Communities that Care
Probleemgedrag in cijfers CtC-bronnenboek
- CONCEPT -
CtC-bronnenboek
=
N
Versie november 2007
O
CtC-bronnenboek
=
INHOUD ALGEMENE CIJFERS
Leeftijdsopbouw bevolking
PROBLEEMGEDRAG
9
GEWELD ^~åí~ä=ãáåÇÉêà~êáÖÉ=îÉêÇ~ÅÜíÉå=ENOJNT=à~~êF=î~å=ÖÉïÉäÇI=~Äëçäììí=Éå=éÉê=NMMM=àçåÖÉêÉå ^~åí~ä=ãáåÇÉêà~êáÖÉ=îÉêÇ~ÅÜíÉå=ENOJNT=à~~êF=î~å=ÖÉïÉäÇëÇÉäáÅíÉåI=éÉê=NMMM=àçåÖÉåëI== å~~ê=íóéÉ=ÇÉäáÅí ^~åí~ä=ãáåÇÉêà~êáÖÉ=îÉêÇ~ÅÜíÉå=ENOJNT=à~~êF=î~å=ÖÉïÉäÇëÇÉäáÅíÉåI=éÉê=NMMM=ãÉáëàÉëI== å~~ê=íóéÉ=ÇÉäáÅí
10 11
JEUGDDELINQUENTIE ^~åí~ä=îÉêÇ~ÅÜíÉ=àçåÖÉåë=ENOJNT=à~~êF=å~~ê=ëççêí=ÇÉäáÅí=EÖÉïÉäÇI=îÉêãçÖÉåI==îÉêåáÉäáåÖFI== =éÉê=NMMM ^~åí~ä=îÉêÇ~ÅÜíÉ=ãÉáëàÉë=ENOJNT=à~~êF=å~~ê=ëççêí=ÇÉäáÅí=EÖÉïÉäÇI=îÉêãçÖÉåI=îÉêåáÉäáåÖFI== éÉê=NMMM
19
PROBLEMATISCH ALCOHOL- EN DRUGSGEBRUIK mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Éå=êÉÅÉåí=ÜÉÉÑí=ÖÉêççâí mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Éå=êÉÅÉåí=~äÅçÜçä=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìikt mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Å~åå~Äáë=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâíI=å~~ê=ëÉâëÉ mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=êÉÅÉåí=Å~åå~Äáë=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâíI=å~~ê=ëÉâëÉ mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Éå=êÉÅÉåí=uq`=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâí mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Éå=êÉÅÉåí=~ãÑÉí~ãáåÉ=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâí mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Éå=êÉÅÉåí=ÅçÅ~≥åÉ=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâí mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜçäáÉêÉå=î~å=NO=à~~ê=Éå=çìÇÉê=Ç~í=ççáí=Éå=êÉÅÉåí=ÜÉêç≥åÉ=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâí
25 26 28 30 31 32 33 35 37
SCHOOLUITVAL pä~ÖáåÖëéÉêÅÉåí~ÖÉë=áå=ÜÉí=îççêíÖÉòÉí=çåÇÉêïáàë mÉêÅÉåí~ÖÉ=ëÅÜççäìáíî~ääÉêë=ìáí=ÜÉí=îççêíÖÉòÉí=çåÇÉêïáàëI=å~~ê=ëÅÜççäíóéÉ mÉêÅÉåí~ÖÉ=ÄÉÜ~~äÇÉ=Çáéäçã~Dë=å~~ê=íóéÉ=îççêíÖÉòÉí=çåÇÉêïáàëI=éÉê=êÉäÉî~åíÉ=äÉÉÑíáàÇëÖêçÉé
39 40 42 44
TIENERZWANGERSCHAP EN ONVEILIG SEKSUEEL GEDRAG ^~åí~ä=ÖÉÄçêÉå=âáåÇÉêÉå=éÉê=NMMM=ãÉáëàÉë=ENRJNV=à~~êFI=å~~ê=äÉÉÑíáàÇ mÉêÅÉåí~ÖÉ=ÖÉÄçêÉå=âáåÇÉêÉåI=å~~ê=ÜÉêâçãëí=î~å=ãçÉÇÉê=ENRJNV=à~~êF mÉêÅÉåí~ÖÉ=~ÄçêíìëëÉå=Äáà=ãÉáëàÉë=íçí=OM=à~~ê mÉêÅÉåí~ÖÉ=~ÄçêíìëëÉå=å~~ê=ÜÉêâçãëí=î~å=ãçÉÇÉêI=~ääÉ=äÉÉÑíáàÇÉå wï~åÖÉêëÅÜ~éëJI=~ÄçêíìëJ=Éå=ÖÉÄççêíÉÅáàÑÉêë=éÉê=NMMM=ãÉáëàÉë=ENRJNV=à~~êF=áå=kÉÇÉêä~åÇ mÉêÅÉåí~ÖÉ=ÅçåëìäíÉå=îççê=pl^=Éå=efsJíÉëíI=å~~ê=äÉÉÑíáàÇ
46 47 50 54 56 58 60
13 17
CtC-bronnenboek
=
20 23
P
DOMEINEN GEZIN Geschiedenis van probleemgedrag in het gezin Problemen met gezinsmanagement ^~åí~ä=âáåÇÉêÉå=EéÉê=NMMMF=Ç~í=áå=ÇÉ=äççé=î~å=ÉÉå=à~~ê=çåÇÉê=íçÉòáÅÜí=áë=ÖÉëíÉäÇ=Éå== ~~åí~ä=âáåÇÉêÉå=EéÉê=NMMMF=Ç~í=çé=PN=ÇÉÅÉãÄÉê=çåÇÉê=íçÉòáÅÜí=ëíçåÇ Conflicten in het gezin qçí~~ä=~~åí~ä=ÉÅÜíëÅÜÉáÇáåÖÉå qçí~~ä=~~åí~ä=ãáåÇÉêà~êáÖÉ=âáåÇÉêÉå=Ç~í=ÄÉíêçââÉå=áë=Äáà=ÉÅÜíëÅÜÉáÇáåÖÉå qçí~~ä=~~åí~ä=ÉÅÜíëÅÜÉáÇáåÖëéêçÅÉÇìêÉë=Éå=éÉêÅÉåí~ÖÉëI=ãÉí=Éå=òçåÇÉê=âáåÇÉêÉå Ouders die probleemgedrag bevorderen door hun houding
63 64 65
SCHOOL Vroeg en aanhoudend antisociaal gedrag qçí~~ä=~~åí~ä=äÉÉêäáåÖÉå=áå=ÜÉí=Ä~ëáëçåÇÉêïáàë=Éå=áå=ÜÉí=ëéÉÅá~~ä=Ä~ëáëçåÇÉêïáàë qçí~~ä=~~åí~ä=âáåÇÉêÉå=áå=ÉÉå=ãÉÇáëÅÜ=âäÉìíÉêÇ~ÖîÉêÄäáàÑ Leerachterstanden beginnend op de basisschool dÉãáÇÇÉäÇÉ=ëí~åÇ~~êÇëÅçêÉë=î~å=ÇÉ=`fqlJÉáåÇíçÉíë=áå=ÜÉí=Ä~ëáëçåÇÉêïáàë mÉêÅÉåí~ÖÉ=ÇÉÉäå~ãÉ=~~å=sççêíÖÉòÉí=låÇÉêïáàëI=å~~ê=ëÅÜççäëççêí Gebrek aan binding bij school mÉêÅÉåí~ÖÉ=ÇÉÉäå~ãÉ=~~å=sççêíÖÉòÉí=låÇÉêïáàëI=å~~ê=ëÅÜççäëççêí Spijbelgedrag naar schooltype mÉêÅÉåí~ÖÉ=ÄÉÜ~~äÇÉ=Çáéäçã~DëI=å~~ê=ëÅÜççäíóéÉ
77 78 79 81 83 84 86 89 90 92 94
KINDEREN EN JONGEREN Vervreemding en opstandigheid qçí~~ä=~~åí~ä=òÉäÑÇçÇáåÖÉå=çåÇÉê=àçåÖÉêÉå=íçí=NV=à~~ê qçí~~ä=~~åí~ä=ãáåÇÉêà~êáÖÉ=îÉêÇ~ÅÜíÉå=ENOJNT=à~~êF=áåò~âÉ=îÉêåáÉäáåÖ=Éå=îÉêëíçêáåÖ== î~å=ÇÉ=çéÉåÄ~êÉ=çêÇÉI=éÉê=NMMM Omgang met vrienden die probleemgedrag vertonen Vroeg begin van probleemgedrag Houding die probleemgedrag bevordert ^~åí~ä=pqlmJ~ÑÇçÉåáåÖÉå Alcohol- en drugsgebruik onder 5- tot en met 12-jarigen Constitutionele factoren
97 98 99
Q
CtC-bronnenboek
=
66 68 69 71 73 75
102 103 104 105 106 108 110
WIJK 111 Verkrijgbaarheid van drugs 112 ^~åí~ä=ÅçÑÑÉÉëÜçéë=áå=ÇÉ=ïáàâ 113 Verkrijgbaarheid van wapens 115 ^~åí~ä=áå=ÄÉëä~Ö=ÖÉåçãÉå=ï~éÉåë=Éå=Çççê=ÇÉ=êÉÅÜíÄ~åâ=~ÑÖÉÇ~~å 116 Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen 118 qçí~~ä=~~åí~ä=ÖÉÜççêÇÉ=îÉêÇ~ÅÜíÉå=áåò~âÉ=ÖÉïÉäÇI=îÉêãçÖÉåI=îÉêåáÉäáåÖ=Éå=îÉêëíçêáåÖ=î~å=ÇÉ=çéÉåÄ~êÉ=çêÇÉI=éÉê= NMMM=áåïçåÉêë 119 dÉÄêìáâ=î~å=ÄáÉêI=ïáàå=Éå=ÖÉÇÉëíáääÉÉêÇ=éÉê=éÉêëççåI=áå=äáíÉêë=éìêÉ=~äÅçÜçä 121 mÉêÅÉåí~ÖÉ=kÉÇÉêä~åÇÉêë=î~å~Ñ=NO=à~~ê=Ç~í=ççáí=ÇêìÖë=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâí 123 mÉêÅÉåí~ÖÉ=kÉÇÉêä~åÇÉêë=î~å~Ñ=NO=à~~ê=Ç~í=ÇÉ=ä~~íëíÉ=ã~~åÇ=ÇêìÖë=ÜÉÉÑí=ÖÉÄêìáâí 125 Geweld in de media 127 Geen indicatoren Hoge mate van doorstroming in de wijk 128 dÉãáÇÇÉäÇÉ=ïççåÇììê=éÉê=~ÇêÉë 129 mÉêÅÉåí~ÖÉ=î~å=ÇÉ=ÄÉîçäâáåÖ=Ç~í=îÉêÜìáëí 133 Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk 136 léâçãëíéÉêÅÉåí~ÖÉ=Äáà=qïÉÉÇÉJh~ãÉêîÉêâáÉòáåÖÉå 137 léâçãëíéÉêÅÉåí~ÖÉ=îççê=ÇÉ=ÖÉãÉÉåíÉê~~ÇëîÉêâáÉòáåÖÉå 139 sÉêÜçìÇáåÖ=íìëëÉå=âççéJ=Éå=ÜììêïçåáåÖÉåI=ñ=NMMM 141 Lage inkomens en slechte behuizing 144 dÉãáÇÇÉäÇ=áåâçãÉå=ñ=NMMM=Éìêç=éÉê=ÜìáëÜçìÇÉå=Éå=éÉê=áåïçåÉê= 145 dÉãáÇÇÉäÇ=áåâçãÉå=ñ=NMMM=Éìêç=éÉê=ÉÉåçìÇÉêJ=Éå=íïÉÉçìÇÉêÖÉòáå 148 150 ^~åí~ä=t^lI=ttJ=Éå=_áàëí~åÇëìáíâÉêáåÖÉåI=ñ=NMMM sÉêÇÉäáåÖ=î~å=ÜççÖëí=ÄÉÜ~~äÇÉ=çéäÉáÇáåÖëåáîÉ~ì=î~å=ÇÉ=kÉÇÉêä~åÇëÉ=ÄÉîçäâáåÖI=ñ=NMMM 153 sÉêÇÉäáåÖ=î~å=ïÉÖáåÖëÑ~ÅíçêÉå=Ä~ëáëëÅÜççääÉÉêäáåÖÉåK=mÉêÅÉåí~ÖÉ=~ÅÜíÉêëí~åÇëäÉÉêäáåÖÉåI= 155 ï~~êçåÇÉê=ÅìãáJäÉÉêäáåÖÉå Onderzoek naar slechte behuizing 158
CtC-bronnenboek
=
R
ALGEMENE CIJFERS Bevolking gegevens uit het GBA van 1998 t/m 2007 Definitiekwesties: Absolute aantallen bevolking van 12 t/m 17 jaar. NB: Almere totaal is inclusief aantallen “niet ingedeeld” in stadsdelen, daardoor tellen de genoemde stadsdelen niet exact op tot Almere totaal. Organisatie: Gemeente Almere, Onderzoek en Statistiek Contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden datalevering: geen
Almere totaal
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
Meisjes Jongens
Meisjes
Jongens
Meisjes
Jongens
Meisjes
Jongens
1998
5194
5666
1102
1220
1056
1187
3006
3226
1999
5338
5776
1162
1274
1063
1169
3081
3298
2000
6050
6479
1459
1521
1049
1143
3496
3779
2001
6394
6842
1592
1644
1010
1144
3750
4020
2002
6565
7066
1638
1729
1021
1148
3864
4155
2003
6934
7457
1794
1887
986
1088
4113
4445
2004
7386
7731
2006
2050
945
1033
4394
4612
2005
7580
7995
2095
2114
897
976
4550
4867
2006
7762
8103
2195
2254
853
926
4680
4880
2007
7879
8315
2302
2403
845
886
4691
4978
S
CtC-bronnenboek
=
PROBLEEMGEDRAG De meeste jongeren vertonen risicogedrag tijdens hun tienerjaren, grof gesproken tussen hun tiende en achttiende jaar. Dit heeft grotendeels te maken met de ontwikkelingsfase waarin ze zich dan bevinden, de puberteit. Na een relatief rustige periode treden er lichamelijk en mentaal grote veranderingen op, en hormonen 'gieren' door het lijf. Tijdens de puberteit experimenteren jongeren met allerlei gedragingen, op zoek naar wie ze zijn, wie ze willen worden, wat ze willen en kunnen en waar ze bij willen horen. Ook grote veranderingen binnen de omgevingen waarin ze opgroeien (domeinen) en de kwaliteiten van die omgevingen zijn van invloed op het verdere verloop van hun ontwikkeling. Risicogedrag op zichzelf hoeft niet direct zorgwekkend te zijn, maar het kan wel ontaarden in probleemgedrag. Vooral tijdens de tienerjaren wordt dit zichtbaar. Veel jongeren hebben dan op de een of andere manier met probleemgedrag te maken, zoals te veel drinken, drugsgebruik, uitgaansgeweld of spijbelen. Meestal is dit van tijdelijke, want van voorbijgaande, aard. Voor een klein deel van de jongeren heeft dit probleemgedrag echter consequenties op termijn, omdat de oorzaken hardnekkiger zijn en niet slechts gelegen zijn in de puberale fase. Het probleemgedrag bedreigt dan het leven en de toekomst van de jongeren zelf, en soms ook het leven van mensen in hun omgeving. In discussies over gezondheid wordt, wanneer probleemgedrag aan de orde komt, wel eens gesproken over een 'nieuwe ziekte': probleemgedrag zou het negatieve resultaat zijn van gedrag op jongere leeftijd en de omstandigheden waarin kinderen opgroeien. Bij probleemgedrag wordt vaak onderscheid gemaakt in externaliserend en internaliserend probleemgedrag. Externaliserend wil zeggen dat anderen het gedrag niet alleen zien, maar er ook last van hebben. Vandalisme, criminaliteit, dronkenschap, geweld zijn hier voorbeelden van. Internaliserend probleemgedrag is niet direct (ver)storend voor de omgeving, maar wel voor de jongere zelf. Depressie en eetstoornissen zijn vormen van internaliserend probleemgedrag. Wanneer bij CtC over probleemgedrag wordt gesproken, gaat het om vijf probleemgedragingen: geweld, delinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval en tienerzwangerschap. Uit meerdere onderzoeken komt een verband naar voren tussen deze vijf vormen van jeugdproblematiek en bepaalde risicofactoren. Binnen CtC wordt internaliserend probleemgedrag (vooralsnog) buiten beschouwing gelaten. Nieuw in de theorieontwikkeling over probleemgedrag, en daar levert CtC een bijdrage aan, is dat probleemgedrag vaak niet op zichzelf staat. Vaak is er sprake van overlap van twee of meer problemen. Jongeren die gewelddadig zijn én drank of drugs gebruiken, of delinquente jongeren die op jonge leeftijd de school verlaten. Tegelijkertijd is nieuw dat, zo blijkt uit onderzoek, aan de verschillende probleemgedragingen dezelfde risicofactoren ten grondslag liggen. Dat inzicht maakt preventief ingrijpen mogelijk.
CtC-bronnenboek
=
T
GEWELD
U
CtC-bronnenboek
=
INDICATOREN
Aantal minderjarige verdachten (1217 jaar) van geweld, absoluut en per 1000 jongeren Aantal minderjarige verdachten (1217) van geweldsdelicten, per 1000 meisjes, naar type delict
Aantal minderjarige verdachten (1217 jaar) van geweldsdelicten, per 1000 jongens, naar type delict
Onderdeel van de scholierenenquête
Onder geweld worden handelingen verstaan tegen iemand met lichamelijk letsel als gevolg of met de dreiging van lichamelijk letsel. Onder geweld vallen verschillende soorten delicten: dood en lichamelijk letsel door schuld, misdrijven tegen het leven, mishandeling, bedreiging, overval en afpersing en seksuele misdrijven.
CtC-bronnenboek
=
V
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Geweld Aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) van geweld, absoluut en per 1000 jongeren CBS
14 12 10 8 6 4 2
19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06
0
Aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) van geweld, per 1000
Aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) van geweld, per 1000
NM
Aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) van geweld, absoluut
1990
3,02
3505
1991
3,54
3975
1992
4,29
4736
1993
4,18
4589
1994
4,84
5321
1995
5,92
6482
1996
7,26
7927
1997
7,55
8250
1998
7,40
8136
1999
8,79
9725
2000
8,77
9807
2001
9,32
10596
2002
9,83
11383
2003
9,94
11728
2004
11,08
13294
2005
12,03
14441
2006
12,51
15077
CtC-bronnenboek
LOKAAL Indicator
Lokale bron
Aantal delicten van minderjarige verdachten (12-17 jaar) in Almere van geweld, absoluut en het percentage van het totaal aantal delicten dat door verdachten uit Almere is gepleegd. Politie
Definitiekwesties: De definitie zoals gegeven door het NIZW is onvolledig en onduidelijk. Na overleg met de politie is de definitie vastgesteld. De cijfers zijn echter niet meer te vergelijken met de landelijke trends. En weergegeven is het percentage van alle delicten, waarvan de verdachten in Almere woont. Organisatie: Politie, contactpersoon: Rinse Spits/Everard van Zuthem Bijzonderheden datalevering: De bestanden van de politie met de INP indeling zijn bewerkt en zo goed mogelijk geconverteerd naar CBS-indeling. NB met ingang van 2005 zijn de gegevens anders weergegeven, zie blz X
Geweld: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere Buiten
Almere totaal
1998
104
26
87,4
83,9
1999
97
20
89,8
90,9
2000
79
14
86,8
82,4
2001
109
29
85,2
93,6
2002
159
40
92,4
97,6
2003
186
47
Nb
Nb
2004
179
39
Nb
Nb
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Almere Buiten
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere Haven
Almere Stad
Almere Haven
1998
21
56
95,5
86,2
1999
20
57
90,9
89,1
2000
13
52
92,9
86,7
2001
27
53
84,4
81,5
2002
28
91
93,3
91,9
2003
27
112
Nb
Nb
2004
15
125
Nb
Nb
CtC-bronnenboek
Almere Stad
NN
LOKAAL Probleemgedrag
Geweld
Indicator:
Aantal delicten van minderjarige verdachten (12-17 jaar, gesplitst maar jongens/meisjes) in Almere van geweld, vermogensdelicten en verstoring openbare orde. De delicten zijn in Almere gepleegd door verdachten woonachtig in Almere.
Lokale bron:
Politie
Definitiekwesties: In tegenstelling tot vorige jaren zijn de gegevens op 1 niveau minder gedetailleerd aangeleverd. Daardoor worden ze voor 2005 en 2006 anders weergegeven. Onderverdeling zoals landelijk op blz 15 is daardoor niet mogelijk. NB: de aantallen betreffen: "het aantal keren dat een man/vrouw betrokken is bij een delict, 1 man/vrouw kan dus meerdere delicten hebben gepleegd, maar ook meer personen (mannen en/of vrouwen) kunnen betrokken zijn bij 1 delict". Daarom kan ook geen totaalcijfer (M+V) weergegeven worden.
Organisatie: Politie, contactpersoon: Rinse Spits/Everard van Zuthem
Bijzonderheden datalevering: De bestanden van de politie met de INP indeling zijn bewerkt en zo goed mogelijk geconverteerd naar CBS-indeling.
Aantal verdachten 12 -17 jaar per 1000 inwoners 2005, 2005
Geweld Vermogensdelict Verstoring openbare orde Totaal (incl andere delicten) 2006
Geweld Vermogensdelict Verstoring openbare orde totaal (incl andere delicten)
NO
Almere Buiten M 13,2 34,1 14,2 69,5 Almere Buiten M 16,4 51,5 19,1 91,8
V 6,2 6,7 2,4 15,8
Almere Haven M 25,6 33,8 26,6 103,5
V 5,5 11,8 2,7 22,3
Almere Haven M 17,3 46,6 8,6 85,3
CtC-bronnenboek
Almere Stad V 5,6 6,7 0.0 12,3
M 17,7 42,1 14,6 87,7
V 6,8 13,8 3,1 24,8
Almere Stad V 2,3 16,4 1,2 23,4
M 18,4 37,7 18,6 85,2
V 7,5 16,9 1,7 28,8
LOKAAL Probleemgedrag
Geweld
Indicator:
Aantal delicten van minderjarige verdachten (18 jaar en ouder, gesplitst maar mannen/vrouwen) in Almere van geweld, vermogensdelicten en verstoring openbare orde. De delicten zijn in Almere gepleegd door verdachten woonachtig in Almere.
Lokale bron:
Politie
Definitiekwesties: In tegenstelling tot vorige jaren zijn de gegevens op 1 niveau minder gedetailleerd aangeleverd. Daardoor worden ze voor 2005 en 2006 anders weergegeven. Onderverdeling zoals landelijk op blz 15 is daardoor niet mogelijk. NB: de aantallen betreffen: "het aantal keren dat een man/vrouw betrokken is bij een delict, 1 man/vrouw kan dus meerdere delicten hebben gepleegd, maar ook meer personen (mannen en/of vrouwen) kunnen betrokken zijn bij 1 delict". Daarom kan ook geen totaalcijfer (M+V) weergegeven worden.
Organisatie: Politie, contactpersoon: Rinse Spits/Everard van Zuthem
Bijzonderheden datalevering: De bestanden van de politie met de INP indeling zijn bewerkt en zo goed mogelijk geconverteerd naar CBS-indeling.
Aantal verdachten 18 jaar en ouder per 1000 inwoners 2005, 2005
Geweld Vermogensdelict Verstoring openbare orde Totaal (incl andere delicten) 2006
Geweld Vermogensdelict Verstoring openbare orde totaal (incl andere delicten)
Almere Buiten M 9,6 10,8 2,7 31,3 Almere Buiten M 9,9 8,0 3,3 31,6
V 1,2 4,5 0,4 7,7
Almere Haven M 9,0 11,6 4,5 39,4
V 1,1 4,0 1,4 8,8
Almere Haven M 13,3 10,2 3,8 39,1
CtC-bronnenboek
Almere Stad V 1,7 4,7 0,4 9,2
M 12,4 13,0 7,0 42,3
V 2,4 5,4 1,6 11,4
Almere Stad V 1,7 2,3 0,8 5,6
M 14,2 14,0 7,6 48,3
V 2,1 5,5 1,1 11,0
NP
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Geweld Aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) van geweldsdelicten, per 1000 jongens, naar type delict CBS
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1990 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Misdrijven tegen leven en pers.
Seksuele delicten
Mishandeling
Diefstal met geweld
Afpersing
1990
1998
1999
pers.
0,71
1,7
1,2
1,2
1,3
1,5
1,7
2,2
2,3
2,3
Seksuele delicten
0,51
1,18
0,9
0,9
0,8
0,8
1
1,1
1
0,8
Mishandeling
2,37
6,61
4
4,2
4,7
4,7
4,7
5,6
6,5
7,1
Diefstal met geweld
1,93
2,9
2,1
2,2
2,0
2,2
2,2
2,4
2,1
2,2
0,3
0,31
0,2
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
0,2
0,1
5,44
12,7
8,4
8,7
9
9,3
9,7
11,4
12,1
12,5
2000 2001 2002
2003
2004 2005
2006
Misdrijven tegen leven en
Afpersing Totaal geweld
NQ
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Geweld Aantal delicten van minderjarige verdachten (12-17 jaar) in Almere van geweld, absoluut, totaal en gepleegd door jongens, en het percentage van het totaal aantal delicten dat door verdachten uit Almere is gepleegd. Politie
Lokale bron
Definitiekwesties: Zie bij de vorige indicator. Hier is echter onderscheid gemaakt naar verschillende soorten delicten
Organisatie: Politie, contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd Bijzonderheden datalevering: De bestanden van de politie met de INP indeling zijn bewerkt en zo goed mogelijk geconverteerd naar CBS-indeling.
Misdrijven tegen leven en persoon: Aantal delicten (woonplaats Almere) Almere totaal
Almere Buiten
Waarvan jongens
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
20
17
6
6
100
100
1999
18
12
3
2
91,3
100
2000
13
8
2
2
75,0
100
2001
23
20
2
2
80,7
40,0
2002
41
31
7
6
87,0
100
2003
36
26
8
3
NB
NB
2004
53
40
11
8
NB
NB
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten Almere Haven
Almere Haven
Almere Stad
1998
2
12
100
1999
3
12
83,3
92,9
2000
3
8
100
83,3
2001
7
14
70,0
81,3
2002
5
29
80,0
87,9
2003
5
23
NB
NB
2004
6
36
NB
NB
CtC-bronnenboek
Almere Stad 100
NR
Seksuele delicten: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarva n jongens
Almere Buiten
waarva n jongens
1998
6
6
3
3
85,7
100
1999
5
4
1
1
100
100
2000
3
2
2
1
100
100
2001
4
4
3
3
83,3
80,0
2002
12
12
5
5
86.7
100
2003
15
14
5
5
NB
NB
2004
12
12
3
3
NB
NB
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten Almere Haven
Almere Haven
Almere Stad
1998
2
1
66,7
Almere Stad 100
1999
0
4
-
100
2000
0
1
-
100
2001
0
1
-
100
2002
4
3
100
66,7
2003
4
6
NB
NB
2004
0
9
NB
NB
Mishandeling: Absoluut woonplaats Almere Almere totaal
Percentage afkomst Almere
Almere Buiten
waarvan jongens
Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
62
40
14
11
88,4
82,4
1999
60
39
13
6
90,6
92,9
2000
53
32
7
6
91,5
100
2001
59
42
13
6
89,2
95,0
2002
89
57
22
13
94.9
100
2003
116
85
30
22
NB
NB
2004
102
74
23
13
NB
NB
NS
CtC-bronnenboek
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere Haven
Almere Stad
Almere Haven
1998
16
32
1999
9
2000
8
2001
Almere Stad
100
86,1
38
100
87,5
38
88,9
90,7
15
31
88,2
86,5
2002
18
49
94,7
94,4
2003
17
69
NB
NB
2004
8
71
NB
NB
Diefstal met geweld: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
11
9
1
1
73,3
100
1999
11
10
2
1
84,6
66,7
2000
6
5
3
2
75,0
100
2001
12
12
1
1
75,0
100
2002
6
3
4
3
100
100
2003
11
10
3
3
NB
NB
2004
8
5
0
0
NB
NB
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere Haven
Almere Stad
Almere Haven
1998
0
10
-
71,4
1999
4
5
100
83,3
2000
2
1
100
33,3
2001
5
6
100
60,0
2002
0
2
-
100
2003
1
7
NB
NB
2004
1
7
NB
NB
CtC-bronnenboek
Almere Stad
NT
Afpersing: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarva n jongens
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
4
3
2
1
66,7
50
1999
3
2
1
0
66,7
100
2000
1
1
0
0
100
-
2001
1
1
0
0
100
-
2002
7
7
0
0
100
-
2003
8
8
1
1
NB
NB
2004
4
3
2
1
NB
NB
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten Almere Haven
Almere Haven
Almere Stad
1998
1
1
100
1999
2
0
50,0
-
2000
0
1
-
100
2001
0
1
-
100
2002
0
7
-
100
2003
0
7
NB
NB
2004
0
2
NB
NB
NU
CtC-bronnenboek
Almere Stad 100
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Geweld Aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) van geweldsdelicten, per 1000 meisjes, naar type delict CBS
Bron
2,5
2
1,5
1
0,5
0 1990
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Misdrijven tegen leven en pers.
Seksuele delicten
Mishandeling
Diefstal met geweld
2006
Afpersing
1990
1998
1999
2000
2001
2002 2003
2004
2005
2006
pers.
0,09
0,18
0,25
0,2
0,2
0,4
0,4
0,4
Seksuele delicten
0,02
0,03
0,02
0,0
0
0
0
0,3
1,43
2,04
0,9
1,3
1,3
1,3
0
0
0,02
1,4
1,8
1,9
0,09
0,18
0,24
0,1
0,1
0,2
0,2
0,2
0,1
0,17
0
0,02
0,01
0,0
0
0
0
0,5
1,8
2,6
1,2
1,6
1,7
1,7
0
0
0,01
2
2,3
2,5
Misdrijven tegen leven en
Mishandeling Diefstal met geweld Afpersing Totaal geweld
CtC-bronnenboek
0,2
0,2
NV
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Lokale bron
Geweld Aantal delicten van minderjarige verdachten (12-17 jaar) in Almere van geweld, absoluut, totaal en gepleegd door meisjes, en het percentage van het totaal aantal delicten dat door verdachten uit Almere is gepleegd Politie
Definitiekwesties: zie vorige indicator. Ter wille van het overzicht is hier geen apart overzicht gemaakt, maar wordt verwezen naar de vorige indicator.
Organisatie: politie, contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd
Bijzonderheden dataleveranties: De bestanden van de politie met de INP indeling zijn bewerkt en zo goed mogelijk geconverteerd naar CBS-indeling.
OM
CtC-bronnenboek
JEUGDDELINQUENTIE
INDICATOREN
Aantal verdachte jongens (12-17 jaar) naar soort delict (geweld, vermogen, vernieling), per 1000
Aantal verdachte meisjes (12-17 jaar) naar soort delict (geweld, vermogen, vernieling), per 1000
Onderdeel van de scholierenenquête
Bij jeugddelinquentie gaat het om een verzamelbegrip van tal van verschillende strafbare gedragingen door jongeren gepleegd. Ook al worden soms verschillende leeftijdsgrenzen gehanteerd, praten wij over jongeren tot en met 17 jaar. Kinderen tot 12 jaar kunnen formeel niet strafbaar gesteld worden en vallen veelal buiten de cijfers (ook al komen er nu meer cijfers over deze groep naar boven, onder andere via de STOP-maatregel).
CtC-bronnenboek
ON
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Jeugddelinquentie Aantal verdachte jongens (12-17 jaar) naar soort delict (geweld, vermogen, vernieling), per 1000 CBS
Bron
25 20 15 10 5 0 1999
2000
2001
2002
Geweld
2003
2004
Vermogen
2005
2006
Vernieling
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
8,4
8,6
9
9,3
9,7
11,4
12,1
12,5
Vermogen
20,4
20
18
17,9
19,1
20,9
20,3
20,9
Vernieling
10,3
10,2
10,2
13
14,6
16,5
17,4
20,1
Geweld
OO
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Jeugddelinquentie Aantal delicten van minderjarige verdachten (12-17 jaar) in Almere onderverdeeld naar geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernieling & openbare orde, absoluut, totaal en gepleegd door jongens, en het percentage van het totaal aantal delicten dat door verdachten uit Almere is gepleegd. Politie
Lokale bron
Definitiekwesties: Ook hier is de definitie aangepast zoals hierboven bij het onderdeel geweld beschreven. Organisatie: Politie, contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd
De bestanden van de politie met de INP indeling zijn bewerkt met en zo goed mogelijk geconverteerd naar CBS-indeling.
GEWELD: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
103
85
26
22
87,4
83,9
1999
97
67
20
10
89,8
90,9
2000
76
39
14
11
86,8
82,4
2001
99
79
19
12
85,2
93,6
2002
155
110
38
27
92,4
97,6
2003
186
143
47
34
Nb
Nb
2004
179
134
39
25
Nb
Nb
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere Haven
Almere Stad
Almere Haven
1998
21
56
95,5
86,2
1999
18
59
90,9
89,1
2000
13
49
92,9
86,7
2001
27
53
84,4
81,5
2002
27
90
93,3
91,9
2003
27
112
Nb
Nb
2004
15
125
Nb
Nb
CtC-bronnenboek
Almere Stad
OP
VERMOGEN: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
213
169
22
18
81,5
59,0
1999
247
196
51
47
87,6
95,2
2000
308
250
76
67
87,3
91,3
2001
323
270
108
102
89,6
98,3
2002
311
243
66
51
89,9
93,3
2003
368
194
87
70
Nb
Nb
2004
315
234
69
55
Nb
Nb
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten Almere Haven
Almere Haven
Almere Stad
1998
54
137
88,7
Almere Stad 84,6
1999
28
168
87,5
85,1
2000
45
187
73,8
89,0
2001
61
154
98,4
83,3
2002
32
213
89,7
84,3
2003
43
238
Nb
Nb
2004
39
207
Nb
Nb
VERNIELING & OPENBARE ORDE: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
198
181
11
10
95,2
100
1999
94
85
16
14
88,4
76,0
2000
92
89
19
19
92,0
95,0
2001
107
94
33
25
87,4
100
2002
118
101
23
19
95,6
100
2003
121
105
22
21
Nb
Nb
2004
168
148
28
26
Nb
Nb
Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere Haven
Almere Stad
Almere Haven
1998
35
152
97,2
94,4
1999
10
68
90,9
92,0
2000
19
54
85,0
93,3
2001
18
56
65,4
89,2
2002
25
70
96,2
89,0
2003
16
83
Nb
Nb
2004
39
101
Nb
Nb
OQ
CtC-bronnenboek
Almere Stad
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Jeugddelinquentie Aantal verdachte meisjes (12-17 jaar) naar soort delict (geweld, vermogen, vernieling), per 1000 CBS
Bron
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1999
2000
2001
2002
Geweld
2003
Vermogen
2004
2005
2006
Vernieling
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Geweld
1,4
1,2
1,2
1,6
1,7
1,9
2,4
2,5
Vermogen
4,3
4,1
4,1
4,8
4,6
4,9
5,2
7
Vernieling
0,7
0,8
0,8
1,2
1,6
1,6
2
2,1
CtC-bronnenboek
OR
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Lokale bron
Jeugddelinquentie Aantal delicten van minderjarige verdachten (12-17 jaar) in Almere onderverdeeld naar geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernieling & openbare orde, absoluut, totaal en gepleegd door meisjes, en het percentage van het totaal aantal delicten dat door verdachten uit Almere is gepleegd. Politie
Definitiekwesties: Zie vorige indicator. Voor het overzicht wordt verwezen naar de vorige indicator. Organisatie: Politie, contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd
Bijzonderheden dataleveranties:
OS
CtC-bronnenboek
PROBLEMATISCH ALCOHOL- EN DRUGSGEBRUIK
INDICATOREN
Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent heeft gerookt Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent alcohol heeft gebruikt Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit cannabis heeft gebruikt, naar sekse Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat recent cannabis heeft gebruikt, naar sekse
Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent XTC heeft gebruikt Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent amfetamine heeft gebruikt Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent cocaïne heeft gebruikt Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent heroïne heeft gebruikt
Onderdeel van de scholierenenquête
Alcohol- en drugsgebruik door jongeren kan persoonlijke en maatschappelijke consequenties hebben. Persoonlijk gezien beïnvloedt alcohol- en drugsgebruik de motivatie, het cognitieve proces en de gemoedstoestand van jongeren op negatieve wijze. Problematisch alcohol- en drugsgebruik is vaak gerelateerd aan ander probleemgedrag als geweld, andere vormen van jeugddelinquentie en schooluitval. Het leidt tot overlast voor anderen in de omgeving en voor de samenleving. Bij alcoholgebruik wordt veelal gekeken naar de consumptie van bier, sterke dranken en diverse mix-dranken. Bij drugsgebruik wordt onder meer onderscheid gemaakt naar sigaretten, cannabis, XTC en harddrugs.
CtC-bronnenboek
OT
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent heeft gerookt Trimbos-instituut
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1992
1996
1999 Ooit
2003
2005
Recent
1992
1996
1999
2003
2005
Ooit
54
58
55
45
33
Recent
26
29
27
20
8
OU
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent heeft gerookt GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor, CtC-onderzoek
Definitiekwesties: Van 1990 tot 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2005 en 2006 het CtC-onderzoek. In 2005 luidde de eerste vraag: “Heb je wel eens sigaretten gerookt?” en de tweede: “Heb je in de afgelopen vier weken sigaretten gerookt?” In 2006 was de vraag: “Heb je tijdens je hele leven wel eens gerookt?”. De vraag over recent gerookt of in de laatste vier weken gerookt werd in 2006 niet gesteld. De verschillen in vraagstelling kunnen de verschillen in percentages meebepalen. Organisatie: O&S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden dataleveranties: geen
Roken: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit, respectievelijk recent (in 2005 en 2006: in de afgelopen 4 weken) te hebben gerookt. % ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
12
12
11
13
1995
27
27
27
27
1998
31
27
33
31
2002
36
35
44
35
2005
46
43
55
45
2006
32
33
35
31
Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
-
-
-
-
1995
15
13
15
16
1998
24
21
27
25
2002
12
13
19
14
2005
19
17
27
18
2006
-
-
-
-
% recent
CtC-bronnenboek
OV
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent alcohol heeft gebruikt Trimbos-instituut
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1992
1996
1999 Ooit
2003
2005
Recent
1992
1996
1999
2003
2005
Ooit
69
79
74
85
77
Recent
44
54
54
58
49
PM
CtC-bronnenboek
LOKAAL Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent alcohol heeft gebruikt GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor, CtC-onderzoek
Definitiekwesties: Van 1990 tot 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2005 en 2006 het CtC-onderzoek. In 2005 luidde de eerste vraag: “Heb je wel eens alcohol (bier, wijn of sterke drank) gedronken?” en de tweede: “Hoe vaak heb je in de afgelopen vier weken alcohol (bier, wijn of sterke drank) gedronken?”. In 2006 luidden de vragen: “Hoe oud was je toen je voor het eerst alcohol dronk?” en “In de laatste 4 weken: Hoe vaak heb je iets met alcohol gedronken? We bedoelen het aantal gelegenheden, zoals een feestje of uitgaan.” De verschillen in vraagstelling kunnen de verschillen in percentages meebepalen. Organisatie: O&S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden dataleveranties: geen
Alcohol: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit respectievelijk recent (in 2005 en 2006: in de afgelopen 4 weken) alcohol te hebben gebruikt. % ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
62
53
60
66
1995
44
39
46
43
1998
59
56
62
60
2002
73
73
76
73
2005
79
80
84
77
2006
75
73
78
75
Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
-
-
-
-
1995
-
-
-
-
% recent
1998
-
-
-
-
2002
67
63
72
68
2005
56
53
65
55
2006
48
47
51
47
CtC-bronnenboek
PN
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent cannabisheeft gebruikt, naar sekse Trimbos-instituut
Bron
Ooit: 30 25 20 15 10 5 0 1988
1992
1996
1999
Jongens
2003
2005
Meisjes
1988
1992
1996
1999
2003
2005
Jongens
9
18
25
23
20
16
Meisjes
7
11
17
16
17
13
Recent: 30 25 20 15 10 5 0 1988
1992
1996
1999
Jongens
2003
2005
Meisjes
1988
1992
1996
1999
2003
2005
Jongens
5
9
14
12
10
8
Meisjes
2
4
8
6
7
6
PO
CtC-bronnenboek
LOKAAL Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit cannabis (marihuana/hasj/wiet) heeft gebruikt, naar sekse GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor, CtC-onderzoek
Definitiekwesties: Van 1990 tot 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2005 en 2006 het CtC-onderzoek. In 2005 luidde de eerste vraag: “Heb je de volgende middelen wel eens gebruikt: softdrugs, zoals hasj of marihuana (wiet/weed)?” en de tweede: “Hoe vaak in de afgelopen vier weken heb je de volgende middelen gebruikt: softdrugs, zoals hasj of marihuana (wiet/weed)?”. In 2006 luidden de vragen: “Heb je in je hele leven wel eens hasj of wiet gebruikt?” en “In de laatste vier weken: hoe vaak heb je hasj of wiet gebruikt?” De verschillen in vraagstelling kunnen de verschillen in percentages meebepalen. Organisatie: O & S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz
Bijzonderheden datalevering: geen
Cannabis: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit respectievelijk recent (in 2005 en 2006: in de afgelopen 4 weken) cannabis (marihuana/hasj/wiet) te hebben gebruikt. jongens
% ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
7
4
9
5
1995
14
13
10
17
1998
31
25
36
32
2002
16
12
19
16
2005
23
18
31
23
2006
19
17
26
18
Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
6
6
8
3
1995
14
13
16
14
1998
24
17
27
25
2002
12
13
19
10
2005
15
15
18
15
2006
16
14
21
17
meisjes
% ooit
CtC-bronnenboek
PP
jongens
% recent Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
-
-
-
-
1995
-
-
-
-
1998
-
-
-
-
2002
3
3
3
3
2005
13
11
21
12
2006
10
8
15
9
meisjes
PQ
% recent Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
-
-
-
-
1995
-
-
-
-
1998
-
-
-
-
2002
1
2
3
3
2005
7
9
6
6
2006
7
7
9
7
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent XTC heeft gebruikt Trimbos-instituut
Bron
5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1997
2001 Ooit
2003 Recent
1997
2001
2003
Ooit
1,9
2,9
2,9
Recent
0,3
0,5
1,2
CtC-bronnenboek
PR
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent XTC heeft gebruikt GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor, CtC-onderzoek
Definitiekwesties: Van 1995 tot 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2005 en 2006 het CtC-onderzoek. In 2005 luidde de eerste vraag: “Heb je de volgende middelen wel eens gebruikt: XTC (ecstasy)?” en de tweede: “Hoe vaak in de afgelopen vier weken heb je de volgende middelen gebruikt: XTC (ecstasy)?”. In 2006 luidden de vragen: “Heb je in je hele leven wel eens XTC (ecstasy, MDMA) gebruikt?” en “In de laatste vier weken: hoe vaak heb je XTC (ecstasy, MDMA) gebruikt?”. De verschillen in vraagstelling kunnen de verschillen in percentages meebepalen. Organisatie: O & S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz
Bijzonderheden datalevering: geen
XTC: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit respectievelijk recent XTC (ecstasy) te hebben gebruikt. % ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1995
0
0
1
0
1998
3
2
3
3
2002
1
1
1
1
2005
3
3
3
3
2006
2
2
1
2
% recent (= afgelopen 4 weken)
PS
Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1995
-
-
-
-
1998
-
-
-
-
2002
-
-
-
-
2005
1
1
1
1
2006
1
1
1
1
CtC-bronnenboek
LANDELIJK Probleemgedrag Indicator
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent amfetamine heeft gebruikt Trimbos-instituut
Bron
6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 1992
1996
1997
1999 Ooit
2001
2003
Recent
1992
1996
1997
1999
2001
2003
Ooit
2,1
5,1
1,9
2,8
2,6
2,2
Recent
0,5
1,9
0,1
1,1
0,5
0,8
CtC-bronnenboek
PT
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent amfetamine heeft gebruikt GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor,CtC-onderzoek
Definitiekwesties: In 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2006 het CtC-onderzoek. In 2006 luidden de vragen: “Heb je in je hele leven wel eens amfetaminen (uppers, pep, speed) gebruikt?” en “In de laatste vier weken: hoe vaak heb je amfetaminen (uppers, pep, speed) gebruikt?”. De vraagstelling van 2002 is niet bekend, maar de eventuele verschillen in vraagstelling kunnen het verschil in percentages meebepalen. In het CtConderzoek van 2005 werden geen afzonderlijke vragen over amfetaminen gesteld. Organisatie: O & S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz
Bijzonderheden datalevering: geen
Amfetaminen: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit respectievelijk recent amfetaminen (uppers, pep, speed) te hebben gebruikt. % ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
2002
0
0
0
0
2006
2
2
2
2
% recent (= afgelopen 4 weken) Almere
PU
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
2002
-
-
-
-
2006
1
1
1
1
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent cocaïne heeft gebruikt Trimbos-instituut
Bron
5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1988
1992
1996
1997 Ooit
1999
2001
2003
Recent
1988
1992
1996
1997
1999
2001
2003
Ooit
1,0
1,5
2,0
2,1
2,8
2,9
2,2
Recent
0,4
0,4
1,1
0,2
1,2
0,4
0,8
CtC-bronnenboek
PV
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent cocaïne heeft gebruikt GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor, CtC-onderzoek
Definitiekwesties: Van 1990 t/m 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2006 het CtConderzoek. In 2006 luidden de vragen: “Heb je in je hele leven wel eens cocaïne (coke of wit) gebruikt?” en “In de laatste vier weken: hoe vaak heb je cocaïne (coke of wit) gebruikt?”. De vraagstelling in voorgaande jaren is niet bekend, maar de eventuele verschillen in vraagstelling kunnen het verschil in percentages meebepalen. In het CtConderzoek van 2005 werden geen afzonderlijke vragen over cocaïne gesteld. Organisatie: O & S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz
Bijzonderheden datalevering: geen
Cocaïne: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit respectievelijk recent cocaïne (coke of wit) te hebben gebruikt. % ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
0
3
0
0
1995
1
0
1
1
1998
3
2
3
3
2002
0
0
1
0
2006
1
1
1
1
% recent (= afgelopen 4 weken)
QM
Almere Haven
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
-
-
-
-
1995
-
-
-
-
1998
-
-
-
-
2002
-
-
-
-
2006
1
1
0
1
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent heroïne heeft gebruikt Trimbos-instituut
Bron
2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 1988
1992
1996
1997 Ooit
1999
2001
2003
Recent
1988
1992
1996
1997
1999
2001
2003
Ooit
1,0
0,8
1,1
0,3
0,7
0,4
1,1
Recent
0,3
0,4
0,5
0,0
0,2
0,1
0,5
CtC-bronnenboek
QN
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Problematisch alcohol- en drugsgebruik Percentage scholieren van 12 jaar en ouder dat ooit en recent heroïne heeft gebruikt GGD-monitor of -onderzoek, jeugdmonitor, CtC-onderzoek
Definitiekwesties: Van 1990 t/m 2002 was GGD-onderzoek de bron en in 2006 het CtConderzoek. In 2006 luidden de vragen: “Heb je in je hele leven wel eens heroïne (horse, smack of bruin) gebruikt?” en “In de laatste vier weken: hoe vaak heb je heroïne (horse, smack of bruin) gebruikt?”. De vraagstelling in voorgaande jaren is niet bekend, maar de eventuele verschillen in vraagstelling kunnen het verschil in percentages meebepalen. In het CtC-onderzoek van 2005 werden geen afzonderlijke vragen over heroïne gesteld. Organisatie: O & S, contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz
Bijzonderheden datalevering: geen
Heroïne: percentage van de jongeren dat aangeeft ooit respectievelijk recent heroïne (horse, smack of bruin) te hebben gebruikt. % ooit Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
0
0
0
0
1995
0
0
1
0
1998
0
0
0
0
2002
0
0
0
0
2006
1
1
0
1
% recent (= afgelopen 4 weken)
QO
Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1990
-
-
-
-
1995
-
-
-
-
1998
-
-
-
-
2002
-
-
-
-
2006
1
0
0
1
CtC-bronnenboek
CtC-bronnenboek
QP
SCHOOLUITVAL
INDICATOREN
Slagingspercentages in het voortgezet onderwijs Percentage schooluitvallers uit het voortgezet onderwijs, naar schooltype
Percentage behaalde diploma's naar type voortgezet onderwijs, per relevante leeftijdsgroep
Het verkrijgen van een schooldiploma is voor jongeren van belang voor hun persoonlijke ontwikkeling, om aan het werk te komen (startkwalificatie) en om op een constructieve manier deel te nemen aan de samenleving. De meeste jongeren volgen tot aan het einde van de leerplichtige leeftijd onderwijs. Een aantal jongeren echter verlaat voortijdig het onderwijs. Onder deze jongeren zijn er die nog volledig leerplichtig (tot 16 jaar) en gedeeltelijk leerplichtig (16-18 jaar) zijn. Spijbelen is een van de tekenen van een gebrekkige binding aan school en verhoogt de kans op schooluitval.
QQ
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Schooluitval Slagingspercentages in het voortgezet onderwijs*, naar schooltype CBS
100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 1995
1996
1997
1998
1999
Vbo
Mavo
2000 Havo
2001
2002
2003
2004
Vwo
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Vbo
92
91
93
93
94
94
95
95
94
95
Mavo
94
93
96
94
94
94
95
95
95
95
Havo
84
85
85
83
86
89
90
90
91
91
Vwo
87
88
89
89
89
89
91
93
94
94
* Aantal geslaagde leerlingen als percentage van het totaal aantal eindexamenkandidaten
CtC-bronnenboek
QR
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Bron
Schooluitval Slagingspercentages in het voortgezet onderwijs CBS
Definitiekwesties: populatie per woongemeente, niet per schoolgemeente
Organisatie: CBS, Bron: Statline Bron: Bureau Babeliowsky augustus 2007 Bijzonderheden datalevering: gegevens niet op stadsdeelniveau beschikbaar, recentere gegevens niet beschikbaar
Percentage geslaagden van het totaal aantal afgewezen en geslaagde examenkandidaten binnen de geselecteerde groep in de bevolking. Vbo/vmbokaderberoeps en -basisberoeps
Mavo/vmbotheoretisch en gemengd
Havo
Vwo
1998-1999
96
95
89
92
1999-2000
95
93
86
87
2000-2001
95
93
90
92
2001-2002
96
94
88
94
2002-2003
94
97
84
91
2003-2004
95
93
92
92
Vmbo
Havo
Vwo
2002-2003*
92
84
93
2003-2004*
91
90
92
2004-2005*
94
90
91
* Bron = Babeliowsky aug 2007(oorspronkelijke bron = onderwijsinspectie) noemer is alle leerlingen in Almere op school, dus ook buiten Almere woonachtig).
QS
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Schooluitval Percentage schooluitvallers uit het voortgezet onderwijs*, naar schooltype SCP (Rapport: ‘Voortgezet onderwijs in de jaren negentig’, met aanvullingen verstrekt door SCP)
Bron
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Brugklas, Vbo/Mavo
Havo/Vwo
Brugklas, Vbo/Mavo
Havo/Vw o
Totaal voortgeze t onderwijs
1990
8,2
4,7
13,0
1991
8,1
4,6
12,7
1992
8,1
5,0
13,1
1993
6,8
5,0
11,8
1994
5,9
4,6
10,5
1995
5,3
4,7
10,0
1996
5,7
4,2
9,9
1997
5,7
4,4
10,0
1998
5,9
4,8
10,7
1999
5,8
4,0
9,7
2000
5,9
4,2
10,1
2001
11,7
5,6
17,3
2002
10,9
3,8
14,7
2003
12,0
7,0
19,0
Totaal voortgezet onderwijs
* Uitval uit het voortgezet onderwijs als percentage van een instroomlichting (als indicatie voor de omvang van een lichting is het aantal leerlingen in het derde leerjaar in het voorafgaande schooljaar gehanteerd).
CtC-bronnenboek
QT
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Schooluitval Percentage schooluitvallers (voortijdige schoolverlaters) uit het voortgezet onderwijs, naar schooltype O&S
Lokale bron
Definitiekwesties: Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren tussen de 16 en 23 jaar die niet naar school gaan maar die geen adequaat diploma hebben om een redelijke kans te maken op de arbeidsmarkt (startkwalificatie of SKW). Dit is een diploma op minstens niveau 2 van de kwalificatiestructuur van de wet educatie en beroepsonderwijs (Ministerie van OCW). Vanaf 2007 zijn ook jongeren met een zogenaamde ‘persoonlijke startkwalificatie' meegeteld, wat de daling in het percentage voortijdige schoolverlaters en de stijging in het percentage jongeren met een SKW deels verklaart. Het totale Almeerse percentage voortijdige schoolverlaters zou zonder deze persoonlijke SKW met 1% zijn gedaald tussen 2006 en 2007. De persoonlijke startkwalificatie wordt ambtshalve toegekend na beëindiging van school zonder dat er sprake is van het behalen van het vereiste niveau. Het gaat vaak om leerlingen uit het speciaal- en praktijkonderwijs waarvan je niet kunt verwachten dat ze de startkwalificatie zullen halen. Organisatie: O&S Contactpersoon: William Roelofsen Bijzonderheden datalevering: Percentage schooluitvallers volgens de definitie van de landelijke gegevens (vorige pagina) niet leverbaar, vandaar dit alternatief.
Percentage voortijdige schoolverlaters onder 16 t/m 22 jarige Almeerders, naar stadsdeel Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
2004
22,2
21,2
19,8
19,9
2005
23,1
23,4
21,5
21,7
2006
19,3
19,4
19,6
18,6
2007
15,9
15,3
16,3
14,6
Percentage voortijdige schoolverlaters onder 16 t/m 22 jarige Almeerders, naar laatst ingeschreven schooltype
QU
V(m)bo/Mavo
Havo/Vwo
2004
44,4
5,1
2005
48,5
4,4
2006
40,5
3,6
2007
31,1
3,0
CtC-bronnenboek
Grafiek: Percentage voortijdige schoolverlaters onder 16 t/m 22 jarige Almeerders, naar stadsdeel
25 20 Almere Haven
15
Almere Stad Almere Buiten
10
Almere
5 0 2004
2005
2006
CtC-bronnenboek
2007
QV
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Schooluitval Percentage behaalde diploma's naar type voortgezet onderwijs, per relevante leeftijdsgroep* SCP (Rapport: ‘Voortgezet onderwijs in de jaren negentig’, met aanvullingen verstrekt door SCP)
60 50 40 30 20 10 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 vbo (vmbo)
mavo
havo
vwo
V(m)bo
Mavo
Havo
1990
35
30
16
Vwo 14
1991
33
29
17
14
1992
32
28
18
14
1993
30
28
18
15
1994
31
29
19
16
1995
30
28
19
15
1996
31
28
19
16
1997
30
27
20
15
1998
30
25
18
15
1999
29
24
20
14
2000
28
25
21
14
2001
51
x
17
15
2002
53
x
17
13
* Het aantal 16-jarigen met een V(m)bo- of Mavo-diploma, het aantal 17-jarigen met een Havodiploma, het aantal 18-jarigen met een Vwo-diploma.
RM
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bron
Schooluitval Percentage behaalde diploma's naar type voortgezet onderwijs, per relevante leeftijdsgroep Gemeentelijke Dienst Onderwijs
Definitiekwesties:
Organisatie: DMO /Ib-Groep Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: geen gegevens beschikbaar. Alternatief zie tabellen eronder (AvA)
Vbo
Mavo
Havo
Vwo
1990 1991 1992 1993 1994 Wel beschikbaar: onderwijsdeelname Totaal en klas 3.t/m 6 (optelsom) Almere en Nederland. Bron Babeliowsky aug 2007 Schooljaren 04/05 05/06 06/07 Onderwijsdeelname Almere en Nl (oorspr bron Cfi) Almere 04/05
Almere 05/06
Almere 06/07
Nederland 06/07
Praktijk
3%
4%
4%
3%
Brugklas
39%
39%
37%
36%
17%
17%
16%
11%
Vmbo Lwoo (klas 1 t/m 4) Basis
4%
3%
3%
3%
Kader
8%
7%
7%
5%
Theoretisch
9%
9%
10%
11%
Havo Klas 3 t/m5
10%
10%
11%
15%
Vwo (klas 3 t/m 6)
10%
11%
12%
16%
CtC-bronnenboek
RN
Deelname klassen 3 t/m 6 (verdeling onderwijstype) Almere en Nederland (06/07)
RO
Almere
Nederland
Vmbo-lwoo
15%
9%
Vmbo
36%
33%
Havo/vwo
49%
58%
CtC-bronnenboek
TIENERZWANGERSCHAP EN ONVEILIG SEKSUEEL GEDRAG
INDICATOREN
Aantal geboren kinderen per 1000 meisjes (15-19 jaar), naar leeftijd Percentage geboren kinderen, naar herkomst van moeder (15-19 jaar) Percentage abortussen bij meisjes tot 20 jaar
Percentage abortussen naar herkomst van moeder, alle leeftijden Zwangerschaps-, abortus- en geboortecijfers per 1000 meisjes (15-19 jaar) in Nederland Percentage consulten voor SOA en HIV-test, naar leeftijd
Een groot deel van de jongeren is seksueel actief, soms zonder voldoende kennis en vaardigheden om zichzelf te beschermen tegen ongewenste zwangerschap en seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's). Ongewenste zwangerschappen leiden tot abortussen of tot het op jonge leeftijd krijgen van een kind. Tienerzwangerschappen kunnen de kansen en mogelijkheden van jonge moeders en kinderen benadelen. SOA's zijn een bedreiging voor de gezondheid van jongeren en kunnen tot onvruchtbaarheid leiden.
CtC-bronnenboek
RP
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Aantal geboren kinderen per 1000 meisjes (15-19 jaar), naar leeftijd CBS
Bron
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1990
1995
1996
15 jaar
1997
1998
16 jaar
1999
2000
17 jaar
2001
18 jaar
2002
19 jaar
2003
2004
2005
15-19 jr
= 15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
19 jaar
15-19 jr
1990
0,4
1,5
4,3
8,6
14,5
6,4
1995
0,3
1,0
2,6
6,1
11,1
4,2
1996
0,4
1,0
2,5
5,5
11,3
4,1
1997
0,4
1,2
2,6
5,8
11,7
4,4
1998
0,4
1,3
2,9
5,8
11,9
4,5
1999
0,4
1,5
3,5
6,4
13,4
5,2
2000
0,5
1,6
3,7
7,6
14,0
5,5
2001
0,5
1,6
4,7
8,3
17,7
5,9
2002
0,5
1,5
4,0
8,3
14,9
5,7
2003
0,4
1,2
3,5
7,6
13,8
5,3
2004
0,3
1,1
2,9
6,2
12,4
4,6
2005
0,4
1,0
2,7
5,6
11,1
4,2
= = =
RQ
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Aantal geboren kinderen per 1000 meisjes (15 t/m 19 jaar), naar leeftijd GGD, Gemeentelijke Dienst Bevolking
Lokale bronnen Definitiekwesties: geen
Organisatie: O&S Contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden datalevering: geen
Grafiek: Aantal geboren kinderen per 1000 meisjes van 15 t/m 19 jaar en 19 jaar, Almere en landelijk
40 35 30 Almere 15 t/m 19 jaar
25
Landelijk 15 t/m 19 jaar
20
Almere 19 jaar
15
Landelijk 19 jaar
10 5 0 1990 1995 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aantal geboren kinderen per 1000 meisjes van 15 t/m 19 jaar, 17 jaar, 18 jaar en 19 jaar, naar stadsdeel 15-19 jaar Almere
17 jaar
1990
8,3
Almere Buiten 9,0
Almere Haven 2,9
Almere Stad 12,6
landelij k 6,4
Almere 10,7
Almere Buiten 23,8
1995
7,7
2,3
7,2
9,7
4,2
1,6
0
0
3,6
1997
5,5
1,7
3,4
7,8
4,4
6,1
0
0
10,8
1998
10,5
11,0
8,1
11,5
4,5
6,7
7,2
9,9
5,0
1999
9,9
15,5
6,8
8,5
5,2
8,0
8,9
0
10,7
2000
10,5
7,8
10,0
11,0
5,5
7,1
5,4
0
10,8
2001
10,8
12,3
6,7
11,8
5,9
3,2
0
0
5,8
2002
10,3
12,0
11,6
5,7
5,1
9,1
5,3
3,6
2003
11,4
11,4
13,7
5,3
4,9
3,3
0
6,4
2004
6,7
10,4
6,2
5,3
4,6
5,2
6,5
5,9
4,6
2005
6,6
5,6
2,6
7,9
4,2
4,2
6,4
0
4,1
4,4 3,5
CtC-bronnenboek
Almere Haven 6,4
Almere Stad 11,6
RR
9,6
2006
8,0
10,7
10,1
-
18 jaar Almere
7,9
2,6
0
12,1
19 jaar
1990
10,7
Almere Buiten 0
21,0
Almere Buiten 19,2
1995
18,3
0
20,3
22,5
23,9
13,2
19,9
30,3
11,1
1997
14,8
0
10,6
21,9
6,9
7,9
0
10,1
11,7
1998
14,6
10,2
19,5
14,4
33,4
45,5
12,4
39,6
11,9
1999
12,8
31,3
5,2
8,3
28,4
40,7
33,6
23,3
13,4
2000
15,5
8,0
29,8
12,5
33,6
31,5
22,7
38,5
14,0
2001
17,3
10,5
16,0
20,6
36,9
47,1
18,9
34,4
17,7
2002
14,4
8,9
17,8
32,3
38,8
5,4
39,6
14,9
2003
21,6
12,2
28,9
32,5
45,8
5,9
35,1
13,8
2004
10,1
27,8
0
7,7
15,8
26,5
26,0
9,5
12,4
2005
8,4
3,3
6,3
11,1
19,5
16,3
6,7
23,9
11,1
2006
18,5
12,2
29,2
19,5
21,0
29,6
27,0
16,0
-
RS
Almere Haven 0
Almere Stad 22,1
Almere
11,1 11,1
CtC-bronnenboek
Almere Haven 8,7
Almere Stad 30,1
landelij k 14,5
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage geboren kinderen, naar herkomst van moeder (15-19 jaar) (eerste en tweede generatie) CBS
Bron
60 50 40 30 20 10 0 1996
1997
Autochtoon
1998
1999
Marokkaans
2000
Turks
2001
Surinaams
2002
2003
2004
2005
Antilliaans/Arubaans
Overig
Moeders 15 t/m 19 jaar naar herkomst (%) Autochtoon
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
42
43
41
43
44
42
46
46
50
56
Marokkaans
9
8
8
6
7
6
4
4
5
4
Turks
17
16
14
11
9
7
6
6
5
5
Surinaams
9
6
8
9
8
9
8
8
8
7
Antilliaans/Arubaan s
4
4
5
6
6
6
5
7
7
6
Overig Absoluut
19
22
21
25
26
30
30
29
26
20
1857
1979
2038
2323
2503
2686
2649
2484
2182
2007
CtC-bronnenboek
RT
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage geboren kinderen, naar herkomst van moeder (15 t/m 19 jaar) Gemeentelijke Dienst Bevolking
Lokale bronnen Definitiekwesties: geen
Organisatie: O&S Contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden datalevering: geen
Grafiek: Verdeling herkomst tienermoeders, in percentages van het aantal geboren kinderen uit 15 t/m 19 jarige moeders, Almere 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1997
1998
1999
Autochtoon
2000
Marokkaans
2001
Turks
2002
Surinaams
2003
Antillaans/Arubaans
2004
2005
Afrikaans
Overig
2006
Herkomst tienermoeders, in percentages van het aantal geboren kinderen uit 15 t/m 19 jarige moeders, en absolute aantallen geboren kinderen uit tienermoeders, naar stadsdeel Almere 1998 55
1999 64
2000 60
2001 14
2002 44
2003 48
2004 58
2005
2006
Autochtoon
1997 67
58
65
Marokkaans
17
5
8
7
8
4
5
11
3
3
Turks
0
5
3
2
27
4
0
3
3
2
Surinaams
6
18
5
4
24
12
10
8
12
7
Antillaans/Arub .
0
0
3
4
43
8
8
11
10
8
Afrikaans
6
8
5
7
20
8
15
3
7
7
Overig
6
8
13
16
10
20
15
8
7
3
Absoluut
18
38
39
45
49
50
61
38
40
60
RU
CtC-bronnenboek
Almere Buiten 1997 0
1998 71
1999 58
2000 71
2001 50
2002 36
2003 47
2004 73
2005
2006
Autochtoon
67
57
Marokkaans
0
0
8
0
8
0
7
13
0
7
Turks
0
0
0
0
0
0
0
0
11
0
Surinaams
0
14
8
0
17
21
20
0
11
7
Antillaans/Arub .
0
0
0
0
17
21
0
13
11
14
Afrikaans
0
0
0
0
8
7
13
0
0
14
100
14
25
29
0
14
13
0
0
2
1
7
12
7
12
14
15
15
9
14
1998 71
1999 83
2000 100
2001 67
2002 25
2003 100
2004 60
2005
2006
Autochtoon
1997 100
50
50
Marokkaans
0
0
0
0
0
25
0
20
0
12
Turks
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Surinaams
0
14
17
0
17
0
0
0
0
0
Antillaans/Arub .
0
0
0
0
0
25
0
20
0
12
Afrikaans
0
14
0
0
0
0
0
0
0
0
Overig
0
0
0
0
17
25
0
0
50
25
Absoluut
3
7
6
9
6
4
3
5
2
8
1998 46
1999 62
2000 45
2001 39
2002 49
2003 44
2004 44
2005
2006
Autochtoon
1997 64
55
71
Marokkaans
21
8
10
10
10
6
5
6
3
0
Turks
0
8
5
3
0
6
0
6
0
3
Surinaams
7
21
0
7
3
9
7
17
14
8
Antillaans/Arub .
0
0
5
7
7
0
12
6
10
5
Afrikaans
7
8
9
10
29
9
16
6
10
5
Overig
0
8
9
17
13
21
16
17
7
8
Absoluut
14
24
21
29
31
33
43
18
29
38
Overig Absoluut Almere Haven
Almere Stad
CtC-bronnenboek
RV
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage abortussen bij meisjes tot 20 jaar StiSAN
16 14 12 10 8 6 4 2 0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 <14 jaar
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
SM
15-19 jaar
Totaal aantal abortussen absoluut
<14 jaar
15-19 jaar
19.422
0,3 0,2 0,3 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,4 0,3 0,4 0,3
10,6 10,2 10,0 10,6 10,5 10,4 10,9 12,0 13,8 14,4 14,6 14,0
19.804 20.811 20.932 22.441 22.413 24.141 25.318 27.200 22.699 23.687 24.514
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage abortussen bij meisjes tot 20 jaar GGD, Flevo-ziekenhuis
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar.
CtC-bronnenboek
SN
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage abortussen naar herkomst van moeder, alle leeftijden StiSAN
Bron
60
50
40
30
20
10
0 1992
1993
1994
1995
Nederland (autochtoon)
Nederland (Autochtoo n) 57,0 56,3 54,9 56,5 56,3 57,1 55,4 55,1 49,7 34,6 37,5 38,5 41,7
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
SO
1996
1997
Suriname
1998
1999
Ned. Antillen
2000
Turkije
2001 Marokko
2002
2003
2004
Andere landen
Suriname
Ned. Antillen
Turkije
Marokko
Andere landen
Onbekend
11,3 13,9 13,8 12,6 12,0 11,8 9,3 9,0 8,0 7,1 6,8 9,8 10,3
4,2 5,4 4,8 4,8 3,9 4,2 4,3 2,8 6,1 3,4 3,3 5,6 5,4
5,1 5,3 4,4 4,0 4,5 3,8 3,5 3,0 3,3 2,5 2,6 4,5 3,9
2,8 3,4 3,8 3,6 3,6 3,7 3,6 3,2 3,9 3,2 3,1 4,5 4,9
19,6
-
15,7 18,3
-
18,5 19,7
-
19,4 23,9
-
26,9 29,0
-
33,2 39,8
15,9 6,9
31,4 26,6
5,7 7,2
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bronnen
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage abortussen naar herkomst van moeder, alle leeftijden GGD, Flevo-ziekenhuis
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar
CtC-bronnenboek
SP
LANDELIJK
Probleemgedrag Indicator Bron
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Zwangerschaps-, abortus- en geboortecijfers per 1000 meisjes (15-19 jaar) in Nederland StiSAN
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1990
1992
2000
Zwangerschapscijfer
Zwanger Waarvan abortus Waarvan geboorten
1990 10,4 4,0 6,4
1992 10 4,2 5,8
2001 wv abortus
2000 14,1 8,6 5,5
= = = = = = = = = =
SQ
CtC-bronnenboek
2002
2003
wv geboorten
2001 16,1 10,4 5,7
2002 16,1 10,4 5,7
2003 14,1 8,8 5,3
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bron
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Zwangerschaps-, abortus- en geboortecijfers per 1000 meisjes (15-19 jaar) in Nederland Abortuskliniek, Flevo-ziekenhuis, GGD
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar.
CtC-bronnenboek
SR
LANDELIJK
Probleemgedrag Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Indicator Percentage consulten voor SOA en HIV-test, naar leeftijd NB is dit het % van het totaal aantal consulten dus 8,2% van de consulten is 1519 jaar? Bron SOA-registratie, RIVM jaarverslag (2005) = = = 14 = 12 = = 10 = 8 = = 6 = 4 = 2 = = = = = = =
0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 <14 jaar
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
SS
Totaal aantal consulten absoluut 11.764 13.226 9.867 10.087 11.586 15.669 20.136 23.353 42.674 49.672 52.256
15-19 jaar
<14 jaar
15-19 jaar
0,20 0,67 0,64 0,59 0,38 0,30 0,20 0,21 0,23 0,17 0,11
7,00 12,16 8,23 7,81 8,82 8,52 8,61 8,38 7,53 8,35 8,20
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Probleemgedrag Indicator Lokale bron
Tienerzwangerschap en onveilig seksueel gedrag Percentage consulten voor SOA en HIV-test, naar leeftijd GGD
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar
CtC-bronnenboek
ST
GEZIN 'Er zijn in Nederland 2,4 miljoen gezinnen die we gezamenlijk moeten beschouwen als een maatschappelijke sector, net zoals de economie (bedrijven) en het onderwijs (scholen). In feite is het de primaire sector van onze maatschappij. (…) De kwaliteit van ouderschap is de belangrijkste factor bij de opvoeding. Goed ouderschap beschermt kinderen tegen ongunstige omstandigheden. (…) Ouders en kinderen leven met elkaar samen en wat ouders doen zou je beter voorleven kunnen noemen.' (Peter Cuyvers, voormalig medewerker van de Nederlandse Gezinsraad, nu directeur van adviesbureau Family Facts, in de Nationale Jeugdlezing Vertrouw(de) ouders, 2002.) Het gezin is de eerste belangrijke plek waar kinderen opgroeien. Hier bestaat onvoorwaardelijke liefde, bescherming en veiligheid. Kinderen leren culturele regels, waarden en normen en kunnen binnen veilige grenzen gedragingen en vaardigheden oefenen. Een leuk voorbeeld van het belang dat kinderen zelf aan hun gezin toekennen komt uit onderzoek van SIRE (2002). Gevraagd naar hun helden zetten kinderen hun ouders op de eerste plaats. Volgens Gezin, beeld en werkelijkheid (het Nationale Rapport van de Nederlandse Gezinsraad, 2001) bestaat een op de drie Nederlandse huishoudens uit een gezin. Dat komt neer op ongeveer 2.400.000 gezinnen. Het aantal eenoudergezinnen wordt geschat op ongeveer 250.000, een op de tien gezinnen. Eenoudergezinnen zijn vaak ontstaan na een echtscheiding en hebben meestal een moeder aan het hoofd. Zo'n 60.000 alleenstaande vaders zorgen voor hun kinderen, meestal nadat hun vrouw overleden is. Ongeveer 10 procent van alle kinderen woont in een eenoudergezin. Van de 0- tot 4-jarigen woont 7 procent in een eenoudergezin; van de 4- tot 12-jarigen is dat 11 procent en van de 12- tot 17-jarigen is dat 14 procent. Zo'n 120.000 gezinnen moeten voor langere tijd rondkomen op de rand van het minimuminkomen. Voor de kinderen betekent dit dat er niet of nauwelijks geld is voor leuke spullen, uitstapjes en vakanties. Jaarlijks gaan zo'n 100.000 stellen uit elkaar. Een derde van hen was getrouwd, de rest woonde samen. Kinderen verkleinen de kans op echtscheiding. Kinderloze paren hebben een kans van een op drie dat hun huwelijk in een scheiding eindigt. Bij paren met een kind is de kans een op vier; met twee kinderen is de kans een op vijf. Bij meer dan de helft van alle echtscheidingen zijn kinderen betrokken (55 procent in 1999). Iets minder dan een kwart van de echtscheidingen (22 procent) betreft een gezin met één kind, bij nog eens een kwart (24 procent) gaat het om twee kinderen, en 9 procent betreft gezinnen met drie of meer kinderen. Inmiddels maakt ongeveer 17 procent van alle kinderen de echtscheiding van hun ouders mee, dat is een op de zes kinderen. Na de scheiding blijft 80 procent van de kinderen bij de moeder wonen, 10 procent woont bij de vader. Slechts een klein aantal kinderen (4 procent) woont om-en-om bij de ouders. De resterende 6 procent woont in een pleeggezin, in een kindertehuis of zelfstandig. Het aantal stiefgezinnen, ook wel nieuw samengestelde gezinnen genoemd, wordt geschat op ongeveer 100.000. Veruit het merendeel van de gezinnen is nog 'traditioneel' te noemen, twee ouders met kinderen. De helft van alle moeders heeft geen baan, maar zijn fulltime moeder van in totaal twee miljoen kinderen. Veel andere moeders werken parttime.
SU
CtC-bronnenboek
GEZIN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Geschiedenis van probleemgedrag in het gezin (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Onderdeel van de scholierenenquête
Als kinderen opgroeien met een gezinsverleden van alcohol- of drugsverslaving, criminaliteit of afgebroken schoolcarrière is de kans groter dat zij later ook dergelijke problemen zullen krijgen. Kinderen van tienermoeders lopen eveneens meer kans zelf tienerouder te worden. Geen info
CtC-bronnenboek
SV
GEZIN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Problemen met gezinsmanagement (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval en tienerzwangerschap)
Aantal kinderen (per 1000) dat in de loop van een jaar onder toezicht is gesteld en aantal kinderen (per 1000) dat op 31 december onder toezicht stond
Onderdeel van de scholierenenquête
Slechte gezinsleiding betekent dat er geen duidelijk beeld bestaat van gewenst gedrag, dat ouders hun kinderen onvoldoende in de gaten houden en begeleiden (weten waar de kinderen zijn en met wie zij omgaan) en dat ouders hun excessieve of inconsequente straffen opleggen. Als kinderen opgroeien in gezinnen die slecht geleid worden, lopen ze meer kans op gezondheids- en gedragsproblemen. = = =
TM
CtC-bronnenboek
LANDELIJK Risicofactor Indicator
Problemen met gezinsmanagement Aantal kinderen (per 1000) dat in de loop van een jaar onder toezicht wordt gesteld en aantal kinderen (per 1000) dat op 31 december onder toezicht stond CBS
Bron
8 7 6 5 4 3 2 1 0 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
OTS in een jaar per 1000 kinderen
OTS per 31-12 per 1000 kinderen
OTS in een jaar
OTS per 31-12
1991
0,94
3,32
1992
0,99
3,58
1993
1,12
3,98
1994
1,27
4,33
1995
1,32
4,46
1996
1,23
4,74
1997
1,36
4,97
1998
1,58
5,66
1999
1,61
5,91
2000
1,58
6,01
2001
1,40
5,83
2002
1,51
5,72
2003
1,86
5,96
2004
1,87
6,17
2005
2,14
6,67
N.B: De cijfers over de periode 1991-1997 betreffen de leeftijdsgroep 0-19 jaar; de cijfers over de periode 1998-2005 betreffen de leeftijdsgroep 0-18 jaar.
CtC-bronnenboek
TN
LOKAAL Risicofactor Indicator
Lokale bronnen
Problemen met gezinsmanagement Aantal kinderen (per 1000) dat in de loop van een jaar onder toezicht is gesteld en aantal kinderen (per 1000) dat op 31 december onder toezicht stond Raad voor de Kinderbescherming
Definitiekwesties
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Raad voor de Kinderbescherming kan dit niet leveren
TO
CtC-bronnenboek
GEZIN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Conflicten in het gezin (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Totaal aantal echtscheidingen Totaal aantal minderjarige kinderen dat betrokken is bij echtscheidingen Totaal aantal echtscheidingsprocedures en percentages, met en zonder kinderen
Onderdeel van de scholierenenquête
Voortdurende en grote conflicten tussen ouders/verzorgers onderling of tussen ouders/verzorgers en kinderen blijken de probleemrisico's voor kinderen in zulke gezinnen te vergroten. Conflicten tussen familieleden blijken bepalender te zijn voor het ontstaan van gedragsproblemen te zijn dan gezinsstructuur. Ongeacht of het gezin geleid wordt door twee biologische ouders, door één ouder of door andere verzorgers hebben kinderen uit gezinnen met veel conflicten een hogere kans op alle hierboven omschreven gedragsproblemen. = =
CtC-bronnenboek
TP
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Conflicten in het gezin Totaal aantal echtscheidingen CBS
1995
1996
Totaal aantal 34.170 34.871 echtscheidingen
TQ
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
33.740 32.459 33.571 34.650 37.104 33.179 34.479 31.098 31.905 31.734
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Conflicten in het gezin Indicator Totaal aantal echtscheidingen Lokale bronnen Gemeentelijke Dienst Bevolkingszaken Definitiekwesties: vanaf 2001 zijn de aantallen inclusief beëindiging geregistreerd partnerschap Organisatie: O&S Contactpersoon: William Roelofsen Bijzonderheden datalevering: geen
Aantal echtscheidingen (inclusief beëindigingen geregistreerd partnerschap vanaf 2001), naar stadsdeel Almere 481 520 479 530 611 664 658 618 707 674
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Almere Buiten 110 98 109 100 103 107 127 104 196 196
Almere Haven 61 56 52 52 38 48 50 50 85 83
Almere Stad 205 224 201 250 228 253 231 229 426 393
Grafiek: Aantal echtscheidingen (inclusief beëindigingen geregistreerd partnerschap vanaf 2001), naar stadsdeel (HERZIEN) 700 600 500 Almere 400
Almere Buiten Almere Haven
300
Almere Stad 200 100 0 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
CtC-bronnenboek
2004
2005
2006
TR
LANDELIJK Risicofactor Indicator
Conflicten in het gezin Totaal aantal minderjarige kinderen, dat betrokken is bij echtscheidingen CBS
Bron
40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Totaal aantal minderjarige kinderen dat betrokken is bij echtscheidingen
Totaal aantal minder- jarige kinderen, dat betrokken is bij echtscheidingen
TS
1995
1996
1997
1998
1999
27.957
29.515
29.521
29.285
31.78 9
CtC-bronnenboek
2000
2001
32.974 36.326
2002
2003
2004
2005
34.693
33.915
33.55 9
33.890
LOKAAL Risicofactor Indicator Lokale bron
Conflicten in het gezin Totaal aantal minderjarige kinderen, dat betrokken is bij echtscheidingen Gemeentelijke Dienst Bevolkingszaken
Definitiekwesties: Absoluut weergegeven per jaar aantal minderjarige kinderen dat betrokken is bij echtscheidingen (2005 en 2006 aantallen zijn inclusief beëindiging geregistreerd partnerschap) Organisatie: O&S, contactpersoon: William.Roelofsen
Bijzonderheden datalevering: geen
Almere totaal
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1997
466
118
86
262
1998
489
122
74
291
1999
548
172
66
308
2000
576
129
84
363
2001
644
181
68
393
2002
644
160
81
400
2003
702
217
90
386
2004
601
173
79
341
2005
667
188
80
399
2006
586
156
90
340
Almere totaal is niet altijd optelsom stadsdelen (oorzaak: “overige wijken, nog niet ingedeeld” maken wel deel uit van Almere totaal)
CtC-bronnenboek
TT
LANDELIJK
Risicofactor Indicator
Conflicten in het gezin Totaal aantal echtscheidingprocedures en percentages met en zonder minderjarige kinderen CBS
Bron
70 60 50 40 30 20 10 0 1993
1994
1995
1996
1997
Met kinderen (%)
1999
2001
2003
2005
Zonder Kinderen (%)
Totaal aantal afgedane echtscheidingprocedures*
Met kinderen in %
Zonder kinderen in %
1993
37.090
48,4
51,6
1994
37.845
51,8
48,2
1995
37.234
50,8
49,2
1996
36.734
51,9
48,1
1997
35.337
51,4
48,6
1999
35.079
55,2
44,8
2001
36.897
58,1
41,9
2003
31.886
61,3
38,7
2005
32.607
61,4
38,6
NB: * Afgedane echtscheidingsprocedures bij de Nederlandse rechtbanken, inclusief via de rechter ontbonden geregistreerde partnerschappen. N.B.: Over 1998, 2000, 2002 en 2004 zijn geen gegevens beschikbaar.
TU
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Conflicten in het gezin Percentages echtscheidingen zonder kinderen Gemeentelijke Dienst Bevolkingszaken
Definitiekwesties: percentages echtscheidingen zonder minderjarige kinderen. Het aantal echtscheidingprocedures wordt niet door burgerzaken geregistreerd (2005 en 2006 aantallen zijn inclusief beëindigd geregistreerd partnerschap)
Organisatie: O&S, contactpersoon: William Roelofsen
Bijzonderheden datalevering: geen
zonder kinderen in % Almere totaal
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1997
55,6
53,7
52,3
55,5
1998
56,1
58,4
53,9
56,5
1999
51,2
44,9
59,8
51,4
2000
48,4
49,4
50,0
47,1
2001
47,5
46,4
50,0
47,2
2002
44,3
46,2
41,8
43,8
2003
42,4
42,9
38,6
43,1
2004
42,4
42,8
40,3
43,0
2005
47,2
50,5
44,6
46,5
2006
49,9
50,5
46,2
49,9
CtC-bronnenboek
TV
GEZIN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Ouders die probleemgedrag bevorderen door hun houding (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik)
Onderdeel van de scholierenenquête
Houding en gedrag van ouders met betrekking tot drugs, criminaliteit en geweld beïnvloeden houding en gedrag van de kinderen. Kinderen van ouders die overtreding van de wet goedkeuren of vergoelijken hebben meer kans op problemen op het gebied van jeugdcriminaliteit. Kinderen van wie de ouders betrokken zijn bij gewelddadig gedrag in of buiten het huis zullen eerder en sneller dergelijk gedrag vertonen. In gezinnen waar ouders drugs en veel alcohol gebruiken of tolerant zijn tegenover alcohol- en drugsgebruik bij hun eigen kinderen, hebben kinderen meer kans om tijdens hun puberteit aan drugs en alcohol verslaafd te raken. Het risico wordt nog groter als ouders hun kinderen betrekken in hun eigen problematische gedrag, door bijvoorbeeld het kind te vragen een pilsje uit de koelkast te halen. Niet gevraagd in 2006
UM
CtC-bronnenboek
SCHOOL Vanaf 4 jaar gaan vrijwel alle kinderen in Nederland naar school. De komende twaalf jaren brengen ze een groot deel van hun tijd door op school. Alleen daarom al is school een belangrijk domein voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Maar meer nog vanwege de kennis die ze zich daar op een systematische wijze eigen maken. School biedt de jeugd daarnaast de mogelijkheid nieuwe sociale en cognitieve vaardigheden te oefenen en te ontwikkelen. Met deze kennis en vaardigheden kunnen ze later deelnemen aan het maatschappelijke leven en worden ze sociaal volwassen en economisch zelfstandig. Scholen dagen kinderen en jongeren uit hun talenten te gebruiken en leiden hen naar die plek die bij hun mogelijkheden past. Een steeds groter deel van de jeugd volgt steeds langer onderwijs. Het verblijf in het onderwijs nam in de jaren negentig met een halfjaar toe. Gemiddeld volgen kinderen bijna zeventien jaar lang voltijd onderwijs. Bijna anderhalf miljoen kinderen nemen aan het basisonderwijs deel. Ze gaan naar ruim 7000 basisscholen, met elk gemiddeld 220 leerlingen. Een deel van de Nederlandse kinderen gaat naar een van de 360 scholen voor het speciaal basisonderwijs. Landelijk gaat het om ongeveer 50.000 kinderen, zo'n 3 procent van alle basisschoolleerlingen, maar er zijn grote regionale verschillen. Jongeren gaan doorgaans op hun twaalfde naar het voortgezet onderwijs. Ze zijn leerplichtig tot hun zestiende; voor 16- en 17-jarigen geldt een gedeeltelijke leerplicht. In totaal gaan ongeveer 900.000 leerlingen naar het Vwo, Havo, Vmbo (Mavo plus Vbo). Zo'n 7 procent van alle leerlingen kampt met leer- en gedragsproblemen; zij volgen een vorm van 'zorgonderwijs', zoals het leerwegondersteunend onderwijs, het praktijkonderwijs of het speciaal voortgezet onderwijs. Ongeveer 19.000 leerlingen verlaten het voortgezet onderwijs zonder diploma. Scholen krijgen aan de hand van de zogenoemde leerling-gewichten extra geld voor leerlingen uit achterstandssituaties. De grootste groepen worden gevormd door leerlingen van ouders met een lage opleiding (factor 1,25) en leerlingen van ouders van allochtone afkomst (factor 1,9). Volgens de onderwijsinspectie is de onderwijskwaliteit van basisscholen met achterstandskinderen in het algemeen eerder relatief laag dan hoog. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat deze scholen het meest te maken hebben met problemen als lerarentekort, mobiliteit van leerlingen en leer- en gedragsproblemen onder de leerlingenpopulatie. Over scholen voor voortgezet onderwijs merkt de onderwijsinspectie op dat er in Nederland zo'n 4 procent zwak is. Hier worden onvoldoende leerresultaten behaald, het onderwijsproces wordt er zwak aangestuurd en de schoolorganisatie is zwak, net zoals op de basisscholen. Maar ook deze scholen hebben met een groot aantal problemen te maken. Zwakke scholen, zowel basis- als voortgezet onderwijs, zijn oververtegenwoordigd in de grote steden, vooral in achterstandswijken, en worden door relatief veel allochtonen bezocht.
CtC-bronnenboek
UN
SCHOOL
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Vroeg en aanhoudend antisociaal gedrag (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Totaal aantal leerlingen in het basisonderwijs en in het speciaal basisonderwijs Totaal aantal kinderen in een medisch kleuterdagverblijf
Onderdeel van de scholierenenquête
Kinderen (jongens vooral) die agressief zijn in bijvoorbeeld groep 3 van het basisonderwijs, of die moeite hebben hun impulsen in bedwang te houden, hebben meer kans op drugsgebruik, criminaliteit, schoolverzuim en gewelddadig gedrag later. De combinatie antisociaal gedrag - terugtrekking vergroot de kans op problemen tijdens de puberteit. Dit geldt ook voor de combinatie agressief gedrag - hyperactiviteit of concentratieproblemen.
UO
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator
Vroeg en aanhoudend antisociaal gedrag Totaal aantal leerlingen in het basisonderwijs en in het speciaal basisonderwijs CBS
Bron
1.600.000 1.550.000 1.500.000 1.450.000 1.400.000 1.350.000 1.300.000 1991- 1992- 1993- 1994- 1995- 1996- 1997- 1998- 1999- 2000- 2001- 2002- 2003- 2004- 20051992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Totaal in basisonderw ijs
60.000 58.000 56.000 54.000 52.000 50.000 48.000 46.000 44.000 42.000 1991- 1992- 1993- 1994- 1995- 1996- 1997- 1998- 1999- 2000- 2001- 2002- 2003- 2004- 20051992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Totaal in speciaal basisonderw ijs
Totaal in basisonderwijs
Totaal in speciaal basisonderwijs
1991-1992
1.407.760
55.430
1992-1993
1.414.670
55.650
1993-1994
1.426.530
56.390
1994-1995
1.451.060
57.090
1995-1996
1.477.050
57.500
1996-1997
1.501.600
55.580
1997-1998
1.520.200
54.640
1998-1999
1.533.930
53.610
1999-2000
1.543.070
52.120
2000-2001
1.546.550
51.560
2001-2002
1.552.490
51.860
2002-2003
1.549.970
52.080
2003-2004
1.547.730
51.500
2004-2005
1.549.140
50.090
2005-2006
1.549.460
48.320
CtC-bronnenboek
UP
LOKAAL
Risicofactor Indicator
Vroeg en aanhoudend antisociaal gedrag Totaal aantal leerlingen in het basisonderwijs en in het speciaal basisonderwijs Lokale bronnen Gemeentelijke Dienst Onderwijs, O&S Definitiekwesties: NB aantallen in rapport Babeliowsky (CfI) wijken af (AvA)
Organisatie: O&S Contactpersoon: William Roelofsen Bijzonderheden datalevering: Leerlingtelling bestanden
Grafiek: Aantallen leerlingen in regulier basisonderwijs Almere, naar stadsdeel (gebaseerd op locatie scholen):
14000 12000 10000 Almere Buiten
8000
Almere Haven 6000
Almere Stad
4000 2000 0 1998- 1999- 2000- 2001- 2002- 2003- 2005- 20061999 2000 2001 2002 2003 2004 2006 2007
Absolute aantallen leerlingen in regulier basisonderwijs Almere, naar stadsdeel (gebaseerd op locatie scholen):
UQ
Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1998-1999
17453
3197
2040
12216
1999-2000
18504
4988
2154
11362
2000-2001
18814
5220
1900
11694
2001-2002
19881
5477
1884
12520
2002-2003
20411
5739
1929
12743
2003-2004
20737
6001
1876
12860
2005-2006
21278
6130
1885
13290
2006-2007
21179
6176
1935
13068
CtC-bronnenboek
Absolute aantallen leerlingen in speciaal basisonderwijs Almere, naar stadsdeel (gebaseerd op locatie scholen): Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
1999-2000
884
-
-
884
2000-2001
910
-
-
910
2001-2002
880
-
-
880
2002-2003
944
-
-
944
2003-2004
975
-
-
975
2005-2006
952
-
-
952
2006-2007
898
-
-
898
CtC-bronnenboek
UR
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Vroeg en aanhoudend antisociaal gedrag Totaal aantal kinderen in medisch kleuterdagverblijf Stichting Registratie Jeugdvoorzieningen (miv 2004 opgeheven)
600000
4200
590000
4100
580000
4000 3900
570000
3800
560000
3700
550000
3600 3500
540000
3400 3300
530000 520000
3200
510000
3100
500000
3000 1995
1996
1997
1998
Totaal aantal kinderen in zelfde leeftijdscategorie
2000
2001
Kinderen in medisch kleuterdagverblijf
Kinderen die gebruik maken van een medisch kleuterdagverblijf
Totaal aantal kinderen in zelfde leeftijdscategorie (2-5 jr)
1995
3906
597.370
1996
3914
593.851
1997
4056
591.078
1998
3623
585.868
1999
3539
582.670
2000
3098
580.726
2001
3660
590.833
*N.B. Geen recentere gegevens beschikbaar
US
1999
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bronnen
Vroeg en aanhoudend antisociaal gedrag Totaal aantal kinderen in een medisch kleuterdagverblijf Onderwijs
Definitiekwesties:
Organisatie: DMO Contactpersoon: Esmee van Harten Bijzonderheden datalevering: geen nieuwe gegevens beschikbaar
Kinderen die gebruik maken van een medisch kleuterdagverblijf
Totaal aantal kinderen in zelfde leeftijdscategorie 2 tot 5 jaar
22
13680
2002
Gegevens 1-1-2006 (via Bettina van Pienbroek DMO) Voorzieningen van Triade: Papageno: Medisch kinderdagverblijf 34 kinderen 0-7 jaar, dagbehandeling JZ Jokio (Jonge kinderen in ontwikkeling) 10 kinderen 0-5 maar, ontwikkelingsvraagstukken JZ, GGZ, AWBZ, revalidatie. Zeedauw 25 kinderen 0-12 jaar. Ernstig verstandelijk gehandicapt. Particulier: De Schavuiten Kinderen met somatische problematiek. Betaald uit persoonsgebonden budget. Speciale Speelzaal De Schoor: Pim Pam Pommetje 20 kinderen 0-4 jaar ontwikkelingsachterstand of -problematiek. De Bongerd is een school voor speciaal openbaar onderwijs voor zieke kinderen maar wordt niet genoemd in het overzicht (AvA)
CtC-bronnenboek
UT
SCHOOL
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Leerachterstanden beginnend op de basisschool (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Gemiddelde standaardscores van de CITO-eindtoets in het basisonderwijs Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort
Onderdeel van de scholierenenquête
Kinderen met slechte schoolresultaten in het basisonderwijs hebben meer kans op problemen met drugsgebruik, criminaliteit, geweld, tienerzwangerschap en voortijdige schoolverlating. Er zijn veel redenen waarom kinderen slechte resultaten behalen, maar alleen al het feit dat zij mislukking ervaren, verhoogt de kans op probleemgedrag.
UU
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator
Leerachterstanden beginnend op de basisschool Gemiddelde standaardscores van de CITO-eindtoets in het basisonderwijs Citogroep
Bron
540 539 538 537 536 535 534 533 532 531 530 1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
Standaardscore
Standaardscore 1990
534,8
1991
534,0
1992
534,3
1993
533,9
1994
534,3
1995
534,5
1996
534,5
1997
534,7
1998
534,6
1999
534,4
2000
534,2
2001
534,9
2002
535,0
2003
535,0
2004
535,2
2005
535,5
2006
536
CtC-bronnenboek
UV
LOKAAL
Risicofactor Indicator
Leerachterstanden beginnend op de basisschool Gemiddelde standaardscores van de Cito-eindtoets in het basisonderwijs Gemeentelijke Dienst Onderwijs, basisscholen, CITO
Lokale bronnen
Definitiekwesties: Onderdelen die getoets worden zijn :taal, rekenen, en informatieverwerking. Wereldoriëntatie wordt niet betrokken in de standaardscore. Organisatie: DMO/ Cito Contactpersoon: CITO: Riny Mayer Bijzonderheden datalevering: Geen nieuwe gegevens beschikbaar
535 534 533 532 Haven Stad Buiten landelijk
531 530 529 528 527 526 525 2000
2001
2002
Almere Buiten score
2003
Almere Haven
Almere Stad
aantal scholen
aantal leerlingen
score
aantal scholen
aantal leerlingen
score
aantal scholen
aantal leerlingen
2000
-
1
-
532.1
3
101
530.5
6
150
2001
528.5
3
59
533.6
4
82
531.1
7
172
2002
531.1
14
410
531.8
6
188
531.7
25
696
2003
530.4
17
611
532.0
8
241
531.4
30
1030
VM
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Leerachterstanden beginnend op de basisschool Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort CBS
30 25 20 15 10 5 0 1990- 1991- 1992- 1993- 1994- 1995- 1996- 1997- 1998- 1999- 2000- 2001- 2002- 2003- 2004- 2005- 20061991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Vwo/Havo 4+ Mavo/V(m)bo 3+ Leerweg Ondersteunend 3+, Parijktijkonderwijs, Mlk en Lom in Voortgezet Onderwijs
Vwo en Havo leerjaar 4
Mavo en V(m)bo leerjaar
Leerweg Ondersteunend
en hoger als percentage
3 en hoger als
(Lwoo) leerjaar 3 en
Totaal aantal leerlingen
van totaal aantal
percentage van totaal
hoger, Praktijkonderwijs,
Voortgezet
leerlingen VO
aantal leerlingen VO
Mlk in VO en Lom in VO
Onderwijs
als percentage van totaal aantal leerlingen VO
1990-1991
21,7
26,0
5,2
939.080
1991-1992
21,7
25,3
5,3
917.450
1992-1993
21,3
24,8
5,5
908.960
1993-1994
21,1
24,5
5,6
907.540
1994-1995
21,1
24,6
5,8
902.070
1995-1996
21,4
24,7
6,1
894.080
1996-1997 1997-1998 1998-1999 1999-2000 2000-2001 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 20062007*
22,0
23,9
6,3
884.870
22,1 21,5 20,5 19,4 19,6 20,1 20,6 21,1 22,0 22,9
22,7 21,8 21,4 21,4 21,8 21,6 20,3 19,7 19,4 18,8
6,4 6,5 6,7 6,9 6,9 6,1 7,0 7,3 7,6 7,7
880.010 884.470 890.960 894.120 904.370 913.670 924.780 934.760 939.900 924.990
* Voorlopig cijfer
CtC-bronnenboek
VN
LOKAAL Risicofactor Leerachterstanden beginnend op de basisschool Indicator Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort Lokale bronnen Gemeentelijke Dienst Onderwijs, RMC, scholen Definitiekwesties: Percentage leerlingen per schoolsoort per stadsdeel in het voortgezet onderwijs Organisatie: DMO Contactpersoon: Esmee van Harten Bijzonderheden datalevering: is verwerkt in het leerlingenaantallen bestand. Geen nieuwe gegevens beschikbaar op deze wijze wel verdeling onderwijs over alle leerlingen (en klas 3 t/m 6 (opgeteld)) zie elders) Grafiek Almere: 30
vwo/havo mavo/vbo lo ed vwo/havo (landelijk) mavo/vbo (landelijk)
25
20
15
10
5
0 98/99
99/00
00/01
'01/02
'02/03
Grafiek Almere Buiten: vwo/havo
25
mavo/vbo lo ed
20
vwo/havo (landelijk) mavo/vbo (landelijk)
15
10 5 0 98/99
VO
99/00
00/01 CtC-bronnenboek
'01/02
'02/03
Almere totaal: - Vwo leerjaar 4 en hoger - Havo leerjaar 4 en hoger
- Mavo leerjaar 3 en hoger - Vbo leerjaar 3 en hoger
Totaal ll in deze 3 indicator en
98/99
14,3
24,5
- Leerweg Ondersteunend, leerjaar 3 en hoger - Praktijkonderwijs - Mlk in VO - Lom in VO 1,9
99/00 00/01
13,1 14,2
22,7 21,9
5,7 5,7
3395 3730
01/02 02/03
14,0 15,9
19,2 19,3
4,7 6,3
3526 4213
- Leerweg Ondersteunend, leerjaar 3 en hoger - Praktijkonderwijs - Mlk in VO - Lom in VO
Totaal ll in deze 3 indicator en
3372
Almere Buiten: - Vwo leerjaar 4 en hoger - Havo leerjaar 4 en hoger
- Mavo leerjaar 3 en hoger - Vbo leerjaar 3 en hoger
98/99 99/00
17,0 18,7
18,4 19,9
2,6 3,4
911 1076
00/01 01/02
19,2 14,1
21,9 12,4
5,4 12,1
1212 1001
02/03
20,0
21,2
5,4
1304
Totaal ll in deze 3 indicator en
Almere Haven: - Vwo leerjaar 4 en hoger - Havo leerjaar 4 en hoger
- Mavo leerjaar 3 en hoger - Vbo leerjaar 3 en hoger
98/99
17,2
23,5
- Leerweg Ondersteunend, leerjaar 3 en hoger - Praktijkonderwijs - Mlk in VO - Lom in VO 10,5
99/00 00/01
15,5 16,9
24,8 28,0
9,9 9,1
834 852
01/02 02/03
17,2 17,0
27,3 24,2
8,6 10,5
850 897
- Leerweg Ondersteunend, leerjaar 3 en hoger - Praktijkonderwijs - Mlk in VO - Lom in VO
Totaal ll in deze 3 indicator en
866
Almere Stad: - Vwo leerjaar 4 en hoger - Havo leerjaar 4 en hoger
- Mavo leerjaar 3 en hoger - Vbo leerjaar 3 en hoger
98/99 99/00
10,8 8,1
29,3 23,7
7,5 15,6
1592 1485
00/01 01/02
10,2 12,6
19,8 20,2
14,5 13,7
1666 1675
02/03
13,3
16,6
14,9
2012
CtC-bronnenboek
VP
SCHOOL
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Gebrek aan binding bij school (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort Spijbelgedrag naar schooltype Percentage behaalde diploma's, naar schooltype=
Onderdeel van de scholierenenquête =
Gebrek aan betrokkenheid bij school betekent dat jongeren zichzelf niet meer als scholier zien. Jongeren die deze betrokkenheid verloren hebben, hebben een verhoogde kans op probleemgedrag.
VQ
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Gebrek aan binding bij school Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort CBS
Zie: Risicofactor: Leerachterstanden beginnend op de basisschool Indicator: Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort (zelfde indicator)
LOKAAL Risicofactor Gebrek aan binding bij school Indicator Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort Lokale bronnen Gemeentelijke Dienst Onderwijs, RMC, scholen Definitiekwesties:
Organisatie: DMO Contactpersoon: Esmee van Harten Bijzonderheden datalevering: Zie: Risicofactor: Leerachterstanden beginnend op de basisschool Indicator: Percentage deelname aan Voortgezet Onderwijs, naar schoolsoort (zelfde indicator)
CtC-bronnenboek
VR
LANDELIJK
Risicofactor Gebrek aan binding bij school Indicator Spijbelgedrag naar schooltype Bron CBS Geen actuele gegevens (loopt tot 2003)
40 35 30 25 20 15 10 5 0 1997
2001
2003
Percentage spijbelende leerlingen in de afgelopen 2 maanden Percentage leerlingen dat zich minstens 1 dag heeft ziekgemeld in de afgelopen 2 maanden
Percentage spijbelende leerlingen in de afgelopen 2 maanden*
Percentage leerlingen dat zich minstens 1 dag heeft ziek gemeld in de afgelopen 2 maanden^
1997
22
26
2001
22
34
2003
20
33
* Percentage leerlingen dat wel eens heeft gespijbeld of lessen verzuimd zonder geldige reden in de twee maanden voorafgaand aan het interview ^ Percentage leerlingen dat één of meer dagen heeft verzuimd vanwege ziekte, ongeval of andere gezondheidsredenen van zichzelf in de twee maanden voorafgaand aan het interview
VS
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Gebrek aan binding bij school Spijbelgedrag naar schooltype CtC-onderzoek
Definitiekwesties: In 2005 luidde de vraag m.b.t. spijbelen: “Op hoeveel dagen was je er in de afgelopen 4 weken niet door: spijbelen?” en in 2006: “Hoeveel lesuren heb je de laatste 4 weken dat er school was gespijbeld?”. De verschillen in vraagstelling kunnen de verschillen in percentages meebepalen. In 2005 waren ‘brugklas’ en ‘speciaal onderwijs’ geen onderscheiden schooltypes. Organisatie: O&S Contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden datalevering: geen
Percentage 12 t/m 17 jarige leerlingen dat zich minstens 3 dagen heeft ziek gemeld in de afgelopen 4 weken, naar schooltype Brugklas
VMBO
HAVO
VWO
MBO
Speciaal onderwijs
2005
-
13
10
7
15
-
2006
6
18
15
11
21
20
Percentage 12 t/m 17 jarige leerlingen dat meer dan 1 dag (2005) respectievelijk 1 lesuur (2006) heeft gespijbeld in de afgelopen 4 weken, naar schooltype Brugklas
VMBO
HAVO
VWO
MBO
Speciaal onderwijs
2005
-
4
6
5
5
-
2006
7
16
20
16
37
11
CtC-bronnenboek
VT
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Gebrek aan binding bij school Percentage behaalde diploma's, naar schooltype CBS
Zie: Probleemgedrag: Schooluitval Indicator: Slagingspercentages in het voortgezet onderwijs (zelfde indicator)
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Gebrek aan binding bij school Percentage behaalde diploma's, naar schooltype Gemeentelijke Dienst Onderwijs
Definitiekwesties:
Organisatie: DMO Contactpersoon: Esmee van Harten Bijzonderheden datalevering: Zie: Probleemgedrag: Schooluitval Indicator: Slagingspercentages in het voortgezet onderwijs (zelfde indicator)
VU
CtC-bronnenboek
KINDEREN EN JONGEREN Op 1 januari 2002 telde Nederland 3.756.748 jeugdigen van 0 tot en met 18 jaar. Ze vormen een kwart van de totale bevolking. Ruim een op de vijf kinderen is van allochtone afkomst; samen zijn dat 828.443 kinderen en jongeren. Spelen en vriendschappen zijn belangrijk voor het aanleren en verfijnen van sociaal gedrag. Jonge kinderen gaan met leeftijdgenootjes om in het kinderdagverblijf, in het oppasgezin of bij vrienden met jonge kinderen. Ze leren speelgoed en boekjes delen, samen spelen, op je beurt wachten, voor jezelf opkomen maar ook ruzie weer goed maken. Bovendien leren kinderen vertrouwen te hebben in andere volwassenen dan hun ouders. Tussen de 6 en 10 jaar treedt een groeispurt op in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dan worden meedoen in een groep en vriendschappen steeds belangrijker om sociale vaardigheden aan te leren en te oefenen. Vaak gebeurt dit in het spel, maar ook via regels over hoe je je hoort te gedragen in bepaalde groepen of bepaalde situaties. Als kinderen zich niet weten aan te passen, roepen ze het ongenoegen van hun leeftijdgenoten of van volwassenen over zich af. Erbij horen is het motto van deze leeftijdsgroep. Kinderen zijn heel gevoelig voor uitsluiting, pesten en roddelen, omdat ze gaan beseffen wat de kracht van een groep kan zijn. Vanaf 12-jarige leeftijd breekt bij de meeste kinderen de puberteit aan. Er wordt steeds meer tijd doorgebracht met vrienden. De vriendengroep wordt een belangrijk referentiekader voor jongeren als het gaat om interesses, school, hobby's, opvattingen over uitgaan, roken, alcohol en drugs, en het omgaan met de andere sekse. Verkeringen bieden jongeren een goed oefengebied voor sociale en communicatieve vaardigheden in intieme relaties. Tieners proberen zich te onttrekken aan gezag en toezicht door volwassenen om te kunnen experimenteren met gedrag, opvattingen en normen en waarden. Dit experimenteren is nodig om een eigen identiteit te ontwikkelen. Ouders worden niet minder belangrijk, maar gaan meer begeleiding en ondersteuning op de achtergrond bieden. Door groepsparticipatie en vriendschappen leren kinderen over zichzelf, hun eigen mogelijkheden en hun positie in een groep. Ze leren impulsief handelen en emoties te beheersen, rekening te houden met het standpunt en de gevoelens van anderen en de gevolgen van hun eigen gedrag. Succes of mislukking schrijven ze steeds meer aan zichzelf toe. Dit groeiende vermogen tot zelfbeoordeling kan hun zelfwaardering positief beïnvloeden, wat zich uit in zelfvertrouwen, zelfverzekerdheid en volharding. Dit zijn belangrijke leerervaringen voor een toekomstige volwaardige rol als volwassene in de samenleving. Een zinvolle invulling van de vrije tijd komt de ontwikkeling van kinderen eveneens ten goede. Door deelname aan activiteiten van buurthuis, sportverenigingen, hobbyclubs, muziekschool of scouting ontwikkelen kinderen hun creatieve, sportieve en culturele interesses. Ze ontdekken wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Sluimerende talenten komen tot leven en bieden soms zelfs een beroepsperspectief. Bovendien wordt het kind opgenomen in meerdere sociale verbanden. Soms bieden vrijetijdsvoorzieningen kinderen ook een thuis, als er thuis nog niemand aanwezig is. Vriendschappen en vrijetijdsactiviteiten werken beschermend: goede sociale vaardigheden, enige zelfcontrole en sociale bindingen behoeden kinderen voor al te veel risicogedrag.
CtC-bronnenboek
VV
KINDEREN EN JONGEREN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Vervreemding en opstandigheid (jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval)
Totaal aantal zelfdodingen onder jongeren tot 19 jaar Totaal aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) inzake vernieling en verstoring van de openbare orde, per 1000
Onderdeel van de scholierenenquête
Jongeren die niet het gevoel hebben deel uit te maken van de maatschappij, die zich niet aan regels houden, die niet verantwoordelijk of succesvol proberen te zijn of die een actief rebellerende houding aannemen tegenover de maatschappij, hebben een verhoogde kans op drugsgebruik, criminaliteit en voortijdige schoolverlating. Vervreemding en opstandigheid kunnen vooral een groot risico vormen bij jonge allochtonen. Kinderen die voortdurend gediscrimineerd worden, kunnen zich als reactie terugtrekken uit de dominante cultuur en zich ertegen verzetten. Conflicterende emoties over familie en vrienden die buiten de eigen cultuur werken, vrienden maken of trouwen, kunnen de ontwikkeling van een duidelijk en positief etnisch zelfbeeld van jongeren verstoren. = =
NMM
CtC-bronnenboek
LANDELIJK Risicofactor Indicator Bron
Vervreemding en opstandigheid Totaal aantal zelfdodingen onder jongeren tot 19 jaar CBS
60 50 40 30 20 10 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Zelfdoding <15 jaar
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Totaal aantal zelfdodingen onder de gehele Nederlandse bevolking 1620 1611 1587 1555 1584 1511 1577 1570 1519 1517 1500 1473 1567 1500 1514 1572
Zelfdoding 15-19 jaar
Zelfdoding <15 jaar
Zelfdoding 15-19 jaar
7 3 3 5 4 6 8 11 9 12 5 3 7 3 9 13
50 32 35 43 33 32 37 45 40 42 43 33 38 31 32 38
CtC-bronnenboek
NMN
LOKAAL Risicofactor Indicator Lokale bron
Vervreemding en opstandigheid Totaal aantal zelfdodingen onder jongeren tot 19 jaar GGD
Definitiekwesties: Het gaat hierbij om bij de politie als zodanig geregistreerde incidenten. De daadwerkelijke aantallen kunnen best hoger liggen Organisatie: Politie Contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd Bijzonderheden datalevering: Alleen gegevens aanwezig over 2000
2000
Totaal aantal (poging tot) zelfdodingen 36
Zelfdoding <15 jaar 0
Zelfdoding 15-19 jaar 1
NB: gegevens CBS, zelfdoding 1-25 jarigen (geen andere leeftijdsindeling mogelijk en getallen worden naar 5-tallen afgerond uit privacyoverwegingen): 2001 5 2002 0 2003 0 2004 5
NMO
CtC-bronnenboek
LANDELIJK Risicofactor Indicator Bron
Vervreemding en opstandigheid Totaal aantal minderjarige verdachten (12-17 jaar) inzake vernieling en verstoring van de openbare orde, per 1000 Ministerie van Justitie
16 14 12 10 8 6 4 2 0 1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
Minderjarige verdachten
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Minderjarige verdachten (1217 jaar) inzake vernieling en verstoring van de openbare orde 7,1 7,1 7,7 7,1 7,8 8,3 11,8 10,1 9,5 9,9 9,8 9,6 10,9 12,1 13,5 14,2
CtC-bronnenboek
NMP
LOKAAL Risicofactor Indicator
Lokale bron
Vervreemding en opstandigheid Totaal aantal incidenten van minderjarige verdachten (12-17 jaar) inzake vernieling en verstoring van de openbare orde, absoluut (opdracht is per 1000? AvA) Politie
Definitiekwesties:
Organisatie: Politie Contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd Bijzonderheden datalevering: geen
VERNIELING & OPENBARE ORDE: Aantal delicten (woonplaats Almere)
Percentage afkomst Almere van totaal aantal delicten
Almere totaal
Almere totaal
Almere Buiten
waarvan jongens
Almere Buiten
waarvan jongens
1998
198
181
11
10
95,2
100
1999
94
85
16
14
88,4
76,0
2000
92
89
19
19
92,0
95,0
2001
107
94
33
25
87,4
100
2002
118
101
23
19
95,6
100
2003
121
105
22
21
Nb
Nb
2004
168
148
28
26
Nb
Nb
NMQ
CtC-bronnenboek
KINDEREN EN JONGEREN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Omgang met vrienden die probleemgedrag vertonen (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Onderdeel van de scholierenenquête
Jongeren die omgaan met leeftijdgenoten die probleemgedrag vertonen - criminaliteit, drugsgebruik, gewelddadige en seksuele handelingen of voortijdige schoolverlating - lopen meer risico dezelfde problemen te vertonen. Dit is een van de meest constante risicofactoren die onderzoeken hebben aangetoond. Zelfs jongeren uit evenwichtige gezinnen, die verder niet blootstaan aan risicofactoren, hebben een hogere kans op probleemgedrag als zij tijd doorbrengen met vrienden die probleemgedrag vertonen.
CtC-bronnenboek
NMR
KINDEREN EN JONGEREN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Vroeg begin van probleemgedrag (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Aantal STOP-afdoeningen Alcohol- en drugsgebruik onder 5- tot en met 12-jarigen
Onderdeel van de scholierenenquête
Hoe eerder jongeren de school verlaten, drugs gebruiken, misdrijven plegen en seksueel actief worden, des te groter de kans is dat probleemgedrag ontstaat en chronische vormen aanneemt.
NMS
CtC-bronnenboek
KINDEREN EN JONGEREN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Houding die probleemgedrag bevordert (jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
Onderdeel van de scholierenenquête
Op de basisschool zijn kinderen vaak tegen drugs en criminaliteit, vertonen zij prosociale houdingen en kunnen zij zich vaak moeilijk voorstellen waarom mensen drugs gebruiken, misdrijven plegen en met school stoppen. Op de middelbare school leren zij anderen kennen die dat wel doen en ontstaat er hiervoor een grotere tolerantie. Daardoor lopen zij ook meer risico dergelijk probleemgedrag te gaan vertonen.
NMT
KINDEREN EN JONGEREN: HOUDING DIE PROBLEEMGEDRAG BEVORDERT
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator: Bron
Vroeg begin van probleemgedrag Aantal STOP-afdoeningen* Bureau HALT
2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 2000
2001
2002
2003
2004
2005
Aantal STOP-afdoeningen
Aantal STOP-afdoeningen
2000
2001
2002
2003
2004
2005
1501
1160
1358
1758
2167
1948
* Een STOP-afdoening is een pedagogische handreiking aan ouders van kinderen onder 12 jaar die een HALT-waardig delict hebben gepleegd. STOP-afdoeningen zijn in april 1999 ingevoerd.
NMU
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Vroeg begin van probleemgedrag Aantal STOP-afdoeningen Bureau HALT en Stichting 3D
Definitiekwesties: Een STOP-afdoening is een pedagogische handreiking aan ouders van kinderen onder 12 jaar die een HALT-waardig delict hebben gepleegd. STOP-afdoeningen zijn in april 1999 ingevoerd Organisatie: Stichting 3D Contactpersoon: Michel Langereis Bijzonderheden datalevering: geen
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aantal jaarlijkse STOPafdoeningen in Almere
20
24
31
38
38
34
21
22
Aantal STOP-afdoeningen Almere 40 35 30 25 20 15 10 5 0 1999
2000
2001
2002
2003
CtC-bronnenboek
2004
2005
2006
NMV
LANDELIJK
Risicofactor Indicator: Bron:
Vroeg begin van probleemgedrag Alcohol- en drugsgebruik onder 5- tot en met 12-jarigen Trimbos-instituut
ALCOHOL IN HET BASISONDERWIJS Van de basisschoolleerlingen heeft bijna 40% wel eens alcohol gebruikt; ruim twee keer zoveel jongens als meisjes. 14% beperkte het alcoholgebruik tot 1 of 2 keer. 12% heeft in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek nog 1 of 2 keer alcohol gedronken, jongens vaker dan meisjes. Daarvan dronk 64% de alcohol in het weekend. De laatste keer dronken de basisschoolleerlingen 1 á 2 glazen alcohol. 6% van de basisschoolleerlingen is wel eens dronken/aangeschoten geweest. DRUGS IN HET BASISONDERWIJS Vrijwel geen enkele basisschoolleerling heeft wel eens hasj of marihuana gebruikt: 0,8% van de jongens en 0,2% van de meisjes. Verder is er niets over drugs gevraagd aan de basisschoolleerlingen.
NNM
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bronnen
Vroeg begin van probleemgedrag Alcohol- en drugsgebruik onder 5- tot en met 12-jarigen GGD
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar. Wordt niet gevraagd in het peilscholen onderzoek van de GGD Flevoland .
CtC-bronnenboek
NNN
KINDEREN EN JONGEREN
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Constitutionele factoren (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik)
Onderdeel van de scholierenenquête
Constitutionele factoren zijn aangeboren factoren van biologische of fysiologische aard. Jongeren die sensatie zoeken, gevaar niet uit de weg gaan en hun impulsen slecht in bedwang houden, worden vaak gekenmerkt door deze factoren. Hierdoor lijken deze jongeren een grotere kans te hebben op drugsgebruik, crimineel of gewelddadig gedrag.
NNO
CtC-bronnenboek
WIJK Opgroeien in een veilige en leefbare wijk is de achterliggende gedachte van CtC. De wijk vormt de sociale en fysieke omgeving waarin kinderen opgroeien en zich ontwikkelen. Het leven van opgroeiende kinderen speelt zich vaak in één buurt af: ze wonen daar, gaan er naar school en spelen er op straat met hun vrienden. Na hun twaalfde jaar, als kinderen naar scholen voor voortgezet onderwijs gaan, strekt hun leven zich steeds meer buiten de eigen wijk uit. Wij definiëren het domein wijk op drie manieren: als een geografische, een organisatorische en een sociale eenheid. Geografisch gezien wordt de wijk van andere gebieden afgegrensd door wegen, kanalen en spoorlijnen. Binnen een wijk bestaan meestal weer verschillende buurten. De grenzen zijn echter niet altijd even duidelijk. Daarom wordt de wijk ook als organisatorische eenheid beschouwd. Gemeenten en instellingen registreren binnen afgesproken werkgebieden allerlei gegevens over inwoners, bijvoorbeeld aan de hand van postcodes of netnummer. Deze administratieve werkgebieden komen niet altijd overeen met de fysieke wijk, maar kunnen meerdere wijken omvatten of slechts een deel van een wijk. De wijk als sociale eenheid ten slotte bestaat uit diverse sociale groepen, netwerken en banden, die het gezicht van de wijk vormen. De wijk geeft kinderen het gevoel ergens bij te horen en thuis te zijn, en draagt daardoor bij aan de aard en richting van hun ontwikkeling. In het algemeen is de leefsituatie van de Nederlandse bevolking er in de jaren negentig op vooruitgegaan. Door de economische groei kwamen er meer banen, was er minder werkloosheid en was er sprake van hogere inkomens. Er verkeerden weliswaar minder mensen in een achterstandssituatie, maar de ongelijkheid tussen groepen mensen is toegenomen. Het verschil groeide tussen rijk en arm, autochtoon en allochtoon, met en zonder werk, hoog- en laagopgeleid. In 1990 had 51 procent van de mensen in een slechte leefsituatie een laag inkomen; bijna tien jaar later is dat opgelopen tot 62 procent Vooral in de grote steden zijn mensen die sociaal-economisch achterblijven oververtegenwoordigd. Hieronder zijn steeds meer 65-plussers, laagopgeleiden, werklozen en eenoudergezinnen. Welke invloed een wijk heeft op de ontwikkeling van kinderen hangt af van de kwaliteit van de leefomgeving. Sinds 1974 wordt die kwaliteit onderzocht op aspecten als gezondheid, woonsituatie, vrijetijdsactiviteiten, bezit van duurzame consumptiegoederen, vakantie, mobiliteit, sociale participatie en sportbeoefening. Wijken die matig of onvoldoende van kwaliteit zijn, worden gekenmerkt door een verscheidenheid aan risicofactoren. Er is vaak sprake van veel criminaliteit, gemakkelijke toegang tot drugs, een lager gezondheidsniveau, slechtere huizen, veel verhuizingen, lage inkomens, veel werklozen en arbeidsongeschikten of meer eenoudergezinnen. Wijkorganisaties werken weinig samen en weten de bewoners maar moeilijk aan zich te verbinden. Mensen zijn meer op zichzelf aangewezen; kinderen ondervinden minder steun, toezicht en controle door volwassen wijkbewoners. Daarnaast beïnvloedt de sociale infrastructuur van de wijk de ontwikkeling van kinderen. Welke voorzieningen zijn er voor kinderen en jongeren, zijn er goede scholen en weten ouders zich ondersteund in de opvoeding? De manier waarop ouders met hun kinderen omgaan wordt voor een deel door de wijk beïnvloed. In wijken met betere omstandigheden en meer mogelijkheden worden ouders meer uitgedaagd gebruik te maken van de faciliteiten en voorzieningen die er zijn. Waar niet of nauwelijks voorzieningen zijn en een gevoel van onveiligheid overheerst, kiezen ouders vaak voor een andere aanpak. CtC-bronnenboek
NNP
WIJK
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Verkrijgbaarheid van drugs (geweld, problematisch alcohol- en drugsgebruik)
Aantal coffeeshops in de wijk
Onderdeel van de scholierenenquête
Hoe meer drugs en alcohol beschikbaar zijn binnen een wijk, des te groter is het risico dat drugsgebruik zich binnen die wijk zal voordoen. Het feit dat men weet dat drugs beschikbaar zijn, wordt ook als een risicofactor gezien. Scholen waar kinderen denken dat drugs beschikbaar zijn, kampen met een hoger percentage drugsgebruik.
NNQ
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Verkrijgbaarheid van drugs Aantal coffeeshops in de wijk Trimbos-instituut, Intraval – bureau voor onderzoek en advies
1400 1200 1000 800 600 400 200 0 1997
Aantal coffeeshops in Nederland
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
1997
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
1197
846
813
805
782
754
737
729
Eind 2002 telde Nederland 496 gemeenten; in 107 gemeenten (22%) waren coffeeshops gevestigd. Het totaal aantal gedoogde coffeeshops bedroeg 782, waarvan 35% zich in Amsterdam bevond. Iets meer dan de helft van alle coffeeshops (52%) bevindt zich in de N vijf grote steden. Het aantal coffeeshops is licht toegenomen in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners. In gemeenten met een groot aantal coffeeshops is het aantal coffeeshops gedaald. Naast de vier grote steden in de Randstad bevinden de concentraties van coffeeshops zich in de grote steden van Noord Brabant, in Zuidoost Drenthe, het zuiden van Groningen, het Gooi en in mindere mate in Twente, de Achterhoek, het zuiden van Zeeland en het zuiden van Limburg. Ten opzichte van 2001 zijn hierin weinig veranderingen geconstateerd. Het aantal coffeeshops in Nederland laat een dalende trend zien, in 1997 bedroeg dit aantal nog 1179. Anno 2005 is dit afgenomen tot 729. Uit het Peilstationsonderzoek Jeugd en riskant gedrag van het Trimbosinstituut ( 2003) blijkt dat het cannabisgebruik onder scholieren sinds 1999 verder gestabiliseerd is en in 2003 zelfs lager is dan midden jaren negentig. Dit komt vooral door de teruggang in het gebruik bij jongens. Een trend die al een paar jaar aan de gang is.
N
Tot deze gemeenten behoren Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Rotterdam en Utrecht. CtC-bronnenboek
NNR
Het gebruik in de maand voor het onderzoek was bij jongens in 200310%, bijna eenderde lager dan in 1996. Bij de meisjes bleef het stabiel (7%). Het verschil in cannabisgebruik tussen jongens en meisjes is hierdoor sterk afgenomen. Blowers met een lagere opleiding roken meer joints per keer.
NNS
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Verkrijgbaarheid van drugs Aantal coffeeshops in de wijk Gemeente
Definitiekwesties: geen
Organisatie: Dienst SB, Afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving Contactpersoon: Hans Donker Bijzonderheden datalevering: geen
Aantal coffeeshops in Almere, naar stadsdeel Almere totaal
Almere Haven
Almere Buiten
Almere Stad
2005
1
0
0
1
2007
3
1
0
2
CtC-bronnenboek
NNT
WIJK
RISICOFACTOR Verkrijgbaarheid van wapens (geweld, jeugddelinquentie)
INDICATOREN
.
Aantal in beslag genomen wapens en door de rechtbank afgedaan
Onderdeel van de scholierenenquête
In een groot aantal onderzoeken is een verband aangetoond tussen verkrijgbaarheid van vuurwapens en geweld. Verkrijgbaarheid van vuurwapens wordt gezien als een risicofactor omdat vuurwapens levensbedreigend zijn, omdat de kans op escalatie en moord hoger is als er vuurwapens in het spel zijn en omdat er een duidelijk verband bestaat tussen verkrijgbaarheid van vuurwapens en het aantal moorden. De beschikbaarheid van vuurwapens en het aantal doden door vuurwapens zijn toegenomen sinds het eind van de jaren vijftig. Als er thuis een vuurwapen is, zal het wapen eerder gebruikt worden tegen een familielid of een vriend dan tegen een inbreker of een buitenstaander.
NNU
CtC-bronnenboek
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Verkrijgbaarheid van wapens Aantal in beslag genomen wapens en door de rechtbank afgedaan CBS
1200 1100 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Totaal aantal in beslag genomen w apens
In beslag genomen w apens 12-19- jarigen
Totaal aantal in beslag genomen wapens
In beslag genomen wapens 12-19 jarigen
1994
545
135
1995
380
90
1996
465
105
1997
1085
160
1998
920
145
1999
790
160
2000
615
70
2001
725
100
2002
125
20
2003
195
25
2004
175
30
2005
160
35
2006
130
25
CtC-bronnenboek
NNV
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Verkrijgbaarheid van wapens Aantal in beslag genomen wapens en door de rechtbank afgedaan Politie
Definitiekwesties: In een inleidend gesprek met Rinse heeft hij aangegeven dat deze indicator waarschijnlijk moeilijk te achterhalen is Organisatie: Politie Contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd Bijzonderheden Niet te leveren
NOM
CtC-bronnenboek
WIJK
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik)
Totaal aantal gehoorde verdachten inzake geweld, vermogen, vernieling en verstoring van de openbare orde, per 1000 inwoners Gebruik van bier, wijn en gedestilleerd per persoon, in liters pure alcohol Percentage Nederlanders vanaf 12 jaar dat ooit drugs heeft gebruikt Percentage Nederlanders vanaf 12 jaar dat de laatste maand drugs heeft gebruikt
Onderdeel van de scholierenenquête
Binnen een gemeenschap wordt over normen over drugsgebruik, geweld en criminaliteit op verschillende manieren gecommuniceerd: door wetten en beleidsstukken, door informele sociale interactie en door verwachtingen die ouders en andere volwassenen hebben van jongeren. Jongeren lopen een groter risico als die normen onduidelijk zijn of zelfs drugsgebruik, geweld of criminaliteit bevorderen. Een voorbeeld van een conflicterende boodschap is de consumptie van alcohol als een sociale gewoonte binnen een gemeenschap. 'Biertenten' bij straat- of buurtfeesten worden door jongeren bezocht terwijl school en ouders de jongeren waarschuwen, bijvoorbeeld onder het motto 'Drank maakt meer kapot dan je lief is'. Door deze tegenstelling is het voor kinderen moeilijk te bepalen welke norm zij moeten volgen.
CtC-bronnenboek
NON
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Totaal aantal gehoorde verdachten inzake geweld, vermogen, vernieling en verstoring van de openbare orde, per 1000 inwoners CBS
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Geweld Vernieling en verstoring openbare orde
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
NOO
Geweld
Vermogen
2,76 3,05 3,22 3,56 3,63 3,98 4,12 4,33 4,91 5,28 4,67 4,79 4,91
10,04 8,71 9,38 9,46 9,40 8,84 8,50 8,36 9,56 9,74 7,16 6,34 6,24
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Vermogen Totaal aantal verdachten
CtC-bronnenboek
Vernieling en verstoring openbare orde 2,33 2,44 2,77 2,55 2,67 2,70 2,77 2,91 3,75 3,99 3,39 3,26 3,49
Totaal aantal verdachten 15,35 15,43 15,63 15,77 15,99 15,89 15,79 16,07 18,76 19,68 15,22 14,39 14,64
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Totaal aantal gehoorde verdachten inzake geweld, vermogen, vernieling en verstoring van de openbare orde, absoluut Politie
Definitiekwesties: Aantal gehoorde verdachten van 12-17 jaar Organisatie: Politie Contactpersoon: Rinse Spits/Irma Duteweerd Bijzonderheden datalevering: alleen gegevens over 2002 beschikbaar
Geweld Vermogen Vernieling & openb. orde
Almere Buiten 61 104 27
Almere Haven
Almere Stad
Almere totaal
35 69 18
112 304 89
208 479 134
CtC-bronnenboek
NOP
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Gebruik van bier, wijn en gedestilleerd per persoon, in liters pure alcohol Trimbos-instituut
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1990
1995
1999 Bier
1990 1995 1999 2000 2001 2002 2003 2004
NOQ
2000 Wijn
2001
2002
Gedestilleerd
2003
2004
Totaal
Bier
Wijn
Gedestilleerd
Totaal
4,1 4,1 4,2 4,1 4,0 4,0 4,0 3,9
1,9 2,2 2,4 2,4 2,5 2,5 2,5 2,6
2,0 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7 1,5 1,4
8,1 8,0 8,2 8,1 8,1 8,1 8,0 7,9
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bronnen
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Gebruik van bier, wijn en gedestilleerd per persoon, in liters pure alcohol CAD, GGD
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar.
CtC-bronnenboek
NOR
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Cannabis
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Percentage Nederlanders vanaf 12 jaar dat ooit drugs heeft gebruikt CEDRO (UvA) (rapport Nat drugmonitor 2005 van Trimbos) Geen recentere gegevens beschikbaar
1997
2001
15,6
17
Cocaïne
2,1
2,9
Amfetamine
1,9
2,6
Ecstasy
1,9
2,9
Heroïne
0,3
0,4
N.B.: Van alle soorten drugs wordt cannabis (hasj) het meest gebruikt. In 1997 vond de eerste peiling van het Nationaal Prevalentie Onderzoek onder de bevolking plaats, uitgevoerd door CEDRO samen met het CBS. De tweede peiling vond in 2001 plaats.
NOS
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron Definitiekwesties:
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Percentage Almeerders vanaf 12 jaar dat ooit drugs heeft gebruikt. CAD, GGD
Organisatie: Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar. Wel ooit gebruik van hasj/wiet, XTC, Cocaïne, Paddos’s, Amfetaminen, heroïne, door scholieren voortgezet onderwijs (=12 t/m 18 a 19 jaar) (AvA)
CtC-bronnenboek
NOT
LANDELIJK
Risicofactor Indicator
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Percentage Nederlanders vanaf 12 jaar dat de laatste maand drugs heeft gebruikt Bron CEDRO (UvA) Geen recentere gegevens beschikbaar
3,4 3,2 3 2,8 2,6 2,4 2,2 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0
Cannabis
Cocaïne
Amfetamine 1997
Cannabis
Ecstasy
Heroïne
2001
1997
2001
2,5
3,0
Cocaïne
0,2
0,4
Amfetamine
0,1
0,2
Ecstasy
0,3
0,5
Heroïne
0
0,1
NOU
CtC-bronnenboek
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Maatschappelijke normen die probleemgedrag bevorderen Percentage Almeerders vanaf 12 jaar dat de laatste maand drugs heeft gebruikt CAD, GGD
Definitiekwesties:
Organisatie: Contactpersoon: HJ Bodewitz Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet leverbaar. Wel laatste maand gebruik van hasj/wiet, XTC, cocaïne, Paddo’s, Amfetaminen, heroïne door scholieren voortgezet onderwijs (12 t/m 18 a 19 jaar) (AvA)
CtC-bronnenboek
NOV
WIJK
RISICOFACTOR
INDICATOR
Geweld in de media (geweld)
Het is een beïnvloedende factor, maar voor de Nederlandse situatie hebben wij geen indicatoren kunnen vaststellen. Niet in de scholierenenquête opgenomen
De impact van geweld in de media op het gedrag van kijkers (in het bijzonder jonge kijkers) is al geruime tijd onderwerp van discussie. Decennialang tonen onderzoeken aan dat er een verband bestaat tussen geweld in de media en de ontwikkeling van agressief en gewelddadig gedrag bij kinderen. Ten eerste leren zij gewelddadig gedrag aan en leren zij problemen op gewelddadige wijze op te lossen. Ten tweede blijkt geweld in de media de houding en gevoeligheid van kinderen ten opzichte van geweld te veranderen.
NPM
CtC-bronnenboek
WIJK
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Hoge mate van doorstroming in de wijk (jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval)
Gemiddelde woonduur per adres Percentage van de bevolking dat verhuist
Onderdeel van de scholierenenquête
In wijken met een hoge mate van mobiliteit, blijkt een grotere kans op drugs- of misdaadproblemen te zijn. Sommige jongeren kunnen niet omgaan met de consequenties van frequente verhuizingen en hebben daardoor meer kans op problemen.
CtC-bronnenboek
NPN
LANDELIJK
Risicofactor Hoge mate van doorstroming in de wijk Indicator Gemiddelde woonduur per adres Bron CBS Geen recentere gegevens beschikbaar.
80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10
1997
1998 2 jaar of minder
1999 2-4 jaar
4 jaar of meer
Gemiddelde woonduur op 1 adres (% verdeling) 2 jaar of minder 2-4 jaar 1997 1998 13,2 14,4 1999 12,4 15,9 2000 N.B.: Over 1997 en 2000 zijn geen gegevens beschikbaar.
NPO
CtC-bronnenboek
2000
4 jaar of meer 72,4 71,6 -
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Hoge mate van doorstroming in de wijk Woonduur per adres Gemeentelijke Dienst Bevolking
Definitiekwesties: Woonduur op het adres (in percentages van alle huishoudens), naar stadsdeel Organisatie: O&S Contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden datalevering: geen
Percentage huishoudens dat respectievelijk 2 jaar of minder, 2-4 jaar en 4 jaar of meer op het huidige adres woont, naar stadsdeel Almere 2 jaar of minder
2-4 jaar
landelijk 1996
4 jaar of meer
landelijk 18,7 18
landelijk
1997
32,5 32,9
1998
31,4
1999
34,3
2000
32,5
19,6
47,9
2001
29,9
22,4
47,7
2002
30,5
21
48,5
2003
28,6
19,9
51,5
2004
26,5
21,0
52,5
2005
25,5
19,7
54,8
2006
25,9
17,6
56,5
2007
25,2
16,8
58,0
13,2
20,7
12,4
19,9
48,8 49,1 14,4
47,9
72,4
15,9
45,8
71,6
Grafiek Almere: 70 60 50 40 30 20 10 0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2 jaar of minder
2-4 jaar
4 jaar of meer
CtC-bronnenboek
NPP
Almere Buiten 1996
2 jaar of minder 33,3
2-4 jaar 23,5
4 jaar of meer 43,2
1997
37,5
21,4
41,1
1998
38,6
19,3
42
1999 2000
39,5 36,1
21,4 23,1
39,1 40,8
2001
32
25,4
42,6
2002
34,5
22,2
43,3
2003
33,9
20,4
45,7
2004
30,9
23,2
45,9
2005
27,7
23,4
48,9
2006
28,0
20,8
51,2
2007
29,6
17,6
52,8
1996
2 jaar of minder 19,6
2-4 jaar 11,8
4 jaar of meer 68,6
1997
20,3
11,4
68,3
1998
20,1
12,8
67,1
1999
22,7
12,8
64,4
2000
26,1
12,6
61,3
2001
27,4
14,2
58,4
2002
23
18
59
2003
18,8
20,4
60,8
2004
18,4
16,7
52,5
2005
19
12,8
54,4
2006
20,7
11,9
67,4
2007
20,9
12,3
66,9
1996
2 jaar of minder 36,4
2-4 jaar 19,1
4 jaar of meer 44,5
1997
34,9
18,7
46,4
1998
31,5
23,5
45
1999
35,1
21,2
43,7
2000
32,7
19,8
47,6
2001
29,8
23,1
47,2
2002
30,8
21,1
48,2
2003
28,7
19,7
51,6
2004
26,4
21
52,5
2005
26,1
19,6
54,4
2006
26,2
17,6
56,1
2007
24,2
17,6
58,1
Almere Haven
Almere Stad
NPQ
CtC-bronnenboek
CtC-bronnenboek
NPR
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Hoge mate van doorstroming in de wijk Percentage van de bevolking dat verhuist CBS
70 60 50 40 30 20 10
Verhuisd binnen gemeente
Vertrokken uit gemeente naar elders
Verhuisd binnen gemeente
Vertrokken uit gemeente naar elders
Absoluut
1990
64
36
1.552.550
1991
63
37
1.519.539
1992
63
37
1.569.704
1993
64
36
1.629.315
1994
65
35
1.684.373
1995
65
35
1.717.362
1996
63
37
1.714.185
1997
64
36
1.740.189
1998
62
38
1.774.011
1999
62
38
1.695.702
2000
61
39
1.586.353
2001
61
39
1.562.620
2002
61
39
1.595.926
2003
61
39
1.566.511
2004
61
39
1.588.247
2005
61
39
1.651.575
NPS
CtC-bronnenboek
20 05
20 04
20 03
20 02
20 01
20 00
19 99
19 98
19 97
19 96
19 95
19 94
19 93
19 92
19 91
19 90
0
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Hoge mate van doorstroming in de wijk Percentage van de bevolking dat verhuist Gemeentelijke Dienst Bevolking
Definitiekwesties: in de landelijke cijfers zijn niet de binnengemeentelijke verhuizingen meegenomen, die wel de doorstroming in wijken meebepalen. In het lokale cijfer zijn de binnengemeentelijke verhuizingen daarom wel meegenomen.
Organisatie: O&S Contactpersoon: Henk-Jan Bodewitz Bijzonderheden datalevering: geen
Percentage bewoners dat in een jaar is verhuisd, respectievelijk binnen hetzelfde stadsdeel, naar een ander stadsdeel binnen Almere en uit Almere, naar stadsdeel Almere totaal
Verhuisd binnen hetzelfde stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar ander stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar elders
Absoluut
1997
4,2
2,4
3,0
17479
1998
4,5
2,4
3,1
19407
1999
3,7
2,0
3,0
18499
2000
2,8
3,1
2,9
19278
2001
3,7
2,1
3,0
20348
2002
3,1
1,8
3,2
19444
2003
5,1
3,0
4,8
21481
2004
4,6
2,5
4,9
20620
2005
4,5
2,7
5,3
22117
2006
4,5
2,7
5,4
22610
Grafiek Almere: 6 5 4 Verhuisd binnen hetzelfde stadsdeel
3
Verhuisd uit stadsdeel naar ander stadsdeel Verhuisd uit stadsdeel naar elders
2 1 0 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
CtC-bronnenboek
2006
NPT
Almere Buiten
Verhuisd binnen hetzelfde stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar ander stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar elders
Absoluut
1997
3,7
2,6
3,3
Nb
1998
4,0
2,7
3,6
Nb
1999
3,2
2,7
3,5
4822
2000
2,9
3,1
3,4
5093
2001
3,5
2,7
3,4
5519
2002
2,7
2,1
3,6
5223
2003
4,1
3,4
4,8
5530
2004
3,3
3,3
5,1
5463
2005
4,3
2,9
5,6
6076
2006
4,2
2,8
5,5
6142
Verhuisd binnen hetzelfde stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar ander stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar elders
Absoluut
1997
2,8
4,1
2,6
Nb
1998
2,9
4,0
2,5
Nb
1999
3,3
3,3
2,7
3067
2000
2,8
3,2
2,6
2899
2001
1,8
3,0
2,4
2510
2002
1,9
2,7
2,8
2530
2003
2,9
4,8
4,2
2701
2004
3
3,7
4,3
2488
2005
3,2
4,1
4,6
2701
2006
3,5
3,8
4,4
2642
Verhuisd binnen hetzelfde stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar ander stadsdeel
Verhuisd uit stadsdeel naar elders
Absoluut
1997
4,9
1,6
2,9
Nb
1998
5,2
1,8
3,0
Nb
1999
4,2
1,4
2,9
10505
2000
2,6
3,2
2,8
11182
2001
4,4
1,7
3,0
12240
2002
3,5
1,4
3,2
11598
2003
6,0
2,4
5,0
13156
2004
5,5
1,8
4,9
12569
2005
5,0
2,4
5,4
13191
2006
5,0
2,4
5,6
13654
Almere Haven
Almere Stad
NPU
CtC-bronnenboek
WIJK
RISICOFACTOR
INDICATOREN
Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik)
Opkomstpercentage bij TweedeKamerverkiezingen Opkomstpercentage voor de gemeenteraadsverkiezingen Verhouding tussen koop- en huurwoningen, x 1000
Onderdeel van de scholierenenquête
Wijken of buurten waar mensen weinig aansluiting hebben met de wijk, waar veel vandalisme is, en waar in openbare ruimten beperkt gesurveilleerd wordt, vertonen relatief veel problemen met drugs, criminaliteit en geweld. Deze situatie doet zich niet alleen voor in arme wijken; ook beter gesitueerde buurten kampen met deze problemen. De aansluiting binnen een wijk wordt misschien wel het meest bepaald door het gevoel van bewoners dat zij zelf iets kunnen veranderen in hun leven. Als beroepskrachten – winkeliers, leraren, politieagenten, personeel van hulp- en sociale instanties – buiten de wijk wonen, zal het gevoel van betrokkenheid onder de bewoners minder zijn. Lage opkomstpercentages bij verkiezingen en beperkte betrokkenheid van ouders bij scholen geven eveneens een minder rooskleurig beeld van de betrokkenheid bij de wijk. Door gebrek aan een sociale structuur binnen een buurt hebben scholen, kerken en families meer moeite om normen en waarden te propageren. =
CtC-bronnenboek
NPV
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk Opkomstpercentage bij Tweede-Kamerverkiezingen CBS
82 80 78 76 74 72 70 68 1989
1994
1998
2002
2003
Opkomstpercentage
Opkomstpercentage 1989
80,3
1994
78,8
1998
73,3
2002
79,1
2003
80,0
2006
80,4
NQM= =
2006
LOKAAL
Risicofactor Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk Indicator Opkomstpercentage bij Tweede Kamerverkiezingen Lokale bronnen Gemeente Almere, Sociale Atlas van Almere Definitiekwesties:
Organisatie: Publieksdienst Contactpersoon: A. Ripken Bijzonderheden datalevering: geen
Opkomstpercentages bij tweede kamerverkiezingen, naar stadsdeel Almere totaal
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
Landelijk
1989
75
75
78
74
80
1994
77
78
78
77
79
1998
70
70
71
69
73
2002
76
77
78
76
79
2003
76
76
78
76
80
2006
74
75
76
75
80
82 80 78 76 74 72 70 68 66 64 62
1989 1994 1998 2002 2003 2006
Almere totaal
NQN= =
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
landelijk
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk Opkomstpercentage voor de gemeenteraadsverkiezingen ANP
66 64 62 60 58 56 54 52 1990
1994
1998
2002
2006
Opkomstpercentage gemeenteraadsverkiezingen Opkomst 2002: 57,7 Opkomstpercentage gemeenteraadsverkiezingen 1990
62
1994
65
1998
59
2002
57
2006
58
NQO= =
LOKAAL
Risicofactor Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk Indicator Opkomstpercentage voor de gemeenteraadsverkiezingen Lokale bronnen Gemeente Almere, Sociale Atlas van Almere Definitiekwesties:
Organisatie: Publieksdienst Contactpersoon: A. Ripken Bijzonderheden datalevering: geen
Opkomstpercentages bij gemeenteraadsverkiezingen, naar stadsdeel Almere totaal
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
Landelijk
1990
54
50
58
53
62
1994
61
60
63
61
65
1998
51
50
55
50
59
2002
48
48
53
46
57
2006
48
43
54
48
58
70 60 1990
50
1994
40
1998 30
2002
20
2006
10 0 Almere totaal
NQP= =
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
landelijk
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk Verhouding tussen koop- en huurwoningen, x 1000 CBS
3900 3800 3700 3600 3500 3400 3300 3200 3100 3000 2900 1998
1999
2000
2002
Huurwoning
2003
2004
2005
Koopwoning
Huurwoning
Koopwoning
1998
3126
3234
1999
3096
3346
2000
3111
3394
2002
3035
3592
2003
3047
3639
2004
3061
3690
2005
3078
3740
2006
3098
3792
NQQ= =
2006
LOKAAL
Risicofactor Weinig binding met de wijk en gebrek aan organisatie in de wijk Indicator Verhouding tussen koop- en huurwoningen Lokale bronnen Gemeentelijke cijfers omnibus- en/of Leefbaarheidsmonitor, Sociale Atlas van Almere Definitiekwesties: geen
Organisatie: O&S Contactpersoon: William Roelofsen Bijzonderheden datalevering: geen
Absolute aantallen koopwoningen en huurwoningen Almere
Almere Buiten
Huurwoning
Koopwoning
Huurwoning
Koopwoning
1998
23391
26578
4847
6678
1999
24287
28970
5271
7507
2000
25076
30606
5522
7758
2001
25489
33100
5682
8474
2002
25049
37085
5675
10022
2003
25275
38674
5672
10720
2004
25992
40617
6056
11473
2005
25694
42314
5975
12015
2006
25753
43758
6066
12847
2007
25619
45127
6096
13668
Almere Haven
Almere Stad
Huurwoning
Koopwoning
Huurwoning
Koopwoning
1998
5267
3604
13277
15776
1999
5339
3604
13677
17267
2000
5373
3938
14181
18308
2001
5285
4343
14522
19749
2002
4915
4750
14459
21773
2003
4881
4802
14722
22611
2004
4856
4830
15080
23772
2005
4771
4933
14948
24765
2006
4739
5007
14948
25362
2007
4677
5126
14846
25791
NQR= =
Grafieken: Verhouding koop- en huurwoningen in percentages
Almere
Almere Buiten
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2004
2005
2006
2007
Almere Stad
Almere Haven 80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10% 0%
0% 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Huurwoningen
NQS= =
1998
1999
2000
Koopwoningen
2001
2002
2003
WIJK
RISICOFACTOR Lage inkomens en slechte behuizing (geweld, jeugddelinquentie, problematisch alcohol- en drugsgebruik, schooluitval, tienerzwangerschap)
INDICATOREN
Gemiddeld inkomen x 1000 euro per huishouden en per inwoner Gemiddeld inkomen x 1000 euro per eenouder- en tweeoudergezin Aantal WAO, WW- en Bijstandsuitkeringen, x 1000 Verdeling van hoogst behaalde opleidingsniveau van Nederlandse bevolking, x 1000 Verdeling van wegingsfactoren basisschoolleerlingen. Percentage achterstandsleerlingen, waaronder cumi-leerlingen Onderzoek naar slechte behuizing
NQT= =
Kinderen die in slechte huizen in verloederde buurten wonen en die te maken hebben met armoede en hoge werkloosheid, hebben een relatief grote kans op probleemgedrag.
NQU= =
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Lage inkomens en slechte behuizing Gemiddeld inkomen x 1000 euro per huishouden en per inwoner CBS
22 20 18 16 14 12 10 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per inwoner
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005*
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden 12,5 12,9 13,4 13,5 14,0 14,5 14,8 15,3 15,9 16,4 17,5 19,1 19,7 19,8 20,2 20,4
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per inwoner 12,8 13,3 13,7 13,9 14,3 14,8 15,2 15,7 16,2 16,8 18,0 19,6 20,2 20,2 20,8 20,9
* Voorlopige cijfers N.B.: Een huishouden bestaat uit een of meer personen die een inkomen hebben uit loon, winst, pensioen, uitkering of vermogen Een inwoner is iemand die een inkomen heeft uit loon, winst, pensioen, uitkering of vermogen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen is het gecorrigeerd inkomen voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden
NQV= =
LOKAAL Risicofactor Lage inkomens en slechte behuizing Indicator Gemiddeld inkomen x 1000 euro per huishouden en per inwoner Lokale bronnen Sociale Dienst,CBS Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) Definitiekwesties: - Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen van het huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudensamenstelling. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar. - In 2003 heeft bij het CBS een definitiewijziging van het gemiddeld besteedbaar inkomen plaatsgevonden, wat de daling van dit inkomen (en tevens van het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen) grotendeels verklaart. Organisatie: CBS Contactpersoon: William Roelofsen (O&S) Bijzonderheden datalevering: geen recentere gegevens beschikbaar
Grafiek: Gemiddelde inkomens Almere x 1000 euro
35 30 Gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen
25 20
Gemiddeld gestandaardiseerd huishoudensinkomen
15
Gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner
10 5 0 1994
NRM= =
1996
1998
1999
2000
2002
2003
2004
Gemiddelde inkomens Almere x 1000 euro, naar stadsdeel
Almere 1994 1996 1998 1999 2000 2002 2003 2004
24,5 24,6 25,4 26,9 31,3 29,6 29,6
Almere 1994 1996 1998 1999 2000 2002 2003 2004
16,5 17,1 18,1 21,1 19,9 19,9
Almere 1994 1996 1998 1999 2000 2002 2003 2004
NRN= =
8,4 8,9 9,6 10,0 10,6 12,3 11,6 11,6
Gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen Almere Almere Almere Stad Buiten Haven 24,1 23,6 24,8 24,1 23,6 24,8 26,1 26,4 27,0 30,7 30,3 31,6 28,7 28,9 29,8 28,8 28,7 29,7
landelijk 30,3 29,0 29,0
Gemiddeld gestandaardiseerd huishoudeninkomen Almere Almere Almere Stad landelijk Buiten Haven 20,4 20,9 21,2 21,1 19,2 20,0 19,9 20,2 19,2 19,9 19,9 20,2 Gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner Almere Almere Almere Stad Buiten Haven 8,3 8,4 8,4 8,8 8,8 8,8 9,4 9,7 9,5 10,1 11,0 10,6 11,7 12,9 12,3 10,9 12,3 11,6 10,9 12,3 11,5
landelijk 12,9 12,3 12,2
NRO= =
LANDELIJK
Risicofactor Indicator
Lage inkomens en slechte behuizing Gemiddeld inkomen x 1000 euro per éénouder- en per tweeoudergezin CBS
Bron
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2001
2002
2003
2004
2005
Gemiddeld besteedbaar inkomen per tweeoudergezin Gemiddeld besteedbaar inkomen per eenoudergezin
Gemiddeld besteedbaar inkomen* eenoudergezin met uitsluitend minderjarige kinderen
Gemiddeld besteedbaar inkomen tweeoudergezin met uitsluitend minderjarige kinderen
2000
23,5
37,7
2001
24,7
38,6
2002
24,1
38,5
2003
24,6
40,0
2004
24,3
40,2
* Het besteedbaar inkomen is het bruto-inkomen verminderd met de betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belasting op inkomen en vermogen.
NRP= =
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Lage inkomens en slechte behuizing Gemiddeld inkomen x 1000 euro per éénouder- en per tweeoudergezin CBS Regionaal Inkomensonderzoek (RIO)
Definitiekwesties: In 2003 heeft bij het CBS een definitiewijziging van het gemiddeld besteedbaar inkomen plaatsgevonden, wat de daling van de inkomens in onderstaande tabellen grotendeels verklaart. Organisatie: CBS Contactpersoon: William Roelofsen (O&S) Bijzonderheden datalevering: geen
Gemiddelde inkomens éénouder- en tweeoudergezinnen Almere x 1000 euro, naar stadsdeel Gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen eenoudergezinnen Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
2002
21,3
20,5
22,7
21,4
2003
22,3
21,2
23,2
22,6
2004
22,3
21,4
22,5
22,6
Gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen tweeoudergezinnen Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
2002
39,7
37,7
41,7
39,9
2003
36,7
34,4
38,9
37,0
2004
36,8
34,9
38,7
37,1
NRQ= =
Grafiek: Gemiddelde inkomens éénouder- en tweeoudergezinnen Almere en landelijk x 1000 euro 45 Gem. best. huishoudeninkomen eenoudergezinnen
40 35 30
Gem. best. huishoudeninkomen tweeoudergezinnen
25 20
Landelijk gem. best. huishoudenink. eenoudergezinnen
15 10
Landelijk gem. best. huishoudenink. tweeoudergezinnen
5 0 2002
NRR= =
2003
2004
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Lage inkomens en slechte behuizing Aantal Arbeidsongeschiktheids-, WW- en Bijstandsuitkeringen, x 1000 CBS
1050 950 850 750 650 550 450 350 250
19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06
150
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
Arbeidsongeschiktheidsuit
WW-uitkeringen
Bijstandsuitkeringem
WW-uitkeringen
Bijstandsuitkeringen
keringen (WAO, Wajong, WAZ) 1990
887
575
215
1991
901
563
192
1992
912
587
191
1993
921
664
188
1994
894
777
184
1995
860
792
489
1996
855
429
481
1997
865
391
437
1998
907
287
397
1999
926
223
363
2000
957
189
335
2001
981
166
322
2002
993
204
320
2003
982
287
335
2004
961
323
339
2005
899
305
329
2006
844
249
302
NRS= =
NRT= =
LOKAAL Risicofactor Indicator Lokale bron
Lage inkomens en slechte behuizing Aantal en percentages Arbeidsongeschiktheids-, Werkloosheidswet- en Bijstandsuitkeringen Sociale Atlas van Almere
Definitiekwesties: Werkloosheidswet- en Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn lopende uitkeringen per 31 december van het betreffende jaar. Percentages zijn aantal uitkeringen als aandeel van de bevolkingsgroep van 15 t/m 64 jaar. Bijstandsuitkeringen zijn lopende uitkeringen per 1 januari van het jaar volgend op het betreffende jaar. Percentages zijn aantal uitkeringen als aandeel van het totaal aantal huishoudens. Organisatie: Gemeente Almere: Dienst Sociale Zaken (Bijstand), UWV (WW en AO) Contactpersoon: William Roelofsen (O&S) Bijzonderheden datalevering: geen
Grafiek: Arbeidsongeschiktheids- en Werkloosheidswetuitkeringen als aandelen van de 15 t/m 64 jarige bevolking en Bijstandsuitkeringen als aandeel van het totaal aantal huishoudens in Almere
10% 9% 8% 7% 6%
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
5%
Werkloosheidswetuitkeringen
4%
Bijstandsuitkeringen
3% 2% 1% 0% 1999
NRU= =
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WIA, WAZ, Wajong) Almere
Almere Buiten
Almere Haven
%
abs.
%
abs.
%
8%
1734
7% 8%
abs.
1999
7653
Almere Stad abs.
%
1522
10%
4339
8%
1646
10%
4843
8%
2000
8485
8%
1907
2001
9208
9%
2165
9%
1694
10%
5267
8%
2002
9790
8%
2354
7%
11%
9979
8%
2460
8%
11%
5614 5717
8%
2003
1726 1708
8%
2004
9486
8%
2428
7%
1569
10%
5397
7%
7%
2292
6%
1491
9%
4960
7%
2005
8867
Werkloosheidswetuitkeringen (WW) Almere
1999
Almere Buiten
Almere Haven
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
Almere Stad %
1715
2%
388
2%
321
2%
993
2%
2%
296
2%
904
1%
2000
1585
2%
369
2001
1484
1%
342
1%
253
2%
872
1%
2002
2123
2%
557
2%
2%
3288
3%
911
3%
3%
1223 1873
2%
2003
306 464
3%
2004
3854
3%
1055
3%
524
3%
2234
3%
2005
2868
2%
767
2%
411
3%
1654
2%
Bijstandsuitkeringen (ABW, IOAW/IOAZ, WIK) Almere
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
1999
3295
6%
771
5%
719
7%
1702
5%
2000
3290
5%
795
5%
683
7%
1715
5%
2001
3285
5%
803
5%
698
7%
1772
5%
5%
7%
5%
7%
1915 2238
5%
2002
3477
5%
850
2003
4171
6%
1146
6%
701 774
2004
4387
6%
1155
6%
769
7%
2452
6%
2005
4661
6%
1252
6%
822
8%
2574
6%
2006
4306
6%
1148
6%
755
8%
2387
6%
NRV= =
LANDELIJK
Risicofactor Indicator
Lage inkomens en slechte behuizing Verdeling van hoogst behaalde opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking, x 1000 CBS
Bron
5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 1996
1997
1998
Basisonderwijs
1999
2000
Mavo/Vbo
Basisonderwijs
Mavo/Vbo
1996
1485
2760
1997
1448
2710
1998
1400
2659
1999
1435
2000
2001
2002
2003
Havo/Vwo/ Mbo
Havo/Vwo/ Mbo 4197
2004
Hbo
Hbo
Wo
Wo
1282
779
4258
1301
814
4245
1362
903
2634
4237
1427
895
1289
2796
4323
1489
787
2001
1271
2826
4394
1483
779
2002
1248
2778
4416
1568
818
2003
1156
2744
4429
1676
859
2004
1034
2680
4358
1770
1002
2005
1015
2638
4484
1716
1026
NSM= =
2005
LOKAAL Risicofactor Indicator
Lage inkomens en slechte behuizing Verdeling van hoogst behaalde opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking, CBS, Gemeente Almere O&S
Lokale bronnen
Definitiekwesties: Gegevens van CBS: Lager onderwijs omvat alle opleidingen op niveau 1,2 en 3 van de SOI (Standaard Onderwijsindeling), d.w.z. basisonderwijs; eerste fase voorgezet onderwijs: lbo/vbo/vmbo/mulo/mavo; eerste drie leerjaren havo/vwo (en hun voorgangers); laagste niveau beroepsonderwijs, vergelijkbaar met huidige assistentenopleiding (mbo kwalificatieniveau 1); avo-onderbouw (eerste drie jaren van havo/vwo, mulo, ulo en theoretische en gemengde leerwegen in het mbo. Middelbaar onderwijs omvat de opleidingen op niveau 4 van de SOI, d.w.z. bovenbouw havo/vwo en opleidingen vergelijkbaar met mbo 2, 3 en 4. Hoger onderwijs omvat de opleidingen op niveau 5, 6 en 7 van de SOI, d.w.z. hbo, wo bachelor, wo. Organisaties: CBS, O&S Contactpersoon: Bijzonderheden datalevering: Gegevens van CBS niet op stadsdeelniveau leverbaar
Grafiek: hoogst behaalde opleidingsniveau beroepsbevolking (15 t/m 64 jaar), Almere en landelijk 50% 45% 40% 35%
Lager onderwijs Almere
30%
Middelbaar onderwijs Almere Hoger onderwijs Almere
25%
Lager onderwijs Landelijk
20%
Middelbaar onderwijs Landelijk
15%
Hoger onderwijs Landelijk
10% 5% 0% 1997
NSN= =
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Verdeling hoogst behaalde opleidingsniveau beroepsbevolking (15 t/m 64 jaar), Almere en landelijk Lager onderwijs Almere
Middelbaar onderwijs
Hoger onderwijs
Landelijk
Almere
Landelijk
Almere
Landelijk
40%
20%
20%
1997
37%
39%
42%
1998
36%
38%
43%
40%
20%
21%
1999
36%
38%
43%
40%
21%
22%
2000
38%
38%
41%
40%
21%
21%
2001
39%
38%
40%
41%
21%
21%
2002
38%
37%
40%
41%
21%
22%
41%
22%
23%
2003
37%
36%
41%
2004
35%
34%
42%
40%
22%
25%
2005
34%
33%
43%
41%
22%
25%
2006
-
33%
-
41%
-
25%
Bron: CBS Statline
Verdeling hoogst behaalde opleidingsniveau volwassen bevolking Almere, naar stadsdeel Almere 2001
Almere Buiten
Almere Haven
Almere Stad
2006
2001
2006
2001
2006
2001
2006
4%
6%
5%
5%
5%
Basisonderwijs
5%
5%
5%
Mavo/V(m)bo
22%
19%
24%
16%
25%
22 %
21%
20%
Havo/Vwo/Mbo
43%
41%
43%
44%
39%
39%
44%
41%
Hbo/Wo
37%
34%
35%
35%
34%
32%
39%
33%
Bron: Wijkpeiling 2001 en Wijkpeiling 2006 (enquêteonderzoeken), Gemeente Almere O&S
NSO= =
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Lage inkomens en slechte behuizing Verdeling van wegingsfactoren basisschoolleerlingen. Percentage achterstandsleerlingen*, waaronder cumi-leerlingen ** CBS
40 35 30 25 20 15 10 5 0 1995- 1996- 1997- 1998- 1999- 2000- 2001- 2002- 2003- 2004- 20051996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Percentage achterstands-leerlingen
Waaronder cumi-leerlingen
Percentage achterstandsleerlingen
Waaronder cumi-leerlingen
Totaal aantal leerlingen in het basisonderwijs
1995-1996
38
13
1.477.050
1996-1997
36
14
1.501.600
1997-1998
31
14
1.520.200
1998-1999
29
14
1.533.930
1999-2000
28
15
1.543.070
2000-2001
27
15
1.546.550
2001-2002
26
15
1.552.490
2002-2003
25
17
1.549.970
2003-2004
24
18
1.547.730
2004-2005
23
18
1.549.140
2005-2006
22
19
1.549.460
* Achterstandsleerlingen zijn leerlingen behorend tot een achterstandscategorie, namelijk kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau, schipperskinderen, woonwagen- en zigeunerkinderen en cumi-leerlingen. ** Cumi-leerlingen zijn leerlingen behorend tot een culturele minderheid en waarvan de ouders een laag opleidings- en beroepsniveau hebben.
NSP= =
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bronnen
Lage inkomens en slechte behuizing Verdeling van wegingsfactoren basisschoolleerlingen. Percentage achterstandsleerlingen, waaronder cumi-leerlingen Gemeentelijke Dienst Onderwijs, O&S
Definitiekwesties: Met ingang van het schooljaar 2006/2007 is de gewichtenregeling herijkt. Er wordt niet meer gekeken naar etniciteit, maar alleen nog naar opleiding van de ouders. Het onderscheid naar cumi-leerlingen wordt officieel niet meer gemaakt, maar een gedeelte hiervan is nog in de tabel terug te zien, aangezien nog niet alle scholen met de nieuwe gewichten werken (de nieuwe regeling wordt in de loop van een aantal jaren ingevoerd). Organisatie: O&S Contactpersoon: William Roelofsen Bijzonderheden datalevering: Cijfers betreffen leerlingen Basisonderwijs, exclusief Speciaal Onderwijs. Dit geldt voor alle gerapporteerde gegevens.
Grafiek: Percentage achterstandsleerlingen, en percentage cumi-leerlingen (onderdeel van achterstandsleerlingen), Almere en landelijk
35% 30% 25% Achterstandsleerlingen Almere 20%
Achterstandsleerlingen Landelijk
15%
Cumi-leerlingen Almere Cumi-leerlingen Landelijk
10% 5% 0% 19981999
NSQ= =
19992000
20002001
20012002
20022003
20032004
20042005
20052006
20062007
Percentage achterstandsleerlingen, waaronder cumi-leerlingen en totaal aantal basisschoolleerlingen, naar stadsdeel Almere
Almere Buiten
Percentage achterstand sleerlingen
Waaronder cumileerlingen
Totaal aantal leerlingen basisonderw ijs
Percentage achterstand sleerlingen
Waaronder cumileerlingen
Totaal aantal leerlingen basisonderw ijs
1998-1999
27,4
-
17453
25,3
-
3197
1999-2000
26,5
-
18504
24,5
-
4988
2000-2001
26,5
-
18814
24,4
-
5220
2001-2002
25,1
-
19881
21,3
-
5477
2002-2003
25,9
17,1
20417
24,2
16,3
5739
2003-2004
25,7
17,8
20733
23,6
16,5
6001
2004-2005
26,1
18,9
21042
23,5
17,3
6130
18,1
6106
13,6*
6164
2005-2006
25,7
19,0
21305
23,5
2006-2007
23,8
14,3*
21357
20,7
* Percentage cumi-leerlingen op scholen die nog de oude gewichtenregeling hanteren.
Almere Haven
Almere Stad
Percentage achterstand sLeerlingen
Waaronder cumileerlingen
Totaal aantal leerlingen basisonderw ijs
Percentage achterstand sleerlingen
Waaronder cumileerlingen
Totaal aantal leerlingen basisonderw ijs
1998-1999
33,6
-
2040
27,3
-
12216
1999-2000
31,4
-
2154
26,6
-
11362
2000-2001
31,3
-
1900
26,7
-
11694
2001-2002
30,6
-
1884
26,7
-
12520
2002-2003
29,4
18,5
1931
26,0
17,2
12738
2003-2004
30,7
21,2
1875
25,8
17,9
12878
2004-2005
31,7
22,8
1931
26,3
18,8
13003
2005-2006
31,6
21,7
1897
25,9
19,1
13302
2006-2007
31,1
17,3*
1932
23,0
14,6*
12526
* Percentage cumi-leerlingen op scholen die nog de oude gewichtenregeling hanteren.
NSR= =
LANDELIJK
Risicofactor Indicator Bron
Lage inkomens en slechte behuizing Onderzoek naar slechte behuizing
Gegevens niet beschikbaar
LOKAAL
Risicofactor Indicator Lokale bron
Lage inkomens en slechte behuizing Onderzoek naar slechte behuizing
Definitiekwesties:
Organisatie:
Bijzonderheden datalevering: Gegevens niet beschikbaar.
NSS= =
Nederlands Jeugdinstituut / NJi Postbus 19221 3501 DE Utrecht T 030 230 63 44 ïïïKåàáKåä ïïïKÅíÅJÜçää~åÇKåä
NST= =