REGLEMENT VOOR HET ZELFSTANDIG ACADEMISCH PERSONEEL
ZAP reglement
Inhoud
HOOFDSTUK I.
ALGEMENE BEPALINGEN ....................................................................... 1
Afdeling 1.
Begrippenkader ........................................................................................................................ 1
Afdeling 2.
Toepassingsgebied ................................................................................................................... 3
Afdeling 3.
Rechten en plichten van de leden van het ZAP........................................................................ 4
Afdeling 4.
Opdracht .................................................................................................................................. 6
Afdeling 5.
Beschikbaarheid en nevenactiviteiten ..................................................................................... 7
HOOFDSTUK II.
INSTROOM .......................................................................................... 10
Afdeling 1.
Aanwervingsvoorwaarden ..................................................................................................... 10
Afdeling 2.
Aanstelling en benoeming ..................................................................................................... 12
Afdeling 3.
Aanstelling en benoeming na vacature .................................................................................. 13
Afdeling 4.
Salarisschalen ......................................................................................................................... 17
Afdeling 5.
Verstrijken van de onthaal – en integratieperiode ................................................................ 18
Afdeling 6.
Verstrijken van de periode van tijdelijke aanstelling ............................................................. 19
Afdeling 7.
Uitbreiding van de opdracht .................................................................................................. 20
HOOFDSTUK III. EVALUATIE EN DOORSTROOM ............................................................ 22 Afdeling 1.
Evaluatie ................................................................................................................................. 22
Afdeling 2.
Bevordering ............................................................................................................................ 29
Afdeling 3.
Herbepaling van de opdracht................................................................................................. 31
Afdeling 4.
Herleiding van de opdracht.................................................................................................... 32
Afdeling 5.
Tijdelijke vervanging .............................................................................................................. 33
Afdeling 6.
Vergoeding voor bestuursmandaten ..................................................................................... 35
Afdeling 7.
Administratieve standen en verlofregeling ............................................................................ 35
Afdeling 8.
Preventieve Schorsing ............................................................................................................ 39
Afdeling 9.
Tucht ...................................................................................................................................... 40
HOOFDSTUK IV. UITSTROOM ....................................................................................... 46 Afdeling 1.
Ambts- of mandaatsbeëindiging ............................................................................................ 46
Afdeling 2.
Nadere regels ......................................................................................................................... 46
Afdeling 3.
Emeriti .................................................................................................................................... 48
HOOFDSTUK V. GASTPROFESSOREN............................................................................. 51 Afdeling 1.
Omschrijving .......................................................................................................................... 51
Afdeling 2.
Onderwijsprofessoren............................................................................................................ 51
Afdeling 3.
Visiting professors .................................................................................................................. 53
Afdeling 4.
Deeltijdse gastprofessoren .................................................................................................... 53
Afdeling 5.
Gastprofessoren interuniversitaire opleidingen .................................................................... 54
HOOFDSTUK VI. OVERGANGSBEPALINGEN .................................................................... 56 [2]
ZAP reglement
Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN Afdeling 1.
BEGRIPPENKADER
Artikel 1. - Begrippenlijst In dit reglement wordt verstaan onder aanstelling: beslissing waardoor de arbeidsrechtelijke band voor bepaalde tijd tussen het lid van het ZAP en de universiteit tot stand komt, en waarvan bijgevolg de begin- en de einddatum expliciet en vooraf zijn vastgelegd; benoeming: beslissing waardoor de arbeidsrechtelijke band tussen het lid van het ZAP en de universiteit een vast dienstverband wordt, en waarvan bijgevolg enkel de begindatum vooraf is vastgelegd; bestuursmandaat: mandaat van voorzitter of ondervoorzitter van de raad van bestuur van de universiteit, rector, vicerector of decaan; bevordering: benoeming of aanstelling in een hogere graad; externe deskundige: persoon waarvan de deskundigheid in een bepaald domein algemeen erkend wordt, die niet als personeelslid of als emeritus aan de universiteit of aan het Universitair Ziekenhuis Brussel verbonden is, en die in de afgelopen periode van vijf jaar, voorafgaand aan de vraag om advies of beoordeling, geen onderzoekssamenwerking heeft gehad met de persoon over wie om zijn advies of beoordeling wordt gevraagd in hoofdorde: een lid van het ZAP is in hoofdorde verbonden aan de faculteit waar hij het grootste deel van zijn opdracht vervult; vervult hij zijn opdracht in gelijke mate bij verschillende faculteiten, dan is hij in hoofdorde verbonden aan de faculteit waar deze opdracht hem eerst werd toegewezen. lid van het ZAP: lid van het zelfstandig academisch personeel, zoals gedefinieerd in het universiteitendecreet. Voor de leesbaarheid van de tekst wordt enkel een neutrale of de mannelijke persoonsvorm gebruikt. De bepalingen over een lid van het ZAP gelden uiteraard zonder genderonderscheid. onderzoeksmandaat: een mandaat in het kader van het onderzoekscontingent zoals omschreven in het ‘Reglement Onderzoeksraad (OZR)’; standenbesluit: besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998 tot vaststelling van de regeling omtrent de afwezigheden, de tucht, de administratieve standen, het verlof, de mandaatsbeëindiging, het onderzoek van de lichamelijke geschiktheid en het geneeskundig toezicht voor het academisch personeel bij de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap; tenure track stelsel: stelsel waaronder een docent kan worden aangeworven overeenkomstig artikel 91bis van het universiteitendecreet, ingevoerd bij decreet van 4 juli 2008; universiteit: de Vrije Universiteit Brussel, exclusief het Universitair Ziekenhuis Brussel (UZ Brussel); universiteitendecreet: het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;
ZAP reglement
vakgebied: tak van de wetenschap waarover het ZAP onderwijs verstrekt, wetenschappelijk onderzoek verricht of wetenschappelijke dienstverlening verstrekt; waarnemer: persoon die uitgenodigd wordt om een zitting bij te wonen en die mag wijzen op elke overtreding van de toepasselijke regels die hij vaststelt; werkstudentenprogramma: onderwijsaanbod dat hoofdzakelijk of uitsluitend voor werkstudenten wordt ingericht, waarbij hoorcolleges, werkcolleges, oefeningen, enz. ’s avonds en tijdens de weekeindes worden gegeven, en dat ook andere vormen van onderwijs of begeleidingsactiviteiten kan omvatten; wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening: prestaties ten behoeve van derden, geleverd door diensten van de universiteit of door een lid van het ZAP, en die voortvloeien uit aan de universiteit aanwezige kennis, resultaten van wetenschappelijk of projectmatig wetenschappelijk onderzoek of technologie; indien deze prestaties tegen vergoeding worden geleverd zijn ze onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening door de universiteiten of de hogescholen en betreffende de relaties van de universiteiten en de hogescholen met andere rechtspersonen en de in uitvoering daarvan opgestelde reglementen; ZAP-matrix: door de universiteit vastgestelde criteria en richtwaarden inzake onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, die een referentiekader vormen voor evaluatie bij instroom- en doorstroom van het ZAP. De ZAP-matrix vormt één geheel met dit reglement. Artikel 2. - Lijst van afkortingen EBC: evaluatie- en bevorderingscommissie FWO: Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen VTE: voltijds equivalent of equivalent van een voltijdse (100%) opdracht Artikel 3. - Bestuur In dit reglement wordt verstaan onder het bestuur het universiteitsorgaan dat krachtens het universiteitendecreet, krachtens het organiek statuut van de universiteit en de reglementen die in uitvoering van dit statuut zijn genomen, bevoegd is om de in dit reglement vermelde bevoegdheden uit te oefenen. Dat orgaan is in principe het bevoegde orgaan binnen de faculteit waaraan het lid van het ZAP verbonden is. Bij uitzondering op deze regel treedt als bestuur op, in de zin van dit reglement: • Het rectorencollege, voor een lid van het centraal academisch personeel (CAP), ook voor daaronder ressorterende leden van het Interfacultair Departement voor Lerarenopleiding (IDLO); • De onderzoeksraad, voor (1) een lid van het ZAP aangesteld binnen een onderzoeksmandaat, (2) een deeltijds lid van het ZAP aangesteld met middelen verworven door de gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in hoofde van assistenten en vorsers (‘defiscaliseringsmaatregel’); • Het bevoegd orgaan van het Instituut voor Europese Studies (IES), voor een lid van het ZAP aangesteld ten laste van de fondsen van dit Instituut.
[2]
ZAP reglement
De faculteit treedt dus als bestuur op voor de tenure track mandaten, ongeacht hoe ze worden gefinancierd. Bij financiering door bijzondere onderzoeksfondsen (BOF) brengt de onderzoeksraad echter een bijkomend advies uit, zoals nader in dit reglement bepaald. Artikel 4. - Kennisgeving en mededeling Tenzij het reglement uitdrukkelijk in een andere regeling voorziet, gebeurt iedere schriftelijke kennisgeving, mededeling, uitnodiging of oproeping in uitvoering van een van de bepalingen van dit reglement, langs de post, bij gewone brief, of bij elektronisch bericht (per e-mail). Artikel 5. - Termijnen Termijnen worden in dit reglement in principe berekend overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. De termijn wordt gerekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis die hem doet ingaan, en omvat alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen. De vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag. Met een wettelijke feestdag wordt voor de toepassing van dit reglement gelijkgesteld de feestdagen van de Vlaamse Gemeenschap. Ten aanzien van de geadresseerde loopt een termijn die begint te lopen vanaf een kennisgeving bij aangetekende brief of bij gewone brief berekend vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd. Gebeurde de kennisgeving bij elektronisch bericht, dan loopt die termijn vanaf de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het bericht werd verzonden. Artikel 6. - Motiveringsplicht Ieder voorstel, ieder verzoek, ieder advies, ieder bezwaar, iedere beoordeling, ieder besluit en iedere beslissing genomen in uitvoering van één van de bepalingen van dit reglement, moet gemotiveerd worden. Deze bepaling bevestigt de motiveringsplicht die in het bestuursrecht algemeen geldt, en breidt ze uit zoals in de vorige alinea bepaald. Artikel 7. - Bestrijding van discriminatie - Genderevenwicht Bij de toepassing van dit reglement wordt iedere vorm van ongeoorloofde discriminatie geweerd. Bij de samenstelling van de commissies waarin dit reglement voorziet wordt zoveel mogelijk naar genderevenwicht gestreefd.
Afdeling 2.
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 8. - Academisch personeel Dit reglement, en in het bijzonder afdeling 3 van dit hoofdstuk, zijn toepasselijk op volgende categorieën van het academisch personeel: • leden van het ZAP; • vervangend academisch personeel; [3]
ZAP reglement
• ere-leden van het ZAP en emeriti, indien en in de mate waarin ze met enige academische opdracht belast zijn; • gastprofessoren; Tevens, indien en in de mate waarin ze met een onderwijsopdracht belast zijn: • doctor-assistenten; • onderzoekers die een doctorstitel hebben behaald.
Afdeling 3.
RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE LEDEN VAN HET ZAP
Artikel 9. - Academische vrijheid In de uitvoering van hun opdracht en taken genieten de leden van het ZAP academische vrijheid. Artikel 10. -
Algemene verplichtingen
De leden van het ZAP behartigen in alle omstandigheden naar best vermogen de belangen van de universiteit. Ze gedragen zich in overeenstemming met de bepalingen van het universiteitendecreet, van het Organiek Statuut van de universiteit, van dit reglement en van alle andere reglementen, voorschriften en besluiten van de universiteit. De leden van het ZAP vervullen de hun toegewezen opdrachten persoonlijk en nauwgezet. Artikel 11. -
Waardigheid
De leden van het ZAP onthouden zich van elk gedrag dat afbreuk doet aan de waardigheid van de persoon, of dat het vervullen van de zending van de universiteit zoals bepaald in het Organiek Statuut in het gedrang brengt. In het bijzonder is de hoedanigheid van lid van het ZAP onverenigbaar met enige activiteit die het lid zelf of via een tussenpersoon verricht, en waardoor: • de vervulling van zijn opdracht en de daaraan verbonden verplichtingen in het gedrang komt; • zijn intellectuele integriteit wordt aangetast; • zijn persoonlijke belangen conflicteren met de belangen die hij als lid van het ZAP moet in acht nemen; • de wetenschappelijke of academische deontologie wordt miskend. Artikel 12. -
Onthoudingsplicht
Een lid van het ZAP brengt geen advies uit, dient geen voorstel in, woont geen vergadering bij, neemt geen deel aan een beraadslaging of besluitvorming binnen enig orgaan van de universiteit, indien zijn echtgenoot, bloed- of aanverwanten tot de derde graad bij deze aangelegenheid betrokken zijn of een persoonlijk belang hebben. Met de echtgenoot wordt gelijkgesteld de persoon met wie het lid van het ZAP samenwoont. Artikel 13. -
Vrije meningsuiting
De leden van het ZAP hebben het recht op vrijheid van meningsuiting, ook met betrekking tot feiten waarvan ze kennis hebben uit hoofde van hun opdracht. [4]
ZAP reglement
Artikel 14. -
Discretieplicht
Het is de leden van het ZAP evenwel verboden feiten bekend te maken indien hiermee − de financiële belangen van de universiteit in het gedrang komen; − het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten worden verhinderd; − de discretie omtrent een lopend beraad wordt miskend, daarin begrepen de discretie omtrent de extern opgevraagde adviezen ter beoordelingen of evaluaties. − het beroepsgeheim wordt geschonden; − het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens wordt geschonden; − de privacy van een persoon wordt geschonden. Artikel 15. -
Meldingsplicht
Het lid van het ZAP dat in de uitoefening van zijn functie nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de decaan en eventueel de rector op de hoogte. Het lid van het ZAP dat bij deze melding te goeder trouw heeft gehandeld, en geen persoonlijk voordeel nastreeft, mag, omwille van deze melding, binnen de universiteit niet gesanctioneerd worden. Artikel 16. -
Aansprakelijkheid voor fouten
Als een lid van het ZAP bij de uitvoering van zijn opdracht de universiteit of derden schade berokkent, is het tegenover de universiteit enkel aansprakelijk voor zijn opzettelijke en voor zijn zware fout. Voor een lichte fout is het enkel aansprakelijk als die fout eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Artikel 17. -
Rechten op vindingen, wetenschappelijke dienstverlening, valorisatie, auteursrechten
De vermogensrechten op vindingen die in het kader van onderwijs- en onderzoekstaken en van taken van wetenschappelijke dienstverlening door een lid van het ZAP worden verworven, behoren de universiteit toe. De rechten en plichten van de leden van het ZAP met betrekking tot wetenschappelijke dienstverlening ten behoeve van derden en de maatschappij worden nader beheerst door de bepalingen van het VUB-reglement inzake de wetenschappelijke dienstverlening en de relaties met andere rechtspersonen. Dat VUB-reglement bepaalt ook de rechten en plichten van de leden van het ZAP met betrekking tot de deelname in spin-off bedrijven en andere rechtspersonen. De rechten en plichten van de leden van het ZAP met betrekking tot de valorisatie van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek worden nader beheerst door de bepalingen van het VUB- valorisatiereglement. De rechten en plichten van de leden van het ZAP met betrekking tot auteursrechten bij lesopnames worden nader beheerst door een afzonderlijk reglement. De bepalingen van deze reglementen maken deel uit van dit ZAP-reglement. In geval van tegenstrijdigheid tussen de bepalingen van dit algemeen reglement en de bepalingen van een van deze specifieke reglementen hebben deze laatste voorrang. [5]
ZAP reglement
Afdeling 4. Artikel 18. -
OPDRACHT Omschrijving van de opdracht
Elk lid van het ZAP heeft recht op een nauwkeurige omschrijving van zijn opdracht, zoals hierna bepaald. Artikel 19. -
Werkplaats en arbeidsomstandigheden
Bij de omschrijving van de opdracht wordt erover gewaakt dat de werkdruk en het arbeidsritme aanvaardbaar blijven. Voor de uitvoering van hun opdracht kunnen de leden van het ZAP rekenen op een maximale en kwalitatieve ondersteuning van het bestuur. Ze hebben recht op een operationele werkplaats, met voor eenieder gelijk toegankelijke dienstfaciliteiten en efficiënt uitgebouwde logistieke centrale diensten. De aard en de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden worden in rekening genomen bij iedere beoordeling en evaluatie. Artikel 20. -
Omvang van de opdracht
Het bestuurscollege bepaalt voor elk lid van het ZAP het voltijds of deeltijds karakter van zijn opdracht. Het wijst tevens de vakgroep aan waaraan die opdracht verbonden is. Indien de opdracht aan verschillende vakgroepen is verbonden, bepaalt het bestuurscollege, op voorstel van het bestuur, aan welke vakgroep het lid van het ZAP in hoofdorde is verbonden. De opdracht van een docent in het tenure track stelsel bedraagt ten minste 50% VTE. De docent, aangeworven in een mandaat waarvan de omvang 80% VTE of meer bedraagt, wordt aangesteld in de hoedanigheid van tenure-trackdocent. Artikel 21. -
Inhoud van de opdracht van een voltijds lid van het ZAP
De leden van het ZAP hebben tot opdracht het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verschaffen van academisch onderwijs in het vakgebied of in de vakgebieden die hen zijn toegewezen. Indien de opleiding waarin het lid van het ZAP een onderwijsopdracht heeft ook in een werkstudentenprogramma voorziet, dan is het lid van het ZAP ertoe gehouden deze opdracht, onder welke vorm ook (hoorcolleges, werkcolleges, practica, oefeningen, begeleidingstaken, …), binnen dit programma uit te voeren. Hiervan wordt bij de omschrijving van de opdracht uitdrukkelijk melding gemaakt. De onderwijsopdracht kan geheel of gedeeltelijk bestaan uit de begeleiding van studenten bij scripties en eindverhandelingen of masterproeven, en van promovendi tijdens de voorbereiding van hun doctoraatsproefschrift. De academische opdracht kan tevens prestaties van wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening omvatten. Het bestuurscollege kan een lid van het ZAP, met zijn instemming, ook met organisatorische, coördinerende, bestuurlijke of administratieve taken naast zijn academische taken, belasten.
[6]
ZAP reglement
Artikel 22. -
Omvang van de opdracht van een deeltijds lid van het ZAP
De deeltijdse opdrachten worden uitgedrukt als een procentueel aandeel van een voltijdse opdracht. Voor het bepalen van een procentueel aandeel komt elke halve dag per week die besteed wordt ten diensten van de universiteit overeen met 10%. Het procentueel aandeel moet minstens 10% van een voltijdse opdracht omvatten, en wordt altijd als een veelvoud van vijf uitgedrukt. Het procentueel aandeel van een deeltijdse opdracht die uitsluitend onderwijsactiviteiten omvat kan echter tot 5% worden beperkt. Een deeltijdse opdracht van een bepaalde graad van het ZAP kan in dezelfde universiteit niet gecombineerd worden met een deeltijdse opdracht van een andere graad van het ZAP. Artikel 23. -
Inhoud van de opdracht van een deeltijds lid van het ZAP
De opdracht van een lid van het ZAP in een deeltijds dienstverband kan ofwel uitsluitend onderwijsactiviteiten, ofwel uitsluitend onderzoeksactiviteiten of een combinatie van beide bevatten. Ook wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening kan tot de taakstelling van de leden van het deeltijds ZAP behoren. Ook voor de deeltijdse leden van het ZAP geldt dat, indien de opleiding waarin het lid van het ZAP een onderwijsopdracht heeft ook in avondonderwijs voorziet, het lid van het ZAP ertoe gehouden is deze opdracht, onder welke vorm ook (hoorcolleges, werkcolleges, practica, oefeningen, begeleidingstaken, …), binnen dit avondonderwijs uit te voeren. Hiervan wordt bij de omschrijving van de opdracht uitdrukkelijk melding gemaakt. Artikel 24. -
Opdrachten in andere universiteiten of in hogescholen
Met zijn instemming kan een lid van het ZAP ook belast worden met onderwijsopdrachten, met inbegrip van examens, in één of meer andere universiteiten of hogescholen. Hierover wordt een overeenkomst tussen de instellingen gesloten, waarin ook de termijn van de onderwijsopdracht wordt bepaald. Bij overeenkomst gesloten tussen twee of meer universiteiten, kunnen afzonderlijke onderwijsen onderzoeksopdrachten verdeeld over de betrokken universiteiten als één voltijdse opdracht omschreven worden. In de overeenkomst worden de opdrachten van het lid van het ZAP in de verschillende universiteiten als een procentueel aandeel van een voltijdse opdracht bepaald.
Afdeling 5. Artikel 25. -
BESCHIKBAARHEID EN NEVENACTIVITEITEN Beschikbaarheid
Een voltijds lid van het ZAP is voor de universiteit voltijds beschikbaar, d.w.z. tien halve dagen per week. Dit geldt ook voor het voltijds lid van het ZAP dat toelating heeft verkregen om nevenactiviteiten uit te oefenen. De verplichting om beschikbaar te zijn houdt onder meer het volgende in. • beschikbaar zijn voor de studenten: voldoende spreekuren per week, en voldoende beschikbare dagen voor het afnemen van examens; • colleges op normale tijdstippen doceren, zowel voor het gewone onderwijs als voor het avondonderwijs; • leiden, lezen en beoordelen van scripties, eindverhandelingen en masterproeven; [7]
ZAP reglement
• actieve deelname aan het onderzoek door het aantrekken van extern gefinancierde onderzoeksprojecten, door het leiden en implementeren van onderzoek, door publicaties, deelname aan wetenschappelijke congressen en bijeenkomsten, promotorschap over doctoraten, valorisatie en andere vormen van uitstraling; • waar mogelijk, wetenschappelijke dienstverlening; • aanwezigheid op vergaderingen van facultaire organen; • het opnemen van academische verantwoordelijkheden, ondermeer de vertegenwoordiging van het bestuur en de universiteit in zowel interne als externe commissies en raden. Van de deeltijdse leden van het ZAP wordt een beschikbaarheid verwacht die in verhouding tot de omvang van hun opdracht staat. Artikel 26. -
Nevenactiviteiten van deeltijdse leden
De deeltijdse leden van het ZAP waarvan de opdracht ten minste 50 procent van een voltijdse opdracht bedraagt, stellen het bestuur in kennis van hun andere bezoldigde/onbezoldigde activiteiten, die met hun opdracht als lid van het ZAP kunnen interfereren. Artikel 27. -
Nevenactiviteiten van voltijdse leden
Een voltijds lid van het ZAP mag geen andere beroepsactiviteit of een andere bezoldigde activiteit uitoefenen, dan met toestemming van het bestuurscollege. Het bestuurscollege beslist hierover na advies van het bestuur. De toestemming wordt slechts verleend voor activiteiten die met de opdracht aan de universiteit verenigbaar zijn. De toestemming wordt per academiejaar verleend. Ze kan worden ingetrokken indien de voorwaarden waaronder ze werd verleend, niet meer nageleefd worden. Een voltijds lid van het ZAP stelt het bestuur in kennis van elke onbezoldigde activiteit die hij uitoefent en die met de uitvoering van zijn opdracht interfereert. Hij vermeldt de aard en de omvang ervan. Artikel 28. -
Ambtshalve herleiding van de voltijdse opdracht
De opdracht van een voltijds lid van het ZAP dat een andere beroepsactiviteit of een andere bezoldigde activiteit uitoefent, die een groot deel van zijn tijd in beslag neemt, wordt ambtshalve tot een deeltijdse opdracht herleid. Als andere beroepsactiviteiten of bezoldigde activiteiten die een groot deel van de tijd in beslag nemen worden beschouwd alle activiteiten waarvan de omvang twee halve dagen per week overschrijdt of die voorkomen op de lijst vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering. Een lid van het ZAP kan evenwel toestemming verkrijgen tot het uitoefenen van een nevenactiviteit die op deze lijst voorkomt, indien hij kan aantonen dat ze geen groot gedeelte van zijn tijd in beslag neemt en de omvang van twee halve dagen per week niet overschrijdt. Hiertoe dient hij jaarlijks een verzoek in, samen met het cumulatieformulier waarvan hierna sprake. Dit verzoek wordt behandeld volgens de hierna bepaalde procedure. Artikel 29. -
Afwijking voor medische en paramedische activiteiten
Medische en paramedische activiteiten uitgeoefend door een lid van het ZAP in uitvoering van een arbeidsovereenkomst of van een reglement inzake kliniekvergoedingen worden niet beschouwd als andere beroepsactiviteiten of andere bezoldigde activiteiten in de zin van de twee
[8]
ZAP reglement
voorgaande artikelen, indien ze worden uitgeoefend in het Universitair Ziekenhuis Brussel. Dit geldt ook voor de personeelsleden verbonden aan de tandheelkundige kliniek van de universiteit. Artikel 30. -
Vorm van het verzoek en van de kennisgeving
Het verzoek tot toestemming voor het uitoefenen van een nevenactiviteit, en het verzoek tot toestemming voor het uitoefenen van een activiteit die geacht wordt een groot deel van de tijd in beslag te nemen, evenals de kennisgeving van nevenactiviteiten waarvan sprake in de vorige bepalingen, worden ingediend door het invullen van een cumulatieformulier, dat elk lid van het ZAP bij de personeelsdienst indient: (1) bij de aanwerving of de benoeming; (2) bij het begin van elk academiejaar naar aanleiding van de jaarlijkse bevraging; (3) in geval van wijziging in de opgegeven activiteiten. Artikel 31. -
Procedure
Het cumulatieformulier wordt voorgelegd aan het bestuur, dat op basis van de motieven van het lid van het ZAP en van eigen vaststellingen een advies uitbrengt over de reële beschikbaarheid van het lid van het ZAP en over de gevraagde toestemming. Indien het bestuur meent dat het lid van het ZAP door de vermelde nevenactiviteiten niet meer voldoende beschikbaar kan zijn, of dat de door hem vermelde gegevens niet volledig of niet correct zijn, geeft het aan het lid van het ZAP de gelegenheid om zijn standpunt toe te lichten en te verantwoorden. Vervolgens beslist het bestuur over het te verstrekken advies en bezorgt dit aan de rector. Het bestuurscollege beslist over de gevraagde toestemming en motiveert deze beslissing. Het legt de jaarlijkse naamlijst van voltijdse en deeltijdse leden van het ZAP die nevenactiviteiten uitoefenen vast. Het stelt desgevallend ook de ambtshalve herleiding van de opdracht vast. Artikel 32. -
Participatie in rechtspersonen
Een lid van het ZAP kan bezoldigd of onbezoldigd participeren in de oprichting of de werking van verenigingen zonder winstoogmerk of andere rechtspersonen die onderzoek, wetenschappelijke dienstverlening, contractonderwijs, administratieve diensten of socio-culturele dienstverlening van de universiteit overnemen. Zo ook voor verenigingen of andere rechtspersonen die geheel of gedeeltelijk gebruik maken of wensen te maken van lokalen, infrastructuur, diensten of personeel van de universiteit. Een dergelijke participatie moet aan de universiteit gemeld worden, zelfs indien deze participatie geen nevenactiviteit inhoudt in de zin van dit reglement.
[9]
ZAP reglement
INSTROOM
Hoofdstuk II. Afdeling 1. Artikel 33. -
AANWERVINGSVOORWAARDEN Diplomavoorwaarden
Niemand kan worden benoemd of aangesteld tot lid van het ZAP tenzij hij houder is van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat volgens de Europese richtlijnen of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend. Voor een tenure track docent van wie het mandaat door bijzondere onderzoeksfondsen (BOF) wordt gefinancierd, geldt tevens dat hij op het ogenblik van zijn aanstelling minder dan zeven jaar tevoren gepromoveerd is als doctor op proefschrift. Artikel 34. -
Selectiecriteria
Iedere benoeming of aanstelling moet gegrond zijn op een vergelijking van de competenties en verdiensten van de kandidaten, zowel op het vlak van wetenschappelijk onderzoek en academisch onderwijs als wetenschappelijke dienstverlening binnen het betrokken vakgebied. De universiteit leeft de objectiviteit bij de selectie na. Artikel 35. -
Competentieprofielen
De minimale profielen waaraan een docent, hoofddocent, hoogleraar en gewoon hoogleraar moet beantwoorden, zijn als volgt vastgesteld: Docent (ook tenure track docent) : verricht degelijk wetenschappelijk onderzoek, beschikt over didactische kwaliteiten en verstrekt degelijk op onderzoek gebaseerd onderwijs. Hoofddocent: verricht degelijk wetenschappelijk onderzoek, beschikt over didactische kwaliteiten en verstrekt degelijk op onderzoek gebaseerd onderwijs. Op het vlak van onderzoek ontwikkelt de hoofddocent zich autonoom, alleen of in wetenschappelijk samenwerkingsverband met andere leden van het ZAP. Als elementen van wetenschappelijke autonomie gelden de onafhankelijke wetenschappelijke producties, onafhankelijkheid over het verwerven en het beheer van onderzoeksprojecten en autonoom promotorschap over doctoraten. De hoofddocent is betrokken bij de wetenschappelijke leiding van een vakgroep. Hoogleraar: is een meer dan gemiddeld creatief en productief onderzoeker in vergelijking met andere leden van het ZAP binnen de universiteit en in andere universiteiten, beschikt over didactische kwaliteiten en heeft een brede onderwijservaring. De hoogleraar neemt actief deel aan de wetenschappelijke leiding van een vakgroep of onderzoeksgroep en is bereid leidinggevende taken binnen de faculteit of de universiteit op te nemen. Gewoon hoogleraar: heeft zich tot een uitstekend onderzoeker ontwikkeld die ruime erkenning geniet in zijn vakgebied, zowel nationaal als internationaal, beschikt over didactische kwaliteiten en heeft een brede onderwijservaring. De gewoon hoogleraar beschikt over leidinggevende capaciteiten en neemt academische verantwoordelijkheden op, hetzij alleen, hetzij samen met anderen, voor de wetenschappelijke en bestuurlijke leiding van een departement, afdeling of andere academische eenheid. De verwachtingen gesteld ten aanzien van de docent gelden cumulatief voor de hoofddocent, de hoogleraar en de gewoon hoogleraar. [10]
ZAP reglement
De verwachtingen gesteld ten aanzien van de hoofddocent gelden cumulatief voor de hoogleraar en de gewoon hoogleraar. De verwachtingen gesteld ten aanzien van de hoogleraar gelden cumulatief voor de gewoon hoogleraar. De profielen van de verschillende ZAP graden en de criteria ter beoordeling van de didactische kwaliteiten worden in de ZAP-matrix nader gespecificeerd (bijlage I). Artikel 36. -
Bijkomende verwachtingen ten aanzien van tenure track docenten
Bij aanstelling van een tenure track docent gelden de volgende criteria die bij de beoordeling op het einde van de onthaal – en integratieperiode in acht genomen zullen worden: Inzake onderwijs: gunstige onderwijsevaluatie, en in ieder geval geen negatief probleemsignaal dat niet geremedieerd werd; klachtenvrij vervullen van de onderwijsopdracht. Inzake onderzoek: een publicatieproductiviteit in de periode in tenure track die de bevordering tot hoofddocent verantwoordt, zoals bij aanstelling met de tenure track docent overeengekomen is. Over dezelfde periode als promotor de leiding hebben genomen over minstens één ingeschreven doctorandus; als promotor of co-promotor over de periode in tenure track competitieve externe financiering verworven hebben voor de discipline of voor het betreffende globale domein van humane wetenschappen (HW), basis-, natuur- en toegepaste wetenschappen (BNTW) of biomedische wetenschappen (BMW). Inzake dienstverlening: deelname aan overlegorganen; interne dienstverlening.
facultaire,
universitaire
of
interuniversitaire
Inzake internationalisering: beschikken over een internationaal netwerk; relevante buitenlandervaring van ten minste zes maanden, hetzij voor de aanvang van het tenure track mandaat, hetzij tijdens dat mandaat. Leidinggevend potentieel: een goede combinatie vertonen van zelfstandigheid en samenwerking, van teamgeest en initiatief. Artikel 37. -
Anciënniteitsvoorwaarden
Om te kunnen benoemd of aangesteld worden moet een lid van het ZAP aan de volgende anciënniteitsvoorwaarden voldoen: Hoofddocent: ten minste vijf jaar als docent in een universiteit aangesteld of benoemd zijn. Hoogleraar: ten minste vier jaar als hoofddocent in een universiteit aangesteld of benoemd zijn. Gewoon hoogleraar en buitengewoon hoogleraar: ten minste vier jaar als hoogleraar in een universiteit aangesteld of benoemd zijn. De anciënniteitsvoorwaarde moet zijn vervuld op 1 januari van het begrotingsjaar waarin het lid van het ZAP in die graad wordt benoemd of aangesteld. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan het bestuurscollege met een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen afwijken van de anciënniteitsvoorwaarde. Artikel 38. -
Onderwijsprofessionalisering
Ieder lid van het ZAP neemt deel aan het onderwijsprofessionaliseringstraject, zoals dit nader vastgelegd is in een afzonderlijk reglement, dat van dit Reglement voor het ZAP deel uitmaakt (bijlage II). [11]
ZAP reglement
Artikel 39. -
Lichamelijke geschiktheid en geneeskundig toezicht
Het onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid van en het geneeskundig toezicht op de leden van het ZAP gebeurt bij de eerste aanstelling of benoeming van een lid van het ZAP, en in de omstandigheden waarin het bestuurscollege dit noodzakelijk acht. Dit onderzoek en dit toezicht worden uitgevoerd door de instantie die de raad van bestuur met de arbeidsgeneeskunde van de universiteit belast.
Afdeling 2. Artikel 40. -
AANSTELLING EN BENOEMING Eerste aanwerving
Bij zijn eerste aanwerving wordt een lid van het ZAP aangesteld, hetzij voor bepaalde duur, hetzij in tijdelijk verband met uitzicht op een vaste benoeming. In het eerste geval is er sprake van een tijdelijke aanstelling; in het tweede geval is er sprake van een onthaal – en integratieperiode, zoals in de volgende bepalingen nader toegelicht. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan een lid van het ZAP met voltijdse opdracht bij aanwerving meteen benoemd worden, zonder onthaal – en integratieperiode. Artikel 41. -
Duur van de onthaal – en integratieperiode
De duur van onthaal – en integratieperiode is drie jaar, behalve in het tenure track stelsel dat een onthaal – en integratieperiode van vijf jaar met één tussentijdse beoordeling heeft. Artikel 42. -
Duur van de tijdelijke aanstelling
Tenzij anders bepaald, is de duur van de tijdelijke aanstelling drie jaar. De maximumduur is zes jaar, zoals decretaal bepaald. Artikel 43. -
Procedures
De aanstelling of de benoeming van leden van het ZAP verloopt volgens een van de hierna vermelde procedures: externe vacature, interne vacature, benoeming bij het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode, hernieuwing bij het verstrijken van de tijdelijke aanstelling of uitbreiding van de opdracht. Artikel 44. -
Externe vacature als principe
Voor een eerste benoeming of aanstelling als lid van het ZAP is een openbare oproep van kandidaten vereist; deze procedure wordt ‘externe vacature’ genoemd. Het voorstel van externe vacature gaat van het bestuur uit, en kadert in de strategische planning van de faculteit. Het bestuur toont aan dat de voorgestelde vacature functioneel verantwoord is, en licht de noodzaak ervan toe aan de hand van het facultair plan. Treedt de onderzoeksraad voor deze vacature als bestuur op, dan moet de vacature verantwoord worden conform het reglement en het beleidsplan van de onderzoeksraad. Treedt het bevoegde orgaan van het Instituut voor Europese Studies (IES) voor deze vacature als bestuur op, dan moet de vacature verantwoord worden conform het reglement en het beleidsplan van het Instituut. Bij het voorstel wordt de samenstelling van de selectiecommissie gevoegd. [12]
ZAP reglement
Het vacaturebericht wordt in het Nederlands en in het Engels gepubliceerd op de website van de universiteit en langs ten minste twee internationale academische job- of uitwisselingskanalen. Het verder verloop van de procedure tot aanstelling of benoeming na externe vacature wordt geregeld in afdeling 3 hierna. Artikel 45. -
Interne vacature
Indien voor deze vacature een of meer leden van het ZAP in aanmerking komen, kan het te begeven mandaat zonder externe vacature worden toegewezen. In dat geval wordt de vacature louter intern, binnen de universiteit, kenbaar gemaakt. Deze procedure wordt ‘interne vacature’ genoemd. Ze kan enkel gevolgd worden voor de toekenning van een bijkomende opdracht aan een voltijds of deeltijds lid van het ZAP. Het voorstel van interne vacature gaat van het bestuur uit, en kadert in de strategische planning van de faculteit. Het bestuur toont aan dat de voorgestelde vacature functioneel verantwoord is, en licht de noodzaak ervan toe aan de hand van het facultair plan. Tevens geeft het bestuur aan waarom de voorkeur moet worden gegeven aan een interne vacature, eerder dan aan een externe vacature. Bij het voorstel wordt de samenstelling van de selectiecommissie gevoegd. De procedure voor aanstelling of benoeming na interne vacature verloopt voor het overige op overeenstemmende wijze als de procedure voor aanstelling of benoeming na externe vacature.
Afdeling 3. Artikel 46. -
AANSTELLING EN BENOEMING NA VACATURE Samenstelling van de selectiecommissie
Voor elke vacature stelt het bestuur een selectiecommissie samen. Deze selectiecommissie bestaat uit minimum vijf leden, die in principe allen leden van het ZAP moeten zijn. Eén van deze leden kan echter ook een emeritus van de universiteit zijn, voor zover en zolang hij nog met enige academische opdracht belast is. Het bestuur wijst de voorzitter van de selectiecommissie aan. Bij de samenstelling wordt rekening gehouden met de specifieke deskundigheid en de competenties van de leden, gerelateerd aan het vakgebied en aan de eventuele specifieke discipline waarin de vacature gesitueerd is. Er wordt ook rekening gehouden met de eventueel facultair overschrijdende aspecten van de toe te wijzen opdracht(*). Indien het te begeven mandaat een omvang heeft van ten minste 80% VTE, zal de commissie tevens het schriftelijk advies inwinnen van twee externe deskundigen. Deze twee deskundigen worden reeds bij de samenstelling van de commissie aangeduid. Ze worden uitgenodigd om aan de bespreking door de selectiecommissie deel te nemen. Indien het te begeven mandaat door de Onderzoeksraad is toegewezen, wint de onderzoeksselectiecommissie vooraf het advies in van de faculteit waarin het lid van het ZAP na afloop van het mandaat geroepen is te worden opgenomen. In dit advies houdt de faculteit ook rekening met de didactische kwaliteiten van het lid van het ZAP.
(*) Bijvoorbeeld IDLO bij aanwerving van een lid van het ZAP betrokken bij de lerarenopleiding.
[13]
ZAP reglement
Indien het mandaat te begeven is binnen een gezamenlijke procedure voor de aanstelling als diensthoofd of afdelingshoofd van het Universitair Ziekenhuis Brussel en als lid van het ZAP wordt de overeenkomst nageleefd waarin deze gezamenlijke procedure is uitgewerkt, met inbegrip van de bepalingen betreffende de samenstelling van de selectiecommissie. Artikel 47. -
Voorlegging aan de onderzoeksraad
Indien het om een mandaat binnen het tenure track stelsel gaat, door bijzondere onderzoeksfondsen (BOF) gefinancierd, moet het vacaturevoorstel aan de onderzoeksraad worden voorgelegd, die desgevallend aanvullende of disciplinegebonden vereisten kan toevoegen. Artikel 48. -
Voorlegging aan het rectorencollege
Het rectorencollege bespreekt het vacaturevoorstel van het bestuur en de samenstelling van de selectiecommissie. Er wordt gestreefd naar een behandeling van alle voorstellen tot externe vacature door het rectorencollege vóór de wintervakantie van het academiejaar voorafgaand aan het academiejaar waarvoor de vacature wordt uitgeschreven. Indien het voorstel betrekking heeft op een interne vacature beoordeelt het rectorencollege ook in het bijzonder of de afwijking van het principe van een externe vacature behoorlijk verantwoord is. Na bespreking brengt het rectorencollege zijn advies uit. Dit advies kan positief of negatief zijn. Het rectorencollege kan het vacaturevoorstel ook terug naar het bestuur zenden, met verzoek tot bijkomende inlichtingen, toelichting of aanpassing. In dat geval beslist het rectorencollege of het verzoek hem opnieuw moet worden voorgelegd, dan wel na aanpassing meteen aan het bestuurscollege kan worden voorgelegd. Het bestuurscollege beslist over het voorstel tot vacature, rekening houdend met het advies van het rectorencollege. Er wordt gestreefd naar het bereiken van een beslissing vóór de lentevakantie van het academiejaar voorafgaand aan het academiejaar waarvoor de vacature wordt uitgeschreven. Artikel 49. -
Vacaturebericht
Het vacaturebericht vermeldt ten minste: • de functieomschrijving, met vermelding van het vakgebied; • het vereiste profiel van de kandidaat; • de omvang van de opdracht, uitgedrukt in een procentueel aandeel van een VTE; • de duur van de aanstelling of van de onthaal – en integratieperiode; • voor een docent, of deze vacature een aanstelling als tenure-trackdocent impliceert of niet; • de termijn waarbinnen de kandidaturen moeten worden ingediend. Artikel 50. -
Kandidatuur
Elke kandidatuur wordt uitsluitend ingediend via het daartoe bestemde platform dat langs de website van de universiteit kan worden bereikt. [14]
ZAP reglement
Bij de kandidatuur worden de volgende gegevens gevoegd: •
een beknopt curriculum vitae van de kandidaat;
•
het academisch dossier van de kandidaat, opgesteld conform het model in bijlage III;
• een bondige motivering van de kandidatuur, een visie op de uitbouw van toekomstige onderzoekslijnen en een opsomming van zijn vijf belangrijkste publicaties en zijn vijf belangrijkste academische verwezenlijkingen in de voorbije vijf jaar; • tenzij het om een onderzoeksmandaat gaat, de visie van de kandidaat op het onderwijs dat hij zal verstrekken. De kandidaat mag, zo hij dit wenst, bijkomende gegevens aan zijn dossier toevoegen. Artikel 51. -
Werkwijze van de selectiecommissie
De selectiecommissie heeft tot opdracht de kandidaten te beoordelen en te rangschikken. Ze legt haar werkwijze vast, zodra de termijn voor indiening van de kandidaturen verstreken is. Hiervoor moet de selectiecommissie niet vergaderen; de leden van de commissie kunnen, op verzoek van de commissievoorzitter, hun mening per brief of elektronisch bericht mededelen. Artikel 52. -
Beoordeling van de kandidaten
De selectiecommissie oordeelt eerst over de ontvankelijkheid van de kandidaturen. De selectiecommissie toetst het academisch dossier van elke kandidaat waarvan de kandidatuur ontvankelijk werd verklaard aan het vermelde profiel en aan de criteria van de ZAP-matrix. Artikel 53. -
Beoordeling van didactische kwaliteiten
Tenzij het om een onderzoeksmandaat gaat, beoordeelt de selectiecommissie voor elke kandidaat of hij over de vereiste didactische kwaliteiten beschikt om de onderwijsopdracht degelijk te kunnen uitvoeren. De selectiecommissie bepaalt zelf hoe ze de didactische kwaliteiten van de kandidaten zal beoordelen. De regel hierbij is dat elke kandidaat vóór een eerste aanstelling of benoeming een proefles moet doceren, waarvan de selectiecommissie het onderwerp bepaalt. Deze proefles zal, volgens de beslissing van de selectiecommissie, aan studenten worden gedoceerd, of aan een beperkte groep personen die de kwaliteit van de les kunnen beoordelen. De proefles wordt gedoceerd in de taal waarin de lessen zullen gedoceerd worden. Indien de selectiecommissie over voldoende elementen ter beoordeling van de didactische kwaliteiten van de kandidaten beschikt, kan ze beslissen dat de proefles niet wordt opgelegd. In dat geval moet er bijzonder op toegezien worden dat alle kandidaten gelijk behandeld worden. Artikel 54. -
Advies van de selectiecommissie
De selectiecommissie brengt advies uit over alle kandidaturen die ontvankelijk werden bevonden. Ze beoordeelt welke kandidaten voor de opdracht geschikt worden geacht. De verdiensten en competenties van deze kandidaten worden met mekaar afgewogen, met betrekking tot het academische onderwijs, het wetenschappelijke onderzoek en de wetenschappelijke dienstverlening; desgevallend wordt daarbij rekening gehouden met de inzetbaarheid van de kandidaat in het onderwijs en in het onderzoek, in uitvoering van de strategische planning van de faculteit.
[15]
ZAP reglement
Vervolgens stelt de selectiecommissie een rangschikking voor van de meest geschikte kandidaten; ze neemt in deze rangschikking niet meer dan drie kandidaten op. In haar advies verwerkt de selectiecommissie de adviezen die ze desgevallend van de externe deskundigen heeft ontvangen. Artikel 55. -
Voorstel van het bestuur
Het advies van de selectiecommissie wordt door het bestuur besproken. Het bestuur beslist vervolgens om de rangschikking door de selectiecommissie al of niet goed te keuren. Wordt de rangschikking goedgekeurd, dan geldt dit als het aanstellings- of benoemingsvoorstel van het bestuur. Wordt de rangschikking niet goedgekeurd, dan wordt het terug naar de selectiecommissie verwezen, met het verzoek een definitief voorstel te formuleren, rekening houdend met de opmerkingen van het bestuur. Dit eventueel gewijzigd voorstel wordt opnieuw aan het bestuur voorgelegd, dat dan zijn aanstellings- of benoemingsvoorstel formuleert. Artikel 56. -
Gesprek met de decaan ter nadere invulling van de opdracht
Op basis van dit aanstellings- of benoemingsvoorstel voert de decaan vervolgens een gesprek met de gunstig gerangschikte kandidaten, zoals hierna bepaald. De decaan bespreekt met de eerst gerangschikte kandidaat de graad waarin hij kan worden aangesteld of benoemd, de inschalingstrap, de arbeidsvoorwaarden, de wederzijdse concrete verwachtingen, in het bijzonder de opleidingsonderdelen waarover de kandidaat in geval van aanstelling of benoeming verantwoordelijk zal zijn. Zo ook de doelstellingen en evaluatiecriteria die bij beëindiging van de onthaal – en integratieperiode zullen aangewend worden. De decaan stelt van dit gesprek een verslag op, dat door hem en de kandidaat wordt ondertekend, en bij het aanstellings- of benoemingsvoorstel wordt gevoegd. Indien uit het gesprek blijkt dat de eerst gerangschikte kandidaat instemt met de besproken voorwaarden, dan wordt zijn aanstelling of benoeming verder voorgedragen, volgens de hierna vermelde procedure. Indien uit het gesprek blijkt dat de eerst gerangschikte kandidaat niet instemt met de besproken voorwaarden, dan wordt zijn kandidatuur als ingetrokken beschouwd. In dat geval wordt de in tweede orde gerangschikte kandidaat voor een gelijkaardig doelstellingengesprek uitgenodigd, zoals in dit artikel aangegeven. Indien hij met de besproken voorwaarden instemt, wordt hij voorgedragen. Indien ook hij weigert, voert de decaan een gesprek met de in derde orde gerangschikte kandidaat; indien hij met de besproken voorwaarden instemt, wordt hij voorgedragen. Artikel 57. -
(geschrapt)
Artikel 58. -
Advies van de senaat
De rector legt de voordracht van het bestuur aan de senaat voor, in voorkomend geval samen met het advies van de onderzoeksraad. De senaat beoordeelt de kandidaturen op grond van dezelfde criteria als degene die de selectiecommissie, en in voorkomend geval de onderzoeksraad, in acht moeten nemen.
[16]
ZAP reglement
De senaat kan ook voorstellen om de aanstelling in tijdelijk verband met uitzicht op vaste benoeming, aan een tussentijdse evaluatie te onderwerpen. Deze tussentijdse evaluatie verloopt zoals verder in dit reglement bepaald. Artikel 59. -
Beslissing van het bestuurscollege
De rector legt het voorstel tot benoeming of aanstelling als lid van het ZAP aan het bestuurscollege voor. Het bestuurscollege beslist over de aanstelling of benoeming, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met de uitgebrachte adviezen. Het aanstellings- of benoemingsbesluit vermeldt het vakgebied of de vakgebieden waarin het lid van het ZAP werkzaam zal zijn, in voorkomend geval ook het onderwijs- en onderzoeksdomein. De nadere omschrijving van de taken van het lid van het ZAP, in het bijzonder de opleidingsonderdelen waarover het lid van het ZAP verantwoordelijk wordt, volgt uit de schriftelijke neerslag van het gesprek met de decaan. Gaat het om een aanstelling als docent in het tenure track stelsel, dan wordt ook dit uitdrukkelijk vermeld; tevens worden dan de eventuele aanvullende en disciplinegebonden beoordelingscriteria uitdrukkelijk vermeld. Indien het mandaat te begeven is binnen een gezamenlijke procedure voor de aanstelling als een diensthoofd of afdelingshoofd van het Universitair Ziekenhuis Brussel en als lid van het ZAP, dan heeft de beslissing van het Bestuurscollege slechts uitwerking indien en zodra de beslissing tot aanstelling in het Universitaire Ziekenhuis door het bevoegde orgaan van het Universitair Ziekenhuis in dezelfde zin is genomen
Afdeling 4. Artikel 60. -
SALARISSCHALEN Inschaling
Het salaris van de leden van het ZAP wordt bepaald conform de decreetbepalingen en de uitvoeringsbesluiten die gelden voor het zelfstandig academisch personeel van de universiteiten in de Vlaamse gemeenschap. Bij de benoeming of aanstelling in een graad van het ZAP schaalt de universiteit de leden van het ZAP in, in de overeenstemmende salarisschaal, op grond van een beoordeling van de doorlopen academische carrière, de academische verdiensten, de doorlopen carrière buiten de academische wereld en de verworven ervaring en kwalificaties. Tevens bepaalt het bestuurscollege de salaristrap en de datum waarop de rang wordt ingenomen voor de verkrijging van periodieke verhogingen in die salarisschaal. Het bestuurscollege waakt daarbij over de billijkheid van de inschaling voor nieuwe leden van het ZAP, in vergelijking met leden van het ZAP die reeds geheel of gedeeltelijk een loopbaan in de universiteit doorliepen. Het salaris van een deeltijds lid van het ZAP is een evenredig aandeel van het salaris van een voltijds lid van het ZAP. Artikel 61. -
Salaristrappen
Elke salarisschaal is onderverdeeld in trappen. Een trap stemt niet noodzakelijk overeen met de voorheen verworven anciënniteit noch met de anciënniteit in die salarisschaal. De wijze waarop de salarisschalen in trappen ingedeeld zijn, bieden het lid van het ZAP een realistisch uitzicht op [17]
ZAP reglement
het bereiken van de hoogste trap in die salarisschaal bij het bereiken van de pensioenleeftijd. Die wijze van indeling zorgt tevens voor een natuurlijke voortgang van de salariëring van het lid van het ZAP volgens het principe van het ‘net hogere salaris’. Bij de inschaling van een lid van het ZAP dat bij benoeming of aanstelling in een postdoctoraal mandaat aan de universiteit verbonden was, gebeurt de inschaling ook volgens het principe van het ‘net hogere salaris’. Artikel 62. -
Net hoger salaris
Het principe van het ‘net hogere salaris’ houdt in dat een salaristrap zo wordt vastgesteld dat het overeenstemmende salaris onmiddellijk hoger is dan het salaris dat het personeelslid voorheen genoot. Bij deze vergelijking wordt uitgegaan van een opdracht van dezelfde omvang, vóór en na de vaststelling van de trap.
Afdeling 5. Artikel 63. -
VERSTRIJKEN VAN DE ONTHAAL – EN INTEGRATIEPERIODE Beoordeling van de onthaal – en integratieperiode
Het bestuur kan een voorstel tot vaste benoeming formuleren. Dit voorstel is gesteund op een gunstige beoordeling van het lid van het ZAP en van zijn academische prestaties tijdens de onthaal – en integratieperiode, op het vlak van onderzoek, onderwijs en wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening; tevens op zijn competentie en zijn inzetbaarheid op langere termijn binnen de vakgroep of de faculteit. Voor deze beoordeling wordt het advies ingewonnen van bevorderingscommissie, zoals nader bepaald in Hoofdstuk III hierna.
de
evaluatie-
en
Indien het bestuur, rekening houdend met het advies van de evaluatie- en bevorderingscommissie, de onthaal – en integratieperiode gunstig beoordeelt, formuleert het een voorstel tot vaste benoeming. De rector legt het voorstel tot vaste benoeming en de beoordeling waarop het steunt voor advies aan de Senaat voor. Het bestuurscollege beslist over de vaste benoeming, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat. Artikel 64. -
Beoordeling van de onthaal – en integratieperiode in het tenure track stelsel
Het voorstel tot vaste benoeming bij het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode in het in het tenure track stelsel steunt niet enkel op de gunstige evaluatie van de competenties en de academische opdracht, maar ook op het bereiken van de criteria die vereist zijn voor een bevordering tot hoofddocent, zoals in dit reglement omschreven. Voor deze beoordeling wordt het advies ingewonnen van de evaluatie- en bevorderingscommissie, zoals nader bepaald in Hoofdstuk III hierna. Bovendien wordt de tussentijdse evaluatie, zoals weergegeven in het opvolgingsrapport, in acht genomen. Ten slotte wordt rekening gehouden met de specifieke criteria die vastgelegd zijn voor een tenure track docent, zoals in dit reglement bepaald. Indien het bestuur, rekening houdend met het advies van de evaluatie- en bevorderingscommissie en met het opvolgingsrapport, de onthaal – en integratieperiode gunstig beoordeelt, formuleert het een voorstel tot vaste benoeming. [18]
ZAP reglement
De rector legt dit voorstel en de beoordeling waarop het steunt voor advies aan de Senaat voor. Artikel 65. -
Negatieve beoordeling van de onthaal – en integratieperiode
Indien het bestuur de competenties en prestaties tijdens de onthaal – en integratieperiode negatief beoordeelt, formuleert het, vóór het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode, een voorstel tot beëindiging van de tijdelijke aanstelling. De rector brengt het voorstel van het bestuur voor advies aan de senaat voor. Het bestuurscollege beslist, en neemt desgevallend akte van de beëindiging van de tijdelijke aanstelling door het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode. Deze bepaling geldt voor elke onthaal – en integratieperiode, ook voor de onthaal – en integratieperiode van de docent die in het tenure track stelsel was aangesteld.
Afdeling 6. Artikel 66. -
VERSTRIJKEN VAN DE PERIODE VAN TIJDELIJKE AANSTELLING Principe
Een tijdelijke aanstelling verstrijkt van rechtswege na verloop van de periode van aanstelling. Het bestuur overweegt tijdig of de opdracht opnieuw vacant moet worden verklaard. Artikel 67. -
Mogelijke hernieuwing
Bij afwijking van de regel die in het vorig artikel is opgenomen, kan het bestuur voorstellen om de tijdelijke aanstelling te hernieuwen, voor zover dit gebeurt vooraleer de termijn ervan verstreken is, en op grond van een gunstige beoordeling van het tijdelijk aangesteld lid van het ZAP. Artikel 68. -
Procedure voor deze hernieuwing
Voor deze beoordeling wordt het advies ingewonnen van bevorderingscommissie, zoals nader bepaald in Hoofdstuk III hierna.
de
evaluatie-
en
Met het oog op de beoordeling dient het lid van het ZAP, op vraag van het bestuur, een dossier in, dat voor de verlopen periode van de tijdelijke aanstelling de gegevens bevat zoals in Hoofdstuk III hierna voor een evaluatiedossier bepaald. Indien het bestuur, rekening houdend met het advies van de evaluatie- en bevorderingscommissie, de periode van tijdelijke aanstelling gunstig beoordeelt, formuleert het een voorstel tot hernieuwing. De rector legt dit voorstel tot hernieuwing en de beoordeling waarop het steunt voor advies aan de Senaat voor. Het bestuurscollege beslist over de hernieuwing, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat. Artikel 69. -
Benoeming na een tijdelijke aanstelling
Ter gelegenheid van de hernieuwing van een tijdelijke aanstelling kan het bestuur voorstellen het lid van het ZAP vast te benoemen. Voorwaarde hiertoe is dat het lid van het ZAP op het ogenblik waarop de hernieuwing ingaat reeds ten minste vijf jaar als lid van het ZAP aan een binnen- of buitenlandse universiteit is aangesteld.
[19]
ZAP reglement
Onverminderd de voorwaarden die voor de hernieuwing zijn gesteld, moet het voorstel tot benoeming dat van het bestuur uitgaat ook steunen op beschouwingen over de competenties van het lid van het ZAP en zijn inzetbaarheid op langere termijn binnen de vakgroep of de faculteit. Het bestuurscollege beslist over deze benoeming, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat. Het bestuurscollege oordeelt, tijdens dezelfde vergadering, eerst over de evaluatie en vervolgens over de benoeming.
Afdeling 7. Artikel 70. -
UITBREIDING VAN DE OPDRACHT Principe
De opdracht van een deeltijds aangesteld of benoemd lid van het ZAP wordt uitgebreid wanneer haar omvang, uitgedrukt in een procentueel aandeel van een VTE, stijgt. Uitbreiding van omvang volgt in principe op een externe of interne vacature, volgens de regels in dit reglement nader bepaald. Artikel 71. -
Uitbreiding zonder vacature
Een beperkte uitbreiding van de opdracht van het lid van het ZAP is ook zonder vacature mogelijk, op voorstel van het bestuur en met instemming van het lid van het ZAP. Deze mogelijkheid staat echter enkel open voor een uitbreiding van beperkte omvang, zoals de stijging van een opdracht van 10% VTE naar een opdracht van 20% VTE. Voor een ruimere uitbreiding kan van het principe van de vacature slechts afgeweken worden op grond van een gunstig advies van het rectorencollege. Het rectorencollege ziet erop toe dat de uitbreiding niet leidt tot een substantiële toename van de opdracht van het lid van het ZAP, terwijl zijn competentie voor deze opdracht nooit of onvoldoende in concurrentie met deze van andere potentiële kandidaten werd afgewogen. Artikel 72. -
Beslissing tot uitbreiding van de opdracht
De rector legt het voorstel tot uitbreiding van de opdracht, dat van het bestuur uitgaat, voor advies aan de senaat voor. Het bestuurscollege beslist over deze uitbreiding, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat. In deze beslissing wordt vermeld of de duur van de uitbreiding gekoppeld wordt aan deze van de oorspronkelijke opdracht, dan wel voor een beperktere duur geldt. De nieuwe opdracht wordt nauwkeurig omschreven. Artikel 73. -
Inschalingstrap bij uitbreiding van de opdracht
Bij de uitbreiding van een deeltijds naar een voltijds dienstverband kan het bestuurscollege, op voorstel van het bestuur, de inschalingstrap heroverwegen. Hiervoor is vereist dat het lid van het ZAP tijdens de aanstelling in het deeltijds dienstverband belangrijke nieuwe beroepservaring verworven heeft. De heroverweging van de inschaling moet uitdrukkelijk en grondig gemotiveerd zijn.
[20]
ZAP reglement
Artikel 74. -
Benoeming bij uitbreiding van de opdracht
Ter gelegenheid van de uitbreiding van de opdracht van een lid van het ZAP met een deeltijdse tijdelijke aanstelling, kan het bestuur voorstellen het lid van het ZAP vast te benoemen. Voorwaarde hiertoe is dat het lid van het ZAP op het ogenblik waarop de hernieuwing ingaat reeds ten minste vijf jaar als lid van het ZAP aan een binnen- of buitenlandse universiteit is aangesteld. Het voorstel tot vaste benoeming bij uitbreiding van de opdracht gaat uit van het bestuur. Onverminderd de voorwaarden die voor de uitbreiding zijn gesteld, moet het voorstel bovendien steunen op een gunstige beoordeling van het lid van het ZAP en op beschouwingen over zijn competentie en zijn inzetbaarheid op langere termijn binnen de vakgroep of de faculteit. Met het oog op deze beoordeling dient het lid van het ZAP, op verzoek van het bestuur, een dossier in, dat voor de voorafgaande periode van vijf jaar de gegevens bevat zoals in Hoofdstuk III hierna voor een evaluatiedossier bepaald. De evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) brengt hierover een gemotiveerd advies uit en formuleert dit als een ‘gunstige beoordeling’ of als een ‘ongunstige beoordeling’ van de verlopen periode, met het oog op deze uitbreiding en vaste benoeming. Indien het bestuur, rekening houdend met het advies van deze commissie, de verlopen periode gunstig beoordeelt, formuleert het een voorstel tot uitbreiding en vaste benoeming. De rector legt het voorstel tot uitbreiding en vaste benoeming evenals de beoordeling waarop het steunt worden voor advies aan de Senaat voor. Het bestuurscollege beslist over de uitbreiding en vaste benoeming, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat.
[21]
ZAP reglement
Hoofdstuk III. Afdeling 1. Artikel 75. -
EVALUATIE EN DOORSTROOM
EVALUATIE Principe
De periodieke evaluatie van de leden van het ZAP beoogt de beoordeling van hun prestaties en de door hen bereikte resultaten, op het vlak van onderwijs, onderzoek, wetenschappelijk en maatschappelijk dienstverlening enerzijds, en hun wijze van functioneren anderzijds. De evaluatie is voor het lid van het ZAP sturend, en vormt een leidraad voor de verdere uitbouw van zijn loopbaan. Artikel 76. -
Evaluatie van een lid van het ZAP met een onderzoeksmandaat
Bij de evaluatie van een lid van het ZAP van wie het mandaat onder de onderzoeksraad ressorteert wordt rekening gehouden met de tijd die effectief aan onderwijs en wetenschappelijke of maatschappelijk dienstbetoon kan worden besteed; de evaluatie is in hoofdzaak gericht op de onderzoeksactiviteiten. Artikel 77. -
Evaluatie van een lid van het ZAP met een bestuursmandaat
Bij de evaluatie van een lid van het ZAP dat tevens een bestuursmandaat uitoefent wordt rekening gehouden met de tijd die effectief aan dit bestuursmandaat wordt besteed, en daardoor niet voor opdrachten van onderwijs, onderzoek, wetenschappelijk en maatschappelijk dienstbetoon beschikbaar is. Artikel 78. -
Evaluatieprocedures en periodiciteit
Er worden drie evaluatieprocedures onderscheiden: de ‘eerste evaluatie’, de ‘tussentijdse evaluatie’ en de ‘standaardevaluatie’. De eerste evaluatie is de beoordeling (1) van de onthaal – en integratieperiode, in geval van eerste aanstelling of benoeming met onthaal – en integratieperiode, dit is een aanstelling of benoeming in een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vaste benoeming, (2) van de onthaal – en integratieperiode van een tenure track docent, (3) van de prestaties bij afloop van een periode van tijdelijke aanstelling, indien het bestuur de hernieuwing overweegt, (4) van een lid van het ZAP van wie de opdracht zou worden uitgebreid en voor wie het bestuur een vaste benoeming voorstelt. De tussentijdse evaluatie is de tussentijdse beoordeling (1) van een docent in het tenure track stelsel bij het verstrijken van de eerste periode van drie jaar van zijn mandaat, en (2) van een lid van het ZAP dat in tijdelijk verband met uitzicht op een vaste benoeming is aangesteld, indien de senaat een tussentijdse evaluatie heeft voorgesteld en het bestuurscollege dat voorstel bij de aanstelling heeft bevestigd. De standaardevaluatie is de evaluatie waaraan elk lid van het ZAP om de vijf jaar wordt onderworpen.
[22]
ZAP reglement
Artikel 79. -
Eerste evaluatie
Wanneer de evaluatie vereist is ter beoordeling van een onthaal – en integratieperiode, dient het lid van het ZAP tijdig een evaluatiedossier in, dat voor de onthaal – en integratieperiode de gegevens bevat zoals hierna bepaald. Dit betekent dat het dossier moet worden ingediend één jaar voor het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode. Wanneer de evaluatie vereist is ter overweging van een hernieuwing na een tijdelijke aanstelling, of van een benoeming bij uitbreiding van de opdracht, meldt het bestuur dit aan het lid van het ZAP zodat hij zijn evaluatiedossier tijdig kan indienen; dit verslag bevat voor de periode van de tijdelijke aanstelling de gegevens zoals hierna vermeld. Nieuwe relevante elementen mogen in de loop van de evaluatieprocedure nog aan het dossier worden toegevoegd. De evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) brengt over het lid van het ZAP een gemotiveerd advies uit en formuleert dit als een ‘gunstige beoordeling’ of als een ‘ongunstige beoordeling’ van de beoordeelde periode. Met het advies van de EBC houdt het bestuur rekening bij zijn voorstel tot vaste benoeming na het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode, dan wel zijn voorstel tot hernieuwing of tot uitbreiding van opdracht. Artikel 80. -
Tussentijdse evaluatie
De docent in tenure track stelsel, die tussentijds wordt geëvalueerd, dient zijn evaluatiedossier tijdig in. Dit betekent dat het dossier moet worden ingediend negen maanden voor het verstrijken van de eerste periode van drie jaar van zijn mandaat. Zo ook voor het lid van het ZAP dat in tijdelijk verband met uitzicht op een vaste benoeming aangesteld is, indien de senaat een tussentijdse evaluatie heeft voorgesteld en het bestuurscollege dat voorstel bij de aanstelling heeft bevestigd. Nieuwe relevante elementen mogen in de loop van de evaluatieprocedure aan het dossier worden toegevoegd. De evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) brengt over de docent in tenure track of over het lid van het ZAP een gemotiveerd advies uit en formuleert dit als een ‘gunstige beoordeling’ of als een ‘ongunstige beoordeling’ van de beoordeelde periode. Indien het bestuur, rekening houdend met het advies van de evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC), de eerste periode van de opdracht gunstig beoordeelt, beslist het om toelating te verlenen om de onthaal – en integratieperiode verder te zetten, of suggereert het maatregelen ter bijsturing. De beslissing van het bestuur wordt als ‘opvolgingsrapport’ in het dossier van de docent in tenure track of van het lid van het ZAP opgenomen. Artikel 81. -
Standaardevaluatie
Voor een standaardevaluatie voert de senaat een eerste onderzoek uit van het academisch portfolio van het lid van het ZAP. Dit eerste onderzoek leidt tot één van de volgende voorlopige beoordelingen: 1. Het lid van het ZAP voldoet aan het verwachtingspatroon. 2. Het lid van het ZAP voldoet niet aan het verwachtingspatroon. 3. Het dossier van het lid van het ZAP vereist verduidelijking. [23]
ZAP reglement
De beoordeling van de senaat wordt aan het bestuur overgemaakt. Op basis daarvan: 1. Indien het lid van het ZAP volgens de senaat aan het verwachtingspatroon voldoet, en het bestuur deze beoordeling zonder verder onderzoek kan bevestigen, adviseert het bestuur de evaluatie ‘gunstig’, en stuurt het dossier terug naar de senaat. 2. Indien het lid van het ZAP volgens de senaat niet aan het verwachtingspatroon voldoet, beslist het bestuur de evaluatieprocedure verder te zetten door het dossier aan de evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) over te maken. Tegelijk licht het bestuur het lid van het ZAP in dat hij, binnen een termijn van drie maanden, een evaluatiedossier moet indienen. Deze beslissing kan het bestuur altijd nemen, ongeacht wat de vaststelling van de senaat was. Zodra het lid van het ZAP zijn dossier heeft ingediend, maakt het bestuur dit over aan de EBC. 3. Indien de senaat enkel verduidelijking wenst, beslist het bestuur deze verduidelijking zelf te geven dan wel aan het lid van het ZAP opdracht te geven deze verduidelijking te verschaffen, binnen de termijn die het bestuur bepaalt. Het bestuur beslist dan om, ofwel het dossier terug te sturen naar de senaat met het evaluatievoorstel ‘gunstig’, ofwel om het dossier aan de EBC over te maken. Artikel 82. -
Evaluatiedossier
Het lid van het ZAP wordt geëvalueerd op grond van een dossier dat alle relevante informatie bevat om zijn prestaties en de door hem bereikte resultaten, op het vlak van onderwijs, onderzoek, wetenschappelijk en maatschappelijk dienstbetoon enerzijds, en zijn wijze van functioneren anderzijds, te beoordelen. Hiertoe moet het evaluatiedossier minstens volgende elementen bevatten: 1. een overzicht van de onderwijs- en onderzoekswerkzaamheden, wetenschappelijke en maatschappelijk dienstverlening; 2. de resultaten van de onderwijsevaluaties (gemiddelde globale beoordeling); indien er negatieve globale signaalbeoordelingen waren, de reflectieverslagen en de eventuele remediëringsvoorstellen; 3. de didactische competenties, volgens de in de ZAP matrix aangegeven criteria, en het professionaliseringstraject dat door de raad van bestuur is goedgekeurd; 4. de uitvoering van organisatorische, coördinerende of administratieve taken; 5. de uitvoering van beleidstaken; 6. een uiteenzetting over de wijze van functioneren; 7. de doelstellingen van het lid van het ZAP voor de komende periode; 8. andere voor de evaluatie relevante informatie; 9. in het bijzonder voor tenure track docenten, de gegevens op grond waarvan kan beoordeeld worden of hij de specifieke doelstellingen die aan zijn opdracht werden verbonden, bereikt heeft. Deze gegevens worden verstrekt voor de periode die een aanvang neemt op hetzij de datum van eerste aanstelling, hetzij de datum van de vorige evaluatie. Deze periode loopt tot aan de datum waarop de evaluatieprocedure start. Deze gegevens worden zoveel mogelijk aangebracht op basis van de universitaire databanken, en zodra dit operationeel is, door middel van het ZAP-portfolio. Elk lid van het ZAP staat zelf in voor de actualisering van de gegevens in de universitaire databanken, indien en voor zover ze niet rechtstreeks door de universitaire diensten worden verwerkt. De overige gegevens levert het lid van het ZAP ook zelf aan. Hij stelt hiervoor een [24]
ZAP reglement
dossier samen, dat hij indient via het daartoe bestemde platform dat langs de website van de universiteit kan worden bereikt. Artikel 83. -
Evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC)
Elk bestuur stelt een evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) in. Deze commissie brengt advies uit over elke evaluatie die haar krachtens de bepalingen van dit reglement moet worden voorgelegd. Ze brengt ook over elke bevordering advies uit, zoals in de volgende afdeling bepaald. De samenstelling van de evaluatie- en bevorderingscommissie wordt vierjaarlijks door het bestuur bepaald, behoudens de noodzaak om in vervanging te voorzien van de leden ervan die niet meer aan de voorwaarden voldoen om er deel van uit te maken. Artikel 84. -
Samenstelling van de evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC)
De facultaire EBC is samengesteld uit minstens vijf leden van het ZAP die in hoofdorde tot die faculteit behoren, die bij voorkeur de graad van gewoon hoogleraar hebben, zo niet de graad van hoogleraar. Eén lid van de EBC mag een emeritus zijn, voor zover en zolang hij nog met enige academische opdracht belast is. De decaan is altijd lid van de commissie en zit ze voor. Voor het centraal academisch personeel duidt het bestuurscollege de leden van de EBC aan, op voorstel van de rector. De rector zit deze commissie voor. De onderzoeksraad duidt een evaluatie- en bevorderingscommissie aan voor de leden van het ZAP waarvoor de onderzoeksraad als bestuur optreedt. De vicerector onderzoeksbeleid zit deze commissie voor. Artikel 85. -
Opdracht van de evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC)
De evaluatie- en bevorderingscommissie beoordeelt het academisch portfolio van het lid van het ZAP, en brengt hierover advies uit. Dat advies wordt eerst in voorlezing aan het lid van het ZAP medegedeeld, dat binnen een termijn van veertien dagen zijn schriftelijke opmerkingen bij dit advies aan de voorzitter van de EBC kan bezorgen. Het lid van het ZAP kan ook vragen om externe deskundigen te raadplegen. Hiervoor stelt hij een lijst op van ten hoogste vijf binnen- of buitenlandse deskundigen, waaruit de voorzitter van de EBC er twee kiest om hun oordeel te vragen over de prestaties van het lid van het ZAP dat moet worden beoordeeld. De EBC kan zelf ook beslissen om twee externe deskundigen te raadplegen, die ze al dan niet kiest uit de lijst die het lid van het ZAP zelf heeft opgemaakt. De opmerkingen van het lid van het ZAP en de externe adviezen worden in het eindverslag van de EBC verwerkt, en het geheel wordt aan het bestuur overgemaakt. Artikel 86. -
Verder verloop van de procedure in geval van standaardevaluatie
Het bestuur formuleert een evaluatievoorstel op grond van het verslag van de EBC. Het bestuur nodigt het lid van het ZAP uit, dat aldus de gelegenheid krijgt zijn standpunt voor het bestuur toe te lichten. Het lid van het ZAP wordt minstens veertien dagen vooraf ingelicht over het tijdstip waarop hij voor dit gesprek verwacht wordt.
[25]
ZAP reglement
Het bestuur formuleert het evaluatievoorstel in een advies, dat eindigt met een beoordeling, in dalende graad van appreciatie, uitgedrukt als gunstig, ondermaats of onvoldoende. De evaluatie als ‘ondermaats’ houdt in dat de prestaties en het functioneren van het lid van het ZAP globaal gezien beneden de verwachtingen is. De evaluatie als ‘onvoldoende’ wordt toegekend wanneer de prestaties en het functioneren globaal gezien ernstige tekortkomingen vertonen. Artikel 87. -
Advies van de senaat
De rector legt het evaluatievoorstel voor advies aan de senaat voor. Artikel 88. -
Beslissing van het bestuurscollege
De rector legt het evaluatievoorstel en het advies van de senaat aan het bestuurscollege voor. Het bestuurscollege beslist over de evaluatie, en drukt dit eveneens uit als gunstig, ondermaats of onvoldoende. Tegen deze beslissing kan het lid van het ZAP beroep instellen, volgens de procedure die hierna is geregeld. Artikel 89. -
Beroepsmogelijkheid
Alleen tegen de beslissing van het bestuurscollege dat zich uitspreekt over de evaluatie van het lid van het ZAP als ‘ondermaats’ of ‘onvoldoende’ kan beroep worden ingesteld. Artikel 90. -
Beroepstermijn
Het beroep moet, om ontvankelijk te zijn, schriftelijk door het lid van het ZAP worden ingediend binnen de veertien dagen na verzending van de kennisgeving van de beslissing van het bestuurscollege, bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur. Deze brief bevat de uiteenzetting van de grieven. De voorzitter van de raad van bestuur beoordeelt de ontvankelijkheid. Is het beroep onontvankelijk, dan wordt het niet aan de beroepscommissie voorgelegd. Het wordt wel medegedeeld aan de raad van bestuur, die hiervan akte neemt. Artikel 91. -
Behandeling van het beroep
Is het beroep ontvankelijk, dan licht de voorzitter van de raad van bestuur de voorzitter en de secretaris van de beroepscommissie hierover in. Het betrokken lid van het ZAP worden hierover schriftelijk ingelicht. Worden ook schriftelijk ingelicht, de decaan van het bestuur waaronder hij ressorteert, dan wel de vicerector onderzoeksbeleid resp. de wetenschappelijke directeur van het Instituut voor Europese Studies. Artikel 92. -
Samenstelling van de beroepscommissie
De beroepscommissie bestaat uit drie effectieve en drie plaatsvervangende leden, die allen leden van het ZAP zijn. Ze worden jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid, op voorstel van de rector. De raad van bestuur wijst onder hen de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan, die beiden juristen zijn.
[26]
ZAP reglement
De leden van de beroepscommissie mogen geen effectieve noch plaatsvervangende leden van de raad van bestuur zijn. Het mandaat van een lid van de beroepscommissie is hernieuwbaar. Als secretaris van de beroepscommissie evaluatie treedt een personeelslid op van de personeelsdienst of van de juridische dienst, die bij voorkeur een jurist is. De secretaris en de plaatsvervanger van de secretaris worden jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid. Van elke representatieve vakbondorganisatie wordt een vertegenwoordiger uitgenodigd om de zitting als waarnemer bij te wonen. Artikel 93. -
Verloop van de beroepsprocedure
De procedure voor de beroepscommissie verloopt schriftelijk, maar het lid van het ZAP heeft het recht om gehoord te worden. Het lid van het ZAP kan zich bij die gelegenheid laten bijstaan door de persoon die hij daarvoor aanwijst. De beroepscommissie brengt over het beroep slechts een advies uit, ten behoeve van de raad van bestuur, die de eindbeslissing neemt. De beroepscommissie adviseert op grond van de bezwaren die het betrokken lid van het ZAP in zijn beroepsschrift heeft uiteengezet, en de toelichting die de voorzitter van de beroepscommissie ter zitting hierover verstrekt. Het advies van de beroepscommissie slaat op het al of niet gegrond zijn van het beroep. Het beroep kan slechts gegrond zijn wegens schending van het recht, daarin begrepen wegens schending van de bepalingen van dit reglement. Indien de beroepscommissie adviseert dat het beroep ongegrond is, beveelt de beroepscommissie de raad van bestuur de bevestiging van de gegeven evaluatie aan. Indien de beroepscommissie adviseert dat het beroep gegrond is, vermeldt ze tevens welke evaluatie ze de raad van bestuur aanbeveelt. De beroepscommissie brengt advies uit binnen drie maanden vanaf de kennisgeving van het beroep aan haar voorzitter. Deze termijn wordt opgeschort tussen 1 juli en 31 augustus en gedurende de winter- en lentevakantie. Artikel 94. -
Eindbeslissing van de raad van bestuur
Het advies van de beroepscommissie wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de voorzitter van de raad van bestuur, van het bestuur waaronder het lid van het ZAP ressorteert, en van het lid van het ZAP zelf. De voorzitter van de raad van bestuur brengt het volledige dossier aan de agenda van een volgende raad van bestuur. Indien de raad van bestuur beslist dat het beroep gegrond is, trekt hij meteen de zaak ten gronde naar zich toe, en spreekt zich, rekening houdend met het advies van de beroepscommissie, over de definitieve evaluatie uit. Indien de raad van bestuur beslist dat het beroep ongegrond is, is de gegeven evaluatie door deze beslissing bevestigd.
[27]
ZAP reglement
De secretaris van de raad deelt het betrokken lid van het ZAP en de decaan van het bestuur waaronder dit lid ressorteert de beslissing van de raad mee; dit gebeurt binnen de vijftien dagen na de datum waarop de raad zich uitgesproken heeft. Artikel 95. -
Remediëring
De decaan nodigt het lid van het ZAP van wie de geleverde prestaties en de bereikte resultaten als ‘ondermaats’ of ‘onvoldoende’ zijn geëvalueerd uit voor een remediëringsgesprek. Hij bespreekt de vastgestelde tekortkomingen en de wijze waarop ze kunnen verholpen worden. Vervolgens stelt de decaan een concreet remediëringsplan op, waarin ook passende begeleidingsmaatregelen worden voorgesteld. Hij deelt dit plan mee aan het lid van het ZAP, dat binnen een termijn van veertien dagen zijn schriftelijke opmerkingen bij dit voorstel aan de decaan kan bezorgen. Het plan loopt over een periode van twee jaar, en voorziet in een volgende evaluatie na verloop van die periode van twee jaar. Het plan en de opmerkingen worden ter kennis gebracht van het bestuurscollege, die er akte van neemt en bevestigt dat de volgende evaluatie na verloop van twee jaar moet plaatsvinden. De volgende evaluatie verloopt volgens de eerder beschreven ‘procedure voor een eerste evaluatie’. Gaat het om een lid van het centraal academisch personeel, dan vervult de rector de taak die volgens dit artikel aan de decaan is opgedragen. Gaat het om een lid van het ZAP van wie het mandaat onder de onderzoeksraad ressorteert, dan vervult de vicerector onderzoeksbeleid de taak die volgens dit artikel aan de decaan is opgedragen. Artikel 96. -
Andere gevolgen bij evaluatie ‘ondermaats’
Indien de geleverde prestaties en de bereikte resultaten als ‘ondermaats’ zijn geëvalueerd, kan bij beslissing van het bestuurscollege de anciënniteitsopbouw met het oog op de volgende salaristrap gedurende één jaar worden gehalveerd. Het lid van het ZAP kan ook vragen om terugzetting in een lagere graad. Hierover zal het bestuurscollege beslissen, na advies van het bestuur en van de senaat. Artikel 97. -
Andere gevolgen bij evaluatie ‘onvoldoende’
Indien de geleverde prestaties en de bereikte resultaten als ‘onvoldoende’ zijn geëvalueerd, kan bij beslissing van het bestuurscollege de anciënniteitsopbouw met het oog op de volgende salaristrap gedurende één jaar worden stopgezet. Indien het eindoordeel van twee opeenvolgende evaluaties ‘onvoldoende’ is of driemaal ‘onvoldoende’ in de loop van de beroepscarrière, wordt het lid van het ZAP ontslagen. De beslissing wordt genomen door het bestuurscollege. In dat geval wordt een opzeggingstermijn toegekend waarvan de duur gelijk is aan de periode die nodig is om de voordelen van de sociale zekerheid en werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Het lid van het ZAP kan tijdens deze opzeggingsperiode met andere opdrachten worden belast. Het lid van het ZAP kan geheel of gedeeltelijk afstand doen van die opzeggingstermijn.
[28]
ZAP reglement
Afdeling 2. Artikel 98. -
BEVORDERING Bevorderingscontingent en bevorderingsplan
Samen met de meerjarenbegroting, legt de raad van bestuur het bevorderingscontingent per bestuur vast, dat in elk van de jaren waarop de meerjarenbegroting betrekking heeft kan worden ingevuld. Rekening houdend met het aldus vastgelegde contingent stelt het bestuur voor dezelfde periode een meerjarenplan op, waarin de facultaire politiek wordt bepaald met betrekking tot de bevorderingen. In dit plan wordt onder meer rekening gehouden met de noden van de faculteit en een evenwichtige verdeling van de ZAP-formatie binnen de faculteit. Dit plan is bindend voor het bestuur, maar doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om daarvan af te wijken in geval van uitzonderlijke omstandigheden en met goede motivering, bijvoorbeeld op basis van aangetoonde uitmuntendheid van een lid van het ZAP. Dit plan wordt ten laatste op 31 januari van het eerste jaar van het meerjarenplan medegedeeld aan de rector en aan de leden van het ZAP van die faculteit. Met verwijzing naar dit plan, kunnen de leden van het ZAP een aanvraag tot bevordering indienen. Artikel 99. -
Tijdspad van de procedure
De procedure met betrekking tot bevorderingen verloopt volgens een tijdspad, waarvan alleen de eerste twee en de laatste datum dwingend na te leven zijn. Ten laatste op 31 januari: mededeling van het meerjarenplan Ten laatste op 31 maart: indiening van aanvragen Ten laatste op 30 juni: advies van de EBC en voorstel van de faculteit Ten laatste op 31 oktober: advies van de raad van decanen Ten laatste op 30 november: advies van de senaat Ten laatste op 31 december: beslissing van het bestuurscollege. Artikel 100. - Aanvraag tot bevordering Een aanvraag tot bevordering wordt ingediend ten laatste op 31 maart van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de bevorderingsaanvraag geldt. Artikel 101. - Bevorderingsdossier Het lid van het ZAP dat een bevordering aanvraagt dient hiervoor een dossier in, dat naar vorm en inhoud aan de eisen voldoet die in dit reglement voor een evaluatiedossier zijn gesteld. De aanvrager vult dit dossier bovendien aan met een motivering en met de uiteenzetting van bijkomende gegevens die voor zijn aanvraag relevant zijn. De gegevens worden verstrekt voor de periode die een aanvang neemt op de datum van de eerste aanstelling of van de benoeming, indien het om een eerste bevordering gaat; op de datum van de vorige bevordering, in de andere gevallen.
[29]
ZAP reglement
Artikel 102. - De evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) De facultaire EBC waarvan eerder sprake in dit reglement, brengt advies uit over de gevraagde bevordering. Indien het lid van het ZAP aan verschillende faculteiten verbonden is, is enkel de EBC bevoegd van de faculteit waaraan het lid van het ZAP in hoofdorde is verbonden. Indien een bevordering tot gewoon of tot buitengewoon hoogleraar is gevraagd, moet de evaluatie- en bevorderingscommissie het advies inwinnen van twee externe deskundigen. Externe deskundigen bekleden een functie van gewoon of buitengewoon hoogleraar aan een andere Belgische of buitenlandse universiteit, of een daarmee gelijk te stellen functie. Ze worden door de decaan aangeduid. De commissie verwerkt deze adviezen in haar verslag. Artikel 103. - Opdracht van de evaluatie- en bevorderingscommissie (EBC) De EBC beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van elk ingediend dossier. Is onontvankelijk, het dossier dat onvolledig is of na de daarvoor vastgestelde datum is ingediend. Vervolgens beoordeelt de EBC elk dossier inhoudelijk, aan de hand van de competentieprofielen zoals in dit reglement omschreven, en rekening houdend met de vereiste anciënniteitsvoorwaarde. Over elk ontvankelijk dossier brengt de EBC een advies uit, waarin zij vermeldt of de aanvrager aan de kwalitatieve voorwaarden voldoet om voor de gevraagde bevordering in aanmerking te komen. Vervolgens weegt de EBC de competenties en de verdiensten van alle aanvragers die aan deze kwalitatieve voorwaarden voldoen, tegen mekaar af, binnen het facultair bevorderingsplan. Ze houdt daarbij rekening met de verschillende eisen die gesteld kunnen worden inzake onderwijs, onderzoek, wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening, leidinggevende taken, enz., al naargelang van de graad of de aard van de opdracht van het lid van het ZAP. De EBC rangschikt deze aanvragers volgens deze normen, binnen de perken van het facultair contingent. Gelet op mogelijke verschuivingen van bevorderingsruimte tussen de faculteiten, worden in de rangschikking net zoveel aanvragers opgenomen als er mogelijkheden tot bevordering is, plus één. De EBC deelt haar rangschikkingsvoorstel aan het bestuur mee. Artikel 104. - Voorstel van het bestuur Het bestuur neemt kennis van dit rangschikkingsvoorstel en bespreekt het. Indien het rangschikkingsvoorstel wordt goedgekeurd, wordt het overeenstemmend bevorderingsvoorstel aan de rector overgemaakt. Indien het bestuur het rangschikkingsvoorstel niet goedkeurt, verwijst ze het terug naar de EBC, met haar opmerkingen en voorstellen tot amendering. De EBC beoordeelt de opmerkingen en voorstellen van het bestuur en stelt desgevallend een nieuwe rangschikking op, tenzij ze oordeelt dat de oorspronkelijke rangschikking moet behouden blijven. Het bestuur kan het rangschikkingsvoorstel daarna niet meer wijzigen. Het kan er enkel nog akte van nemen en het vervolgens aan de rector overmaken.
[30]
ZAP reglement
Is het lid van het ZAP aan meer dan één bestuur verbonden, dan plegen deze besturen onderling overleg over het rangschikkingsvoorstel. Komen ze niet tot overeenstemming voor wat dit lid van het ZAP betreft, dan is het advies van het bestuur waaronder hij in hoofdorde verbonden is voor de andere bindend. Artikel 105. - Advies van de Senaat De rector legt het bevorderingsvoorstel voor advies aan de senaat voor. Artikel 106. - Beslissing van het bestuurscollege De rector legt het bevorderingsvoorstel en het advies van de senaat aan het bestuurscollege voor. De rector ziet erop toe dat aan het bestuurscollege enkel bevorderingsvoorstellen worden voorgelegd, die binnen het beschikbare contingent kunnen goedgekeurd worden. Het bestuurscollege beslist over de toekenning of de weigering van de bevordering, rekening houdend met het voorstel en het advies van de senaat. Artikel 107. - Geen beroepsmogelijkheid Tegen de beslissing van het bestuurscollege ter toekenning of weigering van een bevordering kan geen beroep worden ingesteld. Artikel 108. - Gevolgen van de bevordering Bij bevordering in een hogere graad van het ZAP wordt het lid van het ZAP ingeschaald in de nieuwe salarisschaal volgens het principe van het “net hogere salaris”.
Afdeling 3.
HERBEPALING VAN DE OPDRACHT
Artikel 109. - Definitie Herbepaling van de opdracht is elke wijziging van de opdracht naar aard of inhoud, zonder wijziging van de omvang van de opdracht uitgedrukt in een procentueel aandeel van een VTE. Artikel 110. - Procedure Een opdracht kan herbepaald worden in onderling akkoord tussen het bestuur en het lid van het ZAP. In dat geval neemt het bestuur akte van dit akkoord op de eerstvolgende vergadering van het daartoe bevoegd facultair orgaan. Indien het bestuur oordeelt dat de herbepaling noodzakelijk is, wordt de procedure gevoerd die in de volgende afdeling voor de herleiding van de opdracht is uitgewerkt. Artikel 111. - Geen beroep Tegen de beslissing van het bestuurscollege tot herbepaling van de opdracht kan geen beroep worden ingesteld.
[31]
ZAP reglement
Afdeling 4.
HERLEIDING VAN DE OPDRACHT
Artikel 112. - Definitie Herleiding van de opdracht is de vermindering van de omvang van de opdracht tot een lager procentueel aandeel van een VTE. Het kan dus gaan om een herleiding van een voltijdse tot een deeltijdse aanstelling, resp. benoeming, maar ook om de vermindering van de omvang van een deeltijdse aanstelling of benoeming. Artikel 113. - Oorzaken van herleiding De opdracht van een lid van het ZAP kan worden herleid, hetzij op eigen verzoek van het lid van het ZAP, hetzij ambtshalve wegens de activiteitencumul van het lid van het ZAP, hetzij op initiatief van het bestuur. Artikel 114. - Herleiding op eigen verzoek Het lid van het ZAP dat zijn opdracht wil laten herleiden, richt zijn verzoek daartoe tot het bestuur. Het verzoek slaat dan zowel op het principe van de herleiding als op de nadere omschrijving van de herleide opdracht. Het bestuur brengt hierover zijn advies uit, en maakt dit aan de rector over. De rector legt het voorstel aan het bestuurscollege voor. Indien het bestuur voorstelt om op het verzoek van het lid van het ZAP in te gaan, neemt het bestuurscollege daarvan akte. Indien het bestuur een ander advies uitbrengt, beslist het bestuurscollege, rekening houdend met het advies van het bestuur. Artikel 115. - Ambtshalve herleiding Indien de opdracht ambtshalve herleid is, moet deze herleide opdracht opnieuw ingevuld worden. Dit kan gebeuren of op verzoek van het lid van het ZAP, of op initiatief van het bestuur, volgens de hierna bepaalde regels. Artikel 116. - Herleiding op initiatief van het bestuur Indien het bestuur in het belang van de faculteit beslist om de opdracht van een lid van het ZAP te herleiden, dan licht de decaan het lid van het ZAP hierover in, en legt hem het voorstel daartoe voor. Het voorstel slaat dan zowel op het principe van de herleiding als op de nadere omschrijving van de herleide opdracht. Aanvaardt het lid van het ZAP het voorstel, dan wordt het aan de rector overgemaakt, die het aan het bestuurscollege voorlegt. In dat geval neemt het bestuurscollege akte van de voorgestelde en in onderling overleg aanvaarde herleiding van de opdracht, en van de nadere omschrijving van de herleide opdracht. Aanvaardt het lid van het ZAP het voorstel niet, dan wordt gehandeld conform het volgende artikel. Artikel 117. - Procedure bij niet aanvaarde herleiding van de opdracht Indien het lid van het ZAP het voorstel van het bestuur niet aanvaardt, nodigt de decaan hem uit om door het bestuur gehoord te worden. [32]
ZAP reglement
Tussen de kennisgeving van de uitnodiging voor de hoorzitting en de hoorzitting zelf moet een termijn van ten minste veertien dagen verlopen. De decaan maakt het voorstel tot herleiding van de opdracht, het verslag van de hoorzitting en de eventuele schriftelijke opmerkingen van het lid van het ZAP over aan de rector. De rector wint het advies van de senaat in, en brengt het dossier aan de agenda van het bestuurscollege. Het bestuurscollege beslist over de herleiding van de opdracht, rekening houdend met het voorstel, het verslag van de hoorzitting, de eventuele opmerkingen van lid van het ZAP en het advies van de senaat. Het besluit over de herleiding van de opdracht bevat de nadere omschrijving van de herleide opdracht. Artikel 118. - Gevolgen Indien een voltijds lid van het ZAP ambtshalve of op zijn verzoek in een deeltijds statuut wordt geplaatst, kan het op zijn verzoek een voltijdse opdracht terugkrijgen, indien de redenen die tot de herleiding van zijn opdracht hebben geleid, op dat ogenblik niet meer aanwezig zijn. Dit recht vervalt echter (1) zodra het lid van het ZAP 60 jaar oud is, en (2) zodra het lid van het ZAP gedurende acht jaar, al dan niet opeenvolgend, ingevolge een herleiding van zijn voltijdse opdracht, in een deeltijds statuut was geplaatst. Artikel 119. - Geen beroep Tegen de beslissing van het bestuurscollege tot herleiding van de opdracht kan geen beroep worden ingesteld.
Afdeling 5.
TIJDELIJKE VERVANGING
Artikel 120. - Definitie Vervanging van een lid van het ZAP is een essentieel tijdelijke maatregel die enkel kan worden genomen indien ze vereist is om de continuïteit in de onderwijsverstrekking te verzekeren. Artikel 121. - Aanleiding tot vervanging Een vervanging kan worden gevraagd: (1) wanneer een onderwijsopdracht vacant is, in afwachting van de toewijzing ervan; (2) wanneer een lid van het ZAP om een wettige reden tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, verhinderd is zijn onderwijsopdracht te vervullen; (3) wanneer een lid van het ZAP omwille van de toekenning van een sabbatverlof of van een onderzoeksmandaat, tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, van zijn onderwijsopdracht wordt vrijgesteld; (4) wanneer een lid van het ZAP, omwille van een bestuursmandaat of een bijzondere opdracht binnen de universiteit, tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, verhinderd is zijn onderwijsopdracht te vervullen; (5) wanneer ze om andere redenen in het belang van het onderwijs vereist is. [33]
ZAP reglement
Artikel 122. - Interne of externe vervanging Interne vervanging is de regel. Hiervoor kunnen worden aangesteld: (1) een ander lid van het ZAP; (2) een doctor-assistent; (3) een gepromoveerde onderzoeker in vast of tijdelijk dienstverband van de universiteit of van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek; (4) in zeer uitzonderlijke en uitdrukkelijk gemotiveerde gevallen, een niet-gepromoveerd lid van het academisch personeel van de universiteit. Externe vervanging is slechts te overwegen als interne vervanging niet mogelijk is. Artikel 123. - Modaliteiten bij interne vervanging Wanneer een lid van het ZAP met voltijdse of deeltijdse opdracht een vervangingsopdracht binnen deze opdracht opneemt, wordt deze vervanging geregeld volgens de procedure voor herbepaling van de opdracht zoals in dit reglement bepaald. Wanneer een doctor-assistent of een gepromoveerde onderzoeker een vervangingsopdracht opneemt, wordt hij met deze onderwijsopdracht belast binnen zijn opdracht als doctor-assistent of gepromoveerde onderzoeker. Artikel 124. - Procedure voor vervanging, zowel intern als extern Op initiatief van de voorzitter van de vakgroep of van de decaan legt het bestuur een voorstel tot vervanging van een lid van het ZAP voor. De rector wint het advies van de senaat in en legt het voorstel vervolgens aan het bestuurscollege voor. Het bestuurscollege beslist over de vervanging. De hernieuwing van de aanstelling als tijdelijk vervangend academisch personeel verloopt volgens dezelfde procedure. Artikel 125. - Bezoldiging Vervanging wordt in principe niet bezoldigd, noch vergoed. Enkel wanneer bijzondere omstandigheden of de duur van de vervanging dit verantwoorden, kan het bestuur voorstellen de vervanger te bezoldigen. In dat geval wordt hem de hoedanigheid van vervangend academisch personeelslid toegekend en wordt hij ingeschaald in de salarisschaal van docent. Bezoldiging kan enkel worden toegekend indien het bestuur over niet-ingevulde ZAP-mandaten of over compenserende financiële middelen beschikt. Artikel 126. - Duur De aanstelling als vervangend academisch personeel is beperkt tot één academiejaar. Bij aanstelling in de loop van een academiejaar eindigt ze als het academiejaar eindigt. Die vervanging is maximaal vier maal hernieuwbaar. De interne vervanging van een lid van het ZAP dat een onderzoeksmandaat of een bestuursmandaat vervult, kan echter meteen voor de hele duur van dit mandaat worden toegewezen.
[34]
ZAP reglement
Artikel 127. - Aanstelling als gastprofessor Indien vervanging door aanstelling als vervangend academisch personeel niet of niet meer mogelijk is, kan de onderwijsopdracht tijdelijk worden toegewezen aan een gastprofessor, zoals nader bepaald in hoofdstuk V van dit reglement.
Afdeling 6.
VERGOEDING VOOR BESTUURSMANDATEN
Artikel 128. - Vergoeding voor bestuursmandaten Tijdens de uitoefening van hun mandaat ontvangen de rector, de vicerectoren en de decanen een bestuursvergoeding. Het bedrag en de modaliteiten ervan worden in een afzonderlijk reglement bepaald. Het wordt met 2% verhoogd telkens wanneer de wedden van het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap met 2% verhoogd worden als gevolg van de op hen van toepassing zijnde indexregeling.
Afdeling 7.
ADMINISTRATIEVE STANDEN EN VERLOFREGELING
Artikel 129. - Administratieve standen De administratieve standen zijn de dienstactiviteit en de onderbreking van de ambtsvervulling. De onderbreking van de ambtsvervulling kan geheel of gedeeltelijk zijn, met behoud van salaris of met geheel of gedeeltelijk verlies van salaris. Deze onderbrekingen van de ambtsvervulling worden met dienstactiviteit gelijkgesteld. Artikel 130. - Dienstactiviteit Dienstactiviteit is de toestand waarbij het lid van het ZAP effectieve prestaties verricht of zich in een hiermee gelijkgestelde toestand bevindt. Met dienstactiviteit worden gelijkgesteld, de periodes van gewettigde afwezigheid, de periodes van jaarlijkse vakantie en de periodes van omstandigheidsverlof. Onder gewettigde afwezigheid moet worden verstaan: ziekte en ongeval, arbeidsongeval en zwangerschapsverlof. Artikel 131. - Jaarlijkse vakantie Een lid van het ZAP heeft recht op 35 dagen vakantie waarvan 10 opeenvolgend moeten opgenomen worden. De jaarlijkse vakantie moet binnen het kalenderjaar opgenomen worden en kan niet overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar. Het lid van het ZAP kan geen vakantie opnemen in de periodes waarin hij onderwijs moet verstrekken, of waarin hij examens moet afnemen. Het lid van het ZAP meldt zijn afwezigheid wegens vakantie aan de decaan. Artikel 132. - Omstandigheidsverlof Een lid van het ZAP wordt omstandigheidsverlof toegekend naar aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld: [35]
ZAP reglement
(1) huwelijk van het personeelslid en verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid: 4 werkdagen (2)
bevalling van de echtgenote of samenwonende partner: 10 werkdagen
(3) overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid of van de samenwonende partner: 4 werkdagen (4) huwelijk van een kind van het personeelslid, een kind van de echtgenoot of van de samenwonende partner: 2 werkdagen (5) huwelijk van bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van het personeelslid, van de echtgenoot of van de samenwonende partner: de dag van het huwelijk (6) overlijden van een bloed- of aanverwant (in welke graad ook) van het personeelslid of van de samenwonende partner, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid: 2 werkdagen (7) overlijden van een bloed- of aanverwant inde tweede graad van het personeelslid of van de samenwonende partner, die niet onder hetzelfde dak woont als het personeelslid: 1 werkdag (8) de dag van of de dag na het feest van de vrijzinnige jeugd of een gelijkaardige plechtigheid, wanneer daaraan wordt deelgenomen door het kind van het personeelslid, van zijn echtgenoot of samenwonende partner: 1 werkdag Het lid van het ZAP meldt zijn afwezigheid wegens omstandigheidsverlof aan de decaan. Artikel 133. - Ouderschapsverlof Een lid van het ZAP heeft recht op loopbaanonderbreking of loopbaanvermindering voor ouderschapsverlof naar aanleiding van de geboorte of de adoptie van een kind volgens de regeling in het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen. Het ouderschapsverlof wordt ten laatste twee maanden voor de aanvangsdatum ter kennis van de rector gebracht, met afschrift aan de personeelsdienst, de vakgroepvoorzitter en de decaan van faculteit waaraan het lid van het ZAP in hoofdorde verbonden is. In geval van adoptie wordt bij de kennisgeving een adoptieattest gevoegd, en een attest van inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister. Artikel 134. - Verlof voor medische bijstand en palliatief verlof Een lid van het ZAP heeft recht op loopbaanonderbreking of loopbaanvermindering voor palliatieve zorgen, voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid volgens de regeling in het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen. Het verlof voor palliatieve zorgen of voor medische bijstand wordt voor de aanvangsdatum ter kennis van de rector gebracht, met afschrift aan de personeelsdienst, de vakgroepvoorzitter en de decaan van faculteit waaraan het lid van het ZAP in hoofdorde verbonden is. Het verlof gaat in op de eerste dag van de week volgend op de week waarin het kennisgevingsformulier met alle relevante attesten werd overhandigd.
[36]
ZAP reglement
Artikel 135. - Gehele of gedeeltelijke onderbreking van de ambtsvervulling met behoud van salaris Een lid van het ZAP bevindt zich in de stand ‘gehele of gedeeltelijke onderbreking van de ambtsvervulling met behoud van salaris’ in de volgende omstandigheden: (1)
tijdens de duur van het sabbatsverlof;
(2) tijdens de duur van het gastprofessoraat aan een andere universiteit of wegens het bezetten van een leerstoel aan een buitenlandse universiteit, (3) wegens het vervullen van wetenschappelijke opdrachten buiten de universiteiten in het universiteitendecreet vermeld. Artikel 136. - Sabbatsverlof Onder sabbatsverlof wordt verstaan elke periode van afwezigheid buiten de periodes die met dienstactiviteit zijn gelijkgesteld, en die bedoeld is als herbronning voor de academische opdracht. Elke periode van sabbatsverlof bedraagt ten minste drie maanden. Over het geheel van de loopbaan als lid van het ZAP kan maximaal twee jaar sabbatsverlof bekomen worden. Artikel 137. - Sabbatsverlof gefinancierd door de onderzoeksraad De criteria voor toekenning van een sabbatsverlof die door de onderzoeksraad worden gefinancierd zijn nader bepaald in het reglement van de onderzoeksraad, die volgens de daarin vastgelegde procedure hierover advies uitbrengt. Het advies van de onderzoeksraad wordt aan het bestuur waaronder het lid van het ZAP ressorteert overgemaakt, zodat tijdig in vervanging kan worden voorzien. Artikel 138. - Sabbatsverlof na bestuursmandaat Op hun verzoek bekomen de uittredende rector en de uittredende vicerectoren, aansluitend op hun ambtsperiode, een sabbatsverlof ten belope van één jaar per periode van vier jaar waarin het mandaat van rector of vicerector werd uitgeoefend. Op hun verzoek bekomen de uittredende decanen, aansluitend op hun ambtsperiode, één sabbatsverlof van zes maanden. Het bestuurscollege neemt akte van dit sabbatsverlof. Artikel 139. - Ander sabbatsverlof Het lid van het ZAP dat een sabbatsverlof wenst te bekomen dat door andere middelen wordt gefinancierd, richt hiertoe een aanvraag tot de decaan van de faculteit waaraan hij in hoofdorde verbonden is. Op voorstel van de decaan, na advies van het bestuur, beslist het bestuurscollege over de toekenning van het sabbatsverlof. Artikel 140. - Gastprofessoraat aan een andere universiteit, buitenlandse leerstoel of wetenschappelijke opdrachten buiten de universiteit Het vervullen van een opdracht als gastprofessor aan een andere universiteit, het bezetten van een leerstoel aan een buitenlandse universiteit of het vervullen van wetenschappelijke opdrachten buiten de universiteiten gebeurt bezoldigd of onbezoldigd. [37]
ZAP reglement
Indien deze activiteiten bezoldigd worden, komt het bedrag van deze bezoldiging toe aan de universiteit, na aftrek van de volgens de vigerende regelgeving van kracht zijnde reis- en verblijfsvergoedingen. Indien het bedrag van deze bezoldiging niet wordt overgemaakt aan de universiteit is er geen sprake van een gehele of gedeeltelijke onderbreking van de ambtsvervulling met behoud van salaris, maar van een nevenactiviteit, waarop de bepalingen van dit reglement toepasselijk zijn. Artikel 141. - Gehele of gedeeltelijke onderbreking van de ambtsvervulling met geheel of gedeeltelijk verlies van salaris Een lid van het ZAP verkeert in de stand ‘gehele of gedeeltelijke onderbreking van de ambtsvervulling, met geheel of gedeeltelijk verlies van salaris’ in de volgende omstandigheden: (1) tijdens de periode van volledige onderbreking van de ambtsvervulling om persoonlijke redenen; (2) tijdens de periode van loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid; (3)
tijdens de periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof;
(4) tijdens de periode van onderbreking van de ambtsvervulling om sociale of familiale redenen. Artikel 142. - Onderbreking om persoonlijke redenen Het verzoek tot het bekomen van een volledige onderbreking van de ambtsvervulling om persoonlijke redenen wordt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ten minste één maand op voorhand gericht aan de decaan van de faculteit waaraan het lid van het ZAP in hoofdorde verbonden is. Het bestuurscollege beslist over de gevraagde onderbreking, rekening houdend met het advies van de decaan. De periode van volledige onderbreking van de ambtsvervulling om persoonlijke redenen is beperkt tot maximaal twee jaar. Artikel 143. - Onderbreking om sociale of familiale redenen Het verzoek tot het bekomen van een gehele of gedeeltelijke onderbreking van de ambtsvervulling om sociale of familiale redenen wordt gericht aan de decaan van de faculteit waaraan het lid van het ZAP in hoofdorde verbonden is. Het bestuurscollege beslist over de gevraagde onderbreking, rekening houdend met het advies van de decaan. Slechts twee dergelijke onderbrekingen kunnen worden toegestaan en de totale duur ervan kan ten hoogste twee jaar bedragen. Artikel 144. - Opschorting wegens academische activiteiten buiten de universiteit Opschorting van het vervullen van de onderwijsopdracht kan worden toegekend aan het lid van het ZAP, dat een bepaalde onderwijsactiviteit of begeleidingstaak niet op het daarvoor voorziene tijdstip kan uitvoeren, omwille van academische activiteiten buiten de universiteit. Onder academische activiteiten buiten de universiteit vallen enkel activiteiten die rechtstreeks in verband staan met de academische opdracht of de status van het lid van het ZAP. [38]
ZAP reglement
Het lid van het ZAP dat een opschorting vraagt, richt zich hiervoor tot de decaan van de faculteit waaraan het in hoofdorde verbonden is. Indien de opschorting wordt gevraagd voor een periode van minder dan twee maanden, kan de decaan ze verlenen. Indien de opschorting wordt gevraagd voor een periode van twee maanden of meer, kan ze enkel door het bestuurscollege worden toegekend, na advies van het bestuur. Het lid van het ZAP aan wie een opschorting is toegekend, bevindt zich in de stand ‘dienstactiviteit’.
Afdeling 8.
PREVENTIEVE SCHORSING
Artikel 145. - Preventieve schorsing Een lid van het ZAP kan preventief geschorst worden indien een strafvordering tegen hem is ingesteld of indien tegen hem een opsporingsonderzoek loopt, en het belang van de universiteit dit vereist. Deze maatregel kan ook worden genomen indien de naam en de faam van de universiteit in het gedrang komt, of dreigt te komen, omwille van ernstige verwijten of verdenkingen ten aanzien van een lid van het ZAP. De preventieve schorsing wordt uitgesproken door de rector, nadat hij het lid van het ZAP opgeroepen heeft om gehoord te worden. Spreekt de rector de preventieve schorsing uit, dan informeert hij het bestuurscollege hierover. Artikel 146. - Duur van de preventieve schorsing De preventieve schorsing kan worden opgelegd voor een periode van ten minste twee weken en ten hoogste één maand. Wanneer de omstandigheden dit vereisen kan de rector beslissen om de schorsing te verlengen, met periodes van telkens maximum één maand, en zonder dat de totale periode van schorsing langer kan duren zes maanden. Voor de verlenging wordt dezelfde procedure toegepast als voor de schorsing zelf. Artikel 147. - Beroep Tegen de beslissing tot preventieve schorsing kan beroep worden ingesteld. Deze procedure verloopt volgens dezelfde regels als degene die bepaald zijn voor het beroep tegen een tuchtmaatregel (art. 163 tot 166). Artikel 148. - Gevolgen van de preventieve schorsing De rector bepaalt in welke mate het lid van het ZAP dat preventief geschorst is zijn academische activiteiten al of niet mag verder zetten. Artikel 149. - Einde van de preventieve schorsing De preventieve schorsing eindigt van rechtswege (1) indien het lid van het ZAP buiten vervolging wordt gesteld of vrijgesproken wordt; (2) vanaf de datum van de uitspraak in de tuchtprocedure die omwille van dezelfde feiten is gevoerd. [39]
ZAP reglement
In andere gevallen kan de preventieve schorsing door een beslissing van de rector worden beëindigd. De rector beslist hierover van ambtswege, of op verzoek van het lid van het ZAP.
Afdeling 9.
TUCHT
A. Algemeen Artikel 150. - Eerbied voor fundamentele rechten De tuchtregeling doet geen afbreuk aan de academische vrijheid. Ze kan evenmin raken aan de fundamentele rechten van het lid van het ZAP, daarin begrepen zijn syndicale rechten.
B. Gronden die tot een tuchtstraf kunnen leiden Artikel 151. - Tuchtvergrijp Wordt in het algemeen als tuchtvergrijp beschouwd elk gedrag van een lid van het ZAP dat afbreuk doet aan de eer of de waardigheid van zijn functie of de naam en de faam van de universiteit in het gedrag brengt of miskent. Worden in het bijzonder als tuchtvergrijp beschouwd: (1) Een opzettelijke of zware fout of een ernstige tekortkoming in de uitoefening van een academische of bestuurlijke opdracht zoals in dit reglement omschreven; (2) Een schromelijk misdraging ten aanzien van een lid van de universitaire gemeenschap; (3) De uitoefening van activiteiten die het bestuurscollege onverenigbaar heeft verklaard met de academische opdracht; (4) Wetenschappelijke fraude, d.w.z. inbreuk op de wetenschappelijke integriteit; (5) Handelingen waardoor het vertrouwen, de naam, de faam of de belangen van de universiteit en van haar personeelsleden onrechtmatig worden geschaad; (6) Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag ten aanzien van leden van de universitaire gemeenschap; (7) Elk als misdrijf omschreven feit, gepleegd in de uitoefening van een academische of bestuurlijke opdracht.
C. Tuchtmaatregelen Artikel 152. - Opsomming Als tuchtmaatregelen kunnen worden uitgesproken: (1) de schriftelijke berisping; (2) de gehele of gedeeltelijke schorsing van het dienstverband voor bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van het salaris, hierna tuchtschorsing genoemd; (3) de terugzetting in graad; (4) het ontslag.
[40]
ZAP reglement
De gehele of gedeeltelijke inhouding van het salaris, gekoppeld aan de gehele of gedeeltelijke schorsing van het dienstverband voor bepaalde tijd, is mogelijk binnen de perken bepaald door de loonbeschermingswet. Artikel 153. - Evenredigheidsbeginsel Bij het opleggen van een tuchtstraf wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast, wat inhoudt dat de straf in een redelijke verhouding moet staan tot het tuchtvergrijp.
D. Tuchtinstanties Artikel 154. - Bevoegdheden In eerste aanleg is de tuchtcommissie bevoegd om een tuchtstraf uit te spreken. In beroep komt deze bevoegdheid aan het bestuurscollege toe. Artikel 155. - Tuchtcommissie De tuchtcommissie bestaat uit drie effectieve en drie plaatsvervangende leden, die allen leden van het ZAP zijn. Ze worden door de raad van bestuur aangeduid, op voorstel van de rector, telkens voor een periode van twee jaar. De raad van bestuur wijst onder hen de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan, die beiden juristen zijn. De leden van de tuchtcommissie mogen geen effectieve noch plaatsvervangende leden van de raad van bestuur zijn. Het mandaat van een lid van de tuchtcommissie is hernieuwbaar. Als secretaris van de tuchtcommissie treedt een personeelslid op van de personeelsdienst of van de juridische dienst, die bij voorkeur een jurist is. De secretaris en de plaatsvervanger van de secretaris worden jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid.
E. Tuchtonderzoek Artikel 156. - Mededeling en onderzoek door de rector Feiten die aanleiding kunnen geven tot een tuchtmaatregel worden schriftelijk ter kennis gebracht van de rector met een relaas van de feiten en de daarbij horende bewijsstukken. Ieder lid van de universitaire gemeenschap kan zich daarvoor tot de rector wenden. De rector voert een onderzoek naar de feiten waarvan hem kennis is gegeven, en van de feiten waarvan hij naar aanleiding van zijn onderzoek kennis krijgt. De rector sluit zijn onderzoek binnen redelijke termijn af. Artikel 157. - Inbreuk op de wetenschappelijke integriteit Indien de feiten wijzen op een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit, dan wint de rector in de loop van het onderzoek het advies in van een commissie voor wetenschappelijke integriteit. Ook de tuchtcommissie kan om dit advies verzoeken. De vicerector onderzoeksbeleid zit die commissie voor; de verdere samenstelling wordt ad hoc door de rector bepaald. Er zijn minimum 5 leden, die allen leden van het ZAP zijn; daarvan zijn minstens drie leden specialisten in het vakgebied, en minstens één lid is jurist.
[41]
ZAP reglement
Het advies van deze commissie is beperkt tot de vaststelling of van een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit sprake is of niet; deze vaststelling is voor de rector en voor de tuchtcommissie bindend. Artikel 158. - Afsluiten van het onderzoek Na afsluiting van zijn onderzoek kan de rector hetzij de zaak zonder gevolg klasseren (seponeren), hetzij de zaak verwijzen naar de tuchtcommissie. Indien de rector beslist om de zaak te seponeren, licht hij het aangeklaagde lid van het ZAP daarover in, evenals de persoon die de zaak bij hem aanhangig heeft gemaakt, en de decaan van de faculteit waaronder het lid van het ZAP ressorteert. Indien de rector beslist om de zaak naar de tuchtcommissie te verwijzen, bezorgt hij het volledige dossier aan de secretaris van de tuchtcommissie, die de voorzitter van de tuchtcommissie hierover informeert. Het aangeklaagde lid van het ZAP ontvangt een volledige copie van dit dossier. Het dossier bevat ook het document waarin de rector het tuchtvergrijp omschrijft. Enkel de daarin aangehaalde feiten kunnen tijdens deze procedure worden beoordeeld.
F. Tuchtprocedure Artikel 159. - Termijnen De tuchtcommissie moet het dossier afhandelen binnen een termijn van één jaar na ontvangst; ze streeft ernaar dit binnen een termijn van zes maanden te doen. De termijn van één jaar wordt echter met een bijkomend jaar verlengd indien er sprake is van inbreuk op de wetenschappelijke integriteit. Artikel 160. - Eerste zitting van de tuchtcommissie De tuchtcommissie komt bijeen op het tijdstip dat de voorzitter bepaalt. Dit tijdstip wordt minstens veertien dagen vooraf aan het aangeklaagde lid van het ZAP bezorgd, zodat hij binnen deze termijn nog documenten of een schriftelijk standpunt aan de secretaris van de commissie kan bezorgen. Tegelijkertijd vermeldt het aangeklaagde lid van het ZAP of het wenst gehoord te worden; het kan de namen vermelden van de personen van wie hij wenst dat ze als getuigen worden opgeroepen. De tuchtcommissie vergadert slechts geldig indien er drie leden aanwezig zijn. De tuchtcommissie neemt kennis van het dossier en van de bijkomende documenten en standpunten die het aangeklaagde lid van het ZAP daaraan heeft toegevoegd, en van zijn verzoek in verband met een eventuele hoorzitting. Deze zitting van de tuchtcommissie verloopt achter gesloten deuren. Artikel 161. - Hoorzitting Indien het aangeklaagde lid van het ZAP gevraagd heeft om gehoord te worden, of indien de tuchtcommissie het nuttig acht een hoorzitting te houden, stelt ze de datum daarvan vast. De secretaris van de tuchtcommissie roept voor dezelfde hoorzitting de getuigen op: zowel de getuigen die het aangeklaagde lid van het ZAP zelf vernoemd heeft, als de getuigen die de tuchtcommissie ambtshalve beslist te horen.
[42]
ZAP reglement
Alle personen die voor de hoorzitting worden opgeroepen worden minstens veertien dagen vooraf hiervan in kennis is gesteld. De hoorzitting verloopt achter gesloten deuren. Het aangeklaagde lid van het ZAP mag zich laten bijstaan. Bijstand kan worden verleend door een advocaat, door een afgevaardigde van een syndicale organisatie of door een andere persoon naar keuze van het aangeklaagde lid van het ZAP; ten hoogste drie personen kunnen hem tijdens de hoorzitting bijstaan. Het aangeklaagde lid van het ZAP krijgt op deze zitting als laatste het woord. Van het verhoor wordt ter zitting proces-verbaal opgemaakt. Iedere persoon die verhoord is, ondertekent dit proces-verbaal samen met de voorzitter en de secretaris van de commissie. Artikel 162. - Beraadslaging Na afloop van de eerste zitting, of van de hoorzitting als er een gehouden is, sluit de tuchtcommissie de debatten en neemt de zaak in beraad. Het beraad verloopt achter gesloten deuren. De tuchtcommissie spreekt zich collegiaal uit. De beslissing wordt schriftelijk opgesteld, en door alle leden die aan de zitting en het beraad hebben deelgenomen ondertekend. Artikel 163. - Mededeling van de beslissing Een afschrift van de beslissing, ondertekend door de voorzitter en door de secretaris, wordt binnen zeven dagen na de uitspraak bij aangetekende brief aan het aangeklaagde lid van het ZAP medegedeeld. Ook de rector en de decaan van de faculteit waaraan het aangeklaagde lid van het ZAP verbonden is, ontvangen een afschrift, binnen dezelfde termijn. Artikel 164. - Vertrouwelijkheid De leden van de tuchtcommissie zijn gebonden door het geheim van de tuchtprocedure. In geval van ernstig tuchtvergrijp en indien de wetenschappelijke reputatie van de universiteit dit vereist, kan de rector beslissen om de tuchtuitspraak kenbaar te maken, doch niet vooraleer de interne beroepsmogelijkheden uitgeput zijn. Hiervoor is de toestemming van het veroordeelde lid van het ZAP niet vereist. Het lid van het ZAP dat een tuchtprocedure heeft ondergaan mag de genomen beslissing kenbaar maken, voor zover hij daarbij de tekst van de beslissing exact en volledig weergeeft.
G. Beroep Artikel 165. - Beroepsmogelijkheid Het lid van het ZAP tegen wie een tuchtstraf is uitgesproken, kan tegen deze beslissing beroep aantekenen. Het bestuurscollege fungeert als beroepsorgaan. Het beroep schort de uitvoering van de uitgesproken tuchtmaatregel op. Artikel 166. - Beroepstermijn Het beroep moet, om ontvankelijk te zijn, door het lid van het ZAP schriftelijk worden ingediend binnen de veertien dagen na verzending van de kennisgeving van de beslissing van de [43]
ZAP reglement
tuchtcommissie, bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur. Deze brief bevat de uiteenzetting van de grieven. De voorzitter van de raad van bestuur beoordeelt de ontvankelijkheid. Is het beroep onontvankelijk, dan wordt het niet aan het bestuurscollege voorgelegd, enkel medegedeeld. Het bestuurscollege neemt hiervan akte. Artikel 167. - Behandeling van het beroep Is het beroep ontvankelijk, dan brengt de voorzitter van de raad van bestuur de zaak aan de agenda van het eerstvolgende bestuurscollege, waarop dit met inachtneming van de voor dit orgaan toepasselijke regels van agendering en mededeling aan de leden ervan, mogelijk is. De rector en het betrokken lid van het ZAP worden hierover schriftelijk ingelicht. De voorzitter duidt een lid van het bestuurscollege aan dat ter zitting verslag zal uitbrengen. Het lid van het ZAP krijgt de gelegenheid om op deze toelichting te reageren; hij wordt uitgenodigd om dit schriftelijk te doen, ten laatste zeven dagen voor de datum waarop het bestuurscollege dit beroep zal behandelen. Artikel 168. - Verloop van de procedure in beroep Het bestuurscollege oordeelt op grond van de bezwaren die het betrokken lid van het ZAP in zijn beroepsschrift heeft uiteengezet, de toelichting die de verslaggever hierover verstrekt en de schriftelijke reactie van het lid van het ZAP. De procedure in beroep verloopt louter schriftelijk, maar het lid van het ZAP heeft het recht om gehoord te worden. Het bestuurscollege verklaart het beroep slechts gegrond wegens schending van het recht, daarin begrepen wegens schending van de bepalingen van dit reglement. Indien het beroep ongegrond is, bevestigt het bestuurscollege de genomen tuchtmaatregel. Indien het beroep gegrond is, trekt het bestuurscollege de zaak naar zich toe en spreekt zich ten gronde uit, tenzij het oordeelt dat een bijkomend onderzoek vereist is; in dat geval beveelt het dit bijkomend onderzoek en stelt een nieuwe datum vast waarop de zaak opnieuw zal worden beoordeeld. De secretaris van de raad deelt het betrokken lid van het ZAP de beslissing mee die het bestuurscollege heeft genomen; dit gebeurt binnen de vijftien dagen na de datum waarop het bestuurscollege zich uitgesproken heeft.
H. Doorhaling Artikel 169. - Doorhaling van de tuchtstraf De eerder uitgesproken tuchtstraffen worden uit het dossier van het lid van het ZAP doorgehaald: (1) na zes maanden voor de schriftelijke berisping; (2) na twee jaar voor de gehele of gedeeltelijke schorsing; (3) na drie jaar voor de terugzetting in graad. Het ontslag wordt niet doorgehaald.
[44]
ZAP reglement
Artikel 170. - Gevolg van de doorhaling De doorhaling van de tuchtstraf heeft tot gevolg dat met de doorgehaalde tuchtstraf geen rekening meer wordt gehouden, bijvoorbeeld bij hernieuwing van het mandaat of bij bevordering naar een hogere graad.
[45]
ZAP reglement
Hoofdstuk IV. Afdeling 1.
UITSTROOM
AMBTS- OF MANDAATSBEËINDIGING
Artikel 171. - Oorzaken De volgende omstandigheden geven aanleiding tot ambts- of mandaatbeëindiging: (1) het verstrijken van de periode van tijdelijke aanstelling, indien niet tot hernieuwing werd beslist; (2) het verstrijken van de onthaal – en integratieperiode, indien ingevolge een ongunstige beoordeling niet tot benoeming wordt beslist; (3) het ontslag als gevolg van een evaluatie als ‘onvoldoende’, zoals in dit reglement nader bepaald; (4) het ontslag als tuchtstraf; (5) het vrijwillig ontslag; (6) het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of de pensionering vóór die datum; (7) de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid; (8) de pensionering ingevolge medische ongeschiktheid. De omstandigheden onder (1) tot en met (4) zijn reeds in eerdere bepalingen van dit reglement geregeld. De omstandigheden (5) tot en met (8) zijn hierna nader geregeld.
Afdeling 2.
NADERE REGELS
Artikel 172. - Vrijwillig ontslag Het lid van het ZAP dat de universiteit vrijwillig wenst te verlaten dient zijn ontslag in bij de rector. Het lid van het ZAP dient daarbij een opzegtermijn in acht te nemen die loopt tot het einde van het academiejaar waarin het ontslag wordt ingediend. Op uitdrukkelijk verzoek van het betrokken lid van het ZAP en met gunstig advies van het bestuur kan het bestuurscollege met een kortere opzeggingstermijn instemmen. Artikel 173. - Pensionering op de wettelijke pensioendatum Het lid van het ZAP wordt op rust gesteld op het einde van het academiejaar waarin het de leeftijd van 65 jaar bereikt. De personeelsdienst stelt het pensioendossier op. Het bestuurscollege neemt akte van de opruststelling.
[46]
ZAP reglement
Artikel 173 bis. - Uitstel van pensionering Onder uitstel van pensionering wordt verstaan: de verlenging van de benoeming of de aanstelling van een lid van het ZAP na de wettelijke pensioenleeftijd. Het lid van het ZAP dat zijn pensionering wenst uit te stellen, richt daartoe een gemotiveerd verzoek aan de rector, ten laatste zes maanden voor de wettelijke pensioenleeftijd. De rector of de decaan kunnen een lid van het ZAP ook verzoeken om zijn pensionering uit te stellen. Voor de verderzetting van de procedure is in dat geval het akkoord van het lid van het ZAP vereist. Over het verzoek wordt het advies ingewonnen van het bestuur en van de senaat. Het bestuurscollege beslist over het uitstel van de pensionering. In zijn besluitvorming houdt het bestuurscollege rekening met het algemeen belang van het uitstel voor de universiteit evenals met de meerwaarde ervan voor het onderwijs en het onderzoek, het financiële evenwicht van de faculteit en van de universiteit, de billijkheid en de ingewonnen adviezen. Het uitstel van pensionering kan voor maximum één academiejaar toegestaan worden. Artikel 173 ter. – Verlenging van het uitstel van pensionering Het lid van het ZAP dat een verlenging van het uitstel van pensionering wenst te bekomen, richt daartoe een gemotiveerd verzoek aan de rector, ten laatste zes maanden voor het verstrijken van het eerder bekomen uitstel. De rector of de decaan kunnen het lid van het ZAP ook verzoeken om het uitstel van pensionering te verlengen. Voor de verderzetting van de procedure is in dit geval het akkoord van het lid van het ZAP vereist. Over het verzoek wordt het advies ingewonnen van het bestuur en van de senaat. Het bestuurscollege beslist over de verlenging van het uitstel van pensionering. In zijn besluitvorming houdt het bestuurscollege rekening met het algemeen belang van de verlenging van het uitstel voor de universiteit evenals met de meerwaarde ervan voor het onderwijs en het onderzoek, het financiële evenwicht van de faculteit en van de universiteit, de billijkheid en de ingewonnen adviezen. De verlenging van het uitstel van pensionering kan voor maximum één academiejaar toegestaan worden. Voor een verdere verlenging geldt telkens dezelfde procedure. Artikel 174. - Vervroegde pensionering Het lid van het ZAP kan vervroegd op rust worden gesteld vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het de leeftijd van 60 jaar bereikt. Het lid van het ZAP dat van deze mogelijkheid gebruik wil maken, meldt dit per brief aan de rector, met afschrift aan de decaan, minstens zes maanden vóór de datum waarop het op rust wenst gesteld te worden. De personeelsdienst stelt het pensioendossier op. Het bestuurscollege neemt akte van de vervroegde opruststelling. De vroegere opdracht kan gedeeltelijk verder gezet worden zoals nader in dit reglement bepaald.
[47]
ZAP reglement
Artikel 175. - Definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid Van het lid van het ZAP dat in de loop van zijn loopbaan gedurende meer dan 666 werkdagen afwezig is wegens ziekte kan de ongeschiktheid om zijn ambt verder uit te oefenen worden vastgesteld. De dagen afwezigheid wegens ziekte die hiervoor in rekening worden gebracht zijn de werkdagen die door de personeelsdienst zijn geregistreerd sedert 1 januari 1994. Zowel de afwezigheid tijdens de loopbaan als lid van het ZAP als de afwezigheid tijdens de loopbaan als lid van het AAP komen hiervoor in aanmerking. Is dit aantal dagen bereikt dan verzoekt de rector de instantie die de raad van bestuur met de arbeidsgeneeskunde van de universiteit belast, het lid van het ZAP te onderzoeken. Deze instantie roept het lid van het ZAP op voor een medisch onderzoek met het oog op de vaststelling van de al dan niet blijvende ongeschiktheid om verder zijn ambt uit te oefenen. De arbeidsgeneesheer formuleert hierover een advies dat aan de rector wordt overgemaakt. Op voorstel van de rector en rekening houdend met het advies van de arbeidsgeneesheer beslist het bestuurscollege het dossier van het lid van het ZAP over te maken aan het Bestuur Medische Expertise (MEDEX) van de FOD Volksgezondheid. Dit Bestuur beslist soeverein over de geschiktheid of de tijdelijke of definitieve ongeschiktheid voor het voortzetten van het ambt. Artikel 176. - Pensionering ingevolge medische ongeschiktheid Indien een lid van het ZAP vanaf de dag dat hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt gedurende een termijn van 222 werkdagen afwezig is wegens ziekte, kan hij op rust worden gesteld. De personeelsdienst stelt het pensioendossier op. Het bestuurscollege neemt akte van deze periode van afwezigheid en van de pensionering als gevolg daarvan. De pensionering gaat in de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij, zonder definitief ongeschikt te zijn bevonden, tot een totaal van 222 werkdagen wegens ziekte komt. Artikel 177. - Gevolgen Met de ambts- of mandaatsbeëindiging eindigt ook van rechtswege iedere opdracht tot vertegenwoordiging van de universiteit of van het bestuur in interne of externe organen. Het lid van het ZAP kan van dan af geen aanspraak meer maken op een werkruimte binnen de universiteit. Voor emeriti gelden andere regels, hierna in het reglement opgenomen.
Afdeling 3.
EMERITI
Artikel 178. - Begrip Het lid van het ZAP dat op rust wordt gesteld mag de eretitel van zijn ambt voeren. Deze titel bestaat uit de benaming van het uitgeoefende ambt : (1) voorafgegaan door ‘emeritus’ wanneer hij vijfentwintig jaar academische diensten telt, ongeacht de leeftijd waarop hij op rust gesteld werd, of wanneer hij, wegens ernstig en blijvend lichaamsgebrek, op rust gesteld werd na twintig jaar academische diensten; (2) voorafgegaan door ‘ere’ in de andere gevallen [48]
ZAP reglement
De bepalingen van het reglement die voor emeriti gelden, gelden eveneens voor ereleden van het ZAP. Artikel 179. - Academische activiteiten na het emeritaat Een emeritus lid van het ZAP kan toegelaten worden tot voortzetting van academische activiteiten op of voor de universiteit. In dat geval kan hij rekenen op logistieke ondersteuning en faciliteiten voor het voortzetten van deze activiteiten. Hij kan ook aangeduid worden voor de vervanging van een lid van het ZAP. Artikel 180. - Bezoldigde voortzetting van onderwijsactiviteiten Het lid van het ZAP dat op rust is gesteld, kan een deel van zijn opdracht bezoldigd verder zetten of kan in bezoldigd dienstverband met andere opdrachten worden belast. Hiertoe richt hij, ten laatste zes maanden voor de wettelijke pensioenleeftijd of voor de datum waarop het vervroegd met pensioen wenst te worden gesteld, een verzoek tot de decaan. Hij bespreekt met de decaan de inhoud van de opdracht die hij verder zou zetten of nieuw zou opnemen en de decaan legt dit aan het bestuur voor. De rector of de decaan kunnen een lid van het ZAP dat de wettelijke pensioenleeftijd nadert, dat vervroegd met pensioen wenst te worden gesteld of dat reeds met pensioen is, verzoeken om een deel van zijn opdracht verder te zetten of herop te nemen. Zij kunnen hem eveneens verzoeken om nieuwe opdrachten op te nemen. Op voorstel van het bestuur of van de rector, al naargelang het geval, beslist het bestuurscollege over de bezoldigde verderzetting van de opdracht of de bezoldigde uitoefening van een nieuwe opdracht na pensionering. Deze opdracht kan 25% van een voltijdse opdracht nooit overschrijden. Tot het einde van het academiejaar waarin de emeritus 65 jaar wordt, blijft deze opdracht evenwel beperkt tot 10% van een voltijdse opdracht. De beslissing van het bestuurscollege wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst tussen de universiteit en de emeritus. De rector ondertekent deze overeenkomst in naam van de universiteit. Elke verderzetting na het verstrijken van de einddatum van de arbeidsovereenkomst verloopt op dezelfde wijze als hierboven beschreven, met dien verstande dat het verzoek van het personeelslid ten laatste zes maanden voor het verstrijken van de arbeidsovereenkomst aan de rector dient gericht te worden. Indien het gaat om de voortzetting van onderwijsactiviteiten, behoudt de emeritus in principe de eindverantwoordelijkheid over een opleidingsonderdeel. De emeritus kan als promotor van een onderzoeksproject optreden voor zover de reglementen van de externe financierende instanties het optreden van emeriti niet uitsluiten. De emeritus kan als promotor van een doctoraat optreden binnen de perken van de bepalingen ter zake in het centraal doctoraatsreglement. De emeritus kan ook met organisatorische, coördinerende of administratieve taken belast worden. [49]
ZAP reglement
De emeritus behoudt alle rechten en prerogatieven verbonden aan de hoedanigheid van deeltijds lid van het ZAP zolang zijn arbeidsovereenkomst met de universiteit loopt. Artikel 181. - Werkingskrediet Tot op het einde van het academiejaar waarin de emeritus 65 jaar wordt, wordt hem een werkingskrediet toegekend van 7.500 euro per jaar. Dit krediet kan uitsluitend aangewend worden ter dekking van reëel gemaakte kosten in uitvoering van de functie van lid van het ZAP, overeenkomstig de aan de universiteit geldende regels. Het werkingskrediet wordt toegekend zolang de emeritus een gedeelte van zijn vroegere opdracht verder zet en uiterlijk tot het einde van het academiejaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. Eventuele saldi op de rekening worden na de definitieve opruststelling geannuleerd. Artikel 182. - Onbezoldigde verderzetting Het op rust gestelde lid van het ZAP kan een gedeelte van zijn vroegere opdracht onbezoldigd verder zetten. Hem kunnen ook onbezoldigd nieuwe opdrachten worden toegewezen. Het verzoek daartoe gaat uit van het bestuur. Op voorstel van het bestuur beslist het bestuurscollege over de toelating tot onbezoldigde verderzetting van een gedeelte van de vroegere opdracht dan wel over de onbezoldigde nieuwe opdrachten. De toelating geldt telkens voor één academiejaar. De inhoud van de opdracht wordt in wederzijds akkoord tussen het bestuur en het op rust gestelde lid van het ZAP vastgelegd en maakt deel uit van de beslissing van het bestuurscollege. Indien het gaat om de voortzetting van onderwijsactiviteiten, behoudt de emeritus in principe de eindverantwoordelijkheid over een opleidingsonderdeel. De emeritus kan als promotor van een onderzoeksproject optreden voor zover de reglementen van de externe financierende instanties het optreden van emeriti niet uitsluiten. De door de emeritus reëel gemaakte kosten die in directe relatie staan met de verder gezette opdracht worden volgens de vigerende regels terugbetaald ten laste van de kredieten die daarvoor in overleg met de decaan ter beschikking kunnen worden gesteld. Ook deze emeritus kan met organisatorische, coördinerende of administratieve taken belast worden. Artikel 183. - (geschrapt)
[50]
ZAP reglement
Hoofdstuk V. Afdeling 1.
GASTPROFESSOREN
OMSCHRIJVING
Artikel 184. - Categorieën gastprofessoren Gastprofessoren worden contractueel aangesteld, buiten de personeelsformatie van het ZAP. Vallen onder de categorie van de gastprofessoren: (1)
Onderwijsprofessoren, die bezoldigd of niet bezoldigd worden;
(2)
Visiting professors, die bezoldigd of niet bezoldigd worden;
(3)
Deeltijdse gastprofessoren, die bezoldigd of niet bezoldigd worden;
(4)
Gastprofessoren van interuniversitaire opleidingen, die niet bezoldigd worden;
(5)
Klinische professoren.
Daarnaast kent de universiteit ook de titel toe van ‘fellows’. Hiervoor geldt een afzonderlijk reglement. Artikel 185. - Statuut van de gastprofessoren Gastprofessoren zijn onderworpen aan alle bepalingen van Hoofdstuk I (Algemene bepalingen) en van afdeling 9 van Hoofdstuk III (Tucht) van dit reglement. Zij volgen ook het onderwijsprofessionaliseringstaject, zoals door de raad van bestuur bepaald. Specifieke regels zijn in de volgende afdelingen nader uitgewerkt.
Afdeling 2.
ONDERWIJSPROFESSOREN
Artikel 186. - Onderwijsopdracht Een onderwijsprofessor is een gastprofessor die belast wordt met een deeltijdse onderwijsopdracht, en die niet voldoet aan de diplomavoorwaarde om tot lid van het ZAP te worden aangesteld, maar van wie de specifieke deskundigheid in het vakgebied van de toe te kennen opdracht is vastgesteld. Een onderwijsprofessor kan enkel worden aangesteld indien de externe vacature geen geschikte kandidaat voor deze onderwijsopdracht opleverde, en indien de interne vacature hiervoor niet kon worden overwogen dan wel evenmin een geschikte kandidaat opleverde. Een onderwijsprofessor wordt deeltijds aangesteld voor een opdracht van minimum 5% en maximum 20% VTE, telkens uit te drukken in een veelvoud van 5. Artikel 187. - Aanstellingsprocedure Het initiatief tot aanstelling van een onderwijsprofessor gaat van de vakgroep uit, die het aan het bestuur voorlegt. Het voorstel bevat alle gegevens die nodig zijn om de specifieke deskundigheid te kunnen vaststellen, evenals het dossier van de voorgestelde kandidaat. Dat dossier bevat ten minste de volgende gegevens: •
een uitgebreid curriculum vitae van de kandidaat; [51]
ZAP reglement
•
een lijst van publicaties en wetenschappelijke prestaties;
•
de onderwijservaring van de kandidaat;
• een motivering van de kandidatuur, met inbegrip van een visie op het onderwijs in het betrokken vakgebied, van de voorgenomen onderzoeksactiviteiten binnen het kader van deze opdracht, en van de elementen die de specifieke deskundigheid van de kandidaat aantonen. Indien het dossier onvoldoende elementen bevat om de didactische kwaliteiten van de kandidaat te beoordelen, beslist de vakgroep vooraf dat de kandidaat een proefles zal doceren. Deze proefles zal, volgens de beslissing van de vakgroep, aan studenten worden gedoceerd, of aan een beperkte groep personen die de kwaliteit van de les kunnen beoordelen. De beoordeling van de proefles wordt aan het dossier toegevoegd. Het bestuur neemt het voorstel tot aanstelling van de vakgroep over indien dit voorstel voldoende verantwoord is, mede gelet op de pogingen om de opdracht toe te wijzen aan iemand die wel aan de diplomavoorwaarden voldoet. Artikel 188. - Gesprek ter nadere invulling van de opdracht Worden vervolgens met de decaan, of met de vakgroepvoorzitter indien de decaan hem deze opdracht delegeert besproken: • • • •
de inschalingstrap, de arbeidsvoorwaarden, de wederzijdse concrete verwachtingen, in het bijzonder de opleidingsonderdelen waarover de onderwijsprofessor verantwoordelijk zal zijn, de evaluatiecriteria die bij hernieuwing zullen aangewend worden.
De decaan of, in voorkomend geval, de vakgroepvoorzitter, stelt van dit gesprek een verslag op, dat door hem en de kandidaat wordt ondertekend, en bij het aanstellingsvoorstel wordt gevoegd. Artikel 189. - Advies van de senaat De rector legt de voordracht van het bestuur voor advies aan de senaat voor. Artikel 190. - Beslissing van het bestuurscollege De rector legt het voorstel tot aanstelling als onderwijsprofessor aan het bestuurscollege voor. Het bestuurscollege beslist over de aanstelling, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat. De nadere omschrijving van de taken van de onderwijsprofessor, in het bijzonder de opleidingsonderdelen waarover hij verantwoordelijk wordt, volgt uit de schriftelijke neerslag van het gesprek met de decaan of de vakgroepvoorzitter. Artikel 191. - Duur Tenzij anders bepaald, wordt een onderwijsprofessor aangesteld voor een periode van drie jaar. Zijn aanstelling is hernieuwbaar. De hernieuwingsprocedure is dezelfde als degene die voor een tijdelijk aangesteld lid van het ZAP geldt.
[52]
ZAP reglement
Afdeling 3.
VISITING PROFESSORS
Artikel 192. - Opdracht Een visiting professor wordt uitgenodigd om gedurende een korte periode deeltijds of voltijds een opdracht aan de universiteit te vervullen. Deze opdracht kan een opdracht zijn tot het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, of tot het verschaffen van academisch onderwijs, of tot beide. De visiting professor is verbonden aan een andere Belgische of buitenlandse universiteit, en vervult zijn opdracht bijvoorbeeld gedurende een kort verblijf aan de universiteit of tijdens een sabbatsverlof. Artikel 193. - Bezoldiging Een visiting professor wordt in de regel niet bezoldigd. Artikel 194. - Aanstellingsprocedure Voor de aanstelling van een visiting professor wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de aanstelling van een onderwijsprofessor. Artikel 195. - Duur De aanstelling van een visiting professor is in de tijd beperkt en wordt niet hernieuwd.
Afdeling 4.
DEELTIJDSE GASTPROFESSOREN
Artikel 196. - Opdracht Een deeltijdse gastprofessor kan worden aangesteld voor een beperkte deeltijdse onderwijsopdracht. De opdracht wordt niet uitgedrukt in een procentueel aandeel van een voltijdse opdracht, maar in omvang van de te leveren prestaties, bijvoorbeeld in uren of (halve) dagen per week, maand of per academiejaar. Artikel 197. - Bezoldiging Een gastprofessor wordt enkel bezoldigd indien de faculteit over de nodige middelen hiervoor beschikt, of indien hij via een extern gefinancierde leerstoel wordt aangesteld. Artikel 198. - Aanstellingsprocedure Voor de aanstelling van een gastprofessor wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de aanstelling van een onderwijsprofessor. Artikel 199. - Titel
Een deeltijdse gastprofessor die wordt aangesteld via een extern gefinancierde leerstoel kan op gemotiveerd voorstel van hetzij het bestuur hetzij de rector, en na advies van de senaat, de titel van bijzonder gasthoogleraar worden toegekend.
[53]
ZAP reglement
Artikel 200. - Hernieuwing Voor de hernieuwing van de aanstelling van een deeltijdse gastprofessor gelden dezelfde regels als voor de hernieuwing van de aanstelling van een onderwijsprofessor.
Afdeling 5.
GASTPROFESSOREN INTERUNIVERSITAIRE OPLEIDINGEN
Artikel 201. - Aktename Van de leden van het ZAP uit andere universiteiten die deelnemen aan een interuniversitair ingerichte opleiding stelt het bestuur een lijst op, die aan het bestuurscollege wordt voorgelegd. De lijst vermeldt tevens voor welke opleidingsonderdelen deze leden van het ZAP verantwoordelijk zijn. Het bestuurscollege neemt akte van deze lijst. Als gevolg van deze aktename worden de in deze lijst vermelde leden van het ZAP als gastprofessoren van de universiteit beschouwd, verbonden aan de opleiding waaraan ze medewerking verlenen.
Afdeling 6.
KLINISCHE PROFESSOREN
Artikel 202. - Onderwijsopdracht Een klinisch professor is een gastprofessor die als algemene taak heeft klinisch onderwijs te verschaffen en (klinisch) onderzoek uit te voeren. De onderwijsopdrachten situeren zich in het kader van de klinische opleiding van studenten-arts, huisartsen in opleiding, en artsen-specialist in opleiding. Artikel 203. - Aanstellingsvoorwaarden Niemand kan worden aangesteld tot klinisch professor tenzij hij houder is van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat volgens de Europese richtlijnen of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend. Bovendien moet de kandidaat klinisch professor ofwel deel uitmaken van het vaste kader van het artsenkorps van het UZ Brussel of een aanverwante instelling, ofwel als huisarts bij de opleiding huisartsgeneeskunde in de hoedanigheid van stagebegeleider, praktijkopleider of stagemeestercoördinator betrokken zijn. Het bestuur kan in een aanvullend facultair reglement bijkomende voorwaarden voor de aanstelling als klinische professor bepalen. Artikel 204. - Aanstellingsprocedure Het initiatief tot aanstelling van een klinisch professor gaat van de vakgroep uit, die het aan het bestuur voorlegt. Het voorstel bevat alle gegevens die nodig zijn om de academische en klinische deskundigheid te kunnen vaststellen, evenals het dossier van de voorgestelde kandidaat. Dat dossier bevat ten minste de volgende gegevens: [54]
ZAP reglement
•
een uitgebreid curriculum vitae van de kandidaat;
•
een lijst van publicaties en wetenschappelijke prestaties;
•
de onderwijservaring van de kandidaat;
•
een motivering van de kandidatuur, met inbegrip van een visie op het onderwijs in het betrokken vakgebied en van de voorgenomen onderzoeksactiviteiten binnen het kader van deze opdracht. Artikel 205. - Advies van de senaat
De rector legt de voordracht van het bestuur voor advies aan de senaat voor. Artikel 206. - Beslissing van het bestuurscollege De rector legt het voorstel tot aanstelling als klinisch professor aan het bestuurscollege voor. Het bestuurscollege beslist over de aanstelling, rekening houdend met het voorstel van het bestuur en met het advies van de senaat. Artikel 207. - Duur Tenzij anders bepaald, wordt een klinisch professor aangesteld voor een periode van drie jaar. Zijn aanstelling is hernieuwbaar. De aanstelling eindigt van ambtswege op het ogenblik dat de betrokkene geen deel meer uitmaakt van het vaste kader van het artsenkorps van het UZ Brussel of als huisarts de hoedanigheid niet meer heeft die voor deze aanstelling vereist is. De hernieuwingsprocedure is dezelfde als degene die voor een tijdelijk aangesteld lid van het ZAP geldt.
[55]
ZAP reglement
Hoofdstuk VI.
OVERGANGSBEPALINGEN
Dit reglement treedt in werking met ingang van het academiejaar 2012-2013, met uitzondering van artikel 180, dat in werking treedt op 1 september 2012 en van de artikelen 173bis en 173ter, die in werking treden op 1 januari 2013. Het wordt toegepast op alle vacatures en procedures (voor aanstellingen, benoemingen, hernieuwingen, evaluaties bevorderingen, uitbreidingen en herleidingen van opdrachten, enz.) die vanaf 1 oktober 2012 worden opgestart. De bepalingen die verwijzen naar een facultair meerjarenplan treden slechts in werking vanaf de datum waarop het nieuwe meerjarenplan 2013-2016 goedgekeurd is. De bepalingen van het bestaande AP-reglement van de Universiteit worden vanaf de inwerkingtreding van dit ZAP-reglement opgeheven, in zoverre ze betrekking hebben op leden van het ZAP of andere leden van het academisch personeel op wie dit ZAP-reglement toepasselijk is.
[56]