Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding De Vlielandgroep kiest voor de jeugd in Friesland Talant, Jeugdhulp Friesland, MEE Friesland, GGZ Friesland – Kinnik, Tjallinga Hiem, Bureau Jeugdzorg Friesland, CIZ Friesland, Gemeente Leeuwarden, Zorgverzekeraar De Friesland, Zorgkantoor De Friesland, Provincie Fryslân.
Juni 2010
Inhoud
Projectplan Versterkt naar verbinding
2
1 3
Hoofstuk 1. Inleiding Hoofdstuk 2. De projectdefinitie 2.1. De uitdaging van het project 2.2 De aanleiding voor het project 2.3 De bovenliggende doelstelling van het project 2.4 Het beoogde projectresultaat 2.5 De afbakening van het projectresultaat 2.6 De effecten 2.7 De gebruikers van het projectresultaat 2.8 De randvoorwaarden waarbinnen het project zich afspeelt 2.9 De relatie met andere projecten Hoofdstuk 3. De fasering en het activiteitenplan Hoofdstuk 4. Beheersingsaspecten: tijd – geld – kwaliteit 4.1. Tijd 4.2. Geld 4.3 Kwaliteit Hoofdstuk 5. De projectorganisatie Hoofdstuk 6. Communicatie
3 4 4 5 6 7 8 9 9 9 10 11 13 13 13 16 17 19
Bijlagen
20
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
HOOFDSTUK
1
Projectplan ‘Versterkt naar verbinding’
Inleiding Het gezamenlijke initiatief van de Vlielandgroep om te komen tot een verbeterslag in de jeugdzorg in Friesland is uitgewerkt in het projectplan dat hier voor u ligt. Vanuit een gezamenlijk perspectief op de jeugdzorg heeft de Vlielandgroep uitgewerkt wat zij als kernvragen en oplossingrichtingen heeft gesignaleerd en toegevoegd kan worden aan de jeugdzorg in Friesland. In het projectplan “Versterkt naar verbinding” is beschreven op welke wijze zij daar, gezamenlijk, een antwoord op wil geven. Het projectplan is in juni 2010 vastgesteld om met het plan als basis de vervolgstappen met betrokkenen te zetten. In die vervolgstappen wordt het plan werkende wijs nader uitgewerkt, aangescherpt en aangevuld passend bij de fase binnen het project en de dan betrokkenen. De Vlielandgroep is de initiatiefgroep van het geheel en is daarom blijvend betrokken bij het project.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 3
HOOFDSTUK
2
De projectdefinitie
In de projectdefinitie wordt het gezamenlijke en scherpe beeld van wat ons te doen staat vastgelegd. Dit vormt de basis voor het project en de uitvoering daarvan.
2.1. ■ De uitdaging van het project In januari 2010 is een aantal spelers in veld van de jeugdzorg in Friesland bij elkaar geweest op uitnodiging van de provincie Fryslân. Tijdens de tweedaagse Konferinsje Jeugdsoarch op Vlieland hebben Talant, MEE, BJZ, Tjallinga Hiem, CIZ, Jeugdzorg Friesland en GGZ Friesland, samen met de zorgverzekeraar en zorgkantoor De Friesland, de gemeente Leeuwarden en de provincie Fryslân, en ondersteunt vanuit Frieslab, geformuleerd wat zij in de keten van de jeugdzorg graag willen toevoegen. Er gebeurt veel binnen de jeugdzorg in Friesland, de zorgaanbieders zijn allemaal bezig met het vormgeven van zorgprogramma’s en zorgprogrammering en daarnaast wordt op verschillende aspecten en momenten met elkaar en met anderen 1 buiten de (geïndiceerde ) jeugdhulp en zorg samengewerkt. Er wordt door allen gewerkt aan ICT toepassingen in cliënt volg en dossier systemen. Het bredere terrein van jeugd, jeugdbeleid en jeugdzorg in Friesland laat hetzelfde beeld zien van een groot aantal ontwikkelingen. Daarnaast wordt door onderzoek binnen organisaties en binnen de keten (Partoer) steeds meer inzichtelijk vast te leggen in cijfermateriaal en effectmetingen. De aanwezigen bij de Konferinsje Jeugdsoarch op Vlieland, de Vlielandgroep, hebben met elkaar gesproken over hoe het verschil gemaakt kan worden voor het Friese kind. De Vlielandgroep heeft hiervan een duidelijk beeld: 1 Binnen dit kader wordt “geïndiceerde” ruim gezien, het betreft de provinciale jeugdzorg, de AWBZ en ZVW jeugdzorg en ook de zorg voor verstandelijk gehandicapte jeugd.
4
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
Het kind en gezinsysteem in Friesland ontvangen na de eerste melding tijdig de juiste hulp en zorg, waar nodig integraal en met continuïteit in begeleiding en altijd zonder belasting van de cliënt door het herhaald verstrekken van dezelfde informatie. Alle betrokken partijen zijn gecommitteerd aan het inzetten van het continuüm van hulp en zorg. Het kind en gezinsysteem staan centraal en er wordt toegewerkt naar het zoveel mogelijk weer in eigen kracht en regie zetten van ouders en kind – zelf verder gaan.
Dit vaststellende en wetend dat er al veel gebeurt binnen Friesland, is geformuleerd wat aanvullend nog zou moeten gebeuren. Met elkaar is geconstateerd dat een belangrijke stap in deze keten het integraal samenwerken is die zich richt op het kind en gezin waarbij er veel problematiek is die de domeinen en dus de organisaties overstijgt en die vaak een langduriger monitoring en ondersteuning nodig hebben. Deze cliënt in de jeugdzorg vraagt een dergelijke integrale aanpak vanaf het begin, de eerste melding, waarbij het uitgangspunt bestaat uit één cliënt/cliëntsysteem, één diagnostiek en één plan. Zodat de cliënt sneller geholpen is met een accurate integrale diagnostiek en een integraal opgesteld hulpverleningsplan waarin meerdere zorgaanbieders betrokken kunnen zijn en waardoor er op het juiste moment en met de juiste zwaarte de hulpverlening ingezet wordt op de problematiek. En zodat de beschikbare middelen of effectieve en efficiënte wijze ingezet worden.
2.2 ■ De aanleiding voor het project De participanten hebben besloten om met elkaar de belangrijkste kernvragen in de keten van de jeugdzorg vast pakken en niet meer los te laten. Het vastpakken en niet meer loslaten van de kernvragen heeft geleid tot het besluit deze verder uit te werken in een gezamenlijk project en binnen het project in een pilot de nadere uitwerking te laten plaats vinden. In dit hoofdstuk wordt de achtergrond geschetst en de kernvragen beschreven. Geïndiceerde jeugdzorg komt pas aan de orde nadat meerdere stappen in het voortraject zijn gezet. Het duurt daarmee relatief lang voordat de zorg op dit niveau kan starten, mede door de indicatiestelling die met het inzetten van deze zorg noodzakelijk is. Door het uitblijven van een tijdige interventie zien hulpverleners uit de eerste lijn de hulpvragen complexer worden en escaleren. Daarnaast kan door de eerste lijn soms niet adequaat gereageerd worden op de hulpvraag waardoor, door een te lichte diagnostiek in het begin, zaken over het hoofd worden gezien. Later in het traject leidt dit tot inhaalacties en verandering van zorgaanbieder, met mogelijk (wederom) wachttijd tot start van de behandeling. Er is onvoldoende afstemming tussen eerste en tweede lijn waarbij door de tweede lijn niet integraal wordt aangesloten op de eerste lijn. Geïndiceerde jeugdzorg heeft te maken met vaak complexe, meervoudig samengestelde hulpvragen waarbij op basis van expertise vaak meerdere organisaties betrokken zijn zonder dat er sprake is van een tijdig en gecoördineerd kunnen inzetten van organisatieoverstijgende interventies. In tegendeel, juist bij het inzetten van zorg vanuit meerdere organisaties merkt de cliënt dat het eigen verhaal nog een keer verteld moet worden en dat bovendien opnieuw een plan gemaakt wordt.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 5
Daarnaast worden, doordat de zorg volgtijdelijk in plaats van parallel geschakeld wordt aangeboden, de doorlooptijden verengd. Het bieden van zorg houdt vaak in dat het kind uit de omgeving waar de problemen zich voordoen en zijn ontstaan naar een andere omgeving ‘gehaald’ wordt om daar de diagnostiek uit te voeren en de hulp en zorg in te zetten. Bij het inzetten van geïndiceerde jeugdzorg wordt tijdens de zorg voorzien in zorgcoördinatie maar in de meeste situaties is er geen casemanagement en als deze er al is dan is deze meestal maar kortdurend en/of gekoppeld aan de inzet van zorg. Er is geen continuüm van regie op de (benodigde) inzet aan hulp en zorg met de daarbij behorende mandatering. Op Vlieland zijn daarom de volgende kernvragen in de keten van de jeugdzorg gezamenlijk benoemd: ■
■ ■
■
Kunnen wij, vanuit de tweede lijn, het diagnostisch proces (incl. indicatiestelling) in gezamenlijkheid verbeteren en inzetten daar waar de problemen (zijn) ont staan? Welke regie is noodzakelijk in de zorgverlening en kunnen wij daarin voorzien? Kunnen wij voorzien in een ontwikkeling van geschakelde zorg naar zorgprogramma’s over de organisaties heen? Welke mogelijkheden zijn er om de beschikbare informatie te delen met de cliënt en betrokken organisaties in de zorg voor deze cliënt. De beantwoording van deze kernvragen staat centraal in het project “Versterkt naar verbinding” .
2.3 ■ De bovenliggende doelstelling van het project Het kind en gezinsysteem in Friesland ontvangen na de eerste melding tijdig de juiste hulp en zorg, waar nodig integraal en met continuïteit in begeleiding en altijd zonder belasting van de cliënt door het herhaald verstrekken van dezelfde informatie. Alle betrokken partijen zijn gecommitteerd aan het inzetten van het continuüm van hulp en zorg. Het kind en gezinsysteem staan centraal en er wordt toegewerkt naar het zoveel mogelijk weer in eigen kracht en regie zetten van ouders en kind – zelf verder gaan. Eerder al werd doelstelling omschreven. Hieronder wordt deze nog herhaald.
Alle organisaties en instellingen in Friesland dragen met de huidige eigen ontwikkelingen en de huidige samenwerkingsinitiatieven bij aan het realiseren van deze doelstelling voor de jeugd – jeugdzorg in Friesland. Zo ook het project “Versterkt naar verbinding” . Het betreft een cliëntsysteem van kind én gezinsysteem waarbij het project nadrukkelijk de verbinding wil aanbrengen tussen de activiteiten van de afzonderlijke organisaties, ook die waar deze activiteiten zich richten op de volwassenen in het gezinssysteem. Het project start bij de jongere en is gericht op de jongere en betrekt daarbij zijn omgeving. Het project zal door te op te leveren projectresultaten bijdragen aan de kwalitatie-
6
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
ve ontwikkeling van de jeugdzorg in Friesland waarbij het bieden van integrale zorg en hulpverlening centraal staat. In Friesland wordt uitgegaan van het tijdig opschakelen naar de juiste hulp en zorg en daarna het tijdig terugschakelen. De aansluiting tussen de eerste lijns hulp en ondersteuning en de tweede lijns (geïndiceerde) hulp en zorg komt dan nadrukkelijk in beeld, de cliënt ontvangt de geïndiceerde zorg niet langer dan noodzakelijk. De te realiseren verbetering van de gesignaleerde “openstaande punten” op het terrein van ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen/ jongeren en hun gezinssysteem zal bijdragen tot een efficiënte maar vooral doelmatige inzet van de middelen en tot meer tevredenheid bij de cliënt en cliëntsysteem.
2.4 ■ Het beoogde projectresultaat In het project worden de vier kernvragen uitgewerkt naar oplossingsrichtingen die in een pilot fase de definitieve uitwerking krijgen. De vier kernvragen en oplossingsrichtingen kunnen niet los van elkaar gezien worden, allen hebben te maken met het samen uitvoeren van integrale hulpverleningsplannen en het bieden van (soms langdurige) regie in Friesland. De oplossingsrichtingen horend bij de kernvragen zijn de beoogde resultaten van het project: ■
■
■
Er is een diagnostisch kader uitgewerkt en uitgeprobeerd. Het kader bestaat uit de inhoudelijke beschrijving van het multidisciplinaire team en het multidisciplinair protocol waarbij het uitgangspunt bestaat uit het inzetten van specialistische tweede lijns expertise ten behoeve en versterking van de eerste lijn. Daarnaast zijn de randvoorwaarden voor het operationaliseren van een dergelijk diagnostisch kader uitgewerkt, denk hierbij aan een beschrijving van de wijze van organiseren (inclusief virtueel overleg), beslisboom, de kosten en bekosti ging, de gerealiseerde aansluiting tussen advies en zorgaanbod, het omgaan met veiligheidsaspecten en mogelijk justitieel kader, de doorlooptijd van diagnose en totale zorgtraject, de relatie tot de huidige indicatiestellingen van CIZ en BJZ. Het diagnostisch kader richt zich altijd op kind én gezin sámen. De wijze waarop door de tweede lijnsinstellingen een bijdrage aan ketenbrede regie gerealiseerd kan worden is beschreven en uitgeprobeerd. Hierin wordt duidelijk wat de ketenbrede regie inhoud, waarbij gedacht kan worden aan een uitwerking met betrekking tot de verhouding met de huidige zorgcoördinatie en vormen van casemanagement waarin opgenomen wordt hoe er omgegaan wordt met langduriger inzet en de positie van de regie binnen eerste en tweedelijn zorg en hulp. Daarnaast wordt duidelijk wie de uitvoerders daarin kunnen zijn, welke mandaten betrokkenen in de ketenbrede regie hebben en hoe de relatie is tot de cliënt en het cliëntsysteem. Daarnaast wordt uitgewerkt op welke wijze de doelrealisatie voor de cliënt in beeld gebracht en gevolgd kan worden. Beschreven en uitgeprobeerd is de wijze waarop in Friesland integrale hulpverleningsplannen en de uitvoering daarvan gerealiseerd worden voor de complexe, meervoudig samengestelde hulpvragen waarbij op basis van expertise meerdere organisaties betrokken zijn. Hierbij wordt ingegaan op wat (inhoud en logistiek) er door de tweede lijn integraal geboden wordt op basis van de hulpvraag die binnen het diagnostische kader tijdens de eerste lijn aan de orde komt.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 7
■
Ten behoeve van de uitvoering van het integrale hulpverleningsplan en de in te zetten regie is er een vorm van een (digitaal) dossier beschikbaar en uitgepro beerd. Uitgangspunt is dat de cliënt eigenaar is van het eigen dossier, waarin de benodigde informatie van de cliënt en de professionals verzameld is, en alle betrokkenen daarvoor gelegenheid geeft deze informatie te gebruiken. Daar waar veiligheidsvraagstukken bij kind of gezin aan de orde zijn kan hiervan afgeweken worden.
De vier oplossingsrichtingen staan met elkaar in verbinding. De start is het inzetten van het diagnostisch kader vanuit de tweede lijn in de eerste lijn aansluitend op de (eerste) melding. In principe wordt het diagnostisch kader ingezet voor alle meldingen om zo (via een screeningsfase oid) daar waar sprake is of het vermoeden is van meerdere hulpvragen die door meerdere zorgaanbieders beantwoord moet worden gesignaleerd worden en in beeld gebracht. Met het diagnostisch kader wordt de richting van de hulp en zorg bepaald, nog vóór er sprake is van een keuze voor een domein van hulp of zorg, en kan “geput” worden uit het aanbod binnen de eerste en tweede lijn. Tegelijkertijd wordt bepaald welke “kleur” van regie (vanuit 1e of 2e lijn) verbonden wordt aan kind en gezin. Zorgprogramma/traject en dossier van de cliënt zal moeten aansluiten wat bij het diagnostisch kader geformuleerd wordt en wat zorgaanbieders (en regie) vervolgens nodig hebben aan dossier. De eerste inhoudelijke bouwstenen voor de uitwerking in het project zijn in bijlage één toegevoegd. Alle oplossingsrichtingen worden nader ontwikkeld, getoetst en bijgesteld aan de hand van een pilot. De pilot levert de volgende resultaten op: Met alle oplossingsrichtingen is in relatie tot elkaar ervaring opgedaan in de praktijk met de daarbij betrokken instellingen en organisaties. Op basis daarvan kan mede besloten worden om een en ander breder in Friesland (gefaseerd) toe te gaan passen. Op basis van de pilot kan informatie verzameld worden over doelgroep, aantallen, urenbesteding, kosten in relatie tot beschikbare middelen, verloop van zorgtrajecten, financiering van zorgtrajecten, effectmeting, knelpunten, etc. Deze informatie draagt bij aan de besluitvorming over een vervolg na afronding van de pilot. De inhoudelijke uitgangspunten en nadere onderbouwing van de pilot is in bijlage twee toegevoegd.
2.5 ■ De afbakening van het projectresultaat In de pilot is het van belang voldoende omvang te hebben die tegelijkertijd voldoende groot is maar ook beperkt genoeg is om het project “behapbaar”, en dus uitvoerbaar, te houden. Niet alle kinderen en hun gezin zullen voldoen aan de criteria om deel te nemen aan de pilot, immers er wordt uitgegaan van complexe problematiek met de inzet van meerdere zorgaanbieders. Grofweg kan hierbij uitgegaan worden van de 80-20 regel waarbij 80% geholpen is met de reguliere huidige aanpak en voor 20% de pilot een antwoord kan geven. Waarbij in een screeningsfase ook (een deel van) de 80% in de inzet van het diagnostisch kader opgenomen moet worden. De pilot beperkt zich tot een ROC school/ZAT in een gemeente in Friesland uitgezonderd Leeuwarden en een wijk/CJG in Leeuwarden.
8
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
Het project eindigt na de uitvoering van de pilot. Naast de resultaten gekoppeld aan de vier kernvragen wordt op basis van de pilot voor het totale project aangeven wat de bevindingen zijn en worden aanbevelingen geformuleerd voor het vervolg. Uitvoering van het project is afhankelijk van de randvoorwaarden waarin voorzien kan worden, bijvoorbeeld financiering van de uit te werken onderdelen of de individuele zorgtrajecten, technische mogelijkheden of wet-en regelgeving. Een en ander wordt uitgewerkt in de voorbereidingsfase van het project.
2.6 ■ De effecten Het Project “Versterkt naar verbinding” is gestart om de jeugdzorgketen in Friesland te verbeteren, de ervaring is dat dergelijke verbeteringen naast “goed voor de cliënt” ook meestal goedkoper zijn. Dit is echter een effect van het project en geen resultaat wat nagestreefd wordt. Toch is het goed om kort te schetsen waar de “winst”, kwalitatief en kwantitatief, van dit project is welke een bijdrage levert aan de verbetering van de jeugdzorgketen; het bovenliggende doel. De kosten voor verkeerd of te licht ingezette zorg of juist te snel zware zorg worden door de inzet van het diagnostisch kader voorkomen, waardoor het aanbod aan de cliënt tegelijkertijd effectiever is. Het verlies door wachttijd binnen de (geïndiceerde) zorg en knelpunten in de overgang naar de eerste lijn, waardoor stagnatie in de keten ontstaat, wordt door de inzet van casemanagement met mandaat en “logistieke” inbreng teruggebracht, de cliënt hoeft niet te wachten en de zorg of nazorg kan eerder starten. Het “in bezit geven” van de informatie / diagnostiek, die na de eerste melding beschikbaar is, aan de cliënt die deze vervolgens ter beschikking stelt aan alle betrokkenen voorkomt dubbel werk en tijdverlies, daarnaast heeft de cliënt meer eigen regie over de hulp en zorg die ontvangen wordt. De kosten die geschakelde en daarmee langduriger en wellicht minder effectieve zorg met zich meebrengen worden vermindert door het werken met parallelle doelgerichte zorgtrajecten waarbij zorg tegelijkertijd en op het juiste moment wordt ingezet. Er is meer inzicht in de zorgvraag van cliënten en de knelpunten in de samenwerking van begeleiding, hulp en zorg aan cliënten. De inzet van gedifferentieerd en langdurig casemanagement heeft een preventieve werking waardoor nieuwe inzet van tweede lijns zorg beperkt of voorkomen kan worden.
2.7 ■ De gebruikers van het projectresultaat Met de resultaten van het project wordt allereerst bereikt dat een aantal cliënten in de pilot direct voordeel heeft gehad van een integrale aanpak vanaf het begin tot het eind ten aanzien van hun hulpvraag. Daarnaast kan aan het einde van het project besloten worden of deze uitwerking de gewenste bijdrage levert aan effectief en doelmatig gebruik van de middelen voor de uitvoering van integrale zorg binnen de geïndiceerde jeugdzorg. Tot slot zullen hulpverleners bij de vindplaatsen en de zorgaanbieders merken dat door de samenwerking de hulpvragen van de cliënt tijdig en effectief beantwoord worden.
2.8 ■ De randvoorwaarden waarbinnen het project zich afspeelt In een dergelijk project is het committent van alle betrokkenen van groot belang en
9 Van recht naar praktijk; Fries in Fryslân; taal tussen mensen
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 9
noodzakelijk. Een dergelijk samenwerkingsverband vraagt van betrokkenen het kijken voorbij de grenzen en belangen van de eigen organisatie in het belang van het kind. Dat vraagt om bestuurders en medewerkers met lef en doorzettingsvermogen. Voor de uitvoering binnen het project worden bestaande middelen ingezet waarbij, wanneer van toepassing, experimenteerruimte wordt gegeven voor de inzet van deze middelen en de verantwoording hiervan. De verschillende financiers betrokken bij het project; provincie, zorgkantoor, zorgverzekeraar en gemeente, kunnen zorgdragen voor een stimulans die de inzetbereidheid en de inzet mogelijkheden voor betrokken organisaties vergroten. Door binnen het project met een pilot te werken die in omvang beperkt is en gegevens oplevert voor besluitvorming over voortzetting na de projectperiode is ook de omvang in middelen en risico’s beperkt en te overzien. Wet- en regelgeving, ook op het financiële en verantwoordingsterrein, dienen de ruimte te bieden om de oplossingsrichting die in dit project aan de orde komen ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Binnen dit project wordt echter uitgegaan van het uitgangspunt “het kan”. Het afsprakenkader tussen het ministerie voor Jeugd&Gezin en het IPO geeft daar bijvoorbeeld ruimte voor. Ook stelt de initiatiefgroep vast dat waar onderling commitment is om een dergelijke project met elkaar, inclusief de financiers, uit te voeren er in onderling overleg mogelijk is met elkaar de ruimte en flexibiliteit te vinden om knelpunten op te lossen. In het project worden belemmeringen en oplossingen op dit terrein in kaart gebracht en uitgewerkt. Voor het nader uitwerken van het projectplan in de voorbereidingsfase (augustus – december 2010) en het uitvoeren van de pilot (2011) zijn aanvullend incidentele middelen nodig voor de projectorganisatie en realisatie van de projectresultaten. Bij de inzet van begeleiding, hulp en steun zal uitgegaan moeten worden van de beschikbare middelen daarvoor. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met verwachte vermindering van deze middelen in de (nabije) toekomst.
2.9 ■ De relatie met andere projecten In Fryslân is een aantal ontwikkelingen te noemen die raakvlakken hebben met dit project. Gedacht kan worden aan: ■ de invoering van het Elektronisch Kind Dossier (EKD) (HVD Friesland), ■ de ontwikkelingen gerelateerd aan de realisatie van de CJG’s (stuurgroep CJG) ■ het plan van aanpak verminderen regeldruk (11 mei 2010 bestuurlijk platform Jeugd Friesland). ■ mede vanuit de Amaryllus groep een initiatief om zich te richten op het school verzuim wat geleid heeft tot het projectvoorstel “niet de problemen exporteren, maar oplossingen importeren in de school” (Gemeente Leeuwarden) ■ Project Vroeg Voortdurend en Integraal (oa MEE Friesland) Tijdens en bij de besluitvorming na afloop van het project is het van belang ook het verloop en de resultaten van deze projecten te betrekken.
10
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
HOOFDSTUK
3
De fasering en het activiteitenplan
Door het project op te delen in een aantal fasen en vooraf een beeld te hebben van welke activiteiten uitgevoerd moeten worden is er inzicht in het totale project en wat er nodig is, bijvoorbeeld aan tijd en beslismomenten, om deze uit te voeren. In grote lijnen bestaat het project “Versterkt naar verbinding” uit een zestal fasen, op de volgende pagina in schema weergegeven. In de fasering zit een aantal mijlpalen, momenten waarin besluiten genomen worden. In dit project zien we tenminste mijlpalen na afronding van elke fase en zijn er daarnaast in de fase ‘voorbereiding uitvoering’ en ‘uitvoering’ specifieke mijlpalen te benoemen. In bijlage drie is via een globaal activiteitenplan aangegeven waar deze mijlpalen voor deze twee fasen zitten. Na afronding van de evaluatie wordt besloten of en hoe structureel vervolg wordt gegeven aan de ervaringen uit de projectfase.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 11
Fasering van het project 1. Initiatieffase J Januari 2010 - Maart Tijdens de tweedaagse op Vlieland is besloten met elkaar de belangrijkste kernvragen in de keten van de jeugdzorg vast te pakken en niet meer los te laten 2. Opstellen projectplan
April – Juni Met een voorlopige stuurgroep en een voorlopige projectgroep wordt een projectplan opgesteld die de basis is voor het vervolg. 3. besluitvorming en samenstellen projectorganisatie
Juli Besluitvorming op basis van het projectplan, betrekken beoogde partners voor projectorganisatie vervolg. 4. Voorbereiding uitvoering
Augustus – December Na besluitvorming op basis van het projectplan de uitvoeringsaspecten nader ontwikkelen en de start van de uitvoering van de pilot voorbereiden. 5. Uitvoering projectplan Januari 2011 – November
Uitvoering van de pilot op basis van het projectplan. 6. Evaluatie
December 2011
Evaluatie van de pilot, vaststellen aanbevelingen voor een vervolg. Besluitvorming met betrokkenen.
12
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
HOOFDSTUK
4
Beheersingsaspecten: tijd – geld – kwaliteit
Deze onderdelen zijn vooral van belang tijdens het project. Daar waar knelpunten in de uitvoering ontstaan kan gekozen worden op welke van deze beheersingsaspecten ruimte gevonden kan worden om het project te realiseren. Door de opzet van het projectplan zullen deze onderdelen in een latere fase nader uitgewerkt worden en kunnen zij daadwerkelijk gaan dienen als beheersingsmaatregel.
4.1. ■ Tijd In de fasering wordt op globale wijze inzicht gegeven in het tijdsaspect van het project. Ook in de bijlage vier wordt hier globaal op ingegaan via het activiteitenplan. Het activiteitenplan is echter slechts globaal uitgewerkt en wordt door de projectgroep in de voorbereidingsfase concreet gemaakt en op dat moment wordt de planning van de verschillende activiteiten ook duidelijk. Dan wordt gekeken wat de activiteiten aan bewerkingstijd kosten, wat de doorlooptijd is wat in volgorde eerst moet en tot slot de onderdelen die tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden.
4.2. ■ Geld Er wordt onderscheid gemaakt tussen de middelen die nodig zijn om het project en dan met name de pilot fase inhoudelijk uit te voeren (de begeleiding, hulp en zorg die ingezet wordt voor de cliënt in de pilot) en de middelen die nodig zijn voor de projectorganisatie en uitvoering.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 13
De middelen voor de inhoudelijke uitvoering komen uit de reguliere middelen die beschikbaar zijn voor de zorg en vanuit de afspraken die gemaakt zijn tussen financier(s) en zorgaanbieder/instellingen. De beheersing van deze middelen ligt bij de zorgaanbieders en andere instellingen. De ontwikkeling en uitvoering in het project gaat uit van de inzet van begeleiding, hulp en zorg vanuit de beschikbare middelen. Op onderdelen zullen financiers en zorgaanbieders/instellingen voldoende ruimte moeten hebben gemaakt in de afspraken en begroting voor 2011 om binnen het project passende inzet van hulp en zorg te plegen. Om daadkrachtig te kunnen handelen tijdens het project, zonder op belemmeringen te stuiten bij betrokken organisaties, wordt door de betrokkenen voorzien in flexibel en oplossingsgericht handelen daar waar knelpunten (mogelijk) worden ervaren. Voor de projectorganisatie wordt uitgegaan van een projectleider met ondersteuning in de vorm van een projectsecretaris die ingezet wordt vanuit één van de deelnemende organisaties dan wel extern wordt ingehuurd. Vanuit de participerende organisaties wordt een kernprojectteam gevormd. Daarnaast zullen kosten gemaakt worden voor communicatie, eindevaluatie, vergaderfaciliteiten en dienen middelen beschikbaar te zijn voor de inhoudelijke ontwikkeling en uitvoering. De onderdelen resultaatgericht monitoren op effecten en de mate van doelrealisatie en ontwikkeling van ICT ondersteuning van het informatie delen vragen incidenteel middelen in de projectfase. Alle betrokken organisaties dragen bij door een binnen de eigen middelen in te vullen investering. In bijlage vier is de begroting nader uitgewerkt, hieronder volgt een samenvatting. In totaal bedragen de incidentele projectkosten € 600.000 verspreidt over 3 jaar.
14
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
Fase: Voorbereiding uitvoering september – december 2010 Omschrijving
Eigen investering
Incidentele
uit reguliere
middelen
middelen
voor project
Kosten Project organisatie Overige inzet medewerkers betrokken organisaties Informatie en feedback bijeenkomsten(materieel) binnen en buiten organisatie Deskundigheidsbevordering Materiële kosten (drukwerk, communicatie)
15.000 55.000
10.000 5.000 5.000
Ontwikkeling ICT oplossing informatie delen (haalbaarheid onderzoek – beperkt in kosten en omvang) Ontwikkeling effectmeting-doelrealisatie Totaal
30.000 20.000 70.000
Initiele kosten 2010
Fase: Uitvoering in 2 pilots januari – december 2011 Omschrijving
Project organisatie Overige inzet medewerkers
Uitvoering casemanagement / trajectbegeleiding (productie) afspraken organisaties en financiers. Uitvoering zorgprogramma /zorgtrajecten Totaal
Na projectfase op basis van uitkomsten uitrol – 2012 en verder Omschrijving
200.000 50.000
Eigen investering uit regulier middelen
Incidentele middelen voor project Kosten
22.000 30.000
205.000
Informatie en feedback bijeenkomsten (materieel) binnen en buiten organisaties Deskundigheidsbevordering Materiële kosten (drukwerk, communicatie) Uitvoering (ICT) oplossing informatie delen Uitvoering effectmeting-doelrealisatie Uitvoering diagnostisch kader
135.000
10.000 20.000 5.000 20.000 30.000 64.000 uit
116.000
290.000
Eigen investering
Incidentele middelen
Conferentie mbt uitkomsten project voor derden binnen en buiten Provincie
20.000
Project organisatie tbv implementatie binnen en tussen organisaties
PM
Informatie bijeenkomsten binnen en buiten organisatie tbv implementatie Deskundigheidsbevordering Uitbreiden ICT mogelijkheid ‘informatie delen’ Implementatie effectmeting-doelrealisatie Uitvoering diagnostisch kader
PM PM PM PM PM
40.000
Uitvoering casemanagement / trajectbegeleiding
uit (productie) afspraken organisaties en financiers.
Uitvoering zorgprogramma/zorgtrajecten
uit (productie) afspraken organisaties en financiers.
Totaal
PM
60.000
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 15
4.3 ■ Kwaliteit Kwaliteit is de weerslag van het totaal aan verwachtingen wat er is, opgeleverd wordt, aan het eind van het project. De kwaliteitseisen kaderen de resultaten van het project en zijn leidend in voorbereiding en uitvoering van het projectplan. Daar waar in het hoofdstuk ‘Effecten’ aangegeven wordt wat de verwachtingen zijn ten aanzien van het omvattende doel van verbetering van de jeugdzorg in Friesland, wordt bij ‘Kwaliteit’ aangegeven waar de directe resultaten van het project inclusief de pilotfase aan moeten voldoen. De hieronder geformuleerde kwaliteitseisen worden gevolgd: ■ Na de pilot geven betrokkenen aan dat zij het project als aanvullend op de bestaande situatie en ontwikkelingen ervaren, het project voegt toe. (Hiertoe wordt de huidige situatie bij de start in kaart gebracht) ■ Na de pilot kan de eerste lijn aangeven op welke punten zij ondersteunt en ver sterkt zijn en kan de tweede lijn aangeven waar zij versterking en ondersteuning ervaren door de resultaten van het project. ■ Het project richt zich in ieder geval op de moeilijkste cliënten in de doelgroep, ook deze kinderen en hun gezinsysteem worden “vastgehouden en niet meer losgelaten”. ■
■
■
■
■
■ ■
■
■
Binnen de pilot wordt uitgegaan van het bieden van begeleiding, hulp en zorg binnen de beschikbare middelen voor dat aanbod, er is geen sprake van een structurele ophoging van benodigde middelen. Binnen de beschikbare middelen kunnen binnen het project andere keuzes gemaakt en geadviseerd worden. In de resultaten van het project is de integrale benadering op alle onderdelen zichtbaar. Het project heeft zich niet laten hinderen door wet- en regelgeving maar heeft de ruimte gevraagd en gezocht, betrokkenen bij het project hebben voorzien in deze ruimte. Bij alle cliënten uit de pilot is één plan gemaakt voor kind(eren) én gezinsysteem. Bij alle cliënten uit de pilot is bekend in welke mate en met welke ondersteuning uit het eigen netwerk en eventueel professionele inzet zij in staat zijn (weer) zelfstandig en zelfredzaam te leven. Bij alle cliënten uit de pilot is bekend wat het effect is van het ingezette traject. De instroom naar 2e lijns jeugdzorg en de doorlooptijd binnen de 2e lijns jeugd zorg is in de pilotfase gelijk gebleven of verminderd. (Bij de start wordt de huidige situatie over een periode onderzocht en vastgelegd als nul meting). Bij inzet van 2e lijns aanbod is tijdens de pilot geen belemmering geweest door wachtlijsten. De doorstroom vanuit het zorgprogramma/traject naar de 1e lijn is gerealiseerd zonder wachttijd.
In de rapportages naar de stuurgroep zal aan de hand van de kwaliteitseisen de stand van zaken weergegeven worden. De beantwoording van de kwaliteitseisen komen bij de eindevaluatie terug en zullen onderdeel zijn van de besluitvorming ten aanzien van een vervolg, een “uitrol” in Friesland.
16
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
HOOFDSTUK
5
De projectorganisatie
In elke fase zal de projectorganisatie aangepast worden gericht op die fase. In de initiatief fase is gewerkt met alleen de initiatiefgroep/de stuurgroep. In de definitiefase is vanuit de betrokken organisaties een voorlopige projectgroep gevormd die in een sessie input hebben gegeven voor het project en projectplan. Zo zal ook voor het vervolg gekozen worden voor die projectorganisatie die slagvaardig kan voorzien in datgene wat nodig is. Risico hierbij is dat de betrokkenen in de projectorganisatie onvoldoende betrokken zijn en invloed hebben kunnen uitoefenen op hetgeen de plannen zijn. Antoine de Saint-Exepury verwoord dat heel adequaat. Wanneer je een schip wilt bouwen Breng dan geen mensen bijeen Om timmerhout te sjouwen Of te tekenen alleen Voorkom dat ze taken ontvangen Deel evenmin plannen mee Leer eerst mensen verlangen Naar de eindeloze zee
Antoine de Saint-Exepury
Voor dit project betekent dat de plannen voor een volgende fase mede door de betrokkenen van die fase zelf worden uitgewerkt. De initiatiefgroep, gevormd door deelnemers aan de Vlieland conferentie, blijft gedurende het gehele project betrokken in de vorm van een stuurgroep. De finan-
17
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 17
ciers (Provincie, Zorgkantoor, zorgverzekeraar, gemeenten) zijn los van de stuurgroep weergegeven omdat hun functie een andere is. Gedurende het project zullen zij aanschuiven bij de stuurgroep als toehoorder. De projectleider heeft een kern projectgroep tot beschikking die gedurende het gehele project in beeld blijft en die in de fase van ‘voorbereiding uitvoering’ en de ‘uitvoering’ uitgebreid wordt met bijvoorbeeld de betrokken uitvoerders van de pilot fase. De kernprojectgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de huidige betrokken zorgaanbieders (Talant, Tjallinga Hiem, GGZ Friesland, Jeugdhulp Friesland), BJZ, MEE en de GGD/jeugdgezondheidsdienst Friesland. Het CIZ is nadrukkelijk betrokken bij de kernprojectgroep maar is niet met een medewerker aanwezig.
stuurgroep
aanvulling tijdens fase voorbereiding en na eerste mijlpaal
projectleider
kern projectteam aanvulling gericht op pilot
18
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
financiers
HOOFDSTUK
6
Communicatie
De communicatie wordt gekoppeld aan de fasering nader uitgewerkt. Bij de fase van besluitvorming en samenstellen van de projectorganisatie zal het projectplan dienen als communicatiemiddel voor de betrokken organisaties/instellingen. Daarnaast zal in dezelfde periode het projectplan gebruikt worden om te spreken over de mogelijkheden voor aanvullende incidentele middelen. In augustus 2010 volgt de definitieve vaststelling of het project vervolgd wordt en op dat moment volgt een bredere communicatie naar derden. Binnen de fase van voorbereiding uitvoering wordt een communicatieplan voor het resterende deel van het project opgesteld.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 19
BIJLAGE
1
Startnotitie inhoudelijke uitwerking
1. Toelichting Op Vlieland zijn vier kernvragen in de keten van de jeugdzorg benoemd: 1. Kunnen wij het diagnostisch proces (incl. indicatiestelling) in gezamenlijkheid verbeteren? 2. Welke regie is noodzakelijk in de zorgverlening en kunnen wij daarin voorzien? 3. Kunnen wij voorzien in een ontwikkeling van geschakelde zorg naar zorgpro gramma’s over de organisaties heen? 4. Welke mogelijkheden zijn er om de beschikbare informatie te delen met de cliënt en betrokken organisaties in de zorg voor deze cliënt. De beantwoording van deze kernvragen en de verbinding daartussen staat centraal in het project Project “Versterkt naar verbinding” – Versterkt naar verbinding. Voor de inhoudelijke uitwerking van deze kernvragen is een aanzet gemaakt in de eerste fase die geleid hebben tot het projectplan, de startnotitie inhoudelijke uitwerking. Per kernvraag zijn aldus de onderstaande punten meegegeven aan het projectteam. Het projectteam hanteert dit document als start en werkdocument. Het Projectplan is kaderstellend.
2. Punten per oplossingsrichting 2.1. ■ Kernvraag 1 Kunnen wij het diagnostisch proces (incl. indicatiestelling) in gezamenlijkheid verbeteren? 2.1.1 Beoogd resultaat Er is een diagnostisch kader uitgewerkt en uitgeprobeerd. Het kader bestaat uit de inhoudelijke beschrijving van het multidisciplinaire team en het multidisciplinair protocol waarbij het uitgangspunt bestaat uit het inzetten van specialistische tweede lijns expertise ten behoeve en versterking van de eerste lijn. Daarnaast zijn de randvoorwaarden voor het operationaliseren van een dergelijk diagnostisch kader uitgewerkt, denk hierbij aan een beschrijving van de wijze van organiseren (inclusief –virtueel- overleg), de kosten en bekostiging, de gerealiseerde aansluiting tussen advies en zorgaanbod, de doorlooptijd van diagnose en totale zorgtraject,
20
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
de relatie tot de huidige indicatiestellingen van CIZ en BJZ. 2.1.2 Een eerste verkenning Tijdens de Vlielandconferentie is gesproken over een betere samenhang tussen de verschillende vormen van zorgaanbod aan kinderen/jeugdigen die dat nodig hebben. Tijdens de conferentie is vastgesteld dat iedere organisatie zijn eigen diagnostiek en behandelprocedures kent. Uiteraard kent Bureau Jeugdzorg en iedere zorgaanbieder zijn eigen expertise en rationaliteit in handelen, waardoor de diagnostiek- en behandelprocedures ieder voor zich als professioneel zijn aan te merken. Er is echter behoefte aan meer samenhang in observatie en diagnostiek aan het begin van ieder behandeltraject en op het moment van de start in de eerste lijn. Daarmee kan worden voorkomen dat door een te ‘lichte’ diagnostiek aan het begin (eerste melding) zaken over het hoofd worden gezien, die later in het traject van behandeling en begeleiding leiden tot grotere inhaalacties, al dan niet door andere zorgaanbieders. Dat kan leiden tot onnodige diagnostiek en belasting van de cliënt/patiënt. Er is overeengekomen een beleid te ontwikkelen voor de kind- en jeugdzorg in algemene zin in Friesland. De tweede lijn organisaties kunnen met hun expertise de eerste lijn versterken en steunen. Daarvoor wordt de term “diagnostisch kader” gebruikt. In algemene termen wordt daarmee bedoeld dat er één diagnostisch team functioneert dat alle hulpvragen uit de eerste lijn beoordeelt volgens een overeengekomen multidisciplinair protocol. De bedoeling hiervan is een integrale beoordeling van de problematiek, met als oogmerk het uitsluiten van ernstigere problematiek teneinde te voorkomen dat die later alsnog blijkt. Daardoor kan het behandelaanbod vanaf het begin passend worden aangemeten en de juiste organisaties en professionals worden ingezet. Met andere woorden: de ‘zwaarste’ professionals worden bij het begin betrokken. Een dergelijk diagnostisch kader vervangt het opstellen van een indicatiestelling in de huidige vorm geheel of gedeeltelijk. Er is geen sprake van een fysiek diagnostisch centrum, doch van een virtuele samenkomst van professionals op geleide van diagnostische protocollen. 2.1.3. Vragen voor de uitwerking De volgende vragen worden voorgelegd: •
• •
•
Welke integrale (kind, omgeving, school en beschermende factoren) diagnostiek is nodig om de aard en de ernst van de problematiek te onderkennen en te voorkomen dat ernstige problematiek en een onveilige opvoedingssituatie over het hoofd wordt gezien? Hoe verloopt de afstemming met eventuele ‘voorliggende’ diagnostiek (VTO en CJG)? Hoe wordt voorkomen dat een onnodig zware diagnostische inspanning wordt gepleegd? Met andere woorden: is een ‘staffeling’ van het diagnostisch kader denkbaar? Welke kwaliteitseisen kunnen worden gesteld aan het advies en de hulpverleningsdoelen (vanuit zowel cliënt- als hulpverlenersperspectief) die op
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 21
basis van de diagnostiek worden geformuleerd, teneinde zorgprogrammering te kunnen aansluiten? (Denk hierbij ook aan het plannen van korte en lange termijntrajecten en ambulant of residentiële behandeling) ■ Welke disciplines dienen deel uit te maken van een diagnostisch team? ■ Geef een eerste indruk van de logistieke en financiële opgaven die moeten worden opgelost om het diagnostisch kader op een efficiënte en effectieve manier uit te kunnen voeren.
2.2 ■ Kernvraag 2 Welke regie is noodzakelijk in de zorgverlening en kunnen wij daarin voorzien? 2.2.1 Beoogd resultaat De wijze waarop door de tweede lijnsinstellingen een bijdrage aan ketenbrede regie gerealiseerd kan worden is beschreven en uitgeprobeerd. Hierin wordt duidelijk wat de ketenbrede regie inhoud, waarbij gedacht kan worden aan een uitwerking met betrekking tot de verhouding met de huidige zorgcoördinatie en vormen van casemanagement waarin opgenomen wordt hoe er omgegaan wordt met langduriger inzet en de positie van de regie binnen eerste en tweedelijn zorg en hulp. Daarnaast wordt duidelijk wie de uitvoerders daarin kunnen zijn, welke mandaten betrokkenen in de ketenbrede regie hebben en hoe de relatie is tot de cliënt en het cliëntsysteem. 2.1.2. Een eerste verkenning Tijdens de conferentie is uitgebreid stilgestaan bij de ervaringen van zowel jongeren als hun ouders met de hulpverlening en aanverwante sociale dienstverlening gedurende langdurige ondersteuningstrajecten. Het merendeel van de jongeren met enkelvoudige vragen komt over het algemeen vrij snel bij de juiste ondersteuner cq hulpverlener terecht. Er dient een systeem ontwikkeld te worden waarmee kinderen & jongeren en hun ouders & systeem met langdurige en complexe problematiek een casemanager toegewezen krijgen die ze niet alleen volgt in de tijd, maar die ook de bevoegdheid heeft om zorg of dienstverlening te organiseren. Dit betekent dat deelnemende partijen zich verplichten om de ‘opdrachten’ van casemanagers zondermeer uit te voeren. Zowel bij gelijktijdige als volgtijdelijke interventies is de casemanager verantwoordelijk om het kind & de jongere / de ouder & het systeem met zorg- en of hulpvragen onafhankelijk te ondersteunen en begeleiden. Dit volgsysteem moet gebaseerd worden op zorgzwaarte, dat wil zeggen dat de competenties van de casemanager dienen te passen bij de specifieke problematiek van de betreffende jongere. De casemanager biedt de onafhankelijke en integrale ondersteuning aan het kind & de jeugdige / ouders & systeem. De regieverantwoordelijkheid van de casemanager en de behandelverantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar zijn duidelijk voor het kind / de ouder en voor de betrokken partijen. 2.2.3.Vragen voor de uitwerking In de kern moet vooral goed afgebakend worden welke problematiek (samenhang
22
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
met de brede diagnostiek en de zorgprogramma’s) wel op deze wijze wordt aangepakt en welke niet, hoe de casemanager verondersteld wordt te werken en hoe evaluatie van de aanpak wordt vormgegeven.
2.3. ■ Kernvraag 3 Kunnen wij voorzien in een ontwikkeling van geschakelde zorg naar zorgprogramma’s over de organisaties heen? 2.3.1. Beoogd resultaat Beschreven en uitgeprobeerd is de wijze waarop in Friesland integrale hulpverleningsplannen en de uitvoering daarvan gerealiseerd worden voor de complexe, meervoudig samengestelde hulpvragen waarbij op basis van expertise meerdere organisaties betrokken zijn. Hierbij wordt ingegaan op wat (inhoud en logistiek) er door de tweede lijn integraal geboden wordt op basis van de hulpvraag die binnen het diagnostische kader tijdens de eerste lijn aan de orde komt. 2.3.2. Een eerste verkenning Tijdens de conferentie is gesproken over verschillende grensverleggende organisatieoverstijgende initiatieven. Geconstateerd werd dat in de Jeugdhulpverlening regelmatig sprake is van complexe, meervoudige samengestelde hulpvragen waarbij op basis van expertise vaak meerdere organisaties betrokken zijn. Dergelijke hulpvragen vereisen en strak geregisseerde zorgketen waarbij interventies gecoördineerd en tijdig dienen te worden ingezet. Een nadere analyse van deze constatering leidde tot het volgende onderscheid: 1. Kan 1 organisatie de zorgvraag beantwoorden? intern houden, regelt zich wel. 2. Zijn er 2 organisaties betrokken? zorgprogramma 3. Zijn er 3 of meer organisaties betrokken specifieke zorgvraag, zorgprogramma, met inzet van case-management cruciaal. 2.3.3. Vragen voor de uitwerking Op basis van bovenstaande werd de wens uitgesproken om te komen tot organisatieoverstijgende zorgprogramma’s. De formulering van organisatieoverstijgende zorgprogramma’s brengt een aantal vragen met zich mee. Op onderstaande vragen moet een antwoord geformuleerd worden. 1. Welke vragen zijn er die een organisatieoverstijgende aanpak vergen. Gestart kan worden met een opdracht van een onderzoek naar de verschillende vragen die een organisatieoverstijgend karakter hebben. Bureau Jeugdzorg en MEE zijn hierin belangrijke informatiebronnen. Daarnaast kan aan organisaties gevraagd worden om een uitdraai te maken van alle cliënten die ook zorg ontvangen van een andere organisatie (zorgstapeling). 2. Welke van die vragen zijn te clusteren binnen een zorgprogramma. Vanuit de inventarisatie moet tot vraagkadering gekomen worden om zo een beeld te krijgen van de meest voorkomende organisatieoverstijgende zorgvragen. Voor de 3 meest voorkomende type zorgvragen worden zorgprogramma’s geformuleerd. Het zal gaan om meervoudige (2) of complexe (2>) zorgprogramma’s.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 23
3. Beschrijving van het zorgprogramma met de verschillende activiteiten (in volgorde van tijd) en de daarbij horende investeringen in (personele) capaciteit en tijd. De zorgprogramma’s worden inhoudelijk, organisatorisch en financieel volgens een vast format uitgewerkt. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: ■ Hoe dienen de verschillende onderdelen binnen het zorgprogramma op elkaar aan te sluiten? ■ Wie is waarvoor verantwoordelijk? 4. Welke organisaties moeten/willen/kunnen (logischerwijs) expertise en capaciteit leveren t.b.v. het zorgprogramma. Wie is dan waarvoor verantwoordelijk. Hoe wordt omgegaan met kwaliteit en eisen van de financiers. Is er langdurig committent mogelijk om deze zorgprogramma’s gezamenlijk te leveren. Welke aspecten ten aanzien van kostenbeheersing en financiering zijn aan de orde. 5. Hoe wordt omgegaan met complexe problematiek waarbij agressie een rol speelt. Dit sluit aan bij de gedachte om naast twee zorgprogramma’s die passen bij de huidige combinatie van zorgvragen een zorgprogramma te ontwikkelen die specifiek een antwoord is op de meest complexe hulpvragen en daarop maatwerk biedt.
2.4. ■ Kernvraag 4 Welke mogelijkheden zijn er om de beschikbare informatie te delen met de cliënt en betrokken organisaties in de zorg voor deze cliënt. 2.4.1. Beoogd resultaat Ten behoeve van de uitvoering van het integrale hulpverleningsplan is er een vorm van een (digitaal) dossier beschikbaar en uitgeprobeerd. Uitgangspunt is dat de cliënt eigenaar is van het eigen dossier, waarin de benodigde informatie van de cliënt en de professionals verzameld is, en alle betrokkenen daarvoor gelegenheid geeft deze informatie te gebruiken 2.4.2. Een eerste verkenning Als verzamelterm voor dit onderdeel is voorlopig gekozen voor de gangbare Engelse term “public health record”. Hiermee wordt bedoeld dat informatie over een cliënt (en zijn/haar systeem) door alle betrokken instanties meteen gedeeld wordt met de cliënt. Aldus wordt de cliënt gevoed met informatie waardoor deze beter in staat is zijn leven te ‘managen’. Door uit te gaan van de visie dat de cliënt eigenaar is van het eigen dossier wordt een bijdrage geleverd aan participatie van de cliënt. Het Project “Versterkt naar verbinding” hanteert deze visie ook bij cliënten met beperkingen, mogelijk dat bij de cliënten in een verplicht kader een voorbehoud gemaakt moet worden. Dat betekent dat ook de informatie die uit de andere onderdelen (diagnostisch kader, casemanagement, zorgprogramma) ontstaat beschikbaar is voor de client, maar ook (met toestemming van de cliënt) voor alle betrokken instituties, zodat diagnostiek en behandelinformatie via casemanagement beschikbaar kan komen voor de behandelaren die nodig zijn voor de verdere behandeling. Het delen van informatie voorkomt onnodig wachten, het overdoen van diagnostiek en andere procedurele ellende.
24
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
Tijdens de Vlielandconferentie is een voordracht gehouden door Microsoft. Een overtuigend verhaal over “Health Vault”, een applicatie die bedoeld is om informatie op bovenbeschreven wijze met elkaar en de cliënt te delen. Naar het zich thans laat aanzien is deze applicatie niet op korte termijn beschikbaar voor de Nederlandse markt. Wel is er een variëteit aan deeloplossingen beschikbaar van een even grote variëteit aan software aanbieders. Het aan elkaar knopen van informatie van jeugdzorgaanbieders in Friesland zal niet eenvoudig zijn. De diversiteit aan software die gebruikt wordt, is groot. Een enkele aanbieder heeft (nog) geen digitaal patiënten dossier. Er zal dus klein moeten worden begonnen maar wel met een duidelijk perspectief op een ‘totaaloplossing’. Belangrijk principe en uitdaging is het ‘face to face’ opstellen van het dossier met de klant. Aanname is dat dit een enorm effect zal hebben op de kwaliteit van de zorg. 2.4.3. Vragen voor de uitwerking Voor een plan van aanpak zullen de volgende zaken in beeld gebracht moeten worden. 1. Uitgaande van een liberaal beleid: Welke informatie vanuit de behandeling kan worden gedeeld met de cliënt en zijn/haar systeem? 2. Welke informatiesystemen worden door de participerende instituties gebruikt? 3. Welke mogelijkheden zijn er op korte termijn om een ‘basic’ Public Health Record tot stand te brengen en welke leveranciers kunnen daarvoor de geschikte diensten bieden? 4. In welke mate kan gebruik worden gemaakt van het Landelijk Schakel Punt (LSP), als de EPD wet de Eerste kamer haalt. 5. Welke kosten zullen gemoeid zijn met het tot stand brengen van dit Public Health Record, te onderscheiden in ontwikkelkosten en de jaarlijkse exploitatie kosten. 6. Welke kennis en ervaring is nodig vanuit juridische kant ICT kant, financierings kant. Is ondersteuning door bijvoorbeeld de stichting Gerrit, waar voldoende kennis is over dit thema en bovendien een pragmatische geest waart. Is betrokkenheid van het Zorg Innovatie Fonds in verband met eenmalige subsidies voor de ontwikkelkosten aan de orde.
3. Verbinding in vier stappen De vier oplossingsrichtingen staan met elkaar in verbinding. De start is het inzetten van het diagnostisch kader vanuit de tweede lijn in de eerste lijn aansluitend op de eerste melding. In principe wordt het diagnostisch kader ingezet daar waar sprake is of het vermoeden is van meerdere hulpvragen die door meerdere zorgaanbieders beantwoord moet worden. Met het diagnostisch kader wordt de richting van de hulp en zorg bepaald en kan “geput” worden uit het aanbod binnen de eerste en tweede lijn. Tegelijkertijd wordt bepaald welke “kleur” van regie (vanuit 1e of 2e lijn) verbonden wordt aan kind en gezin. Zorgprogramma en dossier van de cliënt zal moeten aansluiten wat bij het diagnostisch kader geformuleerd wordt en wat
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 25
zorgaanbieders (en regie) vervolgens nodig hebben aan dossier. De eerste inhoudelijke bouwstenen voor de uitwerking in het project zijn in bijlage één toegevoegd. In onderstaande tekening is de eerste verkenning hiervan weergegeven:
diagnostisch kader 2e lijn
casem anage ment
1e lijn
zorgprogramma 1e
2e
informatie delen
kort door de bocht: • niet voor iedereen: multi-problem + inzet organisatie overstijgend • vanuit de tweede lijn met een diagnostisch kader de eerste lijn versterken • conclusie; geen probleem / eerste lijn / tweede lijn / integraal zorgprogramma • integraal zorgprogramma 1e en 2e lijn – dan ook casemanagement • casemanagement loopt langdurig mee – bij begin bepalen zicht op 1e / 2e / 3e lijn bepaald ‘kleur’ casemanagement • altijd terug naar diagnostisch kader of bij stellen diagnose mogelijk • einde integraal zorgprogramma is terug naar 1e lijn met nog steeds casemanagement of blijvend 2e of naar 3e wederom met blijvend casemanagement • informatie delen geldt voor totaal
26
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
4. Doelgroep In de verschillende uitwerkingen bij de kernvragen is in meer of mindere mate ook ingegaan op de doelgroep. Hierbij wordt in ieder geval uit gegaan van kind en gezin met complexe problematiek waarbij waarschijnlijk vanuit meerdere zorgaanbieders en instellingen hulp en zorg ingezet zal moeten gaan worden.
5. Begrippen en definities De initiatiefgroep heeft in de kernvragen en oplossingen een aantal woorden gebruikt die in het project een nadere definiëring verdienen en waarschijnlijk ook door andere woorden vervangen moet worden. Het wordt aan de projectgroep overgelaten om hierin passende voorstellen te doen.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 27
BIJLAGE
2
Startnotitie vormgeving Pilot
1. Inleiding In plaats van achter het bureau alle onderdelen van het project te bedenken en vast te leggen wordt gekozen voor het via een pilot werkende wijs ontwikkelen, uitproberen en uitwerken van de oplossingsrichtingen. Bij de start worden de minimale onderdelen uitgewerkt die nodig zijn om de pilot in te gaan.
2. Uitgangspunten pilot Vanuit het projectplan zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: ■ Integraal diagnosticeren en integraal zorg en hulpverlenen. ■ Van geschakelde, opeenvolgende, langdurige en onvolledige zorg naar zorg die tijdig, parallel en in samenhang met elkaar verleend wordt. ■ De cliënt is altijd het kind sámen met de ouders/het gezin. ■ De cliënt deelt het eigen dossier met de betrokken zorg- en hulpverleners. ■ De uitkomst van het diagnostisch kader is de ‘toegang’ tot zorg en hulp. ■ ■ ■ ■
■
■
■ ■
Licht (eerste lijn) als het kan en zwaar (tweede lijn) als het moet. Ketenregie met mandaat. Naar de vindplaats (ZAT, CJG, RMC) toe. In de pilot leiden wachtlijsten niet tot stagnatie. Op basis van de pilot wordt voor het vervolg geformuleerd hoe met wachtlijsten omgegaan kan worden. De ingezette zorg/hulp binnen de pilot is op basis van de reguliere beschikbare middelen. Op de benodigde onderdelen wordt door de financiers experimenteer ruimte gegeven voor de inzet van middelen en de verantwoording hiervan. Effectiviteit van zorg ontstaat door relatie – committent – continuïteit. De effectiviteit wordt gemeten dmv ‘practise based evidenced’ methodiek.
3. Beoogde resultaten door de pilot 1. Met alle oplossingsrichtingen is in relatie tot elkaar ervaring opgedaan op basis waarvan besloten kan worden om een en ander breder in Friesland (gefaseerd) toe te gaan passen. 2. Op basis van de pilot kan informatie verzameld worden over aantallen, urenbesteding, kosten in relatie tot beschikbare middelen, verloop van zorgtrajecten, financiering van zorgtrajecten, effectmeting, knelpunten, etc. Deze informatie draagt bij aan de besluitvorming over een vervolg na afronding van de pilot.
28
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
4. Doelgroep in de pilot In Friesland ontvingen in 2009 5400 jongeren een vorm van jeugdzorg (bron: e-zine ikp), dat is 3,8 % van alle Friese jongeren. Dit sluit aan bij de landelijke cijfers van 3,5 %, waarbij landelijk geconstateerd is dat dit lager is dan de eerdere schattingen van 5 tot 10%. Overigens kan bij deze 5400 jongeren sprake zijn van dubbeltellingen omdat zij mogelijk zorg ontvangen van meerder zorgaanbieders. Vindplaatsen voor de doelgroep is in de eerste plaats school, jeugdigen tussen de 5 en 18 jaar zijn verplicht onderwijs te volgen. Jeugdigen van 0 tot 18 jaar komen in beeld via de CJG’s (dan wel HVD-JGZ) en jong volwassenen vanaf 16 en zonder startkwalificatie komen in beeld via RMC, werkplein en jongerenloket. Eerste aanleiding en de melding is meestal het individuele kind. De meerwaarde die de Vlielandgroep zoekt is dat bij dergelijke meldingen, waarbij complexiteit en inzet van meerdere zorgaanbieders en instellingen aan de orde is, direct gekeken wordt naar het gehele gezin en deze meegenomen wordt in de diagnostiek en bepaling van het vervolg inclusief inzet van casemanagement. In de pilot is het van belang voldoende omvang te hebben die tegelijkertijd voldoende groot is maar ook beperkt genoeg is om het project “behapbaar”, en dus uitvoerbaar, te houden. Niet alle kinderen en hun gezin zullen voldoen aan de criteria om deel te nemen aan de pilot, immers er wordt uitgegaan van complexe problematiek met de inzet van meerdere zorgaanbieders. Grofweg kan hierbij uitgegaan worden van de 80-20 regel waarbij 80% geholpen is met de reguliere huidige aanpak en voor 20% de pilot een antwoord kan geven. Waarbij in een screeningsfase ook (een deel van) de 80% in de inzet van het diagnostisch kader opgenomen moet worden. De pilot beperkt zich tot een ROC school/ZAT in een gemeente in Friesland uitgezonderd Leeuwarden en een wijk/CJG in Leeuwarden. Het project eindigt na de uitvoering van de pilot. Naast de resultaten gekoppeld aan de vier kernvragen wordt op basis van de pilot voor het totale project aangeven wat de bevindingen zijn en worden aanbevelingen geformuleerd voor het vervolg.
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 29
BIJLAGE
3
Activiteitenplan
Project “Versterkt naar verbinding”
Bijlage 3 activiteitenplan
huidige situatie beschreven projectdefinitie beschreven
inrichting, fasering en beheersaspecten beschreven
onderzocht welke cliënten zorg van meerdere zorgaanbieders ontvangen onderzocht wie met wie overlegt en met welk doel. inventariseren aanbod eerste lijn
Huidige aanbod geïnventariseerd afzonderlijke e aanbieders 2 lijn én aanbod in samenwerking 1 e lijn. onderzocht welke cijfers beschikbaar zijn – welke nog behoefte aan is.
huidige (samenwerking) afspraken en nakomen daarvan geinventariseerd.
afspraken en inhoud begrippen, taal, definities beschreven
afspraken rond financiering en verantwoording uitgewerkt
afspraken rond wetregelgeving uitgewerkt. criteria doelgroep pilotfase uitgewerkt
mogelijkheden, kosten en haalbaarheid digitale informatie uitwisseling beschreven
de consequenties van de gekozen regio en de uitvoering van de pilot onderzocht
effectiviteitsmeting – doelrealisatie uitgewerkt
30
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
uitvoering gereed
opstartfase afgerond en teruggekoppeld
advies tav inrichting pilot beschreven
advies tav randvoorwaarden beschreven advies tav aansluiten op bestaande situatie beschreven
ontwerp casemanagement beschreven
tussen evaluatie gereed
ontwerp organisatie overstijgende zorg
bijstellingen nav tussen evaluatie beschreven
ontwerp informatie uitwisselen
eind evaluatie gereed
ontwerp pilot gereed
= mijlpaal / besluit stuurgroep
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 31
BIJLAGE
4
Nadere uitwerking begroting project
Fase: Voorbereiding uitvoering september – december 2010 Omschrijving
Eigen investering uit reguliere middelen
Incidentele middelen voor project kosten
Project organisatie projectleider Projectsecretaris Kernprojectteamleden Stuurgroep Financiers (toehoorder stuurgroep Overige inzet medewerkers betrokken organisaties Cijfermateriaal aanleveren Uitwerken / uitzoeken Afstemmen / overleg
57.000 20.000 58.000 10.000 5.000 15.000 30.000 10.000
Informatie en feedback bijeenkomsten (materieel) binnen en buiten organisatie Materiele kosten (drukwerk, communicatie) Ontwikkeling ICT oplossing informatie delen Externe deskundigheid 15.000 Ontwikkelkosten 15.000 Ontwikkeling effectmeting-doelrealisatie Sub totaal 70.000 Reeds gerealiseerd 2010 – ondersteuning project (provincie en 2.500 Totaal 2010
32
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
10.000 5.000
20.000 200.000 50.000 250.000
Fase: Uitvoering in 2 pilots januari – december 2011 Omschrijving
Eigen investering uit reguliere middelen
incidentele middelen voor project kosten
Project organisatie projectleider projectsecretaris Kern projectteam stuurgroep financiers
100.000 27.000 78.000 15.000 7.000
Overige inzet medewerkers Cijfermateriaal aanleveren Uitwerken / uitzoeken Afstemmen / overleg Informatie en feedback bijeenkomsten (materieel) binnen en buiten organisaties Deskundigheidsbevordering Materiele kosten (drukwerk, communicatie) Uitvoering ICT oplossing informatie delen Uitvoering effectmeting-doelrealisatie (ICT) middelen Gegevens verzamelen Gegevens analyseren totaal Uitvoering diagnostisch kader Uitvoering casemanagement / trajectbegeleiding uit (productie) afspraken organisaties en financiers. Uitvoering zorgprogramma /zorgtrajecten Totaal
10.000 10.000 10.000 10.000 20.000 5.000 20.000 10.000 10.000 10.000 64.000
116.000
290.000
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding 33
Na projectfase op basis van uitkomsten uitrol – 2012 en verder Omschrijving
Eigen investering uit reguliere middelen
Incidentele middelen voor project kosten
Conferentie mbt uitkomsten project voor derden binnen en buiten Provincie 20.000 Project organisatie tbv implementatie binnen organisaties PM Informatie bijeenkomsten binnen en buiten organisatie tbv implementatie 40.000 Deskundigheidsbevordering PM Uitbreiden ICT mogelijkheid ‘informatie delen’ PM Implementatie effectmeting-doelrealisatie PM Uitvoering diagnostisch kader PM Uitvoering casemanagement / trajectbegeleidinguit (productie) afspraken organisaties en financiers. Uitvoering casemanagement / trajectbegeleidinguit (productie) afspraken organisaties en financiers. Totaal 2012 60.000
Projectkosten –incidentele middelen
34
Projectplan 2010 Versterkt naar verbinding
2010 2011 2012 Totaal
250.000 290.000 60.000 600.000
Colofon
Uitgave Provincie Fryslân Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden e-mail:
[email protected] Foto’s stockfotografie Provincie Fryslân Vormgeving Tjitse Zijlstra Provincie Fryslân