Trendanalyse Klasbak 2015
Inhoudsopgave 1.
Algemene trends ............................................................................................................................. 3
2.
Trends binnen detentie en justitie .................................................................................................. 5
3.
Trends in het onderwijs ................................................................................................................... 7
4.
Trends in het onderwijs aan gedetineerden ................................................................................. 12
1. Algemene trends 1.1 Breakthrough technologies Deep Learning Via dit systeem wordt het mogelijk dat machines objecten kunnen herkennen en spraak in real-time kunnen vertalen. Zo wordt artificiële intelligentie, intelligent. Temporary Social Media Temporary social media zorgt ervoor dat berichten zichzelf ‘vernietigen’ na een bepaalde periode. Dit leidt tot een grotere privacy in online communicatie. Dit kan de spontaniteit van de mensen opwekken, met als gevolg dat deze zich vrijer voelen op het internet. Smart watches Een smart watch is een horloge waarmee je dingen kan doen die je normaal gezien met je GSM doet, zoals bellen, sms’en, diverse apps gebruiken, enz. Memory implants Een neurowetenschapper denkt dat hij de code heeft ontcijferd waarmee de hersenen op langetermijn herinneringen vormen. 3D-printing Het uitgangspunt voor een 3D geprint object is een digitaal ontwerp. Professionele ontwerpers en architecten gebruiken hiervoor design software als Rhinoceros, AutoCAD of SolidWorks. Het digitale bestand wordt omgezet in een formaat die geschikt is om te printen, een zogenaamd .STL bestand. Het ontwerp wordt vervolgens op de computer opgedeeld in dunne plakjes. Met deze informatie bouwt een 3D printer het complete object laagje voor laagje op. Er bestaan 3D printers in verschillende vormen en maten, kijk hier voor meer uitleg en video’s over de verschillende (industriële) 3D print-technieken.
1.2 ILIV Thuis-Trendrapport 2013 Het Thuis-Trendrapport 2013 is een rapport over kwantitatief onderzoek naar het “thuis en thuisgevoel in België”. Dit is bevraagd bij een steekproef van 2000 mensen, die representatief zijn voor de Belgische populatie, ouder dan 18 jaar. Deze tweede bevraging is gebaseerd op een nulmeting in 2011, daardoor is het mogelijk vergelijkingen te maken. We zien in dit trendrapport enkele trends uit de vorige editie van het rapport terugkomen, maar ook nieuwe trends ontwikkelen zich.
Financiële crisis Ten eerste is het zo dat Belgen omwille van de financiële crisis de neiging hebben om de aankoop van een eigen huis uit te stellen. De gemiddelde Belg denkt voorzichtiger, duurzamer en bescheidener en wilt waar voor zijn geld. Het gevolg hiervan is een gedeeltelijke en geleidelijke correctie van de systematische overwaardering van het Belgische vastgoed. Het duurdere segment – villa’s en luxeappartementen – kent een forse waardedaling. Energieprijzen die de pan uit swingen en bouwgronden die onbetaalbaar worden maken de nood aan kleinere huizen groter. De Belg springt creatief om met kleine ruimtes en maakt gebruik van kantoorgebouwen en opslagruimte om het gebrek aan woonoppervlakte tegemoet te komen. Ook het thuiswerk, flexibele arbeidsvoorwaarden en digitalisering maken grote opslagruimtes overbodig, waardoor deze gebruikt kunnen worden voor kleinere woonruimtes. Een tweede gevolg van de financiële crisis is dat mensen meer belang hechten aan waardevolle relaties, geborgenheid en authenticiteit. Engagement en vriendschap worden belangrijker en als reactie op de groeiende onzekerheid in de buitenwereld, zoeken mensen de warmte van de vertrouwdheid in hun nabije omgeving: hun gezin, vrienden, buurt en thuis.
Groen De hype van moestuinen en volkstuintjes is al lang terug van weg geweest. Sinds kort pikt ook de overheid in op deze hype. Dit doen ze door dergelijke projecten te subsidiëren. Het gevolg hiervan is dat window farming en city gardening alleen nog maar aan populariteit zullen winnen en meer mainstream gaan worden. Ook het gebruik van hout als warmtebron is helemaal herontdekt. Een kachel is niet alleen gezellig en een bevestiging van onze hang naar authenticiteit, maar wordt stilaan ook een financiële noodzaak. Met het toenemende rendement van de moderne kachels en de stijgende olieprijzen, stijgt ook de vraag naar kachels, of open haarden met kachelfunctie. Bovendien zijn de moderne kachels steeds voordeliger en komen ze in alle stijlen en designs.
Wonen Het sociaaleconomisch kader van onze maatschappij en de relationele context kent een heuse verandering. Ouders trekken op later leeftijd weer in bij hun kinderen, jonge koppels blijven nog even bij de ouders wonen, twintig plussers maken nog een tijd gebruik van hotel mama, single ouders trekken na een scheiding met hun kroost weer in het ouderlijk huis,… Kangoeroewonen zit in de lift. Een thuis kent steeds meer verschillende levensfasen op het ritme van zijn permanente én tijdelijke bewoners. De klassieke kangoeroewoning – een woning in een woning – blijft, maar daarnaast zullen ook eigenaars van kleinere woningen creatief aan de slag gaan om tijdelijk extra woongelegenheid te creëren, met modulaire elementen, schuifwanden of vides of mezzanines. Ook de tuin wordt steeds meer ontdekt als ruimte voor een extra woonmodule. Een ander nieuw concept ontdekt door de financiële crisis is het samenwonen van éénouders. Samen zullen ze een grotere woning huren en zo de krachten bundelen waardoor er meer ruimte en groen in aanmerking komt.
Duurzaam Biovoeding zit al langer in de lift en is nog steeds aan een opmars bezig. Authentiek en gezond vinden we heel belangrijk. Dit vertaalt zich in fairtradeservies, de revival van stoffen servetten, een tafelkleed van biokatoen en een bloemetje uit de tuin op tafel.
Buurt De buurt-search engine zijn buurtkenmerken die opgenomen zijn in tools van de immowebsite. Tijdens het zoeken naar een geschikte woning kan je de resultaten filteren op basis van buurtkenmerken zoals ‘kindvriendelijk’, ‘dichtbij een school’, ‘rustig’,…
2. Trends binnen detentie en justitie 2.1 Managementplan 2012 – 2018 DG EPI - Het directoraat-generaal is de voorbije jaren sterk geëvolueerd van een eerder archaïsche organisatie naar een meerdere moderne, dynamische organisatie met een toereikend en resultaatsgericht beheer. - Komende jaren komt meer de aandacht te liggen op het detentiebeleid, welke een kernopdracht uitmaakt. - De ‘klassieke kloof’ tussen de centrale administratie en de gevangenissen is de voorbije jaren sterk teruggeschroefd. Men wil de aansluiting verder uitbreiden en de centrale administratie verder versterken via: betrokkenheid van het terrein bij het uittekenen van een beleid, responsabilisering van alle betrokkenen en een expliciet leiderschap op regionaal vlak. - De voorbije jaren is geïnvesteerd in een actualisering van de veiligheidsinfrastructuur in gevangenissen. Deze trend zal zich de volgende jaren ook voortzetten, via technische, mechanische hulpmiddelen, alsook correcte handelingen en een relationeel leefklimaat binnen de instellingen. Er zal de komende jaren passend worden gereageerd op het niet naleven of onvoldoende opvolgen van de veiligheidsondersteunende processen. - Geïndividualiseerde uitvoering, waarbij iedere gedetineerden in functie van zijn eigen situatie wordt opgevolgd. Dit op basis van wettelijke bepalingen met betrekking tot het individuele detentieplan. - Hervorming gevangenisarbeid met o.a. de oprichting van de meso-teams, de hertekening van de processen binnen de PSD, fundamenten voor de hervorming van de werking van het Veiligheidskorps, het project ‘kernprocessen binnen de gevangenissen’ en meest recent de geplande hervorming van de Regionale Directies. Deze inspanningen hebben de basis gelegd om de komende jaren te komen tot een globale, geconsolideerde modernisering van de detentie in België. Ook de bouw van de nieuwe gevangenissen is een opportuniteit om anders aan te kijken tegen detentie en om nieuwe modellen en concepten in te voeren.
- Vooral een beleid voeren dat de gedetineerde centraal zet, met een geïndividualiseerde strafuitvoering. Dit wil dus zeggen iedere gedetineerde in functie van zijn eigen situatie en profiel moet kunnen worden toegewezen aan het meest aangepaste regime waarbij ook rekening wordt gehouden met de status van zijn of haar traject. Dit betekent ook dat we ons dienstenaanbod willen afstemmen op de (evoluerende) behoeften van onze gedetineerden-populatie, met het oog op een constructieve en herstelgerichte detentie. - De uitwisseling van ervaringen en goede praktijken omkaderen zodat we een gelijkwaardige werking en dienstverlening kunnen waarborgen in iedere inrichting. Dit laat tevens toe om de behaalde resultaten van de medewerkers te valoriseren. - Streven naar een permanente wisselwerking tussen de centrale diensten en het terrein. Op die manier kunnen we de competenties en inzichten van alle medewerkers optimaal inzetten. - De voorbije jaren hebben we sterk ingezet om de beheersaspecten van de organisatie te versterken. We willen ook de komende jaren op hetzelfde elan verder werken en ervoor zorgen dat we op ieder niveau, centraal en lokaal, dezelfde resultaatsgerichtheid hanteren. - We moeten de komende jaren op de ingeslagen weg verder gaan en permanent streven naar een verbetering van onze processen. De invoering van de nieuwe beheerstoepassing, het gebruik van nieuwe technologische middelen, het in vraag durven stellen van wat en hoe we de dingen vandaag doen, het project ‘kernprocessen binnen de gevangenissen’, zijn slechts enkele voorbeelden van cruciale initiatieven die moeten bijdragen tot een verbetering van deze overbelasting, ook al vragen zij bij aan vang een extra inspanning. - De detentiebeheertoepassing SIDIS-suite is een belangrijke hefboom voor de modernisering van het detentiebeheer. De processen hiervan zijn in kaart gebracht en afgestemd op nieuwe inzichten en methoden die men wilt realiseren. Deze toepassing is cruciaal voor de ingebruikname van nieuwe gevangenissen en zal de finale hervorming van bepaalde processen mogelijk maken. Door SIDIS-suite zal er concrete informatie gecapteerd kunnen worden, waardoor alle leidinggevende onderbouwde beslissingen kunnen nemen op basis van op feiten gebaseerde informatie. -Door de huidige budgettaire context verhoogt het risico dat de toegekende budgettaire middelen ontoereikend zijn om de modernisering door te voeren. Daardoor moeten we prioriteiten stellen en enkel kiezen voor die initiatieven met de hoogste meerwaarde. Tevens wordt de nood aan een proactief HR-beleid alleen maar groter door een grote uitstroom en absenteïsme van medewerkers. Controle en repressie bij ongeoorloofde afwezigheid en stimulerende maatregelen zouden dat laatste moet terugdringen. Hierbij zijn overleg en de wil tot samenwerking de uitgangspunten. Ook de hertekening van het penitentiair landschap is een prioriteit, dit kan een belangrijke hefboom zijn voor het innovatieve detentiebeleid en –beheer dat vooropgesteld wordt. -Met dank aan Prison Cloud zullen bijkomende activiteiten zoals vorming, raadplegen van de gegevens, werkaanbiedingen door VDAB of Forem ed. op een veilige manier kunnen gebeuren. Dit zowel van buiten als binnen de cel. De tijd die de gedetineerde op cel doorbrengt kan hierdoor nuttig worden ingevuld. -In de loop van het tweede mandaat zullen een aantal innovatie doelstellingen hun uitvoering krijgen, om zo de ambitie te realiseren. Ten eerste wilt men een organisatiecultuur stimuleren waarin
iedereen zich betrokken voelt bij de belangen en ambities van de organisaties. Medewerkers worden aangemoedigd om initiatieven te nemen, kennis te doelen, te leren vanuit eigen ervaringen en open te staan voor expertise en ervaringen van anderen. De individuele doelstellingen van elke medewerker wordt gewaarborgd om zo de individuele betrokkenheid te vergroten. Ten tweede wordt er geïnvesteerd in het uitbouwen van nationale en internationale netwerken om dynamiek van wederzijdse ondersteuning te creëren. Zo wordt er gebruik gemaakt van de opportuniteiten aangeboden door de partners om zo de eigen expertise te verrijken. Ook worden formele partnerschappen aangegaan met zowel publieke als private organisaties die een bijdrage kunnen leveren tot het bereiken van de doelstellingen. Ten derde wilt men de technologische vernieuwing benutten om te komen tot een performante, eigentijdse en toekomstgerichte werking. De voorzieningen van de gedetineerden, de administratieve processen en de veiligheid wordt hier centraal geplaatst. Ook wordt de technologische vernieuwing opgevolgd en ontwikkeld men ‘proofs of concept’ om de meerwaarde ervan te analyseren voor de realisatie van opdrachten, verbetering van de werking en dienstverlening en ontwikkeling van nieuwe diensten.
2.2 Trends in US corrections 2011 Met een gemiddelde van 2.2 opsluitingen per jaar is de verenigde staten de koploper. Er is zelfs sprake van stijging van 500% sinds 1975. Aanpassen van het rechtssysteem leidt tot een daling van de criminaliteitscijfers. Overbevolking, druk om gevangenissen bij te bouwen en dergelijke zijn hier het gevolg van. Toch is er aangetoond dat massaopsluitingen niet effectief zijn om de bevolking te beschermen. In hun beleid is de aandacht voor ‘War on Drugs’ toegenomen, met als gevolg dat het aantal opsluitingen voor drugsdelicten stijgt. Dit is nog meer het geval voor vrouwen. Ook de duur van de straf voor drugsdelicten neemt alsmaar toe. Vaak is het zo dat mannelijke gedetineerden die in de gevangenis zitten voor een drugsdelict, geen grote rol spelen in het drugsmilieu en nooit eerder veroordeeld warden voor geweldfeiten. Vrouwelijke gedetineerden hebben vaak een achtergrond van fysiek en seksueel misbruik en verslavingsproblematieken. Kinderen van gedetineerden vrouwen lijden hier vaak onder. Onder de detentiepopulatie bevinden zich voor zwarte mannen. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat in de VS 1/3 van de zwarte mannen tijdens hun 30 e ooit in de gevangenis beland. Ook de levensdelicten zijn toegenomen terwijl de geweldsdelicten dan weer zijn gedaald. Ten slotte geeft onderzoek aan dat de reactie op jeugddelinquentie dringend moet worden aangepast. Het systeem dat nu wordt gehanteerd was voorzien als ‘vermijdend, beschermend en heroriënterend’, maar de jeugd maakt hier misbruik van. Via dit systeem proberen ze de ‘echte straffen’ te vermijden en tasten ze hun grenzen af.
3. Trends in het onderwijs 3.1 Leer- en ontwerplab Een leer- en ontwerplab kristalliseert zich rond vier sleutelelementen. Ten eerste is er het probleem. Het startpunt is een maatschappelijke uitdaging die als urgent en belangrijk herkend wordt. Hier gaat het om de toekomst van het onderwijs in Vlaanderen. Ten tweede gaat het over mensen. Er nemen drie groepen deel aan het lab, waarbij een heterogeen creatief team van acht tot tien mensen het
mandaat heeft voor visievorming en het ontwerpen van een oplossingsarchitectuur. Daarnaast is er een ander team dat het proces inhoudelijk voedt met expertgetuigenissen. Tot slot zijn er twee of drie begeleiders die het proces voeden dankzij hun competenties op het vlak van facilitering, ontwerpmatige benaderingen, visualisering en systeemdenken. Een onderwijs-gerelateerd lab biedt een omgeving aan waarin professionals, ouders, kinderen en jongeren, beleidsmensen, entrepreneurs en activisten een rol kunnen spelen. Het derde sleutelelement is het proces. Een leeren ontwerplab heeft het karakter van een hogedrukpan of een boot camp, een trainingskamp waarbij het creatieve team ondergedompeld wordt in de complexe problematiek en gevraagd wordt om op korte termijn met een visie en oplossingsarchitectuur te komen. Ten slotte is er de plaatst, de fysieke omkadering dergelijk intens en creatief proces. De initiatiefnemers bieden een ruimte aan, die de deelnemers als gastvrij, functioneel en revitaliserend ervaren. Het leidende beeld dat leer- en ontwerplab naar voor schuift is dat van Learning Park. De bedoeling is dat Learning Park mettertijd een aantrekkelijk alternatief wordt voor de huidige scholen. Het gaat dan over vragen zoals “Hoe maken we leren en werken aantrekkelijk”, “Wat is de toekomst van het Vlaams onderwijs”. Onderstaand een overzicht van wat Learning Park oproept.
A
ingebed in de nabije leefomgeving
Het Learning Park is een zowel fysieke als virtuele plaats. Er is een grote variatie aan open en gesloten ruimtes die uitnodigen tot ontmoeting en dialoog. De schaal kan variëren, afhankelijk van de ruimtelijke – en in 2030 vooral stedelijke – context, maar er is alleszins betrokkenheid bij de wijk, de buurt. De inbedding in de lokale gemeenschap is cruciaal. Een Learning Park is een plek waar leeractiviteiten georganiseerd worden, maar waar ook plaatselijke sportclubs, cultuurverenigingen, maatschappelijke organisaties, buurtwerkingen, lokale overheden… hun plaats vinden. De fysieke plek van een Learning Park is sterk verbonden met het dagelijkse leven. In een Learning Park krijgt de dimensie ‘ontmoeten’ prioriteit. Kinderen en jongeren ontmoeten elkaar en ook andere buurtbewoners, ouders, ouderen… vinden er aanknopingspunten om elkaar te ontmoeten. De zorg voor de gebouwen en de sfeer op het Learning Park is een zaak van die lokale omgeving. In dit beeld zijn al elementen van de coöperatieve structuur van een Learning Park herkenbaar.
B
een projectgedreven leeromgeving
Kinderen en jongeren zitten niet langer een hele dag in een klas. Het leer- en ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld: op een gewone dag kunnen leerlingen gedurende enkele uren in een vaste leergroep bijvoorbeeld talen en wiskunde leren, maar het grootste deel van de dag zijn ze bezig met projecten waarin ze hun competenties actief ontwikkelen. Zo’n beeld veronderstelt dat leerlingen volop over mogelijkheden beschikken om eigen keuzes te maken voor hun leertraject. Bovendien kunnen ook vrijetijdsactiviteiten een plaats vinden binnen de leeromgeving.
C
ingrijpende verandering in rol van lerarenstaf
Welk beeld roept het Learning Park op van de leraar? Leraren zullen niet langer alleen ‘lesgeven’. Er wordt geïnvesteerd in een team van volwassenen, een ‘leerteam’, dat bestaat uit mensen met een complementaire kennis en complementaire vaardigheden, zowel ‘praktische’ als ‘academische’. Het team ondersteunt de betrokkenheid, de samenwerking en het leren van en door leerlingen. Learning Parks zullen vrijer en flexibeler het personeelsbeleid voor hun lerarenstaf kunnen invullen. Leraren van hun kant krijgen de kans om hun job te heroriënteren volgens hun eigen ervaringen, verwachtingen en competenties. Ze kunnen naar keuze meer belang hechten aan activiteiten in verband met het leren zelf, het coachen of het projectmanagement. Zij worden bovendien bijzonder gewaardeerd: het zijn spilfiguren in het omgaan met complexiteit.
3.2 Kennisnet Trendrapport 2014-2015 ‘Technologiekompas voor het onderwijs’ Het Kennisnet trendrapport is een handreiking voor schoolleiders en bestuurders in meerdere onderwijssectoren: PO, VO, MBO. In dit rapport komen de technologietrends aan bod waarvan Kennisnet verwacht dat deze een belangrijke rol gaan spelen in het Nederlandse onderwijs de komende vijf jaar, op korte en/of lange termijn. Over welke trends spreken we ? A. Cloudcomputing Cloudcomputing is een verzamelnaam voor toepassingen die via internet gebruikt kunnen worden. De applicaties zijn online beschikbaar, net als de opgeslagen en te bewerken gegevens. Deze gegevens kunnen daardoor overal gebruikt worden waar een computer met internetverbinding beschikbaar is. Er zijn verschillende soorten cloudcomputing. Er is ten eerste het public aanbod, dit is het bredere cloudaanbod dat voor iedereen toegankelijk is. Hieronder vallen o.a. toepassingen zoals Google’s Gmail, Docs en Drive, en Outlook.com, maar ook bankieren en het regelen van belastingzaken zijn voorbeelden van publieke clouddiensten. Ten tweede is er een privécloud voor organisaties die een eigen voorziening van cloud willen inrichten. Dit wordt ingericht conform eigen specificaties op het gebied van datalocatie, eigendom, privacy en benodigde functionaliteit. Ten derde is er de community cloud. Dit is een privé-cloud ingericht door een groep organisaties met gemeenschappelijke, specifieke eisen. Ten slotte is er de personal cloud. Veel gebruikers, leerlingen voorop, werkend dan op meerdere apparaten met dezelfde toepassingen.
B. Persoonlijke devices verbonden met het internet Op de dag van vandaag gebruiken we via allerlei middelen het internet. Dat vraagt om verschillende ‘devices’ die in de verschillende contexten de beste gebruikservaring bieden. Mobiliteit en flexibiliteit zijn sleutelbegrippen in de huidige discussie over devies, mede gedreven door cloudcomputing. Devices zijn in de loop der tijd steeds goedkoper en krachtiger geworden. Bring Your Own Device (BYOD) komt voort uit de combinatie van brede beschikbaarheid van betaalbare devices en de
daarmee laagdrempelige toegang tot toepassingen en informatiebronnen. De mate waarin BYOD versterkte persoonlijke devices nuttig kunnen worden ingezet, gaat hand in hand met de mate waarin leerlingen werken met leermateriaal en toepassingen in een door henzelf gekozen volgorde en/of tempo. Een voordeel van een persoonlijke device is dat in combinatie met cloudtoepassingen leren echt plaats- en tijdonafhankelijk wordt.
C. Learning analytics Learning analytics is het meten, verzamelen, analyseren en rapporteren van –en over- data van leerlingen en hun context; dit met als doel het begrijpen en optimaliseren van het leren en de omgeving waarin dit plaatsvindt. De terugkoppeling van deze analyses kan leiden tot effectiever handelen door de leraar, de leerling, de schoolleiders en bijvoorbeeld de ontwikkelaar van leermateriaal. Learning analytics houdt zich bezig met het ontdekken van trends en patronen in grote hoeveelheden onderwijsdata, met als doel beter op de leerling toegesneden onderwijs mogelijk te maken. Het heeft de belofte in zich om gedifferentieerder, gepersonaliseerd onderwijs mogelijk te maken. Door het onderwijs continu in de gaten te houden in plaats van periodiek de voortgang te toetsen, wordt tijdig identificeren van problemen eenvoudiger, net las het voorspellen van de mate van studiesucces. Er zijn twee vormen van LA te onderscheiden die op verschillende niveaus differentiatie faciliteren. Ten eerste is er de embedded analytics, dit speelt op het moment van het leren zelf. Deze vorm zorgt ervoor dat informatie uit een leeractiviteit direct wordt benut om een leerling een bij zijn actuele beheersingsniveau passende oefening aan te bieden. De technologie stuurt het adaptieve leermateriaal aan zonder tussenkomst van mensen. Ten tweede is er de extracted analytics, dit speelt na afloop van de leeractiviteit. Deze vorm helpt de leraar dagelijks/wekelijks te overzien hoe het gaat met deze leerling, met deze klas, met dit onderwerp in de methode. Het beïnvloedt het leerproces niet direct; er is tijd voor reflectie en aanvullende overwegingen, waarna de interventie wordt gedaan door de leraar. Op een hoger abstractieniveau biedt deze aanpak onderwijsmanagers en schoolleiders ook inzicht in de prestaties van de onderwijsinstelling als geheel.
D. Adaptief digitaal leermateriaal Adaptief digitaal leermateriaal is een recente ontwikkeling op het gebied van leermiddelen. Het beoogt de leerling een dynamische leerervaring te bieden door directe toepassing van de inzichten uit het leerproces die gegenereerd worden learning analytics. Het omvat drie elementen. Ten eerste is er het digitaal leermateriaal, dit materiaal is opgeknipt in kleine stukjes die een enkele leeractiviteit beslaan en in detail beschreven zijn. Ten tweede is er de data over het leren, dit is een gedetailleerde set met gegevens die een rijk, compleet beeld geeft van het verloop van het leerproces bij een individuele leerling naar aanleiding van het gebruik van het digitale leermateriaal. Ten derde zijn er de processen en algoritmes, dit is de aanpak of werkwijze bij de analyse van de data over het leren. Hiermee kan inzicht verkregen worden in de nadere behoeften van een individuele leerling. Dit inzicht brengt adaptiviteit tot stand.
E. Persoonlijke leeromgeving (PLO) De persoonlijke leeromgeving beoogt te beschrijven hoe het leren virtueel samenkomt, het is een door een persoon zelf samengestelde mix van digitale hulpmiddelen die hem of haar in staat stelt om op een optimale wijze onderwijs te volgen. Deze mix bevat formele en informele componenten. Het kan gaan over WhatsApp-groepen die leerlingen onderling hebben, maar ook over door de onderwijsinstelling ingerichte formele kanalen zoals een leerling-administratiesysteem. De PLO gebruikt inzicht in het gebruik van communicatiemiddelen om procesvoortgang en samenwerking te volgen en te waarderen en baseert daar aanbevelingen op over bijvoorbeeld groepssamenstelling. Kortom, het is de digitale vervanger van de aloude schooltas, die de leerling – maar ook de leraar – tot zijn beschikking heeft en waar alles in zit wat hij nodig heeft.
F. Quantified Self Er wordt een doorbraak verwacht van kledij en accessoires die ons dagelijks gedrag en onze prestaties registreren en lichaamsfuncties monitoren zonder dat we dit merken of ons ervan bewust zijn. Dit kan erg motiverend werken. Wat Quantified-Selftoepassingen daaraan toevoegen, is dat het meten geen moeite kost, geen aparte handeling vraagt en dat het resultaat onmiddellijk teruggekoppeld kan worden. Visualisatie van gegevens verschaft ons inzicht in gedragspatronen, beweging en slaap. Dit is heel interessant in het kader van het optimaliseren van leren door te letten op wanneer we gefocust zijn en of de omstandigheden voor concentratie optimaal zijn. Op basis van dit soort inzicht kunnen we ons gedrag aanpassen om een vooraf bepaald doel beter of sneller te bereiken. Quantified Self genereert persoonlijke gegevens, maar juist doordat apps op de smartphone deze gegevens registreren en verwerken, kunnen meetgegevens heel eenvoudig worden gedeeld met anderen in een besloten community of via sociale media.
G. Smart-Buildingtechnologie Slimme sensoren in de fysieke leeromgeving kunnen gebruikt worden om die leeromgeving continu te monitoren, die gegevens te analyseren en op basis van die analyse aanbevelingen te doen voor aanpassingen. Deze aanpassingen kunnen binnen vooraf vastgestelde criteria vaak geautomatiseerd worden doorgevoerd. Smart-Buildingtechnologie kan in de leeromgeving onder andere gebruikt worden om een gedetailleerd inzicht te krijgen in het energieverbruik van een gebouw, de verwarming van ruimtes automatisch aan te passen aan weersvoorspellingen of het gebruik van die ruimtes, structureel inzicht te geven in het daadwerkelijke gebruik van ruimtes in een gebouw en in de effectieve benutting van het soort ruimte.
3.3 McKinsey-rapport 'Education to Employment: Designing a system that works' 2013 Op de dag van vandaag zijn er 75 miljoen jongeren werkloos. De helft van de jongeren is er niet van overtuigd dat een extra hogere studie de kans op een job verhoogd. Het probleem is
dat er een tekort is aan werkzoekende met kritische vaardigheden. Hoe kan een land hierop inspelen en zo het probleem van de baan helpen, wordt beantwoord in dit rapport.
4. Trends in het onderwijs aan gedetineerden 4.1 Position paper on prison education – RISE – 2013 Dit is de eerste Europese opiniepaper rond educatie aan gedetineerden, voor een nieuw framework te creëren voor re-integratie in de samenleving via educatie in de gevangenis en leren. Dit framework wordt ondersteund door het feit dat investeren in gevangeniseducatie en leren zorgt voor een positieve impact op het economische, sociale en menselijke kapitaal. Dit is dan ook een investering voor heel de samenleving. De RISE-partnership ziet een gedetineerde als een persoon in het middelpunt van zijn re-integratie door educatie en leren. Introductie De centrale dogma’s in deze paper zijn in afstemming met de 4 strategische objectieven van de Council of the European Union’s Strategic Framework for European Cooperation in the area of Education and Training 2020, namelijk:
Zorgen dat levenslang leren een realiteit wordt De kwaliteit en efficiëntie verbeteren van educatie en training Gelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap promoten Verbeteren van creativiteit en innovatie op alle levels van educatie en training
Het recht op educatie voor iedereen is vastgelegd in heel wat Europese en internationale conventies. In Europe wordt dit recht vastgelegd in de European Prison Rules en Education in Prison. Er is een stijgend begrip voor de rechten van gedetineerden op onderwijs in Europa, meer en meer landen erkennen de nood om de uitdagingen van educatie in de gevangenissen op te lossen. Toch wordt opgemerkt dat, desondanks de internationale overeenkomsten rond het recht op educatie, de invulling en bepalingen zeer ongelijk zijn tussen en binnen Europese landen. Niettegenstaande deze ongelijkheid in educatieve bepalingen in de gevangenis, is het wijdverspreid dat een individu zijn toegang tot participatie in educatie en leermogelijkheden een significante bijdrage levert tot een succesvolle re-integratie en het risico op recidive verlaagt. Er wordt zelfs gesteld dat het krijgen van mogelijkheden tot educatie in de gevangenis een vitaal punt is in het strafbeleid. Educatie in de gevangenis staat nu als ‘issue’ op de ‘kaart’, zowel nationaal als internationaal (vooral Europees). De verhoogde interesse in educatie in de gevangenis vindt plaats binnen de context van een verhoging in de gevangenispopulatie. Daarnaast kennen vele gevangenen ook marginalisatie door sociale achterstand en achterstand in het onderwijs. Background
RISE is opgericht in 2011 met de bedoeling bij te dragen tot een bredere sociale- en onderwijsparticipatie door gedetineerden. In een periode van 2 jaar (2011 – 2013) hebben RISE vertegenwoordigers van strafrechtsinstellingen, onderwijsinstellingen die onderwijs leveren aan gedetineerden en onderwijsonderzoeksinstellingen ideeën en kennis uitgewisseld over pedagogische benaderingen en praktijken met als doel het bevorderen van een leven lang leren in de gevangenissen in heel Europa. Een ander objectief was om ook stakeholders van multidisciplinaire achtergrond te betrekken. Deze paper onderschrijft de positie van de gevangenis als een leeromgeving, welke het potentieel heeft om gevangenen te ondersteunen in het bouwen van een sociaal en menselijk kapitaal, waardoor ze kunnen re-integreren in de maatschappij. De algemene visie van het partnerschap is het creëren van een leercultuur in de gevangenis waar de gevangene in het middelpunt staat.