PREEK OVER MATTEÜS 2,13-15 Pijnacker-Nootdorp, 2e Kerstdag 26 december 2010
ds. R.T. te Velde
Liturgie ’s morgens Votum/groet Zingen Schuldbelijdenis en genadeverkondiging Zingen Gebed Lezen Zingen Lezen Zingen Kerstproject voor kinderen Tekst Preek Zingen De Tien Woorden Zingen Dankgebed Collecte Slotzang Zegen
Pijnacker-Nootdorp
’s middags
Psalm 105:1, 2
Votum/groet Zingen Gebed
Psalm 105:3, 4, 5 Matteüs 2:1-12 Gezang 35:1-6 Matteüs 2:13-23 Psalm 80:3, 5 Afgesloten met projectlied Matteüs 2:13-15 Psalm 81:1, 4, 7 Psalm 81:6, 8, 10
Lezen Zingen Lezen Zingen Tekst Preek Zingen Geloofsbelijdenis Zingen Dankgebed Collecte Slotzang Zegen
Den HaagZuid/Rijswijk Psalm 105:1, 2, 3
Matteüs 2:1-12 Gezang 35:1-6 Matteüs 2:13-23 Psalm 80:3, 5 Matteüs 2:13-15 Psalm 81:1, 4, 7
Gezang 106:1, 3
Psalm 105:17, 20, 21
Psalm 105:17, 20, 21
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Het gaat wel een beetje snel: vandaag is het Tweede Kerstdag, en dan gaat het meteen al over de vlucht naar Egypte. Met onze gedachten zitten we nog in de sfeer van de arme stal, waar het kindje Jezus in de voerbak ligt. We hebben het lied van de engelen nog in onze oren: “Ere zij God, vrede op aarde”. Zo snel gaat het ook voor Jozef en Maria. Ze zitten nog in de roes van het hoge bezoek dat onverwacht kwam aanrijden: de magiërs uit het Oosten op hun kamelen. De kraamcadeaus staan er nog: goud en wierook en mirre. Bewijs dat dit geen gewoon kind is: zulke cadeaus passen bij een koning. Jozef en Maria genieten nog na. Maar dan, in de nacht, een dringende droom voor Jozef, een engel die hem wakker schudt: “Opstaan, en vluchten met het kind en zijn moeder!” Er is iets met dit kind. Dat hebben ze gemerkt aan die deftige bezoekers. Nu merken ze de andere kant ervan. Een nieuwe koning is geboren – maar daar kan de oude koning niet tegen. Herodes wil het kind ombrengen, een gevaarlijke concurrent uitschakelen. Alleen vertelt Matteüs het zo, dat we er meer in ontdekken. Vlucht naar Egypte, want zo moet een profetenwoord in vervulling gaan. Profeten vertellen wat God ervan vindt. In de woorden van profeten lichten de contouren op van het plan dat God heeft om zijn volk te verlossen. Soms zijn de aanwijzingen zo vaag dat je er bijna niets van snapt. Maar als het gaat gebeuren, dan valt opeens alles op z’n plek. En dat is wat Matteüs ons wil laten zien. Een overhaaste vlucht in de nacht, dat is niet een geval van pech voor het jonge gezin. De boze plannen van koning Herodes staan niet op zichzelf. Achter dat alles is God bezig met de verlossing van zijn volk. Het programma dat in de naam Jezus klinkt: Hij
1
zal zijn volk redden van hun zonden – dat wordt meteen in gang gezet, terwijl het kind nog geen twee jaar is. Zijn vlucht is een stukje van de missie van de Messias. Vanuit het kinderproject “Red een kind” breng ik de boodschap voor vanmorgen zo onder woorden: Een kind gered, een zoon geroepen * We beginnen bij het eerste stukje: een kind gered. Jezus lijkt wel op de kinderen uit het project waar we de afgelopen weken over gehoord hebben. Kinderen die het heel moeilijk hebben, geen goed huis om in te wonen, te weinig eten en drinken, geen geld om naar school te gaan of nieuwe kleren te kopen. Het gezin van Jozef en Maria dat op de vlucht slaat naar Egypte – het doet denken aan al die duizenden asielzoekers die een veilige plek zoeken in Nederland of andere Westerse landen. Jezus: Hij is ook een van de kinderen die gered moeten worden. Die kant zit er inderdaad aan. Jezus is echt helemaal mens. Zo echt mens, dat Hij zijn portie krijgt van alles wat hoort bij ons mensenleven hier op aarde. Een leven dat bedreigd wordt, dat er mensen zijn die vinden dat jij er eigenlijk niet hoort te zijn, dat je geen plek hebt waar je echt veilig en zeker kunt zijn. Vanaf de dag dat de eerste mensen werden weggejaagd uit het paradijs, zijn we allemaal een beetje zwervers. Hoe honkvast we ook zijn, misschien al generaties op dezelfde grond, er kan altijd een moment komen dat we op de vlucht moeten. Dat ons leven wankelt en onze wereld instort. Daar weet het kind Jezus van mee te praten, als Hij in de nacht overhaast uit zijn bed wordt gehaald, aangekleed en mee in moeders armen, in het donker zodat niemand ze ontdekt. Meteen is het al meer dan het zoveelste gezin dat asiel moet zoeken. Het draait om het kind, dat wordt wel duidelijk uit de woorden van de engel: “vlucht met het kind en zijn moeder …” Normaal zouden wij natuurlijk zeggen: vlucht met je vrouw en kind … Maar hier staat het kind Jezus voorop, want, legt de engel uit, Herodes is naar het kind op zoek. In het volgende vers staat het nog een keer op die manier: Jozef week met het kind en zijn moeder uit naar Egypte. Drie keer: het kind. Dit verhaal gaat dus verder dan een vluchtverhaal van een jonge familie. Hier is een confrontatie aan de gang tussen twee koningen: de oude koning Herodes en de nieuwe koning Jezus. Het kind dat vlucht is een koning die in ballingschap gaat. Denk aan onze koningin Wilhelmina die bij de inval van de Duitsers in mei 1940 naar Londen vertrok, om daar met een regering in ballingschap verder te werken aan de bevrijding van Nederland. Herodes die het kind wil ombrengen, staat symbool voor de haat, de vijandschap die de pasgeboren Koning van Gods volk oproept. Achter het moordplan van Herodes zie je de grote vijand van God actief: de duivel, de oude draak, de slang die vanaf het begin probeert Gods werk te frustreren. Zo wordt het tenminste verteld in het laatste bijbelboek Openbaring, in hoofdstuk 12. Zodra het kind van de vrouw geboren is, staat de draak erbij om het kind te verslinden. Maar snel wordt het kind gered door het weg te rukken, weg uit het bereik van de draak. Het kind van de vrouw tegenover de draak – het is niet toevallig dat je dan denkt aan waar de geschiedenis van de mensen mee begint: God die belooft dat er uit het nageslacht van de vrouw iemand zal komen om de kop van de slang te vermorzelen. De draak tegen de vrouw, de slang tegen het nageslacht – dat is het plaatje dat past bij dit verhaal in Matteüs 2, over Jezus die moet vluchten voor Herodes. Het kind dat geboren werd in Betlehem is gekomen om de grote confrontatie aan te gaan, en zijn tegenstander weet dat. Via Herodes probeert de duivel al meteen de beloofde Redder uit te schakelen. Jezus wordt meegenomen op de vlucht naar Egypte. Zo wordt een kind gered. Maar niet zomaar een kind: dit is het kind dat op zijn beurt de wereld zal redden. Stel je voor dat
2
ze niet op de vlucht geslagen waren – dan was de wereld verloren. Dit ene kind gered – daarmee zijn wij eigenlijk allemaal gered. * Matteüs wil ons nog meer laten ontdekken. “Vlucht naar Egypte”, is de opdracht aan Jozef. Niet zo’n logische plek om naar toe te vluchten. Zeker vanuit Betlehem, een beetje in het oosten van Israël, kun je makkelijker de andere kant op, de Jordaan oversteken om buiten de greep van Herodes te raken. Egypte, dat lijkt een onnodig lange reis om in veiligheid te komen. Bovendien heeft “Egypte” een klank waardoor je niet meteen denkt: daar zitten we goed. Egypte is voor Israël altijd het slavenhuis van vroeger gebleven, de gevangenis waaruit ze waren bevrijd. En moet nu Israëls pasgeboren Redder terug naar de gevangenis? Het is alsof je asielzoekers terugstuurt naar Iran: Jezus terug naar Egypte, naar de gevangenis. En dat is juist de bedoeling van God. Matteüs haalt een stukje uit Hosea 11 aan: “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen”. En bij dat ene zinnetje in Matteüs moet je het hele hoofdstuk er ook bij bedenken, zo werkt dat meestal als in de bijbel iets wordt aangehaald. Via dat ene woord “Egypte” komt de hele geschiedenis van God met zijn volk Israël naar boven. Laten we het er maar bij pakken, Hosea 11. [lezen Hosea 11:1-4] “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen” – dat wijst terug naar het begin, als Mozes in Exodus 4 tegen de farao, de koning van Egypte, moet zeggen: “Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren” (Ex. 4:22-23). Een eerstgeboren zoon, dat is het volk Israël voor de HEER: zo’n bijzondere band heeft Hij met ze, zo trots en zo zuinig is Hij op ze. Deze eerstgeboren zoon wordt uit de gevangenis gehaald om de erfenis te krijgen die God heeft beloofd: een land om met God te leven. Egypte, dat heeft een feestelijke klank, de klank van bevrijding: Egypte is de gevangenis die ze achter zich hebben gelaten. Maar na dat mooie begin is het minder mooi verder gegaan. De eerstgeboren zoon gedraagt zich als een verwend en ongehoorzaam kind. God trekt ze met zijn liefde keer op keer naar zich toe, maar ze gaan steeds eigenwijs de andere kant op. En dan zie je bij Hosea gebeuren wat destijds Mozes al gezegd had: “Weigeren jullie naar de HEER te luisteren, dan moeten jullie terug naar Egypte”. Terug naar Egypte – voor een deel van de mensen in Israël is dat letterlijk gebeurd toen ze uit de belegerde stad Jeruzalem gevlucht zijn. Maar het is breder: vul naast Egypte ook die andere landen in, Assyrië en Babel, die in etappes het volk Israël hebben weggevoerd uit hun eigen land. Egypte heeft nu ook die pijnlijke klank: de klank van mislukking. De bevrijding uit de gevangenis is ongedaan gemaakt, je bent weer terug bij af. Door eigen schuld, omdat je niet naar God wilde luisteren. Je zou denken: Hosea is nu uitgepraat. Met die koppige, weerbarstige zoon Israël is voor God niets te beginnen. Dus maar terug bij af. Blijf dan maar altijd in de gevangenis Egypte zitten. Maar nee, God is niet uitgepraat. Hij kan het daar niet bij laten, bij die mislukking van zijn mooie plan om een geliefde, eerstgeboren zoon uit Egypte te halen. [lezen Hosea 11:7-9] Hoor het de HEER zeggen (Hos. 11:8): “Mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word ik bewogen”. God kan het niet over zijn hart verkrijgen, dat dit het einde zou zijn, dat Hij zijn kind Israël moet kwijtraken aan de gevangenis Egypte. En dus begint het nog een keer: “Uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen”. En weer zit er een stukje geschiedenis tussen. Tussen Hosea’s woorden en de tijd van Jezus zijn honderden jaren verstreken. Eeuwen waarin inderdaad het volk van God in Egypte is terechtgekomen, en in Assyrië en in Babel. Maar jaren later zijn ze ook weer teruggekomen, mondjesmaat, met een paar duizend tegelijk. Het stelde niet zoveel voor, maar toch was het weer een nieuw begin. Er wonen weer mensen in Jeruzalem, en er is weer een tempel waar God wordt gediend en waar Hij bij zijn mensen woont. Maar toch
3
is het verhaal niet compleet. Het is nog hetzelfde volk, dezelfde soort mensen als eerst. Verwende, eigenwijze, koppige kinderen, die zomaar weer de verkeerde kant op kunnen. En nu gaat God nog een keer beginnen: “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen”. Dat zit er ten diepste achter als Jozef en Maria midden in de nacht met hun kind op de vlucht slaan, richting Egypte. Egypte, daar moeten ze zijn. Daar moet Jezus zijn, want daar wil God Hem roepen. Daar moet de geliefde Zoon vandaan komen. En dit keer zal Hij wel komen, niet tegenstribbelend maar gehoorzaam, niet verwend maar gewillig, niet om meteen weer van het spoor af te dwalen maar om precies de weg te gaan die God aanwijst. Uit Egypte roept God zijn Zoon, dit pasgeboren kind, en dit kind zal komen en alles doen wat de Vader vraagt. * Een kind gered, een zoon geroepen. We hebben gehoord wat het voor Jezus betekent, hoe het met Hem zo moest gaan. Zelf wist Hij er misschien nog niets van, en toch voert Hij het programma uit dat voor Hem klaarligt, om de Messias te zijn, de Redder die God aan zijn volk geeft. En dan is het ook meer dan dit ene kind dat wordt gered, deze ene Zoon die wordt geroepen. Je stelt je de jonge familie voor, op de vlucht. Maria op een ezeltje met haar kind Jezus op schoot, Jozef lopend ernaast om de ezel te leiden. Maar als je goed kijkt, zie je meer. Dan zie je het kind Jezus dat de mensen draagt, zijn volk dat Hij gaat redden. Zo heeft de engel zijn naam uitgelegd: Hij is het die zijn volk zal bevrijden van hun zonden. Vanaf het begin kan Hij daar niet los van komen: zijn volk. Die horen helemaal bij elkaar, de Redder en zijn volk. Het hoort bij elkaar in Hosea: de zoon die God roept uit Egypte, dat is het hele volk. Maar als het volk niet luistert, dan geeft God die ene Zoon die wel gehoorzaam komt. Maar met die ene Zoon gaan straks ook al die andere mensen mee, het volk dat Hij komt bevrijden. Bevrijden en Egypte – voor joodse oren hoort dat bij elkaar. Matteüs heeft zijn evangelie voor het joodse volk geschreven. Zij snappen meteen de achtergrond, als die twee woorden aan elkaar gekoppeld worden: bevrijden, en Egypte. En wij leren die achtergrond vandaag ook begrijpen. Begrijpen waarom Jezus, als kind van nog geen twee jaar, terug moest naar Egypte. Terug naar af. Terug naar waar mensen vastzitten, vast in de gevangenis van de boze koning die je slaaf maakt: de gevangenis van je boze hart dat je een slaaf maakt die alleen maar slechte dingen kan doen. Wat zou dat zijn, als we het land Egypte doorvertalen naar onszelf, naar ons eigen leven? Wat is de plek waar ik vastzit? Misschien een letterlijke verslaving, aan alcohol of aan roken. Ik weet dat het me afbreekt, maar ik kan er niet mee stoppen. Misschien een patroon van aandacht trekken van andere mensen, als ze maar naar mij kijken, maakt niet uit of het vriendelijk is of boos. Ik maak mezelf steeds eenzamer, maar ik weet niet hoe het anders moet. Misschien de relaties waarin je vastloopt, dat je als kind alleen maar kunt schelden en schreeuwen tegen je ouders omdat ze toch niets van je snappen; of dat je alleen nog maar bitter en minachtend naar een ander kunt kijken want er is al zolang niets meer van de liefde over. Egypte: vast zitten in slechte, lelijke dingen. Soms weet je heel goed wat je fout doet en hoe het anders zou moeten. Soms zit je er zo in opgesloten dat je geen idee hebt waar de uitweg is. Maar altijd is er dat trage, luie hart van je, waardoor je er niet uitkomt. Daarvoor is Jezus gekomen. Daarvoor is Hij teruggegaan naar Egypte. Om jou op te halen op de plek waar je zit vastgeroest aan het kwaad. Om de deur van de gevangenis voor je open te gooien, om je over de schouder mee te nemen, de vrijheid in. We horen het nog een keer: een kind gered. Maar nu gaat het over mij. Met het kind Jezus word ook ik gered, eerst gered om in Egypte asiel te zoeken, een veilige plek waar de duivel mij niet kan pakken. Maar dan ook nog een keer gered uit Egypte, los uit de gevangenis waar ik zelf niet uit kan komen. En zo gaat ook dat andere nog een keer klinken: een zoon geroepen. Jezus is de grote Zoon, de eerste die echt luisterde toen Hij werd geroepen. Maar met die eerste komen nu de volgenden mee. Iedereen die zich door Jezus laat ophalen uit Egypte, die mag nu ook een zoon en dochter worden, door God geroepen en getrokken met de koorden van zijn
4
liefde. Nu mag ik dat worden: eindelijk een kind dat naar God luistert, dat afleert om m’n eigen zin te doen, dat loskomt van die dingen die soms leuk lijken maar die me eigenlijk gevangen houden. Egypte, dat land van schone schijn en valse beloftes mag ik achter me laten. En achter Jezus aan mag ik naar het land van echte beloften die ook uitkomen, het land waar God mijn Vader woont. Daar wil ik ook wonen. Amen
5