PUBLICITEIT ZONDER LICHTVERVUILING
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
PUBLICITEIT ZONDER LICHTVERVUILING
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Publiciteit zonder lichtvervuiling
Inhoud 1. Inleiding
5
2. Ter illustratie
7
3. Het beleidskader in Vlaanderen 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Urgentieplan Lichthinder Samenwerkingsovereenkomst gemeenten Vlarem II Reglementering publiciteit NBN-normen
21 21 21 22 22 23
4. Voorbeelden uit het buitenland
25
5. Gemeenten perken lichtverontreiniging in
27
5.1 5.2
Samenwerkingsovereenkomst Gemeenten aan de slag
27 27
Bijlagen
1. Grootheden lichtmeting 2. Urgentieplan lichthinder 3. Uittreksels uit wetgeving en normen
31 32 37
Referenties
43
3
1. INLEIDING Lichtvervuiling is de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door overmatig en verspillend gebruik van kunstlicht1. De overlast die mens en dier ondervinden van lichtvervuiling noemen we lichthinder. Dat kan gaan van het ervaren van licht als storende factor bij nachtelijke activiteiten tot regelrechte verblinding. Lichthinder komt vaak voor bij astronomen. Ook dieren ondervinden hinder: de rijen verlichtingspalen aan de kant van wegen bijvoorbeeld veroorzaken een lichtbarrière en verstoren de habitat met gevolgen voor de voedselbevoorrading en voortplanting.
Lichtvervuiling, maar hier niet aan de orde
Lichtvervuiling, ‘s nachts boven Brussel
Talrijke bronnen kunnen lichthinder veroorzaken: de openbare verlichting, decoratieve verlichting, klemtoonverlichting van het cultuurpatrimonium en sportterreinen, … maar ook reclameverlichting. Het probleem wordt met foto’s geïllustreerd in hoofdstuk 2. De sector handel en diensten vertegenwoordigt met 27,5% een belangrijk aandeel in de buitenverlichting2. De meest gebruikte lichtbronnen binnen handel en diensten zijn verlichte reclamepanelen, lichtreclames en verlichte uitstalramen. Meer uitleg hierover vindt u in deze brochure. De Vlaamse overheid werkt aan de uitvoering van het lichthinderbeleid. Dat beleid bestaat uit meerdere onderdelen die verder worden toegelicht in hoofdstuk 3: het urgentieplan Lichthinder dat in december 1997 werd goedgekeurd door de Vlaamse regering, de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten die vanaf 2002 van kracht zal zijn, de wettelijke bepalingen rond lichthinder in het Vlarem en andere reglementeringen en normering. Aanvullend worden in hoofdstuk 4 enkele voorbeelden aangehaald uit het buitenland. Lokale besturen zijn een belangrijke schakel in de aanpak van lichtverontreiniging. In de eerste plaats kan het lokaal bestuur zijn voorbeeldrol vervullen door de gemeentelijke bronnen van lichtverontreiniging grondig aan te pakken, zoals de openbare verlichting en klemtoonverlichting. Dat is noodzakelijk om het beleid voor andere doelgroepen geloofwaardig en afdwingbaar te maken. Met deze brochure wordt een stap verder gezet en gekeken wat de lokale besturen specifiek kunnen doen voor de sector handel en diensten. Deze brochure richt zich tot ambtenaren op gemeentelijk niveau, die bij beleidsuitvoering en toezichtstaken geconfronteerd worden met lichthinder, veroorzaakt door lichtgevende of verlichte publiciteit. In hoofdstuk 5 worden een aantal concrete suggesties gedaan, waarmee lokale besturen zelf aan de slag kunnen gaan. En tot slot…, alhoewel niet alle bronnen aanleiding geven tot lichtvervuiling, kan de volgende algemene stelling steeds worden toegepast: Verlicht enkel wat nodig is, wanneer het nuttig is en met zo weinig mogelijk hinder.
5
2. TER ILLUSTRATIE Lichthinder, of het ongemak dat mensen ervaren ten gevolge van licht, dat door een lichtbron uitgestraald wordt is een subjectief gegeven: elk individu ervaart hinder immers op een andere manier. Wat voor de ene persoon als hinderlijk overkomt, is voor de andere persoon perfect aanvaardbaar, en omgekeerd. Om de mate waarin licht kan hinderen te kunnen kwalificeren en kwantificeren heeft men nood aan objectief meetbare fysische grootheden (bijlage 1). Een van die grootheden is de luminantie, uitgedrukt in candela per vierkante meter (cd/m2). Het oog reageert niet lineair op het licht, maar wel logaritmisch, dat wil zeggen dat de oogprikkel evenredig is met de orde van grootte van de luminantie. De meeste mensen hebben geen voeling met het begrip luminantie, en kunnen zich bijgevolg moeilijk een beeld vormen van wat 1, 10, 100 of 1000 cd/m2 betekent. Daarom worden hier enkele resultaten van luminantiemetingen voorgesteld. Om de beeldvorming te vergemakkelijken werden onder andere zeer herkenbare lichtreclames als meetobjecten gekozen. Wegens praktische en organisatorische overwegingen werd geopteerd om te meten in de omgeving van de Brusselsesteenweg in Overijse. De opgemeten lichtreclames werden zonder enige voorafgaande bedoeling uitgekozen. Het gaat om louter indicatieve metingen ter illustratie. Er wordt geen oordeel over uitgesproken. Evenmin worden de bedrijven die op de foto’s staan bekritiseerd. De metingen werden uitgevoerd door specialisten van het Centraal Laboratorium voor Elektriciteit (C.L.E.) van Laborelec, het Belgische laboratorium van de elektriciteitsproducenten, op 11 maart 1999 tussen 21.00 en 23.00 uur3.
7
1
3 2
Luminanties : meetpunt 1
144 cd/m2
meetpunt 2
54 cd/m2
meetpunt 3
2 cd/m2
meetpunt 4
1065 cd/m2 4
8
2
1
Luminantie : meetpunt 1
600 cd/m2
meetpunt 2
158 cd/m2
9
3
1
2
4
Luminanties :
10
meetpunt 1
128 cd/m2
meetpunt 2
30 cd/m2
meetpunt 3
130 cd/m2
meetpunt 4
750 cd/m2
1
2
Luminanties : meetpunt 1
21 cd/m2
meetpunt 2
70 cd/m2
11
2
1
3
Luminanties :
4
12
meetpunt 1
290 cd/m2
meetpunt 2
48 cd/m2
meetpunt 3
270 cd/m2
meetpunt 4
700 cd/m2
1
Luminanties : meetpunt 1
4700 cd/m2
meetpunt 2
160 cd/m2
2
13
Luminanties :
meetpunt 1
2050 cd/m2
meetpunt 2
430 cd/m2
meetpunt 3
330 cd/m2
meetpunt 4
48 cd/m2
1
2
14
3
4
1
Luminantie : meetpunt 1
455 cd/m2
15
1
2
Luminantie :
16
meetpunt 1
600 cd/m2
meetpunt 2
120 cd/m2
1
2
Luminanties : meetpunt 1
850 cd/m2
meetpunt 2
20 cd/m2
17
Tot slot geven we een drietal voorbeelden van gemeten luminaties bij openbare verlichting: straatverlichting, een inwendig verlichte voorwegwijzer en een verkeerslicht.
1
Luminanties : meetpunt 1 32 000 cd/m2 meetpunt 2
2
18
1,7 cd/m2
1
2
Luminanties : meetpunt 1
50 cd/m2
meetpunt 2
3 cd/m2
19
1
Luminanties : meetpunt 1
5500 cd/m2
meetpunt 2
6000 cd/m2
2
20
3. HET BELEIDSKADER IN VLAANDEREN De Vlaamse overheid werkt aan de uitvoering van het lichthinderbeleid. Dat bestaat uit meerdere onderdelen: het urgentieplan Lichthinder, de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten, de wettelijke bepalingen rond lichthinder in het Vlarem en andere reglementeringen en normen.
3.1
Urgentieplan Lichthinder
In december 1997 keurde de Vlaamse regering het urgentieplan Lichthinder4 goed (bijlage 2). In het kader hiervan wordt het lichthinderprobleem verder onderzocht en worden maatregelen uitgewerkt. Het urgentieplan bevat een aantal acties en initiatieven, waaronder het ontwikkelen van een normering en de sensibilisering van de verschillende doelgroepen. De coördinatiegroep Lichthinder5 geeft invulling aan deze acties. Het nieuwe (ontwerp) milieubeleidsplan, dat het milieubeleid voor de periode 2003-2007 in kaart zal brengen, bouwt voort op het urgentieplan en concretiseert voor de volgende jaren de acties die op het niveau van het gewest zullen worden gevoerd.
3.2
Samenwerkingsovereenkomst gemeenten
Vanaf begin 2002 is de samenwerkingsovereenkomst tussen steden/gemeenten en de Vlaamse overheid operationeel. Die samenwerkingsovereenkomst is het vervolg op het huidige milieuconvenant waarbij subsidies worden toegekend voor de uitvoering van een aantal milieutaken en duurzaamheidstaken. Nieuw is dat een onderscheid wordt gemaakt tussen 3 ambitieniveaus en een achttal thematische clusters, waaronder hinder. Deze structuur laat toe een overeenkomst op maat te sluiten: gemeenten en provincies kunnen op basis van hun eigen behoeften en mogelijkheden hun ambitieniveau bepalen en eigen klemtonen leggen. Hoe hoger de mate van integratie met andere beleidsdomeinen, hoe groter de opstap naar een duurzaam beleid, hoe interessanter de vastgelegde subsidiesleutels. De relevante bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst met gemeenten worden hierna weergegeven. Een aantal van die voorstellen wordt verder uitgewerkt (zie hoofdstuk 5). Artikel 5.6.2 Algemene bepalingen De gemeente besteedt aandacht aan het voeren van een rationeel verlichtingsbeleid. Artikel 5.6.3.1 Ambitieniveau 1 De gemeente voert sensibilisatiecampagnes inzake lichthinder. Een onderwerp voor de sector handel en diensten kan zijn het ’s nachts doven van lichtreclame en verlichte uitstalramen. Artikel 5.6.3.2 Ambitieniveau 2 - De gemeente houdt verscherpt toezicht op de bestaande Vlarem-wetgeving en politiereglementen. - Er wordt een lichthinderactieplan opgesteld, als onderdeel van het milieujaarprogramma/milieubeleidsplan voor verbetering van de situatie. - Lichtvervuiling die in eigen beheer kan worden teruggedrongen, wordt bij voorrang aangepakt.
21
Artikel 5.6.3.3 Ambitieniveau 3 - Donkertegebieden worden afgebakend in het kader van een gebiedsgerichte aanpak van de problematiek. - De problematiek van lichtreclame wordt aangepakt via een stedenbouwkundige verordening. Via het verlenen van vergunningen kan geëist worden dat verlichting van winkels, bedrijven, horeca, e.d. wordt gedoofd na een bepaald uur, indien er geen werkzaamheden zijn.
3.3
Vlarem II
Vlarem II geeft algemene voorschriften om de lichthinder te beperken, zowel voor ingedeelde inrichtingen, die van de overheid een milieuvergunning moeten krijgen, als voor niet-ingedeelde inrichtingen, zoals tuinverlichting, verlichte monumenten en dergelijke. Die algemene voorschriften bepalen dat de exploitant maatregelen moet treffen om lichthinder te voorkomen, dat de lichtbronnen beperkt moeten worden tot de noodwendigheden voor uitbating en veiligheid, en dat de niet-functionele lichtoverdracht zo veel mogelijk moet worden beperkt. Bovendien mag klemtoonverlichting alleen op de inrichting gericht zijn en mag lichtreclame in intensiteit de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen (bijlage 3.1). Door de ministeriële omzendbrieven van 30 maart 1996 en 28 maart 1997 worden de gemeenten aangespoord om de voorschriften van Vlarem II strikt toe te passen. Als uitgangspunt bij de toepassing van deze Vlarem-artikelen geldt het principe geen uitbating is geen licht. Als er zich 's nachts wél activiteiten voordoen, sluit de regelgeving niet uit dat op het ogenblik van deze activiteiten het nodige licht wordt geproduceerd, maar dan enkel op die ogenblikken en dus niet tijdens periodes van inactiviteit. Bij sporadische activiteit, zoals bijvoorbeeld laden en lossen aan laad- en loskades, kan het gebruik van bewegingsschakelaars, tijdsklokken en dergelijke een oplossing bieden. De term veiligheid verwijst in deze context naar de bescherming van de integriteit van de personen en niet naar de bescherming tegen inbraak.
3.4
Reglementering publiciteit
De wetgeving in verband met publiciteit besteedt weinig aandacht aan lichtgevende of verlichte publiciteitsborden. In enkele meer algemene reglementeringen zijn een aantal verwijzingen opgenomen. Zo bepaalt artikel 80.2 van de wegcode dat reclameborden en uithangborden die zich op minder dan 7 meter boven de grond en binnen een straal van 75 meter van een verkeerslicht bevinden, geen lichtweergevende of reflecterende rode, groene of oranje tint mogen hebben (bijlage 3.2).
22
Benzineverkooppunten hebben beperkte luminantieniveaus.
De omzendbrief betreffende de oprichting van benzineverkooppunten langsheen rijkswegen uit 1967 gaf richtlijnen voor de adviesverlening inzake bouwvergunningen voor benzinestations. Er waren ook limietniveaus opgegeven voor de luminantie van de lichtgevende oppervlakken (bijlage 3.3). Deze omzendbrief werd ondertussen herzien. De administratie Wegen en Verkeer geeft nu in al haar adviezen inzake publiciteit (o.a. aan de gemeenten) schriftelijk voorwaarden voor luminantie mee, zoals die werden voorgesteld door de coördinatiegroep Lichthinder (zie verder hoofdstuk 5).
3.5
NBN-normen
De Belgische norm NBN L 18-002 Aanbevelingen voor bijzondere gevallen van openbare verlichting geeft in eerste instantie aanbevelingen voor de openbare verlichting van specifieke stedelijke en landelijke zones. Onder het hoofdstuk Handelscentra worden richtlijnen gegeven voor de luminantieniveaus van reclameverlichting zodat die niet storend zijn voor de reglementaire signalisatie en niet verblindend. Voor de belangrijke handelscentra worden waarden aanbevolen tussen 2500 en 1500 cd/m2, afhankelijk van de grootte van het verlichte oppervlak. Voor de andere straten gelden waarden tussen 1000 en 600 cd/m2 (bijlage 3.4). De Belgische norm NBN L 13-005 Veiligheidsverlichting in gebouwen – Fotometrische en caloriemetrische voorschriften bevat algemene principes voor een goede veiligheidsverlichting in gebouwen en meer specifiek voor de veiligheidslichtsignalering zoals verlichte pictogrammen voor nooduitgangen en brandkranen. Die toestellen worden in sommige gevallen als veiligheidsverlichting gebruikt bij het uitvallen van de normale verlichting, met andere woorden bij een donkere achtergrond. Er is dus enige analogie met lichtreclames die bij nachtelijke, donkere achtergrond functioneren. De luminanties van deze veiligheidslichtsignalering moeten volgens de bovengenoemde norm van die aard zijn dat gemakkelijke herkenning mogelijk is, maar moeten beperkt blijven om verblinding te voorkomen (bijlage 3.5).
23
Luminantie veiligheidskleur (in cd/m2)
Luminantie witte tekens (in cd/m2
Minimum
10 cd/m2
60 cd/m2
Maximum
60 cd/m2
300 cd/m2 (in verlichte omgeving max 1000 cd/m2)
Tabel 1: aanbevolen luminantiewaarden voor veiligheidslichtsignalering in gebouwen.
Normen zijn in deze context te beschouwen als richtlijnen en worden bijvoorbeeld in het Vlarem gehanteerd als code van goede praktijk.
24
4. VOORBEELDEN UIT HET BUITENLAND De Nederlandse Rijkswaterstaat heeft in 1990 nieuwe Richtlijnen voor het Ontwerpen van Autosnelwegen (ROA)6 uitgegeven. Die richtlijnen zijn bedoeld voor de wegontwerper. Hoofdstuk V van ROA behandelt de verlichting en bevat ook voorwaarden om de omgevingsverlichting door reclame te beperken. Het gaat hier onder andere om de merkaanduidingen van de benzineverkooppunten en de naamaanduidingen op weggebonden restaurants en motels. In deze richtlijn wordt een onderscheid gemaakt tussen witte, gele en overige kleuren. Voor de witte kleur zijn voor reclameborden kleiner dan 6 m2, de luminanties beperkt tot 500 cd/m2, voor de grotere borden tot 115 cd/m2. De overige kleuren hebben lagere luminantielimieten (bijlage 3.6). Voor niet-autosnelwegen bestaat een analoge publicatie met voorlopige richtlijnen (RONA). Hierin zijn dezelfde voorwaarden opgenomen voor verlichte reclame. Voor lichtreclame die geplaatst wordt langs openbare verkeerswegen is in Frankrijk een besluit van het Franse ministerie van Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening7 uit 1977 van toepassing. Hierin worden maximale luminantiewaarden opgelegd die verschillen naar gelang van de grootte van het bord en de plaats waar het zich bevindt (zie tabel). De luminantie wordt gemeten binnen een oppervlak van 100 cm2. Als oppervlakte van de lichtreclame wordt ofwel de oppervlakte van de lichtgevende achtergrond (lichtbak) beschouwd, ofwel de oppervlakte, begrensd door de convexe omtrekken van de lichtgevende elementen. Bovendien zijn projectoren met grote lichtstroom in de asrichting van de weg verboden voor reclamedoeleinden. Oppervlakte lichtreclame
Maximale luminantie Zone 1
< 0,5 m2 0,5 tot 1,5 m2 1,5 tot 5 m2 > 5 m2
geen beperking
Zone 2 1500 cd/m2
Zone 3 750 cd/m2
Zone 4 500 cd/m2
1000 cd/m2 800 cd/m2 600 cd/m2
600 cd/m2 500 cd/m2 400 cd/m2
300 cd/m2 200 cd/m2 150 cd/m2
Tabel 2: maximale luminantiewaarden voor lichtreclame in Frankrijk (zone 1: zone met algemene hoge verlichtingsgraad, zone 2: sterk verlichte handelswegen, zone 3: andere verlichte wegen, zone 4: niet-verlichte wegen).
Het document CIE 92 Guide to the lighting of urban areas8 van de Internationale Commissie voor Verlichtingskunde geeft normen voor de verlichting van straten en openbare plaatsen in specifieke situaties, maar vermeldt voor de commerciële zones de onderstaande aanbevolen maxima voor de luminantie van reclameborden: maximale luminantie voor een verlicht oppervlak van maximaal: 1000 cd/m2 (a) 0,5 m2 2 (b) 2 m 800 cd/m2 (c) 10 m2 600 cd/m2 2 (d) groter dan 10 m 400 cd/m2
De hiervoor aangehaalde buitenlandse normen en reglementaire teksten gelden enkel als voorbeeld. De opsomming is zeker niet volledig.
25
5. GEMEENTEN PERKEN LICHTVERONTREINIGING IN Gemeenten zijn enerzijds een bron van heel wat lichtverontreiniging, maar vormen anderzijds ook een belangrijke schakel in de aanpak van lichtverontreiniging van andere doelgroepen. Het doel van dit hoofdstuk bestaat erin een aantal instrumenten aan lokale overheden aan te reiken waarmee een beleid rond lichthinder kan worden uitgewerkt, specifiek voor de doelgroep handel en diensten. Dit wordt geïllustreerd met een aantal voorbeelden.
5.1
Samenwerkingsovereenkomst
Begin 2002 zal de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten en de Vlaamse overheid van start gaan. Binnen de cluster hinder wordt de problematiek rond lichthinder aangepakt, met mogelijkheid tot diverse invalshoeken en ambitieniveaus (zie hoofdstuk 3).
5.2
Gemeenten aan de slag Voorstel 1 : verscherpt toezicht op de Vlarem-wetgeving
Gemeenten vervullen een belangrijke rol in het handhaven van de vigerende Vlarem-voorschriften. Zij oefenen eerstelijnstoezicht uit bij de klasse 2 en 3 inrichtingen, alsook bij de niet-ingedeelde inrichtingen. Aangezien lichthinder in grote mate veroorzaakt wordt door inrichtingen die onder gemeentelijk toezicht vallen, is de gemeente bevoegd om de voorschriften strikt te controleren. Voor een overzicht van de Vlarem-wetgeving wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Een voorbeeld: ☺ Art. 4.6.0.4 van Vlarem stelt: "lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen". Het wordt aangeraden dit te interpreteren als volgt: als de gemeente de openbare verlichting dooft, dienen vervolgens ook de lichtreclames gedoofd te worden.
Voorstel 2 : sensibiliseringscampagne inzake lichthinder Lichtverontreiniging is een milieuprobleem dat volgens een aantal principes en met weinig middelen al aanzienlijke besparingen kan opleveren. Dat is ook een zinvolle boodschap voor de handelaars : minder licht = minder kosten. Willen we efficiënt verlichten, dan moeten we bij de plaatsing rekening houden met drie algemene principes: hoe verlichten, wanneer verlichten en waar verlichten. Bij het eerste principe hoe gaan we verlichten kunnen richtlijnen worden gegeven voor de lamp, de spiegel en de armatuur. Het tweede principe behandelt de vraag wanneer men verantwoord kan verlichten. Mogelijke verlichtingswijzen zijn: de hele nacht verlichten, een gedeelte van de nacht verlichten, het licht op een bepaald uur doven en ’s morgens ontsteken, het licht dimmen en de intensiteit verminderen of één lamp op twee doven. In verband met de plaatsing van het verlichtingstoestel kunnen richtlijnen worden gegeven voor de richting van de hoofdstraal. Een technische handleiding zal in het kader van de samenwerkingsovereenkomst in de toekomst aan de gemeenten ter beschikking worden gesteld. 27
Een voorbeeld: ☺ Via het lokale blad van de handelaars kan erop worden gewezen dat verlichting geen nut heeft als het potentiële publiek niet wordt bereikt. Zo kunnen heel wat lichtreclames van handelaars worden gedoofd, na sluitingstijd van de zaken. ☺
Met foto’s over lichtreclame kunnen handelaars worden gesensibiliseerd rond goede en slechte voorbeelden.
Voorstel 3 : stedenbouwkundige verordening voor publiciteitsinrichtingen, uithangborden en andere reclamedragers of politiereglementen Via het verlenen van vergunningen of via politiereglementen kunnen de volgende eisen worden gesteld aan de verlichting van winkels, bedrijven, horeca, en dergelijke: a) de verlichting wordt gedoofd na een bepaald uur als er geen werkzaamheden meer zijn Vanaf een bepaald nachtelijk uur is het rendement van lichtreclame zeer klein gezien het beperkte aantal toeschouwers dat nog langskomt of voorbijrijdt. Een volledig doven van publiciteit na een bepaald uur (b.v. 24u) is dan ook het aangewezen middel om de lichtvervuiling te beperken. Een uitzondering kan worden gemaakt voor uithangborden van restaurants, hotels, bioscopen en dergelijke tijdens de uitbatingsuren. b) de verlichting wordt gedimd tot een bepaalde lichtintensiteit Lichtgevende en verlichte publiciteitsborden mogen om veiligheidsredenen de aandacht van de automobilisten ’s nachts niet te veel afleiden. De cijfers en limietwaarden die in de meeste normen en reglementeringen voor de luminantie van lichtgevende of verlichte publiciteit worden vermeld zijn dan ook grotendeels ingegeven om de lichtsignalisatie langs verkeerswegen niet te verstoren. Om lichtvervuiling te bestrijden en uit veiligheidsoogpunt dienen de luminanties van lichtgevende en verlichte publiciteitsborden te worden beperkt tot de waarden in tabel 3. Die waarden werden afgeleid uit hierboven aangehaalde binnen- en buitenlandse voorbeelden en hebben betrekking op metingen, uitgevoerd met een gekalibreerde luminantiemeter, die nauwkeurig aan de ooggevoeligheidskromme is aangepast (norm CIE 699). Voor elke meting moet de openingshoek aangepast worden aan het te meten detail van het reclamebord. Oppervlakte van het lichtgevend vlak ≤ 0,5 m2 > 0,5 m2 en < 10 m2 ≥ 10 m2
Maximale luminantie 500 cd/m2 400 cd/m2 300 cd/m2
Tabel 3: voorstel voor richtwaarden
De bovenvermelde waarden kunnen worden opgelegd voor elke plaats op het voetpad of aan de rand van de weg op een hoogte van 1,60 meter (dit wil zeggen een voetpad aan dezelfde zijde van de weg als het publiciteitsbord of aan de overzijde van de weg) en voor elke plaats in een vensteropening van een woning. c) bepalingen over de wijze waarop verlicht moet worden Als een publiciteitsbord verlicht wordt met een gerichte lichtbron (projector, spot) dan moet die lichtbron het publiciteitsbord beschijnen van boven naar onder. De lichtbron mag alleen het oppervlak van het publiciteitsbord verlichten, met andere woorden er mag geen rechtstreekse opwaartse, zijwaartse, achterwaartse of neerwaartse (onder het publiciteitsbord) uitstraling zijn door de lichtbron. 28
Een voorbeeld: ☺ In het politiereglement van Lint zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot lichthinder, namelijk: niet-functionele lichtoverdracht in de omgeving moet zo veel mogelijk worden beperkt, klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting, lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen.
Aandachtspunt : voorbeeldfunctie van de gemeente Een vraag die we vanuit de sector handel en diensten kunnen verwachten is de vraag waarom precies deze sector wordt aangepakt. De boodschap is dus duidelijk: alle doelgroepen moeten in het beleid aan bod komen, zowel de eigen stadsdiensten, de bevolking, industrie, parkeerterreinen, recreatie, enz. Het beleid van het stadsbestuur zal pas geloofwaardig zijn als ook in het interne milieuzorgsysteem de lichtverontreinigingsproblematiek consequent wordt aangepakt.
29
Bijlage 1:
GROOTHEDEN LICHTMETING
Lichtstroom in lumen: De lichtstroom is de totale hoeveelheid licht die een lichtbron per seconde in alle golflengten van het zichtbaar licht uitzendt. Eenheid: lumen [lm] Voorbeelden: gloeilamp ≈1000 lm kaars ≈ 10 lm
Lichtsterkte in candela: De lichtsterkte van een lichtbron is de lichtstroom die per eenheid van ruimtehoek in een bepaalde richting wordt uitgezonden. Eenheid: candela of lumen per steradiaal [cd] Voorbeelden: autokoplamp ≈ 15.000 cd in één richting gloeilamp ≈ 100 cd in elke richting
Verlichtingssterkte in lux: De verlichtingssterkte van een bepaalde oppervlakte komt overeen met het aantal lumen dat per m2 erop invalt. Eenheid: lux of lumen per m2 [lx] Voorbeelden: ’s zomers buiten in de middagzon ≈ 100.000 lx kantoorwerk: minstens ≈ 500 lx is een vereiste verlichte wegbedekking ‘s nachts ≈ 10 lx
Luminantie in candela per m2: De luminantie van een lichtbron of van een bestraalde oppervlakte is de lichtsterkte per m2 schijnbaar oppervlak. Het schijnbaar oppervlak is de projectie van de bron op een vlak dat loodrecht staat op de kijkrichting. Hoe groter de luminantie, hoe meer licht er op ons netvlies valt en hoe beter we zien, tenzij de bron ons verblindt. Donkere kleuren hebben een kleinere luminantie dan heldere kleuren; matte voorwerpen hebben een kleinere luminantie dan blinkende. Eenheid: candela per m2 [cd/m2] Voorbeelden: oppervlak van de zon ≈ 1 miljard cd/m2 gloeidraad van een lamp ≈ 70.000 cd/m2 tl-lamp ≈ 8000 cd/m2 kaars ≈ 5000 cd/m2 wit papier verlicht met 500 lx ≈ 125 cd/m2 verlichte wegbedekking ’s nachts ≈ 2 cd/m2
31
Bijlage 2:
URGENTIEPLAN BETREFFENDE MAATREGELEN OM DE LICHTVERVUILING TE BEPERKEN (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 16 december 1997)
Verstoring door lichthinder 1
Themabeschrijving Overmatig gebruik van kunstlicht ‘s nachts leidt tot lichthinder. Deze lichthinder kan zich voordoen als verblinding, als verstorende factor tijdens nachtelijke activiteiten of hij kan een algemeen gevoel van onbehagen inhouden met psychologische klachten en stress tot gevolg. Vooral astronomen beklagen zich over het overmatig gebruik van kunstlicht: licht dat naar boven wordt uitgezonden wordt in de dampkring verstrooid en maakt sommige astronomische waarnemingen onmogelijk. Ook het waarnemen van de sterrenhemel met het blote oog wordt op vele plaatsen sterk bemoeilijkt. Lichtbronnen die te fel schijnen, te veel en verkeerd licht uitstralen, in de verkeerde richting schijnen en op het verkeerde moment veroorzaken lichtvervuiling. De effecten van deze lichtvervuiling zijn nog niet diepgaand onderzocht. Nochtans zijn een aantal effecten op dieren en planten gesignaleerd: verstoren van het bioritme van nachtdieren, ongunstige gevolgen op voedselbevoorrading bij dieren die aangetrokken worden door de lichtbronnen, isoleren van populaties van lichtschuwe dieren door het barrièreeffect van de lichtsnoeren langs wegen en het gevolg daarvan op de voortplanting. Sommige planten ondervinden groeihinder en hun seizoenscyclus wordt verstoord.
2
Stand van zaken Toestand Bij de openbare verlichting langs wegen en in steden en gemeenten wordt door gebruik van ongeschikte verlichtingstoestellen een deel van het licht naar boven uitgestraald. Weerkaatsing op het wegoppervlak en verstrooiing in de lucht maakt bovendien dat bij overdimensionering van de lichtsterkte een te groot deel van het licht naar de ruimte gaat.
32
De openbare verlichting is gedeeltelijk uitgerust met kwikdamplampen en fluorescentielampen die een breed spectrum uitzenden en meer energie verbruiken dan natriumdamplampen. De vervanging van deze kwikdamplampen en fluorescentielampen in steden en gemeenten is aan de gang. Lagedruknatriumdamplampen zenden monochroom (geeloranje) licht uit -dit kan bij astronomische waarnemingen uitgefilterd worden- maar hebben een slechte kleurweergave. Hogedruknatriumdamplampen zenden polychroom licht uit; het licht kan echter meer geconcentreerd worden en geeft een betere kleurweergave.
Monumenten, kerken en culturele gebouwen worden verlicht met grote projectoren die meestal van onder naar boven schijnen. Ook reclamepanelen worden soms op deze manier verlicht. Een belangrijk deel van de lichtenergie gaat recht de hemel in.
De verlichting van bedrijfsterreinen, opslag- en overslaginstallaties in de havens, grote parkeerterreinen, sportvelden, parken, campussen e.d. werden dikwijls ontworpen zonder rekening te houden met de
lichtstroom naar boven toe.
Lichtreclames van winkels, bioscopen, restaurants en allerlei bedrijven, uitstalramen van winkels, nachtelijke verlichting van kantoren dragen bij tot de lichtvervuiling, net zoals lasers of sterke lampen die bewegende lichtbundels in de lucht projecteren om dancings en bioscopen onder de aandacht te brengen.
Serres worden ‘s nachts verlicht om op die manier meerdere oogsten per jaar te realiseren (assimilatieverlichting). Niet alle serres zijn uitgerust met verduisteringsdoeken zodat een grote hoeveelheid licht kan ontsnappen.
Verlichting van tuinen, opritten en ingangsdeuren wordt ‘s nachts omwille van sfeer of om veiligheidsredenen aangelaten. De vormgeving van de verlichtingstoestellen laat dikwijls verspreiding van het licht in alle richtingen toe.
Naast andere grote verstedelijkte gebieden in de wereld is Vlaanderen ‘s nachts vanuit de ruimte duidelijk te herkennen als één grote lichtvlek. Beleid
Vlarem II geeft algemene voorschriften ter beperking van lichthinder, zowel voor ingedeelde als niet-ingedeelde inrichtingen: de exploitant treft maatregelen om lichthinder te voorkomen, lichtbronnen dienen beperkt tot de noodwendigheden voor uitbating en veiligheid, nietfunctionele lichtoverdracht dient maximaal te worden beperkt, klemtoonverlichting mag alleen op de inrichting zijn gericht en lichtreclame mag in intensiteit de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen.
Door de ministeriële omzendbrieven van 30.03.96 en 28.03.97 worden de gemeenten aangespoord om de voorschriften van Vlarem II strikt te controleren.
Door toepassing van Vlarem II en van de wet op de vliegverkeersregels is het gebruik van lasers rond dancings en bioscopen verminderd.
De Belgische normen (NBN L18-001 en 002) geven richtlijnen voor de verlichting van openbare wegen. Deze richtlijnen worden toegepast door gewesten, provincies en gemeenten. Knelpunten
3 Doelstelling lange termijn Doelstelling planperiode
Kwantitatieve gegevens over de omvang van het probleem van lichthinder ontbreken voor Vlaanderen.
Het Vlaamse gewest heeft nog geen systematisch beleid of normering voor lichthinder ontwikkeld.
Themadoelstelling en strategie De mens en de natuur zoveel mogelijk beschermen tegen lichthinder. Overheden, bedrijven en bevolking bewust maken van de noodzaak om lichthinder te bestrijden. Bestaande bronnen van lichthinder inventariseren en hun aandeel begroten in de totale problematiek.
33
Nieuwe lichthinder voorkomen. Strategie
*Deel 3: Doelgroepen
Om deze doelstellingen te bereiken worden drie sporen gevolgd:
ter onderbouwing van het beleid wordt door onderzoek het aandeel van de verschillende bronnen nagegaan;
de overheden, de bedrijven en de bevolking worden gesensibiliseerd voor het probleem van lichthinder;
voor het voorkomen van nieuwe problemen en het saneren van bestaande lichthinderbronnen, worden normering en wetgeving verfijnd.
De bestrijding van de lichthinder zal worden ingepast in het beleid voor rationeel energiegebruik*.
4
Onderbouwing van het beleid Aangaande de problematiek van lichthinder zijn nog maar weinig concrete gegevens beschikbaar. Teneinde het beleid te kunnen onderbouwen en te kunnen uitmaken welke maatregelen het meeste effect hebben voor de minste kosten is onderzoek noodzakelijk. Deze gegevens kunnen eveneens gebruikt worden voor het tweejaarlijkse MIRA-rapport
Actie lh1
5
Het aandeel van de verschillende bronnen begroten in de lichthinderproblematiek. Deze actie beoogt inzicht te verschaffen in de hoeveelheid lichtenergie die van de verschillende bronnen bijdraagt tot het probleem van de lichthinder in Vlaanderen. Initiatiefnemer: AMINAL Betrokkenen: administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten, energievoorziening, intercommunales, gemeenten, AROHM, administratie Economie, tuinbouw, industrie, dienstensector, horeca, onderzoeksinstellingen.
Sensibiliseren van overheden, bedrijven en bevolking Openbare verlichting in steden en gemeenten die het licht naar de hemel uitstuurt verbruikt nutteloos energie. Op een ogenblik waar gemeenten energiebeleidsplannen beginnen uit te werken in het bredere kader van een lokale Agenda 21, past het tegelijkertijd de problematiek van de lichthinder erbij te betrekken. De verlichting van een aantal wegen is misschien niet absoluut noodzakelijk voor de veiligheid en kan geregeld worden in functie van de verkeersdichtheid en / of de noodwendigheden. Voor de klemtoonverlichting van culturele gebouwen en monumenten dienen geschikte lampen en verlichtingstoestellen gebruikt en deze verlichting kan ‘s nachts best uitgeschakeld worden. Lichtreclames van winkels, bioscopen, hotels, enz. dienen ‘s nachts gedoofd indien ze niet noodzakelijk zijn voor het werk. Via het doelgroepenbeleid worden bedrijven gestimuleerd. Voor de verlichting van tuinen, opritten en ingangsdeuren kan men beter naderingslampen gebruiken of in ieder geval lampen die het licht alleen naar de grond richten. Door het uitwerken van voorbeeldprojecten voor de gemeenten kan de problematiek van de lichthinder in het REG-beleid ingeschakeld worden en
34
dit via de uitvoering van het MINA-plan 2 (actie 166: "Een draaiboek Duurzame Ontwikkeling voor lokale overheden opstellen"), de begeleiding van de gemeenten die intekenen op het milieuconvenant, optie 7 ("Duurzaam gemeentelijk beleid"), en via de acties van VIREG.
Actie lh2
Een REG-lichthinder actieplan opstellen en uitvoeren Via de acties van VIREG en deze in verband met lokale Agenda 21:
de gemeenten sensibiliseren en begeleiden bij de vernieuwing van de straatverlichting; gemeentelijke intercommunales sensibiliseren tot het doven van niet noodzakelijke verlichting langs wegen;
de gemeenten sensibiliseren om klemtoonverlichting, lichtreclames ‘s nachts te (doen) doven;
de bevolking (bij nieuwbouw of vernieuwbouw) sensibiliseren tot het gebruik van naderingslampen en/of lampen die naar de grond gericht zijn
de eigenaars van culturele gebouwen en monumenten sensibiliseren tot het gebruik van geschikte lampen en verlichtingstoestellen;
de landbouwsector sensibiliseren tot gebruik van afscherming in de serres;
de industriesector sensibiliseren tot het beperken van lichtreclames.
initiatiefnemer: VIREG / AMINAL Betrokkenen: energievoorziening, gemeenten, provincies, administratie Landbouw, industrie, fabrikanten van verlichtingstoestellen, intercommunales, bouw, AROHM, administratie Economie.
6
Ontwikkelen van normering Bij de openbare verlichting moet gebruik worden gemaakt van afgeschermde verlichtingstoestellen met natriumdamplampen die geen lichtenergie naar boven uitzenden. Openbare verlichting kan door een ongeschikte bevestiging ter hoogte van de huizen of door een slechte vormgeving binnenschijnen in de woningen en bij de bewoners hinder veroorzaken. Criteria voor minimale, functionele verlichting en voor geschikte verlichtingstoestellen dienen op basis van bestaande Belgische en internationale normen bekeken. Bij verlichtingstoestellen voor gebruik buitenshuis wordt de consument door etikettering ingelicht over het al dan niet geschikt van het verlichtingstoestel in functie van de veroorzaakte lichtvervuiling (licht dient gericht naar de grond).
Actie lh3
Opstellen van normen en criteria voor verlichting Deze actie beoogt: criteria voor minimale verlichting langs wegen en autosnelwegen en voor bedrijfsterreinen, parkeerterreinen, sportvelden e.d., aan te passen in functie van de veiligheid en de veroorzaakte lichthinder; voorschriften op te stellen voor het plaatsen van openbare verlichting zodat de veiligheid wordt gegarandeerd zonder hinder te geven voor de omwonenden; tussen te komen bij federale en internationale normaliseringsinstellingen teneinde de normen aan te passen in functie van de lichthinderproblematiek; Initiatiefnemer: AMINAL Betrokkenen: BIN - Belgisch Nationaal Comité voor Verlichtingskunde, administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten, fabrikanten van lampen en verlichtingstoestellen, onderzoeksinstellingen, administratie Economie.
35
7
Brongerichte aanpak Behalve op de ringautosnelwegen en op de op- en afritten wordt op dit ogenblik op de autosnelwegen het licht reeds gedoofd tussen 0u30 en 5u30. Onderzoek moet uitwijzen of dynamische verlichting van de wegen -dit is het wijzigen van in- en uitschakeltijdstippen en/of het verlichtingsniveau in functie van verkeersdichtheid, lokale omstandigheden en sociale veiligheid- verder kan bijdragen tot een vermindering van de lichtverontreiniging. Op de autosnelwegen kan deze maatregel op korte termijn uitgewerkt worden. De normen die op dit ogenblik in Vlarem II staan voor ingedeelde en nietingedeelde inrichtingen, zijn nog vrij vaag. Het kan nodig zijn deze algemene normen verder te preciseren, zodat efficiënte controle ervan mogelijk wordt. Het gebruik van lasers en andere gebundelde sterke lichtbronnen door dancings en bioscopen kan best totaal gebannen worden via Vlarem II. Het gebruik van lasers is de laatste jaren al teruggelopen door toepassing van Vlarem II en door de rem vanuit de luchtvaartsector, doch de tekst van de wetgeving kan explicieter het gebruik verbieden.
36
Initiatief lh4
Handhaving van de normen in VLAREM II voor ingedeelde en niet-ingedeelde inrichtingen en, waar nodig, aanvulling van deze normen. Deze actie beoogt, door middel van gerichte campagnes door de gemeenten en door AMINAL, de naleving van de normen in VLAREM II te controleren. Evaluatie van deze campagnes zullen terugkoppeling geven voor een eventuele verfijning van de wetgeving. Initiatiefnemer: AMINAL Betrokkenen: gemeenten
Initiatief lh5
De lichthinder veroorzaakt door wegen beperken Deze actie heeft tot doel de lichthinder van wegen zoveel mogelijk met bestaande middelen te beperken en te onderzoeken welke bijkomende maatregelen mogelijk zijn. Initiatiefnemer: AMINAL Betrokkenen: administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten, BIN - BNCV, deskundigen verlichting en veiligheid, onderzoeksinstellingen, Belgische Federatie voor Elektriciteitsvoortbrengers, Vereniging van Steden en Gemeenten.
Bijlage 3:
UITTREKSELS UIT WETGEVINGEN EN NORMEN
B.3.1.
Bepalingen in Vlarem II
Deel 4 - Algemene milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen Hoofdstuk 4.6: Beheersing van hinder door licht art 4.6.0.1. Onverminderd andere reglementaire bepalingen treft de exploitant de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen. art 4.6.0.2. Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. art 4.6.0.3. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan. art 4.6.0.4. Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen. Deel 6 - Milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen Hoofdstuk 6.3: Beheersing van hinder door licht art 6.3.0.1. Onverminderd andere reglementaire bepalingen moet men de nodige maatregelen treffen om lichthinder te voorkomen. art 6.3.0.2. Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. art 6.3.0.3. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan. art 6.3.0.4. Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen.
B.3.2.
Art. 80.2 van de wegcode
Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende Algemeen Reglement op de Politie van het Wegverkeer Art. 80. Het aanbrengen van verkeerstekens … 80.2. Het is verboden op de openbare weg reclameborden, uithangborden of andere inrichtingen aan te brengen die de bestuurders verblinden, die hen in dwaling brengen, die, zij het ook maar gedeeltelijk, verkeersborden voorstellen of nabootsen, die van ver met deze verkeersborden worden verward, of die op enige andere wijze de doelmatigheid van de reglementaire verkeersborden verminderen. 37
Het is verboden een luminositeit met een rode of groene tint te geven aan alle reclameborden, uithangborden of inrichtingen die zich, binnen een afstand van 75 meter van een verkeerslicht, op minder dan 7 meter boven de grond bevinden.
B.3.3.
Omzendbrief betreffende benzineverkooppunten langs rijkswegen
Ministeriële omzendbrief van 10.03.67 aan de schepencolleges, "betreffende de oprichting van benzineverkooppunten langsheen de rijkswegen" (Belgisch Staatsblad van 08.04.67). Deze omzendbrief werd ondertussen herzien. III. - Gemeenschappelijke bepalingen … E. Verlichting van het station De pompen moeten voorzien zijn van een verlichtingsinrichting die blijft branden tijdens de openingsuren van het station, tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag. De verlichtingsinrichtingen of reclameborden mogen qua vorm en kleur geen gelijkenis vertonen met de in het verkeersreglement bepaalde borden der aanwijzings-, verbods- en gevaartekens. Bovendien moet de luminantie van de verschillende lichtgevende oppervlakken, hetzij deze rechtstreeks licht uitstralen of onrechtstreeks worden verlicht door terugkaatsing of doorlating, in een willekeurige richting waarin een weggebruiker zich kan bevinden, lager zijn dan de waarden die hieronder zijn bepaald volgens het gebied waarin het station is gevestigd. a)
Omschrijving van de gebieden
Gebied I :
Gebied II : Gebied III :
Gebied IV :
Centra van de grote steden waar zeer omvangrijke en talrijke lichtreclames voorkomen. Voorbeeld : Brussel - de Brouckèreplein, Antwerpen - Astridplein. Handelscentra van eerste grootte in de handels- en zakenwijken van de agglomeraties. Handelscentra van tweede grootte in de agglomeraties of langs wegen met een openbare verlichting die een gemiddelde helderheid op de weg geeft van ten minste 1 cd/m2. Wijken of wegen zonder verlichting, of met een openbare verlichting die een gemiddelde helderheid op de weg geeft van minder dan 1 cd/m2.
NB. Het is de taak van het Bestuur, in elk afzonderlijk geval te bepalen in welk gebied het bedoelde station is gevestigd.
38
b)
Maximale luminantie van de lichtgevende oppervlakken Gebied I II
III
IV
Oppervlakte A van het lichtgevend oppervlak (in m2) A < of = 0,5 m2 A > 0,5 m2 en A < 10 m2 A > of = 10 m2 A < of = 0,5 m2 A > 0,5 m2 en A < 10 m2 A > of = 10 m2 A < of = 0,5 m2 A > 0,5 m2 en A < 10 m2 A > of = 10 m2
Maximale luminantie (in cd/m2) geen beperking 3 500 cd/m2 (1) 1 100 cd/m2 1 750 cd/m2 (1) 700 cd/m2 1 100 cd/m2 (1) 350 cd/m2
(1) De voor de overeenkomstige oppervlakten in aanmerking te nemen maximale luminanties worden bekomen door lineaire interpolatie tussen de op de bovenste regel vermelde waarden en deze vermeld op de laatste regel. …
B.3.4.
Belgische norm NBN L 18-002
Belgische norm NBN L 18-002 "Aanbeveling voor bijzondere gevallen van openbare verlichting" (1ste uitgave, december 1988). 3.5 Handelscentra … De verlichting van uitstalramen en uithangborden draagt bij tot een sfeervolle verlichting. Doordat de invloed van deze verlichting moeilijk te schatten is, mag er geen rekening mee gehouden worden bij de studie van de openbare verlichting. Daarentegen dient erop gelet dat de reclameverlichtingen niet storend zijn voor de reglementaire signalisatie en niet verblindend zijn. Daarvoor dienen de volgende waarden in acht genomen: Maximale luminantie (cd/m2) Verlicht oppervlak
Belangrijke handelscentra
Andere straten
kleiner dan 0,5 m2
2 500 cd/m2
1 000 cd/m2
van 0,5 tot 2 m2
2 300 cd/m2
800 cd/m2
van 2 tot 5 m2
2 000 cd/m2
600 cd/m2
van 5 tot 10 m2
1 500 cd/m2
600 cd/m2
Nota’s : 1. de richting waarin de luminantie dient gemeten, is in onderzoek 2. men dient bijzondere aandacht te besteden aan de plaatsing van schijnwerpers voor de verlichting van winkelramen of reclameborden. Ze moeten juist gericht worden en eventueel voorzien van een deflexiesysteem om elk storend verblindend lichteffect te vermijden.
39
B.3.5.
Belgische Norm NBN L 13-005
Belgische norm NBN L 13-005 "Veiligheidsverlichting in gebouwen – Fotometrische en caloriemetrische voorschriften" (1ste uitgave, maart 1988) 3.4
Lichttechnische en caloriemetrische voorschriften voor de veiligheidslichtsignalering.
De veiligheidslichtsignalering is samengesteld uit een geheel bestaand uit een symbool, onder de vorm van een pictogram of een andere aanduiding, en een inrichting van veiligheidsverlichting die het pictogram verlicht hetzij door doorlating, hetzij door weerkaatsing. Dit pictogram heeft witte tekens op een achtergrond in veiligheidskleur en moet zulke dimensies en luminanties hebben dat een gemakkelijke herkenning mogelijk is. In het geval van een toestel, enkel voor veiligheidslichtsignalering gebruikt, zal de lichtgevende oppervlakte van de veiligheidslichtsignalering volledig door het pictogram bedekt worden. De luminantie van de achtergrond tegen dewelke het pictogram zich aftekent mag deze gemakkelijke herkenning niet schaden. In het geval het toestel tevens gebruikt wordt voor de veiligheidsverlichting, moeten, om verblinding te voorkomen in de kijkrichting van het pictogram, de luminanties van het lichtgevend gedeelte beperkt worden. Deze regel is ook van toepassing op veiligheidsverlichtingstoestellen opgesteld in de omgeving van het pictogram. … 3.4.2 Luminanties. De luminanties van het lichtgevend oppervlak van het toestel moeten het symbool duidelijk herkenbaar maken. De luminanties van de veiligheidskleur (LF) mag niet lager liggen dan 10 cd/m2, deze van het witte teken (LB) niet lager dan 60 cd/m2. Binnen elke kleur moeten de luminanties voldoen aan:
Lmin
1 ≥
Lmin
5
In de grenszone tussen de twee kleuren moeten de luminanties voldoen aan:
1
LF ≤
10
1 ≤
LB
5
De maximale luminantie van het witte teken, en van de eventuele lichtgevende oppervlakken in de normale kijkrichting naar het toestel, is 300 cd/m2. NOTA: In het geval van sterk verlichte omgeving kan deze waarde opgetrokken worden tot maximaal 1 000 cd/m2, bijvoorbeeld wanneer de algemene verlichting als veiligheidsverlichting wordt gebruikt. De veiligheidslichtsignalering van het permanente type mag, bij werking als niet-veiligheidslichtsignaleringstoestel in verduisterde zalen, lagere luminantiewaarden vertonen.
40
B.3.6.
Nederlandse richtlijn Rijkswaterstaat
Uittreksel uit "Richtlijnen voor het Ontwerpen van Autosnelwegen (ROA)", Deel V - Verlichting Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde (1990). 3.5 Omgevingsverlichting en andere nevenaspecten. …. Bij de beoordeling van (verlichte) reclame bij verzorgingsplaatsen langs autosnelwegen staan zaken als misleiding, afleiding en overstraling eveneens centraal. In verband daarmee gelden de volgende voorwaarden: - de reclame is beperkt tot een boodschap ten dienste van het wegverkeer; - de reclame mag zowel overdag als bij duisternis niet hinderlijk of misleidend zijn voor het wegverkeer; - de informatie mag slechts zichtbaar zijn voor het verkeer in één richting; - de reclame(informatie) dient in één oogopslag herkenbaar en leesbaar te zijn; de afmetingen van teksten is eenvoudig te bepalen met H = A:400, waarbij H de letterhoogte is en A de gewenste leesafstand; - bewegende of knipperende reclame is niet toegestaan; - de toegepaste kleuren en vormen mogen geen verwarring veroorzaken met ander wegmeubilair; - indien de reclame verlicht wordt uitgevoerd en het vlak niet groter is dan 6 m2, zijn de eisen die aan de maximaal toelaatbare luminantie worden gesteld: voor de kleur wit 500 cd/m2, geel 250 cd/m2 en de overige kleuren 25 cd/m2. Indien het verlichte vlak groter is dan 6 m2 gelden de waarden: voor de kleuren wit en geel 115 cd/m2 en alle overige kleuren 12 cd/m2. Voorbeelden van (verlichte) reclame langs rijkswegen: - merkaanduidingen van weggebonden benzineverkooppunten; - naamsaanduidingen op weggebonden wegrestaurants, motels en grenswisselkantoren; - informatie die een snelle en veilige afhandeling bij één van bovengenoemde weggebonden objecten waarborgt; - informatiepanelen op verzorgingsplaatsen. Er is ook (verlichte) reclame die buiten het gebied van de wegbeheerder is geplaatst. Vanuit verlichtingsoogpunt gelden dezelfde aspecten. Vaak is in overleg met de betrokkenen een goede oplossing te vinden. …..
De luminantiewaarden komen samengevat hierop neer: kleur wit geel overige
reclamevlak kleiner dan 6m2 max. 500 cd/m2 max. 250 cd/m2 max. 25 cd/m2
reclamevlak groter dan 6m2 max. 115 cd/m2 max. 115 cd/m2 max. 12 cd/m2
41
REFERENTIES
1 MIRA-T
1999, Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen: hfdst 9, Lichthinder, VMM, 365 p. 2001, Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen: hfdst Lichthinder, VMM 3 Laborelec Proefverslag C.L.E. nr 58457/029A1 4 Vlaams urgentieplan betreffende maatregelen om de lichtvervuiling te beperken, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 16 december 1997 5 De coördinatiegroep Lichthinder wordt geleid door AMINAL en bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende administraties en VOI’s: AMINAL (Afdelingen Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Vergunningen, Inspectie), AWV, AOSO, AE en VMM (MIRA) 6 Richtlijnen voor het ontwerpen van autosnelwegen, Hoofdstuk V – Verlichting, 1990 (Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde-Nederland) 7 Arrêté du 30 août 1977 "fixant les conditions et normes applicables aux dispositifs lumineux ou rétroréfléchissants visibles des voies ouvertes à la circulation publique" (Journal Officiel - N.C. 09.09.77) 8 Publication CIE 92 – Technical Report "Guide to the lighting of urban areas" (1992) 9 Publication CIE 69 - "Methods of characterizing illuminance meters and luminance meters – performance, characteristics and specifications" (1987) 2 MIRA-T
43
Colofon: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Samenstelling: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Verantwoordelijke uitgever: Marc Cherretté, afdelingshoofd Aminabel Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel Productie: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap LIN Afdeling Logistiek Digitale Drukkerij Grafische Vormgeving: Putman Fred Depotnummer: D/2001/3241/278 Uitgave: Brussel, november 2001
Voor al uw vragen en suggesties:
Coördinatiegroep Lichthinder AMINAL Graaf de Ferraris-gebouw Koning Albert II-laan 20 1000 Brussel
[email protected]
De foto's werden verzorgd door Michel Vanalphen (administratie Wegen en Verkeer)
44