het meubel toont de twee helden tijdens de jacht op het Calydonische everzwijn. Op het rechter frontdeurtje schenkt Meleager de kop van het everzwijn als jachttrofee aan Atalante nadat hij het dier had geveld. Het kabinet demonstreert duidelijk de grote aantrekkelijkheid van dit soort meubel: de koper verkreeg niet alleen een kast om zijn kostbaarheden in op te bergen, maar ook een miniatuurverzameling mythologische schilderijen naar de grote Rubens.
27
Onbekende meester, Spaanse school, 17de eeuw Filips iii olieverf op doek
Filips iii (1578–1621) was de kleinzoon van Karel v en de zoon van Filips ii. In 1598 werd hij koning van Spanje en dus ook van de Zuidelijke Nederlanden die tot het Spaanse rijk behoorden. Het bestuur van dit gewest liet hij evenwel over aan zijn zus, aartshertogin Isabella. In dit portret is alles erop gericht om ontzag en bewondering af te dwingen. De koning is staand afgebeeld in een vorstelijke pose met één hand in de zij en de andere leunend op het heft van zijn degen. De helm met struisvogelveren en de ijzeren handschoenen op de tafel benadrukken zijn leiderskwaliteiten. Om zijn hals hangt de gouden ketting van de orde van het Gulden Vlies. In 1603–1604 verbleef Rubens aan het Madrileense hof van Filips iii. Langdurig bruikleen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
28
Onbekende meester, Antwerpse school, 17de eeuw Rubens en zijn zoon Albert olieverf op doek
Dit dubbelportret van Rubens en zijn oudste zoon Albert (1614–1657) is een van de zeldzame schilderijen waarop een voorwerp uit Rubens’ collectie is afgebeeld. Het betreft de Hecate Triformis, een Romeins beeld uit de eerste eeuw na Christus, waarvan het origineel nu wordt bewaard in Leiden. Voor de gelijkenis en het kostuum van Rubens baseerde de anonieme schilder zich op het Zelfportret in het Rubenshuis. Waarschijnlijk behoorde hij tot de onmiddellijke omgeving van Rubens. Een tweede, betere versie van dit dubbelportret bevindt zich in de Hermitage in Sint-Petersburg. Het is niet duidelijk voor wie dit schilderij is gemaakt en waarom het twee keer werd uitgevoerd. Mogelijk waren ze als geschenk bedoeld voor Rubens en Albert.
29
Nikolaus Schwabe (werkzaam 1586/89–1629) Medaille met koning Christiaan iv van Denemarken goud
Als gevierd kunstenaar en diplomaat ontving Rubens vele geschenken. Toen hij in 1630 door de Engelse koning Karel i werd geridderd, kreeg hij een degen, een ring met diamanten en een gouden ketting cadeau. De hier getoonde ketting zou aan Rubens zijn geschonken door de Deense koning Christiaan iv (1577–1648). Aan de ketting hangt een medaille met het gekroonde hoofd van de koning, dat naar het voorbeeld van antieke munten in profiel is weergegeven. Het halssnoer naast de ketting zou volgens de overlevering aan Helena Fourment, Rubens’ tweede vrouw, hebben toebehoord. Het bestaat uit 25 geslepen bergkristallen die in goud zijn gevat, en 25 gouden rozetten versierd met wit en rood email.
30
‘Portefraes’ Zuidelijke Nederlanden, 17de eeuw metaaldraad
In Rubens’ tijd was de mode in de Zuidelijke Nederlanden Spaans georiënteerd. De welgestelde burger droeg kostbare, maar sobere kleding, voornamelijk in tinten van zwart of aubergine. Het meest in het oog sprongen de manchetten en de zogeheten molensteenkraag: een sterk gesteven, regelmatig geplooide kraag van wit linnen in de vorm van een molensteen. Voor een molensteenkraag was veel stof nodig, soms meer dan vijftien meter. Meestal werd linnenbatist gebruikt, zeer fijn geweven linnen, dat vaak nog werd versierd met kloskant. Omdat de kragen steeds groter werden, volstond stijfsel niet meer om de kragen te dragen. Voor ondersteuning werd daarom een ‘portefraes’ gebruikt. Deze was gemaakt van metaaldraad en omwonden met zijde, zilver- of gouddraad. Later in de zeventiende eeuw kwamen platte liggende kragen in de mode.
31
Atelier van Rubens Michaël Ophovius olieverf op doek
Rubens onderhield zijn hele leven lang vriendschappelijke relaties met geestelijken en kloosterlingen van uiteenlopende orden, wat onder meer resulteerde in dit expressieve portret van Michaël Ophovius (1570–1637). Ophovius, prior van het Antwerpse Sint-Paulusklooster en later bisschop van ’s-Hertogenbosch, is weergegeven in het habijt van de dominicanenorde. Met zijn rechterhand maakt hij een spreekgebaar dat verwijst naar zijn welsprekendheid als priester. Rubens introduceerde in zijn portretten vaak een zekere mate van handeling om zo de levendigheid en de présence van zijn modellen te verhogen. Het portret is een goede atelierrepliek naar een origineel van Rubens’ hand. Er bestond veel vraag naar beeltenissen van hooggeplaatste personen. Het vermenigvuldigen van portretten behoorde dan ook tot de vaste atelierpraktijk.
32
Jacob Jordaens (1593–1678) Johannes de Doper olieverf op paneel
De jongeman op dit kleine paneel is Johannes de Doper, de heilige die de komst van Christus aankondigde. Zoals Jordaens wel vaker deed, maakte hij gebruik van een ‘levend model’. Het realisme van de voorstelling, zoals de zonverbrande handen van Johannes die afsteken tegen zijn blanke bovenlichaam, doet sterk denken aan het werk van de Italiaanse kunstenaar Caravaggio (1573–1610). Caravaggio gaf heiligen weer als gewone stervelingen die zo uit het dagelijks leven gestapt leken te zijn. Ook de compositie met beeldvullende figuren en de heldere kleuren doen caravaggesk aan. Jordaens, die zelf niet in Italië was geweest, kende Caravaggio’s stijl via het werk van Rubens. Voor wie Jordaens dit schilderij heeft gemaakt is niet bekend, maar gezien het formaat en de intimiteit van de voorstelling moet het vrijwel zeker in een woonomgeving hebben gehangen. Langdurig bruikleen van het Groningermuseum, Groningen
33
Hemelbed Zuidelijke Nederlanden, 17de eeuw eikenhout
Tot ver in de zeventiende eeuw was het niet ongebruikelijk dat het bed in het voornaamste woonvertrek stond opgesteld, zo dicht mogelijk bij de warmte van de haard. Een vrijstaand ledikant in een apart slaapvertrek was alleen voorbehouden aan de rijkste families. Bedgordijnen die aan de hemel van het bed of voor de opening van de bedstede hingen, waren algemeen ingeburgerd en beschermden de bewoners ’s nachts tegen de kou. Doordat het bed met gordijnen was behangen, speelde het een prominente rol in het interieur. Het bracht een kleuraccent in het vertrek, dat in samenhang met andere stoffen kon worden gekozen. Het bed is opvallend kort omdat men vroeger halfzittend. sliep: dit werd gezonder voor de spijsvertering en voor de bloedsomloop geacht.
34
Matthijs van den Bergh (1617–1687) Jongetje op zijn doodsbed olieverf op paneel
Tot de meest aangrijpende voorstellingen in de schilderkunst van de zeventiende eeuw behoren portretten van kinderen op hun doodsbedje. Door de hoge kindersterfte kregen ouders vaak niet de kans om hun kind in levende lijve te laten portretteren. In dat geval restte de mogelijkheid om na het overlijden een portret te laten schilderen. Het overleden kind in dit portret is waarschijnlijk een jongetje, aangezien het haar kort is gesneden. In de rechterhand houdt hij een lauriertak die hem tegen kwade geesten moest beschermen, terwijl hij in de linker een bloem geklemd kreeg. Losse, in de knop afgesneden bloemen stonden symbool voor een vroege dood en komen zowel in de schilder- als in de dichtkunst voor. Ook Rubens werd geconfronteerd met de broosheid van het jonge leven: in 1623 stierf zijn 12-jarige dochter Clara Serena.
35
Linnenpers Antwerpen, 17de eeuw eik
Het linnengoed vormde een belangrijk onderdeel van de bruidschat van de vrouw en was een teken van welstand en status van het gezin. Een van de belangrijkste taken van de vrouw des huizes was het verzorgen en goed bewaren van het linnengoed. De linnenkast en linnenpers namen daarom een prominente plaats in het interieur in. Het linnengoed werd meestal buiten gewassen en gebleekt. Na het drogen werd de was op een met een zacht wollen onderkleed bedekte strijktafel gesteven en gestreken. Tenslotte werd het zorgvuldig opgevouwen linnen tussen een zware linnenpers in een patroon geperst.
36
Peter Paul Rubens (1577–1640) Antoon van Dyck olieverf op paneel
Van de vele leerlingen en assistenten die bij Rubens werkten, noemde hij Antoon van Dyck (1599–1641) zijn meest getalenteerde. Naar alle waarschijnlijkheid maakte Rubens dit intrigerende portret rond 1616, kort nadat Van Dyck in zijn atelier was komen werken. Het portret vormt het tastbaarste resultaat van Rubens’ bewondering voor zijn jongere collega. Door een aantal subtiele kunstgrepen, zoals de gedraaide houding en het zorgvuldige spel met licht en schaduw, is Rubens erin geslaagd het effect van een snapshot te bereiken. Van Dyck lijkt het penseel even te hebben neergelegd en kijkt over zijn schouder zelfbewust en ietwat arrogant in de ogen van de toeschouwer. Toen dit portret werd geschilderd, stond hij aan het begin van een glanzende internationale carrière. In Antwerpen, Genua en Londen oogstte Van Dyck vooral als portretschilder grote bijval. Uiteindelijk bracht hij het tot hofschilder van de Engelse koning.
37
Otto van Veen (1556–1629) Nicolaas Rockox olieverf op paneel
De gefortuneerde jurist, oudheidkundige en verzamelaar Nicolaas Rockox (1560–1640) was een van de meest prominente persoonlijkheden in het zeventiende-eeuwse Antwerpen. Hij bekleedde verschillende hoge ambten en was negen maal burgemeester. Rockox was een vriend en promotor van Rubens en onderhield ook goede betrekkingen met Van Dyck. Dit is het oudst bekende portret van Rockox. Het is geschilderd door Otto van Veen, Rubens’ laatste en meest invloedrijke leermeester. Het dateert van 1600 en toont Rockox op veertigjarige leeftijd. Een jaar eerder was de burgemeester tijdens de Blijde Intrede van de Aartshertogen tot ridder geslagen. Mogelijk vormde deze eervolle gebeurtenis voor Rockox de aanleiding om zich te laten portretteren.
38
Jacob van Utrecht (ca. 1480 –?) Bartholomeus Rubens en Barbara Arents olieverf op paneel
Rubens’ grootouders aan vaderskant lieten zich portretteren ter gelegenheid van hun huwelijk. Trots toont Bartholomeus Rubens twee klonten Arabische gom, een product met veelzijdige geneeskrachtige eigenschappen. Hij was apotheker en de gom verwijst naar het prestige van zijn beroep. Barbara Arents kwam uit een adellijke familie. In haar rechterhand houdt zij twee viooltjes vast en in haar linker een rozenkrans. Deze attributen verwijzen naar haar kuisheid en vroomheid. Op de achterzijde van haar portret staat het huwelijkswapen met de datum 1530. Hun enige zoon, Jan Rubens (1530–1587), de vader van de schilder, werd jurist en stadsmagistraat.
39
Schuttersketen van een Kolveniersgilde Valençiennes, 1614 verguld zilver
Dit is een schuttersketen, of gildebreuk, van een kolveniersgilde. Volgens de inscriptie achteraan op het borstschild werd de keten in 1614 door Nicolaas Rockox aan Rubens geschonken. Een jaar later voltooide Rubens de monumentale Kruisafneming die hij had geschilderd voor het altaar van de Kolveniers in de kathedraal. Hij werd toen vereerd met het erelidmaatschap van het gilde en mogelijk was de keten een bijkomende beloning voor de geleverde diensten. In de Middeleeuwen waren in de steden schuttersverenigingen opgericht. Zij stonden in voor de bewaking van de stad. Na 1500, met de komst van vuurwapens – ‘klovers’ – ontstonden ook ‘kloveniers’ of ‘kolveniers’. Het ‘papegaaischieten’ was voor de schuttersgilden het belangrijkste evenement van het jaar. De beste schutter kreeg een zilveren papegaai uitgereikt, die aan een zilveren ketting werd gehangen. Hij mocht de keten één jaar dragen en verkreeg de titel van ‘gildekoning’.
40
Abel Grimmer (ca. 1570 – ca. 1619) De Vier Jaargetijden olieverf op paneel
In vroegere tijden leefde de mens veel dichter bij de natuur dan nu. Zijn leven werd in hoge mate bepaald door de wisseling van de seizoenen en het ritme van de natuur. Voorstellingen met de maanden en jaargetijden kenden in de kunst van de zestiende en zeventiende eeuw dan ook een grote populariteit. Deze vier paneeltjes zijn van Abel Grimmer, een tijdgenoot van Rubens, en een specialist in het genre. In elk paneel passeren drie karakteristieke activiteiten de revue, voor elke maand van het seizoen één. In de lente, bovenaan links, wordt er in maart gesnoeid en geplant, worden in april de schapen naar de weide geleid en werken in mei de hoveniers in de kasteeltuin. Op het gras vermaakt de adel zich met muziek. De wandeling gaat verder op de benedenverdieping.
41
Frans Duquesnoy (1594–1643) De slaap van Silenus verguld brons en lapis lazuli
Dit reliëf illustreert een verhaal van de Romeinse dichter Vergilius (70 v.C. – 19 n.C.). Links slaapt de oude drinkeboer Silenus, de leermeester en metgezel van de wijngod Bacchus, zijn roes uit. Samen met zijn ezeltje wordt hij geplaagd door een horde vrolijke saters en putti, bijgestaan door een nimf. Het thema van Silenus als voorbeeld van onmatigheid kende in de zeventiende eeuw een grote populariteit en ook Rubens heeft Silenus’ dronkenschap meer dan eens in beeld gebracht. Het reliëf komt wellicht uit de verzameling van de Spaanse koning Filips iv die het cadeau kreeg van kardinaal Barberini, de latere paus Urbanus viii. Het werd vervaardigd door de Brusselse beeldhouwer Frans Duquesnoy die zich in Rome had gevestigd. Voor de achtergrond gebruikte hij de dure lapis lazuli, een halfedelsteen die zorgt voor een mooie diepe blauwe kleur.
42
Wilhelm Schubert van Ehrenberg (ca. 1630 – na 1687) Interieur van de Antwerpse jezuïetenkerk olieverf op marmer
De Antwerpse jezuïetenkerk, de huidige Carolus Borromeuskerk, werd door tijdgenoten als een nieuw wereldwonder beschouwd. Het interieur was geheel met marmer bekleed en de plafond- en altaarstukken waren uitgevoerd door Rubens en zijn atelier. Rubens ontwierp ook gedeeltelijk de façade, de toren en het hoofdaltaar van het kerkgebouw. Om de kerk in al haar pracht weer te geven, gebruikte Van Ehrenberg marmer als ondergrond. In 1718 werd deze ‘marmeren tempel’ door een brand geteisterd. Rubens’ plafondschilderingen gingen daarbij verloren.
43
Peter Paul Rubens (1577–1640) Palazzi di Genova Antwerpen, 1622
Rubens gold in zijn tijd niet alleen als geleerde schilder, maar ook als liefhebber en kenner van de antieke en eigentijdse Italiaanse architectuur. Die reputatie was onder meer gebaseerd op de uitgave van de Palazzi di Genova, een modelboek met gevels, doorsneden en plattegronden van renaissancepaleizen en villa’s uit de Italiaanse stad Genua. In de inleiding van het boek zette Rubens zijn bedoelingen met het werk uiteen. Zo stelde hij met tevredenheid vast dat de gotische bouwkunst, die hij als ‘barbaars’ beschouwde, in zijn vaderland uit de mode geraakte, en dat de klassieke architectuur er herleefde. Met de Palazzi hoopte Rubens aan deze ontwikkeling een bijdrage te leveren. De Genuese villa’s en paleizen konden als voorbeeld dienen voor de eigentijdse woonhuizen in Antwerpen en elders in de Zuidelijke Nederlanden.
44
Jan Casper Gevaerts (Gevartius) (1593–1666) Pompa Introïtus Ferdinandi Antwerpen: Jan van Meurs, 1641–1642
Voor de Blijde Intrede van de nieuwe Spaanse landvoogd Ferdinand in 1635 liet Antwerpen de meest prestigieuze stadsdecoraties in haar geschiedenis uitvoeren. De leiding van het project was in handen van burgemeester Rockox, stadssecretaris Gevartius en Rubens. De eerste twee stonden in voor het inhoudelijke programma, terwijl Rubens voor het artistieke gedeelte tekende. Zijn voornaamste taak bestond uit het ontwerpen van de tijdelijke triomfbogen die langs het parcours van de feestelijke intocht stonden opgesteld. Naar aanleiding van deze belangrijke gebeurtenis werd een luxueus en fraai geïllustreerd gedenkboek gepubliceerd, de Pompa Introïtus Ferdinandi (‘De Blijde Intrede van Ferdinand’). De illustraties werden in prent gebracht door Theodoor van Thulden die zich hiervoor kon baseren op de olieverfschetsen van Rubens.
45
Gonzales Coques (1614/18–1684) Portret van een jonge vrouw als de heilige Agnes olieverf op zilver
Deze rijkelijk geklede jonge dame is voorgesteld als de heilige Agnes, de patroonheilige van de maagden. Zij is te herkennen is aan haar traditionele attributen. Het lammetje is een toespeling op haar naam (agnus is Latijn voor lam) en duidt op haar onschuld, terwijl het zwaard naar haar marteldood verwijst. Op de achtergrond is de portiek van het Rubenshuis afgebeeld. Mogelijk kan de vrouw geïdentificeerd worden als Maria Agnes, een van de dochters van Jacomo van Eycke en Cornelia Hillewerve. Dit rijke koopmansechtpaar kocht het Rubenshuis in 1660. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1679 verkocht Cornelia de woning aan haar broer, Hendrik Hillewerve. Wellicht was het op zilver uitgevoerde portretje een geschenk voor een geliefde of toekomstige echtgenoot. Op basis van de kleding en de haardracht kan het rond 1680 worden gedateerd. Langdurig bruikleen van de National Gallery, Londen
46
Goudleer 17de eeuw
Goudleer is leer dat is bedekt met een dun laagje zilver dat vervolgens is gevernist en beschilderd. De vernislaag geeft een gouden glans aan het zilver, vandaar de naam goudleer. Het kwam oorspronkelijk uit Spanje, maar in de zestiende eeuw ontstonden ook in andere landen goudleercentra. Vooral het goudleer uit de Zuidelijke Nederlanden was van hoge kwaliteit. Net als wandtapijten werd goudleer aanvankelijk opgehangen aan lussen, als losse wandbekleding. Later werden de vellen op maat gemaakt voor een bepaalde ruimte en vastgespijkerd op latten. Naar het midden van de zeventiende eeuw werd een methode uitgevonden om in goudleer reliëfs te persen, waardoor de decoratiemogelijkheden aanzienlijk werden vergroot. Dit zogeheten ‘gehoogde’ of ‘verheven’ goudleer werd al snel het meest gezochte en luxueuze type wandbekleding van de zeventiende eeuw.
H E T ATE LI E R Rubens werd in zijn tijd beschouwd als de belangrijkste schilder van Europa. Korte tijd nadat hij zijn atelier in Antwerpen had gevestigd, kwam er een internationale vraag naar zijn werk op gang. Om aan die vraag te kunnen voldoen, was de medewerking van assistenten onontbeerlijk. Rubens’ medewerkers waren over het algemeen volleerde schilders die de stijl van de meester dicht wisten te benaderen. De eerste stap in de realisatie van een schilderij was een vluchtige schets, meestal in pen en inkt, waarin Rubens zocht naar de juiste compositie. Bij het samenstellen van een compositie kon hij putten uit een ruime voorraad getekende studies of kopieën, niet alleen van hemzelf maar ook van andere kunstenaars. Als werkmateriaal vond hij deze bladen zo belangrijk dat hij ze bewaarde achter slot en grendel. De volgende fase bestond in het uitwerken van een geschilderd ontwerp, een olieverfschets of ‘modello’. Vervolgens werd deze voorstudie overgebracht naar een groter formaat: het uiteindelijke schilderij. Bij de uitvoering van
het schilderij op groot formaat, leverden de ateliermedewerkers een belangrijke bijdrage. Traditioneel was het echter de meester die de voornaamste onderdelen van de voorstelling, zoals de figuren en de vleespartijen, opwerkte. Afhankelijk van het belang van de opdracht en de beschikbare tijd, liet Rubens soms de volledige uitvoering aan zijn assistenten over. Door het schilderij uitgebreid te retoucheren en van bepaalde accenten te voorzien, zorgde hij zelf voor de ‘finishing touch’. De belangrijkste opdrachten werden echter volledig eigenhandig uitgevoerd.
47
Anoniem, naar Rubens (1577–1640) en Jan i Brueghel (1568–1625) De Amazonenslag olieverf op doek
In 1598 werd Rubens zelfstandig schilder. Uit de periode voor zijn reis naar Italië (1600–1608) zijn echter slechts weinig schilderijen bewaard gebleven. Eén daarvan is De Amazonenslag gemaakt in samenwerking met Jan i Brueghel. Het hier getoonde werk is een vroeg-zeventiendeeeuwse kopie van het origineel en ontstond mogelijk in het atelier van Rubens. De Amazonen waren een legendarisch volk van krijgshaftige vrouwen uit Klein-Azië, befaamd om hun rijkunst en het hanteren van pijl en boog. Na een aanval op Athene werden zij echter verslagen door het leger van de Grieken. Rubens en Brueghel hebben vaker samengewerkt aan één schilderij. In dit specifieke geval is de taakverdeling nog eenvoudig: Rubens schilderde de onderste helft van het werk met de confrontatie tussen de Amazonen en de Grieken, terwijl Brueghel het landschap voor zijn rekening nam.
48
Peter Paul Rubens (1577–1640) Hendrik iv in de slag bij Ivry olieverf op doek
Op dit doek is goed te zien hoe Rubens zijn schilderijen vanuit grote losse schetslijnen opbouwde: het werk is namelijk nog niet helemaal af. Op sommige plaatsen is de voorstelling meer uitgewerkt; op andere zijn de vormen alleen maar summier aangeduid. Met brede penseelstreken zocht Rubens nog naar de geschikte compositie. Zo heeft de gehelmde soldaat in het midden nog drie armen en twee wapens. Het schilderij maakte deel uit van een zesdelige reeks over het leven van de Franse koning Hendrik iv, die om een of andere reden niet werd afgewerkt. Voor de gevechtsscène in de achtergrond deed Rubens een beroep op Pieter Snayers die in dit soort taferelen gespecialiseerd was. Later zou Rubens dit gedeelte hebben afgewerkt door hier en daar een krachtig accent aan te brengen, de ‘finishing touch’.
49
Atelier van Rubens Aartshertog Albrecht en aartshertogin Isabella olieverf op doek
De aartshertogen Albrecht (1559–1621) en Isabella (1566–1633) regeerden in naam van de Spaanse koning over de Zuidelijke Nederlanden. Kort na zijn terugkeer uit Italië werd Rubens aangesteld als hun hofschilder. Een hofschilder had als allereerste taak het maken van officiële portretten van de vorst. In de zeventiende eeuw was het heel gebruikelijk om van portretten van vorstelijke personen ook kopieën of replica’s te laten maken. Deze, meestal door ateliermedewerkers uitgevoerde schilderijen, werden als geschenk gegeven aan andere vorsten, verwanten of bevriende relaties en konden door de opdrachtgever worden besteld.
50
Peter Paul Rubens (1577–1640) De Annunciatie olieverf op doek
Uitgebeeld is het bijbelse verhaal waarin wordt verteld hoe de maagd Maria bezoek kreeg van de engel Gabriël die haar voorspelde dat zij de moeder van Christus zou worden. Maria is afgebeeld in haar huiskamer. De huiselijke sfeer wordt nog versterkt door de rieten mand met Maria’s naaiwerk en de slapende poes. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van deze religieuze voorstelling aanzienlijk vergroot. Rubens begon aan het schilderij na zijn verblijf in Italië, waar hij onder de indruk was geraakt van het werk van de grote renaissanceschilders. Die Italiaanse invloed is terug te vinden in de opmerkelijk heldere kleuren en de losse schilderwijze, die bijdraagt aan de sterke dynamiek van de voorstelling. Voor de blauwe mantel van Maria gebruikte hij ultramarijn, een kostbaar pigment dat werd bereid van fijngemalen lapis lazuli.
51
Peter Paul Rubens (1577–1640) Adam en Eva olieverf op paneel
Over Rubens’ productie tussen 1598, het jaar dat hij zelfstandig schilder werd, en zijn vertrek naar Italië in 1600 is heel weinig bekend. Dit paneel met de zondeval van het eerste mensenpaar Adam en Eva is een van de zeldzame bewaard gebleven schilderijen uit die periode. Het is geschilderd in een stijl die nog sterk aanleunt bij de trant van Otto van Veen, Rubens’ laatste en meest invloedrijke leermeester. Ook het kleurgebruik – voornamelijk koele tinten van groen en blauw – en de duidelijke contourlijnen wijzen naar Van Veen. Rubens schilderde de figuren en het landschap hier nog vrij statisch en precies. Na zijn verblijf in Italië werd zijn schilderstijl steeds losser en zijn kleurgebruik expressiever.
52
Jan Boeckhorst (1604–1668) en Frans Snijders (1579–1657) Boeren op weg naar de markt olieverf op doek
Samenwerking van twee of meer kunstenaars aan één enkel schilderij was een veel voorkomende praktijk in de zeventiende-eeuwse schilderkunst. Doorgaans had een van beiden de leiding: hij plande de compositie en voerde de belangrijkste partijen uit. Daarna werd de hulp van een tweede schilder ingeroepen voor bijvoorbeeld het landschap of bepaalde details. Dit was een praktische manier om snel schilderijen te produceren voor de vrije markt. Bovendien was het voor verzamelaars aantrekkelijk een werk te verwerven waarin het beste van twee meesters was verenigd. Voor dit grote doek heeft Jan Boeckhorst, een late leerling en medewerker van Rubens, zijn krachten gebundeld met Frans Snijders. Boeckhorst voerde de figuren en het landschap uit, terwijl Snijders de fauna en flora voor zijn rekening nam.
Samenstelling en teksten Ben van Beneden Productie Nele Vervoort Vormgeving Ascender Verantwoordelijke uitgever Lisbeth Wouters, Rubenshuis, Wapper 9-11, 2000 Antwerpen © Rubenshuis 2008
Afbeelding cover Jacob Harrewijn, Het Rubenshuis te Antwerpen, 1684 © foto (detail) Collectiebeleid Musea stad Antwerpen