Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, 28 juni 2013, 46ste correctionele kamer Parket: BR37.97.2347/2010
Tijdens de openbare terechtzitting van 28 juni 2013 heeft de 46e kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel rechtsprekend in correctionele zaken, het volgend vonnis gewezen: IN ZAKE VAN: DE HEER PROCUREUR DES KONINGS, in naam van zijn ambt, en van: 1.
VZW B.
met zetel te (…), optredend als beheerder van (…) met zetel te (…); Burgerlijke partij, die verschijnt, Vertegenwoordigd door meester V. 2.
Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding,
met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 138; Burgerlijke partij, die verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 3.
De Stichting voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen afgekort Child Focus,
stichting van openbaar nut, met maatschappelijke zetel te 1020 Brussel, Houba de Strooperlaan 292; Burgerlijke partij, die verschijnt, Vertegenwoordigd door P. 4.
S.D., ° (…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 5.
S.R., ° (…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 6.
N.D., ° (…) 1
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 7.
S.B., ° (…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 8.
C.G., ° (…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 9.
N.R., ° (…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 10.
L.P. ° (…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 11.
C.C., °(…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P. 12.
C.K., °(…)
Burgerlijke partij, die niet verschijnt, Vertegenwoordigd door meester P.
TEGEN:
V.M., fotozetter, geboren te (…) op (…), wonende te (…), thans voorlopig aangehouden in de gevangenisinstelling te Sint-Gillis, die verschijnt, bijgestaan door meester L. en meester E.
2
Beklaagd van In het gerechtelijk arrondissement Brussel, en bij samenhang elders in het Rijk, meer bepaald in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en op grond van de artikelen 10 ter en 12 Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, in Brazilië, Portugal, Polen, tussen 1 mei 1996 en 1 februari 2012, meermaals terwijl de feiten de achtereenvolgende en voortdurende uiting uitmaakten zonder onderbreking gedurende 5 jaar van hetzelfde misdadig opzet, het laatste feit gepleegd zijnde op 31 januari 2012; -
Om het misdrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks
meegewerkt te hebben, -
Om door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben, dat zonder
zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, -
Om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige
kruiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben; Beklaagd van: In het gerechtelijk arrondissement Brussel, en bij samenhang elders in het Rijk, meer bepaald in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en op grond van de artikelen 10 ter en 12 Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, in Brazilië, Portugal, Polen, tussen 1 mei 1996 en 1 februari 2012, meermaals terwijl de feiten de achtereenvolgende en voortdurende uiting uitmaakten zonder onderbreking gedurende 5 jaar van hetzelfde misdadig opzet, het laatste feit gepleegd zijnde op 31 januari 2012; -
om het misdrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks meegewerkt te hebben, om door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben, dat zonder, zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kruiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben.
A. Meermaals op niet nader te bepalen data tussen 1 september 2005 en 7 juni 2006, door de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel ontucht of prostitutie van een minderjarige onder de zestien jaar te hebben verkregen, met name van S.R. (°…). B 3
Een aanslag tegen de zeden te hebben gepleegd door, teneinde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, die geen volle veertien jaar oud was, te hebben opgewekt, begunstigd of vergemakkelijkt: B.1. meermaals tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997, met name van Z.F. geboren op (…) en A.A. geboren op (…), B.2. meermaals tussen 1 september 2004 en 22 maart 2006, met name van S.D. geboren op (…), B.3. meermaals tussen 1 september 2004 en 13 augustus 2005, met name van S.R. geboren op (…), B.4. meermaals tussen 1 september 2004 en 3 december 2005, met name van G.C. geboren op (…), 6.5. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 november 2005, met name van N.R. geboren op (…), B.6. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name van L.P. geboren op (…), B.7. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), van C.K. geboren op (…). C.
4
Aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging gepleegd te hebben op de persoon van een minderjarige, geen volle zestien jaar oud, met de omstandigheid dat de schuldige misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen: C.1. meermaals tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997, met name op Z.F. geboren op (…) en A.A. geboren op (…), C.2. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name op S.D. geboren op (…) en op C.G. geboren op (…), C.3. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name op S.R. geboren op (…), C.4 meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name op N.R. geboren op (…), en op L.P. geboren op (…), C.5. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name op N.D. geboren op (…), op S.B. geboren op (…), op C.C. geboren op (…), en op C.K. geboren op (…). D. Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde ten aanzien van deze persoon, het misdrijf te laten plegen dat bedoeld wordt in artikel 383 bis § 1 van het Strafwetboek, te weten het vervaardigen of in voorraad hebben, het invoeren of doen invoeren, het overhandigen aan een vervoer- of een distributieagent, met het oog op de handel of de verspreiding, van zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, en waarbij zijn toestemming van geen belang was;
met de verzwarende omstandigheden (art. 433 septies SW) dat:
5
1° het misdrijf is gepleegd ten opzichte van een minderjarige, 2° het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, 3° met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, 6° dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met name ten aanzien van: D.1 meermaals tussen 12 september 2005 en 7 juni 2006, met name van S.D. geboren op (…), van S.R. geboren op (…), en van C.G. geboren op (…), D.2. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name van N.R. geboren op (…), en van L.P. geboren op (…), D.3. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name van N.R. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), en van C.K. geboren op (…). E Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde ten aanzien van deze persoon, het misdrijf te laten plegen dat bedoeld wordt in artikel 383 bis § 1 van het Strafwetboek, te weten het tentoonstellen, verkopen, verhuren, verspreiden, uitzenden of overhandigen van zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, en waarbij zijn toestemming van geen belang was. met de verzwarende omstandigheden ( art. 433 septies SW) dat: 1° het misdrijf is gepleegd ten opzichte van een minderjarige, 2° het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken,
6
3° met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, 6° dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt. met name ten aanzien van: E. 1. meermaals tussen 12 september 2005 en 7 juni 2006, van S.D. geboren op (…), van S.R. geboren op (…), en van C.G. geboren op (…), E.2. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, van N.R. geboren op (…), en van L.P. geboren op (…), E.3. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), en van C.K. geboren op (…). F. Een aanslag tegen de zeden te hebben gepleegd door, teneinde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, die de volle leeftijd van veertien jaar maar geen volle zestien jaar oud was, te hebben opgewekt, begunstigd of vergemakkelijkt: F.1. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name van S.R. (°…), F.2 meermaals tussen 6 november 2005 en 7 juni 2006, met name van N.R. geboren op (…), F.3. meermaals tussen 2 december 2005 en 7 juni 2006, met name van C.G. geboren op (…), F.4. meermaals tussen 21 maart 2006 en 7 juni 2006, met name van S.D. geboren op (…). G. Meermaals tussen 8 augustus 1999 en 27 maart 2001, met het oog op de handel of de verspreiding, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto' s, dia' s of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen beneden de zestien jaar betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben vervaardigd of in voorraad te hebben gehad, te hebben ingevoerd of doen invoeren, aan een vervoer- of een distributieagent te hebben overhandigd, te weten: 7
-
niet nader geïdentificeerde minderjarige jongens, en tevens van
-
Z.F. geboren op (…)
-
A.A. geboren op (…).
H. Met het oog op de handel of de verspreiding, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben vervaardigd of in voorraad te hebben gehad, te hebben ingevoerd of doen invoeren, aan een vervoer- of een distributieagent te hebben overhandigd, te weten: H.1. meermaals tussen 26 maart 2001 en 7 juni 2006, van niet nader geïdentificeerde minderjarige jongens, H.2. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, van S.D. geboren op (…), van S.R. geboren op (…), en van C.G. geboren op (…), H.3. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, van N.R. (…), geboren op (…), en van L.P. geboren op (…), H.4. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), en van C.K. geboren op (…). I. Meermaals tussen 8 augustus 1999 en 27 maart 2001, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen beneden de zestien jaar betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben tentoongesteld, verkocht, verhuurd, verspreid, uitgezonden of overhandigd, te weten onder meer van: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en eveneens van: - F.Z. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). J. 8
Meermaals tussen 26 maart 2001 en 1 februari 2012, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben tentoongesteld, verkocht, verhuurd, verspreid, uitgezonden of overhandigd, te weten onder meer van: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en tevens van: - S.D. geboren op (…), - R.R. (°…), - C.G. geboren op (…), - N.D. geboren op (…), - S.B. geboren op (…), - N.R. geboren op (…), - L.P. geboren op (…), - C.C. geboren op (…), - C.K. geboren op (…), - Z.F. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). K. Tussen 8 augustus 1999 en 27 maart 2001, wetens zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen beneden de zestien jaar betrokken zijn of worden voorgesteld, in zijn bezit te hebben gehad te weten: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en tevens van: - Z.F. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). L. Tussen 26 maart 2001 en 1 februari 2012, wetens zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, in zijn bezit te hebben gehad te weten onder meer van: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en tevens van: 9
- S.D. geboren op (…), - R.R. (°…), - C.G. geboren op (…), - N.D. geboren op (…), - S.B. geboren op (…), - N.R. geboren op (…), - L.P. geboren op (…), - C.C. geboren op (…), - C.K. geboren op (…), - Z.F. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). M. Tussen 2 augustus 1999 en 13 april 2011, liederen, vlugschriften of andere geschriften, al dan niet gedrukt, afbeeldingen of prenten die strijdig zijn met de goede zeden, te hebben tentoongesteld, verkocht of verspreid, "terzake zelf geschreven verhalen die handelen over bondage, peda seksualiteit, verkrachting, ontmaagding, voyeurisme, plasseks, striptease, prostitutie, ... (zeer uitgebreid, tellen soms honderden pagina' s) welke soms afgewisseld worden met foto' smet pedoseksueel karakter en welke zeer gedetailleerd de seksuele handelingen beschrijven die kinderen stellen met elkaar en met volwassenen. De verhalen beginnen meestal gematigd maar krijgen na verloop van tijd een sadistische en gewelddadige inslag", met de omstandigheid dat de schuldige de vervaardiger was van het geschrift, de afbeelding, de prent of het voorwerp. Met de omstandigheid dat hij de feiten A, B(2-7), C(2-5), D(1-3), E(1-3), F(1-4), G, H(1-4), I, J, K, L en M gepleegd heeft sedert hij door het vonnis van 8 juli 1999 uitgesproken door de correctionele rechtbank te Nijvel en dat kracht van gewijsde had op het ogenblik van de feiten, veroordeeld werd tot een straf van 2 jaren uit hoofde van: kinderpornografie, verdeling, handel tegenover een minderjarige en kinderpornografie, bezit van zinnebeelden, voorwerpen, films, foto' s of andere beelddragers, een straf die hij niet had ondergaan op het moment van de feiten of voordat 5 jaar zijn verlopen sinds 2 augustus 2004 datum waarop de straf ondergaan is of sinds de straf verjaard is. I. De Procedure De rechtbank nam kennis van de beschikking van de raadkamer gewezen op 28 februari 2013 waarbij beklaagde naar de correctionele rechtbank werd verwezen. De verwijzing gebeurde
10
conform de vordering van het openbaar ministerie. De verzachtende omstandigheden voor de tenlasteleggingen werden aangenomen. Beklaagde en de burgerlijke partijen, VZW B. en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, werden op verzoek van het openbaar ministerie gedagvaard om te verschijnen op de terechtzitting van deze kamer zetelend op 23 maart 2012. De zaak werd op verzoek van de verdediging uitgesteld naar de zitting van 26 april 2013 teneinde de zaak in staat te stellen. Tijdens de terechtzitting van 26 april 2013 heeft de Stichting voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen, afgekort Child Focus zich burgerlijke partij gesteld en heeft het openbaar ministerie verzocht de zaak uit te stellen omdat er nog geen controle had plaatsgevonden door de kamer van inbeschuldigingstelling op het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden. Bij tussenvonnis van 26 april 2013 heeft de rechtbank de zaak, in toepassing van artikel 189 ter van het Wetboek van Strafvordering, terug naar het openbaar ministerie verzonden teneinde de zaak bij de bevoegde kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen voor de in artikel 235 ter van het Wetboek van Strafvordering bepaalde controle. De behandeling van de zaak werd in voortzetting verdaagd naar de buitengewone openbare terechtzitting van 28 mei 2013. De Kamer van Inbeschuldigingstelling heeft bij arrest van 8 mei 2013 vastgesteld dat de aangewende bijzondere opsporingsmethoden door geen enkele onregelmatigheid, verzuim of nietigheid zijn aangetast. Op de buitengewone zitting van 28 mei 2013 werd de zaak in openbare terechtzitting behandeld en in beraad genomen. Tijdens de terechtzitting van 28 mei 2013 heeft de rechtbank gehoord: -
-
de advocaat van de burgerlijke partij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding: Meester. Q., die besluiten, een aanvullende nota en stukken neerlegt; de advocaat van de burgerlijke partijen S.D., S.R., N.D., S.B., C.G., N.R., L.P., C.C. en C.K.: Meester. Q. die besluiten neerlegt; de advocaat van de burgerlijke partij Stichting voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen, afgekort Childfocus: Meester A.; de advocaat van de burgerlijke partij VZW B.: Meester V., die een nota neerlegt; L., substituut procureur des Konings, in haar vordering. Zij legt een nota neer die zij voorafgaandelijk aan de verdediging en de burgerlijke partijen heeft meegedeeld; V.M. alsook zijn advocaten, Mr L. en E., in hun middelen van verdediging. Zij leggen besluiten en stukken neer.
V.M. heeft de gelegenheid gekregen om als laatste het woord te nemen. II. De feiten 11
De 54 jarige V.M., grafisch kunstenaar en psychiatrisch verpleegkundige, die sedert jonge leeftijd een uitgesproken seksuele voorkeur heeft voor jongens in de pubertijd en zichzelf omschrijft als efebofiel, wordt beticht van verschillende zedenfeiten ten aanzien van minderjarigen. 1. De informatie uit Brazilië en opstart van het Belgische onderzoek 1.1. In maart 2010 deelt Interpol Brazilië aan de Belgische autoriteiten mee dat op 7 juni 2006 V.M. werd gearresteerd te (…) (Brazilië) wegens het fotograferen van naakte kinderen. 1.2. Het Braziliaanse onderzoek werd in 2006 opgestart naar aanleiding van de klacht van de moeder van de minderjarige jongen N.B. ° (…), die aan de politiediensten meedeelde dat V.M. kinderen aansprak om naakt te poseren in ruil voor geld. De Braziliaanse politiediensten zijn erin geslaagd verschillende minderjarige slachtoffers te identificeren, onder meer: S.D. °(…), S.R., °(…), S.B. °(…), C.G. °(…), N.R. °(…), L.P. °(…). Uit de verklaringen van deze Braziliaanse slachtoffers blijkt dat V.M. tegen betaling naaktfoto's van hen nam op afgelegen stranden. Ze kregen meer geld indien ze overgingen tot het stellen van seksuele handelingen op elkaar en /of met elkaar. V.M. werd naar aanleiding van deze klacht en verklaringen op 7 juni 2006 gearresteerd. Er werd onder andere een notebook en camera in beslag genomen. Uit zijn verklaring blijkt dat hij voor zijn arrestatie er nog in geslaagd is heel wat bezwarend materiaal te laten verdwijnen. Hij werd immers door een aantal minderjarige jongetjes op de hoogte gebracht dat de Braziliaanse politiediensten zich vragen stelden bij zijn fotografieactiviteiten. Deze verwittiging heeft hem de mogelijkheid gegeven om nog snel al zijn bestanden te kopiëren op twee geëncrypteerde harde schijven, die hij via boot naar (…) heeft gebracht om ze te verstoppen in de kluis van het (…) hotel. Aan de Braziliaanse politiediensten ontkende hij naaktfoto's te hebben getrokken. Het waren de kinderen die vroegen om foto's van hen te nemen. Hij gaf hen dan wat geld omdat hij zag dat ze honger en dorst hadden. Dankzij de hulp van X., de gerant van het hotel (…), alwaar hij sedert 2003 ieder jaar verbleef; en die voor hem een advocaat inschakelde is hij na 5 dagen hechtenis kunnen vrijkomen. Hij zou de advocaat en de politiecommissaris elk 3000 euro overhandigd hebben. Hij is dan onmiddellijk het land uit gevlucht en nooit meer weergekeerd. Na zijn terugkeer in België is hij met X. in contact gebleven met het oog op het recupereren van zijn fotomateriaal dat verborgen zat in de kluis van het (…) hotel. In 2008 kwam de echtgenote van X. naar België en had ze voor hem de twee harde schijven mee. 12
1.3. In eerste instantie vonden de Braziliaanse politiediensten geen bezwarend materiaal op de inbeslaggenomen goederen. Het is pas na analyse door een gespecialiseerd labo dat de naaktfoto 's werden ontdekt en dat men besefte met wat beklaagde bezig was geweest. De Braziliaanse autoriteiten hebben een internationaal aanhoudingsmandaat uitgevaardigd lastens V.M. en in maart 2010 overgemaakt aan België met het oog op uitlevering. 1.4. Na het bekomen van deze informatie uit Brazilië en gelet op het feit dat België geen onderdanen uitlevert aan Brazilië, werd er een Belgisch onderzoek opgestart lastens V.M., gevoerd door de Federale Gerechtelijk Politie van Asse. V.M. wordt een eerste maal verhoord op 12 april 2011. Hieruit blijkt onder meer dat: - Hij zich aangetrokken voelt tot jongens vanaf de leeftijd van 12 jaar - Hij zichzelf niet ziet als een pedofiel en hij relaties zou onderhouden met minderjarige adolescenten moest het toegelaten zijn - Zijn gevoelens ten opzichte van minderjarige adolescenten constant op de loer liggen maar dat hij die kan kanaliseren door naar jongens te kijken of er foto's van te nemen - Hij in 2004, 2005 en 2006 op verlaten stranden tegen betaling naaktfoto's heeft gemaakt van straatarme minderjarige Braziliaanse jongeren - Hij met S.R. verschillende malen seksueel contact heeft gehad - Hij voor naar het commissariaat te komen verschillende bestanden heeft gewist 1.5. Na zijn verhoor volgt er diezelfde dag nog een huiszoeking bij hem thuis en bij zijn ouders. In zijn woning treffen de politiediensten een aanzienlijke hoeveelheid multi-mediamateriaal aan (CD-roms, DVD's, camera's, Laptop, desktop, harde schijven, USB-sticks...), evenals een grote hoeveelheid kinderondergoed waaronder sommige besmeurd met vlekken, kinderkledij, strings, badpakken, en vrouwenondergoed. Al het bezwarend materiaal inzake kinderpornografie heeft hij echter verborgen op de zolderverdieping van zijn ouders. Net onder het dak, verscholen achter een ondoorzichtig gordijn treft men het bezwarend materiaal bestaande uit video's, dvd's, laptop, 8 mm films, boeken, tijdschriften, losse bladen, externe harddisks aan, allemaal opgeborgen in fardes, dozen en draagtassen. Een snel nazicht leert dat het om kinderpornografisch materiaal zou gaan.
13
Er volgt ook een doorzoeking van zijn voertuig. Men vindt er dekens terug met spermasporen, een verrekijker, een wurgketting met bloedsporen en een BH, kleine maat met bandjes aan elkaar geknoopt dat enkel gebruikt kan worden door een klein kind. De analyses van al het materiaal dat in beslag werd genomen tijdens de huiszoekingen uitgevoerd in april 2011 heeft verschillende maanden in beslag genomen. Wanneer men op 31 januari 2012 overgaat tot arrestatie van beklaagde vindt men in zijn jaszak een USB-stick met recentelijk gedownload kinderpornografisch materiaal. Op een SD kaartje treft men tijdens de tweede huiszoeking gewiste bestanden terug waaronder foto's van de Braziliaanse jongetjes. 2. De resultaten van de analyse van het inbeslaggenomen materiaal 2.1 Het onderzoek bracht aan het licht dat V.M. een verwoed verzamelaar van kinderpornografie is. De analyse van al het in beslaggenomen materiaal toonde aan dat V.M. een gigantische hoeveelheid kinderpornografische beelden, zijnde foto's, films en tekeningen bezit. In totaal werden er meer dan tien miljoen kinderpornografische beelden aangetroffen, waarvan een deel zelf gemaakt is en een deel gedownload van het internet of verworven via derden. Al het materiaal werd op al dan niet geëncrypteerde wijze bewaard zowel op allerhande eigentijdse dragers (laptops, hardtops, tal van externe harde schijven, SD-kaarten, USB-sticks enz) als in vroegere vormen (8mm-films, foto's, dia's, tijdschriften etc). De beelden en films werden nauwkeurig ondergebracht in door hem benoemde bestanden, mappen en submappen. V.M. was tijdens zijn vrije tijd voortdurend bezig met het aanleggen en bewerken van zijn verzameling. De eerste foto's dateren van eind jaren 70. Teruggevonden bewerkingsdata tonen aan dat hij tot net voor de inbeslagname van al zijn materiaal op 12 april 2011 aan zijn verzameling werkte. 2.2. De aangetroffen verzameling kinderpornografische beelden is zeer variabel. De leeftijd van de slachtoffers varieert van peuters tot puberale jongeren, zowel jongens als meisjes. Het betreffen zowel naaktfoto's, suggestieve en erotische foto's, films waarop seksuele handelingen worden gesteld tussen kinderen onderling, tussen kinderen en volwassen of waarbij de kinderen seksuele handelingen stellen bij zichzelf Tussen zijn verzameling werd ook veel zware, extreme kinderpornografie teruggevonden waarbij peuters worden misbruikt door volwassenen, kinderen worden geblinddoekt, vastgebonden met wurgkettingen en met allerhande voorwerpen gepenetreerd tot ze het uitschreeuwen van de pijn. Beklaagde omschrijft zijn verzameling als "een soort weerspiegeling van gans zijn leven". Zijn verzameling moest een beeld geven van alles wat er op het gebied van kinderpornografie bestaat. Zijn verzameling is zijn leven vandaar dat hij er geen afstand van kan doen en hoopt
14
dat zijn levenswerk niet vernietigd zal worden door het gerecht maar dat het eventueel dienstig zou zijn voor wetenschappelijk onderzoek. 3. Het tentoonstellen, verspreiden en verkopen van kinderpornografisch materiaal 3.1. Uit de verklaringen van beklaagde en zijn emailverkeer blijkt dat hij contacten onderhield met andere personen die dezelfde pedofiele interesses deelden: onder meer met G.A., I.F., B.W., B.E. en A.H.. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij aan voormelde personen naaktfoto's, gemaakt tijdens zijn buitenlandse reizen, heeft getoond. Hij heeft met hen ook kinderpornografisch materiaal uitgewisseld en geruild. 3.2. Lastens B.E., B.W. en A.H. werden naar aanleiding van huidig onderzoek, afzonderlijke dossiers opgesteld uit hoofde van zedendelicten ten opzichte van minderjarigen. Tijdens huiszoekingen uitgevoerd bij voormelde personen wordt er kinderpornografisch materiaal aangetroffen, dat onder meer afkomstig zou zijn van de ruilhandel tussen hen en V.M. A.H. ontmoette hij meestal tijdens het naaktzwemmen, activiteit georganiseerd door naturismevereniging X., waarvan hij lid was. Na het naaktzwemmen gingen ze dan wandelen en nam V.M. een kleine laptop mee zodat A.H. de kinderpornografische beelden kon downloaden op een USB-stick. B.W., die beklaagde reeds kent sedert zijn scoutsjaren en met wie hij altijd contact is blijven houden, verklaart dat V.M. regelmatig bij hem thuis langskwam en dat ze op een vrijblijvende manier kinderpornografische beelden ruilden. 3.3. Volgens de politiediensten doet ook het feit dat hij een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografische films en/of foto's, meermaals in zijn verzameling bewaarde, doch op diverse beelddragers ( zoals externe harde schijven, USB-sticks, DVD's, ..), vermoeden dat er exemplaren van verkocht of verspreid zijn. Opvallend is ook dat een grote hoeveelheid kinderpornografische films en/of foto's, worden teruggevonden zowel in geëncrypteerde als niet geëncrypteerde vorm. De politiediensten leiden hieruit af dat encryptie dus niet louter diende om de beelden onleesbaar te maken wanneer ze bijvoorbeeld bij een huiszoeking zouden worden aangetroffen. Uit een verslag van de Computer Crime Unit blijkt dat de encryptie van beelden vermoedelijk tot doel had om de beelden tijdens het transport ervan veilig te stellen en om ervoor te zorgen dat, bij een eventuele controle van V.M. of een andere vervoerder, de beelden onzichtbaar zouden zijn. 3.4.
15
V.M. ontkent foto's te hebben verkocht. Zijn enige bedoeling was ze te bewaren en zich zo te kunnen verbeteren als fotograaf. Het onderzoek heeft nochtans een aantal elementen aan het licht gebracht die op het tegenovergestelde kunnen wijzen: - Zo verklaren de Braziliaanse slachtoffertjes dat beklaagde hen meedeelde de foto's te verkopen in Europa. Een jaar later bracht hij dan voor hen een enveloppe mee met wat geld in en zei dat het van de verkoop van de foto's afkomstig was. Geconfronteerd hiermee, verklaart V.M. dat hij de jongetjes iets wijs maakte en dat het gewoon bluf was - Uit de dagboekgeschriften van zijn reis naar Brazilië in 2004, blijkt dat hij (vermoedelijk bij thuiskomst) 100 euro per foto wilt vragen en geld wilt transfereren naar Brazilië - Uit een schrijven in het Portugees aan een zekere B. blijkt dat hij meedeelt dat de verkoop van foto's dit jaar wat moeilijker zal zijn gelet op de economische crisis. Volgens de brief zou het cliënteel van V.M. bestaan uit vrienden, vriendinnen en andere fotografen. Deze zouden zeer tevreden zijn over het geleverde werk en de prestaties van de jongens. - Er wordt bij hem ook een soort boekhouding aangetroffen, waar in staat van welke Braziliaanse jongeren hij foto's maakte en wanneer. Er staat tevens een berekening per jongen bij. 4. De aanmaak van kinderpornografische foto's en filmpjes 4.1. Beklaagde is in 1982 afgestudeerd aan het (…) en heeft een grote passie voor fotografie. Sedert het einde van de jaren 70 heeft hij duizendtallen foto's gemaakt van kinderen. Het betreffen zowel gewone foto's waarop spelende kinderen te zien zijn, als suggestieve, erotische en naaktfoto's. Beklaagde is gefixeerd op kinderen en zoekt steevast plaatsen op waar ze vertoeven. De analyse van het beeldmateriaal toont aan dat hij de kinderen soms openlijk fotografeert, soms verdoken vanachter een struik en indien mogelijk focust hij op de billen en/of geslachtsorganen van de jongens. De eerste naaktfoto's die hij maakte waren van de minderjarige broers S. tijdens zijn scoutsjaren. Hij had met hen ook seksuele contacten waarvoor hij werd veroordeeld op 7 maart 1988 doch in 1993 eerherstel kreeg. 4.2. V.M. maakte zowel in België als in het buitenland kinderpornografische foto's en filmpjes. Tijdens zijn vele buitenlandse reizen naar Polen, Portugal en Brazilië zocht hij systematisch minderjarige jongens op die in armoedige omstandigheden leefden. Hij bood hen geld aan opdat ze uit de kleren zouden gaan, seksuele poses zouden aannemen en seksuele handelingen op elkaar en met elkaar zouden stellen. Hoe verder ze wouden gaan,
16
hoe meer geld ze kregen aangeboden. V.M. verklaart dat hij door het aanbieden van geld de kinderen die in armoedige omstandigheden leefden gemakkelijk voor zich kon winnen. Polen 4.3. Tussen 1991 en 1996 is V.M. meermaals op reis geweest naar Polen. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij er naaktfoto's heeft gemaakt van minderjarige Poolse jongetjes en dat hij sommige van hen aanzette tot het stellen van seksuele handelingen: anale seks, tongzoenen, masturbatie en plasseks. Tussen het inbeslaggenomen beeldmateriaal werden er onder andere foto's teruggevonden van de Poolse jongetjes Y. en Z.. Portugal 4.4. Portugal is eveneens een favoriete reisbestemming geweest van V.M. voor het maken van naaktfoto's. Tussen 1985 en 2009 ging hij er quasi jaarlijks op reis. In 1991 ontmoette hij er de dertienjarige A. Verschillende jaren maakte hij tegen betaling van deze jongen naaktfoto's en kwam hij zo in contact met andere minderjarige jongetjes die hetzelfde lot ondergingen. Van A. worden er tientallen afbeeldingen teruggevonden tussen het inbeslaggenomen beeldmateriaal dat hij ondermeer aan zijn vriend B.W. zou getoond hebben. 4.5. In 1996 leerde hij Z.F. en A.A. kennen. Ook van hen maakte hij op een rustige plek alsook in een verlaten villa erotische en suggestieve naaktfoto's in ruil voor geld. Hij verklaart dat wanneer hij naaktfoto's maakte hij er soms naakt bijliep en een erectie had. Hij is ooit eenmaal naakt in de tent van Z.F. gekropen en verklaart deze jongen op zijn rug of mogelijks op de voorkant van zijn lichaam te hebben gestreeld. Brazilië 4.6. Sedert 2003 tot aan zijn arrestatie op 7 juni 2006 is V.M. jaarlijks op vakantie geweest naar Brazilië. In 2004 heeft hij er de eerste naaktfoto's gemaakt op de verlaten stranden van (…). Via de twaalfjarige S.D., voor wie hij een boontje had, kwam hij in contact met verschillende andere Braziliaanse jongetjes van 12 á 13 jaar oud. Het eerste jaar maakte hij tegen betaling naaktfoto's van S.D., S.R. en C.G. Hij keerde terug in 2005 en 2006 en kwam via voormelde minderjarigen in contact met alsmaar meer kinderen van wie hij naaktfoto's maakte.
17
Hij zocht de jongetjes verschillende jaren na elkaar op want het gaf hem een goed gevoel wanneer hij wist dat de jongetjes het jaar erop terugkwamen, dan wist hij voor zichzelf dat zij het zeer aangenaam vonden dat hij foto's nam. De analyse van de beelden heeft duidelijk aangetoond dat V.M. de seksuele poses bepaalde en dat hij richtlijnen gaf en de kinderen aanstuurde om seksuele handelingen te stellen. Zo maande hij hen aan te zoenen en geslachtsgemeenschap te hebben met elkaar. Hij kwam soms erg bevelend over en werd boos wanneer de kinderen het niet goed deden. 4.7. In 2006 heeft hij met de Braziliaanse jongen S.R. een vijftal keren seksuele contacten gehad. Hij heeft hem gestreeld, gemasturbeerd en gepijpt maar zou hem niet gepenetreerd hebben. Hij verklaart dat de jongen bij het vrijen erg passief was niettegenstaande volgens hem de viertienjarige S.R. de eerste stap naar hem zou hebben gezet om seks te hebben. Uit de verklaring van S.R. blijkt dat hij van V.M. 200 real heeft gekregen om hem te laten bevredigen, hetgeen door deze laatste ontkend wordt. 4.8. De Braziliaanse jongens werden tweemaal verhoord. Een eerste maal in 2006 net voor de arrestatie van V.M. Een tweede verhoor vond plaats naar aanleiding van de internationale rogatoire commissie naar Brazilië in oktober 2012. Grosso modo kan uit beide verhoren van de jongens worden afgeleid dat: -
ze betaald werden voor het naakt poseren tijdens de fotosessies de tarieven varieerden naargelang de aard van de foto's. Hoe verder ze wouden gaan hoe meer geld ze kregen beklaagde bevelen gaf en zei welke seksuele poses ze moesten aannemen beklaagde boos werd en er mee dreigde niet te zullen betalen wanneer de jongens niet deden wat hij wou beklaagde hen meedeelde de foto's te verkopen aan vrienden in België. Het jaar erop bracht hij een enveloppe mee waarin geld stak van de verkoop beklaagde tijdens de fotosessies niet naakt was maar zijn geslachtsdeel was wel duidelijk zichtbaar zodat de jongens konden zien dat hij opgewonden was beklaagde hun bovenlichaam streelde
Tijdens deze internationale rogatoire commissie stellen de politiediensten vast dat in de wijken waar de jongens woonden, de armoede schrijnend is. De mensen wonen er in houten barakken, er zijn geen sanitaire voorzieningen, en er wordt buiten gekookt. De mensen lopen er blootvoets rond en dragen er gehavende kledij. Op de stranden waar de foto's werden gemaakt kan men eindeloos wandelen en zijn er voldoende beschutte plaatsen waar niemand zicht heeft op wat er gebeurt. Het zijn verlaten en niet toeristische stranden.
18
De directrice van de lagere school deelt aan de Belgische politiediensten mee dat de leefomstandigheden van de kinderen niet optimaal zijn, dat ze al van kleinsaf aan worden ingeschakeld om voor eten te zorgen. Wanneer hen geld wordt aangeboden staat dit voor een kind gelijk met het winnen van de loterij. (600 real = 250 euro per maand) 5. De aanmaak van kinderpornografische verhalen 5.1. Naast het maken van foto's, opnames en films heeft beklaagde ook een aanzienlijke collectie kinderpornografische verhalen geschreven. In de verhalen worden zeer expliciete seksuele handelingen beschreven die minderjarige jongens en meisjes dienen te ondergaan of dienen uit te voeren. De verhalen beginnen meestal zeer gematigd maar krijgen na verloop van tijd een sadistische en gewelddadige inslag. Kinderen worden opgesloten, geslagen, moeten elkaar slaan, doen aan plasseks enz. Beklaagde verklaart dat hij de verhalen niet schrijft om seksueel op te winden maar hij wil het spannend houden en het fascineert hem daar waar lust en gruwel elkaar raken. 6. De persoonlijkheid van beklaagde 6.1. Het onderzoek heeft aangetoond dat V.M. een ware fixatie heeft op minderjarige kinderen. Tijdens zijn buitenlandse reizen zocht hij systematisch kinderen op en in België probeerde hij zoveel mogelijk deel te nemen aan activiteiten waar hij de mogelijkheid had om in contact te treden met kinderen of met personen die dezelfde pedofiele interesses delen: - Zo was hij jaren lid van de scoutsgroep (…) en stond hij in de leiding bij de jongens van het zesde studiejaar en eerste en tweede middelbaar. Hij werd beschouwd als een "hang-around" die gedurende jaren actief bleef in de scoutsvereniging. Op 38-jarige leeftijd ging hij een laatste keer mee op scoutskamp. Tijdens zijn scoutsjaren had hij seksuele contacten met de broers S. waarvoor hij werd veroordeeld en eerherstel kreeg. Tussen 1993 en 2003-2004 was hij lid van de naturistenvereniging (…). Tijdens hun activiteiten van naaktzwemmen, kwam hij in contacten met kinderen en andere mannen met pedofiele interesses: B.W., A.H., A.G., enz Hij was ook een tijdje lid van de vereniging (…) in Brussel waar hij tijdens het naaktzwemmen toenadering zocht tot de minderjarige M. aan wie hij op een bepaald ogenblik ongepaste brieven schreef waarna hij uit de vereniging werd gezet. 6.2. V.M. werd verschillende malen uitgebreid verhoord omtrent zijn buitenlandse reizen, het bezit, de vervaardiging en verspreiding van het kinderpornografisch materiaal en zijn seksuele geaardheid.
19
Hij ziet zichzelf niet als een pedofiel maar een efebofiel. Iemand die zich aangetrokken voelt tot jongens vanaf de leeftijd van 12 jaar. De transformatie van jongens naar man vindt hij fascinerend. Hoewel hij na de eerste huiszoeking in april 2011 in therapie is gegaan verklaart hij bij zijn arrestatie op 31 januari 2012 dat hij nog steeds valt op jongens in de puberteit maar dat hij zijn verlangens in bedwang kan houden en kan kanaliseren door onder meer naar foto's te kijken. Met betrekking tot de grote hoeveelheid kinderpornografische foto's en filmpjes die werden aangetroffen tijdens de huiszoekingen stelt hij dat hij kampte met een maniakale verzamelwoede. Hij wou alles verzamelen wat er op het vlak van de kinderpornografie bestond. Hij ziet zichzelf als een soort archivaris. Wanneer hij naaktfoto's maakte van minderjarige kinderen was dat met de bedoeling artistieke beelden te maken. Het vastleggen van schoonheid van puber en natuur. De hoofdbedoeling was foto's te bewaren voor hemzelf om er te kunnen naar kijken en zichzelf als fotograaf te verbeteren. 6.3. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij zijn gedrag ten aanzien van de minderjarigen minimaliseert. De jongens vonden het fijn, ze vroegen er om, ze stuurden er op aan. Hij verklaart steeds correct met minderjarigen te zijn omgegaan. Hij vroeg steeds hun toestemming. Niet voor de wet maar voor zijn geweten. Hij is er zelfs van overtuigd dat sommige kinderen emotioneel en rationeel kunnen instemmen met seks met volwassenen. Hij stelt dat hij de wet enkel op juridisch vlak heeft overtreden maar niet op moreel gebied. Indien de wet seksuele contacten met minderjarige adolescenten zou toelaten, zou hij niet twijfelen. 6.4. Verschillende personen uit zijn vroegere of directe omgeving werden gehoord: verschillende scoutsleiders, zijn ouders en broers, vrienden en collega's uit (…). De rode draad in deze verhoren is dat iedereen rechtstreeks of onrechtstreeks op de hoogte was van zijn seksuele geaardheid. Vroegere scoutsleiders hadden in de jaren 80 reeds vastgesteld dat hij veel interesses vertoonde voor minderjarige jongetjes en dat hij op bepaalde ogenblikken zelfs ongewenste gedragingen durfde te stellen. Zijn familie was op de hoogte van zijn seksuele geaardheid naar aanleiding van zijn eerste arrestatie in 1988 maar ging ervan uit dat hij na zijn veroordeling in 1988 alles onder controle had. Met een aantal personen zoals zijn vriend M.S. praatte hij openlijk over zijn voorkeur voor jonge jongetjes. Ook zijn collega's op het werk in (…) getuigen dat hij verschillende keren 20
een reis naar Portugal ondernam omdat hij er een relatie zou hebben gehad met een Portugese jongen. Zijn collega's omschreven hem als een gladde prater, een betweter, een nareist, iemand die de zaken zo kon uitleggen dat alles wat hij deed aanvaardbaar en normaal was. 7. Bevindingen van de gerechtsdeskundige 7.1. Neuropsychiater L. Uit het verslag van neuropsychiater L. blijkt dat beklaagde zich erg rationaliserend opstelt en zich verliest in een uitgebreid discours waarbij hij stelt dat anderen wel de formele diagnose pedofilie op hem zouden plakken, terwijl hijzelf vindt dat hij dat niet is. Hij tracht steeds zijn seksuele handelingen te plaatsen in een perspectief van welwillendheid en hulp en pas naar het einde toe van de conversatie erkent hij dat deze handelingen misschien niet toelaatbaar zijn en dat hij er allicht iets moet aan doen gezien zijn leven door de juridische complicaties in een impasse is geraakt. Ondanks de formele erkenning is er volgens neuropsychiater L. sprake van onvoldoende inzicht in en spijt over het eigen gedrag, behalve narcistische (zelf)spijt omdat zijn leven nu ontspoord lijkt en hij dus in moeilijke papieren is terecht gekomen. Neuropsychiater L. komt tot het besluit dat beklaagde, die naar voor komt als een vriendelijke gladde man die een grappend en onschuldig discours hanteert, alle kenmerken vertoont van kernpedofilie: onvoldoende begrenzing tussen fantasie en realiteit, rationalisatie en manipulatie, gebrek aan inzicht, hardleerse fixatie op minderjarigen zonder schuld of schaamte, intentieversie (waarbij hun praktijken als "kindvriendelijk" worden voorgesteld....) Er is geen sprake van krankzinnigheid, zwakzinnigheid of een ernstige geestesstoornis die hem ongeschikt maken tot het controleren van zijn daden. Hij handelt bewust, en planmatig met besef van het ontoelaatbaar karakter. Gelet op het feit dat het gaat om kernpedofilie blijft hij een gevaar voor de maatschappij. 7.2. Klinisch psycholoog C. Ook klinisch psycholoog C. besluit op basis van het klinisch-psychologisch onderzoek tot kernpedofilie. Hij stelt dat er sprake is van een diepgewortelde pedofiele geaardheid gecombineerd met pedoseksuele delicten. Beklaagde kent volgens hem een gebrek aan zelfen probleeminzicht, plaatst schuld en verantwoordelijkheid buiten zichzelf, kan zich geen beeld vormen van de impact van zijn daden en bezit cognitieve dissorties met betrekking tot pedoseksualiteit. De feiten worden gerationaliseerd en geminimaliseerd en deviante seksuele interesses worden ontkend. Klinisch psycholoog C. stelt voorts dat beklaagde duidelijk antisociale trekken vertoont: hij is "glad", oppervlakkig charmerend en manipulerend in het interpersoonlijk contact. Er zijn vermoedens van pathologisch liegen en hij kent een gebrek aan authentieke spijt, empathie en altruïstisch gedrag. Hiermee samenhangend kan men eveneens besluiten tot een vergaand 21
narcisme alsook perversie: beklaagde is seksueel gepreoccupeerd en benadert kinderen als zelfobjecten die ten dienste van de eigen seksuele verlangens staan. Hij is egocentrisch, genotzuchtig en bekommert zich niet om de gevolgen voor anderen. Hij is niet in staat tot wederkerige relaties waarbij de eigenheid en integriteit van anderen gerespecteerd worden. Betrokkene kan zich geen beeld vormen van de psychische wereld van anderen en bezit weinig tot geen introspectief vermogen. Op basis van een klinische inschatting kan men een (erg) hoge kans op herval verwachten. III. Beoordeling A. Op strafgebied 1.
Extraterritorialiteit
De rechtbank dient ambtshalve haar bevoegdheid te contoleren. Beklaagde wordt niet alleen vervolgd voor misdrijven die zich op het Belgische grondgebied hebben voorgedaan maar ook voor feiten gepleegd in het buitenland. Artikel 10 ter Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering maakt de vervolging mogelijk in België van eenieder die zich buiten het grondgebied van het Rijk op een minderjarige schuldig maakt onder meer aan aanranding van de eerbaarheid, jeugdbederf, en kinderpornografie, misdrijven waarvoor beklaagde wordt vervolgd. Voor de vervolging is geen klacht of officieel bericht van de buitenlandse overheid vereist. Ook is er geen vereiste van dubbele strafbaarstelling. De enige voorwaarde die gekoppeld is aan de ontvankelijkheid van de strafvordering is dat de verdachte op het Belgische grondgebied moet worden aangetroffen op het ogenblik dat de vordering wordt ingesteld, hetgeen in casu het geval was. De rechtbank is dienvolgens territoriaal bevoegd om kennis te nemen van de feiten waarvoor beklaagde wordt vervolgd. Ten overvloede stelt de rechtbank vast dat de Braziliaanse autoriteiten hun dossier via diplomatieke weg hebben overgemaakt aan België om de strafvervolging verder te zetten. 2.
De verjaring
De volledige periode tijdens dewelke de zedenfeiten zouden zijn gepleegd loopt tussen 1 mei 1996 en 1 februari 2012. Tijdens deze periode is de verjaring van de strafvervolging voor de zedenmisdrijven meermaals gewijzigd. Er dient te worden rekening gehouden met drie verschillende verjaringstermijnen (tot 26 maart 2001: 5 jaar vanaf de 18de verjaardag van het slachtoffer, tot 29 januari 2012: 10 jaar vanaf de 18de verjaardag van het slachtoffer en sedert 30 januari 2012 zelfs 15 jaar vanaf de 18de verjaardag). De strafvervolging voor de feiten die werden gepleegd met eenzelfde misdadig opzet zal niet verjaren wanneer er tussen de verschillende feiten die samen het voortgezet misdrijf uitmaken geen periode is verlopen die gelijk is aan of langer dan de toepasselijke verjaringstermijn, in 22
voorkomend geval rekening houdend met de tussengekomen stuiting en schorsing, hetgeen in casu het geval is. De strafvervolging is niet vervallen door verjaring. 3. Over de ten laste gelegde feiten Beklaagde betwist de tenlasteleggingen A, B1, Cl, D en E en vraagt een herkwalificatie van de tenlasteleggingen C2, C3, C4 en C5 naar aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging. 3.1. Wat betreft tenlastelegging A 3.1.1. Artikel 380 § 4, 5° van het Strafwetboek strekt ertoe de klant van prostitutie of ontucht van een minderjarige te bestraffen die de gunsten van een minderjarige heeft verkregen door hem een vergoeding aan te bieden. Elk materieel of financieel voordeel, waarbij het vermogen van de minderjarige onmiddellijk wordt vermeerderd, wordt beoogd. Beklaagde betwist niet dat hij verschillende keren seksuele contacten heeft gehad met de minderjarige S.R., maar hij stelt dat deze seksuele handelingen plaatsvonden met instemming van de minderjarige en zonder hiervoor te moeten betalen. Hij was ook in de overtuiging dat de jongen reeds 16 jaar was. 3.1.2. Uit de geboorteakte, gevoegd aan het Braziliaanse onderzoek, blijkt dat S.R. werd geboren op (…) en op het ogenblik van de feiten aldus 14 jaar oud was. Beklaagde dient zich van de leeftijd van zijn slachtoffers te vergewissen. Dwaling van de dader over de leeftijd van het slachtoffer zal slechts tot schulduitsluiting leiden wanneer de dwaling onoverwinnelijk was, dit wil zeggen zonder enige fout, onoplettendheid of roekeloosheid in hoofde van de dader. Beklaagde die zich enkel gebaseerd heeft op de verklaring van zijn slachtoffer en diens vrienden kan zich aldus niet succesvol op onoverwinnelijke dwaling beroepen De leeftijd is een constitutief element van het misdrijf en maakt een verzwarende omstandigheid uit indien het slachtoffer geen volle 16 jaar oud is. De betrokkenheid van een minderjarige als bestanddeel van het misdrijf impliceert ook dat dit blijft bestaan, zelfs al heeft de minderjarige met de feiten ingestemd. Toestemming geldt hier met andere woorden niet als rechtvaardiging. 3.1.3. Beklaagde ontkent S.R. te hebben betaald voor de seksuele diensten. Voormelde minderjarige heeft tijdens zijn tweede verhoor verklaard dat beklaagde hem betaalde om de seksuele handelingen te stellen en preciseerde welke bedragen dit waren. 23
Beklaagde merkt op dat het tweede verhoor van voormelde minderjarige niet werd vertaald en dat het samenvattend proces-verbaal van verhoor niet precies genoeg is om de gestelde vragen en de context waarin ze gesteld werden te beoordelen. In besluiten vraagt hij dat de volledige vertaling zou worden gevoegd. De beklaagde heeft het recht op de vertaling van de processtukken die hij moet kunnen begrijpen om een eerlijk proces te hebben. Dit recht moet worden beoordeeld rekening houdend met alle omstandigheden en gekende elementen. Het afwijzen van een vraag om vertaling van een stuk, houdt niet noodzakelijk een miskenning in van het recht van verdediging of van het recht op een eerlijk proces. Uit het strafdossier en de verklaring ter zitting blijkt immers dat beklaagde de Portugese taal vlot spreekt en begrijpt. Gezien zijn taalkennis, begrijpt hij ongetwijfeld de verklaringen die in het Portugees werden afgelegd. Hij brengt geen enkel element aan op basis waarvan dient te worden aangenomen dat de synthese die van deze verklaring in het Nederlands werd gemaakt niet objectief zou zijn of geen juiste weergave van hetgeen werd verklaard. De rechtbank, die overeenkomstig de Taalwet Gerechtszaken in strafzaken mag kennis nemen van stukken die in een andere taal dan die van de procedure zijn gesteld, kon trouwens zelf vaststellen uit de lezing van het verhoor dat dit niet het geval was. Bij gebreke aan gerichte kritiek, is zijn verweer over de taal van bepaalde stukken niet dienend. 3.1.4. Het is juist dat S.R. in zijn eerste verhoor niets gezegd heeft over de seksuele contacten en de betalingen hiervoor. De rechtbank merkt op dat dit eerste verhoor volgens gebruik van gestandaardiseerde vragen verliep en volledig gefocust was op de aanmaak van naakte foto's van de minderjarigen tegen betaling, zodat het geen plaats overliet voor spontane verklaringen over mogelijke andere feiten. Beklaagde betaalde de kinderen om naakt te poseren en om seksuele handelingen te stellen op elkaar en met elkaar. De kinderen hadden dit geld nodig. Het is volkomen onwaarschijnlijk dat een van hen seksuele relaties zou hebben gehad met beklaagde, in casu ging het om orale bevrediging, zonder hiervoor te worden betaald. Hun relatie was immers gekenmerkt door een gekruiste interesse (de ene in seksuele handelingen, de andere in geld). Komt daarbij nog dat er nooit geen sprake is geweest van een amoureuze relatie tussen beklaagde en S.R. Beklaagde verklaarde zelf dat hij verliefd was op de minderjarige S.D. maar deze niet durfde te benaderen en dat S.R. er redelijk passief bij bleef. De rechtbank is van oordeel dat er geen enkele twijfel bestaat dat beklaagde S.R. heeft betaald en hem heeft aangezet om zich te prostitueren. Tenlastelegging A is bewezen 3.2. Wat betreft de tenlasteleggingen B1 - B7 en F1 - F4 3.2.1.
24
Beklaagde betwist enkel de tenlastelegging B1, meer bepaald de feiten die zich in Portugal hebben voorgedaan. Hij stelt dat er geen afdoend bewijs wordt bijgebracht met betrekking tot de leeftijd van de Portugese slachtoffers "Z.F. en A.A.", en dat deze minderjarigen niet werden aangezet tot onzedelijke handelingen. 3.2.2 De vereiste minderjarigheid maakt een constitutief bestanddeel uit van het misdrijf bederf van jeugd en prostitutie alsook een verzwarende omstandigheid indien het slachtoffer geen volle 16, respectievelijk 10 jaar oud is. De leeftijd van het slachtoffer dient door het openbaar ministerie te worden aangetoond. Dit kan op basis van een uittreksel uit het geboorteregister of anders aan de hand van aanwijzingen of vermoedens die door de strafrechter worden beoordeeld. (Cass 3 mei 1989, Pas 1989, I, 926 en Rev Dr pen 1989, 777). Tijdens de huiszoeking bij de ouders van beklaagde werd er een blauwe agenda aangetroffen waarin de identiteit evenals de geboortedata van de Portugese slachtoffers "Z.F. ° (…) en A.A. ° (…)", werd aangetroffen. (PV 106678/11 — voorwerp V4) Uit het strafdossier blijkt dat voormelde gegevens via politionele weg werden overgemaakt aan Interpol Portugal, alwaar men de gegevens controleerde en bevestigde dat de jongens met de opgegeven identiteiten en de ermee overeenstemmende geboortedata effectief bestaan. Beklaagde betwist ook niet dat hij van de minderjarige Portugese jongens Z.F. en A.A. naaktfoto's heeft gemaakt tegen betaling in 1996. Er wordt zelfs een afbeelding teruggevonden van Z.F. tussen het inbeslaggenomen materiaal alwaar duidelijk uit afgeleid wordt dat het gaat om een niet volwassen jongen. De rechtbank is dienvolgens van oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde gegevens de identiteit en leeftijd van de Portugese slachtoffers vaststaat. 3.2.3. Met betrekking tot de leeftijd van de Braziliaanse slachtoffers, vermeld onder de tenlasteleggingen B2 tot en met B7 en F1 tot en met F4 bestaat er geen betwisting. Hun geboorteaktes werden met vertaling gevoegd aan het strafdossier. 3.2.4. Uit de verschillende verklaringen van beklaagde blijkt dat hij minderjarigen niet alleen betaalde om naakt te poseren maar ook om seksuele handelingen te stellen op zichzelf en met elkaar. Uit de analyse van het beeldmateriaal blijkt op afdoende wijze dat hij aanstuurde op seksuele handelingen en hierbij richtlijnen gaf. Er bestaat geen twijfel over het feit dat de onzedelijke handelingen waartoe de minderjarigen door beklaagde werden aangezet als ontucht kunnen worden gekwalificeerd. Het begrip "ontucht" verwijst naar een maatschappelijk verwerpelijk seksueel gedrag. Bepaalde seksuele 25
handelingen zijn op zich niet ontuchtig maar het feit dat deze handelingen door een minderjarige worden verricht ten opzichte van een voor hem totaal vreemde persoon, maakt dat ze als ontucht kunnen worden gekwalificeerd, aangezien dit door de samenleving wel als abnormaal en buitensporig seksueel gedrag wordt beschouwd. Het materiële element van het opwekken, begunstigen of vergemakkelijken van ontucht of prostitutie is aanwezig wanneer men de minderjarigen aanzet of probeert aan te zetten tot onzedelijke handelingen zonder dat ze zelf een initiatief in die zin hebben genomen, hetgeen in casu het geval was. 3.2.5. Artikel 379 van het Strafwetboek vereist tenslotte ook dat de dader handelde met de bedoeling andermans driften te voldoen. Het onderzoek heeft afdoende aangetoond dat beklaagde zowel in Brazilië als in Portugal minderjarigen heeft aangezet tot het stellen van seksuele handelingen op en met elkaar. Met betrekking tot de feiten die zich hebben voorgedaan in Brazilië bestaat er geen enkele betwisting. Deze staan vast op basis van de verklaringen van beklaagde alsook de verklaringen van de Braziliaanse slachtoffers en de analyse van het beeldmateriaal. Hoewel beklaagde verklaart eveneens in Portugal minderjarigen te hebben aangezet tot onzedelijke handelingen, kan uit de analyse van het beeldmateriaal niet worden afgeleid of ook de minderjarige Z.F. en A.A. dit lot ondergingen. Deze jongens werden niet verhoord en beklaagde herinnert het zich niet meer of hij hen gevraagd heeft onzedelijke handelingen te stellen. Er bestaat aldus twijfel voor wat tenlastelegging B1 betreft. Twijfel speelt in het voordeel van beklaagde zodat hij voor deze tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. De tenlasteleggingen B2, B3, B4, B5, B6, B7, F1, F2, F3 en F4 zijn bewezen. 3.3. Wat betreft tenlastelegging C 3.3.1. Beklaagde betwist enkel de feiten die zich in Portugal hebben voorgedaan, de tenlastelegging C1. Zoals hij aanhaalde onder tenlastelegging B1 zou er geen afdoend bewijs zijn aangaande de leeftijd van de Portugese jongen en zou hij geen handelingen hebben gesteld die de seksuele integriteit van Z.F. en A.A. aantasten. Beklaagde stelt tevens dat de handelingen die hij gesteld heeft ten aanzien van de Braziliaanse jongens gebeurden zonder dwang en hij vraagt dienvolgens een herkwalificatie van de tenlastelegging C2 tot en met C5 naar aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging en met weglating van de verzwarende omstandigheid zoals voorzien in artikel 377 lid 3 van het Strafwetboek. 3.3.2.
26
Voor wat de problematiek aangaande het bewijs van leeftijd betreft verwijst de rechtbank naar hetgeen uiteengezet werd onder punt B 3.2.2. 3.3.3. Onder aanranding van de eerbaarheid wordt verstaan een tegen het maatschappelijk eerbaarheidsgevoel indruisende gedraging, door de dader gesteld op of met behulp van een persoon, die hetzij er niet in toestemt of in normale omstandigheden er niet in zou toegestemd hebben, hetzij geacht wordt er niet in te kunnen toestemmen, waardoor hij diens fysiek seksueel beschikkingsrecht bewust, gewild of minstens onrechtmatig aantast. Het onderzoek heeft aangetoond dat de door beklaagde gestelde handelingen in Portugal en Brazilië binnen het toepassingsgebied van deze definitie vallen. De beoordeling van de al dan niet aanranding van de eerbaarheid moet in alle redelijkheid gebeuren en rekening houdend met hetgeen maatschappelijk aanvaard wordt. Of een handeling oneerbaar is dient niet afgemeten te worden aan het subjectieve gevoelen van een slachtoffer noch aan de weerslag ervan op zijn moraliteit maar naar hetgeen in de maatschappij als zodanig wordt beschouwd. De handeling van de dader dient ook gericht te zijn op het schenden van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het moet gaan om ernstige gedragingen die gericht zijn op het aanraken, ontbloten of begluren van de geslachtsorganen of secundaire geslachtskenmerken. Beklaagde zocht tijdens zijn buitenlandse reizen systematisch minderjarige jongeren op en betaalde hen om naakt voor hem te poseren en mee te doen in allerlei door hem opgezette en geregisseerde scènes. Hij heeft de kinderen die hij aanzette om zich te ontbloten zodat hun geslachtsorganen zichtbaar werden niet alleen begluurd, hij heeft hen ook aangezet tot het stellen van allerlei seksuele handelingen terwijl hij als seksueel opgewonden toeschouwer toekeek. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat beklaagde hen vaak over hun bovenlichaam streelde. De handelingen van beklaagde zijn maatschappelijk aanstootgevend en krenken het collectieve seksuele eerbaarheidsgevoel. De beklaagde heeft door zijn handelen ook de seksuele integriteit van de minderjarigen aangetast. 3.3.4. Beklaagde betwist dat de aanranding van de eerbaarheid gebeurde met geweld of bedreiging. Hij verklaarde meermaals dat alles plaatsvond in een vrijwillige sfeer zonder enige vorm van dwang. Alles gebeurde met wederzijdse toestemming en goedkeuring van de minderjarige slachtoffers. Het in artikel 373 alinea 1 van het Strafwetboek bedoelde geweld of bedreiging als bestanddeel van het misdrijf aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging gepleegd, sluit in dat het slachtoffer wegens lichamelijke dwang niet in de fysieke mogelijkheid was zich te onttrekken aan de feiten die het niet vrijwillig zou geduld hebben, of dat het wegens het onverhoeds handelen van de dader geen gelegenheid had om zich ertegen 27
te verzetten, dan wel de feiten slechts duldde ten gevolge van een door zedelijke dwang bij dit slachtoffer verwekte vrees voor een nakend kwaad voor hemzelf of personen die hem dierbaar zijn. De slachtoffers van beklaagde waren allemaal jonger dan 16 jaar. Artikel 372 van het Strafwetboek dat de aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging bestraft, houdt een onweerlegbaar vermoeden in dat minderjarigen onder de 16 jaar geen geldige toestemming kunnen geven. De onmogelijkheid om geldig toe te stemmen volstaat echter niet om te spreken van geweld of bedreiging zoals voorzien in artikel 373 alinea 1 van het Strafwetboek. De rechtbank zal dus in concreto moeten nagaan of er sprake is van geweld of bedreiging rekening houdend met de leeftijd, het geslacht en toestemming van het slachtoffer. 3.3.5. Volgens het openbaar ministerie is er sprake van morele dwang omdat de slachtoffers enkel met de handelingen van beklaagde hebben ingestemd omdat ze afhankelijk zijn van het geld. Ze werden volgens het openbaar ministerie als het ware gedwongen deze handelingen te stellen omdat ze er zich gelet op de schrijnende toestand waarin ze leefden, niet konden aan onttrekken. 3.3.6. Uit de verklaringen van de Braziliaanse slachtoffers kan niet worden afgeleid dat beklaagde geweld of bedreigingen gebruikte om hen zover te krijgen dat ze uit de kleren gingen of seksuele handelingen stelden. Ze verklaarden allemaal dat beklaagde hen voorstelde om tegen betaling met hem samen te werken en dat ze op zijn voorstel zijn ingegaan. Hoe verder ze wouden gaan, hoe meer geld ze kregen. Bij de slachtoffers die weigerden verder te gaan, is het bij nemen van naaktfoto's gebleven. Van de meeste minderjarigen werden er verschillende fotosessies gemaakt over verschillende dagen gespreid en van een aantal van hen trok beklaagde gedurende verschillende jaren foto's. Hoewel ze werden meegenomen naar verlaten stranden waren ze steeds in groep en in hun vertrouwde omgeving. Ze konden te allen tijde weggaan. 26 De rechtbank is van oordeel dat er niet gesproken kan worden van dwang of geweld zoals vereist overeenkomstig artikel 373 alinea 1 van het Strafwetboek. 3.3.7. Ook de feiten op de Portugese slachtoffers Z.F. en A.A. vallen onder de kwalificatie van aanranding van de eerbaarheid. Hoewel ze niet werden verhoord blijkt uit de verklaring van
28
beklaagde dat hij deze jongens meenam naar afgelegen plaatsen en een verlaten villa om van hen naaktfoto's en suggestieve foto's te nemen. Hij verklaart dat het gebeurde dat hij hierbij naakt rond liep en een erectie had. Hij verklaart zelfs naakt in de tent bij Z.F. te zijn gekropen en de jongen over zijn rug te hebben gestreeld en mogelijks over zijn buik. 3.3.8. De verzwarende omstandigheid van gezag werd terecht weerhouden. Op het ogenblik van de feiten in Portugal was beklaagde 38 jaar en in Brazilië 48 jaar, hetgeen een enorm leeftijdsverschil uitmaakt met zijn minderjarige slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat beklaagde misbruik heeft gemaakt van zijn positie als oudere en rijkere toerist en kinderen die in armoedige omstandigheden leven heeft verleid en omgekocht met geld. Hij heeft misbruik gemaakt van de onervarenheid en het onvoldoende ontwikkeld normbesef van de minderjarigen wiens seksuele integriteit aldus werd geschonden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tenlastelegging C als volgt dient te worden geherkwalificeerd: "Aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging gepleegd te hebben op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar oud, met de omstandigheid dat de schuldige misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen" De tenlasteleggingen Cl, C2, C3, C4 en C5 zoals geherkwalificeerd zijn bewezen. 3.4. Wat betreft de tenlastelegging D en E 3.4.1. Beklaagde betwist de tenlasteleggingen D en E omdat volgens hem het moreel element van het misdrijf mensenhandel ontbreekt. De enige doelstelling die hij bij het nemen van de kinderpornografische foto's voor ogen had, was zijn eigen collectie verder uit te breiden teneinde te voldoen aan de eigen pedofiele verlangens en niet de jongens die hij betaalde door anderen te laten uitbuiten of exploiteren. 3.4.2. Artikel 433 quinquies §1-1° van het Strafwetboek bepaalt dat de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde ten aanzien van deze persoon de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, 380 § 1 en § 4, en 383 bis § 1 het misdrijf mensenhandel oplevert. Mensenhandel vereist een bijzonder opzet. De materiële handelingen - de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, alsook de wisseling of de overdracht van de controle over een persoon - moeten gericht zijn op minstens één van de 29
limitatief in de wet opgesomde wijzen van exploitatie van de persoon die er het voorwerp van is. Artikel 433 quinquies §1-1° beoogt niet de persoon die andermans ontucht of prostitutie exploiteert, maar wel de mensenhandelaar die de exploitatie van de ontucht of prostitutie van zijn slachtoffers door anderen mogelijk maakt. Deze "anderen" kunnen wel als mededader of medeplichtigen van mensenhandel worden beschouwd indien ze bij de organisatie betrokken zijn. Dit blijkt uit de bewoordingen van de wet maar ook uit de memorie van toelichting. Deze stelt immers uitdrukkelijk dat met de woorden "de misdrijven te laten plegen" zoals voorzien in artikel 433 quinquies § 1, 1°, niet als zodanig de persoon wordt beoogd die werft teneinde zelf een ander uit te buiten. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de situatie waarin een persoon zich schuldig maakt aan "mensenhandel" teneinde zelf de persoon seksueel uit te buiten, hetgeen strafbaar is overeenkomstig artikel 380 § 1, 1° van het strafwetboek en de situatie waarin een persoon zich overeenkomstig artikel 433 quinquies § 1,1° schuldig maakt aan mensenhandel teneinde een ander, die zich dan tevens schuldig maakt aan mensenhandel, toe te laten de betrokkene seksueel uit te buiten. Ten overvloede blijkt duidelijk uit de omstandigheid dat recent een nieuw wetsvoorstel werd ingediend teneinde precies het toepassingsgebied van artikel 433 quinquies §1-1° van het strafwetboek uit te breiden naar diegene die exploiteert dat er een onderscheid gemaakt moet worden met diegene die laat exploiteren. 3.4.3. De strafwet dient restrictief geïnterpreteerd te worden en de betekenis van de strafwet mag niet geïnstrumentaliseerd worden in het licht van een gewenst maatschappelijk resultaat. Het onderzoek heeft niet aangetoond dat beklaagde, die tijdens zijn buitenlandse reizen bewust op zoek ging naar minderjarige jongens die hij betaalde om foto's van hen te mogen nemen, de bedoeling had die minderjarige jongens seksueel door anderen te laten uitbuiten of exploiteren. Alle handelingen waren gericht op het zelf uitbuiten van de minderjarigen. De tenlasteleggingen D en E zijn dienvolgens niet bewezen. 3.5. Wat betreft de tenlasteleggingen G, H1-H4, I, J, K, L en M De tenlastelegging G, H1-H4, I, J, K, L en M worden niet betwist door beklaagde en zijn op basis van de objectieve elementen van het strafdossier afdoende bewezen. 3.5.1 Bij de huiszoekingen uitgevoerd in de woning van beklaagde en diens ouders werd een enorme hoeveelheid foto's en filmpjes van kinderpornografische aard aangetroffen, opgeslagen op verschillende computers, harde schijven, USB-sticks en andere beelddragers. 30
Beklaagde verklaart dat hij een verwoede verzamelaar was van kinderpornografisch materiaal. Hij wilde alles verzamelen van wat er op het vlak van kinderpornografie bestond. Het onderzoek heeft aangetoond dat hij een deel van zijn beeldmateriaal heeft gedownload en een ander deel zelf heeft aangemaakt tijdens zijn buitenlandse reizen. 3.5.2. Hoewel hij verklaart dat het beeldmateriaal hoofdzakelijk voor hemzelf bestemd was om zich enerzijds te verbeteren op het vlak van fotografie en anderzijds zijn gevoelens ten aanzien van pubers te kanaliseren, heeft het onderzoek aangetoond dat hij heel wat kinderpornografisch materiaal heeft getoond aan en geruild met andere personen die dezelfde pedofiele interesses delen: onder meer met G.A., B.W., B.E. en A.H. Lastens een aantal van deze personen heeft men naar aanleiding van de resultaten van huidig onderzoek een afzonderlijk dossier opgesteld en heeft men bij het uitvoeren van huiszoekingen heel wat kinderpornografisch materiaal gevonden. Uit de verklaringen van voormelde personen blijkt dat ze in contact stonden met beklaagde en dat er tijdens hun ontmoetingen kinderpornografisch materiaal werd uitgewisseld. Beklaagde verklaart ook dat hij miljoenen foto's van meisjes verzamelde met de bedoeling deze foto's te kunnen ruilen met andere pedofielen voor foto's van jongens. 3.5.3. Beklaagde ontkent foto's te hebben gecommercialiseerd en verkocht maar dit wordt tegengesproken door de verklaringen van de Braziliaanse jongens, die bij de terugkeer van beklaagde het jaar er op een enveloppe kregen met geld in afkomstig van de verkoop van foto's in Europa. Beklaagde hield ook een dagboek bij met berekeningen per jongen en schreef een brief naar een zekere B. waarin hij meedeelde dat de verkoop van foto's tengevolge van de crisis moeilijker zou worden. 3.5.4. Tussen het inbeslaggenomen materiaal werden ook verhalen aangetroffen van kinderpornografische aard, geschreven door beklaagde. De tenlasteleggingen G, H1 - H4, I, J, K, L en M zijn bewezen. 4. Over de bestraffing 4.1. Het openbaar ministerie vordert een gevangenisstraf van 10 jaar met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank voor een eenzelfde termijn. 4.2. Beklaagde omschrijft zichzelf als een efebofiel. Iemand die seksueel gefixeerd is op jongens van 12 á 16 jaar. Reeds sedert zijn adolescentiejaren voelde hij zich aangetrokken tot die leeftijdsgroep en daar is tot op heden nooit verandering in gekomen. Zijn ganse leven was een 31
bewuste zoektocht naar contacten met minderjarigen en andere personen met pedofiele interesses: via de scoutsbeweging, verschillende naturismeverenigingen en zijn diverse buitenlandse reizen. Alles stond hierbij in het teken van de kinderpornografie. De gepleegde feiten zijn objectief zeer zwaar. Jarenlang heeft beklaagde zich in zijn vrije tijd maniakaal bezig gehouden met het alsmaar groter maken van zijn kinderpornografische collectie, zowel via het downloaden van het internet als via het zelf aanmaken van foto's en films van kinderpornografische aard. Tijdens zijn verschillende buitenlandse reizen heeft hij kinderen, die in zeer armoedige omstandigheden leefden, naar zich gelokt door hen te overladen met geld. Stap per stap ging hij steeds verder en slaagde er zo in de seksuele remmingen van de kinderen te verminderen. 4.3. De concrete feiten getuigen ook van een schaamteloosheid en een totaal gebrek aan normbesef. Beklaagde wist dat de door hem gestelde seksuele handelingen wettelijk en maatschappelijk niet getolereerd worden en diende zich als volwassene van zulke daden te onthouden. Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt dat hij de feiten minimaliseert en rationaliseert. Beklaagde blijkt niet in te zien dat hij een probleem heeft met seksueel overschrijdend gedrag. Hij lijkt de gevolgen van zijn daden onvoldoende te beseffen. Hij voelt de impact van zijn handelen niet aan en mist voeling met zijn eigen verlangens en impulsen. Volgens zijn visie heeft enkel justitie problemen met zijn handelingen omdat de wetgever deze als strafbaar beschouwt. Hijzelf en de minderjarigen denken daar anders over maar hij begrijpt dat de samenleving nog niet klaar is voor zijn visie op seksueel contact met minderjarigen. In zijn ogen heeft hij de wet enkel juridisch overschreden maar niet moreel. Hij kampt met een totaal gebrek aan schuldinzicht. Ook tijdens de terechtzitting was er nog geen sprake van een overtuigend schuldbesef. Hij kent geen spijt, wroeging en/of schaamte. 4.4. De gepleegde feiten getuigen van een manifest gebrek aan respect voor kinderen en hun psychische en fysische integriteit. Beklaagde deinst er niet voor terug om te beweren dat het de slachtoffers zijn die aanstuurden op naaktfoto's en onzedelijke handelingen. Zulke houding getuigt van een totaal gebrek aan empathie naar deze slachtoffers toe. 4.5. De feiten die het voorwerp uitmaken van de bewezen tenlasteleggingen zijn de uiting van eenzelfde misdadig opzet, zodat met toepassing van artikel 65, lid 1 van het Strafwetboek slechts één straf moet worden opgelegd, met name de zwaarste. Een effectieve gevangenisstraf voor de duur zoals hierna bepaald is een aangepaste bestraffing en dringt zich op teneinde beklaagde het ontoelaatbare van zijn handelen te doen inzien en hem er eindelijk toe aan te zetten een andere levenshouding aan te nemen. De misdrijven die door V.M.
32
werden gepleegd zijn maatschappelijk totaal onaanvaardbaar. Zij getuigen van een totaal gebrek aan respect voor andermans wil en zijn laakbaar. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst, de tijdsspanne en de omvang van de feiten, alsook met het gerechtelijk verleden en de persoonlijkheid van beklaagde zoals deze werd geschetst door de gerechtsdeskundigen. Beklaagde bevindt zich in staat van wettelijke herhaling. Hij werd bij vonnis van de correctionele rechtbank van Nijvel op 8 juli 1999 veroordeeld voor feiten van bezit, aanmaking en verspreiding van kinderpornografisch materiaal waarvoor hem een voorwaardelijke straf van twee jaar werd opgelegd. Deze veroordeling was in kracht van gewijsde getreden op het ogenblik van huidige feiten. De kans op recidive is zeer reëel en wordt alleen beperkt doordat beklaagde geen contacten heeft met de buitenwereld en sociaal geïsoleerd is . Gezien de zwaarste bestraffing wordt opgelegd dient een geldboete te worden opgelegd zoals hierna bepaald. 4.6. De rechtbank is ook van oordeel dat het aangewezen is beklaagde na het uitzitten van zijn straf ter beschikking te stellen van de strafuitvoeringsrechtbank voor een termijn zoals hierna bepaald. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een bijkomende straf die de maatschappij beter moet beschermen tegen de plegers van bepaalde strafbare feiten die de integriteit van de persoon aantasten. Neuropsychiater L. en klinisch psycholoog C. komen tot het besluit dat beklaagde alle kenmerken vertoont van een kernpedofiel en dat de kans op recidive zeer reëel is. De vorige veroordelingen hebben geen blijvende verbetering van het gedrag van beklaagde meegebracht. Ook het totaal gebrek aan zelfinzicht van beklaagde die nog steeds niet blijkt in te zien dat wat hij gedaan heeft maatschappelijk totaal onaanvaardbaar is brengt met zich mee dat de maatschappij dient beschermd te worden en dat een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank zich opdringt. 4.7. V.M. moet tevens worden ontzet uit de rechten vermeld in artikel 31 lid Strafwetboek voor de duur zoals hierna bepaald. Tijdens de verschillende huiszoekingen, uitgevoerd in de woning van beklaagde en diens ouders, werd er een grote hoeveelheid aan goederen in beslag genomen. De kinderpornografische foto's en films evenals de PC's en verschillende beelddragers waarop voormelde foto's werden teruggevonden dienen te worden verbeurd verklaard in toepassing van artikel 42.1° van het strafwetboek.
33
Hij wordt tevens veroordeeld om een bijdrage aan het slachtofferfonds te betalen alsook een vaste vergoeding zoals thans geïndexeerd. Het is geen bestraffing zodat deze indexering onmiddellijk toepassing vindt. Alle gerechtskosten werden gemaakt voor de bewezen gebleven tenlasteleggingen. B. Op burgerlijk gebied 1.VZW B. De VZW B., die optreedt als beheerder van (…), alwaar beklaagde sedert 1999 tewerk gesteld was als psychiatrisch verpleegkundige, vordert een provisionele morele schadevergoeding ex aequo et bono begroot op 1 euro, meer de intresten. Zij stelt dat tengevolge van de huiszoekingen die werden uitgevoerd in de lokalen van (…), zij als instelling in een negatief daglicht is komen te staan, hetgeen een aantasting van haar goede naam en eer heeft teweeggebracht. Volgens beklaagde is de burgerlijke vordering van de VZW B. onontvankelijk omdat voormelde VZW het bewijs van haar schade niet levert en niet aantoont dat de schade in causaal verband staat met de misdrijven waarvoor beklaagde zich dient te verantwoorden. Het wordt niet betwist dat een rechtspersoon ook persoonlijke schade kan lijden, hetzij materieel via een aantasting van haar vermogen, hetzij moreel via een aantasting van haar goede naam of reputatie, in welk geval een burgerlijke partijstelling steeds mogelijk is. De VZW B. bewijst niet dat zij schade heeft geleden die voortvloeit uit de bewezen misdrijven. De burgerlijke partijstelling is dienvolgens ontvankelijk maar ongegrond. Er is dan ook geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd. 2. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding De burgerlijke vordering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, die een wettelijke opdracht heeft om de strijd tegen iedere vorm van mensenhandel te stimuleren, is enkel gebaseerd op de tenlasteleggingen D en E, die de feiten van mensenhandel betreffen zoals strafbaar gesteld in artikel 433 quinquies van het Strafwetboek. De rechtbank is niet bevoegd om kennis te nemen van voormelde vordering vermist de tenlasteleggingen D en E niet bewezen zijn verklaard en beklaagde hiervoor wordt vrijgesproken. Gelet op deze vrijspraak kan evenmin een rechtsplegingsvergoeding zoals gevraagd in de nota worden toegekend. 3. De Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child focus
34
3.1. Child Focus stelt zich burgerlijke partij op basis van de tenlasteleggingen A, B, D, E, F, G, H, I, J, K en L en vordert een morele schadevergoeding naar billijkheid begroot op 10.000 EUR. Door zich burgerlijke partij te stellen wil Child Focus een gezicht en een stem geven aan de vele anoniem gebleven en niet geïdentificeerde slachtoffers en wil ze het algemeen publiek sensibiliseren over de ernst van de seksuele uitbuiting. 3.2. Child Focus stelt dat ze geen persoonlijke schade dient te bewijzen daar ze optreedt naar aanleiding van de wet van 13 april 1995 houdende de bepalingen tot bestrijding van mensenhandel en kinderpornografie en binnen de grenzen van haar doelstelling. Artikel 11 § 5 van voormelde wet bepaalt dat de door de Koning daartoe erkende verenigingen en instellingen van openbaar nut in rechte kunnen optreden in alle rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze wet aanleiding kan geven. Dit recht om in rechte op te treden kan aldus slechts uitgeoefend worden voor zover deze instellingen en verenigingen erkend zijn door de Koning, die de nadere regels vaststelt voor deze erkenning. Child Focus behoort niet tot de door de koning erkende instellingen om in rechte op te treden. De burgerlijke vordering van Child Focus is dienvolgens onontvankelijk. 3.3. Bij gebreke aan een bijzondere machtiging dient Child Focus een persoonlijk en rechtstreeks nadeel te bewijzen om aanspraak te maken op schadevergoeding. Een aantasting van de collectieve belangen ter verdediging waarvan een vereniging werd opgericht schenkt aan deze vereniging geen eigen belang en een aanslag op deze belangen maakt geen persoonlijke schade uit voor de vereniging. Gelet op de onontvankelijkheid van haar burgerlijke vordering is Child Focus niet gerechtigd op een rechtsplegingsvergoeding. 4. De Braziliaanse slachtoffers 4.1. De problematiek rond het mandaat van meester Q. Meester Q. vertegenwoordigt negen Braziliaanse slachtoffers. Volgens beklaagde is deze burgerlijke partijstelling onontvankelijk omdat volgens hem het bewijs niet wordt bijgebracht dat de Braziliaanse slachtoffers toestemming hebben gegeven om namens hen in rechte op te treden. De rechtbank stelt vast dat de burgerlijke partijstelling voor de Braziliaanse jongeren niet uitgaat van het Centrum voor gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding zoals beklaagde voorhoudt in besluiten maar van de jongeren zelf. De problematiek met betrekking 35
tot de bevoegdheid van voormeld centrum om op te treden in naam van de Braziliaanse slachtoffers, met af zonder hun toestemming is dan ook niet aan de orde. Ten overvloede houdt artikel 440 tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek een wettelijk vermoeden in dat de advocaat geen bewijs van mandaat moet aanvoeren behalve indien de wet een bijzondere lastgeving eist. Zelfs als de tegenpartij er om verzoekt dient de advocaat in beginsel geen enkel bewijs voor te leggen van zijn mandaat. Het bewijs wordt geleverd door zijn optreden zelf of door de verklaring dat hij die opdracht heeft. De loutere bewering dat hij optreedt voor een procespartij volstaat als legitimatie, zelfs wanneer dit door geen enkele gedraging van de partij voor wie hij optreedt of een ander uitwendig element waarschijnlijk wordt gemaakt. De advocaat moet geen drager zijn van procedurestukken noch moet hij een schriftelijke volmacht voorleggen. In casu blijkt daarenboven uit de bijgebrachte briefwisseling door meester Q. dat er contacten werden gelegd met een Braziliaanse advocaat die in rechtstreeks contact staat met de Braziliaanse slachtoffers en dat er afspraken werden gemaakt om in België namens deze slachtoffers in rechte op te treden 4.2. De schadevergoeding 4.2.1. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de ontoelaatbare handelingen die werden gesteld door V.M. schade hebben veroorzaakt aan de slachtoffers die zich burgerlijke partij hebben gesteld. De morele schadevergoeding die wordt toegekend wegens seksuele misdrijven kan het aangedane onrecht onmogelijk wegnemen. Elke schadevergoeding is daardoor noodzakelijk voor een groot deel symbolisch. De schadevergoeding dient uit te drukken dat er een significante schade bestaat in hoofde van het slachtoffer. Deze schade kan enkel naar billijkheid en forfaitair worden begroot. Bij de begroting van de omvang van de schade zal er rekening gehouden worden met de aard, de hoeveelheid en de duur van de gepleegde feiten, alsook met de wijze waarop daarmee kon worden omgegaan, eventueel of de feiten enigszins werden verwerkt. De schadeloosstelling mag immers de vorm niet aannemen van een privatieve straf en strekt er enkel toe de geleden schade te vergoeden. De schadeloosstelling die de rechtbank zoals hierna bepaald zal toekennen is gebaseerd op de tenlasteleggingen die in hoofde van beklaagde bewezen zijn lastens ieder slachtoffer en niet op de tenlasteleggingen D en E waarvoor de vrijspraak wordt toegekend. a. S.D., ° (…) Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer S.D. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer in de jaren 2004, 2005 en 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen.
36
De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat na het uitkomen van de feiten in 2006, S.D. door de gemeenschap belachelijk werd gemaakt en uitgejouwd hetgeen zijn verdere loopbaan en werkmogelijkheden heeft beschadigd. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn jeugdige leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. b. S.R., ° (…) Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer S.R. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer in de jaren 2004, 2005 en 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen. Beklaagde heeft ook seksuele contacten gehad met S.R. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat na het uitkomen van de feiten in 2006 S.R. zwaar beschaamd was. De gemeenschap heeft hem zwaar bespot en hij is hierdoor gestopt met school. De feiten hebben een zware invloed gehad op zijn verdere leven en carrière. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn jeugdige leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 2.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. c.
N.D., ° (…)
Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer N.D. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer minstens in 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat N.D. erg beschaamd was over de feiten toen ze openbaar werden. De mensen hebben hem uitgelachen en hij vond dit heel erg omdat hij nog maar net 13 jaar was. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn jeugdige leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. d.
S.B., ° (…) 37
Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer S.B. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer minstens in 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen. Hij was op het ogenblik van de feiten nog maar net 12 jaar. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat S.B. niet zoveel last gehad heeft na de feiten omdat niemand eigenlijk wist dat hij erbij betrokken was. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. e.
C.G., °(…)
Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer C.G. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer in de jaren 2004, 2005 en 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat na het uitkomen van de feiten in 2006 hij werd uitgelachen door de mensen. Ze beledigden en kleineerden hem en noemden hem de "kleine dolfijn". Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. f.
N.R., ° (…)
Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer N.R. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer minstens in 2005 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat na het uitkomen van de feiten in 2006 hij vele problemen heeft gekend en zich hierdoor getraumatiseerd voelde. Hij was beschaamd om wat er gebeurd was. Hij vond het zeer erg omdat de mensen in het dorp hem uitlachten, pestten en kleineerden. De feiten hadden een zeer negatieve invloed op hem. Hij was te beschaamd om nog naar school te gaan en zich te tonen. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze 38
schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. g.
L.P., ° (…)
Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer L.P. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer minstens in 2005, tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde. Hoewel uit het strafdossier niet kan worden opgemaakt of de feiten zijn verdere leven hebben beïnvloed staat het ontegensprekelijk vast dat hij morele schade heeft geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. h.
C.C., ° (…)
Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer C.C. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer minstens in 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat C.C. niet zoveel last heeft gehad van de situatie omdat de meeste mensen niet wisten dat hij een slachtoffer was. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. i. C.K., ° (…) Uit de verklaringen van beklaagde, de verklaringen van het slachtoffer C.K. en het in beslaggenomen beeldmateriaal blijkt dat voormeld slachtoffer in de jaren 2004, 2005 en 2006 tegen betaling naakt heeft geposeerd voor beklaagde en seksuele handelingen heeft gesteld op zichzelf en met andere minderjarige kinderen. Hij was amper 9 jaar toen hij beklaagde voor het eerst ontmoette. De rogatoire commissie naar Brazilië bracht aan het licht dat dat C.K. door de fotosessies zijn jaar heeft moeten overdoen maar dat hij zich nadien herpakt heeft en erin geslaagd is zijn studies verder te zetten. Hij heeft ontegensprekelijk morele schade geleden door de gestelde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat gezien zijn leeftijd, de aard van de gepleegde feiten en de periode tijdens dewelke deze feiten werden gepleegd, een bedrag van 1.500 EUR in hoofdsom deze schade volledig vergoedt. De gevorderde gerechtelijke intresten vanaf heden worden eveneens toegekend aan wettelijke intrestvoet. 39
5. De rechtsplegingsvergoeding Gezien het aantal burgerlijke partijen dient rekening gehouden te worden met artikel 1022§5 van het Gerechtelijk Wetboek. In toepassing van voormeld artikel bedraagt het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen 3300,00 euro. De rechtbank bepaalt de rechtsplegingsvergoeding per burgerlijke partij op 366,66 euro (3300:9). Op de vraag van beklaagde om de in het ongelijk gestelde burgerlijke partijen te veroordelen tot de kosten van het geding met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding kan niet worden ingegaan. De burgerlijke partijen hebben het gerechtelijk onderzoek niet geopend of zijn niet overgegaan tot rechtstreekse dagvaarding. De toepassingsmodaliteiten van artikel 162 bis van het Wetboek van Strafvordering zijn niet van toepassing.
OM DEZE REDENEN DE RECHTBANK bij toepassing van de wettelijke bepalingen, met name de artikelen : 11, 12, 16, 31 tot 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken; 1 en 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden; 3,4, 10 ter en 12 voorafgaande titel van het wetboek van Strafvordering; 67, 154, 162, 162 bis, 182, 185, 189, 190, 191, 193 bis, 194, 195, 226 en 227 van het Wetboek van Strafvordering; 7, 25, 31 lid 1, 34 bis, 34ter, 34 quater, 38,40,42, 43, 65 lid 1, 79, 80, 372, 377, 378, 379, 380 § 4, 5°, 380 § 5, 382, 382 ter, 383, 383 bis §1, 383 bis §2, 383 bis § 4, 383 bis § 5, 388, 389 van het Strafwetboek; 1382 - 1383 van het Burgerlijk Wetboek; 28, 29 en 41 van de wet van 1 augustus 1985 en het K.B. van 18 december 1986 zoals gewijzigd; 1022 van het Gerechtelijk Wetboek zoals gewijzigd bij wet van 21 april 2007 en het uitvoerend K.B. 26 oktober 2007;
40
91 lid 2, 148, 149 van het K.B. van 28 december 1950 betreffende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken en de ministeriële omzendbrief nr.131bis (B.S. 16 februari 2011); 1 en 3 van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de geldboetes.
Rechtdoende op tegenspraak ten aanzien van V.M.; Op strafgebied Herkwalificeert tenlastelegging C 1 tot en met C5 als volgt: "aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging gepleegd te hebben op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar oud, met de omstandigheid dat de schuldige misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen" C.1. meermaals tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997, met name op Z.F. geboren op (…) en A.A. geboren op (…), C.2. Meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name op S.D. geboren op (…) en C.G. geboren op (…), C.3. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name van S.R. geboren op (…), C.4. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name N.R. geboren op (…), van L.P. geboren op (…), C.5. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), C.K. geboren op (…),
41
Spreekt V.M. VRIJ voor de tenlasteleggingen B1, D en E.
Verklaart de tenlasteleggingen A, B2 tot en met B7, C1 tot en met C5 (zoals geherkwalificeerd), Fl tot en met F4, G, H 1 tot en met H4, 1, J, K, L en M bewezen. Veroordeelt V.M. voor de bewezen tenlasteleggingen vermengd tot : -een gevangenisstraf van ZEVEN JAAR, en -een geldboete van 1000,00 EUR, verhoogd met 45 opdeciemen en gebracht op 5500,00 EUR of een vervangende gevangenisstraf van 30 dagen. - ontzet V.M. uit de rechten vermeld in artikel 31 lid 1 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR Stelt V.M. ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank gedurende een termijn van VIJF JAAR na afloop van zijn straf. Veroordeelt V.M. om het volgende te betalen: -Een bedrag van 25,00 EUR, verhoogd met de opdeciemen, 150,00 EUR als bijdrage aan het bijzonder Fonds tot hulp aan slachtoffers, -Een vaste vergoeding van 51,20 EUR, -De gerechtskosten die begroot worden op 37 981,57 EUR.
Verklaart verbeurd in hoofde van V.M., bij toepassing van de artikelen 42,1° , 42,2° en 43 van het Strafwetboek, de goederen vermeld op de inventaris der overtuigingsstukken onder de nummers: 16509/11, 15595/11: (post 11), 15596/11, 14459/11: (Post 2 en post 7), 19990/11, 19974/11, 28756/11, 28757/11, 28758/11, 28800/11, 28587/11, 28588/11, 28589/11, 31351/11, 31357/11, 28586/11, 31359/11, 31363/11, 31364/11, 36330/11, 36331/11, 36328/11, 36326/11, 36326/11, 36325/11, 36323/11, 38808/11, 38807/11, 38804/11, 38801/11, 38803/11, 38802/11, 38799/11, 40152/11, 40151/11, 34711/11, 35314/11, 35312/11, 33993/11, 33997/11, 33996/11, 33995/11, 33994/11, 00366/12, 00364/12, 00362/12, 00360/12, 06737/12, 06735/12, 14064/12, 14062/12, 15444/12, 15443/12, 15441/12, 15438/12, 15437/12 (post 1, post 3 en post 5), 15436/12, 16649/12: (Post 1), 20280/12, 20272/12, 20270/12, 20268/12, 19100/12, 19096/12, 19095/12, 19091/12, 19089/12, 19087/12, 19085/12, 19097/12, 22289/12 en 31538/12.
Op burgerlijke gebied 1. Over de vordering van de VZW B. 42
Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van de VZW B. en V.M. Verklaart de burgerlijke vordering van de VZW B. ontvankelijk doch ongegrond. 2. Over de vordering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van Het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding en V.M. Verklaart zich niet bevoegd om kennis te nemen van de burgerlijke vordering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding zoals gesteld op de tenlasteleggingen D en E waarvoor beklaagde wordt vrijgesproken. 3. Over de vordering van de Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child Focus Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van de Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child Focus en V.M. Verklaart de burgerlijke vordering de Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child Focus onontvankelijk. 4. Over de vordering van S.D. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van S.D. en V.M. Verleent akte aan S.D. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan S.D. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan S.D. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 5. Over de vordering van S.R. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van S.R. en V.M. Verleent akte aan S.R. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan S.R. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 2.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan S.R. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR.
43
6. Over de vordering van N.D. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van N.D. en V.M. Verleent akte aan N.D. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan N.D. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af Veroordeelt V.M. om aan N.D. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 7. Over de vordering van S.B. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van S.B. en V.M. Verleent akte aan S.B. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan S.B. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan S.B. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 8. Over de vordering van C.G. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van C.G. en V.M. Verleent akte aan C.G. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan C.G. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan C.G. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 9. Over de vordering van N.R. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van N.R. en V.M. Verleent akte aan N.R. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan N.R. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. 44
Veroordeelt V.M. om aan N.R. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 10. Over de vordering van L.P. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van L.P. en V.M. Verleent akte aan L.P. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan L.P. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan L.P. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 11. Over de vordering van C.C. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van C.C. en V.M. Verleent akte aan C.C. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan C.C. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan C.C. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 12. Over de vordering van C.K. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van C.K. en V.M. Verleent akte aan C.K. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan C.K. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan C.K. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR.
Vonnis uitgesproken in openbare terechtzitting waar zetelden: Mevrouw E. rechter-voorzitter 45
Mevrouw V. rechter Mevrouw S. rechter Mijnheer T.
eerste substituut procureur des Konings
Mevrouw R. griffier
46