BIJZONDER REGLEMENT MET BETREKKING TOT DE EVALUATIE VAN HET ACADEMISCH PERSONEEL
Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de UHasselt op 10.04.2001 Aangepast door de Raad van Bestuur op: 05.07.2011 (zie doc. 101/10/19) 21.01.2014 (zie doc. 134/10/14)
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel
1/10
Afdeling 1. Definities en principes 1. In dit bijzonder reglement worden de hierna volgende begrippen als volgt gedefinieerd: 1° - het Universiteitsdecreet: het decreet betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 12 juni 1991, met inbegrip van alle latere wijzigingen en aanvullingen; 2° - de doctoraatscommissie: de commissie, goedgekeurd door een faculteit aangesteld volgens
de
bepalingen
van
het
doctoraatsreglement
ter
begeleiding
van
het
doctoraatswerk van een doctorandus; 3° - academische coördinerende verantwoordelijke: een lid van het academisch personeel, aangesteld
door
de
Raad
van
Bestuur
op
voorstel
van
de
faculteitsraad
als
verantwoordelijke voor de organisatie van een opleidingsonderdeel; 4° - de docenten-evaluatiecommissie: de commissie, aangesteld per faculteit, met een opdracht in het kader van de interne kwaliteitszorg, zoals bepaald in de ‘Organisatie van de interne kwaliteitszorg m.i.v. het onderwijsdossier, goedgekeurd door de Raad van Bestuur. 2. Dit reglement geeft uitvoering aan artikel 106 bis van het Universiteitsdecreet. 3. De leden van het vastbenoemd academisch personeel en de permanente navorsers worden minstens om de vijf jaar, maar in ieder geval drie jaar na elke eerste aanstelling en na elke benoeming en bevordering geëvalueerd over de wijze waarop zij hun taak hebben vervuld in de voorbije periode. Het universiteitsbestuur kan uitzonderlijk en gemotiveerd beslissen tot het uitvoeren van een tussentijdse evaluatie t.a.v. één of meerdere leden van het academisch personeel. 4. De leden van het tijdelijk academisch personeel worden geëvalueerd alvorens hun mandaat kan worden verlengd. 5. Het gemotiveerde eindoordeel van een evaluatie leidt tot de vaststelling dat de prestaties GUNSTIG of ONGUNSTIG zijn. Aan een beoordeling GUNSTIG kunnen t.a.v. het betrokken personeelslid aandachts- of verbeterpunten toegevoegd worden t.a.v. de toekomstige taakvervulling. Het betreft werkpunten die in toekomstige evaluaties zullen beoordeeld worden. Het opvolgen van deze punten kan voorwerp zijn van een vervroegde evaluatie. Bij een beoordeling ONGUNSTIG, worden de prestaties als ONDERMAATS aangeduid dan wel als ONVOLDOENDE. De beoordeling ONDERMAATS wordt toegekend wanneer de prestaties en het functioneren globaal gezien beneden de verwachtingen liggen, afgemeten tegenover de standaarden die gelden binnen de betrokken discipline, rekening houdend met de toegewezen opdrachten en met het profiel van de graad die betrokkene bekleedt. De
beoordeling
ONVOLDOENDE
wordt
toegekend
wanneer
de
prestaties
en
het
functioneren globaal gezien ernstige tekortkomingen vertonen, afgemeten tegenover de standaarden die gelden binnen de betrokken discipline, rekening houdend met de toegewezen opdrachten en met het profiel van de graad die betrokkene bekleedt.
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 2/10
Gevolgen
van
een
beoordeling
ONGUNSTIG
voor
de
vastbenoemden
en
permanente navorsers Indien de prestaties als ONDERMAATS worden beoordeeld, kan het universiteitsbestuur besluiten de ancienniteitsopbouw met het oog op de volgende salaristrap gedurende één jaar te halveren. Indien de prestaties als ONVOLDOENDE worden beoordeeld, kan het universiteitsbestuur besluiten de ancienniteitsopbouw met het oog op de volgende salaristrap gedurende één jaar stop te zetten. Indien de prestaties van twee opeenvolgende evaluaties als ONVOLDOENDE worden beoordeeld, of driemaal als ONVOLDOENDE worden beoordeeld in de loop van de beroepscarrière, kan het universiteitsbestuur het betrokken personeelslid ontslaan. Indien het gemotiveerde eindoordeel van een evaluatie t.a.v. een lid van het academisch personeel leidt tot de vaststelling dat de prestaties ONDERMAATS dan wel ONVOLDOENDE zijn, dient uiterlijk na twee jaar een nieuwe evaluatie van de prestaties van het betrokken lid
te
gebeuren.
Indien
de
beoordeling
ONGUNSTIG
betrekking
heeft
op
onderwijsprestaties dient de nieuwe evaluatie evenwel reeds na één jaar te gebeuren. Gevolgen van een beoordeling ONGUNSTIG voor de tijdelijken De aanstelling van leden van het tijdelijk academisch personeel die een beoordeling ONGUNSTIG bekomen, kan niet verlengd worden. Afdeling 1bis. Toevoegingen aan de beoordeling GUNSTIG m.b.t. de toekomstige taakvervulling 6. De eventuele toevoegingen aan de beoordeling GUNSTIG, gericht op de toekomstige taakvervulling, voorzien in artikel 4, worden gegroepeerd in twee subcategorieën: a.
Vermelding van verwachte verbeterpunten; deze toevoeging heeft betrekking op beperkte deficiënties. In dit geval zullen de rector en de betrokken decaan een functioneringsgesprek hebben met het betrokken AP-lid. De deficiënties worden er besproken en in een concreet plan voor remediëring vastgelegd.
b. Vermelding van verwachte verbeterpunten met toevoeging van een vervroegde evaluatie
na
twee
of
drie
jaar;
deze
toevoeging
heeft
betrekking
op
personeelsleden van wie bepaalde elementen in het dossier een toekomstige ongunstige beoordeling dreigen op te leveren. In dit geval zullen de rector en de betrokken decaan een functioneringsgesprek hebben met het betrokken AP-lid. De deficiënties worden er besproken en in een concreet plan voor remediëring vastgelegd, aangevuld met een vervroegde herevaluatie. De toevoeging zoals in deze subcategorie beschreven kan slechts éénmaal gegeven worden. Bij de herevaluatie dient de beoordeling ofwel GUNSTIG te zijn
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 3/10
zonder
toevoeging,
ofwel
GUNSTIG
met
toevoeging(en)
zoals
vermeld
in
subcategorie a, ofwel ONGUNSTIG (ondermaats of onvoldoende). Toevoegingen aan de beoordeling GUNSTIG kunnen ook gepaard gaan met wijzigingen in de toekomstige taakinvulling. In dit geval zullen de rector en de betrokken decaan een functioneringsgesprek hebben met het betrokken AP-lid. Indien de deficiënties betrekking hebben op de onderzoekstaak kan in afspraak met de vakgroep
een
globale
onderwijsopdracht
boven
het
gemiddelde
van
de
andere
vakgroepleden worden bepaald, voor zover het onderwijsdossier positief geëvalueerd is. Indien de deficiënties betrekking hebben op de onderwijstaak kan in afspraak met de vakgroep een onderzoeksopdracht boven het gemiddelde van de andere vakgroepleden worden bepaald, voor zover het onderzoeksdossier positief geëvalueerd is. In beide gevallen kunnen ook taken van dienstverlening en/of managementtaken opgenomen worden. In dergelijke situaties moet bij de volgende evaluatie uitgegaan worden van de aldus gewijzigde taakinvulling. Uitgangspunt
is
niettemin
een
evenwichtig
onderwijs-
en
onderzoekstakenpakket.
Aanpassingen zoals omschreven moeten als uitzonderlijk beschouwd worden en vormen geen recht voor het personeelslid.
Afdeling 2. Het evaluatiecollege 7. Het
evaluatiecollege
geeft
aan
het
universiteitsbestuur een eindadvies voor een
evaluatiebeoordeling. Het evaluatiecollege wordt samengesteld in functie van de betrokken personeelsgroep. 1° - De vakgroepraad fungeert als evaluatiecollege t.a.v. alle categorieën van tijdelijk academisch personeel en doctoraatsbursalen, met het oog op een eventuele verlenging van hun opdracht. 2° - De Statutaire Commissie van Advies fungeert als evaluatiecollege t.a.v. alle categorieën van permanent academisch personeel, meer in het bijzonder de permanente navorsers, het deeltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel en het voltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel. Voor academische personeelsleden met een gemengde aanstelling/benoeming is de hoogste
aanstelling/benoeming
bepalend
voor
de
aanduiding
van
het
bevoegde
evaluatiecollege. 8. Het evaluatiecollege geeft aan het universiteitsbestuur een gemotiveerd evaluatieadvies aan de hand van de dossierelementen die hierna voor de verschillende academische personeelsgroepen zijn omschreven. Het evaluatieadvies wordt aan het personeelslid schriftelijk meegedeeld en voor kennisname door het personeelslid ondertekend. 9. Een lid van het academisch personeel kan nooit lid zijn van het evaluatiecollege t.a.v. zijn eigen evaluatie of deze van de echtgeno(o)t(e), of bloed- of aanverwanten tot de derde graad of van de persoon of personen waarmee men samenwoont.
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 4/10
Afdeling 3. Evaluatie van het tijdelijk academisch personeel Assistenten 10. De
evaluatie
van
assistenten
heeft
betrekking
op
de
voortgang
van
het
doctoraatsonderzoek en de aan hen toegewezen onderwijsbegeleiding. De evaluatie vindt plaats voorafgaand aan de beslissing tot verlenging van de aanstelling, meer bepaald in de loop van het tweede en van het vierde jaar vanaf de eerste aanstelling, en in de loop van het zesde jaar indien een aanvraag tot uitzonderlijke verlenging wordt ingediend. 11. De evaluatie van de voortgang van het doctoraatsonderzoek van assistenten wordt ten behoeve
van
de
vakgroepraad
voorbereid
door
de
doctoraatscommissie.
De
doctoraatscommissie spreekt zich minstens bij het einde van het vierde jaar uitdrukkelijk en schriftelijk uit over de haalbaarheid van het doctoraat binnen de normale termijn, overeenkomstig artikel 11, 3 van het doctoraatsreglement. De evaluatie van de onderwijsbegeleiding van assistenten wordt ten behoeve van de vakgroepraad voorbereid door de academische coördinerende verantwoordelijke(n) van de betrokken opleidingsonderdelen. Praktijkassistenten en tijdelijke pedagogische medewerkers 12. De evaluatie van praktijkassistenten en tijdelijke pedagogische medewerkers verloopt volgens dezelfde procedure als bij de assistenten, maar met inachtname van volgende afwijkingen: 1° - De evaluatie heeft enkel betrekking op de taken inzake onderwijs. 2° - De evaluatie vindt plaats voorafgaand aan een voorstel tot verlenging van de aanstelling. Tijdelijke navorsers en doctoraatsbursalen 13. De evaluatie van navorsers en doctoraatsbursalen verloopt volgens dezelfde procedure als bij de assistenten maar met inachtname van volgende afwijkingen: 1° - De evaluatie heeft betrekking op de onderzoeksopdracht of wetenschappelijke dienstverleningsopdracht, en hun eventuele beperkte onderwijsopdracht. 2° - De evaluatie vindt plaats voorafgaand aan een voorstel tot verlenging van de aanstelling. De
evaluatie
van
de
beperkte
onderwijsbegeleiding
van
tijdelijke
navorsers
en
doctoraatsbursalen wordt ten behoeve van de vakgroepraad voorbereid door de academische coördinerende verantwoordelijke(n) van de betrokken opleidingsonderdelen. 14. De evaluatie van de voortgang van het doctoraatsonderzoek van doctoraatsbursalen wordt voorbereid door de doctoraatscommissie. De doctoraatscommissie spreekt zich bij het einde van het tweede jaar uitdrukkelijk en schriftelijk uit over de haalbaarheid van het
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 5/10
doctoraat
binnen
de
normale
termijn,
overeenkomstig
artikel
11,
3
van
het
doctoraatsreglement. De
evaluatie
van
onderzoeksopdrachten
en/of
opdrachten
van
wetenschappelijke
dienstverlening van navorsers wordt ten behoeve van de vakgroepraad voorbereid door de dienst Onderzoekscoördinatie. Doctor-assistenten 15. De evaluatie van doctor-assistenten verloopt volgens dezelfde procedure als bij de assistenten, maar met inachtname van volgende afwijkingen: 1° - De evaluatie heeft betrekking op de taken inzake onderwijs, onderzoek of wetenschappelijke dienstverlening. 2° - De evaluatie vindt plaats voorafgaand aan een voorstel tot verlenging van de aanstelling. 16. Voor
zover
doctor-assistenten
onderwijsopdrachten
opnemen
als
cotitularis
of
coördinerende verantwoordelijke wordt de evaluatie daarvan ten behoeve van de vakgroepraad voorbereid door de bevoegde docenten-evaluatiecommissie, conform artikel 18. In alle andere gevallen wordt de regeling gevolgd die van toepassing is op de assistenten, zoals bepaald in artikel 11. De
evaluatie
van
dienstverlening
van
onderzoeksopdrachten doctor-assistenten
en/of
wordt
opdrachten
ten
behoeve
van
wetenschappelijke
van
de
vakgroepraad
voorbereid door de dienst Onderzoekscoördinatie. Het deeltijds aangesteld zelfstandig academisch personeel met enkel een onderwijsopdracht 17. De evaluatie van het deeltijds zelfstandig academisch personeel met enkel een onderwijsopdracht heeft betrekking op de taakvervulling inzake academisch onderwijs waarvoor zij verantwoordelijk zijn en vindt plaats voorafgaand aan het einde van hun aanstelling, met het oog op de verlenging van de aanstelling. 18. De evaluatie wordt voorbereid aan de hand van een evaluatieverslag vanwege de bevoegde docenten-evaluatiecommissie, die daartoe ook een bevraging door de studenten laat uitvoeren en het resultaat hiervan mee opneemt en bespreekt in zijn verslag. Het evaluatie-advies 19. De voorbereidende evaluatieverslagen (in casu van de doctoraatscommissie en van de docentenevaluatiecommissie) t.a.v. tijdelijk academisch personeel worden bezorgd aan de voorzitter van de betrokken vakgroep. De vakgroepraad beoordeelt deze rapporten in zijn functie als evaluatiecollege met het oog op het formuleren van een evaluatieadvies per personeelslid. Indien de vakgroepraad een ongunstige evaluatie wenst vast te leggen, neemt zij pas een definitief evaluatieadvies na het horen van het betrokken tijdelijk AP-lid. 20. Het evaluatieadvies wordt daarna bezorgd aan de faculteitsvoorzitter ten behoeve van de faculteitsraad. Indien het advies van de faculteitsraad ongunstig is t.a.v. een verlenging
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 6/10
van het mandaat van het betrokken personeelslid, deelt de faculteitsvoorzitter dit schriftelijk tegen ontvangstbewijs mee aan het betrokken AP-lid. Een tijdelijk academisch personeelslid kan intern beroep aantekenen tegen een ongunstig evaluatie-advies van
de
vakgroepraad.
Dergelijk
beroep
wordt
binnen
de
zeven
kalenderdagen na kennisname van het ongunstige evaluatieadvies van de vakgroepraad schriftelijk ingediend bij de rector als voorzitter van het College van Decanen. Het College van Decanen doet een uitspraak over het evaluatieadvies binnen een redelijke termijn, maar uiterlijk binnen een termijn van 30 kalenderdagen. Het College van Decanen kan geen beslissing nemen zonder de betrokkene de gelegenheid te hebben gegeven om gehoord te worden, na hem daartoe tenminste zeven kalenderdagen vooraf schriftelijk bij aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgeleverde brief te hebben opgeroepen. De brief vermeldt dag, plaats en uur van de hoorzitting. Het College van Decanen hoort in ieder geval achtereenvolgens de voorzitter van het evaluatiecollege en het personeelslid, dat zich kan laten bijstaan door een raadgever naar keuze. Het College van Decanen kan beslissen ook andere personen te horen. Het College van Decanen bevestigt of wijzigt het evaluatieadvies. De rector deelt het resultaat schriftelijk tegen ontvangstbewijs mee aan het personeelslid. Indien het eindadvies na intern beroep GUNSTIG is, wordt het dossier doorverwezen naar het Bestuurscollege voor verlenging van het mandaat. Indien het eindadvies van de vakgroepraad/faculteitsraad of na intern beroep ONGUNSTIG is, heeft het personeelslid nog de mogelijkheid om zijn aanvraag voor een verlenging van zijn mandaat terug te trekken. Indien betrokkene daarop ingaat, wordt het evaluatieadvies niet aan de Raad van Bestuur voorgelegd. Indien betrokkene zijn aanvraag tot verlenging toch wenst te handhaven na een interne beroepsprocedure te hebben doorlopen, wordt het dossier verwezen naar de Raad van Bestuur.
Afdeling 4. Evaluatie van het vastbenoemd academisch personeel en van de permanente navorsers De vastbenoemde assistenten, de werkleiders, de permanente navorsers en andere permanente academische medewerkers 21. De evaluatie van de vastbenoemde assistenten, van de permanente navorsers en van andere permanente academische medewerkers heeft betrekking op het geheel van de hun toegewezen
taken
inzake
onderwijs
en/of
onderzoek
en/of
logistieke
ondersteuning en/of wetenschappelijke dienstverlening.
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 7/10
22. De evaluatie van hun onderwijstaken wordt ten behoeve van de Statutaire Commissie van Advies voorbereid door de academische coördinerende verantwoordelijke(n) van de betrokken opleidingsonderdelen. Ten aanzien van de vastbenoemde assistenten, de permanente
navorsers
coördinerend
en
ander
permanente
verantwoordelijke
zijn,
academische
gebeurt
dit
medewerkers echter
die
zelf
door
de
docentenevaluatiecommissie, conform artikel 18. De
evaluatie
van
onderzoeksopdrachten
en/of
opdrachten
van
wetenschappelijke
dienstverlening wordt ten behoeve van de Statutaire Commissie van Advies voorbereid door de dienst Onderzoekscoördinatie. De permanente navorsers met leidinggevende opdracht 23. De evaluatie van de permanente navorsers met leidinggevende opdracht heeft betrekking op het geheel van de hun toegewezen taken inzake wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs en/of wetenschappelijke dienstverlening. 24. De
evaluatie
van
onderzoeksopdrachten
en/of
opdrachten
van
wetenschappelijke
dienstverlening van permanente navorsers met leidinggevende opdracht wordt ten behoeve van de Statutaire Commissie voorbereid door de dienst Onderzoekscoördinatie. Voor
zover
zij
onderwijsopdrachten
opnemen
als
cotitularis
of
coördinerende
verantwoordelijke wordt de evaluatie daarvan ten behoeve van de Statutaire Commissie voorbereid door de bevoegde docenten-evaluatiecommissie, conform artikel 18. Voor het overige, wordt de evaluatie uitgevoerd volgens de bepalingen van de artikelen 26 tot en met 28, aangepast aan en rekening houdend met hun specifieke opdrachten inzake wetenschappelijk onderzoek, en/of onderwijs en/of wetenschappelijke dienstverlening. Het deeltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel 25. De evaluatie van het deeltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel verloopt op dezelfde wijze als voor het voltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel, rekening houdend met de aard van de opdracht. Het voltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel 26. De evaluatie van het voltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel vindt plaats op basis van de opdrachtbepaling: het academisch onderwijs waarvoor zij verantwoordelijk zijn, het wetenschappelijk onderzoek dat door hen wordt uitgevoerd, en eventueel de wetenschappelijke dienstverlening en de bestuurstaken die zij opnemen. 27. De evaluatie van het zelfstandig academisch personeel wordt voorbereid via een evaluatiedossier dat als volgt wordt samengesteld: 1° - De evaluatie van het academisch onderwijs wordt ten behoeve van de Statutaire Commissie voorbereid aan de hand van een evaluatieverslag vanwege de bevoegde docenten-evaluatiecommissie, die daartoe ook een bevraging door de studenten laat uitvoeren en het resultaat hiervan mee opneemt en bespreekt in zijn verslag.
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 8/10
2° - De evaluatie van onderzoeksopdrachten en/of opdrachten van wetenschappelijke dienstverlening van het voltijds vastbenoemd zelfstandig academisch personeel wordt ten behoeve van de Statutaire Commissie voorbereid door de dienst Onderzoekscoördinatie. Het betrokken academisch personeelslid heeft een inzagerecht t.a.v. de in dit artikel vermelde samenstellende elementen van zijn evaluatiedossier en kan het geheel of welbepaalde onderdelen ervan schriftelijk becommentariëren. 28. Bij het formuleren van het evaluatie-advies onderzoekt het evaluatiecollege of de feitelijke taakvervulling zoals vervat in het evaluatiedossier, beantwoordt aan de algemene profielbeschrijving die overeenstemt met de graad van het betrokken personeelslid, maar houdt daarbij rekening met het specifieke individuele takenpakket. 29. Voor de beoordeling van het zelfstandig academisch personeel dient uitgegaan van de profielbeschrijvingen opgenomen in het statuut van het AP, artikel 12. 30. De indicatoren m.b.t. onderwijs en onderzoek die t.a.v. de profielbeschrijvingen van artikel 29 worden gehanteerd worden voorafgaand aan de evaluatieprocedure op voorstel van het College van Decanen goedgekeurd door de Raad van Bestuur na informatie aan het POC. Intern beroep 31. De leden van het vastbenoemd academisch personeel, de permanente navorsers en permanente academische medewerkers kunnen tegen hun evaluatie-beoordeling zoals vastgesteld
door
het
universiteitsbestuur
intern
beroep
aantekenen
bij
de
Beroepscommissie Academisch Personeel, indien de beoordeling ONGUNSTIG is. 32. Dit met redenen omkleed beroep moet worden ingediend binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de betekening of postdatum van de bekendmaking van de vaststelling van de evaluatie door het universiteitsbestuur en dit via een per post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van de Raad van Bestuur ten behoeve van de Beroepscommissie. 33. De Beroepscommissie bestaat uit een voorzitter, drie leden en een secretaris. Het universiteitsbestuur duidt, op voorstel van de academische overheid, de voorzitter, de drie leden (de plaatsvervangers) en de secretaris aan. De
voorzitter
mag
geen
deel
uit
uitmaken
van
de
universiteit
noch
van
het
universiteitsbestuur. De drie leden kunnen behoren tot de universiteit maar mogen geen lid zijn van het universiteitsbestuur of van het evaluatiecollege. Indien het zich beroepend personeelslid behoort tot de Beroepscommissie, wordt hij door het universiteitsbestuur tijdelijk in de Beroepscommissie vervangen. Zijn vervanger moet aan dezelfde voorwaarden voldoen. De voorzitter is stemgerechtigd, de secretaris is niet stemgerechtigd. De Beroepscommissie kan geen beslissing nemen zonder de betrokkene de gelegenheid te hebben gegeven om gehoord te worden, na hem daartoe tenminste zeven kalenderdagen
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 9/10
vooraf schriftelijk bij aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgeleverde brief te hebben opgeroepen. De brief vermeldt dag, plaats en uur van de hoorzitting. 34. De Beroepscommissie hoort in ieder geval achtereenvolgens de voorzitter van het evaluatiecollege en het personeelslid, dat zich kan laten bijstaan door een raadgever naar keuze. De Beroepscommissie kan beslissen ook andere personen te horen. De Beroepscommissie formuleert een gemotiveerd advies voor het universiteitsbestuur binnen een termijn van 60 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van het intern beroep. 35. Het universiteitsbestuur beslist over het al dan niet toekennen van een gewijzigde beoordeling
binnen
60
kalenderdagen
na
de
datum
van
het
advies
van
de
Beroepscommissie. Het personeelslid kan op verzoek van het universiteitsbestuur gehoord worden en kan zich daarbij laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadgever. Afdeling 5. Informatie over de evaluatie 36. Ieder academisch personeelslid wordt persoonlijk geïnformeerd over het resultaat van zijn evaluatie. De informatie gebeurt schriftelijk na de definitieve vaststelling van de evaluatie door het universiteitsbestuur, binnen een termijn van 14 kalenderdagen. Afdeling 6. Slotbepaling 37. Alle in dit reglement opgenomen termijnen m.b.t. de beroepsprocedures worden opgeschort bij ziekte of overmacht van het betrokken academisch personeelslid, of bij collectieve sluitingen.
Bijzonder reglement met betrekking tot de evaluatie van het academisch personeel 10/10