Gemeente Vlaardingen
RAADSMEMO Aan
regstratienummer
De gemeenteraad van Vlaardingen
1435683
Portefeuillehouder C.T. Oosterom Datum
14 juni 2016 Onderwerp
Aantal bijlagen
Aanpak laaggeletterdheid
1
Geachte leden van de raad, Op 14juni heeft ons college de nota Aanpak laaggeletterdheid” vastgesteld. In Vlaardingen is ca. 17% van de inwoners tussen 16 en 65 jaar laaggeletterd. Landelijk is het percentage laaggeletterden in deze leeftijdscategorie 12. In Vlaardingen gaat het om ongeveer 7.700 inwoners. Zij zijn niet in staat om volledig mee te doen in de maatschappij, thuis en op school of op werk. Mensen die niet kunnen lezen verkeren o.a. eerder in armoede, lopen grotere gezondheidsrisico’s, hebben moeite om werk te houden of aan werk te komen. Om de gemeentelijke doelen te bereiken is het noodzakelijk dat mensen kunnen participeren. Vandaar dat laaggeletterdheid voorkomen en bestreden dient te worden. In de nota staan de uitgangspunten en doelstellingen om laaggeletterdheid te voorkomen, onderhouden en te bestrijden. In deze nota wordt een taalinformatie- en coördinatiepunt in de Bibliotheek Vlaardingen beschreven. In een groot aantal bibliotheken in het land is in samenwerking met de Stichting Lezen en Schrijven een dergelijk punt opgezet. Op deze manier kan het landelijke actieprogramma “Tel mee met Taal” uitgerold worden. Eén van de kernpunten uit dit programma is een lokale netwerkaanpak. De twee belangrijkste doelstellingen van het taalinformatie- en coördinatiepunt zijn het tot stand brengen van een dergelijk netwerk van bondgenootschappen met diverse partijen in Vlaardingen. Daarnaast zal binnen het taalinformatie- en coördinatiepunt vraag en aanbod bij elkaar gebracht worden. Verdere taken en de stappen die genomen moeten worden, staan in de nota aanpak laaggeletterdheid. Ten behoeve van dit taalinformatie- en coördinatiepunt is een financieringsvoorstel opgenomen bij de Voorjaarsnota 2016. De nota “Aanpak Iaaggeletterdheid” is met input van en in samenwerking met het Vlaardings Taalfront tot stand gekomen. In dit Taaifront zijn diverse partijen op het gebied van laaggeletterdheid verenigd (Bibliotheek Vlaardingen, Tornante trainingen, Vluchtelingenwerk Maasdelta, Albeda college, Samen Schrijven, Sjieht1ns Aanzet en de gemeente). Hoogai Burgei
mw. mr. AS.
Opsteller: 1. Romers
de
A.
meester, iase
Nota Aanpak Laaggeletterdheid in Vlaardingen registratienr. 1429114
INHOUDSOPGAVE Onderdeel
Blz
Begrippenlijst Inleiding Leeswijzer
2 3 3
Hoofdstuk 1 Een nadere verkenning van laaggeletterdheid 1.1.Definitie 1.2 Gevolgen van laaggeletterd zijn 1.2.1 Toegang tot voorzieningen 1.2.2 Arbeidsmarkt 1.2.3 Gezondheid 1.2.4 Scholing 1.2.5 Informatieverwerking en digitalisering 1.2.6 financiële gevolgen
4
Hoofdstuk 2 Kader 2.1 Landelijke kaders 2.2 Landelijke ontwikkeling vanuit de overheid 2.3 Lokaal kader 2.3.1 Coalitieakkoord 2.3.2 Visienota sociaal domein ‘Van zorgen voor naar zorgen dat’ 2.3.3 Integraal beleidsplan sociaal domein ‘Volle kracht vooruit’ 2.3.4 Notitie Onderwijskansenbeleid
6 6 7 7 7 7
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten
9
4 4 4 4 4 5 5 5
7 8
Hoofdstuk 4 Doelstellingen
10
Hoofdstuk 5 Samenwerking
11
Hoofdstuk 6 Taalinformatie- en coördinatiepunt 6.1 Beschrijving 6.2 Taken 6.3 Stappenplan
12 12 12 13
Hoofdstuk 7 Vraag en aanbod bij elkaar brengen
14
Hoofdstuk 8 Financiën en monitoring 8.1 Rijksmiddelen 8.1.1 Wet educatie beroepsonderwijs 8.1.2 Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie 8.2 Gemeentelijke middelen 8.2.1 De Bibliotheek Vlaardingen 8.2.2 Taalcentrum Vlaardingen 8.2.4 Taalinformatie- en coördinatiepunt 8.2.5 Monitoring
15 15 15 15 15 15 15 15 15
Bijlage
16
1
Begrippenlijst Analfabeten
mensen die niet kunnen lezen en schrijven.
Arbeidsmarktregio
Als gevolg van de wet SUWI (Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen) is Nederland verdeeld in een aantal regio’s waarin gemeenten en UWV’s samenwerken. Dat betekend dat er één aanspreekpunt is voor werkgevers in die regio en één registratiesysteem van vacatures en werkzoekenden. Per regio worden ook een arbeidsmarktagenda en samenwerkingsafspraken gemaakt.
Formele educatie
educatie die wordt afgesloten met een diploma dat erkend is en gebaseerd is op standaarden en eindtermen en die bekostigd wordt vanuit de WEB.
Geletterdheid
Dit begrip omvat luisteren, spreken, schrijven, gecijferdheid en in dat kader gebruiken van alledaagse technologie
Inburgeren
Het verkrijgen van goede kennis van de Nederlandse samenleving en gewoonten en het begrijpen, spreken, lezen en schrijven van de Nederlandse taal.
Inburgeringsplicht
Het verplicht inburgeren voor bepaalde categorieën volwassen vreemdelingen. In het algemeen mensen van buiten Europa.
Laaggeletterdheid
overkoepelende term voor mensen die grote moeite hebben met lezen en schrijven. In deze nota valt hier ook het onvoldoende beheersten van rekenvaardigheid en digitale vaardigheden.
Non-formele educatie
alle soorten onderwijs buiten schoolmuren die niet worden afgesloten met een erkend diploma. Vorming en ontwikkeling staan centraal. Bekostigd uit de WEB, andere middelen of niet-bekostigd.
NT1
benaming van de groep mensen die Nederlands als moedertaal hebben.
NT2
Benaming van de groep mensen die een andere taal als moedertaal hebben.
Sluitende integrale aanpak
Een aanpak die het gehele terrein van laaggeletterdheid omvat waarin het aanbod op elkaar afgestemd is.
Taalvaardigheid
Het vermogen om te luisteren, spreken, lezen en schrijven in samenhang en continuïteit. Daaronder begrepen het kennisaspect van taal en het verwerkingsaspect.
Voorschoolse voorzieningen
Kinderdagverblijven: opvang van 0-13 jaar en peuterspeelzalen voorbereiding op de basisschool voor kinderen van 2-4 jaar.
2
Inleiding Om ten volle mee te kunnen doen in de maatschappij is het van groot belang om de Nederlandse taal te beheersen. In Nederland hebben 1,3 miljoen mensen grote moeite met lezen en schrijven. Van alle inwoners in Nederland tussen de 16 en 65 jaar is 1 op de 9 laaggeletterd. Dat is bijna 12% van de beroepsbevolking. Twee derde is van Nederlandse afkomst en een derde van buitenlandse afkomst. 57% van hen is vrouw en 43% man. Ongeveer 43% van de procent laaggeletterden is werkloos of 1 inactief op de arbeidsmarkt. 2
In Vlaardingen gaat het om ca. 17% van de inwoners tussen 16 en 65 jaar . Dit zijn ongeveer 7700 mensen. Zij zijn niet in staat om volledig mee te doen in de maatschappij, thuis en op school of werk. Zij hebben bijvoorbeeld grote moeite met: · formulieren invullen voor bijvoorbeeld zorgtoeslag, kinderopvang of de belasting · straatnaamborden lezen · voorlezen aan (klein)kinderen · hun kinderen helpen met huiswerk · een (verjaardags-)kaart schrijven · geld opnemen bij een pinautomaat · gebruik maken van financiële tegemoetkomingen · vertrektijden van de trein opzoeken · ondertitels lezen · recepten uit een kookboek lezen · lezen en begrijpen van gezondheidstips, patiëntenfolders en bijsluiters van medicijnen Het niet goed genoeg kunnen lezen en schrijven heeft vaak grote gevolgen. Mensen die niet kunnen lezen, leven vaker in armoede, lopen gezondheidsrisico's, hebben moeite om werk te houden of aan werk te komen, en nog veel meer. Kortom: laaggeletterden zijn minder zelfredzaam. Zij hebben minder mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Laaggeletterdheid is daarom een participatieprobleem. Deze nota heeft betrekking op alle laaggeletterden in Vlaardingen, waarbij we extra aandacht besteden aan: · werklozen / inactieven tot de arbeidsmarkt · opvoeders · jongeren / voortijdig schoolverlaters · specifieke groepen migranten o arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europese landen o Vergunninghouders In Vlaardingen worden diverse activiteiten ondernomen, maar een sluitende integrale aanpak, waar door de gemeente regie op wordt gehouden, ontbreekt. Deze nota voorziet in die lacunes. Leeswijzer In deze nota wordt een kader aangegeven waarbinnen de gemeente de laaggeletterdheid aan kan pakken. Eerst analyseren we het probleem dan geven we de beweegruimte aan. We stellen uitgangspunten vast en noemen doelstellingen. Daarna geven we de oplossingsrichting aan: het instellen van een taalinformatie- en coördinatiepunt en het sluiten van bondgenootschappen. Een nader op te stellen uitvoeringsprogramma moet binnen het hier gestelde kader vormgegeven worden. Deze nota wordt afgesloten met een hoofdstuk financiering en monitoring.
1
Gegevens van de Stichting Lezen en Schrijven
2
Deze afbakening wordt gehanteerd door het Ministerie van OCW. De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport van april 2016 becijferd dat de groep laaggeletterden ouder dan 16 jaar in 2012 in totaal in werkelijkheid bestond uit 2,5 miljoen personen (14,9% van de totale bevolking in 2012) 3
Hoofdstuk 1 Een nadere verkenning van laaggeletterdheid 1.1 Definitie In deze nota wordt onder laaggeletterdheid verstaan: een overkoepelende term voor mensen die grote moeite hebben met lezen en schrijven. Het gaat bij laaggeletterdheid ook over het onvoldoende 3 beheersen van rekenvaardigheden en digitale vaardigheden . Zonder deze kernvaardigheden, is het moeilijk om volledig deel te nemen in de maatschappij Achter deze term: “moeite hebben met”, schuilen grote variaties. Van mensen die helemaal niet kunnen lezen en schrijven (analfabeten) tot mensen die wel kunnen lezen en schrijven, maar niet goed genoeg om informatie op te nemen en te gebruiken.
1.2 Gevolgen van laaggeletterd zijn Laaggeletterdheid komt veel voor bij mensen met beperkte scholingsmogelijkheden. Hierdoor hebben zij kleinere kansen op de arbeidsmarkt en weinig uitzicht op goed betaald werk. Laaggeletterden hebben vaak relatief lage inkomens, zijn vaker werkloos en daardoor ook vaker aangewezen op een uitkering als bron van inkomsten. Ook komen laaggeletterden meer in aanraking met schuldhulpverlening omdat zij problemen hebben met het omgaan met geld. 1.2.1 Toegang tot voorzieningen Het is gebleken dat laaggeletterden minder toegang kunnen vinden tot maatschappelijke voorzieningen op het terrein van sociale wetgeving, huisvesting, onderwijs en andere gebieden die bijdragen aan een grote zelfredzaamheid. Zij nemen nauwelijks deel aan gemeenschappelijke activiteiten in buurten, scholen en verenigingen. De maatschappelijke participatie is daardoor vaak laag. 1.2.2 Arbeidsmarkt Als laaggeletterden een baan hebben, is dat vaak ongeschoold of laaggeschoold werk zoals huishoudelijke hulp, productiemedewerker, schoonmaker, chauffeur etc. Zij hebben minder kans op een opleiding of training die de werkgever aanbiedt. Laaggeletterden lopen immers niet te koop met hun problemen en hebben manieren gevonden om hun laaggeletterdheid te verbergen en ermee om te gaan. Er worden echter steeds hogere eisen gesteld aan medewerkers waardoor het belangrijk is om hen op te sporen en op te leiden zodat zij aan deze eisen kunnen blijven voldoen en hun baan kunnen blijven behouden. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat 30% van de werkgelegenheid voor laagopgeleiden in de toekomst verdwijnt. Dit betekent dat laaggeletterdheid niet alleen problematisch is voor het welzijn van de 4 betrokkene, maar ook voor de welvaart van de samenleving als geheel. 1.2.3 Gezondheid Iedereen heeft gezondheidsvaardigheden nodig. Dit zijn alle vaardigheden die nodig zijn om doeltreffend met informatie over gezondheid, ziekte en zorg om te gaan. Geletterdheid is een voorwaarde voor gezondheidsvaardigheden. Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben moeite met het onder woorden brengen van hun klachten, het vinden van hun weg in de zorg, met het begrijpen van informatie van hun zorgverlener en het toepassen van die informatie, zoals bv. het lezen van bijsluiters. Dit leidt tot minderkennis van ziekte, minder therapietrouw, onjuiste toepassing van medicatie en het vaker bezoeken van zorgverleners. Hierdoor is het moeilijk voor hen om geïnformeerde beslissingen te nemen, gebruik te maken van hun patiëntenrechten, kortom: het is voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden moeilijk om een kritische mondige houding ten aanzien van gezondheid te hebben. Bepaalde ziekten zoals COPD, diabetes, kanker, hart- en 3
Zie rapportage ‘Aanpak van laaggeletterdheid’ Algemene Rekenkamer, 18 april 2016: minister OC&W heeft in 2012 de definitie van laaggeletterdheid verbreed: Geletterdheid omvat luisteren, spreken, schrijven, gecijferdheid en in dat kader gebruiken van alledaagse technologie 4
Onwillige lezers, onderzoek naar redenen en oplossingen, Thijs Nielen en Adriana Bus, Delft 2016 4
vaatziekten en psychische problemen komen bij hen vaker voor dan bij anderen. (bv. diabetes komt 3 tot 5 keer zo vaak voor bij de groep laaggeletterden. Verder bezoeken mensen die laaggeletterd zijn 5 vaker een zorgverlener en overlijden zij 1,5 tot 2 keer eerder. 1.2.4 Scholing Het is bekend dat kinderen die in een taalarme omgeving opgroeien, bijvoorbeeld omdat hun ouders of verzorgers laaggeletterd zijn, een taalachterstand hebben van gemiddeld 2 jaar die zij gedurende hun schooltijd nooit meer inlopen. Van de jongere kinderen met een taalachterstand heeft 10% moeite met leren lezen op de basisschool. Onderwijsachterstand op de basisschool zet zicht voort in het voortgezet onderwijs. Ongeveer een vijfde van de brugklasleerlingen blijkt onvoldoende in staat om begrijpend te kunnen lezen. Ruim de helft van de MBO-leerlingen beschikt over onvoldoende taalvaardigheid om later in de beroepspraktijk goed te kunnen functioneren. 1.2.5 Informatieverwerking en digitalisering De meeste laaggeletterden ervaren hun taalniveau als een probleem. Zij hebben zich staande leren te houden in de maatschappij. Door een minder omvangrijke woordenschat is het moeilijker om duidelijk te maken wat je wil, en om de informatie die je krijgt goed te kunnen verwerken. Vooral de informatieverwerking wordt in deze kennismaatschappij steeds moeilijker. Te meer omdat steeds meer informatie (alleen) digitaal wordt verstrekt. Ook de toegang tot voorzieningen vindt steeds meer plaats via digitale loketten. Denk alleen maar aan de overheid die in 2017 al haar diensten digitaal aan gaat bieden. Uit onderzoek blijkt dat zo’n 300.000 mensen onvoldoende digitale vaardigheden hebben. De kans daarop is ongeveer drie keer zo hoog bij laaggeletterden. Laaggeletterden beschikken over minder functionele taalvaardigheden – de vaardigheid om informatie te kunnen lezen, begrijpen en 6 gebruiken – en dit is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden . 1.2.6 Financiële gevolgen Naast bovenstaande maatschappelijke en sociale gevolgen van laaggeletterdheid, is er ook een financieel gevolg: laaggeletterdheid kost de Nederlandse samenleving naar schatting jaarlijks 556 miljoen euro. Een groot deel van deze gederfde inkomsten (circa 63%) wordt veroorzaakt door een 7 verminderde productiviteit en verminderde belastinginkomsten.
5
Factsheet laaggeletterden van Pharos
6
http://www.ecbo.nl/3_1915_Laaggeletterden_-achterblijvers-in-de-digitale-wereld.aspx 7 Gegevens van de Stichting Lezen en Schrijven 5
Hoofdstuk 2 Kader 2.1 Landelijke kaders Omdat de overheid taalvaardigheid belangrijk vindt, heeft zij wetten gemaakt. Aan de ene kant wordt taalvaardigheid “afgedwongen”, terwijl aan de andere kant instrumenten worden gegeven om taalvaardig te worden en blijven. De verschillende wetten geven de gemeente verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Hieronder volgt een overzicht van de wettelijke kaders die worden ingezet voor laaggeletterden. ·
De Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB). De WEB is gericht op de educatie van volwassenen die niet inburgeringsplichtig zijn. De besteding van de middelen gaat veranderen. De gedwongen winkelnering bij ROC’s is met ingang van 1 januari 2015 gefaseerd afgebouwd en de WEB wordt voortaan uitgevoerd vanuit de arbeidsmarktregio. De contactgemeente is Rotterdam.
·
De Wet stelsel openbare bibliotheekvoorziening (Wsob) Op grond van deze wet hebben bibliotheken een belangrijke spilfunctie op het gebied van schrijf- en leesvaardigheden voor jong en oud. De wet biedt de ruimte voor lezen, leren, informeren, ontmoeting en debat. Geen enkel kind mag meer opgroeien in een taalarme omgeving en mensen, die moeite hebben met lezen, schrijven en communiceren, moeten in de bibliotheek terecht kunnen voor taalscholing.
·
De Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) Deze wet biedt een kader voor een dekkend en kwalitatief goed aanbod aan voorschoolse voorzieningen. Daarnaast is de regierol van de gemeente ten aanzien van onderwijsachterstandenbeleid verstevigd.
Daarnaast zijn er ook nog verplichtende wetten om de Nederlandse taal te leren: -
De Wet Taaleis van de Participatiewet Op grond van deze wet hebben uitkeringsgerechtigden een inspanningsverplichting om taal te leren; de verantwoordelijkheid ligt dus specifiek bij de betrokkene zelf. De gemeenten ontvangen geen extra middelen om mensen een taalaanbod te doen. Bij het Jongerenloket wordt de Taalmeter ingezet om laaggeletterdheid onder jongeren op te sporen.
-
De Wet Inburgering (WI) Op grond van deze wet hebben inburgeraars een resultaatsverplichting om het inburgeringsdiploma te behalen óf om aan te tonen dat dit niet nodig óf niet haalbaar is. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) biedt aan inburgeraars de mogelijkheid om geld te lenen voor een taaltraject dat zij zelf moeten inkopen. In Vlaardingen zijn als commercieel inburgeringsbedrijf actief: Tornante Trainingen, ROC Albedacollege en het Inburgeringsbedrijf van Vluchtelingenwerk.
Naast deze wetten heeft het kabinet met inspanningen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2015 een meerjarig actieprogramma vastgesteld: “Tel mee met Taal”. De vier kernelementen uit “Tel mee met Taal” zijn: 1. Lokale netwerkaanpak met als doelstelling dat landelijk 45.000 Nederlanders een aantoonbaar verbeterde taalbeheersing hebben en dat hun maatschappelijke participatie is toegenomen. Beoogde resultaten zijn onder andere een duurzame infrastructuur per arbeidsmarktregio, trainen van vrijwilligers als taalmaatje/taalcoach en het inrichten van taalpunten. De Stichting Lezen en Schrijven is hier de hoofduitvoerder. 2. Taalakkoorden met als doelstelling dat gemeenten met andere partijen akkoorden sluiten om het taalnetwerk van concrete ambities te voorzien en duurzaam te maken. Er komt een
6
stimuleringsbudget beschikbaar voor extra vernieuwingen die in het taalakkoord worden afgesproken. 3. Leesbevordering met als doelstelling landelijk 1 miljoen jonge kinderen tot en met de basisschoolleeftijd te bereiken met leesbevordering. Beoogde resultaten zijn onder andere de invoering van BoekStart bij alle basisbibliotheken, het gebruik van BoekStart in de kinderopvang en de implementatie van de Bibliotheek op school in het basisonderwijs, vmbo en havo/vwo. Stichting Lezen en Schrijven is hier hoofduitvoerder.
4. Experimenteren met als doelstelling het verbinden van taal met andere domeinen/onderwerpen en daarmee moeilijk bereikbare doelgroepen te bereiken. Beoogde resultaten zijn onder andere een groter bereik van kinderen van laagtaalvaardige ouders en van laaggeletterde 50-plussers zodat die laatsten gezondheidswinst behalen. Ook de aanpak van Educatie voor Vrouwen met Ambitie (EVA) valt hieronder. Naast deze wetten en programma’s streeft de overheid er ook naar om haar dienstverlening vanaf 2017 volledig te digitaliseren. Sites zoals die van de Sociale Verzekeringsbank en de Belastingdienst, zijn voor taalzwakkeren en digibeten, nauwelijks te begrijpen. Het programma Digisterker richt zich op het bevorderen van het gebruik van de e-overheid en het ondersteunen van 'functioneel digibeten'. Cursisten kunnen na afloop zelfstandig gebruikmaken van elektronische dienstverlening van bijvoorbeeld de gemeente, het UWV en de Belastingdienst. De deelnemers krijgen een certificaat. Overheidsorganisaties zoals de Belastingdienst, het UWV, het Ministerie van VWS, Logius en gemeenten onderstrepen door hun medewerking aan Digisterker het belang van ondersteuning van digibeten. Per 2016 is er een inkoopregeling tussen de KB (Koninklijke bibliotheek) en Digisterker van kracht waardoor bibliotheken in Nederland Digisterker cursussen kunnen aanbieden zonder de licentiekosten hiervoor te hoeven betalen.
2.3 Lokaal kader 2.3.1 Coalitieakkoord 2014-2018 Daarin staat letterlijk dat taal een voorwaarde is om mee te doen in de Vlaardingse samenleving. Laaggeletterdheid is daarmee feitelijk een participatieprobleem dat nadelige gevolgen heeft voor zowel de persoon zelf als de samenleving. De aanpak van laaggeletterdheid staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van de integrale aanpak in het sociaal domein. 2.3.2 Visienota sociaal domein ‘Van zorgen voor naar zorgen dat’. In deze nota uit 2014 worden onder meer de volgende maatschappelijke effecten nagestreefd: · Vlaardingers kunnen zo lang mogelijk zelfstandig in de lokale samenleving functioneren en participeren; · Vlaardingers kunnen zich in voldoende mate ontwikkelen en ontplooien en daarmee een maatschappelijk sterke positie bereiken op de sociale en maatschappelijke ladder. 2.3.3 Integraal Beleidsplan Sociaal Domein Vlaardingen ‘Volle kracht vooruit 2015-2018’. In dit beleidsplan zijn de volgende doelstellingen opgenomen: 1. Inwoners nemen de regie over hun eigen leven en zijn zelfredzaam. 2. Inwoners functioneren zo lang mogelijk zelfstandig in de lokale samenleving 3. Inwoners doen mee. 4. Kinderen groeien veilig en gezond op. 5. Inwoners stijgen op de sociaal-maatschappelijke ladder. Om aan deze doelstellingen te kunnen voldoen is het noodzakelijk dat alle Vlaardingers goed kunnen lezen en schrijven en rekenvaardigheden en digitale vaardigheden in voldoende mate beheersen. De resultaten van de aanpak laaggeletterdheid kunnen op termijn meegenomen worden in de MVSmonitor Sociaal Domein die op dit moment in ontwikkeling is. Hiervoor is nodig dat eerst nulmeting
7
plaatsvindt en dat kritische prestatie-indicatoren (KPI) worden benoemd op basis waarvan de voortgang van de aanpak laaggeletterdheid gemonitord kan worden. 2.3.4 Notitie Onderwijskansenbeleid 8
Deze notitie biedt bij het bestrijden en voorkomen van laaggeletterdheid ook een lokaal kader. Dit beleid heeft op het terrein van voor- en vroegschoolse educatie als doel dat alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar bereikt moeten worden. Het bereik is nu 270 kinderen. Daarnaast wordt er ingezet op het stimuleren van ouderbetrokkenheid.
8
Nota Onderwijskansenbeleid: Een dekkend en kwalitatief goed aanbod aan voorschoolse voorzieningen, Vlaardingen 2013. 8
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten De afgelopen jaren is veel inspanning verricht om laaggeletterdheid te voorkomen, onderhouden en te bestrijden. Ook is duidelijk dat dit nog steeds nodig is. Dit is een goed moment om de uitgangspunten opnieuw te formuleren. ·
Laaggeletterdheid gaat over het beheersen van de Nederlandse taal en van digitale vaardigheden en rekenvaardigheden Een goede beheersing van de Nederlandse taal is van groot belang. Digitale vaardigheden worden steeds belangrijker vanwege de digitalisering van de samenleving. Bovendien worden veel taalcursussen gratis aangeboden via internet. Om daar gebruik van te kunnen maken zijn 9 digitale vaardigheden noodzakelijk. Daarnaast zijn ook rekenvaardigheden van belang .
·
De aanpak van laaggeletterdheid gaat over preventie, bestrijding én onderhoud Met alleen een vaardigheden aanleren ben je er niet. Er moeten ook mogelijkheden geschapen worden om de vaardigheden te kunnen onderhouden. “Use it or loose it!”
·
Laaggeletterdheid is een realiteit van de samenleving Laaggeletterdheid oplossen met extra taalaanbod is niet altijd realistisch. Sommige mensen kunnen niet veel leren. Toch is voor deze groep een aanpak van laaggeletterdheid in relatie tot sociale vraagstukken van belang.
·
Vlaardingse aanpak moet aansluiten bij landelijke ontwikkelingen Er zijn allerlei landelijke ontwikkelingen met betrekking tot het aanpakken van de laaggeletterdheid waar de gemeente bij kan aansluiten, zoals de Wet Taaleis van de Participatiewet, het afbouwen van de gedwongen winkelnering bij de WEB en het landelijke 10 actieprogramma “Tel mee met Taal” . Landelijk wordt er gepleit voor een intensieve 11 samenwerking tussen bibliotheken, zorginstellingen en gemeenten.
·
Aanpak laaggeletterdheid wordt in de domeinen gezondheid / opvoeding en gezin / werk en inkomen gerealiseerd In deze domeinen zijn de grootste maatschappelijke effecten te behalen door het aanpakken van laaggeletterdheid. En deze domeinen zijn voor de laaggeletterde de meest aansprekende en motiverende.
·
Taalaanbod moet aansluiten bij de behoefte van de laaggeletterde Niet iedereen leert op dezelfde manier en niet iedereen leert even snel. Er zijn verschillende startposities en leerdoelen. Het totale aanbod moet daarop afgestemd zijn.
·
Breng vraag en aanbod bij elkaar, ondersteun waar nodig Dit uitgangspunt onderschrijft het belang van een goed overzicht van het aanbod en van een ‘bredere’ aanpak van laaggeletterdheid. Binnen Vlaardingen zijn er allerlei partijen die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid: gesubsidieerd en commercieel, vanuit landelijk beleid, gemeentelijk beleid of particulier initiatief.
9
Zie rapportage ‘Aanpak van laaggeletterdheid’ Algemene Rekenkamer, 18 april 2016: minister OC&W heeft in 2012 de definitie van laaggeletterdheid verbreed: Geletterdheid omvat luisteren, spreken, schrijven, gecijferdheid en in dat kader gebruiken van alledaagse technologie 10
Zie voetnoot 2.
11
Motie Van Meenen, Tweede Kamer, 2013-2014, 33911, nr 17. 9
Hoofdstuk 4 Doelstellingen Een praktische aanpak van laaggeletterdheid vraagt om concrete doelstellingen: Doel 1 Voorkomen, onderhouden en bestrijden van laaggeletterdheid (inclusief rekenvaardigheden) en verbeteren van digitale vaardigheden van laaggeletterden. Criteria · · ·
Er is een sluitende aanpak laaggeletterdheid. Zo kan maatwerk geleverd worden aan de diverse doelgroepen laaggeletterden. 12 80% van de deelnemers heeft na beëindiging van een (formeel) traject een aantoonbaar hoger taalniveau en/of grotere digitale vaardigheden. Taaltrajecten zijn gericht op een duurzaam effect. Dit kan door het leren van de taal in te bedden in de dagelijkse leefsituatie van laaggeletterden en door het vergroten van het zelflerend vermogen.
Doel 2 Vergroten van kansen van kinderen door voorkomen van laaggeletterdheid bij de kinderen zelf. Criteria · · · ·
100% van de doelgroepkinderen neemt daadwerkelijk deel aan een VVE-programma ter preventie van laaggeletterdheid. Kinderen hebben geen taal-en of ontwikkelingsachterstand bij instroom groep 3. Er is een zorgstructuur die recht doet aan de doorgaande leer-en zorglijn uit de onderwijsvisie. Ouders zijn betrokken bij de voorschoolse voorzieningen en er vindt afstemming plaats tussen de ouderbetrokkenheid in de voorschoolse en vroegschoolse periode.
Doel 3 Voorkomen en beperken van de gevolgen van laaggeletterdheid voor die mensen die door een verstandelijke en of lichamelijke beperking niet in staat zijn (beter) te leren lezen en schrijven. Criteria · ·
Mensen die niet in staat zijn om beter te leren lezen en schrijven, krijgen laagdrempelige hulp en ondersteuning bij de toegang tot voorzieningen op het gebied van zorg, inkomensondersteuning, gezondheid en vrijetijdsbesteding. Er is speciaal voorlichtingsmateriaal voor deze doelgroep beschikbaar en bereikbaar.
12
Na het volgen van non-formele en informele trajecten hebben laaggeletterden ook een hoger taalniveau, alleen is dit moeilijk aan te tonen. Daarom wordt hier alleen gesproken over formele trajecten. 10
Hoofdstuk 5 Samenwerking Bij de bestrijding en voorkoming van laaggeletterdheid is op dit moment een aantal partijen/organisaties betrokken. Partijen die onderling verschillen: sommige zijn een vrijwilligersinitiatief, sommige zijn een door de gemeente gesubsidieerde instelling en andere zijn weer een commerciële partij of een combinatie hiervan. Ook zal contact gelegd moeten worden met andere partijen die bij de bestrijding en voorkoming van laaggeletterdheid van belang zijn. Het gaat dan om partijen die binnen de eerder genoemde domeinen acteren. De ongelijkvormigheid tussen partijen maakt samenwerken uitdagend. Een sluitende integrale aanpak, waar door de gemeente regie op wordt gehouden, ontbreekt. Om tot een dergelijke aanpak te komen is (verregaande) structurele samenwerking noodzakelijk. Daarom stuurt de gemeente aan op bondgenootschap. In een bondgenootschap bundelen gemeenten, bibliotheken, welzijns- en zorginstellingen, vrijwilligerscentrales, bedrijven, werkvoorzieningen en onderwijsinstellingen hun krachten om laaggeletterdheid te bestrijden. Het komt neer op een 13 14 samenstel van (kern)partners en alliantiepartners die samenwerken om laaggeletterdheid duurzaam te voorkomen en bestrijden. Daarbij zijn regie en coördinatie een voorwaarde om dit te doen slagen.
13
Kernpartners: organisaties die bereid zijn om samen te werken en door inzet van middelen bij te dragen aan het bereiken van het hogere doel. Partners: organisaties die in de positie zijn om laaggeletterden door te verwijzen naar taalaanbieders of zelf taalaanbieders zijn 14
Alliantiepartners: deze moeten betrokken worden om laaggeletterden te vinden. Deze partners moeten niet alleen laaggeletterdheid gaan herkennen, maar daar ook voldoende belang aan hechten om op te acteren.
11
Hoofdstuk 6 Taalinformatie- en coördinatiepunt 6.1 Beschrijving In Vlaardingen is het aanbod te versnipperd. Daarnaast is er geen centrale regie en coördinatie. Om de doelstellingen van de aanpak laaggeletterdheid te bereiken, is het belangrijk dat er een duidelijk, neutraal en herkenbaar punt in het centrum komt: het taalinformatie- en coördinatiepunt. Vanuit dat punt kunnen burgers en organisaties hun weg vinden. Deze aanpak staat in het landelijk actieplan “Tel mee met taal” centraal. Dit taalinformatie- en coördinatiepunt wordt gedragen door de Vlaardingse taalaanbieders (en eventuele andere partners). Zij zullen meer geformaliseerde samenwerkingsverbanden met elkaar aangaan. Dit punt wordt gevestigd in de Bibliotheek Vlaardingen: een neutrale, laagdrempelige en bekende instelling waar mensen eenvoudig (en zonder schaamte) naar binnen kunnen. De bibliotheek richt zich op de persoonlijke ontwikkeling van inwoners zodat zij actief aan de samenleving kunnen deelnemen. Zo zijn er (digitale) leermiddelen en pc’s met digitale oefenprogramma’s. Een dergelijk taalinformatie- en coördinatiepunt dat in samenwerking met de Stichting Lezen en Schrijven is opgezet is o.a. in Spijkenisse, Woerden, Zoetermeer, Gouda en Bergen op Zoom in gebruik en succesvol gebleken. Dit goede voorbeeld willen wij volgen. Niet voor niets is er onlangs een overeenkomst gesloten tussen de Belastingdienst, de Koninklijke Bibliotheek en de openbare bibliotheken waarbij de bibliotheken een rol krijgen om inwoners te ondersteunen bij het digitale contact met de overheid. Openbare bibliotheken functioneren als aanbieder en gids naar uiteenlopende activiteiten, die bijdragen aan participatie, zelfredzaamheid en actief burgerschap. Om nader in te zoomen op wat het taalinformatie- en coördinatiepunt feitelijk inhoudt, worden hierna de taken van het punt benoemd. Ook worden de stappen geschetst die o.a. gezet moeten worden om te komen tot een functionerend taalinformatie- en coördinatiepunt.
6.2 Taken De taken van het taalinformatie- en coördinatiepunt worden: ·
Het op de kaart krijgen van de problematiek rondom laaggeletterdheid binnen de domeinen gezondheid / opvoeding en gezin / werk en inkomen, zodanig dat de actoren in deze domeinen actief gaan doorverwijzen en toeleiders gemobiliseerd worden.
·
Het realiseren van een laagdrempelige voorziening waar mensen actief met taal en digitale vaardigheden bezig kunnen zijn. Dit kan door het organiseren van o.a. inloopspreekuren, taalcafé, leesgroepen, voorleesuren, oefenprogramma’s op pc e.d.
·
Het bij elkaar brengen en op elkaar afstemmen van vraag en aanbod, waardoor input ontstaat voor een integrale aanpak, zodat het juiste taalaanbod gestimuleerd en gefaciliteerd kan worden. Daarmee kan de vraag met het juiste taalaanbod verbonden worden (waaronder ook digitale vaardigheden).
·
Het meten van de mate van laaggeletterdheid m.b.v. onder andere de taalmeter. Op deze manier kan een indicatie gegeven worden voor het aanbod.
·
Het verstrekken van informatie en het geven van advies over laaggeletterdheid (met inbegrip van beperkingen in digitale vaardigheden), en over formeel en non-formeel taalaanbod.
·
Het vinden, binden, scholen en begeleiden van taalvrijwilligers (n.b. het Servicepunt Vrijwilligers bevindt zich in de bibliotheek).
·
Het monitoren van bereikte resultaten.
12
Op deze manier kan de gemeentelijke regierol bij het bestrijden en voorkomen van laaggeletterdheid en het ontwikkelen van digitale vaardigheden. Het taalinformatie- en coördinatiepunt moet een structurele, uitnodigende en vanzelfsprekende plek zijn in de Vlaardingse samenleving. Het opzetten, inrichten en bemannen van het taalinformatie- en coördinatiepunt en het veroveren van die vanzelfsprekende plek vereist niet alleen kennis van educatie en laaggeletterdheid, maar vooral ervaring met het opzetten van een dergelijk punt in een bibliotheek. Een dergelijke kwaliteit die langdurig inzetbaar zal moeten zijn, vereist een beroepskracht.
6.3 Stappenplan Om een dergelijk taalinformatie- en coördinatiepunt op te richten zullen er diverse activiteiten ondernomen moeten worden. Hieronder worden in het kort de stappen benoemd. Om deze stappen te zetten zal een projectleider worden gezocht die ervaring heeft met het opzetten van Taalinformatie- en coördinatiepunten. Deze projectleider zal een uitvoeringsplan maken waarin o.a. de volgende activiteiten opgenomen zijn: ·
Contacten leggen met mogelijke partners
·
Vaststellen en (laten) ondertekenen van samenwerkingsovereenkomsten
·
Nadere inrichting en coördinatie van overlegstructuur
·
Ontwerp, uitvoeren en inrichten van fysieke Taalinformatie- en coördinatiepunt
·
Ontwerp, uitvoering en inrichting van digitaal taalinformatie- en coördinatiepunt
·
Verkrijgen van voorlichtingsmaterialen
·
Werving taalvrijwilligers aan de hand van competentieprofielen / functiebeschrijvingen
·
Opstellen en (laten) uitvoeren van een scholingsplan van de taalvrijwilligers
·
Het samen met partners inzichtelijk blijven maken van het aanbod
·
Het samen met partners ontwikkelen van activiteiten
·
Effectieve en efficiënte vormen vinden voor makelen tussen vraag en aanbod
13
Hoofdstuk 7 Vraag en aanbod bij elkaar brengen Eén van de taken van het taalinformatie- en coördinatiepunt is het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Idealiter sluiten de vraag naar educatie en aanbod van verschillende vormen van educatie naadloos op elkaar aan. Idealiter is er voor de Vlaardinger die zijn laaggeletterdheid onder ogen ziet, op zeer korte termijn een passend educatief aanbod. Het risico dat mensen van hun leerproces afzien als niet meteen de daad bij het woord gevoegd kan worden, is levensgroot. Verschillende soorten educatieve trajecten ontwikkelen en aanbieden zonder dat er zicht is op welke personen precies gebruik gaan maken van de trajecten, is eveneens ineffectief. Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod is een taak voor het taalinformatie- en coördinatiepunt. De eerste stap om een sluitend integraal aanbod te verkrijgen is krijgen van een overzicht van het totale educatieve aanbod in Vlaardingen. Daartoe zal een geactualiseerd overzicht van het aanbod worden gemaakt. Vervolgens kan bekeken worden of met dit aanbod op elk niveau van laaggeletterdheid door alle doelgroepen ingestapt kan worden. Daardoor worden eventuele lacunes en de grootte daarvan zichtbaar en kan bepaald worden of daar aanbod op ontwikkeld moet worden. De tweede stap is het opsporen van de doelgroep. Laaggeletterden bevinden zich overal. Het is van groot belang dat door het wijdverbreid blijvend aandacht vragen voor de problematiek er een netwerk van ‘vindplaatsen’ ontstaat. Binnen dat netwerk worden bondgenootschappen gesloten waarbij gezamenlijk de strijd wordt aangegaan om laaggeletterdheid te tegen te gaan en te voorkomen. Door laaggeletterdheid uit de taboesfeer te halen en erover te praten en de voordelen van taalvaardigheid te benoemen, kunnen laaggeletterden bewogen worden tot het maken van stappen op de weg naar geletterdheid. Binnen het netwerk zal het taalinformatie- en coördinatiepunt de spin in het web zijn. Daar komen alle vragen samen. Vanuit dat punt wordt verwezen naar een passend educatief aanbod. Dit vraagt deskundigheid van degene die bij het taalinformatie- en coördinatiepunt de intake doet en verwijst naar het taalaanbod.
14
Hoofdstuk 8 Financiën en monitoring 8.1 Rijksmiddelen 8.1.1 Wet Educatie Beroepsonderwijs Het beschikbare budget in 2016 vanuit de WEB voor trajecten bedraagt ruim € 273.000. De WEB-gelden kunnen vanaf 2015 lokaal worden ingezet voor formele en non-formele educatietrajecten, trajecten die niet leiden tot een diploma. In 2015 is dit 25% van de gelden, in 2016 50%, in 2017 75% en uiteindelijk in 2018 100%. Voor 2016 zijn afspraken gemaakt over de inzet van de educatiegelden: - 50% verplichte afname bij het Albedacollege, conform de wet. - 30% lokaal inzetbaar voor trajecten, (€ 81.000, - ) dit is 10% meer dan in 2015. In 2015 is hier met name het Taalcentrum van bekostigd. - 20% lokaal inzetbaar, maar via regionale aanbesteding. Voor de komende jaren worden nieuwe afspraken gemaakt. De werving voor deze trajecten wordt niet via de WEB bekostigd. Deze trajecten zijn alleen voor nietinburgeraars. Voor zover inburgeringsplichtigen deelnemen aan het Taalcentrum, kan dit niet worden betaald uit de WEB-gelden. 8.1.2 Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) Het totaal aan rijkssubsidie bedraagt bijna € 2.700.000, waarvoor de gemeente de wettelijk taken op het gebied van vroeg- en voorschoolse voorzieningen moeten uitvoeren. De planperiode onderwijskansenbeleid was van 2011-2015. Deze periode is verlengd tot en met 2017.
8.2 Gemeentelijke middelen 8.2.1 De Bibliotheek Vlaardingen In de Bibliotheek Vlaardingen worden taalactiviteiten ontplooid ter voorkoming en bestrijding van laaggeletterdheid, met inbegrip van digivaardigheden. De bibliotheek had voor deze activiteiten in 2015 een budget van € 91.500 beschikbaar. Het gaat hierbij om de kosten van activiteiten vanuit de front- en backoffice en naschoolse activiteiten inclusief voorbereiding, coördinatie en uitvoering. 8.2.2 Taalcentrum Vlaardingen Het Taalcentrum Vlaardingen biedt taal- en digitale trajecten aan anderstaligen, voor zover dit niet wordt bekostigd vanuit de middelen van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB). Het gaat om: het Infopunt Taal, het Taalpracticum, Taal in beweging (50% gemeente, 50% Europese fondsen), conversatiegroepen en computerlessen. Hiervoor wordt een subsidie van ruim € 68.000 beschikbaar gesteld vanuit de afdeling RMO/Sectie jeugd en maatschappelijke ondersteuning. 8.2.3 Taalinformatie- en coördinatiepunt Voor de bekostiging van het op te richten Taalinformatie- en coördinatiepunt zijn de volgende financiële middelen benodigd: Incidentele kosten € 92.000,- (opzet, inrichting, promotie, ict e.d.) Structurele kosten € 45.000.- (salaris coördinator, collectie, training, begeleiding e.d.)
8.3 Monitoring Om zicht te houden op zowel uitgaven als het bereiken van de doelstellingen is het noodzakelijk dat regelmatig overzicht wordt gemaakt van inkomsten en uitgaven én van de mate waarin het aanbod toereikend is voor de vraag. 15
Bijlage Overzicht mogelijke partners binnen de domeinen n.b.: partners en alliantiepartners kunnen nog verder aangevuld worden. GEZONDHEID (kern-)partners: GGD, CJG, Bibliotheek, gemeente: jmo, Minters, Wijkteams, huisartsenkring, Uniek, St. Wijzer, Seniorenwelzijn, Vluchtelingenwerk, Samen Schrijven, tornante, ROC… Alliantiepartners: Huisartsen, wijkverpleegkundige scholen, kinderopvang, thuiszorg, sportclubs, psychologen, voedselbank, LZN, logopedie, fysiotherapie, ziekenhuis… WERK EN INKOMEN (Kern-)partners: Stroomopwaarts, gemeente: accounthouder Stroomopwaarts, Bibliotheek, Groot bedrijf, IKV, leerwerkbedrijf, re-integratie, formulierenbrigade, Vluchtelingenwerk, samen schrijven, tornante, ROC… Alliantiepartners: vindplaatsen bankinstellingen, woningcorporaties, werkgevers, UWV, Wijkteams, voedselbank, kerken…. GEZIN EN OPVOEDING (Kern-)partners: Stichting Aanzet, sectie onderwijs, bibliotheek, CJG, Jmo, Uniek, Vluchtelingenwerk, Jeugdzorg, scholen po / vo, kinderopvang, uitvoering van St. Aanzet, wijkteams, samen schrijven, tornante, ROC…. Alliantiepartners: vindplaatsen leerplichtambtenaren, leerlingenvervoer, veilig thuis, sportclubs, CJV, scouting, logopedie, kinderpsychologen en –coaches….
16