2013 De Stichting Das&Boom heeft tot doel het bereiken en behouden van een gezonde dassenpopulatie, middels het geven van adviezen inzake het beschermen en behouden van zijn leefmilieu en het opvangen en revalideren van hulpbehoevende dassen
In dit nummer: • • • • • • • •
Rechter verplicht de Staat de otter beter te beschermen Jonge dassen naar Brabants landschap Realisatie dassenvoorzieningen vaak moeizame weg Achterhaalde aanpak rundertuberculose kost duizenden Engelse dassen het leven “Besmettelijke koeienziekte bedreigt dassenpopulatie” Steenmarters, soms lastig, altijd prachtig Aangepaste beoordeling Flora- en faunawet van tafel De das in Klokhuis
Rechter verplicht de Staat de otter beter te beschermen en daar haast mee te maken De Staat probeert er weer onderuit te komen door de procedure zo ver mogelijk op te rekken
Op 22 mei 2013 heeft de rechter uitspraak gedaan inzake de dagvaarding van Das&Boom en Otterstation Nederland tegen de Staat. Op tafel lag de eis, dat de overheid meer moet doen om het duurzaam voortbestaan van de otter in Nederland veilig te stellen.
Het hof gebiedt de Staat om het onderzoek naar de otterpopulatie voort te zetten en te financieren totdat de otter duurzaam kan voortbestaan in Nederland. Ook moet de Staat alle knelpunten oplossen; knelpunten zijn voor de otter gevaarlijke verkeerssituaties. Alle reeds bekende knelpunten moeten binnen 1 jaar 'ottervriendelijk' gemaakt zijn. Daarnaast heeft de Staat een half jaar de tijd om alle andere knelpunten in kaart brengen; deze moeten vervolgens binnen 1 jaar ook zijn aangepast. Das&Boom en Stichting Otterstation Nederland zien dit als een belangrijke overwinning in hun streven. Teleurstellend is dat het hof de Staat geen verplichtingen heeft opgelegd inzake de Natte As; met het herstel van de Natte As zou in Nederland 14.500 hectare nieuwe natte natuur als robuuste verbinding worden toegevoegd aan het ecologisch netwerk. Voor de otter is onder meer verbinding van de Overijsselse Weerribben met de Wetlands van Friesland, Groningen en Duitsland belangrijk om het leefgebied te vergroten. Ook de vordering van het verplicht stellen van maatregelen ter voorkoming van het verdrinken van otters in visfuiken (‘stopgrids’) is afgewezen.
Das&Boom en Stichting Otterstation Nederland tijdens het proces tegen de Staat. (klik hier voor uitzending van RTV Oost)
In het proces, dat Das&Boom en Stichting Otterstation Nederland tegen de Staat gevoerd hebben, heeft de Staat zich steeds op het standpunt gesteld dat er dan wel internationale verplichtingen gelden over het beschermen van bedreigde diersoorten, maar dat de Staat zelf wel kan bepalen hoe men daar invulling aan wenst te geven. De vorderingen van Das&Boom, die stellen dat de Staat daarbij in een aantal concrete gevallen ernstig tekort schiet, heeft de rechtbank overgenomen. De rechtbank heeft aangegeven, dat de reikwijdte van de beschermingsverplichtingen (artikelen 11 en 12 van de Habitatrichtlijnen), die op de Staat rusten, veel ruimer is dan de Staat tot nu toe heeft gesteld. Een systeem van alleen verbodsbepalingen, zoals nu in de Flora- en faunawet is opgenomen, is, zoals Das&Boom ook betoogd heeft, niet voldoende om aan deze beschermingsverplichtingen te voldoen. De beschermingsverplichtingen van de habitatrichtlijnen zijn onvoldoende in het Nederlandse recht geïmplementeerd. Dat zou ook de wetgever zich moeten aantrekken. In de nieuwe Wet natuurbescherming zouden deze artikelen alsnog (beter) geïmplementeerd moeten worden.
De Staat moet namelijk wel degelijk zelf actief (stelselmatig en permanent) monitoren in situaties zoals bij de geherintroduceerde otter. De rechtbank stelt dat er grenzen zijn aan de beoordelingsvrijheid van de Staat om aan haar beschermingsverplichtingen te voldoen, en constateert dat die grenzen zijn overschreden.
2
Daarbij is van belang dat de zogenaamde ‘staat van instandhouding’ van de otter ongunstig is en dat de gevorderde maatregelen ontleend zijn aan aanbevelingen uit rapporten van Alterra, die in opdracht van de Staat zijn uitgevoerd en van welke maatregelen de Staat ook heeft geaccordeerd. Die beoordeling leidt er toe dat de vorderingen van Das&Boom inzake wetenschappelijke monitoring en genetisch onderzoek, het binnen een jaar oplossen van bekende knelpunten door middel van realiseren van ottervriendelijke voorzieningen en/of nemen van andere passende maatregelen, het binnen zes maanden in kaart brengen van knelpunten in en tussen otterleefgebieden waarvoor dat nog niet gebeurd is en het vervolgens binnen een jaar oplossen van de aldus blijkende knelpunten zijn toegewezen.
Help Das&Boom met de laatste loodjes Das&Boom heeft zich als enige natuurorganisatie verzet tegen de bezuinigingen op natuur. Ze heeft de rechtszaken voor het behoud van biodiversiteit kunnen maken dankzij uw steun. Das&Boom heeft reeds 345.000 aan advocaatkosten moeten maken. Uw bijdrage hierin is 287.800, waarvoor hartelijk dank. Wilt u Das&Boom helpen de overige kosten te kunnen dragen koop dan hier uw Natuurrechten:
Alvast bedankt!
Deze uitspraak staat haaks op het beleid dat de Staat tot nu toe gevoerd heeft. De Staat heeft namelijk de verantwoordelijkheid van het nakomen van internationaal vastgelegde beschermingsverplichtingen, zoals bijvoorbeeld het monitoren, steeds verder van zich afgeschoven. Eind vorige eeuw (1988) nam de Staat, weliswaar onder zware druk van onder meer Das&Boom en ook nog eens veel te laat, nog de verantwoordelijkheid voor een herstelplan voor de otter. In dit plan wordt voorgesteld binnen een periode van 8 jaar weer een geschikt klimaat voor de otter te creëren en middels herintroducties een levenskrachtige populatie in Nederland te herstellen. In 2002 gaf het ministerie van LNV het startschot voor de herintroductie, door opdracht te geven om 12 otters in de Weerribben uit te zetten. Het herintroductieproject liep niet op rolletjes, wat grotendeels aan de overheid zelf te wijten was. Een Tsjechische delegatie, die op verzoek van het Ministerie van LNV in 2007 Nederland bezocht, concludeerde dat er voorlopig geen otters aan Nederland geleverd zouden worden, omdat onvoldoende maatregelen getroffen waren bij verkeerswegen en onvoldoende aan de bescherming van fuiken met zogenaamde stopgrids. Tsjechië had toen 10 otters beschikbaar voor herintroductie in Nederland.
Staatssecretaris van LNV Geke Faber in 2002 bij herintroductie van een otter in de Weeribben
De overheid komt echter niet alleen haar afspraken niet na, ook trekt ze zich beleidsmatig steeds verder terug rond de coördinatie van de herintroductie. Deze houding wordt in 2007 met de nota ‘De leefgebiedenbenadering, een nieuwe beleidsstrategie voor soorten’ verheven tot beleid. In dit plan kiest de overheid voor het beschermen van leefgebieden met groepen van soorten in plaats van individuele soorten, hoewel men erkent dat het noodzakelijk blijft voor sommige soorten soortspecifieke maatregelen te treffen. Het ministerie wil met deze nieuwe aanpak de verantwoordelijkheid voor het soortenbeleid verschuiven naar provincies, die een centrale rol krijgen, en andere betrokken partijen zoals gemeentes, waterschappen, landschapsbeheerders en soortenbeschermde organisaties particuliere initiatiefnemers en het bedrijfsleven. Maar dit gaat nog niet ver genoeg en nog geen jaar later wordt een ‘Beleidslijn herintroductie van dieren’ aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze ‘Beleidslijn Herintroducties van dieren’ uit 2008 staat te lezen op pag. 4: ‘De overheid is terughoudend met eigen
3
initiatieven voor herintroducties’. Dat lijkt nogal een understatement; De overheid heeft nog nooit enig initiatief genomen tot herintroducties, zelfs als de noodzaak daarvoor evident was, maar is daar door organisaties zoals Das&Boom altijd toe gedwongen. Hoewel in deze beleidslijn verwezen wordt naar de door Nederland in Europees verband afgesproken doelstelling, om per 2020 gunstige condities te realiseren voor alle soorten die in 1982 in Nederland voorkwamen en verplicht is te zorgen voor een goede staat van instandhouding van diersoorten, deze te behouden en zonodig te herstellen, wordt nergens helder hoe deze afspraken nagekomen kunnen worden. Onduidelijk is wie verantwoordelijk is of wordt gesteld voor het monitoren van kwetsbare diersoorten op een nationale schaal en waar de verantwoordelijkheid ligt voor een mogelijk ingrijpen wanneer diersoorten in de gevarenzone komen. De overheid toetst enkel ontheffingsaanvragen van derden. In de afgelopen 30 jaar is de otter, de hamster en het korhoen geheel of bijna geheel uitgestorven, terwijl de overheid, die verantwoordelijk is voor een goede staat van in standhouding van deze dieren, alle signalen over het dreigend uitsterven voornamelijk heeft gebagatelliseerd. Met het stopzetten van subsidie voor onderzoek naar de otterpopulatie door Alterra per 1-1-2011 ging de rijksoverheid (in de persoon van de bijna alweer vergeten staatsecretaris Bleker) nog een stap verder en geeft aan signalen over de ontwikkeling van de nog uiterst kwetsbare otterpopulatie niet eens meer te willen weten. Het uitzetproject is, zoals internationaal (IUCN) is voorgeschreven, gepaard gegaan met wetenschappelijk onderzoek door Alterra. Dat onderzoek (noninvasive genetic monitoring) is noodzakelijk, om de levensvatbaarheid van de nieuwe uitgezette populatie te kunnen evalueren, de belangrijkste factoren, die van invloed zijn op de groei van de populatie te kunnen identificeren en daarmee de nodige maatregelen te kunnen treffen om te zorgen voor een duurzame otterpopulatie in Nederland. Dit onderzoek wees uit, dat er ten opzichte van de oorspronkelijke otterpopulatie in Nederland in de geherintroduceerde populatie sprake is van een zeer sterke reductie van genetische diversiteit en dat die populatie daarom weinig aanpassingsvermogen heeft. Aanvoer van ‘vers bloed’ is dus van het grootste belang, dan wel via bijzetting dan wel middels maatregelen om de verarmde populatie te verbinden met vitalere populaties. Alterra heeft baanbrekend onderzoek ontwikkeld, dat ook internationaal gezien van groot belang is, en voor het eerst exacte genetische gegevens heeft opgeleverd, waarmee het introductieprogramma zo goed mogelijk kan worden aangestuurd. Maar in plaats van dit onderzoek daarom extra te stimuleren heeft de rijksoverheid het budget van ca €150.000 per jaar in 2011 teruggebracht naar €0. Omdat het benodigde wetenschappelijk onderzoek daardoor stopt, werd het project feitelijk door de overheid aan zijn lot overgelaten.
Das&Boom neemt het op voor de korhoen en otter:
In juli 2013 schreef Mr.dr.J.M.I.J.Zijlmans een artikel in tijdschrift Jurisprudentie Milieurecht, met een analyse van deze rechtszaak Zij eindigt haar stuk met de waarschuwing, dat indien het Europese hof de mening is toegedaan, dat er onvoldoende maatregelen zijn getroffen om deze soorten tegen uitsterven te beschermen en die maatregelen vervolgens wederom uitblijven, Nederland een veroordeling riskeert tot het betalen van een fikse dwangsom. “Dergelijke dwangsommen zijn beduidend hoger dan de kosten die gepaard gaan met het treffen van de niet door de rechtbank gehonoreerde (additionele) beschermingsmaatregelen”. Lees hier het artikel 'Das & Boom neemt het op voor de korhoen en otter', geschreven door Jacqueline Zijlmans en verschenen in het tijdschrift 'Jurisprudentie Milieurecht' van Sdu Uitgevers.
4
Met deze uitspraak wordt de Staat met de neus op de feiten gedrukt, een hoopvolle ontwikkeling en niet alleen voor de otter. Echter, de Staat lijkt nog steeds niet van plan de opgelegde beschermingsmaatregelen op te volgen. In tegendeel, de procedure wordt tot het uiterste opgerekt; vlak voor het verstrijken van de daarvoor staande periode van 3 maanden is de Staat in beroep gegaan tegen de uitspraak van 22 mei. De gronden van het Hoger beroep waren toen nog niet bekend, en zijn nog steeds niet bekend. De Staat heeft weer uitstel gevraagd en heeft nu tot 26 november de tijd om haar zogenaamde ‘memorie van grieven’ in te dienen. Tot die tijd gebeurt er wederom niets voor de otter en worden er nog steeds otters doodgereden.
Jonge dassen uitgezet op terrein van het Brabants Landschap Jaarlijks sneuvelen naar schatting zo’n 800 dassen in het verkeer. Of zouden het er 900 zijn of nog meer? Honderden levens van gezonde dassen abrupt afgebroken, maar ook evenzoveel drama’s voor de achterblijvende dassen van de familie. Zo’n sociale groep is vaak voor een langere periode verstoord. Een partner, die niet meer terug komt, of erger, een moeder die een aantal jongen onverzorgd achterlaat. Soms zijn deze dasjes te redden met een bijvoeractie, maar meestal zijn ze ten dode opgeschreven. Ze krijgen honger, verlaten uiteindelijk de kraamburcht gaan zwerven en verzwakken steeds verder. Een aantal malen per jaar wordt zo’n verzwakt jong dier gevonden. Deze dasjes verdienen een tweede kans. Das&Boom helpt ze daarbij. Ze worden in het opvangcentrum grootgebracht, zo goed mogelijk voorbereid voor hun toekomst in de natuur en daarna gefaseerd uitgezet.
De eerste jonge das van dit jaar is gered door een vrijwilliger van de Dassenwerkgroep Brabant. Dit jonge vrouwtje werd op 5 mei door het opvangcentrum van Das&Boom opgenomen. Om te voorkomen dat ze te lang alleen zou zitten is contact gezocht met Natuurhulpcentrum Opglabbeek in België. Daar bleek 5
ook een jonge das alleen te zitten, die meteen is opgehaald. Voor beide dasjes niet alleen een stuk gezelliger met zijn tweeën natuurlijk, maar ook noodzakelijk voor beide dieren om zich goed sociaal te kunnen ontwikkelen. Een paar weken later werd een jonge verweesde das verzwakt en onderkoeld onder een struik gevonden. Dit diertje bleek een longontsteking te hebben en had veel extra aandacht en twee antibioticakuren nodig om goed te kunnen herstellen. Eind mei werd er ’s nachts een dassenfamilie aangereden bij Gennep. Eén jonge das overleed ter plaatse en de gewonde moeder vluchtte het bos in, terwijl een andere jonge das verdwaasd midden op de weg om zich heen zat te kijken. De dierenambulance Nijmegen bracht dit dasje naar de intensive care van Das&Boom. Begin juni kwam er nog een jong verkeersslachtoffer binnen die ook nog eens onder de parasieten zat. Deze das heeft langere tijd afwijkend gedrag vertoond, waarschijnlijk ten gevolge van de aanrijding. De dassen werden eind augustus uitgezet op een landgoed van Brabants Landschap bij Heeze (onder Eindhoven). Daar zijn de dassen zeer welkom en heeft de boswachter samen met een groep vrijwilligers een kunstburcht en uitzetren gebouwd op een samen met Das&Boom gekozen locatie. De kunstburcht is zo gebouwd dat de dassen hem makkelijk zelf verder kunnen inrichten, ligt op een mooi talud aan de rand van een rustig bos, bij een watertje en begraasde weilanden. De dassen zitten hier tot ca. eind november, dan gaat de ren open en kunnen ze hun nieuwe leefomgeving gaan ontdekken. Brabants Landschap gaat proberen dit met camera’s vast te leggen. De ervaring wijst uit dat dassen die op deze manier zijn uitgezet, op de uitzetlocatie blijven wonen, of zich vestigen op korte afstand daar vandaan, vaak binnen een straal van hooguit een paar kilometer. Indien mogelijk worden volgend jaar opnieuw jonge dassen uitgezet in dit gebied.
De jonge das uit België is bij binnenkomt in Opglabbeek gefilmd door het Vlaamse TV programma ‘Dieren in Nesten’. Omdat ze deze das verder wilden volgen zijn er opnames gemaakt bij Das&Boom en hebben ze ook het uitzetten gefilmd. Het item over deze jonge das wordt naar verwachting in januari 2014 uitgezonden.
6
Klik hier voor een video van Brabants Landschap op Youtube van deze uitzetactie
Realisatie dassenvoorzieningen vaak moeizame weg
Nieuwsbrief oktober 2013 Natuurbeheereenheid Heerlen-Voerendaal: “Wegbeheerders verantwoordelijk voor de gevolgen van wildaanrijdingen, wanneer zij aantoonbaar nalatig zijn geweest.” Lees verder
De N359 bij De Wyldemerk in Friesland, waar sinds 2005 16 dassen sneuvelden
Sinds 1990 registreert Das&Boom de locatie van alle aangereden dassen, die in Nederland worden aangetroffen. Meldingen, gemiddeld 2 per etmaal, komen binnen van onder meer particulieren, wegbeheerders, jachtopzichters, dierenambulances, politie en terreinbeherende instanties. De database van Das&Boom bevat nu meer dan 14.000 gegevens over gevaarlijke oversteekplekken voor dassen. Daaronder zitten vele zogenaamde hotspots of knelpunten; dat zijn locaties waar meerdere slachtoffers gevallen zijn. Vooral op die plaatsen wil Das&Boom zoveel mogelijk veilige oversteekmogelijkheden creëren. 7
Echter, het realiseren van een nieuwe voorziening heeft meestal nogal wat voeten in de aarde. Een van de vele voorbeelden hiervan is het oplossen van een gigantisch knelpunt in Gaasterland op de provinciale weg de N359 tussen Balk en Koudum (De Wyldemerk). Sinds 2005 zijn hier 18 dassen doodgereden. Das&Boom heeft samen met Staatsbosbeheer al meerdere malen aangedrongen bij de Provincie op het nemen van maatregelen, echter vooralsnog zonder resultaat. Ook de Fryske Nasjonale Partij (FNP), voorstander van de aanleg van dassentunnels, vraagt de provincie in 2012 dit knelpunt op te lossen. De provincie bagatelliseert het probleem en schuift het voor zich uit: “in 2011 zijn er 3 dassen doodgereden”, “een voorziening kost veel geld”. Maar toch krijgt Das&Boom even later het verzoek van de Provincie Friesland om onderzoek te doen en een advies te geven om het knelpunt op te kunnen lossen. Dan is het weer een tijdje stil. Naar aanleiding van het 16e slachtoffer in maart dit jaar informeert Das&Boom bij de Provincie over de planning voor het oplossen van dit knelpunt. Dan krijgt Das&Boom te horen dat op de dag dat het advies van Das&Boom bij de Provincie binnenkwam, men had besloten het project af te blazen omdat de prioriteiten elders lagen. Onacceptabel, dus weer contact opgenomen met de FNP, die in juni laat weten dat het plan van Das&Boom toch zal worden gerealiseerd, en zelfs dit jaar nog. Onderstaand bord bewijst, dat het nu echt gaat gebeuren. Hoog tijd, want inmiddels staat de teller al weer op 18 dode dassen.
Meldingen van aangereden dassen zeer waardevol Afgezien van het in beeld brengen van de hotspots, waar veel dassen sneuvelen, kunnen meldingen ook andere zaken aan het licht brengen. Wanneer er dassen worden aangereden op locaties, waar al een voorziening ligt, blijkt bij onderzoek vaak dat de voorziening niet (meer) functioneert. Dat kan komen door slecht onderhoud, beschadiging of zelfs verkeerde aanleg. Ook kunnen meldingen van aangereden dassen aanleiding zijn tot nader onderzoek, wanneer blijkt dat in de nabijheid van die locatie nog geen dassenburchten bekend zijn Dus, geef meldingen van aangereden (dode) dassen door aan Das&Boom, telefonisch 024 6842294 of via email,
[email protected]
8
Ook bij de gemeente Haaren in Noord Brabant is een dassenknelpunt, waar sinds 2008 vijf dassen zijn doodgereden. De Dassenwerkgroep Brabant, waar Das&Boom intensief mee samenwerkt, heeft na aanleiding van de geplande reconstructie van de weg, aangedrongen op een voorziening op ‘de Guldenberg’, om de dassen veilig te kunnen laten oversteken. Tijdens zo’n reconstructie kan een tunnel op een relatief goedkopere manier gerealiseerd worden. Maar helaas heeft de aanleg van faunavoorzieningen voor de gemeente geen prioriteit en vindt men het te duur. Das&Boom heeft meerdere malen contact gehad met de gemeente om hen te overtuigen van de noodzaak van een dergelijke voorziening. Het argument, dat de provincie 75% van de kosten van de aanleg voor haar rekening neemt, trekt de gemeente uiteindelijk over de streep: De dassentunnel is in juli dit jaar gerealiseerd.. Dassentunnel? Inderdaad alleen een tunnel, voor de bijbehorende rasters had de gemeente geen geld over.
Wegbeheerders verantwoordelijk voor schade door het aanrijden van dassen Wegbeherende instanties gaan vaak tamelijk Beschermingsartikelen Flora&faunawet vrijblijvend om met het realiseren van voorzieningen. Artikel 2. Afgezien van het algemene artikel in de Flora- en 1. Een ieder neemt voldoende faunawet (art. 2), is er geen dwingende wettelijke zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, verplichting om veilige oversteekplaatsen voor dassen alsmede voor hun directe te realiseren. Wegbeheerders zijn echter ook leefomgeving. verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid. In dat 2. De zorg, bedoeld in het verband is een artikel in de Nieuwsbrief oktober 2013 eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of van Natuurbeheereenheid Heerlen-Voerendaal redelijkerwijs kan vermoeden interessant: dat door zijn handelen of Aansprakelijkheid voor schade door valwild. Mw. mr. M.M.E.C. Breij en mr. D.S.G. Lie
…. 2. Aansprakelijkheid van de wegbeheerder op grond van art. 6:174 Burgerlijk Wetboek. Een ander verhaal wordt het indien de schade is veroorzaakt door een dier dat geen bezitter heeft. Indien de wegbeheerder onvoldoende actie heeft ondernomen tegen mogelijk gevaar van een veelgebruikte oversteekplaats voor wild, is de wegbeheerder aansprakelijk. Wil de wegbeheerder aansprakelijk zijn, dan moet wel sprake zijn van bekendheid van de wegbeheerder met het risico op schade door overstekend wild.
nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken
Omdat Das&Boom gevraagd en ook ongevraagd wegbeherende instanties zoals gemeentes, Provincies en Rijkswaterstaat regelmatig informeert over knelpunten, zijn wegbeheerders in het geval van aangereden dassen op de hoogte van de risico’s en dus wel degelijk verantwoordelijk voor de gevolgen van een aanrijding met dassen.
9
Vaak is de schade aan voertuigen beperkt, maar het kan ook veel ernstiger aflopen. Zo sneuvelde een paar weken geleden in België een echtpaar aan de gevolgen van een aanrijding met een overstekend reekalf. De bestuurder week uit en ramde een tegemoet komende auto met fatale gevolgen..
Reden temeer dus voor wegbeherende instanties om voortvarend te werk te gaan met het oplossen van knelpunten voor dassen.
Achterhaalde aanpak rundertuberculose kost duizenden Engelse dassen het leven Dat het doden van dassen verwerpelijk is en een volstrekt zinloze bezigheid in de strijd tegen de verspreiding van rundertuberculose, zal de trouwe lezer van deze nieuwsbrief inmiddels bekend zijn. Zo niet, lees dan het stukje van de aan Das&Boom verbonden dierenarts Michel Abee of raadpleeg ons archief.
Tegen alle logica in heeft de verantwoordelijk minister Owen Paterson van het ministerie van voedsel, milieu en landbouw (Defra), besloten dit jaar in het kader van een zogenaamde ‘Pilot Cull’ (proefruiming) toch maar eens uit te proberen wat er gebeurt met het verloop de gevreesde veeziekte, als je probeert 70% van de dassenpopulatie in Somerset en Gloucestershire te ‘ruimen’ (doodschieten).
10
Het doodschieten van dassen is de afgelopen 21 jaar illegaal geweest in Groot Brittannië. Wanneer deze Cull “humaan, effectief en veilig” bevonden wordt door de overheid, is het de bedoeling van Staatsecretaris Owen Paterson dat er in de komen de 4 jaar nog eens 40 gebieden bijkomen.
“Een volstrekt stompzinnig plan”, volgens de voorzitter van Lord Krebs, voorzitter van de Britse Academie voor Wetenschappen. Hij kan het weten, hij was de leider van een tien jaar lang durend onderzoek, waarbij 11000 dassen het leven lieten (Kreb-trial). Vrijwel alle onafhankelijke wetenschappers, die deskundig zijn op dit gebied, zijn het met hem eens. Ook de overgrote meerderheid van de publieke opinie is tegen. Geen sentimentele dassenknuffelaars, zoals vaak beweerd wordt door de voorstanders, maar gewoon verantwoordelijke burgers die protesteren als hun overheid zonder enige noodzaak een zwaar beschermde diersoort gaat uitroeien. Voorstanders zijn belangengroeperingen, voornamelijk boeren, verenigd in de National Farmers Union ( NFU) en tot voor kort ook de beroepsvereniging van dierenartsen. Maar ook veel dierenartsen blijken grote bezwaren te hebben tegen deze uitroeiingsactie en hebben publiekelijk afstand genomen van hun beroepsorganisatie, die de ruiming ondersteunt. Zij stellen dat deze club veel te nauwe banden heeft met de agrarische sector om een onafhankelijk oordeel te kunnen vellen. Ook zij wijzen op het overvloedig aanwezig wetenschappelijk bewijsmateriaal, dat Cull niet gaat werken. Nu, na afloop van de geplande 6 weken durende slachtpartij, blijkt niet 70% maar 30% van de door de NFU aangenomen dassenpopulatie van het gebied te zijn gedood. In de oorspronkelijke (op zich al dwaze) plannen van de NFU wordt heel duidelijk gesteld, dat deze korte periode van 6 weken doden belangrijk was, om te voorkomen dat een langer durende verstoring de kans op de verspreiding van rundertuberculose zou vergroten. De beslissing om de duur van de proefruimingen dan toch maar te verlengen, om in ieder geval de streefaantallen te behalen, heeft dan ook tot veel verbazing en verbijstering geleid. Natuurlijk bij de tegenstander maar ook bij organisaties die schoorvoetend akkoord gegaan zijn met de proefruimingen.
Owen Paterson “ik ben niet anti-das”, zei hij onlangs in een interview. “Je spreekt momenteel waarschijnlijk met het enige parlementslid dat ooit een das als huisdier had, en zeker met de enige die er twee had, maar ik wil gezonde dassen zien die naast ons vee leven en de ziektes die heersen bij de inheemse dieren aanpakken”. In een TV interview beweerde hij, dat er zonder het uitroeien van dassen binnen tien jaar geen veehouderij meer zou zijn in Groot Brittanië. Hij zou het liefst de beschermde status van dassen willen afschaffen. Hij wil het publiek doen geloven dat dassen door de rundertuberculose een vreselijke dood sterven, en dat hij de dassen dus eigenlijk een dienst bewijst door ze te doden. Hij moet wel erg wanhopig zijn om met dergelijke onzin naar buiten te komen.
Ook de directeur van het National Trust (soort Engelse Natuurmonumenten) , Dame Helen Ghosh, heeft in een brief aan Paterson haar twijfels geuit over het ‘wetenschappelijk gehalte en de geloofwaardigheid’ van de hele exercitie. Tot 2010 was zij werkzaam bij het ministerie van milieu, voedsel en landbouw, dat verantwoordelijk is voor de ‘proefruimingen. Dame Helen Ghosh
In Somerset mochten de boeren 3 weken doorgaan met dassen schieten en in Gloucestershire nog eens 2 maanden.
Natural England, een ‘onafhankelijke’ overheidsorganisatie, heeft tot opluchting van de NFU en Paterson ingestemd met de verlening en zet daarmee volgens oud minister Irranca-Davies, een voorganger van Paterson, haar geloofwaardigheid en reputatie op het spel. De belangrijke adviserende wetenschapper en dassenexpert van deze organisatie, Prof David Macdonald, vertelde echter aan de 11
Guardian, dat hij grote twijfels heeft of boeren hier ook maar iets mee opschieten in hun strijd tegen rundertuberculose. “Mensen moeten weten dat wij werken binnen de kaders die de overheid heeft opgesteld. Ons is niet gevraagd of we dit een goed idee vinden. Persoonlijk zou ik er onmiddellijk mee stoppen” Overtuigd tegenstander Sir David Attenborough vraagt zich af waarom de regering veel geld besteed aan onderzoek en vervolgens de resultaten negeert. Prof Rosie Woodroffe, mede verantwoordelijk voor de al eerder genoemde Kreb-trial’: “De beslissing om door te gaan is gebaseerd op een zeer onvolledig beeld van het beschikbare bewijsmateriaal. Het doordrukken van deze beslissing, nog voordat een panel van experts de kans heeft gekregen de resultaten van de ruiming te onderzoeken, bewijst hoe weinig Defra geïnteresseerd is in een wetenschappelijke onderbouwing van deze ruiming”. “TB is een enorm probleem voor de boeren en ze verdienen beter dan de rekening gepresenteerd te krijgen voor de ruiming, terwijl de verwachtte voordelen steeds kleiner worden en de kosten de pan uit rijzen.
Prof Rosie Woodroffe bezig met een gezenderde das
Eigenlijk staat de NFU zo langzamerhand samen met Owen Paterson als voorstanders van de ruiming alleen met hun hakken in het zand. Binnenkort kunnen ze ook nog een rechtszaak tegemoet zien, aangespannen door het Badger Trust. Zij eisen dat de ruimingen gestopt worden op basis van het feit, dat het verlengen van de ruimings-periode illegaal is De logische conclusie zou moeten zijn, dat de dassenruimingen binnenkort verleden tijd zijn. Jammer genoeg speelt logica een steeds minder belangrijke rol in deze tragedie, waaraan maar geen eind schijnt te kunnen komen. Defra moet nu stoppen met het zinloos verpillen van dierenlevens, tijd en geld, toegeven dat het huidige ruiming-beleid de prullenbak in moet en beginnen met een wetenschappelijk onderbouwde humane aanpak van deze problematiek.
12
“Besmettelijke koeienziekte bedreigt dassenpopulatie” Door Michel Abee, dierenarts, als vrijwilliger verbonden aan Das&Boom
“Dat is natuurlijk grote onzin, maar het is minder onzinnig dan het lijkt. In tegenstelling tot wat ik denk, denkt de Britse overheid namelijk dat het afschieten van 5000 dassen een oplossing biedt voor tuberculose bij het rund. Om dat te onderbouwen hebben ze veel onderzoek laten doen. Er bestaat zelfs een dik wetenschappelijk rapport van DEFRA (zeg maar het Britse Ministerie van Landbouw) dat de periode van 1982 tot 2011 beslaat. Dat rapport bevat belangrijke conclusies die wetenschappelijk gezien ook correct zijn; het richt zich op Woodchester park, een gebied waarin zowel behoorlijk wat dassen als runderen voorkomen. In het rapport wordt aangetoond dat dassen besmet kunnen zijn met rundertuberculose, afgekort bTB (boviene TB). En dat verbaast mij niets, want net zoals mensen, herten, ratten, wilde zwijnen en een heleboel andere diersoorten, kunnen óók dassen besmet raken met bTB. En belangrijker nog, ze kunnen het - net zoals de anderen - ook verspreiden. Net zoals runderen dat ook kunnen. Deze conclusie is dus van het niveau van: "als je veel bier drinkt wordt je dronken". De verspreiding binnen de dassenpopulatie, dus van das op das, wordt door DEFRA ook goed beschreven; men heeft zelfs gevonden dat het ziekteverloop anders is bij verschillende infectiewegen (een das die bTB oploopt door een bijtwond, wordt bijvoorbeeld sneller ziek). Met zendertjes heeft men ook nog gekeken naar contact - en dus besmettingsgevaar - tussen verschillende sociale groepen. Allemaal prima onderzocht en wetenschappelijk onderbouwd, de verspreiding van bTB in de dassenpopulatie. Conclusies kloppen dus ook. Wat dan wel een beetje jammer is, is dat men niet heeft beschreven in hoeverre die dassen met zendertjes bij koeien in de buurt komen. Nu weet ik, als geïnteresseerde, namelijk niet of men gegevens achterwege laat of dat de gegevens niet bestaan, omdat de kans op contact tussen dassen en koeien domweg niet noemenswaardig is. Maar geen conclusie is altijd beter dan een verkeerde conclusie. Liegen is immers niet hetzelfde als de waarheid achter houden. Toch? Wat ook een beetje jammer is, is dat het belang van rund op rund besmetting door DEFRA en de Britse boerenorganisaties behoorlijk onder tafel wordt geveegd. Je hoeft niet lang gestudeerd te hebben om te snappen dat een besmettelijke koe de belangrijkste bron is voor een andere koe: ze lopen dag en nacht bij elkaar in dezelfde wei, in dezelfde stal, eten hetzelfde voer en hoesten gezellig in elkaars bijzijn (verspreiding door de lucht is de belangrijkste infectieroute). Hetzelfde geldt voor TB bij mensen. Natuurlijk zijn er andere infectiewegen, maar een patiënt met open TB is toch écht de belangrijkste infectiebron voor anderen...daarom ook de paniek wanneer er ergens open TB wordt geconstateerd. Maar goed, men heeft nu eenmaal gegevens over het voorkomen van bTB bij dassen. En toevallig zien we meer bTB bij dassen in gebieden met een hoge rundveedichtheid. Maar wie besmet wie? Sinds 1982 worden dassen in Woodchester park onderzocht. Tot zo'n beetje 1987 is de besmettingsgraad stabiel, ongeveer 2-3%. Daarna stijgt hij tot boven de 20% in 2000. Heel merkwaardig daalt hij dan in 2001 met een klap terug naar zo'n 10%. Er is dus kennelijk iets wat invloed heeft op het besmettingspercentage. Zouden dat de koeien kunnen zijn? Ik kan dat niet met wetenschappelijke zekerheid stellen, maar het is wel frappant dat vanaf midden jaren tachtig BSE (gekkekoeienziekte) in Engeland voor veel problemen heeft gezorgd en dat er daardoor tot midden jaren negentig veel koeien zijn afgemaakt. Tegelijkertijd zijn er ook veel nieuwe dieren van elders aangevoerd ter vervanging. En in 2001 gebeurt in korte tijd hetzelfde, nu in verband met een
13
ernstige uitbraak van Mond- en Klauwzeer. Opnieuw veel afvoer en aanvoer van runderen van elders. Terug naar de titel van dit artikel. Ik ben geen wetenschapper en mijn stelling is wetenschappelijk gezien vast niet verantwoord. Toch ben ik ervan overtuigd dat deze titel meer hout snijdt dan de beslissing om 5.000 dassen af te schieten in een poging om bTB onder runderen te bestrijden. Wat denkt u?” Michel Abee Malden dierenarts met een lach!
Aangepaste beoordeling Floraen faunawet van tafel Voor vrijwel alle ingrepen in het leefgebied van de das is weer een ontheffing nodig Sinds 2009 hanteerde het ministerie van Economische zaken (toen nog LNV) een nieuwe beoordelingswijze, om de effecten van ruimtelijke ingrepen op flora en fauna te toetsen, de zogenaamde ‘. Dat hield kort gezegd in, dat indien je maar voldoende mitigerende (verzachtende) maatregelen treft bij je ruimtelijke ingreep, je geen ontheffing hoeft aan te vragen. De redenering was dat met deze maatregelen de ‘functionaliteit van de voortplanting- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen gegarandeerd kon worden’. Er was dus dan – volgens het beleid – geen sprake van een overtreding van een wettelijk verbod en een toetsing van overheidswege was niet noodzakelijk. Het ministerie adviseerde overigens plannen voor de zekerheid wel te laten toetsen, om te voorkomen dat je daarmee de Floraen Faunawet overtreed. Vreemde beleid, omdat het de initiatiefnemer vrij stond om al dan niet geholpen door een ecologisch adviesbureau, een geheel eigen visie te ontwikkelen over de ecologie van de das. Allerlei ruimtelijke ingrepen, die overduidelijk verstorend of schadelijk waren voor de das, werden op papier met onzinnige ‘mitigerende’ maatregelen mogelijk gemaakt. Omdat deze maatregelen niet van te voren getoetst behoefden te worden, kwamen ze meestal pas later, in de uitvoeringsfase, aan het licht. Das&Boom is regelmatig ingeschakeld door omwonenden of andere betrokkenen, waarbij bleek dat de Flora- en faunawet wel degelijk werd overtreden en dassen ernstig werden benadeeld. In een aantal gevallen moesten de plannen alsnog worden aangepast. Maar er was meer kritiek, ook de rechtsliteratuur werd er echter ongezouten kritiek geleverd op dit beleid. Het beleid is “intern tegenstrijdig, moeilijk handhaafbaar en bovenal in strijd met Europese regels” volgens de analyse van mr. drs. L. Boerema en mr. E.T. de Jong in hun boek ‘Natuur en ruimte’. Kennelijk is de kritiek terecht geweest, omdat de hoogste bestuursrechter heeft uitgesproken dat het beleid de toets der kritiek niet kan doorstaan. Kern van de uitspraak was dat mitigerende maatregelen juist bedoeld zijn om negatieve effecten te verzachten. Ze voorkomen ze niet. Dus als je
14
mitigerende maatregelen moet treffen, dan is er wel sprake van ‘verstoring’ en dus sprake een overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet en moet er ‘gewoon’ een ontheffing worden aangevraagd. In september dit jaar is deze beleidswijziging bekend gemaakt op een bijeenkomst voor zogenaamde ‘groene’ adviesbureaus. Kort gezegd is het beleid weer zoals het was; voor alle ingrepen in het leefgebied van de das heb je een ontheffing nodig, tenzij je de vaste rust- of verblijfplaats van de das geheel ontziet. Deze beleidswijziging is nog niet terug te vinden op de website van het ministerie van Economische zaken. Bron: Dienst Regelingen, ministerie van Economische zaken
Steenmarters, soms lastig, altijd prachtig Iedereen, die wel eens gehoord heeft van steenmarters, legt bijna automatisch de link met overlast. Geen wonder, steeds vaker duiken in de pers artikelen op over dramatische vormen van overlast, zoals in 2011 in Tolkamer, waar zelfs een school tijdelijk gesloten moest worden door de overlast van een steenmarter. Is dit fraaie diertje werkelijk zo lastig of is er iets anders aan de hand?
Steenmarters zijn behoedzame dieren, die wel de nabijheid van mensen zoeken maar niet de confrontatie. Ze willen graag meeliften met de voordelen die onze gebouwen bieden, zoals beschutting en veiligheid. Daarom verstoppen steenmarters zich in gebouwen op voor mensen ontoegankelijke plaatsen als ruimtes tussen spouwmuren, kruipruimtes, ruimtes boven plafonds en bijvoorbeeld een vliering. Hier kunnen ze zich jarenlang ophouden, zonder dat iemand er iets van merkt. Maar er kan wel degelijk overlast ontstaan, bijvoorbeeld wanneer een steenmarter jongen heeft en prooien mee naar binnen neemt voor de jongen om mee te oefenen. Stankoverlast, lawaai, doorlekplekken van latrines kunnen het gevolg zijn.
Klik hier voor een filmpje over steenmarters die ’s avonds voorzichtig uit ‘hun’ verblijf te voorschijn komen
15
Informatieve brochure over Steenmarteroverlast van de Stichting Landschapsbeheer Gelderland. (klik op de afbeelding om de brochure te downloaden)
Burgemeester Slinkman van Tokamer: "Ik zou een eerlijke afweging willen zien. Je mag de beesten bestrijden of er komt een compensatieregeling, zoals bij wildschade. Voor boeren en tuinders bestaat de mogelijkheid om schade te verhalen op de overheid. Een andere optie is een subsidieregeling in te stellen voor mensen die hun huizen tegen steenmarters beschermen."
Oudere gebouwen bieden vaak veel toegangsmogelijkheden voor steenmarters, bij moderne gebouwen zijn ze afhankelijk van bouwkundige onvolkomenheden, zoals bijvoorbeeld een niet goed aansluitende aftimmering van een overstek. Die plekken weten steenmarters feilloos te vinden en een opening van 6 cm doorsnede is voldoende om binnen te komen. Bij het bestrijden van de overlast wordt gebruik gemaakt van het behoedzame karakter van de steenmarter. Zodra hij merkt dat zijn ingang is ontdekt, zal hij de zaak niet vertrouwen en een tijdje uitwijken naar een van zijn andere dagrustplekken in zijn territorium. Eenmaal gevonden wordt zo’n opening tijdelijk gedicht met een stokje of een lap. Omdat een steenmarter elke nacht op jacht gaat, is na één etmaal duidelijk of het dier daarna nog naar binnen of buiten is gegaan. Als dat niet het geval is kan die opening definitief dichtgemaakt worden (buiten het voortplantingsseizoen). Zo wordt de overlast van deze wettelijk beschermde dieren diervriendelijk en effectief opgelost. Het vinden van die insluipplekken vergt kennis van de leefwijze van de steenmarter en ervaring. Die kennis en de effectieve aanpak van steenmarteroverlast wordt onderwezen op ondermeer het KAD, het Kenniscentrum Dierplagen in Wageningen. Daar kunnen bijvoorbeeld medewerkers van gemeentelijke plaagdierbestrijding een cursus volgen. Wanneer de gemeente in het kader van een (door de provincie goedgekeurd) steenmarterbeheersplan deze mensen inzet, kan steenmarteroverlast diervriendelijk en effectief worden opgelost. Dat was dan ook de opzet, toen het toenmalige ministerie van LNV in 2002 een beroep deed op gemeentes om als meldpunt voor overlast te gaan functioneren. Een logische plek, omdat gemeentes ook overlast van andere diersoorten aanpakken. Op een paar uitzonderingen na (bijvoorbeeld de gemeente Deventer) hebben de meeste gemeentes echter deze verantwoordelijkheid laten liggen. De gemeente Nijmegen bijvoorbeeld, geeft op haar internetsite minimale en ook nog eens verkeerde of achterhaalde info, in plaats van burgers de weg te wijzen naar oplossingen. Onbegrijpelijk, omdat de kennis (informatieve digitaal beschikbare brochures) beschikbaar is en met een paar muisklikken op zo’n website kan worden gezet. In veel gevallen krijgen melders dus geen goed advies en blijft de overlast bestaan. De meest schrijnende gevallen komen vervolgens in de media, waardoor de politiek er zich mee gaat bemoeien en er een sfeer ontstaat van ‘er moet iets gebeuren’. De burgermeester van Tolkamer vroeg zijn inwoners in een enquête of er nog draagvlak was voor de bescherming van de steenmarter. Dit jaar zocht een hoogleraar aquatische ecologie de publiciteit, die vond dat de steenmarter van de lijst van beschermde dieren verwijderd moest worden. Hij waarschuwde in de Gelderlander en op Radio 1 voor een steeds verder toenemende populatie en gevaarlijke overlast in de vorm van doorgebeten remkabels. Onjuiste stemmingmakerij, die echter steeds vaker
dieren, overlast, opvang Pas op met marters en vleermuizen Marters en vleermuizen zijn beschermde dieren, maar ze kunnen ook ziektes overbrengen. Zo zijn vleermuizen bijvoorbeeld vaak besmet met hondsdolheid. Probeer daarom nooit zelf vleermuizen of marters te vangen!
Voorbeeld van het geven van zinloze en onjuiste informatie, terwijl alle zinvolle informatie volledig ontbreekt
16
de kop op steekt.
In het kader van de decentralisatie van overheidstaken kwam de provincie Gelderland onlangs met nieuwe richtlijnen voor de aanpak van steenmarteroverlast. Ook bij deze richtlijnen wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis, zoals die bijvoorbeeld door het Kenniscentrum dierplagen wordt onderwezen. De provincie wil bij ernstige overlast toch steenmarters laten vangen en elders vrijlaten. Het is algemeen bekend dat steenmarters zeer moeilijk te vangen zijn, alleen bij jonge dieren wil het wel eens lukken. Maar zelfs als het uiteindelijk zou lukken betekent het alleen maar veel tijd verlies en overbodig dierenleed. De even later losgelaten steenmarter is zo weer terug en anders neemt een ander dier de plaats in, en de overlast blijft. Vervolgens introduceert de provincie in haar beleidsnotitie een verwarrend onderscheid tussen vaste en niet-vaste verblijfsplaatsen. Wanneer er sprake zou zijn van een nietvaste verblijfplaats, beschouwt de provincie het ontoegankelijk maken van een gebouw als zijnde niet verstorend en hoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd. Dat zou een melder dan zelf mogen doen. Echter, alle verblijfplaatsen van de steenmarter worden onregelmatig voor korte dan wel langere periodes gebruikt en alleen gebruikte locaties geven overlast. Wanneer er een steenmarter ‘op straat wordt gezet, moet volgens de provincie vervangende woonruimte worden aangeboden in de vorm van een kunstverblijf. Sympathiek idee, maar overbodig (steenmarter heeft in zijn territorium meerder dagrustplaasten) en zinloos (een behoedzaam dier als een steenmarter zal vrijwel zeker geen gebruik maken van zo’n kunstverblijf). De kennis om overlast op te lossen is beschikbaar, wordt succesvol ingezet door sommige gemeentes (o.a Deventer) en particuliere organisaties zoals bijvoorbeeld Bestra. Das&Boom zou graag zien dat gemeentes de afspraken, die 11 jaar geleden gemaakt zijn, gaan nakomen, een steenmarterbeheersplan gaan maken (liggen al kant en klaar bij een paar gemeentes in de kast) de beschikbare kennis (o.a. KAD opleiding, Kenniscentrum Dierplagen) gaan inzetten en zorgen voor een aantal gecertificeerde medewerkers om de overlast diervriendelijk en effectief op te lossen. 2013 is door de Zoogdiervereniging uitgeroepen als het jaar van de steenmarter, wellicht een mooie aanleiding voor de provincie gemeentes om nog eens nadrukkelijk op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Hopelijk verdwijnt dan de negatieve publiciteit rond de steenmarter en blijft het draagvlak voor de bescherming van dit prachtige dier gewoon bestaan. Meer lezen over de steenmarter? • •
http://steenmarterinfo.nl/ http://www.zoogdiervereniging.nl/steenmarter
of download de brochure op bladzijde15
17
De das in Klokhuis Afgelopen zomer zijn er voor het jeugdprogramma ‘Klokhuis’ opnames gemaakt bij Das&Boom. In de aflevering over de das, die op 8 november is uitgezonden, vertelt André Donker van Natuurmonumenten over de das in Drenthe. Opnames van de das in zijn hol zijn gemaakt bij Das&Boom.
Druk hier voor de aflevering van Klokhuis over de das
18