PROJECTBESCHRIJVING MAATSCHAPPIJBREDE TRENDANALYSE 1976-2005 NATIONAAL ARCHIEF
Project Opdrachtgever:
Martin Berendse
Gedelegeerd Opdrachtgever:Cecile van der Tweel Opdrachtnemer:
Charles Jeurgens
.
Procesmatig Projectleider:
Robbert Jan Hageman
Teamleider:
Sandra Sacher-Flaat
Onderzoekers:
Assistent/Secretaris:
Irma Thoen Iwona Maczka Leo van der Vliet Karolien Verbrugge Wietse Veenstra Sanne Arens
Documentnaam: Datum: Auteurs: Versie:
Projectbeschrijving maatschappijbrede trendanalyse 1976-2005 1 oktober 2010 Robbert Jan Hageman en Sandra Sacher-Flaat 1.0
Projectbeschrijving
Projectbeschrijving Verantwoording Deze projectbeschrijving is samengesteld op basis van het Projectplan maatschappijbrede trendanalyse 1976-2005 (versie april 2010) en daaropvolgende projectdocumentatie, met name de Tussenrapportage trendanalyse 1976-2005 (juli 2010). Het hieronder beschreven project bouwt voort op twee eerdere onderzoeken: x de uitwerking van de visie van ‘Gewaardeerd Verleden’ tot een bruikbaar instrument voor waardering en selectie, uitgevoerd door de Werkgroep methodiek en pilots van het Nationaal Archief (rapportage infebruari 2009); x de proefneming met het maken van een eerste trendanalyse 1976-2005, beperkt tot het domein milieu, toegespitst op archiefachterstanden bij het ministerie van VROM, uitgevoerd door het bureau Research voor Beleid in opdracht van het Nationaal Archief (rapportage mei 2010).
Context: nieuwe waarderingsinstrumenten De trendanalyse is een van de nieuwe instrumenten van het Nationaal Archief voor het waarderen van archiefbescheiden met het oog op selectie voor blijvende bewaring en tijdige vernietiging. De trendanalyse is een uitwerking van de nieuwe selectiemethodiek die wordt geschetst in het visierapport Gewaardeerd verleden. Kort samengevat komt die selectiemethodiek op het volgende neer. Door middel van een trendanalyse wordt de maatschappelijke context waarin archieven ontstaan in kaart gebracht volgens een top-down benadering. Dat wil zeggen dat eerst wordt gekeken wat belangrijke trends en hotspots 1 zijn in de Nederlandse samenleving. Het gaat daarbij zowel om trends die zich maatschappijbreed manifesteren als om trends die specifiek zijn voor een bepaald maatschappelijk domein. De volgende stap in de methodiek is het benoemen welke actoren daarbij in welke rol zijn betrokken, en ten derde het identificeren welke werkprocessen van deze actoren in dat verband relevant zijn. Op die manier wordt aan de hand van dit instrument uiteindelijk díe informatie voor blijvende bewaring geselecteerd, die gekoppeld kan worden aan belangrijke trends en hotspots in de maatschappij. Samenhang met andere instrumenten Een trendanalyse heeft naar haar aard altijd betrekking op een welomschreven beperkte periode. Naast de trendanalyse wordt door het Nationaal Archief inmiddels ook de systeemanalyse ontwikkeld. Deze is gericht op het identificeren van de archiefbescheiden die, ongeacht trends, op grond van hun persistente belang voor de instandhouding en de documentaire ondersteuning van maatschappelijke basisstructuren voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Gaat de trendanalyse over ontwikkelingen, de systeemanalyse richt zich op structuren. De systeemanalyse en de trendanalyse vullen elkaar dus optimaal aan. Ook de systeemanalyse voltrekt zich in stappen volgens een top-down benadering. Allereerst worden dragende structuren (bij de overheid: stelsels en besluitvormingsgremia) in kaart gebracht, vervolgens de bijbehorende systeemactoren en ten slotte de relevante taken en functies. Een 1
Een ‘hotspot’ is een gebeurtenis of keten van gebeurtenissen met een als zodanig duidelijk waarneembare bijzondere,
tijdelijke, intensieve interactie tussen maatschappelijke actoren (waaronder overheden) met welomschreven gevolgen binnen een of meer bepaalde maatschappelijke domeinen. De uitwerking is te vinden in de Eindrapportage van de Werkgroep methodiek en pilots van het Nationaal Archief (februari 2009). Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
2/9
Projectbeschrijving
systeemanalyse is naar haar aard veel minder tijdgebonden dan een trendanalyse. Beide echter hebben in beginsel zowel betrekking op overheidsarchieven als op nietoverheidsarchieven: de gehele maatschappij, niet de overheid alleen, vormt het referentiekader. Binnen dat referentiekader is de overheid een specifieke speler binnen de samenleving. De trendanalyse en de systeemanalyse zijn in beginsel instrumenten die fungeren vanuit het total archives concept, dat ook aan de visie van Gewaardeerd Verleden ten grondslag ligt. De trendanalyse en de systeemanalyse richten zich op het identificeren van blijvend te bewaren informatie. Het derde waarderingsinstrument, de risicoanalyse, beoogt vooral een handvat te bieden voor het waarderen van informatieobjecten vanuit het perspectief van de archiefvormer en de recht- en bewijszoekende burger. Dit instrument richt zich niet op de blijvende, maar op de tijdelijke bewaring van archiefbescheiden. Bovendien wordt dit instrument thans vooral uitgewerkt voor toepassing bij de (rijks)overheid. In die zin heeft het dus geen betrekking op niet-overheidsarchieven. Met de toepassing van systeemanalyse, trendanalyse en risicoanalyse worden de verschillende belangen en waarden, gemoeid met de selectie van archiefbescheiden, zoals omschreven in artikel 2 van het Archiefbesluit 1995, alle afzonderlijk en in onderlinge samenhang afgedekt. Waardering aan de bron De trendanalyse is in eerste instantie ontwikkeld voor het ‘aan de bron’, dat wil zeggen bij de creatie van informatieobjecten, kunnen waarderen van (digitale) informatie. Dus op een toekomstgerichte oftewel prospectieve toepassing, waarbij – anders dan bij de systeemanalyse – eens in de ongeveer vijf jaar een actualisatie zal moeten worden uitgevoerd. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is momenteel begonnen om in opdracht van het Nationaal Archief aan het einde van 2010 een eerste prospectieve trendanalyse uit te brengen. Die analyse zal nog niet alledrie de stappen van het top-down model van Gewaardeerd Verleden omvatten, maar zich beperken tot het hoogste niveau. In domeinspecifieke ‘doorvertalingen’ zullen dan op de basis van het SCP-rapport aansluitend de twee volgende stappen worden gezet. Toepassing bij archiefachterstanden Maar de toekomst torst ook het onverwerkte verleden met zich mee. Op dit moment kampt de rijksdienst (nog steeds) met grote papieren achterstanden wat betreft de selectie en overbrenging van haar archieven. Uit de periode van 1976 tot en met 2005 ligt mogelijk 800 strekkende kilometer archief van de departementen te wachten op bewerking, selectie en overbrenging, dan wel vernietiging. Het kabinet heeft in 2009 besloten middelen beschikbaar te stellen die het mogelijk moeten maken de genoemde voorraad in 10 jaar (2010-2019) weg te werken. Om dat te bereiken zal door de daarbij direct betrokken ketenpartijen, te weten de departementen, de centrale archiefbewerkingsorganisatie (sinds 2010 DocDirekt) en het Nationaal Archief op een veel snellere manier dan voorheen (moeten) worden gewerkt. Een essentiële voorwaarde voor realisering van de benodigde versnelling binnen het gegeven financiële kader is dat de totale werkvoorraad niet op de huidige tijdrovende manier wordt bewerkt. Er van uitgaand dat bewerking neerkomt op een investering in het maatschappelijke rendement 2 van archieven en dat de overheid vanzelfsprekend streeft naar optimalisering van dat rendement, ligt de conclusie voor de hand dat de allocatie van de beschikbare bewerkingscapaciteit over de bestanddelen van de werkvoorraad wordt bepaald naar rato van het met de bewerking van die bestanddelen te behalen maatschappelijke rendement. Dit
2
Dit concept omvat alle vormen van hergebruik voor onbepaalde tijd. Relevante variabelen hierbij zijn de ‘klassieke’
waarden en belangen gemoeid met het bewaren van archiefbescheiden, zoals genoemd in art. 2 van het Archiefbesluit, maar ook de desbetreffende randvoorwaarden, zoals een zo groot en zo vroeg mogelijke openbaarheid en een goede, eigentijdse (op informatie-uitwisseling en –verrijking gerichte) toegankelijkheid. Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
3/9
Projectbeschrijving
betekent concreet dat de gangbare uitgebreide bewerking in eerste instantie slechts plaatsvindt met betrekking tot die archiefbestanden, welke aan de hand van een preselectie kunnen worden geprioriteerd voor – spoedige – overbrenging naar het Nationaal Archief. Immers, slechts door die overbrenging (in archiefwettelijke zin) worden de voorwaarden vervuld voor hergebruik met aantoonbaar en optimaal maatschappelijk rendement, zowel kwantitatief als kwalitatief. De vraag die zich dan aandient, is op grond van welke criteria een dergelijke preselectie moet plaatsvinden. De bestaande selectielijsten zijn hiervoor niet geschikt. Deze zijn bedoeld voor het selecteren van de neerslag van formele overheidsactiviteiten (‘handelingen’), niet voor de (pre)selectie van complete en concrete archiefbestanden, oftewel voor macroselectie. Anderzijds zijn de instrumenten trendanalyse en systeemanalyse nu juist ontwikkeld, en door hun top-down benadering ook toepasbaar, om macroselectie te kunnen uitvoeren. Bovendien is de visie van waaruit deze instrumenten zijn ontwikkeld door de algemene rijksarchivaris bij de presentatie van Gewaardeerd Verleden omarmd en in het kader van het programma Informatie op Orde (en in het verlengde binnen het vervolg daarvan, het programma Modernisering Informatiehuishouding Rijk) als vertrekpunt voor een nieuwe waarderings- en selectiesystematiek genomen. Om die reden kiezen wij er dan ook nu voor om deze beide instrumenten in te zetten om de criteria te verschaffen die nodig zijn om de vereiste prioritering te kunnen uitvoeren. Een aandachtspunt hierbij is dat zowel de trendanalyse als de systeemanalyse als methode thans nog in een (vergevorderd) ontwikkelingsstadium verkeren. Dat betekent dat het inzetten van deze instrumenten in 2010 tot op zekere hoogte nog een experimenteel karakter draagt. In het Projectplan Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 is met dit aspect rekening gehouden. Een tweede aandachtspunt is dat de trendanalyse bij toepassing op reeds gevormd archief niet prospectief, maar retrospectief van aard is. Voor het onderzoek zelf is dat alleen maar een voordeel. Er hoeft niet slechts gebruik gemaakt te worden van contemporaine bronnen, er is ook historische literatuur. Bovendien kunnen terugkijkend waardeoordelen beter gefundeerd worden dan vooruitkijkend. Het nadeel is dat deze waardeoordelen met terugwerkende kracht worden geprojecteerd op archiefbestanden die niet zijn gevormd om een dergelijke selectie mogelijk te maken. Een belangrijke voorwaarde voor toepassing van de trendanalyse is namelijk dat de wijze van ordening en ontsluiting van de archiefbestanden een goede identificatie van de te selecteren bestanden mogelijk maakt. In het kader van het programma Modernisering Informatiehuishouding Rijk is een dergelijke integratie van het selectieinstrumentarium binnen het totale informatiebeheer een randvoorwaarde, waarvan alle partijen zich bewust zijn en naar realisering waarvan uitdrukkelijk wordt gestreefd. Bij het programma dat is gericht op het wegwerken van de archiefachterstanden 1976-2005 is een goede aansluiting van de uitkomsten van de trendanalyse op de objecten van de selectie niet geborgd. Met andere woorden: de uiteindelijke ‘koppeling’ van relevante activiteiten van overheidsorganisaties aan archiefbestanden is een specifieke opgave die per geval (lees: departement) moet worden opgelost, afhankelijk van de staat van ordening en ontsluiting van de te selecteren archieven, waarbij uit beheersoogpunt dan ook altijd een zekere mate van risicomanagement moet worden ingecalculeerd. Die aansluitingsproblematiek geldt in veel mindere mate voor de systeemanalyse, die zich immers richt op structurele kenmerken, die eenvoudiger kunnen worden geïdentificeerd, ook in termen van informatieobjecten en bestanden.
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
4/9
Projectbeschrijving
Bij de afbakening van dit project is de aansluitingsproblematiek een belangrijke overweging geweest: het project Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 doorloopt niet alle stappen van trend naar archief, maar beperkt zich tot het hoogste niveau van de analyse. 3
Doel en reikwijdte van het onderzoek Als eindproduct van de retrospectieve maatschappijbrede trendanalyse 1976-2005 geldt de totstandkoming, op basis van wetenschappelijk verantwoord onderzoek, van een rapport dat ten aanzien van de periode 1976-2005 een beredeneerd overzicht biedt van significante maatschappelijke trends, trendbreuken en hotspots in de Nederlandse samenleving,in kaart gebracht per maatschappelijk domein. De onderscheiden domeinen dienen bij elkaar opgeteld de samenleving adequaat af te dekken. Het onderzoek rekent met 15 maatschappelijke domeinen. Het onderzoek wordt per domein in de vorm van een deelonderzoek uitgevoerd. De domeinindeling (zie Bijlage) is met enkele modificaties gebaseerd op de resultaten van een vooronderzoek, gepubliceerd in de Eindrapportage Werkgroep methodiek en pilots van het NA uit februari 2009. Deze rapportage vormt een bijlage bij het eindrapport van de programmalijn Archiefselectie op Orde. Het onderscheid in maatschappelijke domeinen is slechts een voorlopig hulpmiddel om het onderzoek naar de samenleving als geheel te structureren en zoveel mogelijk af te stemmen op de specifieke toepassing van de resultaten van het onderzoek. Een tweede product van het onderzoek is een algemene relationele database, waarin per trend verbindingen kunnen worden gelegd met de diverse domeinen waarbinnen deze trend zich manifesteert en met verwante of overkoepelende trends. Onderzoeksdoel Met het bedoelde rapport wordt de noodzakelijke basis gelegd voor een verantwoorde toepassing van nadere selectie-instrumenten die zullen worden ingezet met het doel binnen de komende tien jaar, in samenwerking met de departementen en DocDirekt, de bewerking van de archiefbestanden van het Rijk uit de periode 1976-2005 op efficiënte wijze uit te voeren en wel zodanig dat ‘aan het eind van de rit’ de maatschappelijk meest relevante archiefbestanden (beperkingen op de openbaarheid daargelaten) voor het publiek beschikbaar zijn. Reikwijdte en detaillering Het onderzoek richt zich op maatschappelijke ontwikkelingen in het recente verleden en is dan ook overwegend historisch van aard. Het is echter geen bronnenonderzoek. Dat wil zeggen dat primair gebruikt zal worden gemaakt van voorhanden historische en sociologische literatuur, bijvoorbeeld van het SCP. Die literatuur zal echter wel kritisch worden bestudeerd. Al was het maar omdat vrijwel alle publicaties uit de onderzochte tijd zelf dateren en dus ook als primaire bronnen zijn te duiden. Die kritische distantie geldt uiteraard ook voor een eventueel (beperkt en aanvullend) gebruik van regelrechte primaire bronnen, zoals interviews met betrokkenen en manifesten zoals beleidsnota’s. Het onderzoek laat zich omschrijven als een algemene historisch-maatschappelijke analyse. Het algemene karakter komt tot uitdrukking in het feit dat maatschappijbrede trends (zoals ‘individualisering’) en structurele ontwikkelingen van de maatschappelijke onderbouw (zoals demografische, economische en fysieke ontwikkelingen) context en samenhang zullen vormen voor de te beschrijven trends per maatschappelijk domein. Er wordt geen wetenschappelijke vernieuwing nagestreefd. Het gaat hier om toegepast onderzoek. Dat laat onverlet dat tijdens 3
In het kader van de aan dit project vooraf gaande pilot bij het ministerie van VROM op het domein Milieu zijn wel alle
stadia van de trendanalyse doorlopen, om te kunnen toetsen of het getrapte onderzoeksmodel überhaupt uitvoerbaar is en ook de verwachte winst oplevert. Pas toen duidelijk werd dat deze vragen positief konden worden beantwoord, is het onderhavige project in uitvoering genomen. Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
5/9
Projectbeschrijving
het onderzoek dwarsverbanden kunnen worden gelegd, die ook – mits productief voor een heldere duiding van context en samenhang van significant bevonden verschijnselen – in het rapport hun plaats dienen te krijgen. Trends, trendbreuken en hotspots zijn nauwelijks te beschrijven zonder enige aandacht voor de actoren die daarbij betrokken zijn. Het ‘wat’ en ‘hoe’ van een ontwikkeling of verschijnsel kan niet in kort bestek duidelijk worden gemaakt zonder juist ook daarbij te vermelden ‘wie’ daar actief bij betrokken waren. Bovendien komen die actoren vaak ook al om de hoek kijken bij het bestuderen van literatuur of primaire bronnen. Het ligt dan ook voor de hand dat in het rapport per trend, trendbreuk of hotspot ook de belangrijkste actoren worden vermeld. Daarmee levert het rapport tevens bruikbare handvatten voor een ‘doorvertaling’ (uiteindelijk) gericht op het identificeren van maatschappelijk relevante archiefbestanden. De onderzoekers noteren daarom belangrijke actoren of categorieën actoren (bijvoorbeeld ‘woningcorporaties’, ‘universiteiten’, ‘militaire vakbonden’, ‘provincies’) die zij bij hun onderzoek tegenkomen. Gelet op de toepassing van het rapport bij het Rijk geldt dat te meer voor overheidsactoren. Per trend, trendbreuk of hotspot zal in de regel beknopt worden aangeduid welke rol de overheid in dat kader heeft gespeeld, dit afgezet tegen de inbreng van actoren buiten de overheid. Dat vergrootglas op de overheid mag echter geen vertekening geven. De overheid wordt in het onderzoek immers beschouwd als deel van de samenleving. Daarom wordt in elk deelonderzoek gewaakt voor een rapport dat de overheid neerzet in een exclusieve, reactieve positie. Het gaat erom dat in het rapport trends zodanig worden behandeld dat hun dynamiek voor zover nodig wordt toegelicht door een beschrijving van de interactie van de belangrijkste actoren. Het is in dát kader dat gedetailleerder op overheidsactoren dan op nietoverheidsactoren wordt ingegaan. Het ‘inclusieve’ uitgangspunt met betrekking tot de overheid brengt verder met zich mee dat ook relevante trends bij de overheid (bijvoorbeeld ‘schaalvergroting’, ‘verzelfstandiging’ en ‘decentralisatie’) recht hebben op volwaardige aandacht. Maar – wellicht ten overvloede – trends bij de overheid zullen met het oog op de bedoelde specifieke toepassing van de onderzoeksresultaten als zodanig geen extra aandacht krijgen. Functie en toepassing van het rapport Het product van de maatschappijbrede trendanalyse 1976-2005 is als zodanig nog geen instrument voor archiefselectie. Bij toepassing in het kader van de bewerking van de departementale archieven uit de periode 1976-2005 zal per departement een specifieke vertaalslag moeten worden gemaakt van de in het rapport gepresenteerde trends en hotspots naar de daarbij betrokken archiefvormers en vervolgens naar de door hen gevormde archiefbestanden. Voor het maken van die vertaalslag is per geval goede samenwerking met de betrokken departement vereist. Op dit moment worden twee pilots voorbereid, waarin op basis van resultaten van de twee thans reeds uitgevoerde deelonderzoeken op de domeinen Gezondheid en Veiligheid een doorvertaling naar intradepartementale archiefvormers, beleidsonderwerpen en werkprocessen zal plaatsvinden bij de ministeries van VWS en BZ. Die doorvertaling geschiedt door aan deskundige (oud-)ambtenaren van de betrokken ministeries de relevante bevindingen uit de trendanalyse voor te leggen, vergezeld van een vragenlijst. De vragen dienen ertoe de ondervraagde deskundigen per trend of hotspot te laten aangeven welke actoren in welke rol binnen het departement bij die trend of hotspot betrokken zijn geweest. Ook wordt gevraagd naar eventuele gevolgen van de trend of hotspot voor de beleidsontwikkeling en –uitvoering. De uitkomsten van deze pilots zullen in dit najaar bekend worden. Op basis van de verkregen informatie kunnen vervolgens in samenwerking met het betrokken ministerie en DocDirekt de archiefbestanden worden aangewezen (c.q. gepreselecteerd) die in Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
6/9
Projectbeschrijving
verband met de trend of hotspot van belang zijn. Om die aansluiting met de archieven te kunnen bereiken, is het eerst nodig kennis bijeen te brengen over de archieven van het departement. Dat geschiedt door middel van een fysieke schouw en een logische schouw. De fysieke schouw brengt in kaart welke archiefbestanden het departement beheert en betreffen de aard, omvang, herkomst en datering van deze bestanden. De logische schouw betreft institutionele informatie over de betrokken archiefvormers: werkterrein, taken, activiteiten en positie van de archiefvormer binnen de overheidsorganisatie. Voor deze logische schouw staan onder meer de bestaande rapporten institutioneel onderzoek van PIVOT ter beschikking, zo nodig nader aangevuld tot 2006, plus de Staatsalmanak. Het uitvoeren van een fysieke schouw en een logische schouw dient in samenwerking tussen zorgdrager, DocDirekt en de betrokken zorgdrager te worden uitgevoerd. Het moet worden benadrukt dat het uitvoeren van een fysieke en een logische schouw geen speciale voorwaarden zijn voor het uitvoeren van een trendanalyse. Welke waarderingssystematiek ook wordt toegepast, voordat een werkprogramma voor selectie en bewerking kan worden opgesteld, dient altijd een beredeneerde inventarisatie en specificatie van de werkvoorraad plaats te vinden. De laatste stap omvat het koppelen van de resultaten van de trendanalyse (en van de systeemanalyse) aan de uitkomsten van de logische en de fysieke schouw. Deze koppeling houdt in dat de bestanden worden aangewezen waarvan op grond van de beschikbare gegevens mag worden aangenomen dat die (vrijwel) zeker wél, dan wel (vrijwel) zeker niet, substantiële informatie bevatten die gesignaleerde trends, trendbreuken en hotspots documenteren (dan wel systeeminformatie bevatten). Deze stap wordt uitgevoerd door het Nationaal Archief. Resultaat van de laatste stap is een preselectie-advies van het Nationaal Archief, dat zal worden ingebracht in het archiefwettelijke Driehoeksoverleg Nieuwe Stijl. Dit advies kent ten aanzien van de werkvoorraad de volgende opties op bestandsniveau: x Bewerken; x Niet bewerken: opslaan en wegzetten op vernietigingsjaar; x Niet bewerken: onmiddellijk te vernietigen (termijnen verlopen). De functie van de maatschappijbrede trendanalyse is primair het verschaffen van criteria voor preselectie van archiefbestanden van het Rijk uit de periode 1976-2005. Maar de onderzoeksresultaten kunnen op dossierniveau ook tijdens de bewerking van die archiefbestanden van toepassing blijven. Dat geldt vooral voor de hotspots. Door aan hotspots gerelateerde dossiers bij de bewerking uitdrukkelijk te signaleren, wordt voorkomen dat deze ‘opgaan in de massa’ of wellicht worden vernietigd. Ten slotte stippen we aan dat het product van de maatschappijbrede trendanalyse 1976-2005 voor het Nationaal Archief ook andere relevante functies vervult. 1.
Aan de hand van de onderzoeksresultaten kunnen ook de belangrijkste bij een trend of hotspot betrokken niet-overheidsactoren op landelijk niveau worden geïdentificeerd en geregistreerd. Deze registratie kan worden gebruikt voor: x pro-actieve acquisitie door het Nationaal Archief in de komende 10 jaren; x Het aanleggen van een landelijk ‘Digitaal Register van Particuliere Archieven’, met als doel veiligstelling en beschikbaarstelling. Het valt buiten het bestek van deze projectbeschrijving op deze toepassingen nader in te gaan. 2. Aan de hand van het onderzoeksproces en de toepassing van het rapport in het vervolgtraject kan de methodiek van getrapte waardering zoals geschetst in Gewaardeerd verleden verder getest en ontwikkeld worden. Dat levert ook voor de (inter)nationale archivistische vakontwikkeling nuttige informatie en kennis op.
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
7/9
Projectbeschrijving
3. Op de korte termijn is het van belang dat het Nationaal Archief laat zien wat voor soort informatie het wil hebben om openbaar te maken en beschikbaar te stellen aan (toekomstige) onderzoekers. De nieuwe doelstellingen van het Nationaal Archief op selectiegebied worden door middel van de trendanalyse geconcretiseerd.
Projectorganisatie Het onderzoek wordt in eigen beheer door het Nationaal Archief uitgevoerd. Omdat het gaat om een experimentele methodiek is het van belang dat het onderzoek tot op zekere hoogte iteratief vorm krijgt en het Nationaal Archief als auctor intellectualis van de methodiek continu de vinger aan de pols houdt en het onderzoek zo nodig ook qua aanpak kan bijsturen. Het team bestond naast de teamleider in eerste instantie uit een onderzoeksteam van twee senior- en twee medior-onderzoekers (met historische, letterkundige en bedrijfskundige achtergrond). De verdere ontwikkeling van de aanpak, het fijnregelen van de methodiek en de kritische reflectie op het bronnenmateriaal vereisen een kwalitatief zware bezetting. Nu het project is aangeland in fase 3 (zie fasering) wordt het team geleidelijk uitgebreid, waarbij de beschikbaarheid van de onderzoeksresultatren voor implementatie in 2011 maatgevend is.
Kwaliteitsbewaking Het is essentieel dat het onderzoek voldoet aan algemene wetenschappelijke eisen en het product de toets der kritiek onder materiedeskundigen (historici, sociologen en vakspecialisten op de verschillende maatschappelijke domeinen), maar ook onder archivarissen en in de wijdere kring van het culturele veld kan doorstaan. Anders kunnen op basis van het rapport geen verantwoorde keuzes worden gemaakt. In verband hiermee is in fase 1 vooral gestreefd naar de ontwikkeling van een standaardwerkwijze en een helder begrippenapparaat. In de werkwijze staan intersubjectiviteit, transparantie, herhaalbaarheid, controleerbaarheid en validering door experts voorop. Cruciaal is de instelling van een klankbordgroep. Deze heeft tot taak om de inhoudelijke deelrapporten van de fasen 2 en 3 en de eindrapportage in fase 4 te beoordelen vanuit een breed, generalistisch gezichtsveld. Deze adviesgroep is in juli 2010 samengesteld en bestaat thans uit de volgende personen: Mw. Prof. dr. W.D.E (Mieke) Aerts Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Geesteswetenschappen Hoogleraar vrouwenstudies Prof. dr. J.C. (James) Kennedy Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Geesteswetenschappen Hoogleraar Nederlandse geschiedenis Prof. dr. P. (Paul) M.M. Klep Radboud Universiteit Nijmegen, Faculteit der Letteren Hoogleraar economische en sociale geschiedenis Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
8/9
Projectbeschrijving
Dr. D. (Dick) van Lente Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen. Universitair hoofddocent geschiedenis van de techniek Dhr. A. (Ad) van Liempt Nationaal Archief Journalist en programmamaker Dr. V. (Vic) Veldheer Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Hoofd afdeling Onderzoeksgroep Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid Mw. dr. B.M.A. (Boudien) de Vries Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Geesteswetenschappen Universitair hoofddocent sociale geschiedenis De klankbordgroep zal circa vijf keer bij elkaar komen. De eerste bijeenkomst heeft op 1 oktober 2010 plaatsgevonden. Daarbij heeft de methodiek centraal gestaan en is het eerste deelrapport (Gezondheid) besproken. Deze bijeenkomst is als buitengewoon productief beoordeeld. Na bespreking door de klankbordgroep zal aan elk deelrapport het verslag van de bespreking in de klankbordgroep worden toegevoegd, plus een verantwoording door de projectleiding van wat er met dit commentaar is gedaan. Na advies van de klankbordgroep wordt een deelrapport vastgesteld door de opdrachtnemer. Volgt de klankbordgroep het gehele project, daarnaast worden bij elk van de 15 deelonderzoeken op een bepaald maatschappelijk domein externe deskundigen betrokken die de betreffende onderzoekers bijstaan, commentaar leveren op voorgelegde concepten en uiteindelijk beschreven trends en hotspots valideren.
Fasering en uitvoering Het onderzoek bestaat uit vier fasen, waarvan thans de eerste twee zijn afgerond. Fase 1 betrof de voorbereidingsfase, fase 2 bestond uit twee proefprojecten op twee maatschappelijke domeinen, fase 3 betreft de uitvoering van de onderzoeken op de overige 13 domeinen en fase 4 staat in het teken van de afronding en het afleveren van het eindproduct. Fase 1 In de eerste fase is door het team in overleg met de projectleider en de opdrachtnemer de algemene aanpak en de werkwijze van het onderzoek bepaald. Op 15 maart 2010 is het onderzoeksteam Trendanalyse 1976-2005 geformeerd, bestaande uit een teamleider en vier onderzoekers. Als bagage ontving het team het visierapport ‘Gewaardeerd Verleden’ en de methodiek zoals uitgewerkt in de Eindrapportage Werkgroep methodiek en pilots van het Nationaal Archief uit februari 2009. Voor de ontwikkeling van de werkwijze heeft de onderzoeksgroep kunnen voortbouwen op de ervaringen opgedaan met de trendanalyse 19762005 op het terrein Milieu (proefproject uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van het Nationaal Archief). Als inhoudelijk startpunt werden de belangrijkste SCP-publicaties vanaf 1975 genomen.
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
9/9
Projectbeschrijving
Gedurende de eerste twee maanden van het onderzoek heeft de nadruk gelegen op de ontwikkeling van een vaste werkwijze en de ontwikkeling van een conceptueel kader. Wat betreft het laatste volgen hier enige initiële definities en omschrijvingen. Trend: ‘het verloop van een bepaalde variabele gedurende een bepaalde periode (hier 19762005), die als zodanig representatief is voor de Nederlandse samenleving als geheel of een maatschappelijk domein.’ Met ‘representatief’ wordt bedoeld dat de ontwikkeling in zijn kenmerken een groter geheel vertegenwoordigt. Om als trend te worden gesignaleerd dient deze dus karakteristieke kenmerken te weerspiegelen van de Nederlandse samenleving gedurende de periode 1976-2005. Nu is de Nederlandse maatschappij geen monolithisch blok, maar een pluriforme gemeenschap. Bij het beschrijven van trends worden dan ook de relevante ‘countertrends’ meegenomen. Maatschappijbrede en domeinspecifieke trends wekken in onze samenleving onvermijdelijk ook tegenbewegingen op, die zich tot countertrend kunnen ontwikkelen. Voorts wordt in beginsel geen theoretisch onderscheid gemaakt tussen macro-, meso- en microtrends. Wat wel van belang is, zijn empirische aspecten zoals duur, intensiteit en impact van een trend. Hotspot: ‘opvallende of intensieve interactie tussen overheid en burger en (al dan niet georganiseerde) burgers onderling.’ Onderstreept moet worden dat het niet gaat om routinematige interactie tussen burger en overheid maar om een nieuwe, onverwachte interactie. Een hot spot kán de aanzet zijn tot een nieuwe trend, countertrend of trendbreuk. Maar ook opvallende interactie die niet heeft geleid tot een trendbreuk of nieuwe trend wordt als hotspot geteld. Het is van belang ook gesmoorde ontwikkelingen en onbedoelde effecten te documenteren. Als criterium geldt wel dat de interactie enig effect heeft gehad. Dat effect kan bijvoorbeeld inhouden dat nieuwe actoren hun intrede doen of bestaande structuren zich aanpassen. ‘Metatrends’ De aatschappijbrede trendanalyse vindt per domein plaats. Een belangrijke aanbeveling van Research voor Beleid naar aanleiding van de pilot bij VROM was om in de eerste fase van een trendanalyse ontwikkelingen in kaart te brengen die zich in de te onderzoeken periode maatschappijbreed hebben voorgedaan. Dit om de algemene kwaliteit en diepgang van het onderzoek te borgen. Een analyse van maatschappijbrede ontwikkelingen in de periode 19762005 vormt de basis voor een verdere analyse van trends binnen afzonderlijke maatschappelijke domeinen, geeft inhoudelijke samenhang aan tussen uiteenlopende ontwikkelingen en maakt het mogelijk om trends op domeinniveau in een historisch perspectief te plaatsen. Voorafgaand aan het onderzoek per domein heeft het onderzoeksteam daarom voor zich zelf alvast een aantal metatrends bepaald. Onder metatrend wordt een ontwikkeling verstaan die zich maatschappijbreed manifesteert en die op meerdere maatschappelijke domeinen te herkennen is in het handelen van verschillende actoren en in het ontwikkelen van beleid. De metatrends vormen het brede maatschappelijke kader waaraan domeinspecifieke trends kunnen worden gerelateerd. Om metatrends te traceren heeft het team gewerkt volgens een bottom-up methode. Aan de hand van algemene SCP-publicaties is een eerste inventarisatie van potentiële metatrends gemaakt. Dit resulteerde in een voorlopige lijst met 18 metatrends. Deze potentiële metatrends zijn vervolgens nader gedefinieerd aan de hand van verdere algemene en sociologische literatuur, zoals ‘Trends, dilemma’s en beleid, essays over ontwikkelingen op langere termijn’ (P. Schnabel, 2000). In de meeste gevallen is met behulp van elementen uit de verschillende beschrijvingen een nieuwe definitie van de betreffende metatrend gemaakt. Bij nadere bestudering bleek dat verschillende potentiële metatrends onder één noemer konden worden gebracht, omdat ze Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
10/9
Projectbeschrijving
verschillende uitingen waren van één overkoepelende ontwikkeling. De lijst is om deze reden ingekort en bevat momenteel elf metatrends. Benadrukt moet worden dat deze lijst van metatrends een werklijst is en gaandeweg het onderzoek kan worden aangepast. De ontwikkelde methodiek is uitgetest tijdens het onderzoek op het domein Gezondheid en heeft haar nut al direct bewezen. Het identificeren en plaatsen van trends binnen een domein bleek namelijk een relatief subjectief proces te zijn. Door de lijst met metatrends te hanteren en de domeingebonden trends daaronder te clusteren is het mogelijk om de subjectiviteit in dit proces te beperken. Deze aanpak bevordert uniformiteit bij het uitvoeren van het onderzoek door verschillende onderzoekers en op verschillende domeinen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Individualisering Democratisering (Toegang, Participatie en Emancipatie) Technologisering Informatisering Ecologisering Verzakelijking Emotionalisering Internationalisering/Globalisering Multiculturalisering Secularisatie Europeanisering
De metatrends vormen een onderdeel van de methodiek ‘Trendanalyse per domein’. De huidige lijst dient als checklist en contextueel kader voor de uitvoering van de deelonderzoeken. Voorts is een eerste inventarisatie van metatrends gemaakt op basis van algemene SCPpublicaties en eventuele aanvullende literatuur. Het product daarvan is een gestructureerde en beredeneerde initiële lijst van metatrends (met beknopte inhoudelijke toelichting) en een synopsis van overige relevante contextinformatie. Een en ander dient als checklist en inhoudelijk kader voor de uitvoering van de deelonderzoeken. Daarnaast fungeert de lijst als basis voor een naar voortschrijdend inzicht tijdens het verdere onderzoek aan te passen en uit te breiden matrix van trends. Die matrix, in de vorm van een database, vormt de inhoudelijke ruggengraat van het onderzoek. Bij het aanbrengen van een zinvolle structuur in de lijst met trends moet het mogelijk zijn ook de domeindeling (zie bijlage) op onderdelen aan te passen. Fase 2 Gedurende de tweede fase zijn bij wijze van proefneming twee deelonderzoeken op een bepaald maatschappelijk domein uitgevoerd. Er is gekozen voor de domeinen Gezondheid, resp. Veiligheid. Fase 2a. Het terrein Gezondheid is overzichtelijk en wordt qua literatuur goed afgedekt door SCP-publicaties. Dat maakte dit terrein geschikt voor het testen van de bruikbaarheid van de aanpak en het begrippenkader die tot dan toe zijn ontwikkeld. Aan de hand van deze eerste proef zijn de onderzoeksaanpak en het ontwikkelde begrippenapparaat bijgesteld. In de eerste weken van fase 2a wordt is een brainstorm gehouden van de onderzoeksgroep met de afdeling Selectiebeleid, waarbij de uitkomsten van de review van de pilot Trendanalyse Milieu 19762005 zijn gebruikt om de werkwijze aan te scherpen. Fase 2a heeft uitgemond in een inhoudelijk conceptdeelrapport, met verantwoording van de gekozen aanpak, dat (na een interne bespreking binnen de sector S&B) door 4 experts is beoordeeld. Dit deelrapport is vervolgens voorgelegd op 1 oktober 2010 aan de klankbordgroep.
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
11/9
Projectbeschrijving
Fase 2b. Op basis van de uitkomsten van fase 2a is de methodiek vervolgens getest op robuustheid en effectiviteit door een deelonderzoek te verrichten op een qua materie en benaderingswijze problematischer matschappelijk domein. Daartoe is gekozen voor het domein Veiligheid. Juist omdat de materie complex is, dient het onderzoek zelf zo eenvoudig mogelijk te verlopen. Dat betekent dat voor de definitieve keuze van het domein van onderzoek vooraf moet worden verkend of er voldoende literatuur is en of deze (en eventuele aanvullende bronnen) ook eenvoudig kan worden benaderd en verwerkt. De externe inhoudelijke begeleiding moet eveneens geborgd zijn. In het faseplan voor fase 2b zullen de conclusies van die voorstudie worden vermeld. Ook fase 2b mondt uit in een inhoudelijk conceptdeelrapport, plus verantwoording van de gekozen aanpak, dat (na interne bespreking binnen de sector S&B) zal worden gereviewed door een externe begeleider van het SCP of aanbevolen door het SCP. Dit deelrapport zal worden voorgelegd aan de klankbordgroep einde 2010. Fase 3 Fase 3 is de eigenlijke uitvoeringsfase, waarin gedurende komende maanden de overige (nu op 13 gestelde) maatschappelijke domeinen zullen worden onderzocht. De ervaringen opgedaan in fase 2 hebben geresulteerd in een geoperationaliseerde werkwijze en aanpak. De ervaring met de eerste twee door het onderzoeksteam bestudeerde domeinen heeft geleerd dat het voor de analyse van de trends wenselijk is om het onderzoek per domein door twee onderzoekers te laten plaatsvinden. Daarnaast is duidelijk geworden dat het zoeken van geschikte literatuur met betrekking tot het domein, de trends en de context ervan veel tijd in beslag neemt. Het onderzoeksteam is daarom uitgebreid met een onderzoeksassistent die wordt ingezet voor het inventariserende onderzoek per domein (het in kaart brengen van literatuur, expertisebureaus en experts) en het verzorgen van het aanvullende literatuuronderzoek gedurende de loop van de trendanalyse per domein. Stap 1: Inventarisatie van het domein De eerste stap in het onderzoek behelst een inventarisatie van de meest relevante literatuur die over het domein gepubliceerd is, van expertisebureaus die onderzoek doen op dit domein en van experts op het gebied. Stap 2: Pre-analyse van het domein Deze stap behelst een inventariserend bronnenonderzoek op het domein. Dit houdt in dat met behulp van de (primaire) bronnen een pre-analyse gemaakt van de trends in het desbetreffende domein. De bronnen die hiervoor gebruikt worden zijn met name rapportages van het SCP. Deze bronnen kennen hun beperkingen door hun specifiek sociaal-culturele invalshoek en lacunes met betrekking tot sommige domeinen, maar kunnen de onderzoekers desondanks voldoende inzicht verschaffen in het domein en de daarmee samenhangende (maatschappelijke) ontwikkelingen om vervolgonderzoek te kunnen doen en gesprekken te kunnen voeren met experts. Deze exercitie maakt tevens duidelijk op welke subdomeinen aanvullend onderzoek nodig is omdat zij niet gedekt worden door het SCP. Aan de hand van genoemde rapporten wordt een beschrijving gegeven van alle daarin voorkomende trends, d.w.z. maatschappelijke fenomenen die duiden op een ontwikkeling. Hierbij wordt gekeken naar trends in de breedste zin van het woord. Naast de maatschappelijke trends wordt uit de bronnen ook de zogeheten domeingebonden context genoteerd, d.w.z. kwantitatieve (zoals demografische) kerngegevens die aan de basis liggen van de maatschappelijke ontwikkelingen in het domein. Ook wordt in dat verband aandacht besteed aan de zogenoemde ‘alarmbellen’, oftewel gevallen waarbij de contextgegevens op hun beurt lijken te verwijzen naar een maatschappelijke trend die te maken heeft met veranderingen in levensstijl c.q. mentaliteit.
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
12/9
Projectbeschrijving
Stap 2 leidt tot een document waarin de voorlopige trends worden opgesomd, vergezeld van een shortlist met prominente literatuur en een lijst van te raadplegen experts en expertisebureaus. Naar aanleiding hiervan wordt vastgesteld welke subdomeinen nader bronnenonderzoek behoeven en op welke onderwerpen nadere literatuur moet worden gezocht. Stap 3: Analyse van de trends in het domein Tijdens stap 3 vindt het eigenlijke onderzoek over het volledige domein plaats aan de hand van de eerder verzamelde informatie en op basis van de bestudering van de prominente publicaties uit de shortlist m.b.t. het domein en de subdomeinen. Dit onderzoek leidt tot het vaststellen van een (aanvullende) set trends. Daarnaast worden, afhankelijk van de aard van het domein, gesprekken gevoerd met één of meerdere experts op de subdomeinen. De gesprekken met experts nemen in het onderzoek een belangrijke plaats in: zij kunnen bijdragen aan de volledigheid en de verdieping van het onderzoek op het domein en de subdomeinen. Ook kunnen de experts het domeinteam wijzen op nog ontbrekende trends in het desbetreffende (sub-)domein. De verzamelde trends uit de eerdere stappen van het onderzoek worden vervolgens geanalyseerd. Dat wil zeggen dat de trends gevonden in de verschillende bronnen van stap 2 en in de nadere literatuur en uit interviews van stap 3 worden geclusterd onder de eerder door het onderzoeksteam vastgestelde metatrends. Van elke trend wordt ook een vaste omschrijving opgesteld (bijvoorbeeld ‘extramuralisering in de zorg’) en aangegeven welke manifestaties de trend vertoont (bijvoorbeeld: extramuralisering in de GGZ, ouderenzorg, gehandicaptenzorg). De voorlopige analyse wordt in een document ter bespreking voorgelegd aan de betrokken experts en aan het onderzoeksteam, waarbij ook de knelpunten bij de analyse ter discussie worden gesteld. Het onderzoek naar hotspots wordt als een afgescheiden onderdeel van het onderzoek per domein beschouwd. De hotspots worden per domein systematisch in kaart gebracht op basis van Winkler Prins Jaarboeken en Spectrum Jaarboeken. De gevonden hotspots worden in deze fase kort en bondig omschreven en tijdens de vervolgstappen samen met de trends per domein door het onderzoeksteam verwerkt. Stap 4: Volledige beschrijving van de trends en hotspots in het domein Nadat de trends en hotspots door het onderzoeksteam zijn vastgesteld, kunnen zij ook geheel worden beschreven. Hiervoor moeten eerst de nodige data verzameld worden. Hiervoor wordt teruggegrepen op de bronnen en literatuur die gebruikt zijn voor stap 2 en 3 en op de verslagen van de interviews met experts. Daarnaast wordt zo nodig naar aanvullende literatuur gezocht ter aanvulling, duiding en contextualisering van de trends die beschreven moeten worden. Het gaat hierbij om domeingebonden literatuur, d.w.z. specialistische literatuur met betrekking tot het domein (of een bepaald subdomein daarvan) én om contextgebonden literatuur, die verwijst naar de context waarin de beschreven trend zich manifesteerde. De gegevens worden volgens een vastgesteld format verwerkt in een database, waarbij het ook mogelijk is om verbanden te leggen en relaties aan te geven tussen verschillende (meta)trends en hotspots. De gebruikte literatuur wordt verwerkt in een bibliografieprogramma. Stap 5: Vaststelling van de trends en hotspots De beschrijving van de trends en hotspots wordt vervolgens besproken met het onderzoeksteam, gevalideerd door de experts en ten slotte voorgelegd aan de klankbordgroep. Op basis daarvan zullen nog aanpassingen aan de lijst van trends en hotspots en aan de afzonderlijke beschrijvingen kunnen volgen. Dan worden de trends en hotspots per domein definitief vastgesteld. Het eindproduct is een deelrapport, dat een overzicht geeft van alle beschreven en trends en hotspots, voorzien van een inleiding, waarin de contextgegevens
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
13/9
Projectbeschrijving
worden gepresenteerd. Fase 4 Gedurende deze fase wordt door het team de eindrapportage van het project opgesteld. Deze bestaat uit alle deelrapportages (waarvan dan inmiddels naar schatting tweederde is vastgesteld), een algemeen hoofdstuk, alsmede een inleiding en een verantwoording met bijlagen. Het algemene hoofdstuk bestaat uit een overzicht van metatrends, onttrokken aan de continu bijgehouden matrix, plus relevante algemene contextinformatie houdende kerngegevens over een aantal structurele ontwikkelingen in de ‘onderbouw’ van de samenleving. De basis voor dit algemene hoofdstuk is reeds in fase 1gelegd (zie boven).
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
14/9
Projectbeschrijving
Bijlage : maatschappelijke domeinen en de bijbehorende hoofdfuncties 1.
mens, gezin en bevolking
2.
werk, inkomen en bestedingen
3.
wonen
4.
economie
5.
gezondheid
6.
onderwijs en wetenschap
7.
vrije tijd en cultuur
8.
veiligheid
9.
verkeer en vervoer
10.
natuur en milieu
12.
recht
13.
politiek en bestuur
14.
buitenland
15.
leefstijl
Projectbeschrijving trendanalyse 1976-2005 Versie 1.0, 1 oktober 2010
15/9