Onderzoek coffeeshops Terneuzen B. Bieleman H. Naayer
Onderzoek coffeeshops Terneuzen
April 2007
I N T R AVA L Groningen-Rotterdam
COLOFON
© St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail
[email protected] www.intraval.nl Kantoor Groningen: Sint Jansstraat 2C Telefoon 050 - 313 40 52 Fax 050 - 312 75 26
Kantoor Rotterdam: Goudsesingel 184 Telefoon 010 - 425 92 12 Fax 010 - 476 83 76
April 2007 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Tekst: Opmaak: Druk: Omslag: Opdrachtgever:
B. Bieleman, H. Naayer, m.m.v. H. Winter (Profacto/Rijksuniversiteit Groningen) en T. Surmont M. Hoorn Repro GMW E. Cusiel Gemeente Terneuzen
ISBN-13:
978 90 88740 00 46
VOORWOORD
De gemeente Terneuzen heeft al jaren te maken met een omvangrijk softdrugstoerisme in de binnenstad. In de loop van 2006 is het volume van het softdrugstoerisme en de daarbij komende vormen van overlast (parkeer- en verkeersoverlast, audiovisuele overlast van softdrugskopers et cetera) dusdanig van omvang geworden dat vraagtekens worden gezet bij de huidige situatie van twee gedoogde verkooppunten. In opdracht van de gemeente Terneuzen heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL enkele onderzoekswerkzaamheden verricht om informatie te verschaffen voor een onderbouwde beslissing over eventuele aanpassingen van het coffeeshopbeleid. Het onderzoek is uitgevoerd door drs. Harm Naayer, geassisteerd door drs. Tim Surmont, onder verantwoordelijkheid van drs. Bert Bieleman. Drs. Rick Nijkamp, junioronderzoeker bij INTRAVAL, heeft een groot deel van de dataverzameling uitgevoerd en gecoördineerd, terwijl drs. Florian van de Sompel, drs. Julien Vandenhoucke en Jeroen Daveyne de tellingen van en de interviews met de klanten van de coffeeshops hebben uitgevoerd. De beschrijving van de lokale en (inter)nationale juridische aspecten van het coffeeshopbeleid is vooral het werk van de wetenschappelijk adviseur dr. Heinrich Winter, universitair hoofddocent bestuursrecht van de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van Pro Facto. Vanaf deze plaats willen wij graag alle medewerkers aan het onderzoek bedanken voor hun enthousiaste en positieve bijdrage aan de onderzoekswerkzaamheden en de totstandkoming van het rapport. Tevens willen wij alle respondenten bedanken voor hun medewerking. Zonder hun inzet was het onderzoek niet mogelijk geweest.
Namens INTRAVAL, Bert Bieleman Harm Naayer
Groningen-Rotterdam Mei 2007
INHOUDSOPGAVE Pagina Samenvatting
I
Hoofdstuk 1
Inleiding 1.1 Houdgreep 1.2 Probleemstelling 1.3 Onderbouwing 1.4 Leeswijzer
1 1 2 3 3
Hoofdstuk 2
Juridische context 2.1 Nationale wet- en regelgeving 2.2 Internationale wet- en regelgeving
5 5 8
Hoofdstuk 3
Klanten coffeeshops 3.1 Aantallen en kenmerken 3.2 Koopgedrag 3.3 Toekomstig coffeeshopbeleid
11 11 12 13
Hoofdstuk 4
Overlast en criminaliteit 4.1 Bewonersenquête 4.2 Overige gegevens
15 15 18
Hoofdstuk 5
Buur- en grensgemeenten 5.1 Buurgemeenten 5.2 Grensgemeenten
21 21 23
Hoofdstuk 6
Aanpak softdrugstoerisme 6.1 Beleids(on)mogelijkheden 6.2 Beïnvloeding (koop)gedrag 6.3 Resumé
27 27 30 33
Hoofdstuk 7
Beleidsalternatieven 7.1 Alternatief A. Geen wijzigingen 7.2 Alternatief B. Vestiging van een extra coffeeshop 7.3 Alternatief C. Verplaatsing één of beide coffeeshops 7.4 Alternatief D. Sluiting van beide coffeeshops 7.5 Overige randvoorwaarden 7.6 Eerste afweging
37 37 39 41 44 45 46
Geraadpleegde literatuur
51
Bewonersenquête
53
Bijlage
SAMENVATTING
De gemeente Terneuzen heeft al jaren te maken met een omvangrijk softdrugstoerisme in de binnenstad. In de loop van 2006 is het volume van het softdrugstoerisme en de daarbij komende vormen van overlast (parkeer- en verkeersoverlast, audiovisuele overlast van softdrugskopers et cetera) dusdanig van omvang geworden dat vraagtekens worden gezet bij de huidige situatie van twee gedoogde verkooppunten. De gemeente Terneuzen heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL opdracht gegeven enkele onderzoekswerkzaamheden uit te voeren om informatie te verschaffen voor een onderbouwde beslissing over eventuele aanpassingen van het coffeeshopbeleid. Onderzoeksvraag en opzet Uit de bovengeschetste situatie zijn drie onderzoeksvragen afgeleid: A. In hoeverre zijn de beleids(on)mogelijkheden om de toestroom van buitenlandse drugstoeristen terug te dringen van toepassing op de situatie in de gemeente Terneuzen?; B. Op welke wijze kan het (koop)gedrag van buitenlandse drugstoeristen worden beïnvloed zodat zij niet meer naar Terneuzen komen?; en C. Welk aanbod sluit beter aan bij de huidige omvang en herkomst van de vraag naar softdrugs, wanneer die onontkoombaar mocht zijn? Voor de beantwoording van deze vragen zijn de volgende onderzoekswerkzaamheden uitgevoerd: een literatuurstudie; interviews met betrokkenen in de gemeente Terneuzen; interviews met functionarissen in (Belgische) buurgemeenten; tellingen van het aantal bezoekende klanten van de twee huidige coffeeshops; interviews met klanten van de huidige coffeeshops; en een overlastmeting onder bewoners van de binnenstad. Verder is nagegaan welke ervaringen een vijftal andere grensgemeenten in Nederland hebben opgedaan bij de uitvoering en handhaving van het coffeeshop- en (soft)drugsbeleid. In totaal hebben 30 gesprekken plaatsgevonden met 34 personen, zijn 150 bewoners van de binnenstad geënquêteerd en zijn 158 coffeeshopbezoekers ondervraagd. Juridische context De gemeente Terneuzen heeft bij de invulling en uitvoering van haar coffeeshopbeleid te maken met verschillende nationale en internationale wet- en regelgeving. In hoofdstuk twee wordt daarom onder andere ingegaan op de landelijk geldende Opiumwet en de zogenoemde AHOJ-G criteria. Daarnaast komen de bevoegdheden van de burgemeester aan bod waarmee illegale verkooppunten van (soft)drugs (woningen, lokalen) kunnen worden aangepakt. Bij de uitvoering van het drugsbeleid door Nederlandse (grens)gemeenten spelen verder enkele Europese verdragen een belangrijke rol. Ook deze verdragen komen in hoofdstuk twee aan bod. Er wordt onder meer ingegaan op de juridische consequenties van het zogenoemde Akkoord van Schengen. Klanten coffeeshops In de onderzoeksperiode bedraagt het totaal aantal kopende bezoekers bij beide coffeeshops gemiddeld per dag tussen de 2.300 en 2.900. In hoofdstuk drie wordt nader ingegaan op de achtergrondkenmerken van de bezoekers van de beide coffeeshops. Ook wordt aandacht besteed aan hun koopgedrag (frequentie, hoeveelheid et cetera). In dit hoofdstuk zijn tevens de ideeën van de bezoekers voor eventuele aanpassingen van het coffeeshopbeleid (en de mogelijke effecten daarvan) opgenomen.
Samenvatting
I
Overlast en criminaliteit De overlastmeting onder bewoners van de binnenstad van Terneuzen heeft voor de verschillende vormen van (ervaren) overlast en criminaliteit een aantal indicatorscores opgeleverd. Deze scores zijn vergeleken met de in 1996 en 2002 uitgevoerde overlastmetingen van de Monitor drugsoverlast Nederland. In hoofdstuk vier wordt ingegaan op: de mate van het voorkomen van verschillende buurtproblemen en overlastvormen; de waardering voor de woonomgeving; de mate van persoonlijk ervaren drugsoverlast, jongerenoverlast, alcoholoverlast en parkeeroverlast; de (on)veiligheidsgevoelens van bewoners; en het slachtofferschap van bewoners (vermogens- en geweldsdelicten). Naast de overlastmeting onder bewoners worden verder in hoofdstuk vier enkele overlastgegevens gepresenteerd van het drugsoverlastproject Houdgreep en de gemeentelijke inloopdag (Overlast: 'Zegt u het maar'). Ook is er aandacht voor de standpunten van de actiegroep 'De Grens is Bereikt' en de Wijkraad Binnenstad. Buur- en grensgemeenten De ervaringen en standpunten van buur- en grensgemeenten worden besproken in het vijfde hoofdstuk. In de gesprekken met burgemeesters, ambtenaren en politiefunctionarissen is nagegaan welke meningen de Belgische en Zeeuwse buurgemeenten hebben over het (huidige en toekomstige) drugsbeleid van de gemeente Terneuzen. Verder is bij vijf grensgemeenten (Venlo, Maastricht, Breda, Bergen op Zoom en Roosendaal) nagegaan welke recente ervaringen zij hebben op het gebied van de aanpak van softdrugstoerisme en de verplaatsing c.q. uitbreiding van coffeeshops in hun gemeente. Aanpak softdrugstoerisme In hoofdstuk zes wordt antwoord gegeven op de eerste twee onderzoeksvragen. In het hoofdstuk komen de (juridische) (on)mogelijkheden van verschillende beleidsopties aan bod die enerzijds het volume van het softdrugstoerisme en anderzijds het koopgedrag van de huidige bezoekers kunnen beïnvloeden. Achtereenvolgens zijn dit: het verbod op de verkoop aan niet-ingezetenen; de aanpassing van het beleid van buurgemeenten; de verhoging van de maximale toegestane verkoophoeveelheid per persoon per dag; de aanpassing van de openingstijden van de coffeeshops; een strikter afficheringverbod; aanscherping van het parkeer- en verkeersbeleid; uitbreiding van het aantal drugscontroles; preventief beleid in België en Frankrijk; en beperking van de kwaliteit van softdrugs. Beleidsalternatieven Daar waar hoofdstuk zes oplossingen voor de aanpak van het softdrugstoerisme op korte en middellange termijn aandraagt, wordt in het zevende hoofdstuk ingegaan op de beantwoording van de derde onderzoeksvraag. Er worden vier beleidsalternatieven gepresenteerd die zich richten op de lange termijn: a. geen wijzigingen in het coffeeshopbeleid; b. vestiging van een extra coffeeshop buiten de kern van Terneuzen; c. verplaatsing van één of beide coffeeshop(s) buiten de kern van Terneuzen; en d. sluiting van beide coffeeshops. Van alle vier worden de voor- en nadelen beschreven, komen de randvoorwaarden en de juridische context aan bod en worden de verwachte effecten geschetst. Vervolgens worden enkele algemene randvoorwaarden, die belangrijk zijn bij de invulling van het gemeentelijk coffeeshopbeleid, behandeld. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een eerste, indicatieve afweging van de beleidsalternatieven aan de hand van enkele criteria.
II
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
1.
INLEIDING
De gemeente Terneuzen heeft in de jaren negentig van de vorige eeuw als grens- en centrumgemeente te maken gehad met een omvangrijke drugsproblematiek (Bieleman e.a. 2003). Destijds zouden circa 70 verkoopadressen, waaronder een groot aantal woonpanden, oorzaak zijn van grootschalige overlast van zowel soft- als harddrugs (Gemeente Terneuzen 2006). De klachten van de inwoners waren onder meer: lastigvallen en bedreigingen door straatdealers; overlast van buitenlandse softdrugstoeristen maar ook van harddrugdealers en harddrugsgebruikers uit de Randstad; en de dreiging ingesloten te raken door de drugsscene. Voorts was er een toename van het aantal geweldsdelicten en wapenbezit. Omdat met de stijgende vraag de concurrentie aan de aanbodzijde toenam, “vercriminaliseerde” de handel zich. Vanaf circa 1995 wordt, mede naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen in het drugsbeleid, in de gemeente Terneuzen gestreefd naar een integrale lokale aanpak, zowel op het terrein van de openbare orde c.q. de bestrijding van de overlast als op het terrein van de preventie en de hulpverlening. Onderdeel van dit beleid zijn twee gedoogde verkooppunten. Dat aantal is gebaseerd op het uitgangspunt van één verkooppunt per 20.000 inwoners. Op grond van de Notitie “Uitwerking gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops” zijn er in Terneuzen vanaf 1996 derhalve twee gedoogde coffeeshops, te weten Miami en Checkpoint aan de Westkolkstraat te Terneuzen. Mede door het gedogen van deze twee verkooppunten is de overlast daarna tot aanvaardbare proporties teruggebracht. De gemeente Terneuzen is momenteel de enige gemeente in Zeeuws-Vlaanderen die gedoogde verkooppunten van cannabis kent. Naast de Nederlandse buurgemeenten kennen ook België en Frankrijk geen gedoogde verkooppunten. In eerste instantie heeft Terneuzen een beleid dat zich richt op de lokale markt, maar als grensgemeente heeft het tevens te maken met vraag uit het buitenland. Als grensgemeente wordt zij zo geconfronteerd met een vraag die vele malen groter is dan het aanbod. Dat blijkt niet alleen uit de vele buitenlandse bezoekers van de gedoogde verkooppunten, maar ook uit de telkens weer opduikende illegale verkooppunten verspreid over Zeeuws-Vlaanderen.
1.1
Houdgreep
Naast het instellen van een gedoogbeleid voor twee coffeeshops is vanaf 1996 tevens het speciaal daarvoor opgerichte handhavingsproject Houdgreep onderdeel van de integrale aanpak van de drugsproblematiek. De doelstelling van het project is: "het tot aanvaardbare proporties terugdringen van de drugsoverlast in het centrum en andere stadsdelen van Terneuzen". De zeggenschap over de straten en panden (dealeradressen/ coffeeshops/openbare gelegenheden/particuliere panden) diende met dit project terug in handen te komen van de politie en het openbaar bestuur, zodanig dat sprake moest zijn van een duidelijk zichtbare afname van het aantal drugspanden en van het aantal dealers, runners en gebruikers. Daarnaast moest sanering van het woningbestand en optimalisering van het bestemmingsplan bijdragen aan een betere leefomgeving. Het lokale drugsbeleid werd een jaar na de start geëvalueerd in de notitie “Evaluatie beleid bestrijding drugsoverlast” (Gemeente Terneuzen 1997). Daarin werd geconcludeerd dat het beleid succesvol was en moest worden voortgezet. De situatie leek beheersbaar geworden evenals de overlast, onder meer door de sluiting van ongeveer 18 drugsoverlastgevende panden. In Inleiding
1
de periode 1997-2000 is vervolgens de aanpak Houdgreep gecontinueerd en zijn er nog vele drugpanden gesloten. Vanaf 2001 is de primaire doelstelling van de doorstart, Houdgreep II, het tenminste consolideren van het gevoel van veiligheidsbeleving bij de bewoners in de deelnemende gemeenten (naast Terneuzen inmiddels ook Hulst en Sluis) op het niveau van de bereikte resultaten in 2000. Een onderdeel van Houdgreep is de gratis drugsoverlastlijn waar bewoners uit de gemeenten Terneuzen, Sluis en Hulst de ervaren (drugs)overlast kunnen melden. Het project Houdgreep neemt sinds 2000 overigens ook deel aan de internationale drugacties “ETOILE”. In 2006 hebben vijf van dergelijke internationale drugsacties plaatsgevonden (Politie Zeeland 2007). De medewerkers van Houdgreep worden daarnaast ingezet bij de aanpak van de hennepkweek en bij grootschalige opsporingsonderzoeken van de Regionale Recherche.
1.2
Probleemstelling
Het gedoogde verkooppunt Checkpoint, de meest bezochte van de twee verkooppunten, is in 2000 minnelijk onteigend in het kader van de realisatie van het bestemmingsplan Arsenaal, meer concreet de nieuwbouw van het Scheldetheater. Als gevolg hiervan is Checkpoint gegroeid van een horecazaak met een oppervlakte van circa 45m² in 1999, via een tijdelijke locatie van 75m² naar een nieuwe locatie met een oppervlakte van 150m². Deze oppervlaktes zijn exclusief de aanpalende horeca-inrichtingen. In het kader van de juridische procedures rondom het bestemmingsplan Arsenaal is in 2002 onderzoek gedaan naar de bezoekersaantallen en de parkeerbehoefte van de nieuwbouw van Checkpoint. In 2002, op de tijdelijke locatie, heeft coffeeshop Checkpoint gemiddeld duizend bezoekers per dag, met een piek van 120 bezoekers per uur. In 2006 zegt Checkpoint in het hoogseizoen tussen de tweeduizend en vijfentwintighonderd bezoekers per dag te hebben, gemiddeld tweehonderd per uur. Aangenomen wordt dat het cannabisgebruik in Zeeuws-Vlaanderen geen vergelijkbare stijgende lijn vertoont, waardoor kan worden verondersteld dat de aanwas vooral bestaat uit buitenlandse drugstoeristen. Tot eind 2005 wordt de situatie als beheersbaar ervaren. Vanaf begin 2006 worden er echter in de politiek en de media vraagtekens gezet bij de consequenties van het huidige gedoogbeleid. De stroom van pakweg één miljoen drugstoeristen per jaar vanaf de grens naar en van de gedoogde verkooppunten wordt als problematisch ervaren. Het is vooral het volume van deze vorm van toerisme die overlast veroorzaakt in de vorm van parkeerdruk, wildplassen en a-sociaal (rij)gedrag. In het gemeentelijk coalitieakkoord voor de raadsperiode 2006-2010 wordt hieraan ruim aandacht geschonken. In het akkoord is de volgende paragraaf opgenomen: “1.13. Gezien de huidige overlast (parkeren, openbare orde) de mogelijkheid van de vestiging van een coffeeshop bij de grens [te] onderzoeken. Vestiging wordt eerst overwogen als uit het onderzoek blijkt dat het volume van het drugstoerisme niet toeneemt. De exploitanten van de coffeeshops doen bijdragen in de maatschappelijke kosten van het gedoogbeleid. De overlast van het drugstoerisme door maatregelen op het terrein van openbare orde bestrijden waardoor deze overlast afneemt.” De voornaamste vraagstelling van de gemeente is als volgt: als in Terneuzen slechts elf procent van de bezoekers uit Nederland komt (Surmont 2005), kan dan wel worden volstaan met een gedoogbeleid gericht op de lokale markt? En is de huidige locatie vlakbij
2
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
de binnenstad, het verst van de grens verwijderd, wel passend gelet op de herkomst van de vraag naar softdrugs? Afgeleide vragen uit het voorgaande zijn: A. In hoeverre zijn de beleids(on)mogelijkheden om de toestroom van buitenlandse drugstoeristen terug te dringen van toepassing op de situatie in de gemeente Terneuzen? B. Op welke wijze kan het (koop)gedrag van buitenlandse drugstoeristen worden beïnvloed zodat zij niet meer naar Terneuzen komen? C. Welk aanbod sluit beter aan bij de huidige omvang en herkomst van de vraag naar softdrugs, wanneer die onontkoombaar mocht zijn?
1.3
Onderbouwing
Onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL heeft in opdracht van de gemeente Terneuzen enkele werkzaamheden uitgevoerd die een eventuele aanpassing van het coffeeshop- en sofdrugsbeleid in de gemeente dienen te onderbouwen. De werkzaamheden zijn: documentstudie; interviews met betrokkenen in de gemeente Terneuzen; interviews met functionarissen in (Belgische) buurgemeenten; tellingen van het aantal bezoekende klanten van de twee huidige coffeeshops; interviews met klanten van de huidige coffeeshops; en een overlastmeting onder bewoners van de binnenstad. Verder is nagegaan welke ervaringen een vijftal andere grensgemeenten in Nederland hebben opgedaan bij de recentelijke uitvoering en handhaving van het coffeeshop- en (soft)drugsbeleid. In totaal hebben 30 gesprekken plaatsgevonden met 34 personen, zijn 150 bewoners geënquêteerd en zijn 158 coffeeshopbezoekers ondervraagd.
1.4
Leeswijzer
In deze rapportage wordt allereerst per onderzoeksdeel kort ingegaan op de resultaten van de werkzaamheden. Het volgende hoofdstuk bespreekt de juridische context van het Nederlandse coffeeshopbeleid en de internationale verdragen die ten aanzien van het uitvoeren van het (lokale en landelijke) drugsbeleid van toepassing zijn. Het derde hoofdstuk behandelt de (ontwikkeling in de) bezoekersaantallen van de coffeeshops en het koopgedrag van de klanten van beide coffeeshops. Hoofdstuk vier gaat in op de aard en omvang van de overlast, waarbij met name de resultaten van de bewonersenquête zijn verwerkt. In hoofdstuk vijf wordt kort ingegaan op het huidige softdrugsbeleid en de ervaringen en meningen van de (Belgische) buurgemeenten. In dit hoofdstuk worden eveneens de ervaringen geschetst van vijf andere grensgemeenten waarin coffeeshops zijn gevestigd. Hoofdstuk zes behandelt enkele opties om de omvang van het softdrugstoerisme terug te dringen. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste twee onderzoeksvragen. Tenslotte komen in hoofdstuk zeven vier beleidsalternatieven aan bod. Op basis van de interviews en de in de voorgaande paragrafen beschreven informatie worden vier mogelijke varianten van het toekomstige coffeeshopbeleid gepresenteerd en toegelicht. Hierbij worden de verwachte voor- en nadelen, de randvoorwaarden, de juridische context en de eventuele effecten van de verschillende varianten aangegeven. Het hoofdstuk geeft input voor de beantwoording van de derde onderzoeksvraag.
Inleiding
3
4
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
2.
JURIDISCHE CONTEXT
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de juridische context van het (inter)nationale softdrugsbeleid waarmee de gemeente Terneuzen rekening dient te houden bij de invulling van haar coffeeshopbeleid.
2.1
Nationale wet- en regelgeving
Op grond van de wijziging van de Opiumwet van 1976 geldt voor hennepproducten als cannabis dat het verrichten van illegale handelingen milder wordt bestraft dan dezelfde 1 handelingen met harddrugs. In de wet wordt een onderscheid gemaakt tussen drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs als heroïne, cocaïne en xtc) en middelen die een geringer risico opleveren voor de volksgezondheid (waaronder de softdrugs). Op lijsten behorend bij de Opiumwet staan de verschillende middelen opgesomd. Het bezit van een geringe hoeveelheid softdrugs (tot 30 gram) geldt niet als misdrijf, maar als overtreding. Dat Nederland coffeeshops kent is een uitvloeisel van het scheidingsbeleid dat sinds deze wijziging van de Opiumwet in 1976 wordt gevoerd. Bezit, productie en handel in cannabis is verboden op grond van artikel 3 van de Opiumwet. Het gebruik is niet strafbaar. Hoewel verkoop van cannabis is verboden heeft het Openbaar Ministerie met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel beleid geformuleerd op grond waarvan wordt afgezien van strafrechtelijke vervolging. Dit beleid wordt gedoogbeleid genoemd en is vastgelegd in de zogenoemde Opiumrichtlijn van het 2 College van procureurs-generaal. De voorwaarden waaronder wordt gedoogd gaan ook wel door het leven als de AHOJ-G criteria. Wanneer een verkooppunt (een coffeeshop) zich houdt aan de volgende voorwaarden, ziet het OM van vervolging af: geen affichering (reclameuitingen); geen verkoop van harddrugs; geen overlast (parkeeroverlast, geluidhinder, vervuiling, rondhangende klanten); geen toelating van jongeren onder 18 en geen verkoop aan jeugdigen onder 18; geen grote hoeveelheden (verkoop per klant < 5 gram). In dit beleid is niet bepaald welke hoeveelheid cannabis een coffeeshop in voorraad mag hebben. Dat kan lokaal worden bepaald, zij het dat de voorraad volgens de Opiumrichtlijn van het College van Procureurs-generaal maximaal 500 gram hennepproducten mag zijn. Verder geldt voor coffeeshops landelijk een verbod op de verkoop van alcoholhoudende dranken.3 Ook worden lokaal wel andere voorwaarden gehanteerd. Daarbij gaat het dikwijls om sluitingstijden die afwijken van de sluitingstijden die voor de overige horecagelegenheden gelden, de verplichte aanwezigheid van een vergunninghouder in een coffeeshop, geen vestiging in de buurt van een school of in bepaalde delen van een gemeente, bepaalde inrichtingseisen et cetera.
1
TK 1999/2000, 24 077, nr. 75, notitie ‘Het pad naar de achterdeur’. Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet, College van procureurs-generaal, 10 september 1996, Stcrt. 10 en 27 september 1996. 3 Dit verbod geldt sinds 1 april 2007 ook in de gemeente Amsterdam, waar voorheen in een deel van de coffeeshops, de zogenoemde hasjcafés, de verkoop van alcohol werd toegestaan. 2
Juridische context
5
De lokale overheid kan cannabisbeleid of coffeeshopbeleid voeren. In dit beleid gaat het om het gedogen van coffeeshops als onderdeel van een samenhangend drugsbeleid. Veel gemeenten hebben gekozen voor de nuloptie, dat wil zeggen dat geen coffeeshops worden gedoogd. Andere gemeenten hebben een maximumstelsel ontwikkeld, waarin is aangegeven welk maximale aantal coffeeshops wordt gedoogd (Bieleman en Naayer 2006). Het belangrijkste instrument voor de burgemeester om op te treden tegen een coffeeshop die de voorwaarden overtreedt is het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet. Wanneer een burgemeester een maximumstelsel wil hanteren voor gedoogde coffeeshops, dan kan hij dat handhaven op grond van artikel 13b Opiumwet. Concrete overlast als gevolg van de vestiging van een coffeeshop waardoor het maximum wordt overschreden hoeft dan niet te worden bewezen om op te kunnen treden. Artikel 13b Opiumwet is in 1999 in de Opiumwet opgenomen. Gesproken wordt ook wel van de Wet Damocles. Voorheen was het optreden van de burgemeester tegen dergelijke coffeeshops gebaseerd op een overlastbepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Dat was niet altijd eenvoudig omdat in die gevallen overlast moest worden aangetoond in de vorm van onaanvaardbare aantasting van de woon- en leefsituatie. Gemeenten kennen vaak ook een exploitatievergunningenstelsel, dat veelal is neergelegd in de APV. Dergelijke vergunningen gelden voor alle horeca-gelegenheden en dus ook voor coffeeshops. In veel gemeenten worden in de exploitatievergunning de AHOJ-G voorwaarden opgenomen en eventueel ook de andere hiervoor genoemde voorwaarden, zoals de inrichtingeisen of de verplichte aanwezigheid van de vergunninghouder, waardoor bij een overtreding van die voorschriften de vergunning kan worden ingetrokken. Strikt genomen is dat in juridische zin echter niet juist. Na de invoering van art. 13b Opiumwet is het gedoogbeleid immers niet meer gebaseerd op de weigeringsgronden voor de exploitatievergunning, maar op art. 13b Opiumwet. Dat neemt overigens niet weg dat de nieuwe beleidsregels materieel vaak gelijk zijn aan de oude: in veel gemeenten is na de invoering van art. 13b Opiumwet het ‘oude’ coffeeshopbeleid in al dan niet aangepaste vorm voortgezet. Het nieuwe beleid mag, gelet op de gewijzigde strekking van art. 13b Opiumwet, naast de bescherming van de volksgezondheid ook de voorkoming van overlast als motief hebben. Nu het gedogen geen rechtstreekse relatie (meer) heeft met de exploitatie, maar met art. 13b Opiumwet, is het beter deze relatie ook formeel los te laten en naast de exploitatievergunning (eventueel in hetzelfde document) een afzonderlijke gedoogverklaring met voorwaarden af te geven, welke uitdrukkelijk gebaseerd is op art. 13b Opiumwet. Het lokale coffeeshopbeleid komt tot stand in samenwerking tussen Openbaar Ministerie, politie en de burgemeester. De burgemeester kan een coffeeshop wel sluiten, maar kan de overtreder van de Opiumwet niet vervolgen. Het OM kan wel vervolgen, maar de coffeeshop niet sluiten. De verschillende bevoegdheden, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke, dienen daarom op elkaar te worden afgestemd. Die afstemming krijgt 4 veelal plaats in de lokale driehoek. Afstemming met omringende gemeenten is ook relevant: het ‘waterbedeffect’ leidt tot een toeloop van softdrugsgebruikers van gemeenten die geen gedoogde coffeeshops kennen naar die gemeente(n) waar wel een coffeeshop is gevestigd. In zekere zin is van dat ‘waterbedeffect’ eveneens sprake bij coffeeshops aan de Nederlandse grens, omdat cannabisgebruikers uit andere Europese landen – die geen legale verkooppunten kennen – naar Nederland komen. Op grond van artikel 174a Gemeentewet (de zogenoemde Wet Victoria) heeft de burgemeester de bevoegdheid tot ontruiming en sluiting van woningen en niet voor het publiek toegankelijk lokalen indien sprake is van (ernstige vrees voor) verstoring van de 4
6
TK 1994/95, 24 077, nr. 2-3, Het Nederlandse drugsbeleid: continuïteit en verandering (Drugnota). INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
openbare orde door drugsgebruikers en drugshandelaren en of het in het geding zijn van de veiligheid en gezondheid van omwonenden als gevolg van drugsgebruik of drugshandel. Daarnaast is momenteel een wijziging van artikel 13b Opiumwet bij de Eerste Kamer aanhangig waarmee het mogelijk wordt voor de burgemeester bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in woningen en lokalen en bij woningen of die lokalen behorende erven, ook zonder dat de handel in verdovende 5 middelen leidt tot verstoring van de openbare orde. Verwacht wordt dat deze maatregel in 2007 toepasbaar wordt. De Wet Victor heeft betrekking op vervolgmaatregelen na sluiting van een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw op grond van artikel 174a van de Gemeentewet (dan wel een verordening op basis van artikel 174 Gemeentewet) of op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Op grond van de Wet Victor is het College van Burgemeester en Wethouders onder meer bevoegd om aanwijzingen te geven aan eigenaar of gebruiker om het gebouw weer op redelijke wijze voor bewoning of gebruik geschikt te maken (bevoegdheid opgenomen in artikel 16a van de Woningwet). Mocht er ondanks de aanwijzingsbevoegdheid geen uitzicht zijn op duurzaam herstel van de openbare orde rond het betreffende gebouw, dan is het College van Burgemeester en Wethouders als uiterste redmiddel bevoegd tot onteigening over te gaan (bevoegdheid opgenomen in artikel 77, eerste lid, sub 6 van de Onteigeningswet). Daarnaast is de burgemeester verplicht een besluit tot sluiting, dat is gegrond op artikel 174a van de Gemeentewet dan wel op artikel 13b van de Opiumwet, zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (Kadaster). De cannabisbrief De zogenoemde cannabisbrief uit 2004 stelt dat “Het omvangrijk coffeeshoptoerisme een knelpunt is dat tot internationale kritiek leidt en een negatief effect heeft op de buitenlandse betrekkingen. Nederland kan tegenover deze kritiek stellen dat het coffeeshoptoerisme negatieve effecten op de openbare orde en de veiligheid heeft in met name de grensstreek. De raadsverklaring bij het Kaderbesluit Illegale Drugshandel roept alle lidstaten van de Europese Unie op maatregelen te treffen tegen drugstoerisme. Het kabinet zal daarom in overleg met de betrokken gemeenten met kracht bevorderen dat het drugstoerisme in met name de grensregio’s ingedamd wordt.” 6 Uit de cannabisbrief blijkt door het ontbreken van concrete maatregelen dat daadwerkelijke initiatieven op dit vlak waarschijnlijk niet erg kansrijk zullen zijn. Het kabinet stelt bijvoorbeeld overleg met gemeenten in het vooruitzicht over “een betere handhaving van de AHOJ-G-criteria en het hanteren van een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen en (indien van toepassing) tot de landsgrens”. Van dergelijke voornemens is sindsdien nog weinig vernomen. In de brief die de regering nadien stuurde aan de Tweede Kamer over de implementatie van de Cannabisbrief wordt melding gemaakt van overleg met Duitse en Belgische autoriteiten in het kader van grensoverschrijdende samenwerking ter bestrijding van drugstoerisme.7
5
EK 2006/07, 30 515, nr. A. TK 2003/04, 24 077, nr. 125. 7 TK 2005/06, 24 077, nr. 171. 6
Juridische context
7
2.2
Internationale wet- en regelgeving
Nederland is partij bij een aantal verdragen die de productie en de handel in drugs aan banden trachten te leggen en die controlemechanismen in het leven roepen8: • het enkelvoudig verdrag inzake verdovende middelen, 1961, zoals gewijzigd bij protocol in 1972; • het verdrag inzake psychotrope stoffen, 1971; • het VN-verdrag tegen sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988; • het akkoord van Schengen, 1990. Uit deze verdragen zijn de volgende relevante punten te noemen: 1. Er zijn gedragingen die uit hoofde van de Verdragen strafbaar gesteld moeten worden, zoals de productie, de (internationale) verhandeling en het bezit van cannabis. De Verdragen geven ook een indicatie van het soort straffen waaraan moet worden gedacht. De Verdragen leggen daarmee het strafrechtelijke kader vast, maar niet de hoogte van de straffen. 2. De Verdragen laten aan de Verdragspartijen speelruimte om onderscheid te maken tussen ernstige en minder ernstige delicten voor wat betreft de toe te passen sancties en om daaruit consequenties te trekken voor het eigen vervolgingsbeleid. 3. De Verdragen tasten het in Nederland gehanteerde opportuniteitsprincipe bij de vervolging van strafbare feiten niet aan, maar eisen wel een loyale uitvoering. De Europese Unie hecht veel belang aan de gezamenlijke bestrijding van teelt, productie en handel van cannabis. Hiertoe is in de loop van de tijd een aantal actieplannen en gemeenschappelijke optredens geformuleerd. Belangrijk is het Gemeenschappelijk Optreden van 17 december 1996, betreffende de onderlinge aanpassingen van wetgevingen en praktijken van de Lidstaten van de Europese Unie ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel. In dit Gemeenschappelijk Optreden zijn bindende afspraken gemaakt over het nader op elkaar afstemmen van het nationale beleid en de wetgeving van de lidstaten. De volgende relevante doelstellingen zijn geformuleerd: • bestrijding van de drugshandel en van het drugstoerisme; • bescherming van de buitengrenzen tegen de import van drugs; • onderlinge afstemming van de werkwijze van politie en justitie. Het Gemeenschappelijk Optreden legt uitdrukkelijk vast (art. 7) dat de lidstaten erop toezien dat zij nauwgezet zullen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de verdragen van de VN inzake verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1961, 1971 en 1988. Opportuniteitsbeginsel De eigen Nederlandse wetgeving is in overeenstemming met de uit deze Verdragen, actieplannen en Gemeenschappelijke Optredens, voortvloeiende verplichtingen. In de Nederlandse strafwetgeving is het opportuniteitsbeginsel vastgelegd: het OM kan afzien van vervolging van strafbare feiten op gronden ontleend aan het algemeen belang. Van deze mogelijkheid maakt Nederland gebruik door het bezit, de aankoop en kleinschalige teelt van cannabis voor eigen gebruik te gedogen. Dit betekent dat Nederland hieraan geen opsporings- en vervolgingsprioriteit wenst te geven. Doordat in de verschillende verdragen 8
Zie TK 1999/2000, 24 077, nr. 75, notitie ‘Het pad naar de achterdeur’ en Peter Cohen & Mark Teurlings, Het regelen van de achterdeur van coffeeshops, in: NJB 11 februari 2005. 8
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
de mogelijkheid is gecreëerd gedragingen voor wat betreft het opleggen van straffen te onderscheiden in ernstig en minder ernstig, handelt Nederland hiermee niet in strijd met deze Verdragen. Dat zou echter wel het geval zijn indien het opportuniteitsbeginsel toegepast zou gaan worden op activiteiten die naar hun aard in de Verdragen als ernstig worden gekwalificeerd. Zo bepaalt het Verdrag uit 1988 tegen de sluikhandel dat de teelt van cannabis dient te worden aangemerkt als een ‘serious criminal offence’. Een verbreding van het gedoogbeleid in de richting van de teelt en de toevoer van cannabis aan coffeeshops lijken op gespannen voet met deze verdragen te staan. Het akkoord van Schengen Op 14 juni 1985 sloten de Benelux, Duitsland en Frankrijk het Akkoord van Schengen betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen. Dit Akkoord van Schengen werd uitgewerkt in de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst van Schengen. Van die verdragen wordt wel gesteld dat ze de vestiging van een coffeeshop aan de grens met een andere Europese lidstaat zouden verbieden. Dat is echter nog maar de vraag. In deze verdragen werd voor het eerst onderscheid gemaakt tussen binnengrenzen en buitengrenzen van een aantal Europese landen, die samen het zogenoemde Schengen-acquis vormen. Momenteel geldt het grondgebied van de gehele Europese Unie als Schengen-acquis. De grenzen tussen Nederland en België en Nederland en Duitsland zijn daarbij bijvoorbeeld binnengrenzen. Waar Nederland aan de zee grenst, evenals de luchthaven Schiphol, wordt gesproken van een buitengrens. De lidstaten hebben in de bedoelde verdragen afspraken gemaakt over de wijze waarop controles langs de gemeenschappelijke binnengrenzen plaats zullen vinden, de geleidelijke afschaffing van personencontroles aan de binnengrenzen en over de totstandkoming van een gemeenschappelijk visumbeleid. Relevant in dit verband lijkt artikel 71, lid 2 van de Overeenkomst van Schengen, volgens welke de bij de overeenkomst aangesloten landen zich verplichten de verkoop van verdovende middelen, inclusief cannabis, tegen te gaan. Volgens een bij de overeenkomst gevoegde ‘gemeenschappelijke verklaring’ neemt elk van de bij de overeenkomst aangesloten lidstaten – voor zover zij afwijkt van het beginsel dat is neergelegd in artikel 71, lid 2 – de noodzakelijke strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om illegale in- en uitvoer van verdovende middelen naar het grondgebied van andere lidstaten tegen te gaan. Op basis van deze bepaling dreigde de Franse president Chirac in 1999 met het herinvoeren van grenscontroles aan de Franse binnengrens. Concluderend bepaalt het verdrag van Schengen dat de lidstaten de in- en uitvoer van verdovende middelen dienen tegen te gaan. In de praktijk vindt dit (reeds) plaats door handhaving op het eigen grondgebied van de lidstaten en door middel van gezamenlijke controles aan de binnengrenzen van de lidstaten van het Schengen-acquis. Formeel gezien handhaaft de politie in de Nederlandse grensgemeenten de Nederlandse Opiumwet, die onder andere het bezit en het transport van cannabis strafbaar stelt. Het verdrag spreekt zich niet uit over het al dan niet toestaan van gedoogde verkooppunten op of in de nabijheid van deze grenzen. Het verdrag heeft verder geen duidelijke juridische waarde bij de bepaling van de locaties van coffeeshops op het grondgebeid van grensgemeenten.
Juridische context
9
10
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
3.
KLANTEN COFFEESHOPS
Bij de twee gedoogde coffeeshops in Terneuzen zijn in januari 2007, gedurende één week, op verschillende dagen en tijdstippen (van 9 uur 's ochtend tot 1 uur 's nachts) tellingen uitgevoerd van het aantal klanten van de twee gedoogde coffeeshops. Naast tellingen door medewerkers van INTRAVAL zijn tevens kassaregistraties uit de betreffende week (januari 2007) ontvangen van een van de coffeeshops. In dezelfde week zijn enquêtes afgenomen onder de bezoekers van de twee gedoogde coffeeshops. In totaal zijn 158 coffeeshopbezoekers gevraagd naar hun koopgedrag en hun mening over het gedoogde aanbod van softdrugs in de gemeente Terneuzen. De vragenlijst die daarbij is gebruikt is vergelijkbaar met eerdere onderzoeken onder bezoekers van de coffeeshops in Terneuzen (Surmont 2005) en Venlo (Gemeente Venlo 2006). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van de tellingen en de enquêtes onder de coffeeshopbezoekers.
3.1
Aantallen en kenmerken
In de onderzoeksperiode bedraagt het totaal aantal kopende bezoekers gemiddeld per dag tussen de 2.300 en 2.900. Zowel de sleutelinformanten als de klanten (zie hieronder) geven aan dat een aanzienlijk deel van de klanten per bezoek aan Terneuzen bij beide coffeeshops softdrugs koopt. Geschat wordt dat één derde tot de helft van de klanten per bezoek bij beide coffeeshops koopt. Dit betekent dat de getelde aantallen met een zesde tot een derde deel zijn gecorrigeerd. Uit de tellingen blijkt dat per dag gemiddeld ruim 3.500 klanten softdrugs kopen in de beide coffeeshops, bijna 25.000 per week. Verder blijken de coffeeshops met name op vrijdag en op zaterdag te worden bezocht. Bijna twee vijfde van het totaal aan bezoekers komt op deze twee dagen. Bijna de helft van de klanten (48%) bezoekt de coffeeshop(s) na 18.00 uur. Kenmerken Bijna negen van de tien coffeeshopbezoekers (88%) is man. De gemiddelde leeftijd ligt op 27 jaar. Vier vijfde van de respondenten (79%) heeft betaalde werkzaamheden, de overige bezoekers zijn voornamelijk student/scholier (15%). Een op de tien bezoekers (11%) is Nederlander, de helft van de bezoekers (50%) komt uit België en 40% is van Franse afkomst. Eerder onderzoek van Surmont (2005) leverde een vergelijkbaar percentage op voor het aantal Nederlandse bezoekers, maar een groter percentage Belgen (62%) en een kleiner percentage Fransen (26%). De bezoekers uit België komen vrijwel allemaal uit Vlaanderen. Er zijn slechts enkele personen uit Wallonië aangetroffen in de coffeeshops. De bezoekers die niet uit Terneuzen zelf komen (94%) en waarvan de woonplaats bekend is, wonen gemiddeld op een afstand van 90 kilometer van Terneuzen. De helft van deze bezoekers (50%) woont op meer dan 90 kilometer afstand van Terneuzen. Veel genoemde woonplaatsen zijn Lille (22%) en Gent (18%). Ongeveer 7% van de bezoekers is afkomstig uit de gemeente Terneuzen. De geografische spreiding van de herkomst van de geënquêteerde bezoekers is weergegeven in figuur 3.1.
Klanten coffeeshops
11
Figuur 3.1 Geografische spreiding van coffeeshopbezoekers januari 2007
● = < 1%
= 1-5%
= 15-20%
= >20%
Alle Franse bezoekers (100%) en vrijwel alle Belgische bezoekers (97%) komen met de auto naar de coffeeshops. Van de Nederlandse bezoekers komt 60% met de auto, de overige bezoekers komen voornamelijk te voet (12%), met de fiets (12%) of met het openbaar vervoer (12%). De helft van de geënquêteerde bezoekers (52%) vindt het parkeeraanbod in Terneuzen voldoende. Bijna vier tiende (38%) is echter van mening dat het parkeeraanbod (ruim) onvoldoende is. Minder dan de helft (45%) van de geënquêteerde bezoekers geeft aan alleen naar de coffeeshop te komen, waaronder voornamelijk Nederlanders en Belgen, terwijl een derde van de bezoekers (35%) in gezelschap van één andere bezoeker naar de coffeeshop komt. De overige bezoekers zijn met twee of meer andere personen. Een derde (34%) van de bezoekers gaat wel eens naar een andere stad om softdrugs te kopen, voornamelijk in gedoogde coffeeshops (96%). Dit resultaat wijkt af van het onderzoek van Surmont (2005), waarin werd vastgesteld dat twee derde van de bezoekers (67%) wel eens naar een ander stad ging om softdrugs te kopen. Veel genoemde andere steden zijn Breda (20%), Roosendaal (13%), Maastricht (10%), Vlissingen (9%) en Amsterdam (8%). Redenen om in een andere gemeente dan Terneuzen softdrugs te kopen zijn onder andere: de afwisseling (28%); bezienswaardigheden (19%); de gezelligheid (11%); en de prijs (11%) en kwaliteit (11%) van de softdrugs.
3.2
Koopgedrag
De geënquêteerde bezoekers kopen gemiddeld 5,8 gram softdrugs per bezoek aan Terneuzen. Er is sprake van een aanzienlijk verschil tussen de Franse bezoekers (gemiddeld 7,6 gram), de Belgische bezoekers (gemiddeld 4,9 gram) en de Nederlandse bezoekers (gemiddeld 3,0 gram). Per bezoek aan Terneuzen besteden de respondenten per persoon gemiddeld 41 euro aan softdrugs. Deze bevindingen komen redelijk overeen met de gegevens uit het onderzoek van Surmont (2005). Volgens Surmont werd er per persoon 12
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
gemiddeld 5,6 gram softdrugs gekocht per bezoek aan Terneuzen, waaraan gemiddeld 38 euro werd besteed. De helft van de bezoekers (50%) geeft aan wel eens op één dag bij beide gedoogde coffeeshops softdrugs te kopen. De Franse en Belgische bezoekers doen dit vaker (respectievelijk 71% en 43%) dan de Nederlandse bezoekers (6%). Een derde van de bezoekers (34%) geeft aan gemiddeld één keer per week softdrugs te kopen, terwijl ruim de helft (51%) minder dan één keer per week softdrugs koopt. De overige bezoekers (16%) kopen meerdere keren per week tot dagelijks softdrugs. Per maand wordt door de bezoekers gemiddeld 159 euro besteed aan softdrugs, waarvan 138 euro in de twee gedoogde coffeeshops in Terneuzen. Het merendeel (82%) van de bezoekers koopt de softdrugs voornamelijk in gedoogde coffeeshops. Twee vijfde van de bezoekers (41%) geeft aan wel eens softdrugs te kopen van vrienden. Ook wordt door een deel van de respondenten wel eens softdrugs gekocht op straat in Frankrijk of België (17%) of in dealpanden in Frankrijk of België (6%). Een enkeling (3%) geeft aan zelfgekweekte softdrugs te gebruiken. Van de laatste tien keer dat de bezoekers softdrugs hebben gekocht, is dat gemiddeld 8,3 keer in gedoogde coffeeshops gebeurd. De meeste bezoekers (85%) gebruiken de softdrugs voornamelijk thuis. Andere genoemde locaties om softdrugs te gebruiken zijn onder andere: bij vrienden (53%); in uitgaansgelegenheden/ jongerencentra (19%); en op straat (18%). Naast de uitgaven aan softdrugs hebben de geënquêteerde bezoekers in de gemeente Terneuzen tevens gemiddeld 8,70 euro uitgegeven aan andere zaken op de dag van de enquête. De extra uitgaven van de Fransen (gemiddeld 13,00 euro) zijn bijna twee keer zo groot zijn als de uitgaven van de Belgen (gemiddeld 6,60 euro). Deze bedragen verschillen van de bedragen die gevonden zijn in eerder onderzoek (Surmont 2005). Toen gaven de coffeeshopbezoekers aan, afgezien van uitgaven aan softdrugs, per bezoek gemiddeld 20,90 euro te besteden in Terneuzen aan benzine, eten, drinken en kleding.
3.3
Toekomstig coffeeshopbeleid
Er is de bezoekers ook gevraagd naar het coffeeshopbeleid in de gemeente Terneuzen. De helft van de bezoekers (52%) vindt dat in Terneuzen voldoende gedoogde coffeeshops aanwezig zijn. Bijna de helft van de bezoekers (46%) is daarentegen van mening dat er onvoldoende gedoogde coffeeshops aanwezig zijn. Het gemiddelde gewenste aantal coffeeshops bedraagt drie. Eén op de tien bezoekers (11%) vindt het wenselijk dat een mogelijk nieuwe coffeeshop in de nabijheid van de andere twee coffeeshops zou moeten komen, terwijl twee op de tien bezoekers (22%) daarentegen van mening zijn dat de nieuwe coffeeshop buiten het centrum geplaatst moet worden. Gevraagd naar de randvoorwaarden van een mogelijke extra coffeeshop noemt bijna de helft van de respondenten (47%) de nabijheid van de Belgische grens als belangrijke voorwaarde. Een andere veelgenoemde voorwaarde voor een locatie is genoeg parkeerruimte (12%). Wanneer een coffeeshop buiten het centrum van Terneuzen op de toegangsweg naar Terneuzen wordt gedoogd, zou dat voor meer dan de helft van de buitenlandse respondenten (54%) een reden zijn om het centrum van Terneuzen niet meer te bezoeken. Drie kwart van de respondenten (75%) noemt de verkoop van softdrugs met een goede kwaliteit als belangrijke voorwaarde voor een goede coffeeshop. Ook een gezellige
Klanten coffeeshops
13
inrichting (37%), lage prijzen (29%), voldoende capaciteit (25%), klantvriendelijkheid en eerlijke handel (25%) worden als voorwaarden genoemd.
14
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
4.
OVERLAST EN CRIMINALITEIT
Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste resultaten van de overlastmeting onder bewoners van de binnenstad van Terneuzen die in januari 2007 heeft plaatsgevonden. Daar waar mogelijk worden vergelijkingen gemaakt met de metingen van 1996 en 2002, die in het kader van de landelijke monitor drugsoverlast in de binnenstad van Terneuzen zijn afgenomen (Bieleman e.a. 2003). In de tweede paragraaf zijn enkele gegevens opgenomen die een beeld geven van de aard en omvang van de (ervaren) overlast.
4.1
Bewonersenquête
De overlastmeting onder bewoners levert voor de verschillende vormen van (ervaren) overlast en criminaliteit een aantal indicatorscores op. Het gaat om: het voorkomen van buurtproblemen; het (persoonlijk) ervaren van druggerelateerde overlast en overige vormen van overlast; de mate van (on)veiligheidsgevoelens; en de mate van slachtofferschap van criminaliteit.1 Voorkomen buurtproblemen en buurtwaardering Om een beeld te krijgen van de mogelijke vormen van overlast in de binnenstad van Terneuzen zijn de bewoners allereerst vragen gesteld over het voorkomen van voorvallen en situaties die tot overlast kunnen leiden. Voor deze zogenoemde potentiële overlastsituaties zijn analoog aan de (tweejaarlijkse) Politiemonitor Bevolking twee clusters van buurtproblemen benoemd die als indicator gelden voor de verloedering van de buurt en de dreiging die uitgaat van de buurt. Hieraan zijn twee clusters toegevoegd, namelijk drugsproblemen en vermogensdelicten (Bieleman e.a. 2003). Aan de bewoners zijn verschillende voorvallen voorgelegd die te maken hebben met het voorkomen van diverse problemen in de buurt. Enkele voorbeelden van dergelijke voorvallen zijn het gebruik van softdrugs op straat, rommel op straat, geluidsoverlast, fietsendiefstal en bedreigingen. Deze problemen kunnen zich mogelijk in de buurt voordoen zonder dat dit voor de bewoners daadwerkelijk tot hinder hoeft te leiden, de zogenoemde potentiële overlastsituaties. De indicatorscores van de diverse vormen van buurtproblematiek (vermogensdelicten, buurtverloedering, buurtdreiging, en drugsproblemen) zijn weergegeven in tabel 4.1. Tabel 4.1
Indicatorscores voorkomen buurtproblemen op een schaal van 1 tot 10 1996 2002 Vermogensdelicten 5,8 4,51 Buurtverloedering 4,6 3,51 Buurtdreiging 4,5 2,71 Drugsproblemen 5,6 3,21 1
significant verschil ten opzichte van 1996, p < 0,05
2
2006 2,712 3,92 2,5 2,8
significant verschil ten opzichte van 2002, p < 0,05
Tabel 4.1 laat een significante afname zien van de problematiek op het gebied van vermogensdelicten tussen 1996 en 2006. Daarnaast toont de tabel voor de periode 20022006 een significante toename van de buurtverloedering. Deze toename is voornamelijk toe te schrijven aan een toename van rommel en hondenpoep op straat. 1
In de bijlage zijn de verschillende overlastvormen nader gedefinieerd en wordt de methodiek beschreven waarmee de indicatorscores zijn berekend.
Overlast en criminaliteit
15
Tabel 4.2 toont de waardering van de bewoners voor de kwaliteit van hun woonomgeving. De waardering voor de woonomgeving bestaat uit een algemene rapportcijfer (van 1 tot 10) voor de kwaliteit en de leefbaarheid van de buurt. Het blijkt dat de waardering voor de woonomgeving tussen 2002 en 2006 met 0,7 punt is gedaald, terwijl tussen 1996 en 2002 sprake is van een stijging van 0,9 punt in de waardering van de leefomgeving. Tabel 4.2
Waardering van de woonomgeving op een schaal van 1 tot 10 1996 2002 Gemiddeld rapportcijfer 6,7 7,61
1
significant verschil ten opzichte van 1996, p < 0,05
2
2006 6,92
significant verschil ten opzichte van 2002, p < 0,05
Ervaren druggerelateerde overlast In de enquête is de bewoners over 21 druggerelateerde overlastsituaties ook gevraagd of zij daar persoonlijk hinder van hebben ondervonden. Tabel 4.3 bevat de gemiddelde indicatorscores van de verschillende vormen van drugsoverlast die worden onderscheiden: annexatie openbare ruimte; overlast dealpanden; vervuiling openbare ruimte; overlast coffeeshops; en straatprostitutie. 2
Tabel 4.3
Indicatorscores persoonlijke hinder drugsoverlast op een schaal van 1 tot 10 1996 2002 2006 Annexatie openbare ruimte (verslaafden) 3,8 1,41 1,212 Overlast dealpanden 2,7 2,1 2,0 Vervuiling openbare ruimte 4,2 1,91 2,1 Overlast coffeeshops 3,3 1,61 2,112 1 Straatprostitutie 2,2 1,5 1,2
1
significant verschil ten opzichte van 1996, p < 0,05
2
significant verschil ten opzichte van 2002, p < 0,05
Uit tabel 4.3 blijkt dat er sprake is van een (verdere) significante daling van de annexatie van de openbare ruimte door verslaafden tussen 2002 en 2006. De overlast van coffeeshops is daarentegen in dezelfde periode significant gestegen, terwijl ze tussen 1996 en 2002 significant was afgenomen. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door een toename van persoonlijke hinder van parkeer- en verkeersoverlast bij coffeeshops en samenscholing van jongeren rondom coffeeshops. Van enige geluids- of stankoverlast van de coffeeshops is zowel in 2002 als in 2006 nauwelijks sprake. Overige vormen van ervaren overlast Naast overlastvormen die sterk zijn gerelateerd aan het gebruik van en handel in drugs zijn in de laatste meting van de monitor drugsoverlast (2002) en in de bewonersenquête over 2006 eveneens enkele vragen gesteld over het persoonlijk hinder ondervinden van overlast van alcoholgebruikers en overlast van jongeren. In de bewonersenquête van 2006 zijn verder een drietal vragen gesteld over het persoonlijk ervaren van parkeer- en verkeersoverlast. In tabel 4.4 zijn de indicatorscores van deze vormen van overlast opgenomen.
2
De indicatoren zijn een samenvoeging van vragen naar het (vaak, soms, of (bijna) nooit) voorkomen van de voorvallen die zich voordoen en naar de persoonlijk ervaren hinder. 16
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
Tabel 4.4
Indicatorscores persoonlijke hinder alcohol-, jongeren- en parkeer- en 3 verkeersoverlast op een schaal van 1 tot 10 1996 2002 2006 Alcoholoverlast n.g. 1,3 1,92 Jongerenoverlast n.g. 1,4 1,82 Parkeer en verkeersoverlast n.g. n.g. 5,8
2
significant verschil ten opzichte van 2002, p < 0,05
Tabel 4.4 laat een significante toename zien van de alcoholoverlast tussen 2002 en 2006, die vooral voortkomt uit een toename van ruziemakende en schreeuwende alcoholisten op straat, heen- en weergeloop van alcoholgebruikers en vervuiling van straten, pleinen of parken door alcoholgebruikers. Ook de jongerenoverlast is significant toegenomen tussen 2002 en 2006. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door een toename van ruziemakende en schreeuwende jongeren en samenscholingen van jongeren op straat. Ook de toename van de vervuiling van straten, pleinen, portieken en bergingen door jongeren speelt een rol in de stijging van de indicatorscore voor jongerenoverlast. Uit de enquêtes met bewoners blijkt dat het zowel gaat om (buitenlandse) jongeren die klant zijn van de coffeeshops als om jongeren die in het weekend in het uitgaansgebied (in groepen) op straat verblijven. In 2006 zijn voor het eerst vragen gesteld over het persoonlijk hinder ondervinden van parkeer- en verkeersoverlast. Tabel 4.4 laat zien dat parkeeroverlast in vergelijking met alcohol- en jongerenoverlast en de verschillende vormen van drugsoverlast (tabel 4) relatief hoog is. Onveiligheidsgevoelens Tabel 4.5 laat zien hoeveel bewoners wel eens onveiligheidsgevoelens hebben ervaren. Het percentage respondenten dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt is in de periode tussen 2002 en 2006 significant gestegen, van 20% naar 36%, alhoewel nog niet tot op het niveau van 1996 (46%). De onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt laten hetzelfde patroon zien, waarbij de percentages lager uitvallen. Tabel 4.5
Percentage bewoners dat zich wel eens onveilig voelt in het algemeen en in de eigen buurt 1996 2002 2006 Onveilig voelen in het algemeen 46 201 3612 1 Onveilig voelen in de eigen buurt 35 13 292
1
significant verschil ten opzichte van 1996, p < 0,05
2
significant verschil ten opzichte van 2002, p < 0,05
Slachtofferschap Ten slotte is gevraagd of men wel eens slachtoffer is geweest van vermogensdelicten (woninginbraak, diefstal uit auto, fietsendiefstal en beroving) en geweldsdelicten (bedreiging met geweld, intimidatie en mishandeling) in de eigen buurt (tabel 4.6). Het blijkt dat in alle jaren ruim 12% wel eens slachtoffer is geweest van een vermogensdelict. Het gaat in alle jaren met name om fietsendiefstal. Bij slachtofferschap van geweldsdelicten is er sprake van een stijging tussen 2002 (4%) en 2006 (8%). Deze stijging is toe te schrijven aan een toename in (met name verbale) geweldsdreiging en intimidatie. Het gaat daarbij vooral om het feit dat men dreiging ervaart door (groepen) softdrugstoeristen, bijvoorbeeld omdat men bedreigd wordt wanneer er iets wordt gezegd over het misbruik 3
De indicatoren zijn een samenvoeging van vragen naar het (vaak, soms, of (bijna) nooit) voorkomen van de voorvallen die zich voordoen en naar de persoonlijk ervaren hinder. Overlast en criminaliteit
17
van de (eigen) parkeergelegenheid of wanneer men geconfronteerd wordt met baldadig gedrag van (een van de) personen uit een groep Franse of Belgische toeristen. Tabel 4.6
Percentage respondenten dat slachtoffer van een vermogens of geweldsdelict delict is geweest in de eigen buurt 1996 2002 2006 Slachtofferschap vermogensdelicten 12 12 12 Slachtofferschap geweldsdelicten 9 41 82
1
significant verschil ten opzichte van 1996, p < 0,05
4.2
2
significant verschil ten opzichte van 2002, p < 0,05
Overige gegevens
Naast een bewonersenquête hebben tijdens de onderzoeksperiode enkele activiteiten plaatsgevonden die een beeld geven van de aard en de omvang van de overlast en criminaliteit. Het gaat om een handtekeningenactie van de actiegroep De Grens is Bereikt, een gemeentelijke bevraging van de bewoners via een website, een inloopdag (Overlast: 'Zegt u het maar') en een globale analyse van de registraties van het project Houdgreep. Actiegroep De Grens is Bereikt De actiegroep "De grens is bereikt" stelt dat het softdrugtoerisme richting Terneuzen in alle wijken (verkeers)overlast veroorzaakt. De actiegroep exploiteert een website (www.drugsdestaduit.nl) en heeft 5700 handtekeningen van bewoners ingezameld en aan het gemeentebestuur aangeboden. De voornaamste klachten van de actiegroep zijn: parkeeroverlast; verkeershinder door drugstoeristen; en wildplassen. Overlast: 'Zegt u het maar' Op donderdag 15 februari 2007 heeft de gemeente Terneuzen een inloopmiddag en –avond georganiseerd waarop inwoners persoonlijk hun mening konden geven over de overlast die zij ervaren. In een persoonlijk gesprek met een medewerker van de gemeente werden overlast, mogelijke oplossingen of suggesties genoteerd. Zo'n 30 bewoners hebben gebruik gemaakt van de inloopmogelijkheid. Ook via de website van de gemeente Terneuzen konden burgers reageren. Er zijn ongeveer 170 reacties via de website binnengekomen. De klachten die zowel inloopmogelijkheid als de website genereerden betreffen bijna allemaal parkeer- en verkeersoverlast. In mindere mate wordt ook overlast door zwerfafval en wildplassen aangegeven. Ook geven enkele bewoners aan onveiligheidsgevoelens te ervaren, louter door de aanwezigheid van de (buitenlandse) coffeeshopbezoekers. Opvallend was dat er ook enkele mensen reageerden die helemaal geen overlast ervaren van de coffeeshops. Mogelijke oplossingen die door burgers worden aangedragen zijn: verplaatsen van de coffeeshops uit de binnenstad (meest voorkomende suggestie), diverse oplossingen voor de parkeerdruk (vooral met betrekking tot de specifieke woonsituatie van de respondent), striktere handhaving (lik-op-stuk, wielklemmen, coffeeshops tijdelijk sluiten) en het herinvoeren van het nulbeleid ten aanzien van coffeeshops. Houdgreep Het project Houdgreep houdt enkele gegevens bij ten aanzien van overtredingen op de Opiumwet en hun (preventieve) controles van de softdrugsklanten. Deze gegevens zijn voor een periode november 2004 tot november 2006 verzameld en geanalyseerd (Gemeente Terneuzen 2006b). Uit de gegevens blijkt dat: • het aantal personen dat bij controle de vijfgramsnorm heeft overtreden in de periode daalt: 22% in 2006 tegenover 26% in 2004; • Fransen frequenter de vijfgramsnorm dan Belgen overtreden. Nederlanders overtreden deze norm nauwelijks; 18
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
• •
•
het percentage personen dat harddrugs bij zich heeft in de twee jaren is gedaald. In beide jaren heeft geen enkele persoon zowel harddrugs al softdrugs bij zich. Dit geeft aan dat er in Terneuzen een duidelijke scheiding der markten is; het aantal Nederlanders in de politiegegevens in vergelijking met twee jaar geleden met de helft is gedaald. Deze procentuele daling kan een gevolg zijn van de toegenomen proportie Belgische bezoekers uit Antwerpen en Brussel. Door het wijzigen van de sluitingstijden in Roosendaal en Bergen op Zoom is het aannemelijk dat de stroom bezoekers is uitgeweken richting Terneuzen; de gemiddelde leeftijd van de bezoekers hoger is dan twee jaar geleden. De Fransen zijn opvallend jonger dan de Belgen en Nederlanders. De gemiddelde leeftijden (in 2006) zijn respectievelijk 24, 26 en 28 jaar.
Onderdeel van Houdgreep is de gratis drugsoverlastlijn (0800-0225085). Het aantal telefonische meldingen geeft een indicatie van de overlast die de inwoners van de gemeente ervaren. Het blijkt dat het aantal meldingen sinds 2000 sterk is gedaald, maar dat sinds 2005 het aantal opnieuw stijgt. Dit heeft vooral te maken met het feit dat sindsdien het werkgebied van Houdgreep is uitgebreid met de gemeenten Sluis en Hulst (inwoners van deze gemeenten kunnen ook de overlastlijn bellen). Verder is er een aantal personen die meerdere malen (per dag) over hetzelfde voorval een melding doen. In 2006 zijn 225 meldingen binnengekomen bij de drugsoverlastlijn, waarvan er 175 betrekking hadden op de gemeente Terneuzen. Naast de meldingen via de drugsoverlastlijn kunnen eveneens meldingen van drugsoverlast bij Houdgreep binnenkomen via meldingen bij Meld Misdaad Anoniem (MMA), via processen verbaal van politiefunctionarissen, via de balies van de politiebureaus en via algemeen telefonisch contact met de politie Zeeland (0900-8844). In totaal gaat het om ongeveer 300 meldingen in 2006. Wijkraad Binnenstad De wijkraad van de binnenstad van Terneuzen komt periodiek bijeen om de lopende zaken omtrent ruimtelijke ordening, economische zaken en openbare orde met de gemeente te bespreken. Ook de stand van zaken omtrent overlast in de binnenstad komen in deze bijeenkomsten aan bod. In januari 2007 zijn ook vertegenwoordigers van een coffeeshop en de actiegroep "De grens is bereikt" aanwezig tijdens de wijkraadvergadering. Uit het verslag (van 08-01-2007) blijkt dat de wijkraad van de binnenstad de aard en de omvang van de overlast in vergelijking met de situatie eind jaren negentig marginaal vindt. De wijkraad houdt graag vast aan het gedoogbeleid zoals dat reeds jaren geldig is. Toch ziet zij in de afgelopen periode de drukte rondom de coffeeshops toenemen wat volgens haar, naast de recente bouwprojecten en het nieuwe parkeerbeleid, mede oorzaak is van de grootschalige parkeerproblematiek. Ook merkt de wijkraad op dat de straathandel terug lijkt te komen. Om de overlast adequater aan te pakken is volgens de wijkraad vooral winst te behalen in het blijven melden bij de bestaande telefoonnummers. Op termijn is volgens de wijkraad wellicht een derde coffeeshop nodig, waarbij het wenselijk is dat ook een pasjessysteem voor de kopers wordt ingevoerd.
Overlast en criminaliteit
19
20
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
5.
BUUR- EN GRENSGEMEENTEN
In december 2006 en januari 2007 hebben interviews met burgemeesters, politiemedewerkers en ambtenaren van de Nederlandse en Belgische buur- en grensgemeenten plaatsgevonden. Verder zijn door middel van deskresearch en interviews met gemeenteambtenaren en politiefunctionarissen de recente ervaringen van andere Nederlandse grensgemeenten met coffeeshops nagegaan.
5.1
Buurgemeenten
Bij de buurgemeenten gaat het om de gemeenten Hulst en Sluis (Nederland) en Zelzate, Assenede, Wachtebeke, Moerbeke-Waas, Stekene, Maldegem, Evergem en Gent (België). Daarnaast is ook de Oost-Vlaamse drugscoördinator geïnterviewd. Hij coördineert de strategische doelstellingen inzake drugsbeleid van de provincie Oost-Vlaanderen.1 Huidige lokale beleid De Nederlandse buurgemeenten van Terneuzen, Hulst en Sluis, kennen beide al lange tijd een nulbeleid ten aanzien van coffeeshops. In Hulst zegt men door het nulbeleid geen volledige duidelijkheid te kunnen verkrijgen over softdruggerelateerde problemen. Sluis ervaart geen noemenswaardige knelpunten. Zowel Hulst als Sluis werken sinds 1 januari 2006 samen met de Gemeente Terneuzen in het Project Houdgreep, het project ter bestrijding van drugsoverlast. Beide gemeenten leveren daartoe een financiële bijdrage. Daarnaast zitten de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten samen in het convenant ‘Ontmanteld’, een project ter bestrijding van hennepteelt. Het behoeft geen betoog dat geen enkele Belgische buur- of grensgemeente een coffeeshopbeleid heeft. Er is in bijna alle gemeenten sprake van een lokaal drugbeleid, hetzij op gemeentelijk niveau, hetzij op politioneel niveau (binnen de politiezone). Op lokaal en provinciaal niveau ligt de nadruk veelal op preventieve activiteiten via scholen en jeugdinstellingen. Er worden geen specifieke knelpunten aangegeven binnen het lokale beleid. Geen enkele Belgische gemeente werkt rechtstreeks samen met de gemeente Terneuzen met betrekking tot het drugsbeleid c.q. drugstoerisme. Hier en daar wordt wel aangegeven dat er via politie wel sprake is van dialoog, vooral inzake verkeer. Overlast en illegale handel Zowel Hulst als Sluis geven aan geen specifieke overlast te ervaren van softdrugstoerisme richting Terneuzen. De invalswegen naar Terneuzen kruisen geen dorpskernen, waardoor volgens hen niet echt sprake is van overlast vanwege doorrijverkeer. In Sluis zijn enkele problemen met softdrug- en alcoholgebruik in de nabijheid van middelbare scholen. De gemeente Sluis heeft hierop gereageerd door aanpassingen door te voeren in de APV waardoor personen in het bezit van softdrugs in de nabijheid van scholen strenger kunnen worden aangepakt. Verder zijn er bij de gemeente geen illegale verkooppunten bekend. De problemen waarmee Hulst te kampen heeft, zijn illegale verkooppunten en dealen op straat. Af en toe krijgt de gemeente klachten van burgers over dealen aan de voordeur of nabij 1
Het betreft met name: betere samenwerking tussen de verschillende voorzieningen (zowel verslavingszorg als preventie); het streven naar betere regionale spreiding van het aanbod; en het financieel en inhoudelijk ondersteunen van de gemeenten inzake drugspreventie.
Buur- en grensgemeenten
21
scholen. Eind 2006 kent Hulst ongeveer tien panden van waaruit werd gedeald. Deze worden of zijn reeds aangepakt via Project Houdgreep. Beide gemeenten geven aan dat er zich geen specifieke wijzigingen hebben voorgedaan in de lokale situatie sinds het stijgen van de bezoekersaantallen bij de coffeeshops in Terneuzen. Van alle Belgische geïnterviewde gemeenten zijn het vooral Zelzate, Moerbeke-Waas en Evergem die zeggen overlast te ervaren van softdrugstoeristen. Zelzate heeft twee grote grensovergangen met Terneuzen (één langs weerskanten van het kanaal Gent-Terneuzen), de Tractaatweg en de N252 door Sas van Gent. Het doorrijverkeer in Moerbeke-Waas is anders van aard: het gaat om kleinere wegen die een grensovergang kennen en rechtstreeks in verbinding staan met autosnelweg de E34 Knokke – Antwerpen. Het doorrijverkeer door Evergem situeert zich op de R4, het verlengde van de Tractaatweg en de N252. Het gaat hierbij niet specifiek over overlast door woonkernen, maar om verkeersdruk van en naar Terneuzen. Assenede en Wachtebeke grenzen ook voor een groot gedeelte aan Terneuzen, maar ervaren geen overlast van softdrugstoeristen. De kleinere verbindingswegen door deze gemeenten leveren geen overlastproblematiek op. Stekene grenst maar voor een klein gedeelte aan Terneuzen, waardoor ook hier niet echt sprake is van problemen met doorrijverkeer. Ten slotte geeft Gent aan niet meer last te hebben van doorrijverkeer dan de gemiddelde stad met een omvang als Gent. De softdruggerelateerde overlast in deze gemeenten is overal vrijwel hetzelfde: dealen op speelpleintjes en cannabis die wordt doorverkocht onder jongeren. Enkel in Gent is er daarnaast sprake van illegale dealpanden en een meer grootschalige drugsproblematiek. Dit zou echter losstaan van de coffeeshops in Terneuzen. Er zijn hierbij in de afgelopen jaren geen drastische veranderingen opgetreden in de verschillende gemeenten (op Gent na, waar het fenomeen dealpanden uitermate grillig is). Toekomstig coffeeshopbeleid Terneuzen: verplaatsing shop(s) De beleidsambtenaren uit Sluis en Hulst menen dat er geen draagvlak is onder inwoners of politieke partijen om één of beide coffeeshops richting hun gemeente te verplaatsen. Zij geven tevens aan dat een verplaatsing (vooral tussen Terneuzen en de grens, maar ook niet specifiek richting hun gemeentegrens) geen voor- of nadelen inhoudt voor hun gemeente. Bovendien zullen de inwoners van deze gemeenten niet frequenter de coffeeshops bezoeken, mocht een verplaatsing het geval zijn. De burgemeesters en beleidsambtenaren uit de Belgische gemeenten zien eveneens geen draagvlak onder hun inwoners voor een verplaatsing van de Terneuzense coffeeshops richting de grens. De burgemeesters aan de grens zijn sterk gekant tegen een verplaatsing van de shops naar de onmiddellijke nabijheid van de grens, dus ook hun gemeentegrens. Een dergelijke verplaatsing kan leiden tot meer bezoekers aan de coffeeshops uit hun gemeente, waardoor het lokale beleid in het gedrang komt. Een minder verregaande verplaatsing van de shops, op een respectabele afstand van de grens, achten alle burgemeesters wél bespreekbaar. Zij wensen in een goede dialoog met de gemeente Terneuzen tot een gemeenschappelijke oplossing te komen. De provinciale drugscoördinator onderschrijft deze denkwijze. Verder geven allen aan dat een modale verplaatsing niet zou leiden tot een gewijzigde situatie in hun gemeente. Voorwaarden die worden genoemd voor mogelijke vestigingsplaatsen zijn onder meer: voldoende zicht op de omgeving van de coffeeshops en gelegen aan een grote invalsweg.
22
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
Toekomstig coffeeshopbeleid Terneuzen: extra shop(s) Inzake een mogelijke extra coffeeshop in Terneuzen geven Sluis en Hulst hetzelfde antwoord als bij de vraag naar de verplaatsing: een draagvlak is er waarschijnlijk niet, maar een wezenlijk verschil zou het voor hun gemeenten niet uitmaken. Ook de Belgische burgemeesters geven aan dat er geen draagvlak is in hun gemeente voor een extra shop. Zij zijn unaniem van mening dat een extra shop leidt tot meer bezoekers uit België en dus ook uit hun gemeenten. Opheffen van het gedoogbeleid in Terneuzen: sluiting coffeeshops Zowel Hulst als Sluis is van mening dat een sluiting van de Terneuzense coffeeshops negatieve gevolgen zou hebben voor hun lokale situatie. Zij vrezen dan een stijging van illegale verkooppunten en straatdealers in hun gemeente. Bovendien zullen dan waarschijnlijk veel drugstoeristen in hun gemeente blijven hangen. Twee Belgische burgemeesters zijn voorstander van het sluiten van de Terneuzense coffeeshops. Alle overige functionarissen van gemeenten zien alleen negatieve gevolgen voor hun gemeente mochten de coffeeshops sluiten. Daarbij denken zij vooral aan een mogelijke verplaatsing van de handel naar hun gemeente en in sommige gevallen ook een stijging van het aantal hennepkwekerijen op hun grondgebied. Vooral Gent (met bijna 250.000 inwoners), voorspelt een grotere toestroom van nieuwe cannabisdealers.
5.2
Grensgemeenten
Om de ervaringen van andere Nederlandse grensgemeenten met coffeeshops nader in kaart te brengen zijn gesprekken gevoerd met betrokkenen in de vijf grensgemeenten Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda, Maastricht en Venlo. Analoog aan de buurgemeenten wordt hieronder kort ingegaan op het huidige beleid in deze gemeenten en de ervaringen die deze gemeenten hebben met het verplaatsen van coffeeshops dan wel uitbreiden van het aantal coffeeshops. Huidige lokale beleid Het coffeeshopbeleid is in alle vijf gemeenten, evenals in Terneuzen, in het midden van de jaren negentig voor het eerst vormgegeven. Naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld de aanpassing van de AHOJ-G richtlijnen en de cannabisbrief van 2004) en lokale evaluaties hebben aanpassingen van het gemeentelijk beleid plaatsgevonden. Het gaat dan met name om aspecten als handhaving en niet zozeer om locatiebeleid of het aantal coffeeshops. In alle vijf gemeenten is er sprake van een maximumbeleid. In Maastricht spreek men van een afnemend maximum, hetgeen betekent dat als er een coffeeshop verdwijnt er geen nieuwe voor in de plaats komt. In Maastricht zijn 15 coffeeshops aanwezig, terwijl één coffeeshop momenteel op grond van de Wet Bibob (tijdelijk) gesloten is. In Breda zijn negen coffeeshops aanwezig, één minder dan het maximum. In Venlo zijn vijf coffeeshops aanwezig, terwijl in Bergen op Zoom en Roosendaal vier coffeeshops aanwezig zijn. In alle vijf gemeenten blijkt er in de omringende gemeenten geen sprake te zijn van gedoogde verkooppunten. In de gemeenten liggen de coffeeshops meestal verspreid over de binnenstad. In Maastricht zijn 13 van de 15 geconcentreerd in twee gebieden van de binnenstad. In Venlo zijn eind 2004 twee coffeeshops verplaatst. Deze zijn redelijk geïsoleerd gevestigd nabij de snelweg naar de Duitse grens. In tabel 5.1 zijn enkele relevante cijfers over het coffeeshopbeleid weergegeven.
Buur- en grensgemeenten
23
Tabel 5.1
Vergelijking coffeeshopdichtheid en percentage buitenlandse toeristen. Terneuzen Venlo Maastricht Breda Bergen op Roosendaal zoom Aantal shops 2 5 15 9 4 4 Aantal inwoners 56.000 92.000 123.000 166.000 66.000 78.000 0,36 0,54 1,22 0,54 0,60 0,51 Dichtheid per 10.0001 Totaal aantal 2.3006.000 4.5002 onbekend Gezamenlijk bezoekers per dag 2.900 ±3000 Percentage buiten90 80 70 onbekend onbekend onbekend landse bezoekers
1
Januari 2007 2 Bron: Oude Wansink 2001
Uit tabel 5.1 blijkt dat de gemeente Terneuzen in vergelijking met andere grensgemeenten een relatief lage coffeeshopdichtheid heeft. Per 10.000 inwoners zijn er 0,36 coffeeshops aanwezig. De coffeeshopdichtheid in Venlo, Breda, Bergen op Zoom en Roosendaal ligt tussen 0,51 en 0,60, terwijl in Maastricht met 1,22 sprake is van een zeer hoge dichtheid. De vijf gemeenten werken met vergelijkbare gedoogverklaringen en horecaexploitantenvergunningen. Ten aanzien van de handhaving van deze vergunningen en de controle van de AHOJ-G criteria zijn er geen noemenswaardige knelpunten in het lokale beleid. Meerdere respondenten spreken echter over de achterdeurproblematiek en het (toenemend) probleem van softdrugstoerisme. Softdrugstoerisme In alle gemeenten is er sprake van drugstoerisme. Uit tabel 5.1 blijkt dat de gemeente Terneuzen het hoogste percentage buitenlandse bezoekers kent. In Breda, Bergen op Zoom en Roosendaal is geen percentage bekend. Het lijkt er echter op dat de gemeente Breda het minst wordt geconfronteerd met buitenlandse kopers. Drugstoerisme is volgens de betrokkenen in deze gemeente verweven met regulier toerisme. In Maastricht is de omvang van het aantal sofdrugstoeristen op dit moment onduidelijk. De enige beschikbare omvangschatting van het aantal klanten bedraagt 4.500 per dag, maar is reeds enkele jaren oud (Oude Wansink 2001). De softdrugtoeristen in Maastricht zijn naast België ook afkomstig uit het Ruhrgebied in Duitsland, het noordoosten van Frankrijk en uit Luxemburg. Naar schatting komen er elke week in totaal ongeveer 22.000 softdrugstoeristen naar Bergen op Zoom en Roosendaal, ruim 3000 per dag. De meeste sofdrugstoeristen komen met de auto naar Bergen op Zoom. Het betreft voornamelijk Belgische toeristen. Franse softdrugstoeristen zijn de laatste jaren in mindere mate aanwezig in Bergen op Zoom; deze komen per trein naar het aangrenzende Roosendaal. Eén coffeeshop in Roosendaal ligt vlakbij het NS-station. Veel softdrugstoeristen komen met de trein, omdat Roosendaal de eerste grote Nederlandse gemeente is waar de Hogesnelheidslijn (HSL) vanuit Antwerpen en Brussel doorheen komt. Het traject van de HSL uit Antwerpen en Brussel gaat overigens veranderen. Binnenkort is Breda de eerste grote Nederlandse gemeente waar de HSL doorheen rijdt. Verwacht wordt dat hierdoor het aantal softdrugstoeristen in Roosendaal zal afnemen en in Breda zal toenemen. Zowel Bergen op Zoom als Roosendaal geven aan dat het drugstoerisme is afgenomen sinds de aanpassing van de sluitingstijden (naar 20.00 uur). Verondersteld wordt dat met name Franse klanten - die van ver moeten komen - zich hebben verplaatst naar andere gemeenten met gedoogde coffeeshops. De klanten afkomstig uit de steden in Noordwest Frankrijk zouden, gezien de afstanden en aanvoerwegen, eerder kiezen voor Terneuzen dan voor Breda. Wel lijkt de verkoop via het aaltal illegale verkooppunten te zijn toegenomen.
24
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
Overlast en illegale handel In de gemeente Bergen op Zoom beperkt de overlast rondom de gedoogde coffeeshops zich tot parkeeroverlast. Er zijn zelden problemen rondom deze gedoogde coffeeshops. Ook is er nauwelijks sprake van illegale verkoop in de gemeente. In de gemeente Roosendaal is de overlast omtrent de gedoogde coffeeshops verweven met de overlast van een aantal illegale verkooppunten die in dezelfde straat liggen. Er is sprake van parkeer- en verkeersoverlast, rommel op straat en overlast van rondhangende personen, waaronder straatdealers en drugsrunners. De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom kennen sinds januari 2003 het gezamenlijke project Courage om de drugsoverlast te verminderen, het veiligheidsgevoel van de burger te verhogen en het vertrouwen van de burger in de overheid te bewerkstelligen. Een politieteam van 12 personen richt zich voornamelijk op de controle op naleving van de Opiumwet: het oprollen van hennepkwekerijen en het aanpakken van illegale verkooppunten en straathandel. Onlangs is het project geëvalueerd met als conclusie dat de eerste doelstellingen zijn behaald, maar dat een verdiepings- en verbredingslag (richting criminele organisaties) noodzakelijk is om het probleem grondiger aan te kunnen pakken. In de gemeente Venlo is sinds midden jaren negentig sprake van een grootschalige overlast die gerelateerd is aan de verkoop van softdrugs. Er is sprake van tientallen verkooppunten van softdrugs en van grootschalige straathandel. Met name de Duitse vraag naar cannabis bepaalt het feit dat vraag en (legale en illegale) aanbod in het logistiek centraal gelegen Venlo samenkomen en voor overlast zorgen. Voor de aanpak van de drugsproblematiek in Venlo is in 2001 een drie sporen beleid ontwikkeld, Hektor geheten, dat zich richt op handhaving; vastgoed; en coffeeshopbeleid. Vooral de handhavinginspanningen tussen 2001 en 2005 zijn succesvol en hebben geleid tot de afname van het aantal drugspanden en een sterke beperking van het aantal softdrugsdealers op straat (Snippe e.a. 2005, 2006). Momenteel is sprake van een beperkt aantal illegale verkooppunten. De overlast van softdrugstoeristen in de binnenstad is grotendeels verdwenen. Met de toepassing van het Bibob-instrumentarium, een vergunningenstelsel voor grow- en smartshops, een nadere analyse van de criminele organisatie achter de softdrugshandel en een permanent toezicht op de stroom softdrugstoeristen proberen gemeente, politie en andere betrokkenen de overlast zoveel mogelijk beheersbaar te houden. Ook in Maastricht en Breda is reeds enkele jaren sprake van overlast van softdrugskopers en van illegale verkoop. Omtrent de aard en omvang van illegale verkoop in deze gemeenten zijn echter geen concrete gegevens voorhanden. In Breda spreken de respondenten over een beperkt aantal verkooppunten. Deze zouden voornamelijk gelieerd zijn met enkele (legale) smart- en growshops. Van straathandel zou in Breda nauwelijks sprake zijn. In Maastricht is door het softdrugstoerisme sprake van in totaal zeven gedoogde coffeeshops die als overlastlocaties zijn bestempeld. Deze shops zouden volgens de betrokkenen als eerste uit de binnenstad verplaatst dienen te worden. Met deze verplaatsing hoopt de gemeente ook beter grip te krijgen op de illegale verkoop en straathandel die nu vanuit panden in de nabijheid van het concentratiegebied van de coffeeshops plaats lijkt te vinden. Ervaringen met verplaatsingen Sinds december 2005 is de gemeenteraad van Maastricht van mening dat het huidige beleid moet worden herzien en dat er met name dient te worden gekeken naar mogelijkheden tot spreiding. De omliggende gemeenten Eijsden en Meerssen zouden daar een belangrijke functie in kunnen vervullen. Deze gemeenten hebben hun medewerking aan de mogelijke vestiging van coffeeshops in hun gemeente, na een eerdere toezegging, echter afgewezen. Buur- en grensgemeenten
25
Om dit moment is de gemeente zelf bezig om een deel van de coffeeshops in de binnenstad op vrijwillige basis te verplaatsen naar twee gebieden in de periferie. In de loop van 2007 wordt nader afstemming over deze verplaatsing(en) verwacht. In 2004-2005 is vanuit de lokale politiek van Bergen op Zoom geroepen om de verplaatsing van een coffeeshop richting de grens, met als doelstelling de stroom softdrugstoeristen uit de binnenstad te weren. De verplaatsing heeft niet plaatsgevonden omdat die politiek niet haalbaar leek. Nederlandse en Belgische buurgemeenten zouden daarbij een belangrijke stem hebben gehad. Op dit moment is het project Courage bezig met het schrijven van een aantal scenario's voor het toekomstig coffeeshopbeleid. Een van de scenario's is het verplaatsen van een coffeeshop richting de grens. De gemeente Venlo heeft uitgebreide ervaring met het verplaatsen van coffeeshops. Eind 2004 zijn twee coffeeshops verplaatst van het centrum van de stad richting de Duitse grens, waar zij nu gezamenlijk zijn gevestigd in een voormalig horecapand. Na de verplaatsing is er nog één coffeeshop in de binnenstad aanwezig, terwijl twee coffeeshops aan de rand van de binnenstad, in nabijheid van het NS-station zijn gevestigd. De verplaatsing heeft het straatbeeld in de binnenstad sterk veranderd (Bieleman e.a. 2006). Het aantal Duitse kopers van softdrugs is er afgenomen evenals het aantal drugsdealers en drugsrunners. Door de verplaatsing komt een groot deel van de sofdrugstoeristen niet meer naar de binnenstad voor softdrugs en veroorzaakt daar derhalve geen overlast meer. Uit een bewonersenquête blijkt dat de bewoners van de binnenstad een jaar na de verplaatsing van de twee coffeeshops eveneens minder overlast ervaren. De verplaatsing heeft niet geleid tot een toename van overlast van harddrugsverslaafden, straatdealers, drugrunners en prostitutie in de directe omgeving van de nieuwe locatie. Door het grote aantal klanten van de twee coffeeshops op de nieuwe locatie ervaren de direct omwonenden evenwel regelmatig overlast van met name jeugdige softdrugsklanten. De politie, gemeente en coffeeshophouder hebben gedurende het jaar na de verplaatsing deze overlast en de (extra) verkeersproblematiek voor bewoners kunnen beperken. De ontwikkelingen maken echter duidelijk dat voor het beheersbaar houden en mogelijkerwijs verder reduceren van de problematiek permanente inzet van politie, gemeente en overige betrokkenen en een integrale aanpak noodzakelijk is. De overige gemeenten (Breda, Roosendaal) hebben geen ervaringen met het verplaatsen van coffeeshops Ervaringen met extra shops Geen van de gemeenten heeft in de afgelopen jaren concrete ervaringen opgedaan met het vestigen van extra coffeeshops. Er is volgens de meeste respondenten geen sprake geweest van ontwikkelingen aan de vraagzijde die, mede in verband met het maximumbeleid, het vestigen van extra shops zou rechtvaardigen. Alleen in de gemeente Venlo is sinds begin 2006 sprake van een toenemende druk van softdrugstoeristen op de twee coffeeshops die eind 2004 zijn verplaatst richting de grens. Reden voor de gemeente om te laten onderzoeken welke behoefte en draagvlak er was voor extra shops, welke mogelijke consequenties dit zou hebben, en welke andere vestigingsalternatieven binnen het bestaande beleid mogelijk waren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft de gemeenteraad vastgesteld geen duidelijke positieve of negatieve aanwijzingen te hebben om het aantal en de locaties van de vijf coffeeshops te wijzigen (Gemeente Venlo 2006).
26
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
6.
AANPAK SOFTDRUGSTOERISME
In
dit hoofdstuk komen de (juridische) beleids(on)mogelijkheden aan bod die het softdrugstoerisme op korte en middellange termijn zouden kunnen beperken. Tevens wordt aandacht besteed aan de wijzen waarop het (koop)gedrag van buitenlandse drugstoeristen zou kunnen worden beïnvloed. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een resumé waarin nader wordt ingegaan op deze eerste twee onderzoeksvragen.
6.1
Beleids(on)mogelijkheden
Op basis van literatuurstudie en interviews met betrokkenen in de gemeente Terneuzen is een aantal mogelijkheden verkend om de omvang van het softdrugstoerisme naar de gemeente Terneuzen te beperken. Het gaat om: verbod van verkoop aan niet-ingezeten; aanpassing van beleid van de buur- en grensgemeenten; verhoging van de maximale toegestane verkoophoeveelheid per persoon per dag; aanpassing van de openingstijden van de coffeeshops, en een explicieter verbod op affichering. Hieronder wordt nader ingegaan op deze mogelijkheden. Verbod verkoop aan niet-ingezetenen In hoeverre is het in juridische zin mogelijk om de toegang tot Nederlandse coffeeshops te beperken tot Nederlandse ingezetenen? In de brief van de regering aan de Tweede Kamer van 8 februari 2006 reageren deze op het ‘Manifest van Maastricht: experiment voor het regulering van de teelt en handel van softdrugs’.1 Hoewel deze brief gaat over de ‘achterdeurproblematiek’, wordt daarin ook verwezen naar een pilot in Maastricht waarin de toegang tot coffeeshops wordt beperkt tot Nederlandse ingezetenen. Inmiddels is de APV van de gemeente Maastricht begin 2007 gewijzigd. Daarin is vastgelegd dat er bij wijze van proef in één van de 14 coffeeshops geen buitenlanders meer mogen komen. In deze coffeeshop is zowel de verkoop van softdrugs aan buitenlanders verboden, als het toelaten van buitenlanders die niet kopen, maar wel willen gebruiken. Eén van de coffeeshops is hiertoe aangewezen. Alhoewel de gemeente (nog) niet in de openbaarheid is getreden met deze invulling van het experiment, moet de coffeeshophouder zich in principe formeel gezien nu al aan de regel houden. De bedoeling is dat het experiment een proefproces zal opleveren, waarin het toegangsverbod voor buitenlanders juridisch wordt getoetst. Over dit experiment is in juridische zin wel het een en ander te zeggen. In Nederland is op basis van artikel 1 Grondwet, de Algemene wet gelijke behandeling tot stand gekomen. Volgens deze wet is het maken van direct onderscheid – dus onderscheid dat rechtstreeks gebaseerd is op een discriminatiegrond – niet toegestaan, tenzij er een uitdrukkelijke uitzondering is opgenomen in de wet zelf. Alleen bij indirect onderscheid is er ruimte voor een algemene objectieve en redelijke rechtvaardigingstoets. Aangezien de grond nationaliteit is opgenomen in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) lijkt er sprake van een (verboden) direct onderscheid, tenzij de wet een expliciete uitzondering toelaat op dit vlak. Met betrekking tot nationaliteit zijn slechts twee uitzonderingen opgenomen in de AWGB. Het verbod geldt aldus artikel 2 lid 5 onder a niet: indien het onderscheid is gebaseerd op algemeen verbindende voorschriften of geschreven of ongeschreven regels van internationaal recht (1) en in gevallen waarin de nationaliteit 1
TJ 2005/06, 24 077, nr. 179, p. 5.
Aanpak softdrugstoerisme
27
bepalend is (2). Bij die laatste uitzondering gaat het alleen om zaken op het gebied van sport of spel waarbij het aan Nederlanders is voorbehouden om deel te nemen aan wedstrijden ter vertegenwoordiging van het land (art. 3 Besluit Gelijke Behandeling). Mogelijk is het maken van onderscheid dus wel geoorloofd op basis van algemeen verbindende voorschriften of geschreven of ongeschreven regels van internationaal recht. Het verbod kan in elk geval niet gelden voor ‘derde-landers’, burgers uit landen buiten de Europese Unie, omdat er voor hen geen uitzonderingen mogelijk zijn. Mag EU-burgers de toegang tot een coffeeshop worden ontzegd of stuit dat ook op het discriminatieverbod van de AWGB? Hierbij zijn de bepalingen uit het Europees recht over het vrij verkeer van diensten relevant (het vrij verkeer van goederen is hier niet relevant omdat in vrijwel alle andere EU-Lidstaten ook softdrugbezit verboden is, en het dus niet voor vrij grensverkeer in aanmerking komt). Coffeeshops bieden immers een dienst aan: zij verkopen niet alleen softdrugs, maar bieden de consument de mogelijkheid deze ter plaatse te consumeren. In beginsel hebben onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie het recht in een andere lidstaat diensten te ontvangen onder dezelfde voorwaarden als de eigen onderdanen van die lidstaat, zelfs als die dienst (softdruggebruik in een coffeeshop) in de eigen lidstaat verboden is. Onder bepaalde voorwaarden is het een lidstaat echter toch toegestaan dienstenontvangers afkomstig uit vreemde lidstaten, ongelijk te behandelen: artikel 46 E.G.-Verdrag bepaalt dat de vrijheid van vestiging, het vrij verkeer van werknemers en het vrij verkeer van diensten beperkt mogen worden ter bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Nederland zou kunnen inroepen dat het een beperking wil aanbrengen op het vrije dienstenverkeer omdat het de Nederlandse openbare orde wil beschermen tegen de overlast van Europese (soft)drugstoeristen. Een maatregel ter bescherming van de openbare orde die zich alleen richt tegen niet-onderdanen lijkt echter alleen mogelijk wanneer de betrokken lidstaat het met de openbare orde strijdige gedrag ook bij de eigen onderdanen aan banden probeert te leggen. Hetzelfde geldt voor een tweede mogelijke verantwoording voor de beperking van het vrije drugsverkeer: de bescherming van de gezondheid van de buitenlandse EU-drugstoerist. Zo’n beschermingsmaatregel is slechts dan mogelijk wanneer de Nederlandse overheid inspanningen levert om ook de gezondheid van Nederlandse softdrugsconsumenten te beschermen. Gezien het feit dat Nederland (voorlopig) geen aanstalten maakt om het gedoogbeleid inzake softdrugs voor eigen onderdanen terug te schroeven, lijkt niet te zijn voldaan aan de voorwaarden voor een beperking op het vrije dienstenverkeer. Integendeel, de ongelijke behandeling van eigen onderdanen en onderdanen van vreemde lidstaten op het gebied van softdrugsconsumptie in coffeeshops lijkt hier neer te komen op een naar Europees recht expliciet verboden “middel tot willekeurige discriminatie”. Er is in het verleden één keer eerder geprobeerd de verkoop van softdrugs aan nietingezetenen te verbieden. De gemeente Hengelo formuleerde een stringent sluitingsbeleid met onder meer de bepaling dat coffeeshops zouden worden gesloten indien zij drugs verkopen aan niet in Nederland woonachtige buitenlanders. De president van de rechtbank Almelo achtte dit beleid discriminerend en daarom in strijd met artikel 1 Grondwet. Het maakt onderscheid tussen personen die wel en niet in Nederland woonachtig zijn. Een inbreuk op artikel 1 GW is als hiervoor objectieve en redelijke gronden bestaan weliswaar gerechtvaardigd – en de handhaving van de openbare orde kan als zo’n grond worden
28
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
gezien – maar een inbreuk kan slechts een laatste redmiddel zijn. De burgemeester kan met behulp van andere beleidsregels de overlast bestrijden.2 Aanpassing van het beleid van buurgemeenten Samenwerking met en eventuele aanpassing van beleid in omringende gemeenten zou een verlichting kunnen betekenen van de druk op de gemeente Terneuzen. In de gesprekken met bestuurders en medewerkers van buurgemeenten is daarom gevraagd welke rol hun gemeente zou kunnen spelen om het softdrugstoerisme naar Terneuzen in te dammen. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking op het gebied van preventie en repressie, maar ook aan het (op termijn) toestaan van een vorm van gedoogd aanbod. De gemeente Sluis geeft aan medewerking te willen verlenen aan Terneuzen om het softdrugstoerisme te verminderen. Dit kan allerlei vormen aannemen: politiecontroles op het gemeentelijk grondgebied, preventiecampagnes et cetera. Het toestaan van een gedoogd aanbod behoort hier echter niet toe. Hulst ziet geen specifieke mogelijkheden tot het beïnvloeden van het softdrugstoerisme; men houdt er vast aan de beleidsnotitie die uitgaat van een nulbeleid. De Belgische burgemeesters geven aan geen rol te willen of kunnen spelen in deze problematiek. Zij verwijzen in bijna alle gevallen naar de lokale en federale Belgische politie. Zij zien het meeste heil in het verbeteren van de verkeersveiligheid in hun gemeenten. Deze dient te worden gehandhaafd door de politiediensten. Tijdens een bijeenkomst van de Vakgroep Veiligheid van de Euregio Scheldemond begin januari 2007, is overigens gepleit voor een intensievere samenwerking wat betreft controles op drugs in het verkeer. Verhoging maximale verkoophoeveelheid. De AHOJ-G criteria voor coffeeshops bepalen onder andere dat er per persoon per dag vijf gram softdrugs mag worden gekocht (een hoeveelheid niet groter dan voor eigen gebruik). Buitenlandse softdrugtoeristen kunnen in Terneuzen derhalve maximaal tien gram per dag aanschaffen in de twee gedoogde verkooppunten. Volgens enkele sleutelinformanten betekent dit dat veel klanten meerdere keren per week de coffeeshops bezoeken. De helft van de geïnterviewde klanten geeft inderdaad aan één (34%) of meerdere keren (16%) per week de coffeeshops te bezoeken. Daarnaast geeft de helft van de buitenlandse kopers aan per bezoek aan Terneuzen wel eens in beide coffeeshops softdrugs te halen. Door enkele sleutelinformanten wordt verwacht dat indien de maximale transactiehoeveelheid per dag wordt verhoogd een deel van de klanten minder vaak naar Terneuzen zal komen. Bovendien zouden dan minder toeristen de illegale verkooppunten, waar doorgaans grote(re) hoeveelheden worden aangeboden, opzoeken. Voor een dergelijke oplossing kunnen echter drie knelpunten worden aangedragen. Ten eerste zal het Openbaar Ministerie niet meewerken aan het loslaten van de richtlijnen van de Procureurs-generaal. Voor aanpassing dan wel afwijking van de landelijk geldende richtlijn zal eerst juridisch en politiek draagvlak moeten bestaan alvorens dit (lokaal) in de praktijk kan worden gebracht. Het tweede knelpunt betreft de maximale handelsvoorraad van 500 gram. Doordat de gemiddelde hoeveelheid per persoon stijgt, zal de druk op de achterdeur van de coffeeshops toenemen. Een derde knelpunt ligt in de aantrekkingskracht van Terneuzen voor softdrugskopers. Indien het alleen in Terneuzen mogelijk zou zijn om grotere hoeveelheden per keer te kopen heeft dit een aantrekkingskracht op zowel softdrugskopers in België en 2
Pres. Rb. Almelo 8 augustus 1994, Gst. 1995, nr. 7007/3. Zoals geciteerd in H.M.B. Breunese, J.G. Brouwer & A.E. Schilder, Wapenen tegen drugsoverlast. Een onderzoek naar het bestuurlijk juridisch instrumentarium, Deventer: 1996, W.E.J. Tjeenk Willink, p. 232. Aanpak softdrugstoerisme
29
Frankrijk als op softdrugskopers in Nederland. Dit heeft vervolgens weer invloed op de achterdeur. Overigens is de 5-grams norm sinds 1995 van toepassing. Voor die tijd bedroeg de maximale hoeveelheid per transactie 30 gram (Bieleman en Naayer 2006). Aanpassing van de openingstijden In Terneuzen zijn de coffeeshops geopend van half tien 's ochtends tot één uur 's avonds. De buitenlandse kopers komen met name vanaf 17.00 uur en in het weekend. Een mogelijke oplossing om de stroom softdrugstoeristen te reduceren kan liggen in de reductie van het aantal openingsuren. Door eerdere sluiting van de coffeeshops kan een deel van de buitenlandse kopers, met name de Franse, besluiten niet meer naar Terneuzen te komen. In Bergen op Zoom en in Roosendaal zijn in 2005 de openingstijden aangepast. In deze gemeenten sluiten de coffeeshops sindsdien om 20.00 uur. Het lijkt erop dat deze vermindering van de openingstijden invloed heeft gehad op de toenemende stromen klanten richting andere coffeeshopgemeenten in de regio (Terneuzen, Breda, Goes). Uit de interviews met de klanten blijkt dat een derde (32%) van de respondenten niet meer naar Terneuzen voor hun softdrugs komt wanneer de coffeeshops om 22.00 uur sluiten, waarbij een aanzienlijk verschil kan worden opgemerkt tussen de Franse en de Belgische respondenten (respectievelijk 45% en 20%). Overigens zou een beperking van de openingstijden kunnen leiden tot een toename van het aantal illegale verkooppunten en de straathandel. Deze illegale verkoop zal zich, zeker in de eerste periode na de aanpassing van de openingstijden, met name richtten op het deel van de bezoekers dat normaliter de de coffeeshops in de avonduren bezoekt. Afficheringsverbod De AHOJ-G criteria bepalen onder andere dat een coffeeshop niet mag afficheren. Behalve een summiere aanduiding op de gevel van de coffeeshop (bijvoorbeeld een naambord) is reclame via etaleren, foldermateriaal of advertenties verboden. In de cannabisbrief (TK 2004) wordt een nadere toespitsing van de OM-richtlijnen op het punt van de affichering in het vooruitzicht gesteld, "zodat dit ook affichering op het internet betreft, waarmee ook de op het buitenland gerichte affichering van en/of door coffeeshops beter aangepakt kan worden". Een striktere handhaving van het afficheringverbod gericht op buitenlandse kopers, met name ten aanzien van het internet, zou de aantrekkingskracht van de coffeeshops in Terneuzen kunnen beperken. De coffeeshops in Terneuzen worden veelvuldig vermeld op het internet. Geen van beide exploiteren echter een eigen website.3 De namen en adressen van de beide coffeeshops zijn wel te vinden op forums, overzichtspagina's en in algemene databases zoals de online telefoongids en de gouden gids. Uit gesprekken met klanten en sleutelinformanten blijkt overigens dat een groot deel van de populariteit van de coffeeshops in Terneuzen te verklaren is door mond op mond reclame (die overigens ook vaak via openbare discussieforums en dergelijke op het internet wordt bepaald).
6.2
Beïnvloeding (koop)gedrag
Uit de onderzoeksactiviteiten is ook een aantal opties naar voren gekomen om het (koop)gedrag van de sofdrugstoeristen in de gemeente Terneuzen te beïnvloeden. Het gaat
3
Weliswaar exploiteert de onderneming Checkpoint een website, maar hier wordt geen reclame gemaakt voor de coffeeshop. De website bevat voornamelijk informatie over het cafe- en restaurantgedeelte van de onderneming. 30
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
om: aanpassing van het parkeer- en verkeersbeleid, intensivering van de drugscontroles, preventief beleid gericht op het gebruiksgedrag, en controle en beperking van de kwaliteit. Parkeer- en verkeersbeleid Uit de interviews met betrokkenen en de overlastmeting onder bewoners blijkt dat een groot deel van problematiek parkeer- en verkeersoverlast betreft. Deze problematiek zou reeds enkele jaren aanwezig zijn, maar is volgens de meeste betrokkenen evenredig aan het aantal drugstoeristen vanaf begin 2006 sterk toegenomen. De meeste respondenten benadrukken dat de huidige parkeer- en verkeersoverlast het gevolg is geweest van een samenloop van omstandigheden: a. het gemeentelijk parkeerbeleid; b. de verschillende bouw en infrastructuurprojecten; en c. de toename van het aantal Belgische en Franse klanten bij de twee coffeeshops. Meerdere respondenten zien in de aanpassing en aanscherping van het parkeer en verkeersbeleid aanknopingspunten om de stroom softdrugstoeristen in te dammen. Op korte termijn is hier volgens deze respondenten veel winst te behalen. Door de intensivering van de parkeer- en verkeerscontroles, verhoging van de boetes voor fout en dubbel parkeren, en het (frequenter) gebruiken van wegsleepregelingen en wielklemmen dienen buitenlandse kopers te worden afgeschrikt. Uit het onderzoek onder de klanten van de coffeeshops blijkt dat toename van de verkeerscontroles rondom de coffeeshops voor ruim de helft (52%) een reden zou zijn om niet meer naar Terneuzen te komen. Een meer repressief optreden heeft overigens wel tot gevolg dat er extra capaciteit nodig is bij de verantwoordelijke handhavinginstanties. Ook de medewerkers van de coffeeshops kunnen op korte termijn een rol spelen bij de aanpak van de verkeersoverlast, bijvoorbeeld in de vorm van toezichthouders rondom de shops en verkeersregelaars op de parkeerplaatsen en in de straten rondom de coffeeshops. Daarnaast kunnen zij voor de intensivering van de handhavinginspanningen een financiële bijdrage verstrekken aan de gemeente. Op middellange termijn worden vooral oplossingen gezien in het uitbreiden van het aantal parkeerplaatsen in de buurt van de coffeeshops en het autovrij of autoluw maken van de straten in de nabijheid van de shops. Ruim een tiende van de buitenlandse bezoekers (13%) geeft aan niet meer naar Terneuzen te komen wanneer de binnenstad van Terneuzen autovrij wordt. Drugscontroles Bij de repressieve (en preventief werkende) aanpak van het softdrugstoerisme in ZeeuwsVlaanderen wordt momenteel een consequent lik-op-stuk beleid toegepast. Bij controles worden personen in bezit van softdrugs gesommeerd afstand te doen van de softdrugs en wordt proces-verbaal opgemaakt. Dit beleid, waarvan een afschrikkende werking uitgaat, dient te worden gehandhaafd en kan worden uitgebreid met onder andere controles in België. Dit betekent dat er (nog) meer drugscontroles worden uitgevoerd en meer ontnemingen en hogere boetes voor bezit van (te grote hoeveelheden) softdrugs worden toegepast. Extra inspanningen betekenen echter dat er investeringen in personele middelen nodig zijn. Uit de klantenenquête blijkt dat een (sterke) toename van de drugscontroles door de politie voor meer dan de helft van de buitenlandse respondenten (54%) een reden zou zijn om niet meer naar Terneuzen te komen. Preventie Verdere winst valt te behalen in een preventieve aanpak van het softdrugstoerisme in België en Frankrijk. Er zou meer samenwerking moeten komen met de buurlanden inzake preventie, bijvoorbeeld op scholen, universiteiten en in jeugdcentra. De jeugd zou beter moeten worden geïnformeerd over het illegale karakter van softdrugsverkoop in Nederland, de schadelijke gevolgen van softdrugsgebruik en de mogelijke consequenties van het Aanpak softdrugstoerisme
31
overtreden van de regels (bezit softdrugs, parkeer- en verkeersboetes, gedrag in het openbaar). Momenteel probeert coffeeshop Checkpoint klanten via (meertalig) foldermateriaal op dergelijke aspecten te wijzen. Ook van het bijsluiten van informatie omtrent de lichamelijke en psychische gevaren van het gebruik van cannabis en de invloed op de rijvaardigheid, kan een preventieve werking uitgaan. De informatie kan bijvoorbeeld verpakt worden in het gripzakje. Beperking van de kwaliteit Uit de enquête onder de klanten van de coffeeshops blijkt dat de kwaliteit van de softdrugs een van de voornaamste redenen is waarom zij hun softdrugs in Terneuzen aanschaffen. Met de kwaliteit wordt onder andere bedoeld dat het THC gehalte, de werkzame stof in (neder)wiet en hasj, in de Nederlandse softdrugs aanmerkelijk is.4 De Nationale Drug Monitor bericht sinds enkele jaren over het gehalte THC in de in coffeeshops verkochte softdrugs en de werking daarvan. Hieruit blijkt dat sinds 2000 het THC-gehalte in nederwiet (sterk) toeneemt, maar dat tussen 2004 en 2005 een daling optrad van 20 naar 18% (NDM 2006). Enkele sleutelinformanten merken op dat in de beperking van en toezicht op de kwaliteit van softdrugs (beperking van het THC-gehalte) een aanknopingpunt ligt voor het terugdringen van softdrugstoeristen. Aangenomen wordt dat indien de kwaliteit beperkt blijft tot een maximaal toegestaan THC-gehalte er minder toeristen zullen komen. Bijna drie kwart van de Franse en Belgische bezoekers (71%) geeft namelijk aan niet meer naar Terneuzen te komen wanneer de kwaliteit van de softdrugs minder zou zijn. Hoe deze controle zou moeten plaatsvinden, en wie daarvoor (financieel) verantwoordelijk zou moeten zijn is onduidelijk: het testen van softdrugs is een tijdrovend en kostbare gelegenheid. Bovendien stuit het op allerlei praktische bezwaren, bijvoorbeeld ten aanzien van de (steeds wisselende) handelsvoorraad. Een ander nadeel van de mogelijke kwaliteitseis is dat deze alleen voor softdrugs uit gedoogde coffeeshops zou kunnen gelden; een kwaliteitscontrole bij illegale verkooppunten is immers onmogelijk. Mogelijk ontstaat er door regulering van de kwaliteit een nieuwe illegale submarkt van betere kwaliteit (en derhalve meer illegale verkooppunten en straathandel). Softdrugsklanten zullen dan wellicht minder de coffeeshops bezoeken, maar zullen eerder geneigd zijn deze illegale punten op te zoeken. Dit zou weer kunnen leiden tot een toename van het aantal gevallen van oplichting, bedreiging en rip-deals in het illegale circuit. Een andere manier om toezicht te houden op de kwaliteit van softdrugs is de legalisatie van de aanvoer van cannabis die bedoeld is voor de verkoop in coffeeshops. In de praktijk zou dit kunnen betekenen dat de gemeente toezicht houdt op de kweek van nederwiet en (steekproefsgewijs) de kwaliteit van de softdrugs controleert. Naast kwaliteitsgarantie heeft deze werkwijze verder voordelen op het gebied van: • grootschaligheid (er zijn minder hennepkwekerijen nodig); • veiligheid (veiligheidseisen ten aanzien van energie- en waterinrichting); • de aanpak van illegale hennepkwekerijen (deze nemen af want de coffeeshop is niet meer van hen afhankelijk). Een mogelijk nadeel van legale hennepteelt is dat deze relatief kostbaar kan zijn, hetgeen zal moeten worden doorberekend in de prijzen in de coffeeshops. De reeds gereguleerde kweek van medicinale cannabis (voor de verkoop aan chronisch zieken via apotheken) 4
Daarnaast zijn ook de kweekwijze en het al dan niet gebruiken van pesticiden van invloed op de kwaliteit. 32
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
blijkt, in vergelijking met de gemiddelde prijs in coffeeshops, tot hogere prijzen per gram te leiden. Een hogere prijs van cannabis in coffeeshops leidt wellicht tot afname van het aantal bezoekers (van de coffeeshops), maar kan vervolgens leiden tot een toename van het illegale circuit. Het grootste knelpunt in de legalisatie van de hennepkweek is het ontbreken van een (landelijk) politiek draagvlak. Controle en toezicht op de kwaliteit van softdrugs zou immers betekenen dat de overheid zich bewust inlaat met een bedrijfstak die de productie faciliteert van een verboden substantie. Met landelijke steun (Tweede Kamer) zou in Terneuzen bij wijze van experiment een proef kunnen worden gestart om nader invulling te geven aan de legalisatie van hennepteelt. Voor een dergelijk experiment dient er echter voldoende draagvlak te bestaan (lokale, regionale en landelijke politiek, coffeeshophouders), dient het formele coffeeshopbeleid te worden aangepast, en dienen de voorwaarden in de gedoogvergunningen te worden veranderd.
6.3
Resumé
In deze paragraaf worden de conclusies voor de eerste twee onderzoeksvragen besproken. A. In hoeverre zijn de beleids(on)mogelijkheden om de toestroom van buitenlandse drugstoeristen terug te dringen van toepassing op de situatie in de gemeente Terneuzen? • Een verbod op de verkoop van softdrugs aan niet ingezeten lijkt niet zonder meer juridisch haalbaar. In Maastricht is inmiddels een experiment gestart dat moet leiden tot een proefprocedure waarin om een rechterlijk oordeel wordt gevraagd. Terneuzen zou de uitkomst daarvan kunnen afwachten. Een andere mogelijkheid zou zijn om zelf een experiment te starten. Zo zou het – indien tot verplaatsing of vestiging van een extra coffeeshop wordt besloten – te onderzoeken zijn of het juridisch mogelijk is om binnen het lokale softdrugsbeleid te differentiëren op basis van herkomst van klanten. • Eventuele (beleids)aanpassingen van buur- en grensgemeenten beperken zich voornamelijk tot intensiveringen in de samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van verkeers- en drugscontroles. Het (op termijn) gedogen van verkooppunten van softdrugs is bij zowel buur- als grensgemeenten onbespreekbaar. • De verhoging van de maximale toegestane verkoophoeveelheid per persoon per dag is in tegenspraak met de landelijk geldende richtlijnen. Een eventuele lokale uitzondering (verhoging van de dagelijkse maximale verkoophoeveelheid) zou kunnen beteken dat bestaande klanten minder vaak naar Terneuzen komen, maar kan evenzeer leiden tot de aantrekking van extra klanten. Verhoging van de maximale dagelijkse verkoophoeveelheid leidt eveneens tot een grotere druk op de achterdeur. • Aanpassing van de openingstijden van de coffeeshops leidt tot vermindering van het aantal sofdrugstoeristen. Met name de Franse bezoekers, die een lange reis moeten maken, zullen hun softdrugs elders gaan halen. Hiervoor is een aanpassing van de gedoogvoorwaarden in de gedoogverklaring noodzakelijk. • Een strikter afficheringverbod gericht op buitenlandse kopers, met name ten aanzien van het internet, kan de aantrekkingskracht van de coffeeshops in Terneuzen beperken. Een formeel afficheringverbod via het internet bestaat echter (nog) niet.
Aanpak softdrugstoerisme
33
B. Op welke wijze kan het (koop)gedrag van buitenlandse drugstoeristen worden beïnvloed zodat zij niet meer naar Terneuzen komen? • Aanscherping van de parkeer- en verkeerscontroles en de inzet van bijvoorbeeld wegsleepregelingen en wielklemmen zijn een adequaat middel om op korte termijn softdrugstoeristen af te schrikken. • Op middellange termijn zijn extra parkeergelegenheden rondom de shops en het autovrij maken van (enkele) straten middelen om de parkeer- en verkeersoverlast te reduceren. • De uitbreiding van de drugscontroles heeft een afschrikkende werking op de softdrugstoeristen. • Preventief beleid gericht op het gebruiksgedrag in België en Frankrijk kunnen op termijn leiden tot beperking van het gebruik onder jongeren en een vermindering van het aantal softdrugstoeristen dat naar Terneuzen komt. • Vermindering van de kwaliteit van nederwiet heeft tot gevolg dat er minder buitenlanders naar de coffeeshops in Terneuzen komen. In de praktijk leidt beperking van de kwaliteit vervolgens wellicht tot de aanwas van een (nieuw) illegaal circuit. De kwaliteitseisen zijn bovendien erg lastig te handhaven. Vooralsnog is het alternatief om de coffeeshops via gelegaliseerde kweek te voorzien van cannabis juridisch en politiek gezien zeer lastig. Mogelijke oplossing Uit bovenstaande blijkt dat een beperking van de omvang van het softdrugstoerisme en een gedragsverandering van de (buitenlandse) bezoekers van de coffeeshops bereikt kan worden door een combinatie van beleidsaanpassingen en uitgebreidere handhaving. Om daadwerkelijk succesvol te zijn is het van belang dat de maatregelen in gezamenlijkheid c.q. integraal worden uitgevoerd. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen eenvoudige(re) maatregelen op korte en meer complexe maatregelen op middellange termijn. Korte termijn (binnen een paar maanden): • uitbreiding van de parkeer- en verkeerscontroles; • voortzetting huidige handhavingsbeleid van politie; • nadere overeenstemming omtrent samenwerking in preventie en repressie met buur- en grensgemeenten. Middellange termijn (vanaf een half jaar): • het creëren van extra parkeerplaatsen rondom de coffeeshops; • aanpassing van de openingstijden van de coffeeshops in het beleid, eventueel met een overgangstermijn voor de aanpassing van vergunningen; • het autovrij maken van enkele straten rondom de coffeeshops; • het uitvoeren van een gericht preventiebeleid in samenwerking met buur- en grensgemeenten; • anonimiteit van de softdrugstoerist weghalen, bijvoorbeeld door invoering van een klantenregistratiesysteem. Een gedoogd aanbod van softdrugs in de gemeente Terneuzen lijkt onontkoombaar. Bij bestendiging van de huidige situatie (twee coffeeshops op de huidige locaties) zal een deel van de buitenlandse softdrugsklanten ongeacht extra investeringen in de repressieve en preventieve aanpak naar Terneuzen blijven komen. Om het gedoogde aanbod beter af te stemmen op de huidige en toekomstige (omvang en herkomst van de) vraag zijn naast bovengenoemde mogelijkheden op lange termijn wellicht wijzingen nodig in het aantal en de geografische ligging van de gedoogde verkooppunten. In het volgende hoofdstuk wordt 34
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
aandacht besteed aan de beantwoording van de derde onderzoeksvraag en de beleidsalternatieven die daarvoor mogelijk zijn.
Aanpak softdrugstoerisme
35
36
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
7.
BELEIDSALTERNATIEVEN
Uit het vorige hoofdstuk komt naar voren dat de aanpak van het softdrugstoerisme op korte en middellange termijn vooral schuilt in de investering in repressieve en preventieve maatregelen. De investeringen op deze terreinen zullen echter op lange termijn het softdrugstoerisme niet volledig terugdringen. In dit hoofdstuk wordt daarom ingegaan op de beantwoording van de derde onderzoeksvraag: welk aanbod sluit beter aan bij de huidige omvang en herkomst van de vraag naar softdrugs, wanneer die onontkoombaar mocht zijn? Uit de gesprekken met zowel betrokkenen in de gemeente Terneuzen als de buur- en grensgemeenten zijn vier verschillende alternatieven van het toekomstig coffeeshopbeleid naar voren gekomen (matrix 7.1). Uitgangspunt is dat door uitvoering van deze alternatieven de verhouding tussen vraag en aanbod op langere termijn goed op elkaar wordt afgestemd. Matrix 7.1
Alternatieven toekomstig coffeeshopbeleid Terneuzen Aantal coffeeshops A. Geen wijzigingen Ongewijzigd B. Een extra coffeeshop buiten de kern Terneuzen Toename mogelijkheid tot dependance C. Verhuizing één of beide coffeeshops Ongewijzigd buiten kern Terneuzen D. Sluiting van beide coffeeshops Afname
Locaties Ongewijzigd Extra locatie buiten de kern gedogen Verplaatsing buiten de stadskern Geen locaties
De alternatieven variëren in ingrijpendheid, zowel in het aantal coffeeshops als in de locaties waar zij zijn of worden gevestigd. In de volgende paragrafen worden per alternatief enkele aspecten gepresenteerd: de randvoorwaarden waaraan de realisering van het beleidsalternatief zou moeten voldoen; de voor- en nadelen; de (beleids)opties van het alternatief; de juridische context; en de verwachte effecten. Nadat de beleidsalternatieven zijn besproken, volgen nog enkele algemene randvoorwaarden die volgens de betrokkenen een belangrijke rol spelen bij het gemeentelijke softdrugsbeleid. Afgesloten wordt met een eerste, indicatieve afweging van de alternatieven aan de hand van enkele criteria.
7.1
Alternatief A. Geen wijzigingen
In deze variant veranderen zowel het aantal coffeeshops als de locaties niet. Voor een betere uitvoering van het coffeeshopbeleid worden echter door meerdere respondenten enkele randvoorwaarden en opties genoemd. Dit betekent dat het maximumbeleid van twee coffeeshops niet wijzigt, maar dat de invulling en handhaving van het coffeeshopbeleid op onderdelen wellicht aangepast dient te worden. Randvoorwaarden • Algemeen niveau handhaving in stand houden (coffeeshops en illegale verkoop). • Verkeersstromen en bijbehorende overlast beheersbaar houden. • Voldoende (financiële) middelen. • Goede infrastructuur rondom de coffeeshops garanderen (parkeergelegenheden, toevoerwegen, bewegwijzering et cetera).
Beleidsalternatieven
37
Voordelen • De directe overlast van beide coffeeshops (geur en geluidsoverlast) is en blijft beheersbaar. • Het formele beleid en de geldende regelgeving blijven goed handhaafbaar, er is echter sprake van een zekere kwetsbaarheid. • Er is geen extra druk op buurgemeenten. De Belgische grensgemeenten krijgen niet te maken met extra verkeersstromen of overlast van nieuwe locaties. Nadelen / risico's • Handhaving van de regels (AHOJ-G) blijft kwetsbaar. Indien één van de coffeeshops de regels (meerdere malen) overtreedt, dient de coffeeshop (tijdelijk) te worden gesloten. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor: a. de druk op de overgebleven coffeeshop (meer klanten); b. overlast van rondhangende/wachtende klanten (toename); c. de overlast van straathandel (toename); en d. het aantal illegale verkooppunten (toename). • Gezien de onderlinge fysieke nabijheid kunnen veel klanten (met name Franse) bij beide coffeeshops hun softdrugs halen. Op deze wijze is de aankoop van een hoeveelheid groter dan voor eigen gebruik (5 gram) eenvoudig. • De druk op de coffeeshops blijft hoog. Met name Checkpoint kent een gestage groei van bezoekers in het afgelopen anderhalf jaar. De vergunninghouder geeft aan dat het plafond soms bijna bereikt wordt. Dit betekent eveneens een grote druk op de achterdeur, oftewel de bevoorrading van de coffeeshop. • De coffeeshops in Terneuzen zijn en blijven een grote aantrekkingskracht uitoefenen op buitenlandse toeristen. Zeker na alle media-aandacht wordt verwacht dat de bezoekersstroom de komende tijd eerder zal toenemen dan afnemen. • Achterdeurproblematiek, bevoorradingsproblemen en bezoekerspieken (bijvoorbeeld tijdens de vakanties) brengen het risico met zich mee dat er onvoldoende aanbod (in hoeveelheid) aanwezig is. Wanneer softdrugtoeristen niet in voldoende mate in de gedoogde verkooppunten hun softdrugs kunnen kopen is de kans groter dat men op zoek gaat naar illegale verkooppunten of straatdealers. Problemen aan de gedoogde aanbodzijde worden meestal snel opgepikt door het criminele circuit. Genoemde opties • Invoering van een uniform klantenregistratiesysteem om meerdere verkopen aan dezelfde persoon te voorkomen en om eventuele overlastveroorzakers te weigeren. • Uitbreiding van de vloeroppervlakte en de afhaalmogelijkheden (aantal balies) van de huidige coffeeshops. De vloeroppervlakte levert een bijdrage aan de sociëteitsfunctie van de shop. Klanten blijven langer binnen en zijn minder geneigd in de binnenstad of rondom de shop te verblijven. Extra balies leveren een betere doorstroom op. Klanten hoeven minder lang buiten te wachten en afhalers gaan sneller richting herkomstlocatie. • Uitbreiding van het aantal (betaalde) parkeerplaatsen voor de bezoekers van de coffeeshops. • Meer toezicht op de openbare orde. Hierbij kunnen de vergunninghouders een belangrijke rol spelen (portiers, beveiliging, financiële middelen). • Strengere handhaving van de parkeer- en verkeersregels. • Investeren in de verkeersveiligheid (eenrichtingsstraten, zebrapaden, doorgetrokken streep, inhaalverboden et cetera). • Beperking van de openingstijden. Door beperking van de openingstijden van de coffeeshops zijn zij minder aantrekkelijk voor bezoekers die van ver komen. Verkorting van de openingstijden in Bergen op Zoom en Roosendaal lijkt namelijk invloed te hebben gehad op de toenemende stroom klanten richting Terneuzen. 38
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
• •
• •
Een verbod op cannabisgebruik in alle horecagelegenheden en in de openbare ruimte. Experimenteren met gelegaliseerde hennepteelt. De coffeeshops zouden bevoorraad kunnen worden door een gemeentelijk gedoogde en gecontroleerde producent. Op deze wijze is eveneens controle op de kwaliteit mogelijk. Een dergelijk experiment kan echter niet worden gestart zonder landelijke politieke steun. Overigens zouden de huidige coffeeshophouders graag op deze wijze willen werken. Uitbreiding van de repressieve (en preventief werkende) aanpak van het softdrugstoerisme in Zeeuws-Vlaanderen (drugscontroles). Preventieve aanpak van softdrugsgebruik in België en Frankrijk.
Juridische context • Er zijn geen juridische wijzigingen of knelpunten in deze variant. Mogelijke effecten / veranderingen • Geen
7.2
Alternatief B. Vestiging van een extra coffeeshop
In deze variant komt er één coffeeshop bij. De locaties van de huidige twee coffeeshops blijven ongewijzigd. Bij de nieuwe vestigingslocatie kan worden gedacht aan drie mogelijkheden: vestiging (net) buiten de kern van Terneuzen; vestiging in de buitengebieden; en vestiging nabij de Nederlands-Belgische grens. Uit de gesprekken blijkt dat voor eerstgenoemde varianten meer (politiek) draagvlak is dan voor vestiging nabij de grens. Verder is het bij de vestiging van een nieuwe coffeeshop mogelijk dat deze een dependance wordt van één van de huidige coffeeshops. Randvoorwaarden • Voldoende parkeergelegenheid rondom de nieuwe locatie. • Voldoende toezicht door handhavers op nieuwe locatie (mede om aantrekkingskracht voor straathandelaren en drugsrunners te beperken). • Voldoende tijd nemen voor overleg met toekomstige omwonenden (bewoners, ondernemers en instellingen). • Vaststellen selectiecriteria voor vergunningverstrekking. • Zo weinig mogelijk omwonenden en bedrijvigheid in de omgeving van de nieuwe coffeeshop. • Overlast rondom bestaande locaties beheersbaar houden. • In het geval van de vestiging van een dependance: afstemming met beide coffeeshophouders. Selectiecriteria opstellen ten aanzien van de dependancehouder. Voordelen • In principe zullen er minder buitenlandse softdrugsklanten in de binnenstad komen. Een deel van klanten zal niet doorrijden naar de binnenstad, een ander deel echter wel. Het is daarbij de vraag in hoeverre de huidige klandizie van de coffeeshops in de binnenstad deze blijft bezoeken. • Meer spreiding van de huidige cliëntèle. Grootste deel van de klanten is afkomstig uit België of Frankrijk en een deel zal naar de shop buiten de binnenstad gaan. • Spreiding van mogelijke overlast, hetgeen tot een vermindering in en rondom de binnenstad kan leiden.
Beleidsalternatieven
39
• •
•
•
Beperking van de verkeersstromen, waardoor verkeersoverlast in de binnenstad kan afnemen. De handhaving is minder kwetsbaar. Indien één van de coffeeshops de regels herhaaldelijk overtreedt dient de coffeeshop (tijdelijk) te worden gesloten. De overige twee zouden in dit geval gemakkelijker de klantenstroom kunnen opvangen. Overigens blijft het ook in deze variant mogelijk dat de straathandel in het gebied van de (tijdelijk) gesloten coffeeshop(s) toeneemt. Indien de nieuwe shop groter in omvang wordt dan de bestaande zal er meer capaciteit zijn voor de gasten, meer mogelijkheden om activiteiten aan te bieden. De nieuwe coffeeshop krijgt daardoor meer een horecafunctie, waarin men meer tijd zal en kan besteden dan op dit moment het geval is op de huidige locaties. Klanten hoeven minder lang buiten te wachten en afhalers gaan weer sneller richting herkomstlocatie De omvang van de illegale handel kan wellicht verminderen: klanten kunnen drie keer vijf gram kopen en zullen minder geneigd zijn extra softdrugs aan te schaffen op straat of bij illegale verkooppunten.
Nadelen / risico's • Gevaar is dat deel van de klanten bij drie shops gaat halen. Dit kan extra verkeersstromen opleveren. Uit de gehouden enquête onder de klanten blijkt dat momenteel de helft van de klanten wel eens beide coffeeshops op één dag bezoekt. Drie shops kan een grotere aantrekkingskracht voor buitenlandse klanten betekenen. • Over een mogelijke groei van het totaal aantal klanten zijn de meningen onder betrokkenen verdeeld. Een extra shop zou spreiding van het huidige aantal klanten kunnen betekenen, maar wellicht komen er ook extra klanten naar Terneuzen: bijvoorbeeld uit verder weggelegen steden in België en het noordwesten van Frankrijk. Een extra shop betekent eveneens meer media-aandacht. De mediaaandacht is volgens sommigen mede debet aan de gestegen bezoekersaantallen. • Er is weerstand mogelijk van omwonenden en ondernemers van een eventuele nieuwe locatie. • Er bestaat een grote weerstand bij enkele Belgische buurgemeenten en in de (inter)nationale politiek. Hierdoor kan realisering in de nabijheid van de grens zeer lang duren. • Het is mogelijk dat illegale verkooppunten en straathandel zich verplaatsen richting de nieuwe locatie. Dit is echter afhankelijk van de mogelijkheden die criminelen hebben rondom de locatie (andere panden van waaruit gehandeld kan worden) en de mate van handhaving in de openbare ruimte. • Er is extra capaciteit voor handhaving nodig. Het voordeel dat de handhaving in een beperkte geografische ruimte plaatsvindt verdwijnt. Daarnaast wordt verwacht dat meer handhaving noodzakelijk is op de routes tussen de drie shops. Genoemde opties • De nieuwe shop kan gevestigd worden net buiten de kern van de gemeente, nabij de toevoerwegen vanuit België. Uit de gesprekken blijkt dat hier een groter draagvlak voor is dan voor de vestiging van een coffeeshop aan de grens. • Zowel bestaande als nieuwe locatie(s) opschalen: groter(e) pand(en) met meer parkeergelegenheid, meer vloeroppervlakte en meer verkoopbalies. • Beperking en/of differentiatie van de openingstijden van de twee coffeeshops in de binnenstad. Op deze wijze worden de klanten meer verspreid over de dag. Met name Franse toeristen, die vaak laat in Terneuzen aankomen, zullen niet meer doorreizen naar de binnenstad. 40
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
•
•
Experimenteren met gelegaliseerde hennepteelt. De nieuwe coffeeshop zou bevoorraad kunnen worden door een gemeentelijk gedoogde en gecontroleerde producent. Op deze wijze is eveneens controle op de kwaliteit mogelijk. Een dergelijk experiment kan echter niet worden gestart zonder landelijke politieke steun. Overigens zouden de huidige coffeeshophouders graag op deze wijze willen werken. De nieuwe shop zou deels door de gemeente geëxploiteerd kunnen worden.1 Ook hier geldt dat daar (lokaal en nationaal) draagvlak voor nodig is. Het zou betekenen dat de gemeente expliciet medewerking zou verlenen aan het overtreden van de wet (zij wordt immers onderdeel van de achterdeur).
Juridische context • Het gemeentelijke maximumbeleid zal formeel dienen te worden aangepast. Deze aanpassing is afhankelijk van het lokale politieke draagvlak. • De extra locatie dient te voldoen aan de huidige AHOJG-G voorwaarden van het gedoogbeleid en aan de exploitatiecriteria voor horecagelegenheden. • De extra locatie dient te voldoen aan het ter plaatste geldende planologische regime. • De extra te vestigen coffeeshop dient te voldoen aan alle relevante juridische eisen, waaronder de Wet Bibob. • Vestiging van een extra shop in de nabijheid van de grens is niet in overeenstemming met de beleidsvoornemens van het kabinet (de zogenoemde cannabisbrief uit 2004). Mogelijke effecten / veranderingen • De meeste betrokkenen verwachten geen merkbare toename van het totaal aantal klanten, maar eerder een spreiding. Het aantal softdrugsklanten in de binnenstad zal daarbij afnemen. Aan de andere kant is wellicht ook een (lichte) autonome aanwas van het aantal softdrugsklanten mogelijk. • Er zal enige toename zijn van de verkeersstromen tussen de locaties. Dit kan gevoelsmatig een schijntoename van het totaal aantal bezoekers veroorzaken. • Spreiding van de overlast van twee naar drie locaties. Hierdoor kunnen de handhavingingspanningen in totaal toenemen (meer controles, meer toezicht, meer bestuurlijke handhaving). • De druk op de locaties van de huidige coffeeshops kan met de tijd afnemen door onderlinge concurrentie (prijzen, kwaliteit, sfeer). • Verdere afname van straathandel. Er is voor klanten minder reden om extra softdrugs op straat aan te schaffen. Toezicht op de nieuwe locatie en op de routes tussen de locaties is daarbij essentieel. • Negatieve beeldvorming bij de politieke bestuurders in België en Frankrijk.
7.3
Alternatief C. Verplaatsing één of beide coffeeshops
In deze variant blijft het aantal coffeeshops in de gemeente gelijk. Eén of beide coffeeshops die nu in de binnenstad zijn gevestigd word(t)(en) verplaatst naar een locatie buiten de stad Terneuzen. Indien beide worden verplaatst zijn twee opties mogelijk: beide worden gevestigd op één locatie of de coffeeshops worden afzonderlijk van elkaar gevestigd. Bij de 1
Hiermee wordt niet het zogenoemde Bussumse model bedoeld, waarbij de gemeente als gesprekspartner deelneemt in een stichting die de exploitatie beheert. Er is tot op heden in Nederland nog geen sprake geweest van daadwerkelijke exploitatie van coffeeshops door gemeenten.
Beleidsalternatieven
41
verplaatsing kan verder worden gedacht aan drie mogelijkheden: verplaatsing naar een locatie (net) buiten de kern van Terneuzen; verplaatsing naar de buitengebieden; en verplaatsing naar een locatie nabij de Nederlands-Belgische grens. Uit de gesprekken blijkt dat voor eerstgenoemde varianten meer (politiek) draagvlak is dan voor verplaatsing naar een locatie nabij de grens. Randvoorwaarden • Algemeen niveau handhaving in stand houden (coffeeshops en illegale verkoop). • Verkeersstromen en bijbehorende overlast beheersbaar houden. • Voldoende (financiële) middelen. • Zo weinig mogelijk omwonenden die overlast zouden kunnen ervaren. Een bedrijventerrein is een betere keuze dan een woonwijk. • Voldoende tijd nemen voor overleg met toekomstige omwonenden (bewoners, ondernemers en instellingen). • Bij verplaatsing naar de grens: voldoende tijd nemen om draagvlak van omliggende gemeenten te verhogen. • Voor verplaatsing is ook medewerking van de vergunninghouders nodig. Voordelen • Afbuiging van de verkeersstromen van buitenlandse klanten. Sterke reductie van het aantal softdrugsklanten in de binnenstad. • Minder audiovisuele en parkeer- en verkeersoverlast in de omgeving van de Westkolkstraat en de Nieuwstraat. Spreiding van de huidige cliëntèle bij verplaatsing van één coffeeshop. • Op de nieuwe locatie(s) kunnen meer klanten terecht (indien zij groter in omvang word(t)(en) dan de huidige). Meer capaciteit voor gasten en meer mogelijkheden om activiteiten aan te bieden. De coffeeshop(s) krijg(t)(en) meer een horecafunctie, waarin men meer tijd zal en kan besteden dan op dit moment het geval is. Met meer balies zal het afhalen sneller gaan. • Positieve impuls voor bewoning en ‘normaal’ toerisme in de binnenstad, met name het noordelijke deel. Ook voor winkel- en uitgaanspubliek (theater, bioscoop) wordt de binnenstad aantrekkelijker. • Minder misbruik van vergunde parkeerplaatsen in de binnenstad. Nadelen / risico's • Verplaatsing ligt gevoelig bij omwonenden van eventuele nieuwe locaties. • Bij verplaatsing van één shop: de klanten van de andere shop verhuizen niet mee, maar bezoeken nu de achterblijvende coffeeshop. Drukte rondom deze achterblijvende shop kan groter worden, met een toename van overlast op een klein gebied als mogelijk gevolg. • Bij verplaatsing van één shop: selectiecriteria opstellen welke shop het meest geschikt is voor verplaatsing. Dit kan problemen opleveren met de andere vergunninghouder. • Toename van verkeersdrukte op de toevoerwegen naar de nieuwe locatie van de coffeeshop(s). • Bij verplaatsing van één shop: er kunnen extra verkeersstromen ontstaan tussen de verplaatste en de overgebleven shop. Het kan zijn dat met name Franse toeristen zullen doorreizen naar de andere shop om, net als in de huidige situatie, op een tweede gedoogde locatie softdrugs te kopen. • Bij verplaatsing van beide shops: kans op terugkeer van straathandel en daarmee gepaarde gaande overlast in de binnenstad. Bij verplaatsing van één shop zal de
42
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
•
•
straathandel zich met name richten op de softdrugstoeristen die de overgebleven shop (blijven) bezoeken. Mogelijk dat illegale verkooppunten en straathandel zich verplaatsen richting de nieuwe locatie(s). Dit is echter afhankelijk van de mogelijkheden die criminelen hebben rondom deze locatie(s) (andere panden van waaruit gehandeld kan worden) en de mate van handhaving in de openbare ruimte. Uit een verplaatsing van coffeeshops in Venlo blijkt dat de straathandel daar niet of nauwelijks is meeverhuisd. Bij verplaatsing van één shop: voor de handhaving is meer tijd en personeel nodig. Het voordeel dat beide shops naast elkaar liggen verdwijnt. Daarnaast is waarschijnlijk meer handhaving noodzakelijk op de routes tussen beide shops.
Genoemde opties • Beide coffeeshops verplaatsen naar één locatie buiten de kern van de stad. • Nieuwe locatie(s) opschalen: grotere panden met meer parkeergelegenheid. • Meer toezicht op de openbare orde. Hierbij kan de vergunninghouder een belangrijke rol spelen (portiers, beveiliging, financiële middelen). • Verplaatsing kan alleen in zuidelijke richting. Nabijheid van een autoweg is gezien de herkomst van de bezoekers een vereiste. • Bij verplaatsing van één shop: de achtergebleven shop wordt alleen toegankelijk voor Nederlandse inwoners; de verplaatste shop blijft toegankelijk voor iedereen. Of er in deze situatie sprake is van willekeurige discriminatie – hetgeen volgens de Europese wet verboden is – moet nader worden uitgezocht. Voordeel: minder buitenlandse softdrugstoeristen in de binnenstad. Nadelen: mogelijk groeit het illegale aanbod in de binnenstad; benadeling van één shop gezien het feit dat 90% van de klanten uit het buitenland afkomstig is. Optie hierbij is een uniform klantenregistratiesysteem om buitenlandse en Nederlandse klanten beter te kunnen scheiden. • Beperking en/of differentiatie van de openingstijden. • Experimenteren met gelegaliseerde hennepteelt. De coffeeshops zouden bevoorraad kunnen worden door een gemeentelijk gedoogde en gecontroleerde producent. Op deze wijze is eveneens controle op de kwaliteit mogelijk. Een dergelijk experiment kan echter niet worden gestart zonder landelijke politieke steun. Overigens zouden de huidige coffeeshophouders graag op deze wijze willen werken. Juridische context • Locatie(s) dien(t)(en) te voldoen aan de huidige gedoog- en exploitatiecriteria voor coffeeshops. • Locatie(s) dien(t)(en) te voldoen aan huidige bestemmingsplannen. • Er moet rekening worden gehouden met de bestaande afspraken en clausules die zijn opgenomen in de huidige gedoog- en exploitatievergunningen. • Verplaatsing tot bij de grens is niet in overeenstemming met de beleidsvoornemens van het kabinet (de zogenoemde cannabisbrief uit 2004). Mogelijke effecten / veranderingen • Minder softdrugstoeristen in de binnenstad. Coffeeshophouders geven aan dat er geen grote gevolgen voor hun aantallen klanten zullen zijn. Deze zullen meeverhuizen, vanwege de prijs-kwaliteitverhouding. • Bij verplaatsing van één shop: extra verkeersstromen tussen de twee shops. Deze is afhankelijk van de onderlinge afstand en de nieuwe locatie. • Mogelijke terugkeer van de overlast van straathandel in de binnenstad. Vooral in het begin zullen veel Belgen en Fransen in dit gebied blijven komen. Beleidsalternatieven
43
• •
•
7.4
Uit een verplaatsing van twee coffeeshops in Venlo blijkt dat deze een licht aanzuigende werking heeft gehad op Duitse klanten (Gemeente Venlo 2006). Er bestaat dus een mogelijkheid tot autonome groei bij de nieuwe locatie(s). De meeste klanten komen met de auto. Bij verplaatsing van beide shops zal er voor deze klanten niet veel veranderen. Voor het (kleine) deel dat met de bus richting Terneuzen komt zal, bij verplaatsing van één shop, de shop die het beste met het openbaar vervoer is te bereiken het meest aantrekkelijk zijn. De parkeer- en verkeersoverlast gerelateerd aan coffeeshops in de nabijheid van de huidige locaties zal afnemen c.q. verdwijnen (bij verplaatsing beide shops).
Alternatief D. Sluiting van beide coffeeshops
In deze variant worden de beide coffeeshops (op termijn) gesloten. De uitvoering van deze variant is volgens alle betrokkenen uiterst moeizaam. Het grootste gevaar is dat de sluiting van de coffeeshops vermoedelijk leidt tot een verschuiving naar de illegale verkoop (uit panden en op straat, overeenkomstig de situatie midden jaren negentig). Randvoorwaarden • Vaststellen van een nieuw gedoogbeleid, te weten een nulbeleid. Een procedure die politiek gezien lang kan duren. • Extra inzet voor de aanpak van de illegale verkoop. Dit betekent een uitbreiding van de capaciteit van de gemeente- en politieambtenaren (er zijn meer fte's nodig voor de bestuurlijke handhaving) en een sterke uitbreiding van de inspanningen van Houdgreep. Voor Houdgreep zijn derhalve meer financiële en personele middelen nodig. Genoemde opties • Naast inspanningen tegen de illegale handel is ook inzetten op leefbaarheid in de buurt (aankopen en opknappen woonpanden, leegstaande winkelpanden en inrichting van de openbare ruimte) van belang om zo de illegale verkoop te voorkomen. Voordelen • In principe zullen er op termijn geen softdrugsklanten meer naar de binnenstad komen die alleen naar Terneuzen komen vanwege de, in hun ogen, legale status van het gedoogde aanbod. Deze zullen elders in Nederland of in België en Frankrijk naar alternatieven zoeken. In de eerste periode zullen echter nog veel Fransen en Belgen op zoek gaan naar aanbod in de binnenstad. • Met de verdwijning van de sofdrugstoeristen daalt de parkeer- en verkeersoverlast. Ook het overlastgevende gedrag van deze toeristen in de openbare ruimte (rondhangen, geluidsoverlast, wildplassen) zal verminderen (dit hoeft niet te gelden voor de horecabezoekers). Nadelen / risico's • Gevaar is dat een deel van de klanten op zoek gaat naar illegale verkooppunten. Uit onderzoek blijkt dat indien gedoogde verkooppunten verdwijnen de illegale markt (dealpanden, straathandel) aantrekt. Door meerdere respondenten wordt gevreesd voor een situatie met tientallen illegale verkooppunten, zoals in het midden van de jaren negentig. • Er is geen gedoogd aanbod meer voor de lokale markt. Dit betekent dat ook de lokale gebruikers op zoek gaan naar illegale alternatieven. 44
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
• • • • •
Stijging van het aantal illegale verkooppunten heeft een aantrekkingskracht op sofdrugstoeristen die van verder weg gelegen locaties komen voor grote hoeveelheden softdrugs. De illegale markt heeft aantrekkingskracht voor criminelen uit andere gemeenten (bijvoorbeeld drugdealers en -runners uit Rotterdam en Den Haag). Meer illegale verkooppunten levert extra overlast op voor direct omwonenden. In illegale verkooppunten is er vaak geen scheiding van soft- en harddrugs. Deze 'werelden' vermengen zich derhalve sterker, waardoor er een groter risico bestaat voor de volksgezondheid. De illegale markt in België en Noord-Frankrijk zal eveneens een impuls krijgen. Voor met name de grotere steden in Vlaanderen zal dit gevolgen kunnen hebben. De criminele organisaties achter het aanbod en de productie van cannabis zullen meer verspreid gaan opereren over de regio.
Juridische context • Op basis van de bestaande wetgeving kunnen de coffeeshops worden gesloten door het maximumstelsel formeel om te zetten in een nulbeleid, waarbij er een uitsterfconstructie kan worden opgenomen voor de bestaande coffeeshops. Dit betekent dat indien – ongeacht de reden – een coffeeshop stopt met de bedrijfsvoering of wordt gesloten er geen nieuwe shop in de gemeente kan worden geopend. • De bestaande coffeeshops kunnen tevens worden gesloten wanneer zij de AHOJ-G criteria (stelselmatig) overtreden. Definitieve sluiting op basis van deze criteria vereist echter dat er meerdere overtredingen worden geconstateerd en dat consequent wordt gehandhaafd en gesanctioneerd. • Sluiting van de coffeeshops zonder formele aanpassing van het beleid is juridisch niet mogelijk. Een dergelijk besluit zal hoogst waarschijnlijk leiden tot juridische bezwaren van de coffeeshophouders. Dit kan tot grote financiële consequenties voor de gemeente leiden. Mogelijke effecten / veranderingen • De softdrugsklanten die momenteel louter voor de gedoogde status en/of prijskwaliteit verhouding van de gedoogde handel naar Terneuzen komen, verdwijnen. De mate waarin klanten voor de illegale verkoop zullen blijven komen is onduidelijk. • De verkeersstromen tussen de grens met België en de binnenstad van Terneuzen zullen afnemen (wanneer men niet voor de illegale verkoop komt). • De verkoop van cannabis gaat geheel ondergronds. Toename van de illegale verkoop (en productie) in zowel de gemeente Terneuzen, maar ook in Nederlandse en Belgische buurgemeenten. In het centrum van Terneuzen kan weer een overlastsituatie ontstaan, waarvan ook midden jaren negentig sprake was • Terneuzen krijgt een aantrekkingskracht voor drugdealers van buitenaf. Onderlinge concurrentie op de illegale markt kan bovendien leiden tot toename van geweldsen vermogenscriminaliteit (bedreiging, ripdeals).
7.5
Overige randvoorwaarden
Naast informatie over de verschillende alternatieven zijn door diverse respondenten tevens opmerkingen gemaakt die meer van algemene aard zijn, maar die volgens hen wel belangrijke randvoorwaarden vormen voor een toekomstig coffeeshopbeleid.
Beleidsalternatieven
45
•
•
• • •
7.6
De handhavinginspanningen ten aanzien van het coffeeshopbeleid, maar ook ten aanzien van de openbare orde dienen zeker niet te verminderen. Welk alternatief ook wordt gekozen: de handhaving moet op niveau blijven. Dit betekent onder andere dat de openbare orde in en rondom de coffeeshops gegarandeerd moet blijven. Naast inzet op drugsgerelateerde handel dient ook meer aandacht te komen voor de leefbaarheid in de buurt, zoals het aankopen en opknappen van woonpanden en leegstaande winkelpanden en investeringen in de inrichting van de openbare ruimte. Ongeacht de locaties dient er een goede infrastructuur rondom de coffeeshops aanwezig te zijn: toevoerwegen, (beveiligde) parkeerplaatsen, urinoirs, duidelijke bewegwijzering et cetera. Ongeacht de veranderingen dient er meer toezicht rondom de coffeeshops te komen waarbij de vergunninghouders een belangrijke rol spelen (portiers, beveiliging, financiële middelen). Lokale wensen en ideeën hoeven niet in overeenstemming te zijn met het landelijk beleid. Zo blijft de achterdeurproblematiek een groot probleem. De regelgeving omtrent bevoorrading en verhoging van de maximale handelshoeveelheid per persoon kan alleen met landelijke steun (Tweede Kamer) worden aangepast, bijvoorbeeld op experimentele basis. Hetzelfde geldt voor de legale teelt van cannabis om de coffeeshops in de gemeente te bevoorraden.
Eerste afweging
De in de voorgaande paragrafen geschetste alternatieven zijn alle gericht om op lange termijn het softdrugstoerisme naar de gemeente Terneuzen beter te reguleren. Om een eerste, indicatieve afweging van de alternatieven te kunnen maken, zijn aan de hand van enkele kerncriteria de sterktes (+) en zwaktes (-) van de alternatieven gescoord (matrix 2). Hiertoe zijn in overleg aan de hand van belangrijke aspecten van het gemeentelijk beleid de volgende criteria opgesteld: 1.
2.
3.
46
Geringere overlast
De mate waarin het alternatief de overlast in en rondom de binnenstad beïnvloedt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de overlast rondom de coffeeshops en de overlast van straathandel en illegale verkooppunten. Een positieve score (+) betekent hier dat verwacht wordt dat de overlast zal afnemen. Volume drugstoerisme De mate waarin het alternatief het volume van het softdrugstoerisme beïnvloedt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het volume van het toerisme in de binnenstad en het volume van het drugstoerisme in het algemeen (gehele gemeente). Een positieve score (+) betekent hier dat verwacht wordt dat het volume afneemt. Verbeterde De mate waarin het alternatief de verhouding tussen gedoogd aanbod en de aard en de omvang van de vraag naar afstemming vraag/aanbod softdrugs beïnvloedt. Een positieve score (+) betekent hier dat verwacht wordt dat vraag en aanbod beter bij elkaar aansluiten.
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
4.
5.
6.
Verbeterde beheersbaarheid
De mate waarin gemeente en politie het coffeeshopbeleid kunnen beheersen en handhaven. Enerzijds gaat het hier om het totaal van de handhavinginspanningen van politie en gemeente (ambtelijke bemoeienis). Een positieve score (+) betekent dat de inspanningen afnemen. Anderzijds gaat het om de kwetsbaarheid van en de mogelijkheden tot handhaving. Aanpassing van het aantal coffeeshops kan meer (+) of minder (-) mogelijkheden voor adequate en consequente handhaving opleveren.2 Goede uitvoerbaarheid De mate waarin het alternatief binnen de bestaande wet- en regelgeving en op redelijke termijn is uit te voeren. Daarbij spelen de (lokale, regionale en (inter)nationale) bestuurlijke en politieke verhoudingen een belangrijke rol. Een positieve score (+) betekent hier dat verwacht wordt dat het alternatief eenvoudig binnen het bestaande beleid en op redelijke termijn is uit te voeren. Beter imago De mate waarin het alternatief van invloed is op het imago van Terneuzen. Een positieve score (+) betekent hier dat verwacht wordt dat het alternatief een positieve invloed zal hebben op het imago van Terneuzen.
In matrix 7.2 worden de resultaten van de criteria voor de vier alternatieven weergegeven. Hierbij is ten aanzien van alternatief C een onderscheid gemaakt tussen verplaatsing van één coffeeshop en verplaatsing van beide coffeeshops. Matrix 7.2
Sterkte/zwakte analyse kerncriteria alternatieven toekomstig coffeeshopbeleid* Alternatief
Criterium
A. Geen wijzigingen
B. Extra shop buiten de kern
C1. Verplaatsing één coffeeshop
C2. Verplaatsing beide coffeeshops
D. Sluiting coffeeshops
o o
+ +
+ o
++ o
++ --
o o -
+ ++
o + o
o ++ o
+ + --
o o +
+ o
+ o
o ++ o
o -
o
+
+
+
+
3,0
3,6
3,3
3,8
2,9
Overlast Coffeeshops in de binnenstad Straathandel en illegale verkooppunten Volume drugstoerisme Gemeente Binnenstad Verbeterde afstemming aanbod op aard en omvang vraag Verbeterde beheersbaarheid Handhavingsinspanningen Handhavingsmogelijkheden Goede uitvoerbaarheid Beter imago Terneuzen Eindscore
* Schaal van 1 tot 5:
-- = 1
-=2
o=3
+=4
++ = 5
2
Bij mogelijkheden kan worden gedacht aan verbeterd toezicht doordat de handhavinglocatie(s) geografisch en infrastructureel beter gelegen zijn, maar ook aan de verminderde kwetsbaarheid van de handhaving. Hiermee wordt bedoeld dat indien één van de coffeeshops de regels (herhaaldelijk) overtreedt en hierom (tijdelijk) dient te worden gesloten, de overige shops gemakkelijker de klantenstroom zouden kunnen opvangen. Op dit moment is tijdelijke sluiting van één van de shops sterk negatief van invloed op de klantenstroom en bijbehorende overlast rondom de andere shop. Beleidsalternatieven
47
Uit matrix 2 blijkt dat de alternatieven B (extra shop buiten de kern) en C2 (verplaatsing beide coffeeshops) de hoogste gemiddelden scoren. Hieronder worden nogmaals kort de voor- en nadelen van deze alternatieven aangegeven. Extra shop buiten de kern Verwacht wordt dat door de vestiging van een extra coffeeshop buiten de kern van Terneuzen de overlast wordt verspreid en in de binnenstad zal afnemen. Gezien de omvang en herkomst van de huidige vraag betekent een extra shop buiten de kern van Terneuzen een sterke verbetering van de verhouding tussen vraag en aanbod. De kans bestaat dan wel dat het totale volume van het softdrugstoerisme richting de gemeente Terneuzen toeneemt. In de binnenstad zal het aantal softdrugstoeristen echter afnemen. Dit zal des te meer het geval zijn wanneer er extra maatregelen worden getroffen, zoals bijvoorbeeld een differentiatie in de openingstijden of een differentiatie in publiek. Een extra coffeeshop buiten de kern betekent verder, zeker in het begin, een toename van de inspanningen van gemeente en politie. De beheersbaarheid (toepassing van de handhavingmogelijkheden) zal echter toenemen. Voor de vestiging van een extra coffeeshop buiten de kern bestaat in de gemeente Terneuzen draagvlak. Voor de vestiging net buiten de kern, op de aanvoerwegen richting grens, is eveneens sprake van een draagvlak onder buur- en grensgemeenten, zowel in binnen- als buitenland. Indien voldoende tijd wordt gereserveerd voor overleg met de bewoners en ondernemers van eventuele nieuwe locatie is het alternatief zeker uitvoerbaar. De afname van het aantal softdrugstoeristen naar de binnenstad en de afname van de daarbij komende vormen van overlast (met name parkeer- en verkeersoverlast) hebben een positief effect op het imago van de gemeente Terneuzen. Op termijn kan dan het reguliere toerisme toenemen. Aandachtspunten bij de vestiging van een extra coffeeshop buiten de kern zijn verder: mogelijke differentiatie in de verkoop aan buitenlanders (op de nieuwe locatie) en Nederlanders (op de huidige locaties); mogelijkheid van een dependance van één van de huidige coffeeshops op de nieuw te vestigen locatie of een nieuwe exploitant; mogelijke aanpassing van de openingstijden van de coffeeshops. Verplaatsing beide shops Verwacht wordt dat door de verplaatsing van beide coffeeshops buiten de kern van Terneuzen de overlast in de binnenstad sterk zal afnemen c.q. verdwijnen. De getalsmatige verhouding tussen vraag en aanbod verandert nauwelijks, maar er kan een verbetering optreden wanneer de verkoop van softdrugs op de nieuwe locatie(s) anders kan worden ingevuld (meer vloeroppervlakte, toename aantal balies). De kans bestaat dan wel dat het totale volume van het softdrugstoerisme richting de gemeente Terneuzen toeneemt. In de binnenstad zal het softdrugstoerisme echter grotendeels verdwijnen. Een verplaatsing van beide coffeeshops betekent verder een verplaatsing van de handhaving door politie en gemeente. De totale handhavingsinspanningen zullen na verloop van tijd niet toe- of afnemen. Wel zal in de eerste periode na de verplaatsing van de coffeeshops extra toezicht moeten zijn in de binnenstad om het optreden van illegale softdrugshandel vanuit panden en op straat te voorkomen. Bij de verplaatsing van beide shops zijn de keuzemogelijkheden ten aanzien van locatie (één of twee) en fasering (tegelijkertijd of na elkaar) van belang. De toetsing van bestemmingsplannen en het overleg met de bewoners en ondernemers van eventuele nieuwe locaties kost bij de verplaatsing van twee coffeeshops wellicht meer tijd dan bij de vestiging van een nieuwe coffeeshop of de verplaatsing van één coffeeshop. Op lange termijn is het alternatief zeker uitvoerbaar. Het verplaatsen van beide shops in plaats van één heeft verder tot voordeel dat er geen vergunninghouder wordt uitgesloten (er hoeven geen selectiecriteria te worden opgesteld om te bepalen welke coffeeshop het meest geschikt is voor verplaatsing). Het verdwijnen van het sofdrugstoerisme naar de binnenstad en de daarbij komende vormen van overlast (met name parkeer- en verkeersoverlast) hebben verder een positief effect op het imago van de gemeente Terneuzen.
48
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
Aandachtspunten bij de verplaatsing van beide shops is een mogelijke aanpassing van de openingstijden van de coffeeshops.
Beleidsalternatieven
49
50
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Bieleman B., J. Snippe, F. Oldersma. (2003) Monitor drugsoverlast Nederland 1996-2002. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., H. Naayer, A. Nienhuis (2006) Coffeeshops naar de periferie. Evaluatie verplaatsing twee coffeeshops in Venlo. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bieleman, B., H. Naayer (2006) Coffeeshops in Nederland 2005. Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999-2005. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Broekhuizen J., J. Raven, F. Driessen (2006) Handhaving en naleving van de coffeeshopregels in 2004. Bureau Driessen. Utrecht. Gemeente Terneuzen (1996) Uitwerking gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops. Gemeente Terneuzen. Gemeente Terneuzen (1997) Evaluatie beleid bestrijding drugsoverlast. Gemeente Terneuzen. Gemeente Terneuzen (2004) Interim evaluatie drugsbeleid. Gemeente Terneuzen. Gemeente Terneuzen (2006a) Onderzoeksopdracht naar de mogelijkheid van de vestiging van een coffeeshop bij de grens. Dienst Algemene Juridische Zaken, Terneuzen. Gemeente Terneuzen (2006b) Analyse van politiegegevens Houdgreep 11/2004 - 11/2006. Dienst Algemene Juridische Zaken, Terneuzen. Gemeente Venlo (2006) Raadsvoorstel toekomstig coffeeshopbeleid, onderdeel van de 3-sporenaanpak Hektor. Gemeente Venlo. Korf, D., M. van der Woude, A. Benschop, T. Nabben (2001) Coffeeshops, jeugd en toerisme. UvA, Amsterdam. Ministerie van VWS, Ministerie van Justitie, Ministerie van BZK (2004) Interdepartementale beleidsbrief cannabis. Ministerie van VWS / Ministerie van Justitie / Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag. Nationale Drugmonitor (2006) Jaarbericht 2005. Bureau NDM, Den Haag. Snippe, J., B. Bieleman, H. Naayer, A. Kruize (2005) Hektor in Venlo. Eindevaluatie: Inspanningen, proces en resultaten 2001-2004. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Snippe, J., B. Bieleman, H. Naayer, (2006) Hektor in Venlo 2005. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Surmont, T. (2005) De afzetmarkt van grenscoffeeshops in Zeeuws-Vlaanderen. Het profiel van de coffeeshopbezoeker en beleidsmatige reacties. Academia, Universiteit Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid.
Geraadpleegde literatuur
51
52
INTRAVAL – Onderzoek coffeeshops Terneuzen
BIJLAGE
BEWONERSENQUÊTE
Door onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL is in 1996 in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken literatuuronderzoek uitgevoerd voor de conceptualisering en operationalisering van het begrip drugsoverlast (zie de Integrale Veiligheidsrapportage 1996). Hieruit is onder meer duidelijk geworden dat bij de conceptualisering van de ervaren drugsoverlast het volgende onderscheid moet worden gemaakt: • tussen de overlast in algemene zin (niet noodzakelijkerwijs drugsgerelateerd) versus de drugsgerelateerde overlast; • tussen de overlast gerelateerd aan softdrugs versus harddrugs; • tussen de vormen van overlast en de gevolgen van overlast (van belang omdat niet elke vorm van overlast per se persoonlijke hinder tot gevolg hoeft te hebben). De methode is door INTRAVAL onder andere ook gebruikt bij de Monitor drugsoverlast Nederland (1996-2002), de evaluaties van het drugsoverlastproject Hektor in Venlo, de gebruiksruimten in Rotterdam, en het onderzoek naar de gevolgen van de komst van de dagopvang en een gebruiksruimte voor verslaafden in Haarlem. Indicatoren Op basis van de definiëring zijn in de module drugsoverlast vragen opgenomen waarmee vijf indicatoren kunnen worden vastgesteld voor de diverse vormen van openbare orde en audiovisuele drugsoverlast die door bewoners kunnen worden ervaren: straatprostitutie; overlast dealpanden; annexatie openbare ruimte; vervuiling openbare ruimte; overlast coffeeshops. Tevens kan de ervaren drugsoverlast op basis van deze vijf indicatoren worden uitgedrukt in één indicator die bestaat uit het gemiddelde van de afzonderlijke indicatorscores van openbare orde en audiovisuele drugsoverlast. Verder kunnen met de module drugsoverlast de gevolgen van drugsoverlast worden gevolgd (monitoren). Het gaat hierbij om het voorkomen van vier verschillende indicatoren van buurtproblemen: de veiligheidsbeleving in de buurt; de leefbaarheid van de buurt; het slachtofferschap van geweldsdelicten; en het slachtofferschap van vermogensdelicten. De mate van buurtproblematiek kan worden uitgedrukt in één indicator door het gemiddelde te nemen van de afzonderlijke vier indicatoren van buurtproblemen. De indicatorscores voor de buurtproblemen en voor de ervaren vormen van (drugs)overlast worden aan de hand van enkele samenhangende vragen in de bewonersenquête berekend. Deze vragen worden per onderwerp gesommeerd, omgerekend naar een waarde van 1 tot 10 en per jaar gemiddeld. Naarmate het cijfer van de indicator hoger is, komen buurtproblemen of ervaren overlast volgens een hoger percentage van de bewoners voor in hun buurt. Indien bijvoorbeeld een indicator de waarde 10 heeft dan betekent dit dat alle respondenten in die buurt van mening zijn dat een bepaald buurtprobleem of een bepaalde vorm van hinder altijd voorkomt. Altijd houdt in dit geval in: op alle dagen en gedurende de hele dag en nacht in het afgelopen jaar. Een waarde 1 daarentegen betekent dat dit buurtprobleem of die vorm van overlast volgens alle respondenten helemaal nooit voorkomt. De verschillende uitkomsten van de indicatoren van 1996, 2002 en 2006 zijn statistisch getoetst op 'toeval'. In de statistische toetsing is uitgegaan van een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Dit betekent dat indien de gevonden verschillen significant zijn, het voor 95% zeker is dat de verschillen berusten op werkelijke verschillen en niet op toevallige
Bijlage
53
(steekproef)fluctuaties. Indien dit van toepassing is, is dit onder de tabellen weergeven met 'p < 0,05'.
54
INTRAVAL - Onderzoek coffeeshops Terneuzen
Bijlage
55