r e s u ltat e n o n d e r z o e k Omnizorg Apeldoorn
Doelgroepen in zorg
S. Biesma B. Bieleman
Doelgroepen in zorg r e s u ltat e n o n d e r z o e k O m n i z o r g A p e l d o o r n
Juni 2011
I NTRAVAL Groningen-Rotterdam
COLOFON © St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail
[email protected] www.intraval.nl Kantoor Groningen: St. Jansstraat 2C Telefoon 050 - 313 40 52 Fax 050 - 312 75 26
Kantoor Rotterdam: Goudsesingel 68 Telefoon 010 - 425 92 12 Fax 010 - 476 83 76
Juni 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Tekst: Opmaak: Omslag: Druk: Opdrachtgever:
S. Biesma, B. Bieleman M. Boendermaker, M. Haaijer E. Cusiel Copy-Copy Groningen Gemeente Apeldoorn
ISBN:
978 90 8874 113 5
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Onderzoeksopzet 1.4 Leeswijzer
I
1 1 3 3 5
Hoofdstuk 2 Geregistreerde cliënten 2.1 Omnizorg 2.2 Omniplaza 2.3 Resumé
7 7 10 10
Hoofdstuk 3 Ontwikkelingen situatie geïnterviewden 3.1 Achtergrondkenmerken 3.2 Woonsituatie 3.3 Middelengebruik 3.4 Inkomsten 3.5 Politie en justitie 3.6 Tevredenheid leefomstandigheden 3.7 Resumé
11 11 13 14 17 18 19 20
Hoofdstuk 4 Ervaringen geïnterviewde bezoekers en bewoners 4.1 Inleiding 4.2 Invloed Omnizorg 4.3 Veranderingen sinds Omnizorg 4.4 Mening over Omnizorg 4.5 Gewenste verbeteringen 4.6 Resumé
23 23 24 25 27 29 30
Hoofdstuk 5 Overlast 5.1 Gemeente 5.2 Omnizorg 5.3 Politie 5.4 Resumé
31 31 32 33 36
Hoofdstuk 6 Conclusies 6.1 Gebruik Omnizorg 6.2 Zorg 6.3 Overlast 6.4 Ten slotte
37 37 38 40 41
Geraadpleegde literatuur
43
SAMENVATTING
In het voorjaar van 2011 heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL in opdracht van de gemeente Apeldoorn de resultaten van Omnizorg onderzocht. De centrale vraagstelling van het onderzoek is: Wat zijn de resultaten van Omnizorg voor de doelgroep op het gebied van zorg en overlast? Op basis hiervan is een drietal onderzoeksvragen geformuleerd. Om de vragen te beantwoorden is schriftelijke informatie verzameld, zijn registratiegegevens verzameld en geanalyseerd en hebben 35 interviews met bezoekers en bewoners van Omnizorg plaatsgevonden. De resultaten van deze 35 gesprekken zijn vergeleken met die uit de 102 gesprekken tijdens de doelgroepenanalyses in 1999 en 2005. Op deze wijze kunnen enkele ontwikkelingen in de situatie van de daklozen, verslaafden en personen met een psychiatrische problematiek worden vastgesteld. Gebruik Omnizorg Omnizorg wordt intensief gebruikt. In totaal zijn tussen september 2008 en januari 2011 449 cliënten geregistreerd bij Omnizorg. Twee derde van hen komt er begin 2011 nog steeds. Zo’n 80% van alle cliënten maakt gebruik van één of meer basisvoorzieningen (dagopvang, nachtopvang, gebruiksruimte en activiteitenbegeleiding). De dagopvang is de meest gebruikte basisvoorziening: in totaal zijn hier sinds de opening 356 unieke personen geweest, terwijl 190 unieke personen in de nachtopvang hebben geslapen. Van deze 190 personen zijn 47 (25%) doorgestroomd naar een eigen kamer binnen Omnizorg. Ongeveer 40 personen kunnen tot de vaste kern van bezoekers worden gerekend. Zij hebben in een periode van ruim twee jaar meer dan 100 keer gebruik gemaakt van één of meer basisvoorzieningen. Zorg De leefsituatie van de geïnterviewde bezoekers en bewoners is verbeterd ten opzichte van de periode voorafgaand aan Omnizorg. De woonsituatie is duidelijk verbeterd, het middelengebruik is afgenomen, de contacten met de verslavingszorg zijn verdubbeld en de schuldenproblematiek is verminderd. Ook de contacten met politie en justitie zijn afgenomen. De respondenten maken zich naar eigen zeggen dan ook minder vaak schuldig aan illegale activiteiten om aan geld te komen. Op het gebied van de zorg geven de respondenten nog wel enkele mogelijke verbeteringen aan. Zo is een derde niet tevreden over de begeleiding binnen Omnizorg. Zij missen betrokkenheid van het personeel, terwijl er meer hulp zou kunnen zijn voor degenen die van hun verslaving proberen af te komen. Ook wordt de wens geuit om eenduidige regelgeving, ruimere openingstijden van de gebruiksruimte en meer aandacht voor de hygiëne in het gebouw. Overlast Naar eigen zeggen brengen de respondenten minder tijd op straat door dan voorheen. Het rondhangen en het gebruik van drugs op straat is afgenomen. Dit kan een positieve invloed hebben op de mate waarin binnenstadsbewoners overlast ervaren. Deze mogelijke overlast is daarbij meer geconcentreerd op één plek: in en rond Omnizorg. Dit lijkt te worden bevestigd door de politieregistraties. Gemiddeld worden door de medewerkers van Omnizorg 15 overlastgerelateerde meldingen per maand vastgelegd, waarvan gemiddeld twee per maand afkomstig zijn van buurtbewoners. Daarbij heeft de helft van alle meldingen betrekking op één bezoeker van Omnizorg. Uit de Leefbaarheidsenquête blijkt overigens geen verandering in het percentage binnenstadsbewoners dat drugsoverlast ervaart tussen 2007 en 2009. Van alle geregistreerde overlastveroorzakers heeft zo’n 80% niet ingeschreven gestaan bij Omnizorg. Eindconclusie Hoewel er enkele verbeteringen mogelijk zijn in de wijze waarop Omnizorg haar taken uitvoert, lijkt deze voorziening een meerwaarde te hebben in de zorg voor langdurig daklozen, verslaafden en ggzafhankelijken. De leefsituatie van de leden van deze doelgroepen - die voorheen op straat verbleven, in het Slaaphuis sliepen of van het Opvang- en Adviescentrum gebruik maakten - is de afgelopen jaren verbeterd.
Samenvatting
I
II
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
1.
INLEIDING
In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de resultaten van Omnizorg in Apeldoorn. Het onderzoek is uitgevoerd door advies- en onderzoeksbureau INTRAVAL in opdracht van de gemeente Apeldoorn gedurende de maanden januari tot en met juni 2011. Ruim twee jaar na de opening van Omnizorg in september 2008, wordt teruggekeken naar de ervaringen van de bezoekers en bewoners van Omnizorg. Hieronder wordt allereerst een korte schets gegeven van de achtergrond van het onderzoek, gevolgd door de onderzoeksvragen. Vervolgens wordt aangegeven hoe het onderzoek is uitgevoerd.
1.1
Achtergrond
Sinds september 2008 is Omnizorg operationeel. Omnizorg is een brede opvang-, begeleidings- en behandelsetting waarin maatschappelijke opvang, verslavingszorg en psychiatrische begeleiding onder één dak zijn gehuisvest. Het doel van de voorziening - in handen van de stichting Omnizorg gevormd door Tactus Verslavingszorg, IrisZorg en Riwis - is een integrale aanpak voor de doelgroep langdurig daklozen, verslaafden en ggzafhankelijken. Door alle voorzieningen op één herkenbare plaats in de stad aan te bieden, wordt beoogd versnippering te voorkomen en overlast intensiever te bestrijden. Onderdelen Omnizorg In Omnizorg worden de volgende onderdelen aangeboden: dagopvang; nachtopvang; wonen; recreatie; gebruiksruimten (alcoholruimte en drugsruimte); spuitenruil; verpleegkundig spreekuur; medicatieverstrekking; begeleiding op de leefgebieden wonen, financiën, justitie en dergelijke; medische verslavingszorg; medische heroïne- en methadonbehandeling; psychiatrische zorg; en dagbesteding en werk. De capaciteit is als volgt verdeeld. De nachtopvang biedt plaats aan 31 personen op de tweede verdieping van het gebouw. In de winterperiode, bij temperaturen onder -2°C, wordt de opvangcapaciteit zo nodig uitgebreid. Er zijn zes bedden beschikbaar voor vrouwen. In de dagopvang op de eerste verdieping van het gebouw (ook wel grand-café genoemd) staan diverse tafels en stoelen. Aan de stamtafel mogen 20 bezoekers die op een daartoe aangelegde lijst staan alcohol drinken.1 Dat geldt eveneens voor het achterliggende balkon. Op het balkon dat uitkijkt op het binnenplein mag, evenals in de rest van het grandcafé, geen alcohol worden gedronken. Niet alle personen op de alcohollijst maken gelijktijdig gebruik van de mogelijkheid om alcohol te nuttigen. De dagopvang kent in principe geen maximale capaciteit. Bezoekers kunnen hier eten en drinken, televisie kijken of achter één van de computers plaatsnemen. Het woongedeelte (3e en 4e verdieping) is onderverdeeld in 21 één- en 11 tweepersoons kamers. Op de begane grond is de gebruiksruimte voor harddrugsgebruikers gevestigd, evenals de medische post waar zowel methadon als heroïne onder medisch toezicht worden verstrekt. De gebruiksruimte is sinds een aanpassing van het afzuigsysteem geschikt voor maximaal 15 personen. Zij kunnen hier de door henzelf meegebrachte heroïne en/of cocaïne roken of spuiten. De heroïnebehandeling, waarvoor deelnemers een uitgebreide screening hebben
1
Tijdens de onderzoeksperiode wordt gewerkt aan het creëren van een aparte alcoholruimte op de begane grond, naast de gebruiksruimte voor drugsgebruikers. Inleiding
1
ondergaan, biedt plaats aan 30 personen. Deelnemers kunnen er drie maal daags terecht. De meeste deelnemers maken er één tot twee maal per dag gebruik van. De toegang tot het gebouw is gelegen aan het binnenplein. Hier houden medewerkers van Omnizorg en Vigilat (beveiligingsdienst) vanuit een portiersloge toezicht. Bezoekers kunnen naar binnen nadat ze aangebeld hebben. Bewoners die een kamer op de 3e of 4e verdieping hebben gaan via een andere deur naar binnen. Op deze wijze wordt getracht de verschillende doelgroepen van Omnizorg enigszins te scheiden. Vanuit de portiersloge kunnen ook de kluisjes worden bediend. Bezoekers krijgen een eigen kluis toegewezen, waarin ze hun spullen kunnen bewaren. Overlast Medio 2010 wordt er, onder andere in de lokale media, regelmatig gesproken over overlast die bezoekers van Omnizorg in de buurt zouden veroorzaken. De overlast zou zijn veroorzaakt door het warme weer en personele en technische tekortkomingen binnen Omnizorg. Deze en andere punten zijn, waar nodig samen met de politie, uitgewerkt in een zogenoemde maatregelenmatrix. De belangrijkste speerpunten uit deze matrix zijn (in willekeurige volgorde): Veiligheidsrisicogebied; Cameratoezicht; Ventilatie gebruiksruimte; Alcohol gebruiksruimte; Samenscholingsverbod; Gebiedsverbod/vangnet ernstige overlastveroorzakers; Schoonmaken binnenplein en omgeving Omnizorg; Periodiek overleg; Leefbaarheid binnenplein; Aparte ingang voor wonen; Inrichting binnenplein; Registratie en monitoring doelgroep en overlastmeldingen en delen informatie; Bijeenkomst met buurtbewoners; en Verwarming. Deze maatregelen zijn zo mogelijk direct uitgevoerd. Stand van zaken november 2010 In november 2010 heeft de wethouder Zorg en Welzijn de situatie in Omnizorg tot op dat moment weergegeven in een informatieve brief aan de gemeenteraad. Daarin wordt aangegeven dat sinds de start van Omnizorg 252 cliënten in Omnizorg zijn geweest. Niet iedereen die zich aanmeldt bij Omnizorg wordt ook daadwerkelijk cliënt van Omnizorg. Een aantal wordt terugverwezen naar de regio van herkomst, een aantal vindt zelf al gauw onderdak, bijvoorbeeld op een camping, een kamer of belandt in een justitiële instelling. Een aantal verkiest de buitenlucht of een beschutte plek elders in de stad. Met deze cliënten (zorgmijders) wordt overigens contact gehouden om hen – voor zover mogelijk – de nodige flankerende zorg te kunnen verlenen en hen te motiveren te kiezen voor een dak boven het hoofd. Verder wordt in de brief een beschrijving gegeven van de verschillende onderdelen van Omnizorg, evenals een indicatie van het aantal cliënten dat gebruik maakt van de verschillende onderdelen. Onderzoek In september 2010 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn gesproken over de ontwikkelingen rond het Omnizorgcentrum. Daarbij is door het College van B&W toegezegd dat zij voornemens is om voor de zomer van 2011 een evaluatie over Omnizorg gereed te hebben om zo een beter beeld te kunnen geven over het functioneren van Omnizorg. In november 2010 is dit voornemen bevestigd door de wethouder van Zorg en Welzijn. Hij geeft aan een meer uitgebreide evaluatie - waarin ook zal worden ingegaan op de aspecten leefbaarheid, veiligheid en de resultaten in de zorgketen openbare en geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg - voor de zomer van 2011 aan de gemeenteraad te zullen doen toekomen.
2
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
1.2
Onderzoeksvragen
De overkoepelende vraagstelling van het resultatenonderzoek kan als volgt worden omschreven: Wat zijn de resultaten van Omnizorg voor de doelgroep op het gebied van zorg en overlast? Hieruit zijn de volgende deelvragen af te leiden: Gebruik Omnizorg 1. Wat is het aantal en de aard van de gebruikers van de verschillende onderdelen van Omnizorg? 2. Hoe lang maken de gebruikers van Omnizorg gemiddeld gebruik van de verschillende onderdelen? 3. In hoeverre vindt er doorstroom binnen Omnizorg plaats (bijvoorbeeld van opvang naar wonen)? 4 In hoeverre vindt er doorstroom naar voorzieningen buiten Omnizorg plaats (bijvoorbeeld van wonen binnen Omnizorg naar wonen buiten Omnizorg)? Resultaten zorg 5. In hoeverre is de situatie van de gebruikers van Omnizorg verbeterd op de verschillende leefgebieden (gezondheid, woonsituatie, inkomsten, dagbesteding en werk, contacten politie/justitie)? 6. Aan welke hulpbehoefte is voldaan en aan welke hulp hebben de gebruikers van Omnizorg nog behoefte? Resultaten overlast 7. In hoeverre zijn de gebruikers van Omnizorg bekend bij de politie voor het veroorzaken van overlast in Apeldoorn? Welke veranderingen hebben zich daarin voorgedaan sinds zij gebruik maken van Omnizorg?
1.3
Onderzoeksopzet
Het onderzoek naar Omnizorg betreft een resultatenonderzoek. Er kan hierbij niet van een effectevaluatie worden gesproken. Om daadwerkelijke effecten van een voorziening als Omnizorg vast te stellen had immers een nulmeting moeten plaatsvinden, waarbij de situatie van de doelgroep voorafgaande aan de opening van Omnizorg zou zijn gemeten. Idealiter zou daarnaast ook sprake moeten zijn van twee (of meer) metingen bij een controlegroep, ofwel een deel van de doelgroep die sinds de opening geen gebruik heeft gemaakt van Omnizorg. Aangezien beide (nulmeting en controlegroep) niet hebben plaatsgevonden, is hier geen sprake van een effectevaluatie maar van een resultatenonderzoek. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie verzameld. De kwantitatieve informatie (deskresearch en registratiegegevens) is geïnterpreteerd en aangevuld met kwalitatieve informatie (gesprekken bezoekers en bewoners van Omnizorg).
Inleiding
3
Deskresearch en registratiegegevens Begonnen is met deskresearch. Hierbij is beschikbare informatie over (het functioneren van) Omnizorg verzameld en geanalyseerd. Vervolgens zijn bij Omnizorg en de regiopolitie Noord-Oost Gelderland registratiegegevens opgevraagd. Tevens zijn de resultaten van de gemeentelijke veiligheidsmonitor en de leefbaarheidsenquête bij het onderzoek betrokken. Gegevens Omnizorg Om meer inzicht te krijgen in het gebruik van Omnizorg zijn gegevens uit het registratiesysteem van Omnizorg, beheerd door Tactus Verslavingszorg, verzameld en geanalyseerd. De registratiegegevens geven inzicht in de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de verschillende onderdelen van Omnizorg (hoeveel personen maken gebruik van de onderdelen, wat is de frequentie, hoe vaak wordt van meerdere onderdelen gelijktijdig gebruik gemaakt, hoe ziet de doorstroom binnen Omnizorg er uit, hoe zit het met de uitstroom uit Omnizorg), alsmede in de achtergrondkenmerken van degenen die gebruik maken van deze onderdelen (leeftijd, geslacht, etniciteit, herkomst, middelengebruik, psychiatrische problematiek en dergelijke). Gemeente: Veiligheidsmonitor en leefbaarheidsenquête In Apeldoorn wordt, evenals in gemeenten elders in Nederland, periodiek metingen uitgevoerd voor een veiligheidsmonitor en een leefbaarheidsenquête. Hoewel uit deze onderzoeken geen gegevens op straatniveau (en daarmee bijvoorbeeld rond Omnizorg) kunnen worden afgeleid, zijn de ontwikkelingen op het gebied van de veiligheidsbeleving en leefbaarheid in de binnenstad van Apeldoorn wel bij het onderzoek betrokken. Voor een gedetailleerder beeld zijn echter gerichte analyses van politiegegevens nodig. Gegevens regiopolitie Noord-Oost Gelderland De term overlast is een containerbegrip, waaraan in het algemeen de volgende aspecten worden onderscheiden: criminaliteit, overtredingen van de openbare orde en audio-visuele overlast (allerlei ergernissen van bewoners over hinderlijk en onaangepast gedrag van medeburgers) (Snippe e.a. 1996). De drugsoverlast is hiervan een deelverzameling, namelijk het deel dat betrekking heeft op handel in en gebruik van drugs. Hieraan worden wel dezelfde aspecten onderscheiden. Ten behoeve van het resultatenonderzoek zijn de meldingen over 2007 en 2010 omtrent overlast door dak- en thuislozen en alcohol- en drugsgebruik in het centrum van Apeldoorn uit de BasisVoorziening Handhaving (BVH) van de politie gebruikt. Om zeker te zijn dat de meldingen betrekking hebben op dak- en thuislozen en drugs- en alcoholgebruikers, zijn de meldingen één voor één doorgelezen. Hieruit zijn de persoonsgegevens van de betrokkenen (geanonimiseerd) gehaald. Tevens zijn de locaties waar de overlast zich voordoet achterhaald. Hierdoor is meer inzicht verkregen in de frequentie en locaties van deze voorvallen, alsmede in de daarbij betrokken personen. De ontstane lijst van overlastveroorzakers is vervolgens gekoppeld aan de lijst met gebruikers van Omnizorg, zodat een beeld is ontstaan van de mate waarin de gebruikers van Omnizorg overlast veroorzaken c.q. de mate waarin degenen die geen gebruik van Omnizorg maken overlast veroorzaken. Door gebruik te maken van gegevens over meerdere jaren, is een vergelijking mogelijk van de aantallen overlastveroorzakers en de overlastlocaties in het jaar voorafgaande aan de opening van Omnizorg en anderhalf jaar na de opening van Omnizorg.2 2
Hierbij moet overigens wel worden opgemerkt dat de politie medio 2009 is overgestapt op een ander registratiesysteem (van BPS naar BVH). Deze verandering kan van invloed zijn op eventuele ontwikkelingen in de overlastmeldingen. Hierop wordt in Hoofdstuk 5 nader ingegaan. 4
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Interviews bezoekers en bewoners Om de ontwikkelingen bij de bezoekers en bewoners van Omnizorg zelf vast te kunnen stellen, heeft met 35 van hen een interview plaatsgevonden.3 Het gaat hierbij om personen die voorafgaande aan de opening van Omnizorg in het Slaaphuis, het OAC en/of op straat verbleven. Met hen is besproken wat de meerwaarde is van de huidige voorziening ten opzichte van het vroegere voorzieningenniveau. Voor het interview is een vragenlijst opgesteld waarin de (ontwikkelingen op de) verschillende leefgebieden aan bod zijn komen. Hierbij moet worden gedacht aan de woonsituatie, de lichamelijke en psychische gezondheid, het middelengebruik, contacten met politie en justitie, inkomsten, werk en dagbesteding. Tevens is ingegaan op het gebruik van en de ervaringen met de verschillende onderdelen van Omnizorg en de zorgbehoefte. Aangezien het voor veel leden van de doelgroep vaak moeilijk is om zich hun situatie van enkele jaren geleden te herinneren, zijn de resultaten van de doelgroepenanalyses die INTRAVAL in 1999 en 2005 heeft uitgevoerd in Apeldoorn bij het onderzoek betrokken (Bieleman e.a. 2006, Biesma e.a. 2000). Hierdoor is het mogelijk om de gemiddelde situatie van de doelgroepen in deze jaren te vergelijken met de gemiddelde situatie van de huidige doelgroep van Omnizorg. Daarbij wordt verondersteld dat de doelgroep grotendeels uit vergelijkbare personen bestaat. De doelgroepenanalyses waren gericht op de dak- en thuislozen en (zichtbare) alcohol- en drugsverslaafden die zich in 1999 en 2005 in Apeldoorn ophielden.4 Omnizorg richt zich grotendeels op dezelfde doelgroepen.
1.4
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de cliënten van Omnizorg. Aan de hand van gegevens van Omnizorg wordt het aantal cliënten en het gebruik van de voorzieningen binnen Omnizorg weergegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beeld geschetst van de huidige situatie van de 35 geïnterviewde bezoekers en bewoners van Omnizorg. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met de situatie van deze doelgroep met de situatie voorafgaand aan Omnizorg. Hoofdstuk 4 geeft een beeld van de ervaringen van de geïnterviewde bezoekers en bewoners met Omnizorg. Hoofdstuk 5 gaat nader in op de ervaren overlast in Apeldoorn en rond Omnizorg op basis van registratiegegevens. In het afsluitende hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen en conclusies aan de hand van de onderzoeksvragen besproken.
3
Aanvankelijk is voorgesteld om 50 gebruikers te interviewen, waardoor een onderscheid mogelijk zou zijn tussen de ervaringen van nieuwe gebruikers van Omnizorg en gebruikers die voorafgaand aan de opening van Omnizorg ook al gebruik maakten van het Slaaphuis en het OAC. De opdrachtgever heeft er echter voor gekozen om 35 interviews te laten plaatsvinden, waardoor het onderscheid tussen beide deelgroepen niet gemaakt kan worden. Van de huidige 35 respondenten hebben 19 meegedaan aan de eerdere onderzoeken. 4 In 1999 hebben 43 respondenten aan het onderzoek meegewerkt, in 2005 59. Bij beide onderzoeken is een vragenlijst gehanteerd, waarbij dezelfde leefgebieden centraal stonden als in de vragenlijst die voor het onderzoek naar Omnizorg is toegepast. Inleiding
5
6
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
2.
GEREGISTREERDE CLIENTEN
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de verkregen registratiegegevens met betrekking tot de cliënten van Omnizorg en Omniplaza.1 Het betreffen gegevens over aantallen en kenmerken van bezoekers en bewoners van Omnizorg. Tevens wordt een overzicht gegeven van de mate waarin zij gebruik maken van het aanbod binnen Omnizorg en Omniplaza. 2.1
Omnizorg
Van Tactus Verslavingszorg, de beheerder van het registratiesysteem van Omnizorg, zijn de gegevens van alle bezoekers en bewoners sinds de start van Omnizorg tot en met eind 2010 ontvangen en geanalyseerd. In het verkregen bestand wordt aangegeven van welke onderdelen deze cliënten gebruik hebben gemaakt, wat hun eventuele verslavingsproblematiek is, wanneer ze zijn ingeschreven bij Tactus (dit kan ook in de jaren voorafgaande aan de opening van Omnizorg zijn), de eventuele uitschrijfdatum, het geslacht en de woonsituatie. Aantal bezoekers en bewoners Omnizorg In totaal staan 449 unieke personen in het bestand, waaronder 399 mannen (89%) en 50 vrouwen (11%). Bij de bezoekers en bewoners is aangegeven van welke modules ze binnen Omnizorg gebruik maken c.q. hebben gemaakt. Er worden 15 modules onderscheiden. In tabel 2.1 wordt een overzicht gegeven van het aantal cliënten per module. Daaruit is op te maken dat het vaakst gebruik wordt gemaakt van de module ‘gebruiksruimte’. Hiervoor zijn tussen september 2008 en januari 2011 104 cliënten ingeschreven. Ook van de methadonbehandeling wordt door relatief veel cliënten (90) gebruik gemaakt.2 Tabel 2.1 Aantal cliënten per module (09-2008 t/m 12-2010)* Module Aantal cliënten Gebruiksruimte 104 Methadonbehandeling 90 Casemanagement 60 Activiteitenbegeleiding 59 Wonen 51 Medische zorg 39 Outreachend werk 30 Intake 26 Heroïnebehandeling 22 Stabiliserende begeleiding 19 Screening heroïneproject 8 Psychiatrische interventie 7 Ambulante woonbegeleiding 3 Psychiatrisch onderzoek 2 Bron: registratiesysteem Omnizorg * Meerdere modules per cliënt mogelijk. 1
Omniplaza, werkvoorziening voor dak- en thuislozen, is weliswaar in het gebouw van Omnizorg gevestigd, maar maakt geen onderdeel uit van de stichting Omnizorg Apeldoorn. 2 Methadon wordt onder medisch toezicht voorgeschreven en verstrekt aan heroïneverslaafden. Methadon is een vervangend middel voor heroïne. Heroïneverslaafden die methadon gebruiken hoeven daardoor geen heroïne meer te gebruiken. Methadongebruikers die desondanks toch heroïne bijgebruiken en dusdanig, langdurig met verslavingsproblemen kampen kunnen in aanmerking komen voor een behandeling onder medisch toezicht met heroïne. Zij krijgen, naast methadon, drie maal daags heroïne in de medische unit binnen Omnizorg. Geregistreerde cliënten
7
Uitschrijving en doorstroming In totaal zijn 145 (32%) van de 449 cliënten die ingeschreven hebben gestaan inmiddels weer uitgeschreven. Dit betekent dat zij geen gebruik meer maken van de modules in Omnizorg, terwijl ruim 300 (68%) op dat moment nog wel cliënt bij Omnizorg zijn. Er wordt niet geregistreerd waar de uitgeschreven cliënten naartoe zijn gegaan. Dit is veelal ook niet bekend bij de medewerkers van Omnizorg. Een deel van de cliënten zal nog wel gebruik maken van andere voorzieningen binnen bijvoorbeeld Tactus Verslavingszorg of IrisZorg. Met name cliënten die over een eigen woonruimte beschikken geven doorgaans echter niet aan geen gebruik meer te gaan maken van bijvoorbeeld de dagopvang. Ook kunnen cliënten zonder aankondiging vertrokken zijn naar andere gemeenten. Uit het registratiesysteem is wel te achterhalen dat van de 190 personen die in de nachtopvang hebben gezeten, 47 (25%) in een woonvorm binnen Omnizorg terecht zijn gekomen. Verslavingsproblematiek Bijna twee derde van de cliënten kampt met een verslavingsproblematiek. In figuur 2.1 is te zien dat 87 cliënten (19%) heroïne als belangrijkste verslavingsproblematiek te hebben, terwijl 74 personen (16%) voornamelijk met een alcoholverslaving kampen. Daarnaast zijn 26 cliënten (6%) verslaafd aan andere middelen zoals amfetamine, XTC of kalmerende medicatie (benzodiazepinen). Bij 160 personen (36%) staat geen verslavingsproblematiek aangegeven ofwel dat er bij hen geen sprake is van een verslavingsproblematiek. Figuur 2.1 Verslavingsproblematiek cliënten Omnizorg (09-2008 t/m 12-2010), in % (N=449) 40
36
30 19
20
16
14 9
10
6
0
Geen
Heroïne
Alcohol
Cocaïne
Cannabis
Anders
Bron: registratiesysteem Omnizorg
Woonsituatie De woonsituatie van 124 cliënten (28%) wordt bij inschrijving als ‘op straat/zwervend’ omschreven, terwijl 75 cliënten (17%) in een tehuis voor dak- en thuislozen wonen (figuur 2.2). Respectievelijk 63 (14%) en 32 (7%) personen beschikken over een eigen huis of een eigen kamer. Eveneens 63 cliënten verkeren in een andere woonsituatie (bij ouders, vrienden/kennissen, wisselend). Figuur 2.2 Woonsituatie cliënten Omnizorg (09-2008 t/m 12- 2010), in % (N=449) 40 30 20
28 17
20 14
14 7
10 0 Op Tehuis voor dakstraat/zwervend en thuislozen
Eigen huis
Eigen kamer
Anders
Onbekend
Bron: registratiesysteem Omnizorg
8
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Gemeente van inschrijving De meerderheid van de cliënten (70%) staat op het moment van aanmelding ingeschreven in de gemeente Apeldoorn. De overige cliënten komen uit diverse gemeenten, variërend van Almelo tot Zwolle. Bij 10% van de cliënten is de gemeente van herkomst onbekend. Gebruik basisvoorzieningen Omnizorg Er zijn een viertal basisvoorzieningen binnen Omnizorg: dagopvang, nachtopvang, gebruiksruimte en activiteitenbegeleiding. In totaal hebben 361 van de 449 geregistreerde cliënten van Omnizorg (80%) tussen september 2008 en januari 2011 gebruik gemaakt van één of meerdere van deze voorzieningen (tabel 2.2). De meeste van deze 361 personen, 125 (35%), komen alleen in de dagopvang, gevolgd door bezoekers die van de dag- en de nachtopvang gebruik maken (111; 31%). Geen enkele geregistreerde maakt alleen maar gebruik van de gebruiksruimte. Door 18 personen (5%) wordt van alle vier basisvoorzieningen gebruik gemaakt. Tabel 2.2 Gebruik basisvoorzieningen Omnizorg (09-2008 t/m 122010) Gebruik basisvoorziening(en) Aantal % Alleen dagopvang 125 35 Alleen nachtopvang 4 1 Alleen activiteitenbegeleiding 2 0,5 Alleen gebruiksruimte Dag- en nachtopvang 111 31 Dagopvang en gebruiksruimte 27 7 Dagopvang en activiteitenbegeleiding 13 4 Dag-, nachtopvang en activiteitenbegeleiding 30 8 Dag-, nachtopvang en gebruiksruimte 27 7 Dagopvang, gebruiksruimte en activiteitenbegeleiding 4 1 Dag- en nachtopvang, gebruiksruimte en activiteitenbegeleiding 18 5 Totaal 361 100 Bron: registratiesysteem Omnizorg
Frequentie gebruik basisvoorzieningen Wanneer wordt gekeken naar de frequentie waarmee gebruik wordt gemaakt van de verschillende basisvoorzieningen, dan blijkt dat 41% van de bezoekers één tot tien keer van de betreffende basisvoorziening gebruik heeft gemaakt (figuur 2.3). Bijna een kwart (23%) komt 10 tot 30 keer, terwijl 10% meer dan 100 keer van de basisvoorzieningen gebruik heeft gemaakt. De meest frequente bezoeker heeft in totaal 228 keer de dagopvang bezocht. Figuur 2.3 Frequentie gebruik basisvoorzieningen (09-2008 t/m 12- 2010), in % (N=361) 50
41
40 30
23
26
20 10 10 0
< 10
10 - 30
30 - 100
> 100
Bron: registratiesysteem Omnizorg
Geregistreerde cliënten
9
Gebruik afzonderlijke basisvoorzieningen Ten slotte is het aantal personen dat van de afzonderlijke basisvoorzieningen gebruik heeft gemaakt berekend. Hierbij wordt met andere woorden geen rekening gehouden met de overlap van de personen die van meerdere basisvoorzieningen gelijktijdig gebruik maken. Daaruit blijkt dat de dagopvang het meest gebruikte onderdeel van de basisvoorzieningen is. In totaal is de dagopvang bezocht door 356 personen, 190 personen hebben in de nachtopvang geslapen, 77 zijn in de gebruiksruimte geweest en 66 hebben van de activiteitenbegeleiding gebruik gemaakt.
2.2
Omniplaza
Omniplaza is een zelfstandige werkvoorziening voor dak- en thuislozen. Niet alleen bezoekers en bewoners van Omnizorg kunnen er gebruik van maken, ook andere inwoners van Apeldoorn met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen er terecht. Omniplaza biedt de volgende werkprojecten: wasserette, cadeauwinkel, fietsenwerkplaats, strijkservice, kledingherstel en veegproject. Het veegproject is in het voormalige Opvang en Advies Centrum (OAC) ontwikkeld en van start gegaan. De werkzaamheden vinden plaats op de begane grond van Omnizorg, met uitzondering van het veegproject. Voor dit project vertrekken de deelnemers vanaf Omniplaza naar de binnenstad of deelnemende bedrijventerreinen om aldaar de straten en terreinen schoon te maken. Vanaf de start van Omniplaza hebben 65 personen deelgenomen aan de verschillende projecten. Mei 2011 is er sprake van 13 deelnemers, waaronder acht bewoners/ bezoekers van Omnizorg. De bewoners/bezoekers van Omnizorg werken gemiddeld drie dagdelen per week. Om verschillende redenen zijn inmiddels 52 personen, waaronder tien bewoners/bezoekers van Omnizorg, uitgestroomd. Dit kan een vrijwillige stopzetting van de werkzaamheden zijn, maar ook doorstroom naar een reguliere werkplek.
2.3
Resumé
Op basis van de registratiegegevens van Omnizorg kan worden vastgesteld dat er tussen september 2008 en januari 2011 449 unieke personen bij Omnizorg ingeschreven hebben gestaan. Dit betreffen voornamelijk mannen (89%), terwijl bijna twee derde (64%) van de cliënten met een verslavingsproblematiek kampt. Eind 2010 is een derde (32%) van de 449 cliënten weer uitgeschreven. Zij maken geen gebruik meer van de modules binnen Omnizorg. De meest gebruikte module binnen Omnizorg is de gebruiksruimte, gevolgd door de methadonbehandeling. Cliënten kunnen gelijktijdig van meerdere van de in totaal 15 modules gebruik maken. Naast de modules wordt in het registratiesysteem een onderscheid gemaakt naar basisvoorzieningen. De basisvoorzieningen bestaan uit de dagopvang, de nachtopvang, de gebruiksruimte en de activiteitenbegeleiding. In totaal 361 (80%) van de 449 ingeschreven cliënten maken gebruik van één of meerdere van deze basisvoorzieningen. De dagopvang is de meest bezochte basisvoorziening. Twee vijfde van de bezoekers van de basisvoorzieningen hebben deze over een periode van ruim twee jaar minder dan tien keer bezocht, terwijl een tiende van hen meer dan 100 keer gebruik heeft gemaakt van de basisvoorzieningen. Van de 190 cliënten die in de nachtopvang hebben geslapen, zijn 47 (25%) in een woonvorm binnen Omnizorg terecht gekomen. Zij beschikken met andere woorden inmiddels over een eigen kamer of een gedeelde tweepersoonskamer in Omnizorg. Vanaf de start van de werkvoorziening Omniplaza hebben 65 personen deelgenomen aan de verschillende werkprojecten binnen Omniplaza. Hiervan zijn 18 ook cliënt bij Omnizorg.
10
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
3.
ONTWIKKELINGEN SITUATIE GEINTERVIEWDEN
Hieronder
wordt een beschrijving gegeven van de situatie van de 35 geïnterviewde cliënten van Omnizorg. Het betreffen zowel bezoekers als bewoners van Omnizorg. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op enkele achtergrondkenmerken, de woonsituatie, het middelengebruik, inkomsten en contacten met politie en justitie. Daar waar mogelijk wordt de huidige situatie op de verschillende leefgebieden vergeleken met de situatie van de daklozen en harddrugsverslaafden die in 1999 en 2005 door ons zijn geïnterviewd.1,2
3.1
Achtergrondkenmerken
In deze paragraaf worden enkele achtergrondkenmerken van de 35 geïnterviewden weergegeven. Ingegaan wordt op enkele persoonskenmerken (geslacht, leeftijd en dergelijke), familiecontacten, verblijf in Apeldoorn en dagbesteding. Geslacht, leeftijd, opleiding en ziektekosten Onder de huidige 35 geïnterviewden bevinden zich vier vrouwen. Daarnaast zijn 32 respondenten alleenstaand. De jongste respondent is 33 jaar, de oudste is 65. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 50 jaar. Op één na zijn alle geïnterviewden verzekerd tegen ziektekosten. Twaalf respondenten hebben alleen de lagere school doorlopen. De opleiding van de overige respondenten varieert: lager beroepsonderwijs (9), middelbaar (beroeps)onderwijs (9), hoger (beroeps)onderwijs (5). Vergelijking voor Omnizorg en nu De gemiddelde leeftijd van de respondenten is in 2011, logischerwijs, elf jaar hoger dan bij de metingen voor Omnizorg (tabel 3.1). Het deel van de respondenten dat alleen de lagere school heeft doorlopen en daarnaast geen diploma’s meer heeft behaald is in 2011 enigszins hoger dan bij de eerdere metingen, terwijl het aantal respondenten dat verzekerd is voor ziektekosten is toegenomen in de loop van de jaren.
1
Aanvankelijk is voorgesteld om 50 gebruikers te interviewen, waardoor een onderscheid mogelijk zou zijn tussen de ervaringen van nieuwe gebruikers van Omnizorg en gebruikers die voorafgaand aan de opening van Omnizorg ook al gebruik maakten van het Slaaphuis en het OAC. De opdrachtgever heeft er echter voor gekozen om 35 interviews te laten plaatsvinden, waardoor het onderscheid tussen beide deelgroepen niet gemaakt kan worden. Van de huidige 35 respondenten hebben 19 meegedaan aan de eerdere onderzoeken. De overige 16 respondenten zijn geselecteerd op hun verblijf in Apeldoorn (meerdere jaren) en hun situatie voorafgaand aan Omnizorg (dakloos en/of verslaafd, verblijvend in nachtopvang van het Slaaphuis en/of gebruik makend van de gebruiksruimte in het OAC), zodat de gehele respondentengroep vergelijkbaar is met die van de metingen in 1999 en 2005. Destijds zijn respectievelijk 43 en 59 leden van de doelgroep geïnterviewd. 2 Waar in dit hoofdstuk de kwalificatie ‘veel respondenten’ wordt gebruikt, wordt gedoeld op meer dan de helft van de betreffende respondenten, terwijl ‘het merendeel’ duidt op drie kwart of meer van de respondenten. ‘Enkele respondenten’ duidt op minder dan een vijfde van de betreffende respondenten. ‘Meerdere respondenten’ betreft een kwalificatie tussen deze uitersten in. Ontwikkelingen situatie geïnterviewden
11
Tabel 3.1 Achtergrondkenmerken voor Omnizorg en nu, in % Nu (N=35) Man 89 Alleenstaand 91 Verzekerd tegen ziektekosten 97 Alleen lagere school 34 Gemiddelde leeftijd 50 jaar
Voor Omnizorg (N=102) 87 88 93 30 39 jaar
Familie Bijna drie kwart (25) van de recent geïnterviewden heeft op de een of andere manier contact met familieleden. Het betreft zowel ouders (als die nog in leven zijn), broers, zussen, oom, tante of neef. Enkele respondenten hebben veelvuldig contact met deze familieleden, terwijl de meesten incidenteel contact hebben. De helft (18) van de respondenten heeft kinderen. Het aantal kinderen varieert van één tot vijf met een gemiddelde van twee. Elf van deze 18 respondenten hebben nog contact met de kinderen, hoewel er soms alleen sprake is van telefonisch contact. Enkele respondenten geven aan geen geld genoeg te hebben om de kinderen die elders in Nederland wonen te bezoeken. Vergelijking voor Omnizorg en nu Het aantal respondenten dat ten tijde van het interview nog steeds of weer contact heeft met familieleden is nauwelijks veranderd in de loop der jaren. Ook het deel van de respondenten (de helft) dat kinderen heeft is, logischerwijs, niet aanzienlijk veranderd. Het gemiddelde aantal kinderen is met twee over de jaren eveneens gelijk gebleven. Verblijf Apeldoorn Twaalf van de 35 recent geïnterviewden zijn in Apeldoorn geboren, terwijl vijf respondenten in het buitenland zijn geboren (Nederlandse Antillen en Algerije). De overige geïnterviewden komen oorspronkelijk uit andere gemeenten in Nederland. Gemiddeld verblijven de respondenten ruim 26 jaar in Apeldoorn. Zeventien respondenten zijn tussentijds voor één of meerdere jaren weggeweest uit Apeldoorn, gemiddeld ruim zeven jaar per persoon. De reden voor tussentijds vertrek is verblijf in internaten, detentie, verhuizing met ouders, opname in een afkickkliniek, voor een studie, een relatie of rondzwerven door Nederland. Vergelijking voor Omnizorg en nu Het aantal respondenten dat in Apeldoorn is geboren is met een derde over de jaren niet veranderd (tabel 3.2). Op het huidige meetmoment is het gemiddeld aantal jaren dat de geïnterviewden in Apeldoorn hebben doorgebracht logischerwijs gestegen ten opzichte van de eerdere metingen. Tabel 3.2 Verblijf Apeldoorn respondenten voor Omnizorg en nu, in % Nu (N=35) Geboren in Apeldoorn 34 Geboren in buitenland 14 Tussentijds uit Apeldoorn weg 49 Gemiddeld aantal jaren verblijf Apeldoorn 26 jaar
12
Voor Omnizorg (N=102) 33 12 51 17 jaar
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Dagbesteding De respondenten is ook gevraagd hoe zij hun dagen doorbrengen. Enkelen hebben een aantal dagdelen per week dagbesteding via Omniplaza, voornamelijk door deelname aan het veegproject. Eén respondent werkt tijdelijk, vanwege een taakstraf, in de wasserette. De meesten brengen de dag door in of bij Omnizorg. Ze praten met medegebruikers en/of medebewoners en het personeel. Enkele respondenten zijn enige tijd kwijt met hun deelname aan de heroïnebehandeling, die zij meerdere keren per dag bezoeken. De avonden worden doorgaans doorgebracht op de eigen kamer in Omnizorg of in de eigen woning. Dan wordt voornamelijk televisie gekeken. De plekken in de stad waar de respondenten hun tijd voornamelijk doorbrengen liggen, naast de aanwezigheid in Omnizorg of op het binnenplein, vooral in en rond de binnenstad. Enkele respondenten komen regelmatig naar het Marktplein. Degenen die een eigen huis of kamer hebben, zijn meestal een paar uur per dag in Omnizorg. De rest van de tijd brengen ze door in hun eigen woonruimte. Vergelijking voor Omnizorg en nu Ten opzichte van de situatie voorafgaand aan Omnizorg brengen de recent geïnterviewden hun tijd vaker door in een opvangvoorziening. Dit heeft te maken met het feit dat meerdere respondenten die voorheen in de nachtopvang van het Slaaphuis sliepen nu een eigen kamer hebben in Omnizorg. Voorheen waren zij gebonden aan de openingstijden van de dag- en nachtopvang, waardoor zij meer tijd op straat doorbrachten. De plekken in de stad waar de respondenten voorafgaand aan Omnizorg voornamelijk kwamen lagen ook in en rond de binnenstad. Het Marktplein en het Oranjepark werden destijds vaak genoemd, maar bijvoorbeeld ook de openbare bibliotheek en een parkeergarage. Deze plekken worden nu niet meer genoemd.
3.2
Woonsituatie
Een meerderheid van de respondenten uit 2011 beschikt over een eigen huis of kamer (11) of een kamer in Omnizorg (15). Twee respondenten verblijven voornamelijk op straat of een beschutte plek in de openbare ruimte. Daarnaast maken vier respondenten voornamelijk gebruik van de nachtopvang in Omnizorg. Voor twee respondenten is de woonsituatie wisselend, terwijl één respondent in een kraakpand woont. Naast Omnizorg wordt er door de daklozen onder de respondenten nauwelijks van andere voorzieningen in Apeldoorn gebruik gemaakt. Een enkeling komt met enige regelmaat bij citypastoraat de Herberg, maakt gebruik van het aanbod van Menorah of bezoekt de Mariakerk. Een meerderheid van de respondenten (31) is ooit dakloos geweest. Voor 16 van hen geldt dit ook in de afgelopen twee jaar. De belangrijkste redenen waarom zij dakloos zijn geworden zijn een huisuitzetting vanwege hun verslaving en/of (daarmee gepaard gaande) huurschulden (11), de beëindiging van een relatie (8) of een periode van detentie (5). Degenen die inmiddels een eigen kamer in Omnizorg hebben beschouwen zichzelf niet meer echt als dak- of thuisloos. Enkelen hopen wel over enige tijd over een eigen woning (buiten Omnizorg) te kunnen beschikken. Vergelijking voor Omnizorg en nu Er is een aanzienlijk verschil te zien tussen 2011 en de voorgaande jaren in het aantal respondenten dat van de nachtopvang gebruik maakt(e) en het aantal dat in een vorm van begeleid wonen verblijft (figuur 3.1). Er maken inmiddels beduidend minder respondenten gebruik van de nachtopvang, terwijl het aantal dat onder begeleiding over een eigen kamer beschikt aanzienlijk is toegenomen. Hieronder wordt ook kamerbewoning in Omnizorg verstaan. Ontwikkelingen situatie geïnterviewden
13
Figuur 3.1
Woonsituatie respondenten voor Omnizorg (N=102) en nu (N=35), in %
50 40
43 38 31
Voor Omnizorg
30
30
Nu
20 11 10
5
0
Eigen huis/kamer
3.3
Nachtopvang
Begeleid wonen
Middelengebruik
Hieronder wordt ingegaan op het middelengebruik door de 35 geïnterviewden. Daarbij komt het soort middelen aan de orde, evenals de frequentie en de plekken waar wordt gebruikt. Tevens wordt aandacht besteed aan de hulpverlening die de respondenten al dan niet ontvangen bij hun verslavingsproblematiek. Soort middel Vrijwel alle recente respondenten hebben de afgelopen twee jaar (of langer) drugs en/of alcohol in grote hoeveelheden gebruikt. Twee respondenten zijn in de afgelopen twee jaar gestopt met het gebruiken van harddrugs en/of alcohol vanwege de lichamelijke klachten die ze hiervan kregen. Gekookte cocaïne is het meest gebruikte middel (tabel 3.3), gevolgd door cannabis. Tabel 3.3
Middelengebruik afgelopen maand 2011 (in aantallen respondenten) en gemiddeld aantal dagen per maand waarop wordt gebruikt (N=35)* Middel Aantal Gemiddeld aantal respondenten dagen per maand Cocaïne (gekookt) 26 13 Cannabis 22 17 Heroïne 17 18** Alcohol (grote 16 25 hoeveelheden) Amfetamine 4 12 * Meerdere antwoorden mogelijk. ** Negen respondenten gebruiken dagelijks heroïne; zeven van hen nemen deel aan de heroïnebehandeling.
Van de 35 geïnterviewden nemen 23 deel aan de methadonbehandeling bij Tactus. Zij komen daarvoor dagelijks bij de medische unit in Omnizorg. Methadon is een vervangend middel voor heroïne. Heroïneverslaafden die methadon gebruiken hoeven daardoor geen heroïne meer te gebruiken. Methadongebruikers die desondanks toch heroïne bijgebruiken en dusdanig, langdurig met verslavingsproblemen kampen kunnen in aanmerking komen voor een behandeling onder medisch toezicht met heroïne. Zij krijgen, naast methadon, drie maal daags heroïne in de medische unit binnen Omnizorg.
14
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Vergelijking voor Omnizorg en nu Het percentage geïnterviewden dat gekookte cocaïne gebruikt is in 2011 hoger dan bij de eerdere metingen, terwijl het percentage heroïnegebruikers juist is afgenomen de afgelopen jaren (figuur 3.2).3 Het aantal respondenten in 2011 dat deelneemt aan de methadonbehandeling is toegenomen van 51% naar 66%. Dit betekent dat zij ook geen heroïne meer hoeven te gebruiken om de ziekteverschijnselen die gepaard gaan met een heroïneverslaving te onderdrukken. Het betreft met andere woorden een positieve ontwikkeling. Figuur 3.2
Meest gebruikte middelen afgelopen maand voor Omnizorg (N=102) en nu (N=35), in % 74
80 70 60 50
63 49
54
54
49
49
46
Voor Omnizorg Nu
40 30 20 10 0
Cocaïne
Cannabis
Heroïne
Alcohol
Mate van middelengebruik De respondenten gebruiken anno 2011 het voor hun belangrijkste middel gemiddeld 21 jaar, met een variatie van één tot 36 jaar. Eén respondent spuit, terwijl de overige respondenten het voor hen belangrijkste middel roken of drinken. De harddrugs worden vrijwel uitsluitend in de directe omgeving van Omnizorg gekocht. Ook softdrugs worden bij dealers op deze locatie gekocht, hoewel enkele respondenten hiervoor liever naar een coffeeshop in de stad gaan. Vergelijking voor Omnizorg en nu Het gemiddeld aantal jaren dat de middelen worden gebruikt is nu (21 jaar) logischerwijs hoger dan tijdens de vorige metingen (16 jaar). Tijdens de eerdere metingen kochten de respondenten hun harddrugs met name in dealpanden en op straat, terwijl zij dit tegenwoordig vrijwel uitsluitend rond Omnizorg doen. Daarnaast wordt door geen van de respondenten in 2011 nog gesproken over dealpanden waar harddrugs worden gekocht. Geld besteed aan middelengebruik Gemiddeld geven de huidige respondenten die alcohol in grote hoeveelheden drinken zo’n 60 euro per maand aan alcohol (doorgaans bier) uit, variërend van vijf tot 180 euro.4 Daarnaast wordt onderling regelmatig bier uitgedeeld of geruild. Aan drugs wordt gemiddeld zo’n 200 euro per maand uitgegeven, variërend van tien tot 1.250 euro. Vergelijking voor Omnizorg en nu De afgelopen jaren zijn de respondenten steeds minder geld uit gaan geven aan alcohol en drugs. Werd in eerdere jaren gemiddeld 100 euro per maand aan alcohol besteed, nu is dat gemiddeld 60 euro per maand (figuur 3.3). De uitgaven aan drugs zijn afgenomen van gemiddeld 270 euro naar 200 euro. 3
Deze ontwikkeling, een toename van het gebruik van gekookte cocaïne door harddrugsverslaafden, doet zich in heel Nederland voor. 4 Meestal worden halve liters bier in blik gekocht van een huismerk. Deze kosten zo’n 40 eurocent per blik. Alcoholisten kunnen zich hierdoor met enkele euro’s per dag redden. Ontwikkelingen situatie geïnterviewden
15
Figuur 3.3
Geld uitgegeven aan alcohol en drugs per maand voor Omnizorg (N=102) en nu (N=35), in euro
300
270
Voor Omnizorg
250 200 200
Nu
150 100 100
60
50 0
Alcohol
Drugs
Hulpverlening voor middelengebruik De afgelopen twee jaar hebben 23 van de 35 recent geïnterviewden een vorm van hulpverlening gekregen voor hun middelengebruik. Deze 23 respondenten ontvangen ook de afgelopen maand nog hulp bij hun verslaving. Dit betreft doorgaans de methadonbehandeling en/of de heroïnebehandeling bij Tactus. Enkele respondenten hebben daarnaast enige tijd in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) in Zutphen doorgebracht, terwijl één respondent onlangs in contact is gekomen met een hulpverleningsinstelling in Rotterdam. In totaal hebben zeven van de huidige respondenten ooit enige tijd doorgebracht bij de Horeb in Beekbergen, een woongemeenschap voor verslaafden gericht op het afkicken van drugs of alcohol. Zes van hen verbleven daar toen de Horeb nog onder de naam de Schakel operationeel was. De verblijfsduur varieert van één dag tot drie jaar. Drie van deze zeven respondenten kwamen uit een andere gemeente en zijn na hun verblijf bij de Horeb in Apeldoorn gebleven. De overige respondenten woonden al in Apeldoorn. Vergelijking voor Omnizorg en nu Het contact met hulpverlening bij de verslavingsproblematiek is vergeleken met de eerdere metingen bijna verdubbeld (figuur 3.4). Het deel van de respondenten dat wel eens bij de Horeb is geweest is stabiel. Figuur 3.4
Hulp bij verslaving voor Omnizorg (N=102) en nu (N=35), in % 66
70 60
Voor Omnizorg
50 40
37
Nu
30
23
20
20
10 0 Hulp afgelopen maand
16
Ooit bij Horeb / de Schakel
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
3.4
Inkomsten
Hieronder wordt ingegaan op de inkomsten die de 35 recent geïnterviewde respondenten hebben. Daarbij is een onderverdeling gemaakt naar legale inkomsten en overige inkomsten. Legale inkomsten Vrijwel alle respondenten uit 2011 ontvangen een uitkering. Bij 17 van hen gaat het om een bijstandsuitkering, terwijl negen een uitkering op grond van de wet arbeidsongeschiktheid krijgen. Zes personen ontvangen een zwerversuitkering, één krijgt een uitkering op basis van de algemene ouderdomswet en één een werkloosheidsuitkering. Degene zonder (legale) inkomsten verblijft illegaal in Nederland, waardoor hij geen uitkering kan ontvangen. Overige inkomsten De respondenten is gevraagd of zij naast hun legale inkomsten ook andere bronnen van inkomsten hebben. Het gaat hierbij om illegale inkomsten uit bijvoorbeeld het dealen in drugs of vermogensdelicten, maar ook om krijgen/lenen van geld of het doen van klusjes waardoor extra geld wordt verdiend. Uit tabel 3.4 blijkt dat 13 respondenten in 2011 wel eens geld krijgen of lenen. Daadwerkelijk illegale activiteiten ondernemen doen relatief weinig respondenten. Zes respondenten hebben zich hier de afgelopen maand schuldig aan gemaakt, terwijl ook bedelen officieel niet is toegestaan. Degenen die andere bronnen van inkomsten noemen, houden zich bezig met diverse activiteiten zoals het afsluiten van telefoonabonnementen, het knippen van wietplanten, op straat muziek maken of lege flessen inleveren. Verder geven veel respondenten aan te ‘hosselen’, het onderling ruilen van heroïne of cocaïne, kleine diensten voor elkaar verlenen waardoor ook kleine hoeveelheden drugs of blikken bier worden verkregen. Een en ander vindt plaats in of bij Omnizorg of in de binnenstad van Apeldoorn. Enkele respondenten geven aan dat zij sinds ze aan de heroïnebehandeling deelnemen minder crimineel zijn geworden, terwijl een andere respondent aangeeft juist weer meer illegale activiteiten te zijn gaan ondernemen sinds hij niet meer deelneemt aan de heroïnebehandeling.5 Daarnaast zijn enkele respondenten van mening dat ze te oud zijn geworden om nog illegale activiteiten te ondernemen. Tabel 3.4
Overige en illegale inkomsten afgelopen maand 2011 (in aantallen respondenten) (N=35)* Overige inkomstenbron Aantal Krijgen/lenen 13 Klusjes 5 Verkoop van pillen 3 Vermogensdelicten 2 Bedelen 2 Oud ijzer verzamelen 2 Koerier voor een dealer 1 Anders 6 * Meerdere antwoorden mogelijk.
5
Dat deelname aan de heroïnebehandeling leidt tot een afname van criminele activiteiten door deelnemers blijkt ook uit landelijke bevindingen. Zie hiervoor bijvoorbeeld Blanken (2009).
Ontwikkelingen situatie geïnterviewden
17
Schulden Van de 35 recente respondenten hebben 23 schulden. De gemiddelde schuld bedraagt zo’n 5.000 euro. Zestien van deze respondenten ontvangen op de een of andere wijze hulp bij het aflossen van de schulden. De oorzaak van de schulden ligt onder andere bij huurachterstanden, niet betaalde rekeningen bij zorgverzekeraars of telefoonmaatschappijen. Soms weten de respondenten ook niet meer waardoor de schulden zijn veroorzaakt. Ze weten dan echter wel dat er sprake is van deurwaarders die proberen openstaande schulden in te lossen. Vergelijking voor Omnizorg en nu Het aantal respondenten dat een uitkering (bijstand/ww/wao/aow/zwerversuitkering) krijgt is onveranderd hoog (tabel 3.5). Het aantal geïnterviewden dat naast de legale inkomsten op illegale wijze inkomsten verwerft (vermogensdelicten, drugs dealen, verkoop pillen/methadon, oplichting) is in de loop van de jaren afgenomen. Overigens werd tijdens de eerdere metingen nog een straatkrant verkocht in Apeldoorn. In 2011 is dit niet meer het geval. In de eerdere jaren verdiende 14% van de geïnterviewden op deze wijze geld bij. Een meerderheid van de geïnterviewden heeft schulden, hoewel hierin wel een afname is te zien in de loop van de tijd. Daarbij is de gemiddelde schuldenlast duidelijk afgenomen, terwijl het aantal respondenten dat hulp ontvangt bij het aflossen van de schulden aanzienlijk is toegenomen. Tabel 3.5 Financiële situatie respondenten voor Omnizorg en nu, Nu (N=35) Uitkering 97 Illegale inkomsten 20 Schulden 66 Hulp bij schulden 70 Gemiddelde schuld 5.000 euro
3.5
in % Voor Omnizorg (N=102) 94 34 78 41 15.250 euro
Politie en justitie
Zeven van de 35 respondenten (20%) uit 2011 zijn in de maand voorafgaand aan het interview met politie of justitie in aanraking geweest, waarvan één een dag in een politiecel heeft doorgebracht. De redenen voor het politiecontact zijn het drinken van alcohol in het openbaar, vermogensdelicten, bezit of handel in harddrugs en/of fietsen in het winkelgebied. Meerdere respondenten geven aan dat de politie regelmatig preventief fouilleert op het binnenplein van Omnizorg. Ook zijzelf worden dan gefouilleerd. Eventuele harddrugs die zij op dat moment in bezit hebben moeten worden ingeleverd. Af en toe wordt een respondent meegenomen naar het bureau, maar mag als daar blijkt dat er geen openstaande boetes meer zijn direct weer gaan. Eén respondent heeft momenteel een taakstraf voor een feit dat anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden. Vergelijking voor Omnizorg en nu Tijdens de metingen voorafgaand aan Omnizorg zijn verhoudingsgewijs meer respondenten in aanraking geweest met politie of justitie dan in 2011 (figuur 3.5). In die jaren hebben ook meer respondenten één of meerdere dagen in een politiecel gezeten.
18
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Figuur 3.5 Contact politie/justitie afgelopen maand voor Omnizorg (N=102) en nu (N=35), in % 40
39
Voor Omnizorg
30 20 20
Nu 14
10 3 0
Contact politie / justitie
Eén of meerdere dagen politiecel
Overlastgevend gedrag Naast illegale activiteiten is de respondenten gevraagd of zij zich wel eens schuldig maken aan overlastgevend gedrag. In tabel 3.6 is te zien dat deze gedragingen naar eigen zeggen niet vaak voorkomen. Twee respondenten hebben de maand voorafgaande aan het interview in portieken geslapen. Geen van de respondenten heeft in de openbare ruimte gebruikte spuiten achtergelaten. Dit hangt samen met het feit dat er door de harddrugsgebruikers nauwelijks (meer) gespoten wordt. Tabel 3.6
Overlastgevend gedrag afgelopen maand (in aantallen respondenten) (N=35)* Overlastgevend gedrag Aantal Op straat medegebruikers uitgescholden 5 Op straat gevochten 5 Bedreigingen geuit tegen anderen 4 Op straat niet-gebruikers uitgescholden 4 In portieken geslapen 2 Vuile spuiten laten slingeren * Meerdere antwoorden mogelijk.
3.6
Tevredenheid leefomstandigheden
Ten slotte is de 35 recent geïnterviewden gevraagd in hoeverre ze tevreden zijn over hun huidige leef- en woonsituatie, hun inkomsten, de vrienden- en kennissenkring, hun lichamelijke en geestelijke gezondheid en de uiterlijke verzorging. In tabel 3.7 wordt de mate van tevredenheid over deze aspecten weergegeven. Met uitzondering van de inkomsten, is meer dan de helft van de respondenten enigszins tot zeer tevreden over de verschillende aspecten. In het bijzonder de geestelijke gezondheid en de uiterlijke verzorging stemmen tot tevredenheid. Veel respondenten zijn verslaafd en/of hebben een hard leven als dakloze (gehad). Dertien van hen noemen verschillende lichamelijke klachten en ziekten op, terwijl zeven van hen enigszins tot zeer ontevreden zijn over de lichamelijke gezondheid. De inkomsten veroorzaken echter de grootste ontevredenheid bij de respondenten. Bijna allen hebben een uitkering, waarvan ze weekgeld krijgen. Ze moeten rondkomen van 30 tot 50 euro per week. Hoewel enkele erkennen dat het niet anders is, zouden de meesten graag meer te besteden hebben.
Ontwikkelingen situatie geïnterviewden
19
Tabel 3.7 Tevredenheid leefomstandigheden 2011 (in aantallen respondenten) (N=35) (zeer) enigszins noch enigszins (zeer) tevreden tevreden tevreden, ontevreden ontevreden noch ontevreden Leefsituatie 14 8 3 4 6 Woonsituatie 18 5 3 3 6 Inkomsten 11 2 6 11 5 Vrienden/kennissen 15 6 6 4 4 Lichamelijke 16 4 5 1 8 gezondheid Geestelijke 21 4 3 2 5 gezondheid Uiterlijke 20 5 6 2 2 verzorging
Vergelijking voor Omnizorg en nu De tevredenheid over de leefomstandigheden is in grote lijnen onveranderd gebleven. Zo is de tevredenheid over de lichamelijke en psychische gezondheid zowel voorafgaand aan Omnizorg als nu vrij groot. Een verschil is echter wel dat tijdens de eerdere metingen meer respondenten ontevreden zijn over hun woonsituatie, terwijl de tevredenheid over de inkomsten in die jaren enigszins groter is dan in 2011.
3.7
Resumé
Om de huidige situatie van de bezoekers en bewoners van Omnizorg op een aantal leefgebieden te kunnen beoordelen, zijn 35 cliënten van Omnizorg geïnterviewd. Om daarnaast enkele ontwikkelingen in de tijd te kunnen aangeven, ofwel een vergelijking te kunnen maken tussen de leefsituatie nu en voorafgaand aan Omnizorg, zijn de interviews die in 1999 en 2005 met dak- en thuislozen en verslaafden in Apeldoorn hebben plaatsgevonden opnieuw gebruikt. Een goede vergelijking is alleen mogelijk wanneer de respondentengroepen van nu en toen met elkaar overeenkomen. Dit is bewerkstelligd door de huidige geïnterviewden te selecteren op basis van hun eerdere medewerking aan de onderzoeken in 1999 en 2005 (19 respondenten) en een langdurig verblijf in het daklozenen verslaafdencircuit in Apeldoorn (16 respondenten). In 1999 en 2005 hebben respectievelijk 43 en 59 interviews plaatsgevonden. Uit een vergelijking van de recente interviews en de interviews uit 1999 en 2005 kunnen enkele (positieve) ontwikkelingen worden achterhaald. Zo is de doelgroep, logischerwijs, ouder geworden. De gemiddelde leeftijd is toegenomen van 39 naar 50 jaar. Er is een toename te zien van het aantal respondenten dat verzekerd is tegen ziektekosten van 93% naar 97%. De woonsituatie van de respondenten is aanzienlijk verbeterd. Zo is er sprake van een afname van het percentage gebruikers van de nachtopvang van 30% voorafgaand aan Omnizorg naar 11% nu. Daarnaast is het deel dat in een vorm van begeleid wonen woont toegenomen van 5% naar 43%. Ook op het gebied van middelengebruik en contact met de verslavingszorg zijn veranderingen te zien. Het percentage geïnterviewden dat gekookte cocaïne gebruikt is in 2011 (74%) hoger dan bij de eerdere metingen (49%), terwijl het percentage heroïnegebruikers juist is afgenomen de afgelopen jaren (van 54% naar 49%). Daarbij heeft zich een afname voorgedaan in het bedrag dat de respondenten aan alcohol (van 100 naar 60 euro per maand gemiddeld) en drugs (van 270 naar 200 euro per maand gemiddeld)
20
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
besteden. Het contact met hulpverlening bij de verslavingsproblematiek is vergeleken met de eerdere metingen bijna verdubbeld van 37% naar 66%. Dit heeft onder andere te maken met een toename van het aantal respondenten dat deelneemt aan de methadonbehandeling. Hoewel een meerderheid van de geïnterviewden schulden heeft, is hierin wel een afname te zien in de loop van de tijd. Daarbij is de gemiddelde schuldenlast duidelijk afgenomen, terwijl het aantal respondenten dat hulp ontvangt bij het aflossen van de schulden aanzienlijk is toegenomen. Het aantal geïnterviewden dat naast de legale inkomsten op illegale wijze inkomsten verwerft (vermogensdelicten, drugs dealen, verkoop pillen/methadon, oplichting) is in de loop van de jaren afgenomen. Tijdens de metingen voorafgaand aan Omnizorg zijn verhoudingsgewijs meer respondenten in aanraking geweest met politie of justitie dan in 2011. In die jaren hebben ook meer respondenten één of meerdere dagen in een politiecel gezeten. De tevredenheid van de respondenten over hun leefomstandigheden is in grote lijnen onveranderd gebleven. Een verschil is echter wel dat tijdens de eerdere metingen meer respondenten ontevreden waren over hun woonsituatie, terwijl de tevredenheid over de inkomsten in die jaren enigszins groter was dan nu het geval is.
Ontwikkelingen situatie geïnterviewden
21
22
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
4.
ERVARINGEN GEINTERVIEWDE BEZOEKERS EN BEWONERS
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ervaringen van de 35 geïnterviewde bewoners en bezoekers met Omnizorg, het aanbod binnen Omnizorg en de mogelijke invloed die Omnizorg daarbij gehad heeft op het leven van deze bezoekers en bewoners. Tevens komen de tevredenheid over Omnizorg en de door hun gewenste verbeteringen aan bod.1 De weergegeven meningen en ervaring zijn gebaseerd op de beleving van de 35 geïnterviewden.
4.1
Inleiding
Hieronder wordt allereest een korte schets gegeven van de ideeën die de geïnterviewden voorafgaand aan de opening van Omnizorg hadden over het samenvoegen van de op dat moment aanwezige (aparte) voorzieningen in één nieuw gebouw. Vervolgens wordt kort aangegeven van welke onderdelen binnen Omnizorg de huidige 35 geïnterviewde respondenten gebruik maken. Ideeën voorafgaande aan opening Omnizorg In 1999 en 2005 is de leden van de doelgroepen dak- en thuislozen en verslaafden gevraagd naar hun mening over het (mogelijk) samenvoegen van de diverse voorzieningen voor beide doelgroepen. In beide jaren waren de geïnterviewden merendeels niet positief, hoewel er ook respondenten waren die de plannen voor Omnizorg wel goed vonden. Degenen die niet positief waren, waarschuwden voor de negatieve invloed van drugsgebruikers op de niet-verslaafde leden van de doelgroepen. De verleiding om drugs te gaan gebruiken, ook voor ex-gebruikers, zou in een grote voorziening waar zich ook harddrugsverslaafden ophouden groot zijn. Bovendien werd verwacht dat er door de grote aantallen bezoekers en de diversiteit aan bezoekers die gelijktijdig aanwezig zijn onderlinge spanningen zouden gaan ontstaan. Meerdere geïnterviewden van destijds, zowel de positief als negatief gestemden, gaven dan ook aan dat binnen een grote voorziening wel een interne scheiding van de doelgroepen mogelijk zou moeten zijn, terwijl het toezicht aanzienlijk zou moeten worden aangescherpt. Als groot voordeel van een gecombineerde voorziening werd destijds gezien dat het op en neer geloop tussen verschillende opvangvoorzieningen kon worden voorkomen. Dit zou volgens hun zowel de doelgroepen als de overlast voor omwonenden ten goede komen. Huidig gebruik Omnizorg De 35 respondenten die in 2011 zijn geïnterviewd kunnen meerdere redenen hebben om in Omnizorg aanwezig te zijn. In tabel 4.1 is te zien dat onder de 35 geïnterviewden de meest genoemde reden het bezoeken van de dagopvang (24) is, gevolgd door de methadonbehandeling (23). Daarnaast komen 17 geïnterviewden in de gebruiksruimte, terwijl 16 respondenten een eigen kamer hebben binnen Omnizorg.
1
Waar in dit hoofdstuk de kwalificatie ‘veel respondenten’ wordt gebruikt, wordt gedoeld op meer dan de helft van de betreffende respondenten, terwijl ‘het merendeel’ duidt op drie kwart of meer van de respondenten. ‘Enkele respondenten’ duidt op minder dan een vijfde van de betreffende respondenten. ‘Meerdere respondenten’ betreft een kwalificatie tussen deze uitersten in.
Ervaringen geïnterviewde bezoekers en bewoners
23
Tabel 4.1
Gebruik voorzieningen binnen Omnizorg (in aantallen respondenten) (N=35)* Gebruik van voorziening Aantal respondenten Dagopvang 24 Methadonbehandeling 23 Gebruiksruimte 17 Eigen kamer 16 Dagbesteding 8 Heroïnebehandeling 7 Nachtopvang 6 * Meerdere antwoorden mogelijk.
4.2
Invloed Omnizorg
In het voorgaande hoofdstuk is de huidige situatie van de respondenten op een aantal leefgebieden besproken. Daarbij is henzelf gevraagd naar veranderingen hierin, terwijl tevens vergelijkingen zijn gemaakt met de situatie van de leden van de doelgroep die aan de eerdere metingen hebben deelgenomen. In deze paragraaf wordt kort toegelicht in hoeverre eventuele veranderingen in de leefsituatie door de respondenten zelf wordt toegeschreven aan Omnizorg. Dagelijkse activiteiten Ruim de helft van de 35 respondenten zegt dat de wijze waarop ze de dag doorbrengen sinds de opening van Omnizorg is veranderd. Negen van hen brengen nu meer tijd binnen door, in Omnizorg. Voorheen waren ze vaker buiten, al dan niet onderweg van het Slaaphuis naar het OAC. Met name degenen die nu een eigen kamer hebben en vroeger in de nachtopvang van het Slaaphuis verbleven, geven aan meer rust te hebben en minder buiten te zijn. Daarentegen geven drie respondenten aan ten tijde van het OAC juist meer tijd binnen te hebben doorgebracht: de openingstijden van het OAC waren ruimer dan de huidige gebruiksruimte in Omnizorg. Bovendien werd de sfeer in het OAC als prettiger ervaren, waardoor zij daar meer tijd doorbrachten dan nu in Omnizorg. Desondanks zijn 11 respondenten (een derde) van mening aan dat de positieve veranderingen (eigen kamer, meer rust, meer ruimte) rechtstreeks verband houden met de komst van Omnizorg. Inkomsten Drie respondenten geven aan dat hun inkomsten mede doordat zij nu in Omnizorg komen zijn veranderd: één respondent is geholpen bij het aanvragen van een WAO uitkering; één respondent geeft aan nu minder inkomsten te hebben omdat hij de kamerhuur in Omnizorg moet betalen; en een respondent heeft door de toegenomen regelmaat meer tijd om te werken waardoor zijn neveninkomsten naast zijn uitkering zijn toegenomen. Op de mate waarin de respondenten zich bezighouden met illegale activiteiten om aan geld te komen zeggen zij dat hun verblijf in of bezoek aan Omnizorg daarin geen verandering heeft gebracht. Contacten politie/justitie Evenals de ondernomen illegale activiteiten niet zijn beïnvloed door Omnizorg, is ook het aantal contacten met politie of justitie hierdoor volgens de respondenten niet beïnvloed. Wel worden drugsgebruikers nu vaker gecontroleerd op het bezit van harddrugs, aangezien de politie nu vaker controleert dan voorheen bij het OAC. Dit leidt doorgaans hooguit tot het inleveren van de gebruikershoeveelheden drugs die de respondenten op dat moment bij zich hebben. Zij zeggen niet vaker te worden meegenomen naar het politiebureau dan voorheen.
24
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Woonsituatie Voor 20 van de 35 respondenten (ruim de helft) is de woonsituatie de afgelopen twee jaar veranderd. Voor de meesten bestaat de verandering uit een overgang van de nachtopvang of de straat naar een eigen kamer in Omnizorg c.q. de nachtopvang in Omnizorg. Vrijwel allen noemen dit een verbetering. Enkele respondenten zijn vanuit een eigen woning of kamer in Omnizorg terecht gekomen. Zij vinden dit geen verbetering. Zij waren liever in hun eigen woning gebleven, maar door hun persoonlijke situatie zijn zij in Omnizorg terecht gekomen. Gebruik voorzieningen Voor alle respondenten geldt dat zij voorafgaand aan de opening van Omnizorg in meer of mindere mate in het Slaaphuis en/of het OAC kwamen. In dit opzicht is voor alle geïnterviewden het gebruik van voorzieningen voor dak- en thuislozen en/of verslaafden veranderd. Zeven bezoekers en bewoners geven daarnaast aan dat de mate waarin zij gebruik maken van de voorzieningen is veranderd. Drie van hen zijn gebruik gaan maken van de nachtopvang in Omnizorg, terwijl ze zich voorheen nog zonder nachtopvang konden of wilden redden. Ze waren destijds al wel bekend met de verschillende voorzieningen voor dagopvang. Drie hebben een eigen kamer binnen Omnizorg, terwijl ze voorheen in het Slaaphuis of andere voorzieningen van IrisZorg verbleven. Eén respondent komt nu vaker in Omnizorg dan voorheen in het Slaaphuis, hij vindt de huidige opvang prettiger. Het gebruik van overige voorzieningen voor dak- en thuislozen zoals citypastoraat de Herberg en Menorah werden en worden op een enkele uitzondering na weinig gebruikt door de geïnterviewden. Hierin is met andere woorden door Omnizorg weinig verandering opgetreden volgens de respondenten. Middelengebruik Twaalf respondenten geven aan dat de mate waarin harddrugs en/of alcohol worden gebruikt de afgelopen twee jaar is veranderd. Zes van hen geven aan minder te zijn gaan gebruiken als gevolg van een detentie, het ontbreken van geld, maar ook door het feit dat zij in Omnizorg over een eigen kamer beschikken. Dit laatste heeft meer rust gegeven, er hoeft minder tijd op straat te worden doorgebracht waardoor de verleiding om veel te gebruiken of te drinken is afgenomen. Vier respondenten zijn meer gaan gebruiken, waarbij voor één geldt dat hij is overgegaan van blowen naar het gebruik van speed, terwijl twee zeggen dat de verkrijgbaarheid van harddrugs rond Omnizorg zo makkelijk is dat zij meer zijn gaan gebruiken dan voorheen. Twee respondenten geven expliciet aan dat zij een ander gebruikspatroon hebben gekregen omdat zij sinds Omnizorg is geopend toegang hebben gekregen tot de heroïnebehandeling. Hierdoor worden geen of minder andere c.q. illegale middelen gebruikt. Vier respondenten zijn meer geld gaan besteden aan drugs de afgelopen twee jaar, terwijl zes zeggen minder uit te geven. De in- en uitstroom uit de heroïnebehandeling blijkt een belangrijke factor bij veranderingen in het uitgavepatroon: er wordt minder uitgegeven tijdens c.q. sinds deelname aan de heroïnebehandeling. De respondenten gebruiken hun drugs nauwelijks meer op straat (met uitzondering van het binnenplein bij Omnizorg). Voorheen werd in het OAC en op de toiletten in het Slaaphuis gebruikt. Deze respondenten maken nu gebruik van de gebruiksruimte in Omnizorg.
4.3
Veranderingen sinds Omnizorg
Op alle genoemde mogelijkheden waarop veranderingen kunnen zijn opgetreden sinds de opening van Omnizorg geeft de meerderheid van de respondenten aan dat zich hierin geen
Ervaringen geïnterviewde bezoekers en bewoners
25
wijzigingen hebben voorgedaan (tabel 4.2). Aspecten waarvan meer dan tien respondenten hebben gezegd dat er een verandering heeft plaatsgevonden zijn: meer regelmaat; minder op straat gebruiken; en minder tijd op straat rondhangen. Tabel 4.2 Veranderingen sinds Omnizorg (in aantallen respondenten) (N=35) Sinds Omnizorg: Veranderd Gelijk gebleven Minder op straat rondhangen 12 23 Meer regelmaat 17 18 Minder middelengebruik 10 25 Meer middelengebruik 6 29 Minder op straat gebruiken 13 21 Veiliger gaan gebruiken 8 27 Minder delicten plegen 5 28 Lichamelijke gezondheid verbeterd 5 29 Geestelijke gezondheid verbeterd 6 28 Meer sociale contacten 8 27
Weet niet/n.v.t. 1 2 1 1 -
Drie respondenten voegen aan de genoemde veranderingen toe dat zij, sinds ze in Omnizorg zijn, zelf meer besef en mogelijkheden hebben om zichzelf beter te verzorgen. Er wordt meer op persoonlijke hygiëne gelet, kleren worden vaker gewassen en de eigen kamer wordt schoon gehouden. Een andere respondent merkt op dat de maatschappelijke dienstverlening verbeterd is. Er is altijd iemand aanwezig waaraan praktische vragen gesteld kunnen worden. Dit wordt positief gewaardeerd. GAF scores Tactus neemt bij haar cliënten met enige regelmaat een vragenlijst af waarbij het niveau van het psychisch, sociaal en beroepsmatig functioneren wordt gemeten. Dit wordt uitgedrukt in een zogenoemde GAF (Global Assessment of Functioning) score op een schaal van 1 tot 100. De GAF score is de vijfde as van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Wanneer er geen sprake is van enige problemen wordt 100 gescoord, bij psychische en/of sociale problemen wordt lager gescoord. De volgende onderverdeling wordt gehanteerd:
-
-
26
91-100: Geen symptomen. Uitstekend functioneren bij een groot aantal activiteiten, de problemen in het leven lopen nooit uit de hand, persoon wordt op prijs gesteld door anderen door veel goede kwaliteiten. 81-90: Geen of minimale symptomen. Goed functioneren op alle gebieden, geïnteresseerd en betrokken bij een groot aantal activiteiten, sociaal effectief, doorgaans tevreden met het leven, alleen alledaagse problemen en zorgen. 71-80: Als er symptomen optreden, zijn deze van voorbijgaande aard, te verwachten reacties op psychosociale stress, slechts beperkte hinder in sociale omgang, op het werk of op school. 61-70: Enige lichte symptomen of enige problemen in sociaal functioneren, op het werk of op school, maar functioneert over het algemeen behoorlijk goed, heeft goede interpersoonlijke contacten. 51-60: Matige symptomen of matige problemen in sociaal functioneren, op het werk of op school. 41-50: Ernstige symptomen of ernstige beperkingen in sociaal functioneren, op het werk of op school. 31-40: Enige vermindering in realiteitsbesef of communicatie of sterke vermindering op verschillende terreinen, zoals werk of school, gezins- of familierelaties, beoordelingsvermogen, denkvermogen of stemming. 21-30: Gedrag wordt beïnvloed door wanen of hallucinaties of ernstige beperkingen van communicatie of beoordeling of onvermogen op alle terreinen te functioneren. 11-20: Enig gevaar om zichzelf of anderen te verwonden of af en toe verwaarlozing van de persoonlijke hygiëne of zeer ernstige vermindering van communicatie. 1-10: Blijvend gevaar zichzelf of anderen te verwonden OF blijvend onvermogen de persoonlijke hygiëne te onderhouden of ernstig suïcidaal gedrag met duidelijke doodsverwachting.
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Van 28 van de 35 geïnterviewden zijn twee of meer GAF scores van de afgelopen jaren bekend. Hieraan is af te lezen in hoeverre zich veranderingen hebben voorgedaan in het functioneren van deze geïnterviewden. De gemiddelde score tussen 2008 en 2010 is gestegen van 32,4 naar 36,3. De scores per persoon variëren van 25 tot 60. Uit figuur 4.1 blijkt dat de GAF score van 54% van de respondenten is toegenomen, terwijl deze score bij 43% van de respondenten niet is veranderd. Figuur 4.1
Veranderingen GAF scores geïnterviewden, in % (N=28)
60
54
50
43
40 30 20 10
3
0
Afgenomen
4.4
Gelijk gebleven
Toegenomen
Mening over Omnizorg
De 35 geïnterviewde bezoekers en bewoners van Omnizorg is een aantal aspecten van Omnizorg voorgelegd, waarvan gevraagd is de mate van tevredenheid hierover aan te geven. Over het algemeen lijken de geïnterviewden redelijk tevreden te zijn over de openingstijden (tabel 4.3). Ook de regels over wat wel en niet mag inzake drugsgebruik stemmen doorgaans tot tevredenheid. Dit geldt eveneens voor de inrichting van de (slaap)kamers, voor zover de respondenten hiervan gebruik maken. Meer dan de helft van de respondenten is ofwel noch tevreden, noch ontevreden ofwel ontevreden over de samenstelling van de bezoekers/bewoners. Meer bezoekers/bewoners zijn ontevreden dan tevreden over het eten en drinken dat in Omnizorg verkregen kan worden. Tabel 4.3 Tevredenheid aspecten Omnizorg (in aantallen respondenten) (N=35) (zeer) enigszins noch enigszins (zeer) tevreden tevreden tevreden, ontevreden ontevreden noch ontevreden Openingstijden 16 6 1 2 3 Regels 15 5 5 3 3 drugsgebruik Inrichting 10 1 4 5 5 gebruiksruimte Inrichting 12 3 3 5 (slaap)kamers Samenstelling 6 4 12 7 5 bezoekers/ bewoners Begeleiding 11 3 7 4 8 Eten en 6 5 4 7 7 drinken Activiteiten 8 6 7 2 4 Betrokkenheid 9 3 7 3 8 politie
Ervaringen geïnterviewde bezoekers en bewoners
Weet niet/ n.v.t. 7 4 10 12 1 2 6 8 5
27
Naast de mate van (on)tevredenheid over de verschillende aspecten van Omnizorg is de respondenten gevraagd hierop een toelichting te geven. De verkregen informatie hierover wordt hieronder besproken. Openingstijden Zeven respondenten vinden het vervelend dat de gebruiksruimte tussen de middag gesloten is. Zij zien zichzelf op die momenten gedwongen om buiten (al dan niet op het binnenplein) te gebruiken. Daarnaast geven enkele gebruikers van de nachtopvang aan dat deze te laat open gaat en ’s ochtends te vroeg dicht. Met name in het weekend zou dat later kunnen. Degenen met een eigen kamer in Omnizorg zijn van mening dat zij kunnen gaan en staan waar en wanneer zij willen. Zij storen zich met andere woorden niet aan openingstijden ofwel deze tijden zijn voor hun niet van toepassing. Regels drugsgebruik Enkele geïnterviewden merken op dat er nu eenmaal regels inzake drugsgebruik moeten zijn. Sommige respondenten geven aan dat elke medewerker binnen Omnizorg zijn of haar eigen regels hanteert, waardoor er weinig lijn in de regels zit. Met name in de nachtopvang zou door bezoekers ’s nachts regelmatig worden gebruikt, al dan niet op het toilet. Dit stoort medeslapers. Een enkele bewoner van Omnizorg geeft aan dat hij/zij het liefst op de eigen kamer zou willen gebruiken, maar dit niet te doen uit angst voor een schorsing. Ten slotte zouden enkele geïnterviewden graag toegang willen hebben tot de gebruiksruimte, maar zij zeggen hiervoor niet in aanmerking te komen. Inrichting gebruiksruimte Zeven respondenten zijn van mening dat de gebruiksruimte te klein is. Bovendien wordt door meerdere geïnterviewden opgemerkt dat zowel het personeel als de politie onbelemmerd naar binnen kan kijken. Dit wordt als zeer storend ervaren. Daarnaast geven enkelen aan dat de ruimte kil en kaal is. Daarbij wordt veelvuldig verwezen naar het oude OAC. Daar was het in hun ogen gezelliger, gemoedelijker, hadden ze meer privacy en werden betere openingstijden gehanteerd.2 Inrichting (slaap)kamers Hoewel de meeste respondenten met een eigen of een tweepersoonskamer blij zijn een plek voor zichzelf te hebben, vinden zes respondenten de kamers erg klein, met name wanneer een kamer met twee personen moet worden gedeeld. Daarbij wordt de inrichting minimaal gevonden. Daarnaast zijn enkele respondenten niet te spreken over het feit dat zij geen versieringen aan de muren mogen aanbrengen. Hierdoor blijft de kamer onpersoonlijk en ongezellig. Ook het plastic dat om de matrassen zit wordt niet door alle respondenten op prijs gesteld. Samenstelling bezoekers/bewoners Met name de vermenging van doelgroepen, in het bijzonder de aanwezigheid van bezoekers/bewoners met een psychiatrische problematiek, stoort meerdere respondenten. Soms ontstaat hierdoor ruzie, terwijl meerdere respondenten ook aangeven dat zij de situatie in het Slaaphuis en het OAC beter vonden op dit gebied.
2
Overigens werden deze zelfde argumenten gebruikt toen het Opvang en Advies Centrum, inclusief gebruiksruimte, werd geopend. Pashouders van het OAC gaven aan dat de gebruiksruimte die daarvoor in een pand tegenover het station (voormalig pand van taxi Blom) was gevestigd veel meer sfeer en vrijheid kende. Desondanks werd het OAC op den duur een soort clubhuis volgens vele respondenten.
28
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Begeleiding Hoewel de ene begeleider als persoon meer gewaardeerd wordt dan de andere, wordt ook door meerdere geïnterviewden aangegeven dat het gedrag van de begeleiders onderling niet consistent is. De onderlinge overdracht en communicatie is volgens meerdere respondenten voor verbetering vatbaar. Tevens wordt opgemerkt dat er te weinig persoonlijke aandacht voor de bezoekers/bewoners is, al dan niet als gevolg van te weinig personeel. Eten en drinken Vijftien respondenten geven aan dat het eten in Omnizorg niet altijd even lekker is. Met name het brood wordt vaak als oud of smakeloos beoordeeld, terwijl ze vinden dat er relatief veel voor moet worden betaald. Ook de warme maaltijden worden niet door iedereen gewaardeerd. Bovendien zijn de maaltijden niet ingesteld op bewoners met dieetvoorschriften. Hierdoor wordt door een enkele respondent nauwelijks gebruik gemaakt van de warme maaltijd, hoewel daar wel voor wordt betaald. Activiteiten Volgens de respondenten worden er weinig activiteiten georganiseerd. Enkele van hen geven daarbij overigens aan er ook geen gebruik van te maken als ze wel georganiseerd zouden worden. Wat wel op prijs wordt gesteld door meerdere respondenten is de aanwezigheid van computers in het grand café. Betrokkenheid politie Hoewel enkele geïnterviewden aangeven weinig ‘beneden’ te komen en daardoor nauwelijks met de politie worden geconfronteerd, is de meerderheid niet te spreken over de betrokkenheid van de politie bij Omnizorg. De politie komt volgens hen (te) vaak controleren, waaronder altijd op de woensdagen als de bezoekers/bewoners hun weekgeld hebben ontvangen. Op die momenten kunnen ze meer drugs kopen en daar speelt de politie volgens hen op in. Ook wordt opgemerkt dat de aanwezigheid van de politie een slechte indruk maakt op de omgeving van Omnizorg. Het imago van Omnizorg wordt daardoor aangetast, aldus enkele respondenten. Aan de andere kant wordt gezegd dat de politie er juist niet is wanneer het wel nodig is: met name ’s nacht zorgen verschillende gebruikers en dealers voor onrust op het binnenplein. Het betreft hierbij meestal geen bezoekers of bewoners van Omnizorg, maar buitenstaanders.
4.5
Gewenste verbeteringen
De respondenten is gevraagd naar nadelen van Omnizorg c.q. mogelijke redenen om er geen gebruik van te willen maken. Hierop wordt door meerdere respondenten aangegeven dat zij, als ze niet afhankelijk waren geweest van de nachtopvang of van de kamer die ze bewonen in Omnizorg, er ook niet meer naar toe zouden gaan. Zo stuiten de hoge kamerprijzen en het feit dat de bewoners geen zeggenschap meer over hun eigen geld hebben enkele geïnterviewden tegen de borst. Daarnaast wordt de vermenging van verschillende doelgroepen en de drukte en lawaai op het binnenplein niet gewaardeerd. Met name ’s avonds en ’s nachts kunnen veel bewoners en gebruikers van de nachtopvang niet goed slapen vanwege luidruchtig gedrag op het binnenplein. Daarnaast noemen enkele geïnterviewden het een gemiste kans dat bezoekers en bewoners niet beter worden geholpen door het personeel van Omnizorg. De betrokkenheid bij de doelgroep wordt tot teleurstelling van enkele respondenten gemist. Ondanks de minder gewaarde aspecten van Omnizorg is al met al de helft van de respondenten (18) wel blij dat Omnizorg er is. De overige respondenten zien nadelen of geven expliciet aan dat de oude situatie (OAC en Slaaphuis) hen beter beviel. Dit laatste geldt voornamelijk voor niet verslaafde gebruikers
Ervaringen geïnterviewde bezoekers en bewoners
29
van de nachtopvang en voor harddrugsgebruikers met een eigen woning of kamer die alleen bij de methadonbehandeling en/of de gebruiksruimte komen. De gewenste verbeteringen die door de geïnterviewden worden genoemd hebben vooral betrekking op het interne beleid. Aspecten die zij duidelijk voor verbetering vatbaar achten zijn: de betrokkenheid en behulpzaamheid van het personeel (meer inspringen op bezoekers en bewoners die uit de drugsscene willen stappen); een uitbreiding van de openingstijden van de gebruiksruimte (waardoor het in ieder geval tussen de middag rustiger zal zijn op het binnenplein); eenduidige regelgeving; en meer aandacht voor de hygiëne in het gebouw. Daarbij zouden enkele respondenten het op prijs stellen wanneer ze bezoekers, bijvoorbeeld familieleden, op hun kamer zouden mogen ontvangen. Meerdere respondenten zijn van mening dat de kwaliteit van het eten moet verbeteren, terwijl daarbij meer rekening moet worden gehouden met diëten. Ook wordt door een enkele respondent gesuggereerd dat het activiteitenaanbod uitgebreid zou kunnen worden met een ruimte waar muziek gemaakt kan worden en de mogelijkheid om met textiel te kunnen werken (bijvoorbeeld kleding maken). Tot slot wordt aangegeven dat de bezoekers en bewoners meer betrokken moeten worden bij de gang van zaken in Omnizorg. Over de manier waarop dit zou moeten gebeuren worden geen uitspraken gedaan, met uitzondering van de optie om zelf de persoonlijke begeleider te mogen bepalen. Tot nog toe wordt een bewoner zonder een mogelijkheid tot inspraak aan een begeleider toegewezen.
4.6
Resumé
De 35 geïnterviewden is gevraagd naar hun mening over Omnizorg en de mogelijke invloed die Omnizorg heeft op hun leefsituatie. Zij baseren deze mening op hun bezoek aan de dagen/of nachtopvang, de gebruiksruimte, de methadon- of heroïnebehandeling, hun deelname aan dagactiviteiten en/of het bewonen van een eigen kamer in Omnizorg. De respondenten geven aan dat Omnizorg volgens hun niet of nauwelijks van invloed is geweest op de inkomsten of de mate waarin ze met politie/justitie in aanraking komen. Wel zien zij veranderingen in de dagelijkse activiteiten, de woonsituatie en het middelengebruik. Dankzij Omnizorg hebben meerdere respondenten de beschikking over een eigen kamer, er wordt meer tijd dan voorheen binnen doorgebracht en zes respondenten zeggen dat ze minder alcohol en/of drugs zijn gaan gebruiken sinds ze in Omnizorg komen. Bovendien wordt er nauwelijks meer in de openbare ruimte (met uitzondering van het binnenplein van Omnizorg) drugs gebruikt. Sinds 2008 zijn de zogenoemde GAF scores, een maat voor het sociaal, psychisch en beroepsmatig functioneren, van de 28 respondenten waarvoor deze scores bekend zijn, licht toegenomen. Dit betekent dat zij enigszins beter zijn gaan functioneren, hoewel het gemiddelde niveau met scores tussen 30 en 40 op een schaal van 0 tot 100 relatief laag is. Al met al lijken de geïnterviewden redelijk tevreden te zijn over de algemene openingstijden van Omnizorg, de regels over wat wel en niet mag inzake drugsgebruik en de inrichting van de (slaap)kamers. Meer dan de helft van de respondenten is ofwel noch tevreden, noch ontevreden ofwel ontevreden over de samenstelling van de bezoekers/ bewoners. Meer bezoekers/bewoners zijn ontevreden dan tevreden over het eten en drinken dat in Omnizorg verkregen kan worden. De gewenste verbeteringen die door de geïnterviewden worden genoemd hebben vooral betrekking op het interne beleid, zoals de betrokkenheid en behulpzaamheid van het personeel, een uitbreiding van de openingstijden van de gebruiksruimte, eenduidige regelgeving en meer aandacht voor de hygiëne in het gebouw.
30
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
5.
OVERLAST
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan gegevens omtrent overlast. Het gaat hierbij om algemene overlastgegevens uit de Leefbaarheidsenquête en de Veiligheidsmonitor van de gemeente Apeldoorn, maar ook om overlast binnen en rond Omnizorg. Daarbij wordt voor zover mogelijk aangegeven in hoeverre er een relatie is met bewoners en bezoekers van Omnizorg. Hiervoor worden gegevens van de politie en Omnizorg zelf gebruikt.
5.1
Gemeente
In de gemeente Apeldoorn worden onder andere metingen voor de Leefbaarheidsenquête en de Veiligheidsmonitor uitgevoerd. De resultaten van de Veiligheidsmonitor worden weergegeven in de Monitor Apeldoorn, terwijl van de Leefbaarheidsenquête een aparte rapportage beschikbaar is. Hieronder worden resultaten uit beide onderzoeken weergegeven. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan factoren die van belang zijn in het kader van ons onderzoek, zoals de ervaren drugsoverlast. Leefbaarheidsenquête De Leefbaarheidsenquête wordt elke twee jaar afgenomen onder inwoners afkomstig uit alle buurten en dorpen die tot de gemeente Apeldoorn behoren (Visser e.a. 2009).1 De laatste meting heeft in 2009 plaatsgevonden, ongeveer een half jaar na de opening van Omnizorg. In dat jaar hebben zo’n 6.500 inwoners de vragenlijst ingevuld. Dit komt overeen met ongeveer tien procent van alle huishoudens in Apeldoorn. In de vragenlijst komen allerlei onderwerpen aan bod, waaronder de waardering van de eigen woonomgeving en de ervaren overlast op diverse terreinen. In de rapportage over de Leefbaarheidsenquête worden bij sommige onderwerpen vergelijkingen gemaakt met de bevindingen in andere steden. Het rapportcijfer voor overlast in Apeldoorn is gelijk met dat in Nijmegen (7,9). Apeldoorn en Nijmegen scoren daarmee beter (ofwel ervaren minder overlast) dan Amersfoort (7,3) en Zwolle (6,8). Het percentage inwoners in Apeldoorn dat vaak hinder ondervindt van drugsoverlast is 3%, terwijl 5% vaak overlast ondervindt van dronken mensen op straat. In Amersfoort bedraagt dit in 2009 respectievelijk 6 en 4%. Bijna de helft (47%) van de geënquêteerden in Apeldoorn is het eens met de stelling dat zij weinig overlast ervaren van hangjongeren, dak- en thuislozen en dergelijke in de binnenstad. Daarbij wordt opgemerkt dat hoe ouder de geënquêteerden zijn en hoe hoger hun inkomen is, des te minder overlast ze ervaren. Dronken mensen op straat Dronken mensen op straat zorgen zowel in 2009 als in 2007 voor 5% van alle inwoners vaak voor overlast. Tussen beide meetjaren is in het Centrum een toename te zien: in 2009 geeft 40% van de inwoners hier aan vaak overlast door dronken mensen op straat te ervaren. In 2007 was dit nog 30%. Beide percentages zijn aanzienlijk hoger dan het gemeentelijk gemiddelde van 5%. In het Centrum is het uitgaansgebied gevestigd, waardoor hier logischerwijs meer overlast van dronken mensen op straat wordt ervaren. 1
In 2009 telt de gemeente Apeldoorn zo’n 155.000 inwoners. Hiervan wonen 6.000 in de binnenstad van Apeldoorn.
Overlast
31
Drugsoverlast Drugsoverlast komt in zowel 2007 als 2009 volgens 3% van alle inwoners vaak voor. In de wijk Centrum ligt dit met 22% aanzienlijk hoger. Dit is overigens niet toe- of afgenomen ten opzichte van 2007. Veiligheidsmonitor In de Monitor Apeldoorn wordt aandacht besteed aan het thema veiligheid. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de Veiligheidsmonitor en van politiegegeven. Over het thema veiligheid is in de Monitor Apeldoorn aangegeven dat Apeldoorn bekend staat als veilige stad (Gemeente Apeldoorn 2010). Het aantal aangiften is tussen 2001 en 2009 met 35% gedaald. Met name het aantal aangiften in de categorie diefstal is aanzienlijk teruggelopen. Ook de overlast als gevolg van vernielingen in de openbare ruimte is afgenomen, al blijven vernielingen in de openbare orde de meest voorkomende vorm van overlast. Verder blijkt uit de Monitor Apeldoorn dat steeds meer jongeren in aanraking komen met de politie. Het aantal zeer actieve volwassen veelplegers is iets teruggelopen, maar is met 0,7 per 1.000 inwoners nog altijd hoger dan gemiddeld in Nederland (0,4 per 1.000 inwoners). Van alle grote gemeenten heeft Apeldoorn de minste geregistreerde drugsdelicten. Per 100 verdachten zijn in Apeldoorn 6,1 opiummisdrijven (verboden drugsbezit, drugssmokkel en/of drugshandel) geregistreerd. Gemiddeld voor Nederland gaat het per 100 verdachten om 10,4 opiummisdrijven.
5.2
Omnizorg
Vanaf september 2010, twee jaar na de opening, houdt het personeel van Omnizorg systematisch bij in hoeverre er meldingen van overlast in c.q. bij Omnizorg voorkomen. Geregistreerd wordt wie de melding doet (derden of het personeel zelf), of de politie wordt gebeld naar aanleiding van de melding en wat de inhoud van de melding is. Uit de registratie tussen september 2010 en maart 2011 blijkt dat er in totaal 106 meldingen zijn geweest, gemiddeld 15 per maand (tabel 5.1). In totaal is voor 84 van de 106 meldingen (79%) contact opgenomen met de politie. Het merendeel van de meldingen (91) is van het personeel van Omnizorg zelf afkomstig. Het totaal aantal meldingen door derden (doorgaans buren) bedraagt tussen september 2010 en maart 2011 15. In september en november 2010 is het hoogste aantal meldingen gedaan. Na november 2010 is een lichte afname van het aantal meldingen te zien. Tabel 5.1 Aantal geregistreerde meldingen Omnizorg (sept. 2010 t/m maart 2011) 2010 2011 Sept. Okt. Nov. Dec. Jan. Feb. Mrt. Aantal 23 14 20 14 13 13 9 meldingen 6 3 1 1 2 2 Derden 16 10 19 13 12 11 7 Personeel Derden en 1 1 1 personeel Politie gebeld 12 11 16 14 12 13 6
Totaal 106 15 91 3 84
Uit de omschrijving van de meldingen blijkt dat de meldingen veelvuldig betrekking hebben op dezelfde persoon/personen. Zo komt één persoon 46 keer voor in de meldingen tussen september 2010 en maart 2011. Met andere woorden: bijna de helft van alle meldingen heeft betrekking op deze ene persoon. Het aantal unieke personen dat per maand in de registraties voor komt bedraagt gemiddeld zeven. De personen waarop de meldingen 32
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
betrekking hebben veroorzaken voornamelijk geluidsoverlast, overlast door vernielingen of worden betrapt op wildplassen. Ook vinden er onderlinge ruzies plaats. Een enkele keer betreffen het meldingen van bedreigingen richting het personeel van Omnizorg.
5.3
Politie
Van de regiopolitie Noord-Oost Gelderland zijn gegevens verkregen met betrekking tot overlast van/door zwervers, drugsoverlast (overlast drugs/medicijnen), handel in drugs, overlast van/door gestoorde/overspannen personen en overige overlast. Het betreffen meldingen uit de jaren 2007 en 2010, zodat ontwikkelingen over de jaren kunnen worden aangegeven.2 De meldingen gaan over de hele stad. Uit de meldingen zijn de overlastlocaties en de overlastveroorzakers achterhaald. Op deze wijze kan worden aangegeven waar (rond Omnizorg, binnenstad Apeldoorn, elders Apeldoorn) de overlast zich heeft voorgedaan, alsmede welke personen te maken hebben met deze overlast. Er is een onderverdeling gemaakt in dak- en thuislozen en alcohol- en harddrugsgebruikers. De selectie van soort overlast, locatie van overlast en overlastveroorzakers is gebaseerd op de dagrapporten van de politie. Soort meldingen In totaal zijn in heel Apeldoorn in 2010 1.326 meldingen over de diverse overlastvormen bij de politie geregistreerd (tabel 5.2). Dit betreffen voornamelijk meldingen over overlast door zwervers (465; 35%) en overlast door vermoedelijk gestoorde personen (456; 34%). In 2007 werd nog een andere indeling voor het rubriceren van de overlastmeldingen gehanteerd door de politie.3 In dat jaar gaat het in totaal om 897 meldingen, waarvan de meerderheid uit overlast door harddrugs (227; 25%) en overlast door zwervers (224; 25%) bestaat. Onder overige overlast (319; 36%) vallen eveneens diverse vormen van overlast die gerelateerd zijn aan drugs, personen met een psychiatrische problematiek en dergelijke. Tabel 5.2
Aard overlastmelding (2007, 2010) 2007 Overlast zwervers 224 Overlast gestoorde/overspannen 32 Personen Overlast harddrugs 227 Handel in harddrugs 6 Bezit harddrugs Overtreding APV 89 Overige overlast 319 Totaal 897
2010 465 456 167 60 57 121 1.326
Locatie meldingen Daarnaast is een onderverdeling gemaakt naar locatie: rond Omnizorg, de rest van de Stationsstraat, de rest van het centrum en elders in Apeldoorn. Daaruit blijkt dat in 2010 2
Van de politie zijn gegevens over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 ontvangen. Gezien de onverwacht grote hoeveelheid ongecodeerde gegevens die werden verkregen (in totaal ruim 4.500 pagina’s tekst), gecombineerd met de toezegging om de resultaten van het onderzoek voor de zomer van 2011 te presenteren, is er voor gekozen alleen de jaren 2007 en 2010 te analyseren. 3 In 2007 maakte de politie nog gebruik van het Bedrijfsprocessensysteem (BPS). Halverwege 2010 is dit overgegaan in de Basisvoorziening Handhaving (BVH). Sindsdien worden de meldingen niet meer exact onder dezelfde incidentcodes ofwel maatschappelijke klassen weggeschreven. Hierdoor is een vergelijking van de verschillende rubrieken minder goed mogelijk. Wel kan worden verondersteld dat het totaal aantal meldingen uit hetzelfde soort incidenten bestaat. Overlast
33
ruim de helft (53%) van de incidenten elders in Apeldoorn heeft plaatsgevonden, gevolgd door het centrum (29%) (figuur 5.1). Rond Omnizorg heeft 12% van de meldingen plaatsgevonden, terwijl 6% van de meldingen afkomstig is uit de rest van de Stationsstraat. Ten opzichte van 2007 is het percentage meldingen aan de Stationsstraat toegenomen van 9% naar 18% (inclusief meldingen rond Omnizorg), terwijl zich in de rest van de binnenstad juist minder meldingen voordoen. Het percentage meldingen elders in Apeldoorn is toegenomen van 41% in 2007 naar 53% in 2010. Figuur 5.1
Aantal meldingen naar locatie in 2007 (N=897) en 2010 (N=1.326), in %
80 70 60
53
50
50
41
40
2010
29
30 20 10
2007
12
9
6
0
0
Omnizorg
Stationsstraat
Binnenstad
Elders Apeldoorn
Wanneer per soort melding naar de verschillende locaties wordt gekeken, kan een vergelijking worden gemaakt naar overlast zwervers en overlast harddrugs. Ten aanzien van de overige overlastsoorten is de onzekerheid te groot over de wijze waarop deze gerubriceerd zijn door de politie. Er kunnen derhalve geen vergelijkingen voor worden gemaakt. Het totaal aantal meldingen omtrent zwervers is toegenomen tussen 2007 en 2010 van 224 naar 465, terwijl het aantal overlastmeldingen omtrent harddrugs juist is afgenomen tussen deze jaren van 227 naar 167 (figuur 5.2). Uit de figuur blijkt verder dat overlast van zwervers in 2007 voornamelijk plaatsvindt in de binnenstad van Apeldoorn (71%). Dit percentage is voor de binnenstad in 2010 gedaald naar 41%. In de Stationsstraat is een toename te zien van 9% in 2007 naar 33% in 2010 (inclusief Omnizorg). Het percentage meldingen van overlast van zwervers is elders in Apeldoorn in 2010 eveneens gestegen ten opzichte van 2007, van 20% naar 26%. Figuur 5.2
Overlast zwervers naar locatie in 2007 (N=224) en 2010 (N=465), in %
80
71
70
2007
60 50
41
2010
40 30 20 10
26
22
20 9
11
0
0
Omnizorg
34
Stationsstraat
Binnenstad
Elders Apeldoorn
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Het percentage meldingen over overlast van/door harddrugs in de binnenstad van Apeldoorn is afgenomen tussen 2007 en 2010 van 53% naar 30% (figuur 5.5). Aan de Stationsstraat zijn de meldingen toegenomen, van 7% naar 24% (inclusief Omnizorg). Ook elders in Apeldoorn is een toename te zien, van 40% naar 46%. Figuur 5.3 Overlast harddrugs naar locatie in 2007 (N=227) en 2010 (N=167), in % 60
53 46
50 40
2007
40 30
2010
30 16
20
7
10
8
0 0
Omnizorg
Stationsstraat
Binnenstad
Elders Apeldoorn
Overlastveroorzakers Van 836 van de 1.326 meldingen in 2010 kan worden onderscheiden of de overlastveroorzaker dakloos, alcoholverslaafd en/of drugsverslaafd is. Het grootste deel (391; 47%) is dakloos, gevolgd door drugsverslaafd (234; 28%) (tabel 5.3). In 2007 kan voor 439 van de 897 meldingen worden onderscheiden of de overlastveroorzaker dakloos, alcoholverslaafd en/of drugsverslaafd is. Daaruit blijkt dat het in 2007 ook merendeels (189; 43%) om daklozen gaat, gevolgd door drugsverslaafden (140; 32%). Tabel 5.3
Kenmerken overlastveroorzakers (2007, 2010)* 2007 2010 Dakloos 189 391 Alcoholverslaafd 25 99 Drugsverslaafd 140 234 Dakloos en alcoholverslaafd 22 37 Dakloos en drugsverslaafd 52 62 Alcohol- en drugsverslaafd 5 10 Dakloos, alcohol- en drugsverslaafd 6 3 Onbekend/geen problematiek 458 490 Totaal 897 1.326 * geselecteerd op meldingen, niet op unieke personen
Bekend bij Omnizorg In 2010 zijn 484 unieke personen te onderscheiden in de toelichtingen bij de overlastmeldingen. In 2007 gaat het om 333 unieke personen. Door een anonieme koppeling van de bestanden van de politie met het cliëntenbestand van Omnizorg, kan worden vastgesteld welk deel van de overlastveroorzakers bekend is bij Omnizorg. Van alle 449 cliënten bij Omnizorg komen in 2010 104 cliënten (23%) voor in het politiebestand, terwijl het in 2007 om 70 (16%) gaat.4 Er zijn 28 cliënten (6%) die in beide jaren in het politiebestand staan geregistreerd. Van alle overlastveroorzakers in het politiebestand is 4
In dat jaar was Omnizorg weliswaar nog niet geopend, maar de doelgroep zelf is qua samenstelling niet echt veranderd. Daarom heeft er wel een koppeling van het Omnizorgbestand 2008-2010 plaatsgevonden met het politiebestand van 2007.
Overlast
35
21% cliënt (geweest) bij Omnizorg. Dit percentage is onveranderd tussen 2007 en 2010. Dit betekent dat zo’n 80% van de geregistreerde overlast in Apeldoorn door andere personen dan cliënten van Omnizorg wordt veroorzaakt.
5.4
Resumé
Om meer inzicht te krijgen in de mate waarin zich in Apeldoorn en rond Omnizorg in het bijzonder overlast voordoet die te maken kan hebben met de doelgroep van Omnizorg (daklozen, verslaafden, personen met een psychiatrische problematiek) is van verschillende bronnen gebruik gemaakt. Zo zijn bevindingen uit de Leefbaarheidsenquête en de Veiligheidsmonitor bekeken, zijn overlastgegevens van Omnizorg zelf geanalyseerd en zijn gegevens bij de regiopolitie Noord-Oost Gelderland opgevraagd en geanalyseerd. Uit de Leefbaarheidsenquête blijkt onder meer dat dronken mensen op straat zowel in 2009 als in 2007 voor 5% van alle inwoners vaak voor overlast zorgen. Tussen beide meetjaren is in het Centrum een toename te zien van 30% naar 40%. Drugsoverlast komt in zowel 2007 als 2009 volgens 3% van alle inwoners vaak voor. In de wijk Centrum ligt dit met 22% aanzienlijk hoger, hoewel dit niet is toe- of afgenomen. In de Veiligheidsmonitor is onder andere te zien dat Apeldoorn van alle grote gemeenten in Nederland de minste geregistreerde drugsdelicten kent. Per 100 verdachten zijn in Apeldoorn 6,1 opiummisdrijven (verboden drugsbezit, drugssmokkel en/of drugshandel) geregistreerd. Gemiddeld voor Nederland gaat het per 100 verdachten om 10,4 opiummisdrijven. Vanaf september 2010, twee jaar na de opening, houdt het personeel van Omnizorg systematisch bij in hoeverre er meldingen van overlast in c.q. bij Omnizorg voorkomen. Hieruit blijkt dat tussen september 2010 en maart 2011 in totaal 106 meldingen zijn gedaan, gemiddeld 15 per maand. Het merendeel van de meldingen is van het personeel van Omnizorg zelf afkomstig. Het totaal aantal meldingen door derden (doorgaans buren) bedraagt tussen september 2010 en maart 2011 15, gemiddeld twee per maand. In september en november 2010 is het hoogste aantal meldingen gedaan. Na november 2010 is een lichte afname van het aantal meldingen te zien. Overigens heeft bijna de helft van alle meldingen betrekking op overlast veroorzaakt door één persoon. Uit de gegevens van de politie blijkt dat er in 2010 484 unieke personen in het systeem voorkomen die op de een of andere wijze overlast hebben veroorzaakt, 21% hiervan is ingeschreven (geweest) als cliënt bij Omnizorg. In 2007 gaat het om 333 unieke personen, waarvan eveneens 21% bekend is bij Omnizorg. Van alle overlastveroorzakers is ongeveer een vijfde bekend bij Omnizorg. Zo’n 80% van alle geregistreerde overlastveroorzakers is met andere woorden niet bekend bij Omnizorg. Er is een toename te zien van het aantal overlastmeldingen. Deze toename kan echter te maken hebben met een ander systeem dat door de politie wordt gebruikt sinds medio 2009. Aan de Stationsstraat worden in 2010 percentagegewijs meer meldingen gedaan dan in 2007. Het percentage meldingen in de binnenstad van Apeldoorn is afgenomen tussen 2007 en 2010, terwijl er in de overige wijken juist een toename is te zien. Daklozen en harddrugsverslaafden zijn in beide jaren verantwoordelijk voor het grootste aantal meldingen.
36
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
6.
CONCLUSIES
In dit afsluitende hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen van het resultatenonderzoek naar Omnizorg in Apeldoorn weergegeven. Daarbij worden de onderzoeksvragen als leidraad genomen. De centrale vraagstelling van het onderzoek is: Wat zijn de resultaten van Omnizorg voor de doelgroep op het gebied van zorg en overlast? Op basis hiervan is een drietal onderzoeksvragen geformuleerd. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn van januari tot en met juni 2011 meerdere samenhangende activiteiten uitgevoerd. Begonnen is met het verzamelen van relevante (schriftelijke) informatie en registratiegegevens van Tactus Verslavingszorg, de politie, de gemeente en Omnizorg zelf. Vervolgens hebben 35 interviews plaatsgevonden met bezoekers en bewoners van Omnizorg. De resultaten van deze 35 gesprekken zijn vergeleken met de gegevens die tijdens de doelgroepenanalyses in 1999 en 2005 zijn verkregen.
6.1
Gebruik Omnizorg Wat is het aantal en de aard van de gebruikers van de verschillende onderdelen van Omnizorg? Hoe lang maken de gebruikers van Omnizorg gemiddeld gebruik van de verschillende onderdelen? In hoeverre vindt er doorstroom binnen Omnizorg plaats (bijvoorbeeld van opvang naar wonen)? In hoeverre vindt er doorstroom naar voorzieningen buiten Omnizorg plaats (bijvoorbeeld van wonen binnen Omnizorg naar wonen buiten Omnizorg)?
Aantal en aard gebruikers Omnizorg • In totaal hebben tussen september 2008 en december 2010 449 cliënten ingeschreven gestaan bij Omnizorg. • Van de cliënten kampt 64% met een verslavingsproblematiek. Heroïne (19%), alcohol (16%) en cocaïne (14%) komen het vaakst voor, terwijl 36% geen verslavingsprobleem heeft. • Op het moment van inschrijving is 28% van de cliënten dakloos (‘op straat/zwervend’), terwijl 21% over een eigen woonruimte (huis of kamer) beschikt. Van 20% is de woonsituatie bij inschrijving niet bekend. De overige cliënten hebben een andere woonsituatie, zoals inwonend bij familie of vrienden. • De meerderheid van de cliënten (70%) staat op het moment van inschrijving geregistreerd in de gemeente Apeldoorn. Gebruik onderdelen Omnizorg • Van de in totaal 449 cliënten komen eind december 2010 304 (68%) nog steeds in Omnizorg, terwijl 145 (32%) inmiddels weer zijn uitgeschreven. Waar zij naar toe zijn gegaan of waarom zij niet meer in Omnizorg komen wordt niet in het registratiesysteem weergegeven. • Er worden 15 modules binnen Omnizorg onderscheiden. De meeste cliënten maken gebruik van de gebruiksruimte (23%) en de methadonbehandeling (20%). Cliënten kunnen van meerdere modules gelijktijdig gebruik maken. Conclusies
37
• • •
Van de vier basisvoorzieningen binnen Omnizorg – dagopvang, nachtopvang, gebruiksruimte en activiteitenbegeleiding – is door 361 cliënten (80%) gebruik gemaakt. De meeste van deze 361 cliënten (35%) komen alleen in de dagopvang, gevolgd door bezoekers die van de dag- en nachtopvang gebruik maken (31%). Door 18 personen (5%) wordt van alle vier basisvoorzieningen gelijktijdig gebruik gemaakt. De dagopvang is de meest gebruikte basisvoorziening: in totaal zijn hier sinds de opening 356 unieke personen geweest, terwijl 190 verschillende personen in de nachtopvang hebben geslapen.
Frequentie gebruik onderdelen • Twee vijfde van degenen die van de basisvoorziening gebruik maken hebben dat in de loop van de tijd één tot tien keer gedaan. Bijna een kwart komt tien tot 30 keer, terwijl een tiende meer dan 100 keer van één of meerdere basisvoorzieningen gebruik heeft gemaakt. Dat betekent dat een kleine 40 personen (10% van 361) tot de vaste kern van bezoekers gerekend kunnen worden. Omniplaza • Bij Omniplaza, waaronder onder meer het veegproject, de fietsenwerkplaats en de wasserette bij Omnizorg vallen, werken momenteel acht bewoners/bezoekers van Omnizorg. Zij doen dit gemiddeld zo’n drie dagdelen per week. Sinds de start van Omniplaza hebben tien bezoekers/bewoners bij Omniplaza gewerkt die inmiddels zijn uitgestroomd. Doorstroom binnen en buiten Omnizorg • Een derde van de bezoekers/bewoners die sinds de start ingeschreven hebben gestaan zijn inmiddels geen cliënt meer van Omnizorg. • Van de 190 personen die in de nachtopvang hebben geslapen, zijn 47 (25%) in een eigen kamer binnen Omnizorg terecht gekomen.
6.2
Zorg In hoeverre is de situatie van de gebruikers van Omnizorg verbeterd op de verschillende levensgebieden (gezondheid, woonsituatie, inkomsten, dagbesteding en werk, contacten politie/justitie)? Aan welke hulpbehoefte is voldaan en aan welke hulp hebben de gebruikers van Omnizorg nog behoefte?
Verandering situatie gebruikers • Ten opzichte van de situatie voorafgaande aan Omnizorg brengen de geïnterviewden nu minder tijd op straat door. Dit komt vooral door de verbeterde woonsituatie van de respondenten. Ook de schuldenproblematiek is afgenomen. Woonsituatie • Het percentage geïnterviewden dat van de nachtopvang gebruik maakt(e) is afgenomen van 30% naar 11%, terwijl het percentage geïnterviewden dat een kamer in een begeleid wonen vorm heeft is toegenomen van 5% naar 43%. De tevredenheid over de woonsituatie is ook toegenomen ten opzichte van de periode voorafgaand aan Omnizorg. 38
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
Middelengebruik • Het deel van de geïnterviewden dat cocaïne gebruikt is toegenomen in de loop van de jaren, terwijl het deel dat heroïne gebruik is afgenomen. Ook het gebruik van grote hoeveelheden alcohol is (licht) afgenomen. Gemiddeld genomen wordt er minder geld besteed aan drugs en alcohol. • De contacten met de verslavingszorg zijn bijna verdubbeld sinds de opening van Omnizorg: voorheen had 37% van de geïnterviewden hulp bij hun verslavingsproblematiek, momenteel gaat het om 66%. Dit hangt samen met het feit dat meer respondenten gebruik zijn gaan maken van de methadonbehandeling bij Tactus. Inkomsten • Wat betreft de legale inkomsten hebben zich nauwelijks veranderingen voorgedaan. Het overgrote deel van de geïnterviewden kreeg zowel voorafgaand aan Omnizorg als in de huidige situatie een uitkering. • Het aantal respondenten met illegale inkomsten (vermogensdelicten, drugs dealen, verkoop pillen/methadon of oplichting) is daarentegen afgenomen. • Het aantal geïnterviewden dat met schulden kampt is eveneens (duidelijk) afgenomen, terwijl ook de gemiddelde schuldenlast is gedaald, van gemiddeld ruim 15.000 euro naar gemiddeld 5.000 euro per persoon. Het aantal respondenten dat hulp ontvangt bij het aflossen van de schulden is aanzienlijk toegenomen (van 41% naar 70%). Hulpbehoefte • Enkele respondenten geven aan graag meer hulp te zouden willen bij het vinden van een eigen kamer of huis. Ze geven de voorkeur aan een eigen plek boven de kamer die ze nu hebben bij Omnizorg. • Ruim een derde van de respondenten geeft aan dat zij ontevreden zijn over de huidige begeleiding binnen Omnizorg. Zij missen betrokkenheid van de begeleiders bij de doelgroep, terwijl enkelen aangeven zelf hun eigen begeleider te willen uitkiezen. Tot nog toe wordt een begeleider toegewezen. • Bij meerdere respondenten leeft daarbij de gedachte dat de verslaafden die in Omnizorg komen onvoldoende worden geholpen om van hun verslaving af te komen. Er wordt geen hulp gemist bij de (geestelijke en lichamelijke) gezondheid en de financiële situatie. • De gewenste verbeteringen ten aanzien van Omnizorg die door de geïnterviewden worden genoemd hebben hierop aansluitend vooral betrekking op het interne beleid, zoals de betrokkenheid en behulpzaamheid van het personeel, een uitbreiding van de openingstijden van de gebruiksruimte, eenduidige regelgeving en meer aandacht voor de hygiëne in het gebouw.
Conclusies
39
6.3
Overlast In hoeverre zijn de gebruikers van Omnizorg bekend bij de politie voor het veroorzaken van overlast in Apeldoorn? Welke veranderingen hebben zich daarin voorgedaan sinds zij gebruik maken van Omnizorg?
Contacten politie • In de jaren voorafgaande aan de opening van Omnizorg zijn meer geïnterviewden in aanraking geweest met politie of justitie dan na de opening. In voorgaande jaren ging het om 39% van de geïnterviewden, terwijl de huidige interviews laten zien dat 20% met politie of justitie in aanraking is geweest. Ook het percentage geïnterviewden dat één of meerdere dagen in een politiecel heeft gezeten in de maand voorafgaande aan het interview is afgenomen: van 14% naar 3%. • Uit de gegevens van de politie blijkt dat er in 2010 484 unieke personen in het systeem voorkomen die op de een of andere wijze overlast hebben veroorzaakt in Apeldoorn, waarvan 23% is ingeschreven (geweest) als cliënt bij Omnizorg. In 2007 gaat het om 333 unieke personen, waarvan 16% bekend is bij Omnizorg. Er zijn 28 personen (6%) die beide jaren voorkomen in het bestand van de politie. • Ongeveer een vijfde van alle overlastveroorzakers is cliënt (geweest) bij Omnizorg. Dit betekent dat zo’n 80% van de overlast in Apeldoorn door andere personen dan cliënten van Omnizorg wordt veroorzaakt. Veranderingen overlast • De geïnterviewde bezoekers/bewoners van Omnizorg geven zelf aan minder op straat rond te hangen sinds Omnizorg is gestart. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de verbeterde woonsituatie. Hierdoor hoeven zij ook minder tijd op straat door te brengen. Dit kan een positief effect hebben op de ervaren overlast voor binnenstadsbewoners. • De handel in harddrugs heeft zich volgens de geïnterviewde gebruikers van Omnizorg vanuit de binnenstad verplaatst naar het binnenplein bij Omnizorg. Alle geïnterviewden geven aan hun drugs voornamelijk te verkrijgen in de buurt van Omnizorg. Hierdoor is de overlast door drugshandel meer geconcentreerd en min of meer uit het zicht geraakt voor voorbijgangers en bezoekers van de binnenstad. • Uit de Leefbaarheidsenquête blijkt 40% van de inwoners in het Centrum, waar zich een hoge concentratie van horecagelegenheden bevindt, in 2009 vaak overlast te ervaren door dronken mensen op straat. Dit is een toename van 10% ten opzichte van 2007. Drugsoverlast komt in zowel 2007 als 2009 volgens 22% van de inwoners van het Centrum voor. • Door medewerkers van Omnizorg zelf wordt sinds september 2010 systematisch bijgehouden of er sprake is van overlast in of rond Omnizorg. Hierbij worden ook meldingen vanuit de buurt meegenomen. Daaruit blijkt dat er tussen september 2010 en april 2011 in totaal 106 meldingen zijn geweest, waarvan 15 van buren afkomstig zijn. Gemiddeld worden er per maand 15 meldingen gedaan, waarvan ruim drie kwart ook wordt doorgegeven aan de politie. Vanaf november 2010 is een lichte afname in het aantal meldingen te zien. Ongeveer de helft van alle meldingen heeft betrekking op overlast veroorzaakt door één persoon. Gezien het hoge aantal cliënten in die periode, zo’n 300, kan het aantal meldingen als relatief gering worden gezien, zeker wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de helft betrekking heeft op één persoon.
40
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
•
6.4
Aangezien een ruime meerderheid van zowel de geïnterviewden in 1999/2005 als de geïnterviewden in 2011 in Apeldoorn is geboren en/of al langdurig in Apeldoorn verblijft, kan worden aangenomen dat er geen aanzuigende werking van Omnizorg uitgaat.
Ten slotte
Vergeleken met de periode voorafgaand aan Omnizorg kan worden geconcludeerd dat de situatie van de doelgroep van Omnizorg (daklozen, verslaafden en mensen met een psychiatrische problematiek) is verbeterd. De woonsituatie is aanzienlijk verbeterd, terwijl er minder op straat wordt rondgehangen, minder alcohol en drugs worden gebruikt en er een verdubbeling is van het aantal personen met een verslavingsproblematiek dat in contact staat met de verslavingszorg. Ook de schuldenproblematiek is verminderd: een kleiner aantal leden van de doelgroep heeft schulden, de gemiddelde schuldenlast is aanzienlijk verminderd en het aantal personen dat een vorm van schuldhulpverlening krijgt is duidelijk toegenomen. Een punt van aandacht is de overlast. Deze is meer dan voorheen geconcentreerd (rond Omnizorg). Enerzijds heeft dit te maken met de aard van de bezoekers en bewoners van Omnizorg. Het niveau van hun sociaal en psychisch functioneren is en blijft problematisch vergeleken met de gemiddelde inwoner van Apeldoorn. Daarbij is bijna twee derde van de populatie verslaafd aan alcohol en/of drugs. Deze verslaving zal veelal op de een of andere manier met overlast gepaard gaan. Enerzijds vanwege het gedrag dat wordt vertoond onder invloed van middelen, anderzijds vanwege de bijbehorende handel in en onderlinge ruil van middelen. Deelnemers aan de heroïnebehandeling blijken overigens wel minder illegale middelen te gebruiken en zich minder vaak schuldig te maken aan criminele activiteiten. Hiermee kan worden verondersteld dat een toename van het aantal deelnemers aan de heroïnebehandeling gepaard kan gaan met een vermindering van de overlast. Ook ruimere openingstijden van de gebruiksruimte(n) kan tot gevolg hebben dat zich minder bezoekers op het binnenplein ophouden, waardoor de overlast eveneens kan worden verminderd. De wens van de verslavingszorg om het middelengebruik bij haar cliënten te reguleren en/of te verminderen hoeft daarmee niet in tegenspraak te zijn. Immers, wanneer de cliënten in de gebruiksruimten gebruiken, is er meer toezicht mogelijk dan wanneer ze dit op het binnenplein doen. Een bijkomend voordeel van concentratie is dat de politie makkelijker kan optreden, de overlastveroorzakers beter in beeld zijn en dat een geringer en relatief klein aantal omwonenden overlast kan ervaren. Omnizorg is ruim tweeëneenhalf jaar operationeel. Hoewel dit relatief kort is, kunnen de eerste vruchten al worden geplukt, zeker op het gebied van de leefsituatie van de bezoekers en bewoners. Daarbij lijken met name de bewoners er nu al voordeel van te behalen. Dit onderstreept het al vaker aangegeven belang van een vaste woonruimte, al dan niet binnen een voorziening. Voor een zware doelgroep als de cliënten van Omnizorg zal daarbij altijd meer of minder intensieve begeleiding nodig zijn. Omnizorg kan zichzelf zeker nog verder verbeteren. De geïnterviewde bezoekers en bewoners hebben daartoe zelf al enkele aanknopingspunten geleverd, zoals de betrokkenheid van het personeel en de interne regelgeving. Ook de vermenging van de verschillende doelgroepen (verslaafden en nietverslaafden, al dan niet met een psychiatrische problematiek) leidt soms tot onrust en een negatieve onderlinge beïnvloeding. De gescheiden toegang tot de algemene opvang en het woongedeelte binnen Omnizorg is een eerste stap naar de oplossing van dit knelpunt. Daarnaast zal dit, ook in de toekomst, de nodige zorg en aandacht van het personeel vergen.
Conclusies
41
42
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Bieleman, B., A. Kruize, H. Naayer (2006) Monitor dak- en thuislozen en verslaafden Apeldoorn 2006. Metingen 2000, 2004 en 2005. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Biesma, S., G. Meijer, B. Bieleman (2000) Doelgroepen in beeld. Doelgroepenanalyse dak- en thuislozen en harddrugsgebruikers in Apeldoorn. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Biesma, S., G. Meijer, B. Bieleman (2002) Opgevangen in het centrum. Evaluatie Opvang- en Adviescentrum Apeldoorn. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Biesma, S., V. de Valk, J. Hoiting, B. Bieleman (2003) Welbestede dagen. Evaluatie project dagbesteding Apeldoorn. St. INTRAVAL, GroningenRotterdam. Biesma, S., A. de Jong (2003) Aanpak overlast centrum Apeldoorn. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Blanken, P., V. Hendriks, J. van Ree, W. van den Brink (2009): Outcome of long-term heroin-assisted treatment offered to chronic, treatment-resistent heroin addicts in the Netherlands. In : Addiction Volume 105, Issue 2, February 2010, Pages 300–308. Gemeente Apeldoorn (2010) Monitor Apeldoorn 2009. Concept. Snippe, J., E. de Bie en B. Bieleman (1996) Integrale veiligheidsrapportage 1996. Achtergrondstudie drugsoverlast: conceptualisering en inventarisatie. Ministerie van Binnenlandse Zaken. St. INTRAVAL, GroningenRotterdam. Visser, G.J. en F. ten Doeschot (2009) Leefbaarheid in Apeldoorn 2009. I&O Research B.V., Enschede.
Geraadpleegde Literatuur
43
44
INTRAVAL – Doelgroepen in zorg