Preek Genesis 16, 12 oktober 2014, PKN Odijk Inleiding op de Woorddienst Vanmorgen lezen we een deel uit de Abrahamverhalen. De kinderen op de Nevendienst zijn al een tijdje bezig met deze verhalen. Wij haken vandaag bij hen aan. De indrukwekkende bijbelse geschiedenis over Abram, Saraï en Hagar. Over Hagar en haar vlucht in de woestijn. Over ongewenste kinderloosheid gaat het. Over jaloezie. Over een slachtoffer, die zelf dader wordt. Over de kiem van dat eeuwenoude conflict tussen Joden en Arabieren. Maar uiteindelijk gaat over de diepste vragen van ons bestaan, jouw weg met God: Waar kom je vandaan? Waar ga je naar toe? Het gaat om de bron, de bron van de Levende die naar mij omziet. Waar is God?, vragen mensen in nood. In deze bijbelse geschiedenis worden we uitgenodigd te luisteren naar die ene Naam, die zegt: Ik zie naar je om! Ik hoor je, Ik hoor je in jouw armoe en verwarring. We komen uit bij de bron. Gemeente van Christus, Gemeente, dit bijbelverhaal over de geboorte van Ismaël begint bij onvruchtbaarheid. Begint bij Abram en Saraï aan wie een kind was beloofd door God, maar het kind komt niet. Saraï is onvruchtbaar. En toch gaat het hier niet over ongewenste kinderloosheid. Dat kan heel verdrietig zijn. Ik ben er zelfs verlegen mee om er iets over te zeggen, als vader van drie kinderen. Hoe voelt dat om te moeten ontdekken dat je kinderloos zult blijven als je graag kinderen wilt? Is dan zelfs het draagmoederschap een overweging waard? Hier in het bijbelverhaal is het Saraï die het Abram voorstelt. ‘Je moet maar met mijn slavin slapen, misschien kan ik door haar nakomelingen krijgen’. Het zijn verhoudingen die wij niet kennen. De vrouw was ondergeschikt aan haar man. Er staat geschreven: ‘Abrams vrouw Saraï baarde hém geen kind’. Alsof kinderen krijgen niet iets is van twee gelijkwaardige partners. Maar we begrijpen dat dit komt uit een heel andere tijd en cultuur. De man heeft de macht. Daarom is de leeftijd die van Abraham vermeld wordt ook zo indrukwekkend, 86 jaar. Onbegrijpelijk is die hoge leeftijd voor ons. Werd er anders geteld in die tijd? We weten het nauwelijks. De bijbelschrijver van Genesis 16 is de priester. Hij volgt een consequente telling. Abraham is 100 als Isaak besneden wordt, staat er in Genesis 21 en Isaak is dan naar Joods gebruik 8 dagen oud. Maar bij de Arabieren is de besnijdenis in die tijd gebruikelijk bij het begin van de puberteit. Ismaël moet 13, 14 zijn geweest. En dus telt de priester terug. Abraham is 86 als Ismaël geboren wordt.
Maar zodra we deze bijbelse geschiedenis wegzetten op een historische kalender, missen we de clou, missen we de verkondiging die uit dit verhaal spreekt. Het begint bij onvruchtbaarheid. De vrouw is slechts baar-moeder en als dat niet lukt, is de slavin de lijfeigene van de man. Want alles draait om de toekomst van het mannelijke geslacht. Een zoon krijgen, dat is een ander woord voor toekomst. Zonder zoon geen toekomst, geen zorg voor de oude dag, geen voorgang der geslachten. Het begint bij onvruchtbaarheid. Maar we moeten opmerkzaam zijn! We lezen niet in een biologieboek. Het gaat hier niet over de leer van het fysieke leven, maar over het leven met God. Het gaat hier niet over slaapkamergeheimen, maar over geloofsgeheimen. Vraag aan doopouders waar hun kindje vandaan komt en ze zullen niet vertellen over wat er in hun slaapkamer is gebeurd, maar wat er is gebeurd in de binnenkamer van hun geloof: ‘God’, stamelen ze in alle eenvoud, ‘ons kindje is een geschenk van God’, zeggen ze en ze lijken zich haast aan die woorden te vertillen. Daarom vragen ze om de doop. God moet het kind dragen voor nu en voor eeuwig! Onvruchtbaarheid. Daar begint het mee. Alle vrouwen in de bijbel die bijdragen aan de voortgang van Israëls geschiedenis zijn onvruchtbaar! Steeds als de weg dood lijkt te lopen, schenkt God nieuw leven! Dat is hier in het geding. Het is geen biologisch toeval dat alle vrouwen onvruchtbaar blijken, die uiteindelijk een hoofdrol spelen in het verhaal van God met zijn volk: Sara, Rebecca, Rachel, de moeder van Simson, Hanna de moeder van Samuël en in het Nieuwe testament is het Elisabeth, die de voorloper van Jezus zou baren, Johannes. Allemaal onvruchtbaar. De bijbel heeft geen boodschap aan de vraag of dit wel of niet zo is gebeurd. Het is hier het Woord dat geschiedt, het Woord van God, dat leven schept. Deze verhalen zijn opgeschreven als verkondiging. Het moet duidelijk worden, dat God Zijn weg niet baant met de potentie van de man! De voortgang van Gods geschiedenis komt niet door toedoen van welke menselijk macht ook! Het komt van gene zijde. Laat niemand denken en vooral geen man, dat de macht in zijn hand ligt! Het is altijd weer leven bij de gratie Gods! Onvruchtbaar, zo begint Genesis 16. Maar er viel iets aan te doen! Abram en Saraï kunnen wel wachten tot het God behaagt, maar er valt wat voor te zeggen dat een mens zelf ook in beweging komt. Waar het vertrouwen wegkwijnt, daar gaan mensen zelf voor God spelen. En Saraï geeft dan de beslissende hint: ‘Je kunt toch met Hagar….’ Ze kan net als eens Eva de verleiding niet weerstaan.
Abram en Saraï nemen het lot in eigen hand. Want God kan hen nog meer beloven! En zo zondig is het toch niet om God een handje te helpen? Abram mag dan de vader van alle gelovigen genoemd worden, hij is ook een mens als wij, die maar wat graag God zou willen voorschrijven wat hem goed uitkomt. En natuurlijk ligt hier de verzoeking om harder te willen gaan dan God. Dat er straks wel een kind geboren wordt, maar ook dat er een hoop narigheid ter wereld komt! Abram ziet wel iets in het voorstel van Saraï. En Hagar wordt zwanger. Maar zodra zij met haar dikke buik kan pronken, wordt zij die slachtoffer was, zelf dader van hooghartigheid. Agressie sluipt in haar gedrag. Ze vernedert Saraï. En Saraï klaagt haar nood bij Abram. En ze gebruikt dan een woord dat wij – helaas - maar al te goed kennen. Ze zegt: ‘Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan ben jij verantwoordelijk’, zegt ze tegen Abram. Het onrecht. De krenking. Letterlijk staat er: ‘Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan, ben jij verantwoordelijk’, of nog iets scherper: mijn krenking kome over jou! In het Hebreeuws staat hier het woord ‘Hamas’. En ‘Hamas’ staat voor geweld, onrecht, krenking, de naam van de Palestijnse terreurorganisatie. Maar hier komt dat woord als eerste uit de mond van Saraï. Er wordt niet alleen een kind verwekt, er wordt onheil gebaard. En Abram beseft dat hij er niet zonder kleerscheuren vanaf komt, al probeert hij de schade zoveel mogelijk te beperken. Hij laat Saraï Hagar wegpesten, de woestijn in. Saraï, haar naam betekent vorstin, maar ze treedt op als dictator. Hoe kunnen de rollen zich omkeren! Maar, gemeente, het dieptepunt wordt het hoogtepunt van het verhaal. Dat is altijd weer het bijbelse geheim. Ismaël is geboren met een naam die klinkt als een klok: ‘De Heer hoort’, Ismaël. Luister maar, zo nodigt het verhaal ons uit. Als Hagar is weggevlucht, komt ze iemand tegen. En het is meteen duidelijk voor wie dit leest: hier mengt zich God in dat al te menselijke drama. God heeft haar in haar armoe, haar verwarring en haar wanhoop gehoord. ‘De Heer hoort’. De bode van God begroet haar met de traditionele groet: ‘Hagar, slavin van Saraï, vanwaar ben je gekomen en waar ga je heen?’ Gebruikelijke manier van begroeten in het taaleigen van die dagen: ’Vanwaar kom je, waar ga je heen.’ Die twee simpele vragen zijn tegelijk de grote vragen van ieders leven: ‘Waar kom je vandaan en waar ga je naartoe?’ Misschien zijn het wel deze twee vragen die vanmorgen bepalend zijn voor wat we er zelf van mee kunnen nemen. Vanwaar ben je gekomen? Welke weg heb je tot nu toe afgelegd? Welke kleurscheuren hebt u opgelopen? Wat is u als zegen overkomen? En wat
heeft je rijker gemaakt? Wat heeft je armer gemaakt? En welke rol heeft God in jouw geschiedenis? Waar zag je God? Waar kreeg je het gevoel of het besef dat Hij jou heeft gehoord? En wáár was God ver weg en kon je roepen wat je wilde en bleef de hemel gesloten? Hoe heb je gezocht naar God? Of kon het je niks schelen? Vanwaar kom je? Moest je van ver komen om in de buurt van God te geraken? Hoe is uw levensloop getekend? Wat hebt u achtergelaten? Wat kon niet meer mee in de rugzak van uw leven? Wat wilt u absoluut niet verliezen? En waarheen ben je op weg? Wat wil je nog bereiken? Wat wil je nog zien? Wat kun je doen? Wat moet je laten? Wat hebt u nog te verwerken? Waar ben je klaar mee? En hoe gaat God met je mee? Hoe wil je Hem in je leven laten voorgaan? Hoe wil jij volgen? Wat laat je los? Wat pak je aan? Wat zijn uw verwachtingen? Uw hoop? Waar ga je heen? Houd je vol om bij de kerk van Jezus Christus te blijven? Wat kun je zelf doen in je eigen omgeving om de ‘hamas’ tegen te gaan? Om anderen te beschermen voor het geweld dat rondwaart in de samenleving? Hoe zal uw houding zijn tegenover de sluimerende krachten van onbehagen in de maatschappij? Waar ga je heen? Alleen of samen? Hagar in de woestijn, dat is het dieptepunt en tegelijk het punt van omkeer. Het kind dat geboren wordt, had nooit verwekt mogen worden. Maar nu het er is, het kind van de berekening, nu staat God voor hem in. Ligt hier het begin van het eeuwenoude conflict tussen Joden en Arabieren? Het is van meet af aan hommeles tussen de twee kinderen van Abram, Ismaël en de latere Isaak. Ismaël wordt de stamvader van de Arabieren en Isaak aartsvader van Israël. En Israël moet horen dat God zich over beide zonen zal ontfermen. En wat zegt dat voor ons, voor onze visie op de voortdurende spanningen in het Midden-Oosten? Zoals Abram en Lot tegenover elkaar kwamen te staan, zo ook Isaak en Ismaël: twee gestalten van leven. Ismaël staat voor de volkerenwereld en Isaak staat voor de roeping van Israël. De verkiezing van Israël tot Gods volk is nooit zonder de volkeren rondom. Het gaat God met Israël om de hele bewoonde aarde. Israël en de volkeren zijn familie! Maar, gemeente, het zet ons ook aan om zelf ruimte te maken voor wie onrecht wordt aangedaan, dat ook wij de roep horen van de volkeren om een plek onder de zon. Van meet af is het duidelijk dat God zich ook naar Ismaël richt! God hoort ook hem. Zoals Hij naar Hagar omzag. De bron. waar Hagar wordt gevonden, heet niet voor niks: Lachai Roi, de Levende die naar mij omziet. Zo komt het verhaal naar ons toe, naar onze manier van leven. Waar kom je vandaan? Waar ga je naar toe? Hoe gaan wij om met die ander die zo anders is dan wij? Dat is nog lastig zat.
Gemeente, ik ben gefascineert door die – wat ik maar noem – die bijbelse ‘dubbelfiguren’ Wanneer ben ik een beetje Abram? En wanneer doe als Lot? Voelt u? Wanneer ben ik slachtoffer? Wanneer ben ik zelf dader? Wanneer voel ik dat God dichtbij me is? En wanneer staat God ver van mij af? Wanneer zeg ik de goede dingen? En wanneer doe ik het tegenovergestelde? Aldoor zijn die twee gestalten van leven ook in mij aanwezig. De één niet zonder de ander. Staat de één in het volle licht, dan is toch altijd weer de schaduw dichtbij. God kiest voor de één, maar heeft ook oog voor de ander. Een vader had twee zonen, twee kinderen: Abel en Kaïn, Jakob en Esau, Saraï en Hagar, Abram en lot, Isaak en Ismaël, Rachel en Lea, David en Saul, Maria en Martha, de oudste en de jongste uit de gelijkenis. Aldoor is het stem en tegenstem, wijs en onwijs, kerk en wereld. En wanneer sta ik aan de goede kant? En wanneer niet? Het is altijd: Ik geloof, en meteen ook: Kom mijn geloof te hulp. En hoe kan ik een ander verwijten, wat ik zelf niet waarmaak? En helpt het mij om te beseffen, om te geloven dat God ons één bestaan gegeven heeft, om naar elkaar te horen, om naar elkaar om te zien. Hoe lastig, ingewikkeld en moeilijk dat soms ook is. Ik moet denken aan wat Jezus heeft gezegd, dat Hij de herder is van de schapen die naar Zijn stem horen, maar dat Hij ook nog andere schapen heeft, die niet van de eigen stal zijn. Dat Hij ook voor hen wil zorgen, in de hoop dat het één kudde wordt onder één herder. Maakt mij dat bescheiden? Helpt het mij aan genoeg geduld, dat ik niet het recht in eigen hand zal nemen? Dat het altijd weer aankomt op het zoeken naar de echte antwoorden op die twee vragen: Vanwaar kom je en waar ga je heen? Ik evengoed als die ander.
En dat het aankomt op het geloof dat God met je meetrekt en met die ander. Dat Hij met je meegetrokken is, van meet af en je niet loslaat, net als met die ander. Uw en mijn antwoord op deze levensvragen zijn bepalend voor onze houding ten opzichte van elkaar, ten opzichte van anderen en ten opzichte van God. En laten we niet verbaasd zijn als eersten laatsten worden en de laatsten eersten. Jezus, Hij die vernederd werd, werd de verhoogde. Amen.