Raadsinformatiebrief Van: N.G.J. Lemlijn Aan: de leden van de Gemeenteraad Onderwerp: Boeren met Buren Nr 002
Datum: 21 december 2011
1
Steller:
E. Paree
Nr.:
RIB-NL-1160
In september bent u geïnformeerd over de vervolgaanpak in het kader van de ontwikkelvisie intensieve veehouderij ‘Boeren met Buren’. Hieronder ontvangt u weer antwoord op een aantal vragen met daarnaast een bijgestelde planning. A 1
Vraag Regelingen op landelijk, provinciaal en lokaal niveau en beïnvloedingsruimte Wat kan men in Deurne zelf regelen? c.q. waar heeft de gemeente regelruimte, dit ook in relatie tot de provinciale verordening ruimte, reconstructie, verordeningen e.d. Wat is de rol van de verschillende overheden?
Wanneer 1e kw 2012
2
Graag inzicht in de wijzigingen in de provinciale verordening ruimte, niet alleen ten aanzien van de intensieve veehouderij, maar ook voor: a. achterblijvende vrijkomende gebouwen ten gevolge van beëindigende bedrijven. b. (burger)wonen c. Mestverwerking
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002)
3
Ten aanzien van het huidige bestemmingsplan buitengebied a. Wat is de maximale omvang en flexibiliteit van een bouwblok in het LOG b. Wat zijn de voorwaarden om in een extensiveringsgebied uit te breiden c. Wat mag in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) d. Wat mag ten aanzien van mestverwerking e. Waar mogen bedrijfslocaties worden omgezet naar woonbestemmingen, wat is de visie op burgers in het buitengebied.
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002)
4
Graag een oplossing van de geurproblematiek bij pelsdieren /Dit lijkt immers een lacune in de wetgeving.
1e kw 2012
5
Graag aandacht voor de beleving bij en de vorm van bedrijfsgebouwen.
6
Graag een overzicht van de sectormaatregelen in relatie tot dierenwelzijn en de aanpassing van stallen.
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) 1e kw 2012
7
Duidelijk de verschillen aangeven in een landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied voor wat betreft a) de diverse mogelijkheden b) de gerealiseerde afwaartse beweging c) de te verwachten afwaartse beweging op basis van de bedrijfsontwikkelplannen
8
Wat zijn de voor-nadelen van een LOG in de huidige omvang. Wat zijn argumenten om het eventueel te verkleinen
9
Graag een onderbouwing waarom ondernemers weinig belangstelling hebben voor agrobedrijventerreinen. Waarom wordt bij bedrijven met meer dan 2.000 vleesvarkens niet gekozen voor een industrieel bedrijventerrein.
2
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002)
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) 1e kw 2012
10
Hoe past het glastuinbouwontwikkelgebied bij de intensieve veehouderij.
11
Regionaal wordt samengewerkt in een foodregio. Daarom moet gekeken worden naar mogelijkheden voor de verdere verwerking van primaire agrarische producten om zo toegevoegde waarde lokaal of in de regio te creëren.
12
Volksgezondheid Vooral op het gebied van volksgezondheid komen binnenkort resultaten van diverse onderzoeken. Deze vormen een belangrijke basis voor een visie. Belangrijkste is de menselijke gezondheid in relatie tot de ontwikkelingen binnen de veehouderij. Graag inzicht in het doel van deze onderzoeken en wanneer de resultaten verwacht worden.
13
Wat kan Deurne via eigen onderzoeken toevoegen aan lopende onderzoeken naar gezondheidseffecten in de intensieve veehouderij Graag een /praktische en niet dure/ enquête naar geur en stank, eventueel gebiedsgericht op plekken waar veel overlast is.
B 14
Branchegegevens Graag in beeld brengen wat het mestoverschot betekent voor de verwerking, opslag en vervoer in Deurne en mogelijke samenhang met mestbe/verwerking.
15
Graag actualisatie van de branchegegevens. Naast de varkenshouderij ook iets melden over pluimvee, melkvee, en pelsdierenhouderij.
16 17
Ook graag een prognose vanuit de branche zelf aangeven. Is er ruimte voor ondernemers van buiten de gemeente, heeft het LOG een regionale functie
18
Hoe ontwikkelt zich de directe en indirecte werkgelegenheid. Is het getoonde overzicht wel juist. Wat is het aandeel c.q. bijdrage van de buitenlandse werknemers in deze.
19
Wat zijn de gevolgen van schaalvergroting voor vervoer en de effecten daarvan.
20
Het aantal dieren zou sinds 2007 gelijk zijn gebleven. Dit lijkt strijdig met gegevens van het CBS waaruit blijkt dat de veestapel sinds 2007 met 35.000 is gegroeid.
C
Handhaving
21
Doeltreffende handhaving is wenselijk.
D 22
Monitoring Graag inzicht in de mate van benutting van de bouwblokken. Aan de hand van milieuvergunningen. Wordt tegelijkertijd met inzicht in bedrijfsontwikkelplannen uitgevoerd.
23
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002)
afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) 1e kw 2012
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) 1e kw 2012 Zie hieronder (december 2011/002) afgedaan Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) Zie hieronder (december 2011/002) 1e kw 2012
Afgedaan, zie hieronder (december 2011/002)
Inzicht in bedrijfsontwikkelplannen per gebied en een doorkijk naar
3
Afgedaan Zie hieronder (december 2011/002) afgedaan Zie hieron-
2013.
der (december 2011/002)
24
Wat is de afstand van de grenzen van het LOG en de bebouwde gebieden
afgedaan Zie hieronder (december 2011/002)
E
Communicatie
26
Graag de visie van diverse groeperingen met een mening over deze sector opzoeken, zoals de ZLTO, Rabobank, BMF of milieudefensie
4
1e kw 2012.
Vragen en antwoorden – boeren met buren no. 2 Vraag en antwoord no. 2 Graag inzicht in de wijzigingen in de provinciale verordening ruimte, niet alleen ten aanzien van de intensieve veehouderij, maar ook voor: a. achterblijvende vrijkomende gebouwen ten gevolge van beëindigende bedrijven (VAB). b. (burger)wonen c. Mestverwerking Zie hiervoor de discussienota wonen, VAB’s en mestverwerking uit de commissie W&E van 13 september 2011, verseon nummer 295695. Voor wat betreft de VAB’s en mestverwerking wordt de discussie nader gevoerd in het kader van de derde partiële herziening van hetbestemmingsplan buitengebied. Dit zal medio 2012 gebeuren. Vraag en antwoord no. 3 Ten aanzien van het huidige bestemmingsplan buitengebied a. Wat is de maximale omvang en flexibiliteit van een bouwblok in het LOG b. Wat zijn de voorwaarden om in een extensiveringsgebied uit te breiden c. Wat mag in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) d. Wat mag ten aanzien van mestverwerking e. Waar mogen bedrijfslocaties worden omgezet naar woonbestemmingen, wat is de visie op burgers in het buitengebied. f. Waar mag omgeschakeld worden van grondgebonden landbouw naar intensieve veehouderij?
a. b.
c.
d.
e.
f.
Het bestemmingsplan Buitengebied geeft ruimte tot 2,5 ha en de Verordening Ruimte 2011 sinds november 2011 nog maar maximaal 1,5 ha. Het bestemmingsplan geeft in het extensiveringsgebied alleen mogelijkheden voor uitbreiding van de intensieve veehouderij als dit bedoeld is voor dierenwelzijn. Voor grondgebonden be‐ drijven zijn er ruimere mogelijkheden. Voor de bestaande gebouwen met de aanduiding “VAB” geldt dat deze bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt voor statische opslag tot een maat van maximaal 1000 m2. Indien het bestaan‐ de vloeroppervlak aan statische opslag meer bedraagt, geldt het bestaande vloeroppervlak als maximum. Onder “bestaand” wordt hier verstaan: bestaand ten tijde van de tervisie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan “Partiële herziening Buitengebied”. Mestverwerking mag alleen voor eigen gebruik. Tot een max bestemmingsvlak van 1,5 ha. Alle gebieden behalve groenblauwe mantel, EHS en stedelijk gebied.Gebruik voor derden is door ver‐ ordening Ruimte uitgesloten. Het landbouwontwikkelingsgebied uitgezonderd, mag overal binnen het buitengebied een be‐ drijfsbestemming naar een woonbestemming worden omgezet, mits de te bestemmen woning niet binnen een hindercirkel of ‐contour van een ander bedrijf komt te liggen. Alleen in het LOG
Zie ook de antwoorden bij no. 7 Vraag en antwoord no. 5 Graag aandacht voor de beleving bij en de vorm van bedrijfsgebouwen. Dit is geregeld in het onlangs vastgestelde welstandsbeleid ( Cat. 18 overig buitengebied).
5
Vraag en antwoord no. 7 Graag duidelijk de verschillen aangeven in een landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied voor wat betreft a) de diverse mogelijkheden b) de gerealiseerde afwaartse beweging c) de te verwachten afwaartse beweging op basis van de bedrijfsontwikkelplannen a. Zie hiervoor de matrix in de bijlage b/c Begin 2012 ontvangt u een raadsinformatiebrief met informatie over de afwaartse beweging en de bedrijfsontwikkelplannen. Vraag en antwoord no. 8 Wat zijn de voor-nadelen van een LOG in de huidige omvang. Wat zijn argumenten om het eventueel te verkleinen. Een groot LOG lijkt positieve aspecten te hebben. Door de omvang is de afstand tussen de bedrijven immers groter. Als bedrijven immers heel dicht bij elkaar liggen dan hebben ze tav de ziektedruk dezelfde uitstraling als één groot bedrijf. Ook blijkt een klein maar intensief LOG op weinig draagvlak uit de omgeving te kunnen rekening (zie LOG Elsendorp dat als pilot heeft gediend). Anderzijds moet het LOG ook niet groter zijn dan het aantal bouwblokken dat voor de intensieve veehouderij nodig is. Als er immers teveel bouwblokken zijn, dan worden deze vaak ingevuld en bewoond door burgers. Zij ervaren de effecten van de intensieve veehouderij als bezwaarlijker en maken zich ook meer zorgen dan de agrariërs die samen met hun gezinnen bij de bedrijven wonen. De begrenzing van het huidige LOG is niet altijd logisch. Daar waar veel burgerwoningen liggen (vaak in clusters bij elkaar) zijn er geen argumenten om dit gebied als LOG te begrenzen. Met name in Walsberg en Zeilberg zijn er onlogische begrenzingen. Destijds is teveel naar de belangen van agrariers gekeken, terwijl een LOG hier vaak ook voor agrariers geen kansen biedt, en andere kansen en functies (positief bestemmen noodwoning, herbestemmen naar recreatieve functies) worden hiermee ontnomen. Ook zou bij de begrenzing meer gekeken kunnen worden naar de gemeentegrenzen. Met name aan de Noordkant waar Deurne aan Milheeze grenst, is er in Deurne sprake van een LOG en in Milheeze sprake van een verwevingsgebied. Hier liggen alleen melkveebedrijven en champignonkwekerijen. Een verwevingsgebied lijkt dan logischer. Omdat het aantal bedrijven in de intensieve veehouderij fors afneemt is het belangrijk om het LOG te verkleinen. Enerzijds zullen de BOP´s hier inzicht in geven, maar “ rondrijden” geeft ook al een goed beeld. Door goed te communiceren en aan de mensen uit te leggen wat de mogelijkheden zijn binnen een LOG en als alternatief een verwevingsgebied, zal hier draagvlak voor moeten ontstaan. Op bestuurlijk en ambtelijk niveau wordt over bovenstaande overleg gevoerd. De provincie is in deze verantwoordelijk. Vraag en antwoord no. 10 Hoe past het glastuinbouwontwikkelgebied bij de intensieve veehouderij. Een landbouwontwikkelingsgebied is niet alleen bedoeld ten behoeve van de intensieve veehouderij maar ook ten behoeve van landbouw- en tuinbouw. Een glastuinbouwgebied past hier in. De discussie rondom de ontwikkeling van een glastuinbouwgebied is in het verleden gevoerd en heeft tot dit resultaat geleid.
6
Vraag en antwoord no. 11 Regionaal wordt samengewerkt in een foodregio. Daarom moet gekeken worden naar mogelijkheden voor de verdere verwerking van primaire agrarische producten om zo toegevoegde waarde lokaal of in de regio te creëren. We zijn het hier van harte mee eens. Ook op regionaal niveau via de reconstructiecommissie, de Peelhorst en de provincie heeft dit aandacht. Vraag en antwoord no. 12 Vooral op het gebied van volksgezondheid komen binnenkort resultaten van diverse onderzoeken. Deze vormen een belangrijke basis voor een visie. Belangrijkste is de menselijke gezondheid in relatie tot de ontwikkelingen binnen de veehouderij. Graag inzicht in het doel van deze onderzoeken en wanneer de resultaten verwacht worden. In de beantwoording raadsvraag no.11.060 is hier antwoord op gegeven. Vraag en antwoord no. 13 Wat kan Deurne via eigen onderzoeken toevoegen aan lopende onderzoeken naar gezondheidseffecten in de intensieve veehouderij Graag een /praktische en niet dure/ enquête naar geur en stank, eventueel gebiedsgericht op p lekken waar veel overlast is. De vraag is of specifieke onderzoeken voor Deurne toegevoegde waarde leveren. Wat zou men precies in Deurne willen onderzoeken en welke kosten wil men maken om dergelijke onderzoeken uit te laten voeren. De kosten van onderzoeken die lopen in de Rips worden geschat op ca. € 100.000,-. Wij kiezen ervoor de landelijke discussie en het advies van de gezondheidsraad af te wachten en regionale onderzoeken te ondersteunen. De GGD is een onderzoek begonnen naar de geurhinder bij intensieve veehouderijen. Binnen dit onderzoek zal een enquete worden uitgezet richting burgers, woonachtig in de kernen en het buitengebied van Zuid-oost Brabant. In deze enquente wordt gevraagd naar de beleving van o.a. geur. De enquete zal naar verwachting de eerste helft van 2012 worden verspreid. Een medewerker van gemeente Deurne heeft zitting in de begeleidingscommissie van dit onderzoek. Vraag en antwoord no. 15 Graag actualisatie van de branchegegevens. Naast de varkenshouderij ook iets melden over pluimvee, melkvee, en pelsdierenhouderij. Onderstaande informatie is afkomstig van het LEI (Landbouw Economisch Instituut) Aandelen van sectoren in de landbouw De sector grondgebonden-veehouderij binnen de landbouw de belangrijkste sector in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid (tabel 1). Tot 2003 nam dat aandeel jaarlijks iets af. Door hogere opbrengsten van de rundveehouderij (melkpremies in 2005 en 2006; hoge melkprijzen in 2008) en van de zuivelindustrie is de ontwikkeling sinds 2005 weer positief. De crisis heeft de sector intensieve veehouderij niet of nauwelijks geraakt. Hoewel de totale toegevoegde waarde 0,5% is afgenomen, is de werkgelegenheid in deze sector licht toegenomen. Tabel 1: Aandeel (%) van sectoren in toegevoegde waarde en werkgelegenheid Toegevoegde waarde Werkgelegenheid 2009 2001 2001 Akkertuinbouw 18,4 18,0 16,0 Glastuinbouw 21,8 21,4 18,0 Opengrondstuinsbouw 8,1 7,5 9,0 Grondgebonden veehouderij 28,3 30,1 34,9 Intensieve veehouderij 23,5 23,0 22,1 Totaal 100 100 100 Bron: LEI
7
2009 15,4 18,0 10,0 34,2 22,3 100
Toegevoegde waarde De productie van de land- en tuinbouw en de voedingsmiddelenindustrie (exclusief de genotmiddelenindustrie) is nauw verbonden met andere sectoren in de economie. Zo werd in 2009 bijvoorbeeld 35% van de totale agrarische productiewaarde gebruikt als input voor de voedingsmiddelenindustrie. Daarnaast is de productie van de agribusiness nauwelijks mogelijk zonder de input van bijvoorbeeld veevoer, kassen en stallen, gas en elektra etc. Zo’n 27% van het totaal aandeel toegevoegde waarde is toe te bedelen aan de intensieve veehouderij (2.855 miljoen euro) in 2009. Gekeken naar Deurne, waar in 2009 401 bedrijven operationeel waren in de sector intensieve veehouderij met een gemiddelde toegevoegde waarde van ruim €47.000, is de totale toegevoegde waarde van Deurne bijna €19.000.000. Tabel 2: Toevoegde waarde per deel (bruto, factorkosten, in miljoenen euro, 2009) Agrarische dienstverlening Veevoerindustrie Voedingsmiddelenindustrie Overige industrie Gas, water en elektra Groot- en detailhandel Transportdiensten Zakelijke dienstverlening Banken en financiële instellingen Veterinaire diensten Overige dienstverlening Totaal toegevoegde waarde Aandeel (%)
Glastuinbouw
Opengrondtuinbouw
Akkerbouw
Grondgebonden veehouderij
Intensieve veehouderij
Totaal
228 0 9 386 434 255 68 440 134
110 0 3 85 62 97 32 153 50
72 1 56 273 63 249 49 485 108
494 47 169 583 232 482 88 827 190
188 103 164 372 161 539 93 775 158
1.092 151 401 1.699 952 1.622 330 2.680 639
4 69 2.027
0 21 613
5 90 1.450
182 205 3.499
109 193 2.855
300 578 10.444
19
6
14
34
27
100
Bron: LEI
Prognose Met het vastgestelde beleid en bij matige economische groei, zet de schaalvergroting in de landbouw door: het aantal melkveebedrijven zal tot 2020 met ruim 50% afnemen, het aantal akkerbouwbedrijven met ongeveer 25% en het aantal intensieve veehouderij-bedrijven met bijna 60% (tabel 3). De kosten voor agrarische bedrijven stijgen als ze stalmaatregelen doorvoeren. De investeringen worden deels gecompenseerd door lagere mestafzetkosten (het aantal dieren neemt landelijk af, waardoor de prijs van mestafzet daalt), en ook door de ruimere ontwikkelingsmogelijkheden. Het aantal melkveehouderij-bedrijven neemt met circa 3% extra af, het aantal bedrijven in de varkensen pluimveehouderij met 16% en het aantal akkerbouwbedrijven met 0,5%. Het gaat vooral om kleinere bedrijven, daarom is het effect op de totale landbouwproductie beperkt. Het verdwijnen van kleinere bedrijven leidt tot hogere gemiddelde inkomens voor de intensieve veehouderijtakken. Het gemiddelde inkomen van de melkveehouderij daalt daarentegen: hier leiden de stalmaatregelen wel tot hogere kosten, maar nauwelijks tot extra schaalvergroting.
8
Tabel 3: Verandering (%) van het inkomen per bedrijven en het aantal bedrijven t.o.v. de referentieraming voor 2020 Mestaanwendingsmaatregelen Stalmaatregelen Alle bedrijven Alle bedrijven Alle bedrijven Type bedrijf Inkomen Aantal beInkomen Aantal Inkomen Aantal bedrijven bedrijven drijven Melkvee -0,9 -0,6 -4,0 -2,4 -0,2 -0,1 (groot) Melkvee -0,4 -1,1 -1,9 -3,4 -0,2 -0,1 (klein) Vleeskalveren -0,9 -0.3 6,1 2,2 0,0 0,0 Varkens 0,2 -0,1 19,8 -14,3 0,2 -0,2 Leghennen 0,0 0,0 8,3 -12,9 0,0 -0,1 Vleeskuikens 0,0 0,0 -10,4 -41,7 0,1 -0,4 Akkerbouw 0,0 0,0 -3,9 -0,5 0,0 0,0 Bron: Koelemeijer et al. (2010) Vraag en antwoord no. 17 Is er ruimte voor ondernemers van buiten de gemeente, heeft het LOG een regionale functie. Op basis van het bestemmingsplan buitengebied is nieuwvestiging uitgesloten. Om verwarring te voorkomen; met nieuwvestigen is in dit verband bedoeld het vestigen op een locatie waar het bestemmingsplan dat op dit moment nog niet toestaat. Verder zijn in het bestemmingsplan omschakelingsregelingen opgenomen. Hierbij gaat het om het wisselen van bedrijfstak op een bestaande locatie. Binnen de LOG's (Landbouwontwikkelingsgebieden) is omschakeling van de ene bedrijfstak naar de andere toegestaan. Hiervoor is geen procedure of bestemmingsplanwijziging nodig. Als een locatie wordt verkocht dan kan eenieder deze locatie kopen. Vraag en antwoord no. 18 Hoe ontwikkelt zich de directe en indirecte werkgelegenheid. Wat is het aandeel c.q. bijdrage van de buitenlandse werknemers in deze. Als er wordt ingezoomd op de werkgelegenheid in Deurne in de sector ‘Landbouw, bosbouw en visserij’ , zijn er vier hoofdgroepen. Er zijn 14.400 werkzame personen zijn in Deurne. Gekeken naar de sector landbouw, zijn er 1.335 personen actief, een aantal van 9,3%. Landelijk ligt dit percentage slecht op 2,1%. Het overgrote gedeelte van de werkzame personen in de sector landbouw in Deurne, zijn werkzaam in de hoofdgroep ‘fokken en houden van dieren’ (59,9%). Hiervan werkt 87,5% meer dan 12 uur per week. De tweede grootste groep is de ‘teelt’, 30% werkt in deze hoofdgroep, waarvan 77,5% meer dan 12 uur. Het landelijk percentage wat meer dan 12 uur in de week werkt, ligt op 89,6%. Bij de sector landbouw in Deurne ligt dat op 85,4%. Er werken dus relatief meer parttimers in deze sector. Werkzame personen in de landbouw, bosbouw en visserij Hoofdgroep Totaal <12 uur >12 uur Teelt 400 90 310 Fokken en houden van dieren 800 100 700 Dienstverlening 130 5 125 Bosbouw 5 0 5 Totaal landbouw 1.335 195 1140 Bron: Vestigingenregister Helmond
9
% Totaal 30,0% 59,9% 9,7% 0,4% 100%
% >12 uur 77,5% 87,5% 96,2% 100% 85,4%
Er is geen concrete informatie over de etnische afkomst van de werkzame over bepaalde gemeentes. Deze informatie is te specifiek. Een ander aspect is dat er veel buitenlandse werknemers niet officieel worden ingeschreven als werknemer. Uit het Vestigingenregister Helmond kun je opmaken dat er in 2011 in totaal 800 werkzame personen zijn in de subcategorie ‘Fokken en houden van dieren’. Deze groep komt qua overeenkomsten het dichtste bij de intensieve veeteelt. Dit is maar liefst 59,9% van het totaal aantal werkzame personen in de landbouw (1.335 totaal). Van de 800 personen werkt 87,5% meer dan 12 uur in de week, een aantal van 700 personen. Het gemiddelde van Deurne ligt op 85,4%, de intensieve veehouderij komt daarmee dus goed overeen. Vraag en antwoord no. 19 Wat zijn de gevolgen van schaalvergroting voor vervoer en de effecten daarvan. Schaalvergroting heeft een positief effect op het aantal vervoersbewegingen. Doordat met volle vrachtwagens kan worden gereden en het aantal bedrijven afneemt, zal bij een gelijkblijvend aantal dieren het aantal vervoersbewegingen afnemen. Vraag en antwoord no. 20 Het aantal dieren zou sinds 2007 gelijk zijn gebleven. Dit lijkt strijdig met gegevens van het CBS waaruit blijkt dat de veestapel sinds 2007 met 35.000 is gegroeid. Onderstaand kunt u de ontwikkeling zien van het aantal dieren in Deurne van het jaar 2000 naar 2009 naar 2010. Hieruit blijkt dat het aantal dieren niet gegroeid is. Deze gegevens zijn afgeleid van de meitellingen. Dit zijn dus dieren die op een bepaald moment daadwerkelijk aanwezig zijn. De meitelgegevens geven dus geen informatie over het aantal dieren dat op basis van verleende omgevingsvergunningen mogen worden gehouden. Vergunde dieren worden in werkelijkheid niet altijd gehouden. Dit kan komen omdat: - de stallen nog gebouwd moeten worden - de veehouderij beëindigd is, maar de vergunning nog niet is ingetrokken. (een vergunning kan pas 3 jaar na beëindiging van de veehouderij worden ingetrokken). In die zin zijn de gegevens van de meitellingen betrouwbaarder dan het aantal dieren dat van de milieuvergunningen wordt afgeleid
10
Vraag en antwoord no. 21 Doeltreffende handhaving is wenselijk. Voor het college heeft handhaving op het gebruik van luchtwassers hoge prioriteit. In de intensieve veehouderij zijn luchtwassers een belangrijk instrument voor de ondernemers om met hun bedrijf aan de voorgeschreven milieuregels te voldoen. In Deurne zijn ongeveer 100 luchtwassers op intensieve veehouderijbedrijven geïnstalleerd. Uit een Brabantbrede pilotcontrole bleek, dat in 75% van de gevallen de luchtwassers niet conform de vergunning in gebruik waren. De tekortkomingen varieerden van het buiten gebruik zijn van de luchtwasser tot het niet op de juiste wijze opslaan van de chemicaliën en het niet correct invullen van het logboek. Goed functioneren van luchtwassers is één op één van invloed op het binnen de toegestane grenzen houden van de uitstoot van ammoniak, geur, fijnstof, e.d., Daarnaast is het mede bepalend bij het maatschappelijke beeld op de intensieve veehouderij. Deze constateringen vormen de basis voor twee verbetertrajecten: 1. In het eerste traject werken provincie, SRE en gemeenten samen in het digitaal monitoren van luchtwassers. Online worden luchtwassers gevolgd op een aantal parameters, waarvan het in bedrijf zijn er een is. Op dit moment gebeurt dit nog op basis van vrijwilligheid bij een beperkt aantal bedrijven. Binnen Deurne hebben vijf bedrijven zich aangemeld om deel te nemen aan dit traject. Bekeken wordt of in een latere fase een verplichte deelname door alle bedrijven haalbaar is. 2. Het tweede (pilot)traject, waarin Deurne en Laarbeek deelnemen, richt zich op de bekwaamheid van de ondernemer en zijn medewerkers in het omgaan met de luchtwassers. Door middel van bedrijfsbezoeken, uitleg en begeleiding worden de ondernemers op een laagdrempelige wijze overtuigd van de noodzaak van het correct functioneren van de luchtwassers en geholpen bij het op de juiste wijze in bedrijf hebben. Partners in het project zijn ook ZLTO (zowel centraal als de afdelingen), de provincie NoordBrabant, SRE en de stuurgroep LIB (Landbouw Innovatie Noord-Brabant). Het project wordt uitgevoerd door PION. Het is de bedoeling om als het project in de pilotfase slaagt het over de hele provincie NoordBrabant ‘uit te rollen’. Het Deurnese aandeel in dit projet wordt bekostigd vanuit de ‘Voor wat hoort wat’overeenkomst die wij met de provincie Noord-Brabant hebben afgesloten. Vraag en antwoord no. 22 Graag inzicht in de mate van benutting van de bouwblokken. Aan de hand van milieuvergunningen. Wordt tegelijkertijd met inzicht in bedrijfsontwikkelplannen uitgevoerd. In het kader van het “besluit huisvesting” hebben veehouderijbedrijven een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend conform ingediende bedrijfsontwikkelplannen. Hierbij kunnen ze ook aangeven dat ze alsnog als beëindiger gezien willen worden. Voor een belangrijk deel van de bedrijven is bekend of men: doorgaat of dat de IPPC-grens overschrijden wordt en of dat ze gaan stoppen. Deze prognoses en ook de afwaartse beweging zijn in beeld gebracht. Begin 2012 wordt u hierover door middel van een raadsinformatiebrief gëinformeerd. (Zie ook vraag 7 b/c)
11
Vraag en antwoord no. 23 Inzicht in bedrijfsontwikkelplannen per gebied en een doorkijk naar 2013. Zie vraag 22. Vraag en antwoord no. 24 Wat is de afstand van de grenzen van het LOG en de bebouwde gebieden. De afstand varieert tussen de 500 en 900 meter tot de grens bebouwing, dus stedenbouwkundig bebouwde kom, geen solitaire woningen inbegrepen.
12
Overzicht van mogelijkheden in de diverse reconstructiegebieden volgens 1e partiële herziening bestemmingsplan buitengebied en wetgeving Onderwerp
LOG
Verweving
Extensivering
Wettelijk kader
Hoofdfunctie
primaat landbouw
sterke menging van functies, landbouw de bepalende factor
Reconstructiewet
Ontwikkelruimte
1, 5 ha. max. uitbreiding tot 2,5 ha(alleen na ontheffing GS).
max 1,5 ha.
sterke nadruk op landschap, recreatie, stedelijke functies, cultuurhistorie en grondgebonden landbouw. op gevel begrensd
Afwaartse beweging
ja (ruimere ontwikkelingsmogelijkheden dan in extensivering)
ja (ruimere ontwikkelingsmogelijkheden dan in extensivering)
ja (beperktere ontwikkelingsmogelijkheden dan in LOG en verweving)
Ruimte voor Ruimte
nee
ja
ja
Sloop
ja
ja
ja
Burgerwoningen Omvang burgerwoningen
zo weinig mogelijk(alleen ja bestaande bestemde objecten) Bp = 600m3(alleen bestaande) Bp = 600m3 / 900m3(RvR)
Omvorming bouwblok t.b.v. IVH
ja
ja
nee
niet mogelijk
mogelijk
mogelijk
Beinvloedingsruimte gemeente
Bestemmingsplanbepalingen Bouwblokgrootte/vorm
ja Bp = 600m3 / 900m3(RvR) kan groter dan 600, mits compensatie(verordening provincie)
Gebruik Mogelijkheid omvormen tot burgerwoning
13
Verordening ruimte provincie
Naar beneden bijstellen kan de gemeente op basis van vooraf vastgesteld beleid. Ruimer definiëren dan de eisen op basis van de provincie kan niet.
boerderijsplitsing
niet mogelijk
mogelijk
mogelijk
Gebruik VAB's
geen VAB's
ja
ja
Huisvesting Arbeidsmigranten
ja
ja
nee
Maximale geurbelasting
32 ou
14 ou
14 ou
Ammoniak
Eisen gesteld in wet milieubeheer en NB-wet
Eisen gesteld in wet milieu- Eisen gesteld in wet milieubeheer en NB-wet beheer en NB-wet
Fijnstof
Bij uitbreiding toetsing aan besluit niet in betekenende mate. Indien wel in betekenende mate, dan fijnstofonderzoek vereist.Bij overschrijding van de fijnstofnormen geen uitbreiding mogelijk.
Bij uitbreiding toetsing aan besluit niet in betekenende mate. Indien wel in betekenende mate, dan fijnstofonderzoek vereist.Bij overschrijding van de fijnstofnormen geen uitbreiding mogelijk.
Bij uitbreiding toetsing aan besluit niet in betekenende mate. Indien wel in betekenende mate, dan fijnstofonderzoek vereist.Bij overschrijding van de fijnstofnormen geen uitbreiding mogelijk.
Beeldkwaliteit
ja
ja
ja
Groeninpassing
ja
ja
ja
ja
nee
nee
Mestvergisting op bedrijfsniveau toegestaan ja
ja
ja
Grootschalige mestverwerking toegestaan
nee
nee
nee
Mestverwerking op bedrijfsniveau toegestaan Zonnecollectoren op staldaken toegestaan
ja, maar niet voor derden
ja
ja
ja
indien ruimtelijk aanvaardbaar
indien ruimtelijk aanvaardbaar
Milieu-eisen Wet milieubeheer en gemeentelijke verordening
Ruimtelijke kwaliteit
Duurzaamheidsmaatregelen Grootschalige mestvergisting toegestaan
Gezondheid
14
Gemeentelijke welstandsnota Verordening ruimte provincie
Graag aangeven tot waar je maximaal kunt bepalen.
Volksgezondheid
Door de verlening van een omgevingsvergunning binnen de wettelijke kaders voor fijnstof, geluid en geur worden indirect gezondheidsrisico's als gevolg van deze aspecten meegewogen. T.a.v. bijv. antibioticagebruik heeft de gemeente geen bevoegdheid
Door de verlening van een omgevingsvergunning binnen de wettelijke kaders voor fijnstof, geluid en geur worden indirect gezondheidsrisico's als gevolg van deze aspecten meegewogen. T.a.v. bijv. antibioticagebruik heeft de gemeente geen bevoegdheid
Door de verlening van een omgevingsvergunning binnen de wettelijke kaders voor fijnstof, geluid en geur worden indirect gezondheidsrisico's als gevolg van deze aspecten meegewogen. T.a.v. bijv. antibioticagebruik heeft de gemeente geen bevoegdheid
Dierenwelzijn
Via AMVB huisvesting
Via AMVB huisvesting
Via AMVB huisvesting
Alleeen verbrede landbouw/ ondergeschikt aan hoofdfunctie Plan in uitvoering voor landbouwverkeer
mogelijk
mogelijk
Geen plan voor landbouwverkeer
Geen plan voor landbouwverkeer
Flankerend beleid toerisme recreatie Infrastructuur
15