Lichtvervuiling: Welk filter gebruik ik op mijn telescoop?
Infrarood opname van de paardenkopnevel met de ruimtetelescoop Hubble
Lichtvervuiling: Welk filter gebruik ik op mijn telescoop? In deze blogpost de verschillen tussen drie veel verkochte astronomische filters tegen lichtvervuiling voor de telescoop: het CLS filter, het UHC filter en het O-III filter.
Lichtvervuiling Lichtvervuiling is een groot probleem. Door de vele nachtelijke kunstmatige lichtbronnen, zoals verlichting van snelwegen, straten, huizen en glastuinbouw, licht de nachtelijke hemel flink op. In het Engels heet dit ‘skyglow’. Het verschilt per plek; in de randstad is de Nederlandse lichtvervuiling het sterkst. Op sommige plekken op de Waddeneilanden of hartje Veluwe zijn er plaatsen waarop de duisternis nog een beetje naam mag hebben. Echt donker is het nergens meer. Lichtvervuiling is niet alleen een probleem voor de amateur-astronoom die met zijn telescoop naar hemelobjecten kijkt, ook de natuur ondervindt er hinder van. Lichtvervuiling is een van de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van nachtvlinders en verstoort de biologische klok van dieren en planten. Ieder jaar houden milieuverenigingen en astronomische verenigingen in de nacht dat de wintertijd ingaat (eind oktober) de Nacht van de Nacht, met veel natuurexcursies in het donker en andere publieksactiviteiten. Dit allemaal om de aandacht te vestigen op lichtvervuiling en de mooie kanten van de duisternis.
Filters tegen lichtvervuiling Een filter is gelaagd of gekleurd glas en draai je onderin een oculair. Oculairs (en dus filters) zijn er in de maten 1,25 Inch (31,8mm) en 2 Inch (50,8mm). Op de meest gangbare telescopen wordt de maat 1,25 Inch gebruikt. Filters tegen lichtvervuiling (LPR filters – Light Pollution Reduction) en nevelfilters zijn bedoeld om het beeld in de
telescoop van deepsky objecten te verbeteren. Deepsky objecten zijn lichtzwakke objecten (geen sterren of planeten) die ver van de aarde staan, vaak buiten ons eigen melkwegstelsel. De belangrijkste deepsky objecten zijn andere melkwegstelsels, sterrenhopen, emissie- en reflectienevels en gaswolken. Het gebruik van een filter maakt de achtergrond donkerder, waardoor het object beter zichtbaar wordt. Het object zelf wordt dus niet helderder. Bij de waarneming van de maan en de planeten heeft een filter tegen lichtvervuiling niet veel zin. Deze objecten zijn van zichzelf lichtsterk genoeg en kunnen wel wat lichtvervuiling verdragen om goed zichtbaar te blijven. Een kleurenfilter kan overigens wel helpen om bepaalde details in planeten of maan naar voren te halen, maar dat is een ander onderwerp – wellicht voor een blog in de toekomst. Om de werking van de filters verder duidelijk te maken gaan we eerst kijken naar het spectrum van het voor ons oog visuele licht. Het zichtbare spectrum heeft een golflengte tussen 380 nanometer (nm) en 780 nm (violet en rood). Dat ziet er als volgt uit:
Het effect van filters is gebaseerd op het selectief tegenhouden en doorlaten van bepaalde golflengtes licht. Veel bronnen van lichtvervuiling zitten in het gele en oranje spectrum van het voor ons oog zichtbare licht. Ieder LPR filter zal dit spectrum willen tegenhouden. Om het effect van filters goed tot hun recht te laten komen houd je ook rekening met de volgende aandachtspunten:
Het is een misverstand dat een filter pas goed werkt op plaatsen met lichtvervuiling, ook met een filter is het goed een zo donker mogelijke plek te zoeken. Het is ook belangrijk dat je zorgt goed ‘nachtzicht’ te hebben. Dat bereik je door 20-25 minuten in het donker te zijn met een minimum aan blootstelling aan straat- en stadsverlichting. Bij het waarnemen door de telescoop gebruik je als je licht nodig hebt om iets te pakken of een oculair te wisselen altijd een speciale rode hoofdlamp zodat je je zorgvuldig opgebouwde nachtzicht behoudt. Als je kijkt naar vage, lichtzwakke objecten probeer dan de techniek van perifeer kijken. Je kijkt door het oculair een beetje langs het object en zo stimuleer en gebruik je het gevoeligste deel van je oog. Het is even wennen, maar je zult zeker het verschil merken. Gebruik de filters niet om naar sterren
en
melkwegstelsels te kijken, die zenden licht uit in het spectrum dat de filters tegenhouden. De drie belangrijkste type filters die je kunt onderscheiden zijn: 1. Breedband nevel filters 2. Smalband nevel filters 3. Filters die slechts een kleur doorlaten (lijn-filters) Ieder type heeft zo zijn eigen specifieke eigenschappen en toepassing. Deze beïnvloeden jouw keuze. Het breedband filter (deepsky filter)
Als voorbeeld nemen we hier het Explore Scientific CLS filter. Alle filters van het merk Explore Scientific worden individueel door de fabrikant getest. In het bijgeleverde testcertificaat staan voor het hele spectrum de resultaten aangegeven, wat betreft de golflengtes licht die worden tegengehouden dan wel doorgelaten. In dit diagram is goed te zien dat het filter al de gele en oranje golflengtes tegenhoudt, evenals het violet licht. Zoals eerder gezegd, is veel van de door mens veroorzaakte lichtvervuiling in dit deel van het spectrum te vinden. Wat ook direct opvalt is dat rood (rechts in het diagram) licht 100% wordt doorgelaten. Dit komt doordat mensen in de nacht geen rood licht kunnen zien. Het is dus eigenlijk niet nodig om dit licht door een filter tegen te laten houden. CLS filters geven het helderste beeld omdat ze het meeste licht doorlaten. Je kiest een deepsky filter als je van plan bent af en toe foto’s te maken met je telescoop of je vaak in een redelijk lichtvervuilde omgeving met een telescoop kijkt. Heb je een telescoop met een kleine opening (50 – 70 mm) dan is dit filter ook een goede keus. Een deepsky filter heeft als extraatje dat het als een blauwfilter werkt, waardoor je de poolkappen en wolken op Mars beter kunt onderscheiden en meer detail kunt zien in de wolkenbanden van Jupiter. Het smalband filter
Hier aan de rechterkant het testresultaat van een Explore Scientific UHC filter. De letters UHC staan voor Ultra High Contrast. En dat is precies wat hij doet: het contrast flink verhogen. Wat direct opvalt is dat de piek (band) in de grafiek dat licht doorlaat is een stuk smaller dan die van het CLS filter. Smalbandfilters laten het spectrum door dat uitgezonden wordt dat door gasnevels en planetaire nevels wordt afgegeven. Voor de meer gevorderden: OIII (een zuurstofverbinding – geïoniseerd) en H-beta (Hydrogen-beta; eveneens een zuurstofverbinding). Ook dit filter laat het rode spectrum onbelemmerd door (zie bij CLS filter). In de regel is het UHC filter de juiste keus als je maar een filter wilt aanschaffen. Het is een filter dat breed inzetbaar is en eigenlijk wel op alle telescopen te gebruiken is. Filters die maar een kleur doorlaten (lijn)
In deze testsheet is de band nog smaller. Het OIII filter laat namelijk alleen het spectrum door dat door de zuurstofverbinding OIII wordt uitgezonden. Ook het rode licht wordt helemaal tegengehouden. Omdat er maar zo weinig licht wordt doorgelaten komt dit filter het beste tot zijn recht op telescopen met een grote opening vanaf 8 Inch (20 cm). Er is nog een lijnfilter, dat is het H-beta filter dat alleen het H-beta spectrum doorlaat. Dit is een specialistisch filter dat wordt gebruikt om o.a. de paardenkopnevel te kunnen zien. Het OIII filters is vooral nuttig als je planetaire nevels en emissienevels wilt waarnemen, het beste met een grote opening en vaak is het beste resultaat waarneembaar met een flinke vergroting.
Voorbeelden Tot slot 10 voorbeelden van nevels en welk filter je kunt gebruiken voor de beste resultaten (bron: prairieastronomyclub) M1 Krabnevel: CLS of UHC M8 Lagunenevel: UHC of OIII
M16 Adelaarsnevel: UHC of OIII M17 Omeganevel: OIII of UHC M20 Trifidnevel: UHC HM 27 Halternevel: UHC M42 Orion nevel: CLS, UHC en OIII NGC 40 Planetaire nevel in Cepheus: CLS NGC 2392 Eskimonevel: OIII/UHC IC 434 Paardenkopnevel: H-beta (UHC helpt een beetje)
Filter aanschaffen? Was deze blogpost helpend bij je keuze en wil je een filter aanschaffen? Overweeg dan je aanschaf in onze webwinkel te doen.
Explore Scientific CLS filter. Klik hier!
Explore Scientific UHC filter. Klik hier!
Explore Scientific OIII filter. Klik hier!
Mercuriusovergang 9 mei 2016
Eigenlijk geen Mercuriusovergang maar eentje van Venus
Mercuriusovergang op 9 mei 2016 Op maandag 9 mei 2016 is er een interessant verschijnsel aan de hemel te zien. Een Mercuriusovergang. Wat is dat precies en hoe kan ik die zien?
Mercuriusovergang Op maandag 9 mei 2016 loopt de planeet Mercurius tussen de aarde en de zon door. Dit noemen astronomen: “Mercurius is in benedenconjunctie”. Omdat de planeet zich precies in de baan bevindt als wij naar de zon kijken, trekt hij voor de zon langs en is op de zon te zien als een stip (schaduw). In Nederland en België kunnen we de gehele overgang volgen. Om 13.12 uur raakt het schijfje van Mercurius de zon voor het eerst, om 20.41 uur is hij weer helemaal weg. De zon is dan bijna onder. Hetzelfde verschijnsel doet zich ook voor met de planeet Venus. De foto boven dit artikel heb ik genomen op 8 juni 2004, toen er een prachtige Venusovergang te zien was. Dit komt omdat Venus en Mercurius zogenoemde ‘binnenplaneten’ zijn, dat zijn de planeten die tussen de aarde en de zon in staan. De overige planeten zoals onder andere Mars en Jupiter zijn ‘buitenplaneten’. Mercurius bevindt zich geregeld (gemiddeld bijna 4x per jaar) tussen de aarde en zon, maar een Mercuriusovergang doet zich slechts gemiddeld 14x per eeuw voor. Dit komt doordat de planeet vaak boven of onder ons gezichtsveld de zon passeert en zo geen minuscuul stukje van de zon aan ons blikveld onttrekt. Een Mercuriusovergang is niet vanaf iedere plek op aarde te zien. De vorige in 2008 was in Nederland niet waarneembaar, de laatste die we konden zien was op 7 mei 2003. De eerstvolgende op 11 november 2019 is bij ons gedeeltelijk te zien. Vervolgens moeten we lang wachten tot 2032 en is er weer een gedeeltelijke Mercuriusovergang te zien. Hoe de Mercuriusovergang op 9 mei 2016 te zien is, wordt in onderstaande korte animatie duidelijk:
Deze animatie is gemaakt met Stellarium. Stellarium is een gratis open source planetarium. Het toont een realistische 3D hemel. Stellarium werkt op Windows, OS X en Linux. Kijk voor meer informatie op: http://www.stellarium.org/nl/
Mercurius
Mercurius is de planeet die het dichtst bij de zon staat. Tussen de 47 en de 70 miljoen kilometer. De baan de Mercurius is niet mooi rond, maar elliptisch (uitgerekt). Doordat Mercurius dicht bij de zon staat betekent dit dat hij niet altijd goed te zien is. Soms is kort na zonsondergang Mercurius in het westen te zien is als ‘avondster’, of als ‘ochtendster’ in het oosten. Goede perioden in 2016 zijn:
maart en april aan de avondhemel. Begin mei 2016 verdwijnt hij van het toneel om eind september weer aan de ochtendhemel op te duiken. In december staat hij laag in het zuidwesten. Klik hier als je wilt weten of Mercurius vandaag te zien is. Omdat Mercurius dicht bij de zon staat is het er erg warm. Dat kan variëren van 300 tot 400 graden Celsius. Deze variatie komt door de elliptische baan. Hij staat dus soms dichter bij de zon en soms wat verder er van af. Hoe dichter bij de zon, hoe warmer. ’s Nachts koelt het lekker af tot -200 graden. Een jaar (rondje om de zon) duurt bij Mercurius 88 aardse dagen, je bent dus vaak jarig. Een dagje werken duurt wel erg lang. Mercurius draait heel langzaam om zijn as. Een rondje om zijn as waar, de aarde in 24 uur over doet, duurt op Mercurius wel 59 aardse dagen. Het oppervlakte van Mercurius lijkt erg veel op de maan en is bezaaid met kraters. Een dampkring ontbreekt nagenoeg. Waarschijnlijk is Mercurius 4 miljard jaar oud. Mercurius is de kleinste planeet van ons zonnestelsel, sinds 2006 toen Pluto zijn planeetstatus verloor en werd gedegradeerd tot dwergplaneet. Mercurius heeft een diameter van 4878 km, dat is ongeveer 2/5 van de aarde. Dat is vergelijkbaar met de Verenigde Staten van kust tot kust.
Mercuriusovergang bekijken Mercurius is een kleine planeet en het schijfje dat op 9 mei 2016 te zien is, past bijna 160x in het zichtbare oppervlakte van de zon. Om het goed te kunnen zien is gebruik van een verrekijker of een telescoop nodig. LET OP, want met een verrekijker of telescoop zonder goede bescherming naar de zon kijken beschadigt jouw ogen onherstelbaar. Hoe je de zon veilig kunt waarnemen lees je hier. Altijd
al
een
goede
niet
zo’n
dure
telescoop
willen
aanschaffen? Koop dan nu de Bresser Solarix. Met zijn professionele zonnefilter en smartphoneadapter zie je de mooiste beelden van de overgang en maakt er ook nog goede foto’s van met je smartphone. En als het donker wordt is hij gewoon te gebruiken als telescoop voor de maan, planeten en bepaalde deepsky objecten. Koop hem voor de overgang en ontvang gratis het boek ‘De oerknal’ van Govert Schilling.
zonsverduistering
Zonsverduistering Op vrijdag 20 maart 2014 is er in de Benelux een heel mooie (gedeeltelijke) zonsverduistering te zien. Een zonsverduistering wordt ook een ‘eclips’ genoemd. Wat is een zonsverduistering? In deze blogpost het antwoord. De aarde is een planeet die in een bijna cirkelvormige baan rond de zon draait. Hier doet hij precies 365,25 dagen over. Om de aarde draait een maan, voor ons is dat dé maan. Een zonsverduistering is een toestand waarin de maan precies in een lijn met de zon staat. Dus precies tussen de aarde en de zon. De schaduw van de maan valt dan op de aarde en de zonsverduistering is een feit. Omdat de maan een relatief klein hemellichaam is een zonsverduistering maar op een
gedeelte van de aarde een totale eclips. Nu zou je zeggen dat we iedere maand een zonsverduistering zouden moeten hebben, want de maan gaat eenmaal per maand voor de zon langs (nieuwe maan). De laatste gedeeltelijke eclips in Nederland was in 2011 en daarvoor in 1999. Deze was overigens een flinke waarbij 87% van de zon werd verduisterd. Dat we niet iedere maand een zonsverduistering hebben kom doordat de baan van de maan om de aarde een kleine hoek maakt met die van de aarde. Meestal gaat bij nieuwe maan de maan onder of de zon door. Maar heel af en toe kruisen ze elkaar en dan hebben we een zonsverduistering. Andersom kan het ook. Dat heet een maansverduistering. Dat is eigenlijk een zonsverduistering op de maan. De schaduw van de aarde valt dan op de maan. In tegenstelling tot de zonsverduistering is een maansverduistering op iedere plek te zien, als de maan maar te zien is. In 2014 waren er twee volledige maansverduisteringen, maar die waren overdag en dan is er dus niets te zien. Op 28 september 2015 is er een totale maansverduistering, die we wel kunnen zien. Wordt wel nachtwerk, want hij is van 02.11 tot 7.24 uur. In onderstaand filmpje van circa één minuut worden de principes van zons- en maansverduisteringen weergegeven:
De zonsverduistering van 20 maart 2015 In Utrecht begint de zonsverduistering om 9.29.58 uur, om precies te zijn. In België is dat een paar minuten eerder (Gent 9.27.08 uur). Het maximum, waarbij ca 84% van de diameter van de zon achter de schaduw van de maan schuilgaat is op 10.37.15 uur (gent 10.34.11 uur). Dan schuift de schaduw van de maan weer weg en is het om 11.48.01 uur weer afgelopen (Gent 11.44.59 uur).
Een bedekking van 84% zal niet voldoende zijn om ons land in volledige duisternis te zetten, maar dat het spectaculair wordt is wel een feit. Bij ons is het dus een gedeeltelijk verduistering. Je moet naar Spitsbergen om een volledige verduistering te ervaren. Voor de volgende zonsverduistering in de Benelux moeten we wachten tot 10 juni 2021 en dan is ‘slechts’ 33% van de zon bedekt. In onderstaande afbeelding kun je zien hoe het verloop zal gaan op 20 maart 2015
Zonsverduistering 20 maart 2015. Bron: De Sterrengids 2015
Kijken naar een zonsverduistering is niet zonder risico! Kijk nooit zonder bescherming van de ogen naar de zon! Ook
niet naar een verduisterde zon. Het licht van de zon is zo fel dat het je ogen onherstelbaar beschadigt. Voor zonsverduisteringen zijn er speciale eclipsbrilletjes in de handel. Ze gaan hard, maar met een beetje googelen moet het lukken om er nog eentje te pakken te krijgen: Urania (België) Rob Walrecht Productions Cosmos Sterrenwacht Gebruik nooit een zonnebril, CD of zwartgemaakt glas o.i.d.Onbeschermd met een verrekijker of een telescoop kijken is helemaal uit den boze. Hiervoor is overigens wel een speciale folie verkrijgbaar. Zie de link naar Urania, hierboven. Veel plezier bij het genieten van de zonsverduistering en we wensen onszelf een heldere dag toe!
sterrenbeeld orion Het Sterrenbeeld orion
In de winter staat het sterrenbeeld Orion prominent aan de zuidelijke hemel. Met het blote oog valt er al heel wat te zien aan Orion. In deze blog lopen we de belangrijkste bezienswaardigheden van dit prachtige sterrenbeeld langs.
Orion de jager
Het sterrenbeeld Orion is vanaf november t/m maart goed zichtbaar, dat wil zeggen na 22.00 uur boven de horizon. Kijk naar het Zuiden en je kunt hem niet missen. De maanden januari en februari zijn het best. Orion is de jager die met zijn knots op het punt staat Taurus de stier, die vlak voor hem staat, te lijf te gaan. Achter hem zit zijn grote hond Canis Major. Zijn riem wordt gevormd door drie sterren op een rijtje. In zijn zwaard zit de Orionnevel, waarin jong heldere, blauwwitte sterren doorprikken.
Betelgeuze We beginnen onze tour door het sterrenbeeld Orion bij Betelgeuze. Betelgeuze vind je makkelijk linksboven in het sterrenbeeld. Het is die heldere oranje ster. Betelgeuze is een superreus die als hij in ons zonnestelsel zou staan tot Jupiter kan reiken. De naam Betelgeuze komt uit het Arabisch en betekent waarschijnlijk ‘hand van de reus’, dit is later abusievelijk vertaalt in ‘oksel van de reus’. Overigens hebben we de meeste namen van sterren te danken aan de Arabieren.
Betelgeuze is de alfa ster (α Orionis) van het sterrenbeeld, dat wil zeggen de helderste. Betelgeuze is aan het eind van zijn leven, daarom heeft hij een oranje kleur. Hij zwelt enorm op en zal binnenkort exploderen en een ‘supernova’ worden. Als dit gebeurt zal er een ster aan de hemel staan die vele malen helderder zal zijn dan Venus en het licht van de volle maan zal benaderen. Overigens is ‘binnenkort’ in astronomische termen een relatief begrip, het kan nog wel tienduizenden jaren duren. Heel misschien maken we het nog mee in ons leven. Het licht van Betelgeuze doet er 600 jaar over om de aarde bereiken, dat is 5.6764.000.000.000.000.000 km. En dan te bedenken dat astronomen Betelgeuze ‘relatief dichtbij’ vinden staan. Zo ‘dichtbij’ staat Betelgeuze dat het de enige ster is waarvan astronomen het oppervlakte kunnen bestuderen, dat dan weer wel. Laatste weetje: Betelgeuze is een ‘veranderlijke ster’. Dat wil zeggen dat hij in helderheid wisselt. Dus de ene keer helderder dan de andere. De schommelingen van Betelgeuze duren 200 tot 400 dagen.
Rigel Rechts onderin naar het westen vind je de ster Rigel. Rigel is een stralende blauwwitte superreus, die naar schatting 900 lichtjaar ver weg staat (dus 1,5x de afstand van Betelgeuze, pak de rekenmachine er maar even bij ). Zijn lichtkracht is 57.000x sterker dan onze zon. Sterren die blauwwit zijn, zijn jonge sterren. Ook dit is weer relatief; Rigel is 10 miljoen jaar oud (ter vergelijking; onze Zon is 4,5 miljard jaar). Rigel is de tweede ster van Orion (Orionis β) en is een dubbelster. Hij heeft twee begeleiders, die je met het blote oog niet kunt zien. Rigel betekent in het Arabisch iets van ‘ voet van de reus’ .
De riem van Orion De
riem
van
Orion
is
het
karakteristieke rijtje van drie sterren. Mintaka, Alnilam en Alnitak. De twee buitenste zijn dubbelsterren, je kunt dit met een telescoop van 100 mm of groter zien. Bij Alnitak staat de bekende Paardekop nevel. Voor de amateur astronoom een uitdaging, want het is een dichte, zwarte wolk van stof en gas die geen licht uitstraalt. We laten het hierbij, want dit is een tour met het blote oog.
Orionnevel Je pakt de middelste ster van de riem van Orion en gaat loodrecht naar beneden. Je komt dan bij de sterren die het zwaard van Orion vormen. Als het buiten voldoende donker is, zoek anders een zo donker mogelijke plek op, zie je een diffuus pluizig vlekje, midden in het zwaard. Dit is de Orionnevel. Een van de weinige nevels die je met het blote oog kunt zien. Kijk er eens naar met een verrekijker en je zit tientallen keren meer details, met een telescoop is het een van makkelijkste en grootste attracties voor de sterrenkijker. Met iedere vergroting laat hij nieuwe spannende details zien. Hij staat tussen de 1600 en 1900 lichtjaren van ons af.
De Orionnevel is een enorme gloeiende gaswolk van 30 lichtjaar doorsnee. In de wolk vliegt het gas alle kanten uit door gebieden waarin nieuwe sterren ontstaan. Nieuwe sterren ontstaan door het langdurig samenklonteren van (gas) deeltjes, maar dit is een heel ander onderwerp. De Orionnevel wordt ook wel de ‘sterrenkraamkamer’ van Orion genoemd, omdat er zoveel nieuw sterren in ontstaan.
Even buiten Orion Als je nog niet zo bekend bent met de sterrenhemel en je wilt je publiek na bovenstaande uitleg nog even laten zien dat je kennis echt wel wat verder reikt dan Orion alleen, maak dan de volgende twee korte uitstapjes. We gaan uit van de riem van Orion. Trek een denkbeeldige lijn naar boven (westen) en je komt bij een heldere oranje ster, dat is de Aldebaran, de helderste ster van het sterrenbeeld Stier (α Taurus). Aldebaran betekent ‘oog van de stier’. Trek de lijn nog wat verder door en je komt bij de Pleiaden, een sterrenhoop, ook wel zevengesternte genoemd. Zevengesternte, omdat je met het blote oog zeven sterren kunt onderscheiden (met een verrekijker of telescoop vele malen meer). Vervolgens trek je de lijn vanuit de riem naar beneden door en je komt bij een heel heldere ster, die Sirius heet (we kennen
Sirius Zwart natuurlijk nog van de boeken van Harry Potter). Sirius is de α ster van het sterrenbeeld Hond en de helderste ster van de nachtelijke sterrenhemel. Er valt nog veel meer te vertellen over Orion, maar dan moet de tour met een verrekijker of telescoop. Wellicht volgende winter deel 2. Ontdek meer van de sterrenhemel met een sterrenkaart of planisfeer
maksutov telescoop
Maksutov telescoop Deze blogpost gaat over de techniek van de Maksutov telescoop via een review van de National Geographic 90/1250 goto telescoop.
Lenzen of spiegel? Grofweg onderscheiden we spiegeltelescopen (Newton reflectors) en lenzen telescopen (refractors). Bij een lenzentelescoop wordt het licht gebundeld via (tenminste twee) lenzen. Een spiegeltelescoop reflecteert het licht via een spiegel. Het nadeel van een lenzentelescoop is dat er een grotere kans is op kleurfouten, omdat een lens het witte licht breekt. Dit moet dan via andere lenzen gecorrigeerd worden. Voordeel is de afgesloten buis, waardoor er geen vocht en stof in de buis kan komen. Spiegeltelescopen hebben geen last van kleurfouten, maar hebben een open buis en zijn daardoor gevoeliger voor stof en vocht. Een derde mogelijkheid is de hybride, deze noemen we catadioptrische telescopen, zoals de Schmidt-Cassegrain en de Maksutov telescoop. Deze combineren een spiegel met een grote correctielens en heffen hiermee veel beeldfouten van spiegels op.
Maksutov en Schmidt Cassegrain Het Schmidt-Cassegrain model maakt gebruik van optische technieken die in de 17e eeuw door Guillaume Cassegrain werden uitgevonden. In de jaren 30 van de vorige eeuw werd de techniek geperfectioneerd door Bernhard Schmidt. De Maksutov is een variatie op het Cassegrain ontwerp, het principe is hetzelfde. In onderstaande afbeelding worden het verschillen tussen de drie typen telescopen duidelijk.
Ten opzichte van een refractor en een reflector heeft de Maksutov een veel kortere buis bij dezelfde brandpuntafstand. Voor een brandpuntafstand van 1250 mm heeft een refractor een buis nodig van grofweg 1,25 meter. Een Maksutov telescoop kan met een derde van deze afstand toe. Als je de brandpuntafstand deelt door de opening van de telescoop krijg je het brandpunt of focus, dit wordt met de letter f weergegeven. De telescoop van 1250 mm heeft bij een opening van 90 mm, dus een f-waarde van 1250/90= 13,9. Hoe kleiner de f-waarde, hoe sneller de telescoop. Een snelle telescoop heeft een f-waarde van zes of lager. Dit is vooral van belang bij astrofotografie. Snellere telescopen hebben minder tijd nodig om een object vast te leggen. Voor wie niet (astro)fotografeert is de f-ratio niet van belang. Langzamere telescopen geven vaker een scherper beeld.
National Geographic Maksutov telescoop
90/1250
Op dit moment is de National Geographic 90/1250 Maksutov telescoop de telescoop in ons aanbod met de meeste mogelijkheden. We kijken eerst naar de opening. Die is 90 mm. Dat wil zeggen dat de opening van de buis, waar het licht in valt, 9 cm is. Lees meer over de opening in onze koopwijzer
over telescopen. Kort gezegd, hoe groter de opening, hoe meer detail er valt te zien. Wat kun je verwachten met een opening van 90 mm? Hieronder een overzicht, waarbij wordt aangetekend dat hoe donkerder de plek is waar je door de telescoop kijkt is, hoe meer je kunt zien. Bepaalde filters kunnen helpen om het kwaliteitsverlies dat door luchtvervuiling ontstaat, tegen te gaan.
Wat mag je verwachten om te zien met een 90 mm telescoop? Structuur in zonnefilter);
zonnevlekken
(met
een
geschikt
De fasen van Mercurius; Maan bergketens en kraters van 5 kilometer; Mars poolkappen en de grote donkere oppervlaktes tijdens oppositie; De banden op Jupiter, met enkele details, plus de schaduwen van de manen van Jupiter op de planeet tijdens de overgangen; Cassini scheiding in ringen van Saturnus, plus vier of vijf van de manen; Uranus en Neptunus zichtbaar als kleine schijven Dubbelsterren die gescheiden van elkaar staan op 1,5 boogseconde. Bij een goede seeing nog iets beter Zwakke sterren tot magnitude 12 Tientallen bolvormige sterrenhopen, Emissie nevels, planetaire nevels en sterrenstelsels; Alle Messier objecten (101) en veel van de heldere NGC objecten bij een donkere hemel (met details zichtbaar in vele nevels, hoewel de meeste sterrenstelsels relatief wazige vlekken zullen blijven)
Go-to systeem
De National Geographic 90/1250 Maksutov telescoop is voorzien van een handcontroller die de telescoop kan sturen. Dit heet een ‘go-to’ systeem. De software in de controller stuurt de beide gemotoriseerde assen van de telescoop aan. In de controller zijn meer dan 270.000 objecten opgeslagen. Om te starten moet de telescoop in de juiste positie gezet worden (naar het noorden – met het kompas dat op de telescoop is gemonteerd). Vervolgens is het afstellen erg makkelijk. Je kunt de telescoop snel afstellen op één ster aan de hemel, of voor meer precisie op twee of zelfs drie. Eenmaal afgesteld is het vinden van objecten een fluitje van een cent. In de database zitten onder meer objecten van het zonnestelsel, de sterrenbeelden, de Messier catalogus, de NGC catalogus en nog veel meer catalogi met lichtzwakke objecten (de IC en Sh2). Een go-to systeem bespaart veel tijd. Objecten aan de hemel vinden met een gewone zoeker valt, vooral voor de beginner, niet mee en kan behoorlijk frustrerend zijn.
Beeld Het beeld dat je ziet in een Maksutov telescoop is gespiegeld. Dat wordt duidelijk aan de hand van de volgende opnames van de maan. In tegenstelling tot Newton staat het beeld niet ondersteboven, links en rechts worden gewisseld.
Maan – zoals avond ziet
je
hem
’s
Maan door een Maksutov De National Geographic 90/1250 Maksutov telescoop wordt geleverd met twee oculairen van 12.5 mm en 25 mm. De vergroting die ieder oculair geeft bereken je door de brandpuntafstand te delen door het aantal mm van het oculair. Met deze oculairs kun je dus vergrotingen van 1250/25 en 1250/12.5 bereiken, respectievelijk 50 en 100x. Hoge vergrotingen zeggen over het algemeen niet zoveel over het aantal details dat je kunt zien. Daarvoor is de opening (breedte van de frontlens c.q. spiegel) veel belangrijker. Maar ook of je ogen voldoende aan het donker zijn gewend. Wat
betreft bruikbare vergrotingen waarmee je nog wat kunt zien houden astronomen tweemaal de opening aan. Dit heet de ‘zinvolle vergroting’ van een telescoop. Voor goede telescopen is dat wat meer, voor minder goede wat minder. De zinvolle vergroting van deze Maksutov is dus 180. Daarom raden wij aan om bij een aanschaf een extra 6,5 mm oculair te overwegen. Hiermee wordt een vergroting van 192x bereikt, dat is het maximaal haalbare.
Orion nevel Nog een ding over het beeld. Wie de prachtige, kleurige beelden van internet in zijn telescoop verwacht komt misschien bedrogen uit. Omdat het zulke lichtzwakke objecten zijn waarnaar we kijken, zijn onze ogen niet in staat kleur te onderscheiden. Alles wat we zien is dus in zwart/wit. Alleen de maan is misschien een beetje geel. De beelden die we op internet of op de dozen van telescopen zien zijn bewerkte beelden die via astrofotografie verkregen zijn. Vaak een samenstelling van tientallen opnames en met gebruik van digitale kleurtechnieken. De National Geographic 90/1250 is geschikt voor eenvoudige astrofotografie. De motor kan de objecten volgen, waardoor langere tijdopnames zijn. Zoals eerder gesteld is de telescoop met f 13,9 geen snelle telescoop, dus de mogelijkheden zijn beperkt. Wil je je echt gaan toeleggen op astrofotografie dan is een alternatieve
snelle telescoop beter op zijn plaats. Maar een mooie opname van de planeten en lichtsterke objecten liggen zeker binnen bereik.
Slot Dit is een telescoop waar wij heel enthousiast van worden. Hij kost wel een paar centen, maar dan heb je ook wat. Gezien de mogelijkheden en de kwaliteit een heel goede prijs/kwaliteit verhouding. Jarenlang plezier met sterrenkijken, voor de beginner maar ook de al wat verder gevorderde amateur astronoom.
Wat is een komeet
Komeet C 2001 – foto NASA
Wat is een komeet? De afgelopen weken was de Rosetta missie naar komeet 67P volop in het nieuws. Het resultaat was een grotendeels geslaagde landing op het oppervlakte van de kern van de komeet. Een huzarenstukje dat als een net zo grote doorbraak wordt beschouwd als de eerste maandlanding in 1969. In deze blog gaat het dan ook vooral over de vraag wat een komeet nu precies is.
Rosetta missie Rosetta is een ruimtesonde die door de ESA (European Space Association) in maart 2004 werd gelanceerd om op de de komeet 67P te landen om er onderzoek te doen. De Rosetta bracht het landingsvoertuig Philae naar de komeet. Kometen behoren tot de oudste objecten in ons zonnestelsel en de ESA hoopt met de missie meer te weten te komen over hoe er water op de aarde is gekomen en wat kometen bijgedragen kunnen hebben over het ontstaan van leven. Kometen worden geacht hier een grote rol in te hebben gespeeld. De Rosetta zou eerst naar een andere komeet (46P) met een Ariane V raket, maar problemen met deze raket maakten dat de lancering moest worden uitgesteld en dat er naar een alternatief gezocht moest worden dat nog binnen een afzienbare periode bereik kon worden. Dit werd komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko. De ruimtesonde heeft er uiteindelijk 12 jaar over gedaan en tijdens de reis werd slim gebruikt gemaakt van de zwaartekracht van de aarde en mars om de sonde een slinger te geven, steeds wat verder de ruimte in. In de volgende (korte) animatie van ESA is goed te zien hoe deze 12-jarige reis in zijn werk is gegaan:
Rosetta steen. Bron: ESA De missie is genoemd naar de Steen van Rosetta die aan het einde van de 18e eeuw in Egypte werd gevonden. Deze steen vormde een belangrijke sleutel bij het ontcijferen van Egyptische hiëroglyfen omdat dezelfde tekst er in drie talen in was gebeiteld en van die drie waren de hiëroglyfen nog niet ontcijferd. De lander Philae is genoemd naar een eiland in de Nijl, waar een obelisk werd gevonden die een grote rol heeft gespeeld bij het ontcijferen van de tekst op de steen.
Wat is een komeet? Nu zijn we dan aangekomen bij de hamvraag van deze blogpost: wat is een komeet? Kometen zijn kosmische ijsklonten van bevroren gassen, steen en stof. Het vaste gedeelte noemen we de ‘kern’ van de komeet. Die zijn over het algemeen enkele kilometers in doorsnede, zeg maar een kleine stad. Als de komeet in zijn baan om de zon in de buurt van de zon komt, ontwikkelt hij onder invloed van de zonnestraling een soort ‘staart’ van wolken gas en stof. Deze nevelige wolk van gas om de kern van de komeet, wordt ‘coma’
genoemd. Als de komeet zich op een afstand van twee AE (afstand tussen de zon en de aarde) van de zon bevindt, worden deeltjes door de zonnewind (dit is geen wind zoals we die op aarde kennen, maar een stroming geladen deeltjes) geïoniseerd (elektrisch geladen) en wijzen dan zo goed als recht van de zon af. Dat is wat anders dan de meeste plaatjes van kometen suggereren; een kern die in grote vaart door de ruimte snelt, een staart achterlatend als een rookwolk uit een uitlaat. Die uitlaat zit dus als het ware aan de zijkant. De staart of coma kan tot een diameter van meerdere honderdduizenden tot een miljoen kilometer uitgroeien. Vaak hebben kometen twee staarten, een gasstaart, bestaande uit vluchtige deeltjes en een stofstaart, met stofdeeltjes die door het gas de ruimte in worden geblazen. Op de foto van Hale-Bopp is de blauwe staart de gasstaart en de witte de stofstaart. Als een komeet de zon passeert heet dat de periheliumfase. Het perihelium is het punt in de baan van een komeet (of planeet) dat hij het dichts bij de zon staat. Overigen is de baan van alle kometen nooit mooi rond, maar altijd parabolisch.
Waar komen kometen vandaan? Op van 3.000 tot 1000.000 AE van de zon (een afstand waarover het licht ca 10 maanden doet bij 330.000 km per seconde), bevindt zich een grote verzameling kometen, de Oortwolk. Volgens sommige schattingen wel 100 miljard. Ze staan te ver weg en zijn te lichtzwak om met een telescoop te bekijken. Dat deze kometenwolk bestaat volgt uit een model dat de Nederlandse astronoom Jan Hendrik Oort rond 1950 heeft ontwikkeld. Soms verandert de baan van een van deze kometen en komt in de binnengebieden van ons zonnestelsel terecht.
Eenmaal aangekomen in ons bereik kunnen wij hem waarnemen. Meestal is de baan om de zon zo ruim dat hij maar eens in de zoveel duizend jaar langskomt. Dat hij zich losmaakt uit de Oortwolk kan komen door de zwaartekracht van een nabije ster of van ons melkwegstelsel in zijn geheel. De kometen verschijnen altijd onverwacht en worden aangeduid met een volgnummer en een naam die altijd vooraf gegaan wordt met een hoofdletter C. In 1951 ontdekte de (ook) Nederlandse astronoom Gerard Kuiper een tweede gordel van ijsobjecten en kometen op een kortere afstand (30 -50 AE), de Kuipergordel. Sommige van deze hemellichamen komen door de invloed van de grote planeten Saturnus en (vooral) Jupiter ook in het binnengebied van ons zonnestelsel terecht. Wanneer de omloopsnelheid om de zon korter is dan 30 jaar, krijgt deze direct de aanduiding met de hoofdletter P. Dat staat voor Periodieke komeet. Zodra de komeet in de tweede periheliumfase komt, krijgt hij een volgnummer. Zo is de allereerste komeet 1P Halley genoemd. Omdat de baan kleiner is, kunnen astronomen goed voorspellen wanneer hij weer in de buurt van de zon komt.
Kometen bekijken Omdat een aantal kometen in de buurt van de aarde komen in hun baan om de zon zijn we soms in staat ze te zien. Sommige kometen zijn zo helder dat ze overdag nog te zien waren. Zoals de Hale-Bopp in 1997. In 2014 waren er twee kometen goed waarneembaar. In 2015 komen er 64 P kometen in de buurt van de zon. Helaas zal geen enkele hiervan goed waarneembaar zijn voor de amateur in Nederland. Ze worden niet helder genoeg of volgen een voor ons ongunstige koers. Jammer. Meer doen met sterrenkunde? Kijk bij onze telescopen en verrekijkers of zakgidsje of de jonge sterrenzoeker.
Waarom zijn er seizoenen?
Waarom zijn er seizoen? Vorig weekeinde was het ineens zover. Volop zomer op zaterdag met ruim 24 graden en een zonnetje, de dag erna was het herfst met 15 graden en gemiezer. Waarom zijn er seizoenen op aarde? Zijn er ook seizoenen op andere planeten? In deze blog een antwoord op deze twee vragen.
Seizoenen op aarde Dat de aarde seizoenen kent is hoofdzakelijk te danken aan het feit dat de aarde niet recht staat. De aarde staat in een hoek van 23,5 graden. Dit joemen we de ‘axiale hoek’ Hoe dit is gekomen weten wetenschappers niet precies. Waarschijnlijk is het een flinke botsing geweest met een ander object in de tijd dat de aarde zich vormde uit materie – van een geëxplodeerde ster – waaruit ons zonnestelsel is ontstaan. Het zit zo. Stel je de aarde voor als een bal. Steek een stok in de bovenkant (noordpool) recht naar de onderkant (zuidpool) van de bal. Pak dan de stok en zet de bal 23,5 graden naar links. Dat is op de klok ca 4 minuten voor 12. Omdat de aarde in een (bijna) cirkel om de zon draait krijg je dat aan een kant van de baan de bovenkant – het noordelijk halfrond – het dichtst bij de zon staat. Dit is 21 juli. Het is dan warmer en dus zomer. Aan precies de tegenovergestelde kant van de baan staat de onderkant van de aarde – het zuidelijk halfrond – het dichtst bij de zon en is het daar zomer. Dit gebeurt op 21 december. Aan beide kanten tussenin staan de polen even ver van de zon en is het op of rond 20 maart en op of rond 23 september het begin van het voorjaar, respectievelijk de herfst . De zon staat dan loodrecht op de evenaar. Op deze data zijn de dagen en de nachten overal op de wereld even lang. Dit noemen we de (lente- en herfst-) equinox. Op het zuidelijk halfrond is het precies andersom. Iets te abstract? Kijk dan dit filmpje van Youtube.
Seizoenen op andere planeten
Zon – Mercurius – Venus – Aarde – Mars – Jupiter – Saturnus – Uranus – Neptunus Het verst van de zon staat Pluto, die geen planeet meer wordt genoemd, maar onder de dwergplaneten wordt gerekend Elke planeet in ons zonnestelsel kent seizoenen. Die zijn vaak anders zoals wij die hier op aarde kennen met een lente, zomer, herfst en winter. Er zijn twee oorzaken van seizoenen op een planeet aan te wijzen. De eerste oorzaak is de helling van de as van de planeet, de axiale as. De tweede is dat de baan die sommige planeten om de zon maken niet zuiver rond is, maar elliptisch. Dat betekent dat de planeet in zijn ronde om de zon soms dichter bij de zon staat en soms er verder van af. Een elliptische baan beïnvloedt het gehele klimaat van de planeet. Omdat de baan van de aarde (bijna) rond is, is het algemene klimaat op aarde redelijk stabiel.
Mercurius en Venus Mercurius en Venus staan het dichtst bij de zon. Omdat ze een baan hebben die tussen de aarde en de zon loopt, noemen we ze wel de binnenplaneten. Mercurius draait zo’n kleine baan dat het moeilijk te zeggen is welke seizoen het is. Op Venus zijn wel iets van seizoenen. Venus heeft een axiale hoek van -3 graden en dat heeft niet zo veel effect.
Mars Op Mars zijn de seizoenen extreem. De afstand van de zon varieert in een Mars-jaar (een rondje om de zon) tussen de grofweg 200 miljoen kilometer en 250 miljoen kilometer. Bovendien heeft Mars een axiale hoek die groter is dan die van de aarde, nl 25,19 graden. Een Mars jaar duurt 1,88 ‘Aarde jaar’, de seizoenen duren dan ook langer. Op het Noordelijk halfrond duur de lente 7 maanden, de zomer 6 manden de herfst 5,3 maanden en de winter slechts 4. Dat de seizoenen niet precies even lang zijn ligt aan de elliptische baan. Het blijft trouwens altijd wel koud op Mars. In de zomer wordt het soms 20o C, en daalt het ’s nachts naar – 100o C.
Jupiter Jupiter kantelt net als Venus maar -3 graden. Dat heeft nauwelijks invloed. Vanwege de afstand tot de zon zijn er wel seizoenen. Die duren 3 Aarde jaren.
Saturnus Saturnus staat in een hoek van 26,75 graden, vergelijkbaar met de aarde. Er zijn dus ook vier seizoen op Saturmus. Deze duren zeven jaar. Op deze gasreus merken ze er niet veel van. Als gevolg van seizoensinvloeden wisselt het klimaat niet zo veel.
Uranus Uranus heeft een vrijwel cirkelvormige baan. De as van Uranus is maar liefst 82 graden gekanteld. Hij hangt zowat op zijn zij. Een seizoen duurt hier 20 jaar en het weer wisselt sterk, een jaar 84 Aardse jaren. Een ding is zeker, het is er altijd heel koud.
Neptunus Neptunus heeft een kanteling van 28,5 graden, lijkt op de aarde dus. Neptunus is de verste planeet van ons zonnestelsel. Over de seizoenen op Neptunus is niet veel bekend. Hoewel wetenschappers zeggen dat beelden van de Hubble Space Telescoop veranderingen tonen in de helderheid van de wolken op het zuidelijk halfrond in de lente. Een seizoen op Neptunus duurt 40 jaar.
Perseïden - meteorenzwerm op 12/13 augustus
Perseïden In de nacht van dinsdag op woensdag 12/13 augustus 2014 is de meteorenzwerm de Perseïden weer te zien, een waar festival van ‘vallende sterren’. Het maximum valt dit jaar rond een uur of 2 ’s nachts. Omdat de maan nog bijna vol is, zullen de zwakkere meteoren niet te zien zijn door het maanlicht. Maar er blijven er nog genoeg over: zo’n tien tot twintig per uur. Enige dat we nog nodig hebben om van dit spektakel te kunnen genieten is een heldere nacht.
Meteoroïde – meteoor – meteoriet Elke dag zijn er wel ‘vallende sterren’ of meteoren te zien. Elke avond zijn dat er gemiddeld zes per uur, in de loop van de nacht neemt dit toe tot soms wel achttien. Een meteoor
ontstaat doordat er stof- of gruisdeeltjes uit de ruimte de dampkring (op een hoogte tussen de 80 en 100 km) van de aarde binnendringen. Deze stofdeeltjes zijn vaak afkomstig van kometen. Als de deeltjes in de dampkring komen laten ze kortstondige lichtsporen zien, waarvan een groot deel met het blote oog te zien zijn. Zolang het deeltje nog in de ruimte zweeft heet het een meteoroïde, het lichtspoor dat ontstaat als het deeltje in de dampkring verbrandt is een meteoor. Soms is een meteoroïde zo groot dat hij bij de val door de dampkring niet geheel verbrand, dat is een meteoriet. Dit gebeurt iedere nacht wel ergens op aarde. De laatste meteoriet in Nederland boorde zich in 1990 door het dak van een huis in Glanerbrug.
Lichtspoor In tegenstelling tot wat veel mensen denken is niet het verbranden van het deeltje dat we zien bij een meteoor. Het licht dat bij de verbranding vrijkomt is veel te zwak om vanaf de grond te zien. Door de grote snelheid waarmee de aarde en het deeltje elkaar naderen (tussen de 15 en 70 km per seconde) komt het deeltje keihard in botsing met de moleculen in de lucht. Hierbij komt na een natuurkundig proces een grote hoeveelheid energie vrij in de vorm van licht: de meteoor. Soms brokkelt er een groter stukje van een komeet af. Komt zo’n brokje van enkele centimeters in de dampkring terecht dan ontstaat er een heel heldere meteoor. Zo’n heel heldere meteoor heet dan een vuurbol of bolide. De meteoor op 15 februari 2013 nabij de Russische stad Tsjeljabinsk was ongekend zwaar en de schokgolf ontstond door het binnendringen van de dampkring richtte veel schade aan.
Meteorenzwerm Tijdens de jaarlijkse rondgang om de zon komt de aarde regelmatig in delen van de baan waarin zich veel stof- en gruisdeeltjes bevinden. Dit zijn plaatsten waar ooit een
komeet langstrok. Een komeet laat altijd een spoor van deeltjes achter (de staart). Daarom is een meteorenzwerm goed voorspelbaar. Deze plekken met troep zijn redelijk constant en ieder jaar op hetzelfde tijdstip gaat de aarde er dus doorheen. Vergelijk dit met het rijden op een rotonde. Als er ergens een zwerm muggen danst en je rijdt er doorheen dan heb je bij ieder rondje op dezelfde plek een partij muggen geplet tegen de voorruit. Andere bekende meteorenzwermen zijn de Geminiden in december en de Boötiden in januari. Interesse om verder te gaan met sterrenkijker en astronomie? Klik hier voor onze telescopen