FEBRUARI 2008 NUMMER 1 JAARGANG 48
PENSIOENBULLETIN Pensioeninformatie voor werkgevers en pensioenfondsen
Pensioenkalender in 2008 De markt is aan zet! Het kabinet hield zich in 2007 redelijk stil als het ging om nieuwe pensioenwetgeving. 2007 is een jaar geweest van implementatie van de Pensioenwet (PW). Dat zal in 2008 ook nog het geval zijn. De PW leidt tot verdere professionalisering van de pensioensector. De pensioenmarkt is volop in beweging door hier invulling aan te geven met nieuwe pensioenproducten en uitvoeringsvormen.
Auteurs
In dit overzichtsartikel geven wij eerst een overzicht van de kabinetsplannen en de marktontwikkelingen.
Rien Buikema
Vervolgens geven wij toelichting op de belangrijkste bepalingen uit de PW die per 1 januari 2008 van
Arie Herlaar
kracht zijn. Daarna behandelen we de ontwikkelingen rondom Pension Fund Governance ( PFG). Tot slot informeren wij u over de financiële stand van zaken. Ter verduidelijking van de afkortingen die in dit bulletin worden gebruikt, geven wij op de laatste pagina een overzicht van gebruikte afkortingen.
KABINETSPLANNEN EN MARKTONTWIKKELINGEN In het voorjaar van 2007 presenteerde het kabinet Balkenende IV haar beleidsvoornemens voor de komende kabinetsperiode. Daarin werd wat pensioen betreft gesproken over geleidelijke fiscalisering van de AOW vanaf 2011 (strafkorting bij eerdere pensionering dan 65 jaar, bonus bij uitstel) en de beperking van de fiscaal vriendelijke pensioenopbouw tot een grenssalaris. Ook de aanwendingsmogelijkheden van de spaargelden uit een levensloopregeling zouden verruimd worden. Voor de plannen in 2008 werd op Prinsjesdag alleen ingegaan op de beperking van de pensioenopbouw. Uiteindelijk is ook dit onderwerp van de politieke agenda gehaald. Andere beleidsvoornemens van het kabinet voor 2008 spelen vooral in op verdere marktwerking in de pensioensector: mogelijkheid tot ‘pensioensparen’ bij een bank; mogelijkheid voor pensioenfondsen om een WGA-hiaatverzekering aan te bieden; introductie van een nieuwe type pensioenuitvoerder: de Algemene Pensioeninstelling (API, zie ook verder).
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
De markt zelf is ook aan de slag gegaan met verdere professionalisering door met nieuwe uitvoeringsvormen en producten te komen. Zo zoeken bedrijfstakpensioenfondsen vormen van samenwerking (ABP met Cordares, grootmetaal naar kleinmetaal). Ook verzekeraars moeten de concurrentieslag aan door op het overnamepad te gaan (zoals onlangs Zwitserleven naar REAAL) en door met nieuwe producten te komen die voldoen aan de wensen uit de markt met betrekking tot FTK, IFRS en liquiderende pensioenfondsen. Het aantal ondernemingspensioenfondsen daalt - mede door de toezichtverzwaring - naar verwachting verder van ruim 700 naar 600. Zij zoeken daarbij naar vormen van samenwerking en vormen van uitbesteding, bijvoorbeeld via fudiciair vermogensbeheer. Daarbij krijgen pensioenfondsen concurrentie van pensioenuitvoerders uit het buitenland. Met name vanuit België worden al acties ondernomen op de Nederlandse pensioenmarkt. Het Nederlandse antwoord hierop moet de API geven.
A l ge m e ne P e nsi o enins t elling Een API is een nieuw type pensioenuitvoerder die: niet gebonden is aan een bepaalde bedrijfstak of werkgever; verschillende pensioenregelingen mag uitvoeren, waarbij de activa en passiva van elkaar kunnen worden afgescheiden (geen eis van één financieel geheel); ook verzekeringsproducten mag aanbieden die zijn gerelateerd aan de tweede pensioenpeiler (bijvoorbeeld levensloop en WGA-producten); zelf verantwoordelijk is voor het beheerde pensioenvermogen; met een Europees paspoort grensoverschrijdende activiteiten mag uitvoeren; in principe door iedereen mag worden opgericht; geen bijzondere voorwaarden heeft met betrekking tot de samenstelling van het bestuur. De API geeft een Nederlandse invulling aan de Europese richtlijn 2003/41/EG. Hiermee wordt beoogd om ook pensioengelden van buitenlandse ondernemingen in Nederland te kunnen beheren of om te voorkomen dat Nederlandse pensioengelden naar buitenlandse pensioenuitvoerders vloeien, zoals naar België of Ierland. Ook moet de API de mogelijkheid bieden om samenwerkingsverbanden aan te gaan voor de uitvoering van pensioenregelingen van meerdere ondernemingen. In ons PensioenBulletin van november 2007 zijn wij dieper ingegaan op de mogelijkheden van de API. De ministeries van SZW en Financiën hebben op 21 december 2007 een hoofdlijnennotitie over de API naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze notitie gaat verder in op het financieel toezicht, de rechtsvorm en de invulling van het bestuur, medezeggenschap en PFG. Op het fiscale regime is nog niet ingegaan. Samengevat zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: De API moet kunnen inspelen op de wensen van de diverse partijen; de vormgeving van de API wordt daarom zoveel mogelijk vrijgelaten. Ofwel het FTK ofwel de Wft is van toepassing: Indien een API ten behoeve van een pensioenregeling over dezelfde sturingsinstrumenten kan beschikken als waarover het pensionfonds in beginsel beschikt, kan voor die regeling het FTK worden toegepast. Deze sturingsinstrumenten dienen wel contractueel te worden vastgelegd. In alle andere gevallen is de Wft van toepassing (waaronder rekenrente 3% en aanvullende buffereisen) en in de toekomst de Europese richtlijnen van Solvency II voor NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
2
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
verzekeraars (met naar verwachting marktwaardering en een zekerheidsmaat van 99,5%). Hoe groter de zelfstandige beslissingsbevoegdheid van het bestuur, hoe belangrijker het is dat er geregeld wordt hoe verantwoording wordt afgelegd (via medezeggenschap en PFG). Andersom geldt ook dat hoe meer vooraf vastligt in het contract, hoe minder medezeggenschap en PFG vereist is. Het kabinet zal de hoofdlijnen verder uitwerken in een wetsvoorstel.
PENSIOENWET De PW, die per 1 januari 2007 in de plaats is gekomen van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), wordt vanaf 2007 gefaseerd ingevoerd. Zolang de PW nog niet geheel is ingevoerd, blijft de PSW nog gedeeltelijk van kracht. Een groot aantal PW-bepalingen is al per 1 januari 2007 van kracht geworden. We verwijzen hiervoor naar onze eerdere PensioenBulletins. Per 1 januari 2008 wordt een groot aantal bepalingen van kracht. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste met een korte toelichting. Voor verzekeraars geldt in een aantal gevallen een ingangsdatum per 1 januari 2009. Indien dat het geval is, hebben we dat hieronder apart vermeld.
Opnam e l e e fti j d maximaal 2 1 jaar De opnameleeftijd in de pensioenregeling mag niet hoger zijn dan 21 jaar. Bij (alleen) het ouderdomspensioen is een wachttijd van maximaal 2 maanden toegestaan. Volgens juristen kan bij een tijdelijk dienstverband een opnameleeftijd mogelijk leiden tot leeftijdsdiscriminatie.
Ge l i j k e be hande l ing o ng ehuwd e, niet g ereg is t reerd e p ar t ner s Het is niet verplicht om ook aan duurzaam samenwonenden een partnerpensioen toe te zeggen. De PW stelt echter dat als aan deze groep een partnerpensioen wordt toegezegd dit gelijk moet zijn aan het partnerpensioen van gehuwde en geregistreerde deelnemers.
Me l di ng pre m i e acht ers t and d oor v erz ekeraars Bij rechtstreeks verzekerde regelingen heeft de verzekeraar bij achterstand van premiebetaling het recht om de pensioenopbouw te beëindigen. Dit kan echter pas nadat aan een aantal voorwaarden is voldaan. Ten eerste zal de verzekeraar de werkgever in de gelegenheid moeten stellen de premieachterstand alsnog ongedaan te maken. Indien dit niet lukt dient eerst een melding naar de deelnemers uit te gaan over een mogelijke beëindiging van de opbouw. De verzekeraar kan 3 maanden nadat deze melding is verstuurd de opbouw beëindigen vanaf 5 maanden voor het tijdstip dat de melding is uitgegaan. De risicodekking blijft gedurende deze gehele periode volledig in stand.
C onti nu ati e partn er p ens io en t ijd ens onb et aald v erlo f Als de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen is het opnemen van onbetaald verlof door de deelnemer tot een maximum van 18 maanden tijdens de deelneming niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen. Dit geldt dus ook voor partnerpensioen op opbouwbasis, maar niet voor ouderdomspensioen.
C onti nu ati e partn er p ens io en op r is icob as is na ont s lag Indien het partnerpensioen op risicobasis is overeengekomen dient na ontslag deze risicodekking (beperkt) voortgezet te worden gedurende de WW-uitkeringsperiode. De hoogte van de dekking wordt beperkt tot het partnerpensioen alsof dat op opbouwbasis was overeengekomen. NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
3
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
We tte l i j k re cht op uit ruil v an o ud erd oms p ens io en in p ar t ner p ens io en Vanaf 2002 geldt al een wettelijk recht op uitruil van partnerpensioen (PP) in ouderdomspensioen (OP) op pensioeningangsdatum, voor zover opgebouwd vanaf 2002. In de PW is nu ook het recht opgenomen om op de datum van beëindiging van de deelneming en de pensioeningangsdatum het OP om te zetten in PP voor zover opgebouwd vanaf 1 januari 2008. De mogelijkheid om OP om te zetten in PP moet verplicht worden aangeboden op de ontslagdatum voor opbouw vanaf 1 januari 2008. Terugwerkende kracht (dus ook opbouw van vóór 1 januari 2008 meenemen) is toegestaan. Na uitruil mag het PP niet meer dan 70% van het OP bedragen.
Sam e nste l l i ng bes t uur p ens ioenfo nd s Bij een ondernemingspensioenfonds telt het bestuur ten minste evenveel vertegenwoordigers van werknemers en pensioengerechtigden als van de werkgever. Het aantal vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden is daarbij niet groter dan het aantal vertegenwoordigers van de werknemers, tenzij het aantal pensioengerechtigden meer dan 90% van de totale populatie bedraagt. De benoeming van de werknemersvertegenwoordiger vindt plaats: na verkiezing door en uit de deelnemers; op voordracht door vertegenwoordigers van de werknemers in de deelnemersraad; op voordracht van de Ondernemingsraad (OR); op een andere wijze mits de OR daarmee instemt. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden gekozen door en uit de groep van pensioengerechtigden.
Inform ati e ve rstrekking In de PW wordt aangegeven welke informatie verplicht moet worden verstrekt, aan wie en op welke wijze dat moet gebeuren. Aan de deelnemers moet jaarlijks een pensioenopgave worden verstrekt in de vorm van het Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Hierin wordt alle relevante pensioeninformatie op éénduidige wijze opgenomen. De hoeveelheid informatie is niet afgenomen. De cijfermatige informatie staat op twee A4-tjes, de toelichting kan wel 6 of 7 bladzijden in beslag nemen. Slapers, gewezen partners en pensioengerechtigden dienen minimaal elke 5 jaar een opgave te ontvangen. Dit hoeft niet op uniforme wijze. De pensioenuitvoerders werken gezamenlijk aan een UPO voor slapers. Bij ingang pensioen, bij scheiding en bij ontslag moet een eenmalige opgave van de pensioenrechten worden verstrekt. In de praktijk gebeurde dit al. Daarnaast moet op verzoek van de deelnemer, partner of pensioengerechtigde de volgende informatie worden verstrekt: a.
het voor hem of haar geldende pensioenreglement;
b.
het jaarverslag en jaarrekening;
c.
de uitvoeringsovereenkomst;
d.
de relevante informatie over de beleggingen, voor zover dat in het belang van degene is die het verzoek doet - dus niet alle beleggingsinformatie hoeft te worden verstrekt.
Communicatie dient tijdig en in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen te geschieden. Verstrekking van de informatie dient op schrift (door schrifttekens op papier) en/of elektronisch te gebeuren. Alleen elektronisch verstrekken is toegestaan indien daar uitdrukkelijk toestemming voor is gegeven. Het pensioenfonds dient een communicatieplan te maken (zie ook PFG).
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
4
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Z orgpl i cht bi j premieo v er eenkoms t en met b eleg g ing s v r ijheid Bij beschikbare-premieregelingen met beleggingsvrijheid voor de deelnemer loopt de deelnemer het risico dat bij negatieve koersontwikkeling een groot deel van het pensioen als sneeuw voor de zon verdwijnt. Bij het naderen van de pensioendatum wordt de mogelijkheid om dit verlies nog te corrigeren steeds kleiner. De wetgever wil de deelnemer hiervoor behoeden zonder de deelnemer de mogelijkheid te ontnemen om zelf beleggingskeuzes te maken. De beleggingsmix zal worden afgestemd op het risicoprofiel van de deelnemer. Dit betekent o.a. dat er minder risicovol wordt belegd naarmate de pensioendatum nadert. De deelnemer heeft de vrijheid om zelf van deze mix af te wijken. Dit kan alleen indien de voorlichting omtrent de risico’s voldoende was. Hier ligt dus een belangrijke zorgtaak voor de pensioenuitvoerder.
P e nsi oe nove re e nkoms t De pensioenovereenkomst vormt een onderdeel van de arbeidsovereenkomst en bevat minimaal de in de PW genoemde elementen. De pensioenovereenkomst moet binnen één maand na indiensttreding door de werkgever aan de deelnemer worden verstrekt. Het verdient aanbeveling om aan te geven dat het pensioenreglement opgevraagd kan worden en kan worden ingezien.
Startbri e f ( ve rze keraars v anaf 2 0 0 9 ) De pensioenuitvoerder moet binnen 3 maanden na toetreding in of wijziging van de regeling een startbrief verstrekken. Deze bevat - in heldere en begrijpelijke taal - minimaal de in de wet genoemde elementen zoals de inhoud van de pensioenregeling en de toeslagverlening.
Ui tvoe ri ngsove re enko ms t De uitvoeringsovereenkomst regelt de verhouding tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder. De uitvoeringsovereenkomst is uitgebreider dan de financieringsovereenkomst waar die bij pensioenfondsen voor in de plaats komt. De elementen die de uitvoeringsovereenkomst minimaal dient te bevatten zijn in de wet opgenomen.
Ve e gw e t Na invoering van de PW zijn diverse weeffouten geconstateerd. Naar aanleiding hiervan is op 3 oktober 2007 het wetsvoorstel Wijziging Pensioenwet ‘veegwet’ aan de Tweede Kamer voorgelegd. Zie hiervoor onze PensioenContext van 12 oktober 2007. Op 20 december 2007 zijn de wijzigingen via het Staatsblad gepubliceerd.
Me de ze gge nscha p b ij ond erneming s p ens ioenfo nd s en De medezeggenschap van pensioengerechtigden in een fonds neemt in de PW een belangrijke plaats in. Volgens de PW moet er (vóór 1 januari 2008) onder de pensioengerechtigden geënquêteerd worden hoe zij in een ondernemingspensioenfonds vertegenwoordigd willen worden. Ze kunnen daarbij kiezen uit vertegenwoordiging in de deelnemersraad óf in het bestuur. Indien een meerderheid van de geënquêteerden reageert zal het bestuur de keuze moeten volgen, tenzij er goede, onderbouwde redenen zijn om dat niet te doen. De pensioengerechtigden kunnen dus het instellen van een deelnemersraad afdwingen als de meerderheid dat wil. Het niet kunnen vinden van kandidaten voor de deelnemersraad is mogelijk een goede reden voor het bestuur om de keuze van de pensioengerechtigden naast zich neer te leggen. Er hoeft geen enquête onder de pensioengerechtigden gehouden te worden als de pensioengerechtigden slechts een klein deel van het totaal uitmaken, tenzij het aantal groter is dan 1.000.
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
5
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
In de veegwet is opgenomen dat indien er sinds 28 februari 2003 al een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur zit of indien er een deelnemersraad aanwezig is, de raadpleging van pensioengerechtigden achterwege kan blijven. Het fonds moet dan wel kunnen aantonen dat de gerealiseerde medezeggenschapsvorm de instemming heeft van de pensioengerechtigden. Indien wordt gekozen voor participatie in het bestuur zal dit gebeuren door het inruimen van een werknemerszetel voor een pensioengerechtigde. Alternatief is om het aantal bestuursleden uit te breiden waarbij de stemverhouding zodanig wordt gekozen dat het evenwicht tussen werkgevers enerzijds en de werknemers en pensioengerechtigden anderzijds gehandhaafd blijft. De werknemers en pensioengerechtigden moeten naar evenredigheid worden vertegenwoordigd. Omdat de wet spreekt over vertegenwoordiging van en door de kring van pensioengerechtigden is het niet toegestaan om een werknemer als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden te laten optreden.
PENSION FUND GOVERNANCE Gelijktijdig met de PW zijn op 1 januari 2007 de door de Stichting van de Arbeid (STAR) in haar rapport uit 2005 geëntameerde principes voor goed pensioenfondsbestuur - PFG - van kracht geworden. Het jaar 2007 is een overgangsjaar. De Nederlandsche Bank (DNB)heeft aangegeven dat zij er vanuit gaat dat PFG op 1 januari 2008 door alle pensioenfondsen geïmplementeerd is. Halverwege 2007 heeft DNB een meting gedaan, die zij begin 2008 zal herhalen. DNB zal na deze inventarisatie evalueren en daar waar nodig maatregelen nemen. Ook bij rechtstreeks verzekerde regelingen moet PFG worden toegepast. Voor nadere achtergrond van PFG verwijzen wij naar betreffende PensioenBulletins. Het PFG heeft geleid tot de introductie van 2 nieuwe organen binnen een pensioenfonds: het Verantwoordingsorgaan en het intern toezichtorgaan. Deze twee organen zullen we eerst bespreken. Daarna gaan we in op de overige elementen van PFG.
Ve rantw oordi ngso rg aan Het Verantwoordingsorgaan (VO) krijgt als taak een oordeel te geven over het handelen van het bestuur en over de gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst. Dit doen zij aan de hand van het jaarverslag en de jaarrekening en andere informatie zoals de bevindingen van het intern toezichtorgaan en de bestuursverslagen. Het oordeel van het VO wordt - samen met een eventuele reactie van het bestuur - opgenomen in het jaarverslag. Hoewel de richtlijnen daar niet duidelijk in zijn ligt het voor de hand dat het oordeel nog in hetzelfde jaarverslag wordt opgenomen (en niet pas een jaar later). De eerste keer dat het oordeel van het VO wordt gevraagd is over jaarverslag 2008. Daarnaast heeft het VO adviesrecht over: de vergoedingsregeling voor bestuurders; de wijzigingen van beleid ten aanzien van het VO; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezichtorgaan; de vaststelling en wijziging van de interne klachten- en geschillenregeling; de vaststelling en wijziging van communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het VO kan de Ondernemerskamer vragen om een onafhankelijk onderzoek naar het beleid en
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
6
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
de gang van zaken bij het fonds en toetsing van het bestuur als zodanig. Voordat het VO hiertoe over kan gaan is eerst een oordeel van het intern toezichtorgaan nodig. Het VO heeft het recht op overleg met het bestuur, externe actuaris en accountant. De kosten die hiermee gemoeid zijn moeten redelijk en billijk zijn en het overleg moet altijd van te voren aan het bestuur worden gemeld. De taken en bevoegdheden van het VO worden vastgelegd in een VO-reglement. Het is niet noodzakelijk dat het nieuw te benoemen VO hierin vooraf wordt gekend. Het VO is samengesteld uit de geledingen van de werknemers, werkgever(s) en pensioengerechtigden, elk voor eenderde. De geleding pensioengerechtigden in het VO kan alleen achterwege blijven als er geen pensioengerechtigden zijn of na instemming van de pensioengerechtigden.
Inte rn toe zi chtor g aan Een ander nieuw orgaan is het intern toezichtorgaan. Hieraan kan op verschillende wijzen gestalte worden gegeven. De taken van het intern toezichtorgaan zijn: het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures, de bestuursprocessen en de checks & balances binnen het fonds; het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de lange termijn. Meest voorkomende vorm van een intern toezichtorgaan is een visitatiecommissie. Vi s i t a t i e c o mmi s s i e Dit is een orgaan met externe deskundigen dat minimaal eens in de drie jaar langs komt voor een visitatie. Op de markt zijn diverse aanbiedingen van visitatiecommissies. Hieraan zijn (hoge) kosten verbonden. Er zijn ook pensioenfondsen die, om de kosten te drukken, de koppen bij elkaar hebben gestoken en gezamenlijk een pool van visiteurs hebben opgericht. Deze visiteurs zijn ervaren personen uit de pensioenwereld, die andere pensioenfondsen visiteren. A n d e re v o rm e n va n e e n inte r n toe zic htor gaan Een fonds kan in plaats van een visitatiecommissie kiezen voor een apart intern toezichtsorgaan, een one tier board of een auditcommissie. De auditcommissie komt voornamelijk bij grote pensioenfondsen voor, de one tier board bij de kleinere fondsen.
Ove ri ge e l e m e nten v an PFG Er moet een klachten- en geschillenprocedure zijn binnen een pensioenfonds. Vaak is over klachten en geschillen al het nodige opgenomen in het reglement. Het fonds moet zich erover beraden of dit afdoende is. Indien gewenst kan het bestuur een geschillencommissie instellen die de rol van arbiter krijgt. Een andere mogelijkheid is om de adviezen van de Ombudsman Pensioenen als bindend te verklaren. De deskundigheid van het bestuur als geheel moet getoetst worden. De deskundigheid van de individuele bestuursleden en het bestuur in z’n geheel moet van een afdoende niveau zijn. De koepels hebben hiervoor eindtermen ontwikkeld. Het bestuur kan de deskundigheid toetsen.
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
7
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Er moet een procedure worden geschreven omtrent het omgaan met het disfunctioneren van bestuursleden. Deze procedure moet in de statuten worden opgenomen. Er moet een deugdelijk communicatieplan worden opgesteld dat voldoet aan de eisen van de PW. Nevenactiviteiten van bestuursleden moeten geïnventariseerd worden. Er dienen duidelijke regels gesteld te worden over wat wel en niet mag. Dit is vaak al afdoende geregeld in de gedragscode. De risico’s die het fonds loopt (bijvoorbeeld risico bij uitbesteding, gebrek aan deskundigheid, fraude) moeten in kaart worden gebracht. Met name bij de beïnvloedbare risico’s moet ingeschat worden hoe groot deze risico’s zijn, hoe vaak ze voor kunnen komen, wat de impact is en wat er gedaan kan worden om deze risico’s te beheersen. Het bestuur dient zichzelf periodiek te evalueren. Belangrijk is dat er wordt nagedacht over een follow-up binnen het bestuur. De procedures moeten zodanig zijn dat ook in de toekomst continu gewerkt wordt aan het op peil houden van goed pensioenfondsbestuur. Dit mag niet beperkt blijven tot een eenmalige actie.
P FG bi j re chtstre eks v er z ekerd e r eg eling en Ook bij rechtstreeks verzekerde regelingen moet aandacht besteed worden aan PFG. Kernpunten hierin zijn: De werkgever dient verantwoording af te leggen aan de werknemers en gepensioneerden (OR en Vereniging van Pensioengerechtigden) over bijvoorbeeld depotvorming, winstdeling, toeslagverlening. De werkgever moet de werknemers en gepensioneerden op de hoogte brengen van de wijze waarop de toeslagen tot stand komen. Werkgever en verzekeraar maken gezamenlijk een communicatieplan. De verzekeraar moet de werkgever op de hoogte brengen van gewijzigde wet- en regelgeving. De werkgever stelt op haar beurt de OR en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden op de hoogte van wet- en regelgeving. De OR en de vereniging van gepensioneerden (mits aanwezig) krijgen adviesrecht bij het aangaan en verlengen van de uitvoeringsovereenkomst en over het niveau van serviceverlening door de verzekeraar. Er moet een laagdrempelige klachtenregeling komen bij de verzekeraar die wordt opgenomen in pensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst. De verzekeraar zorgt voor adequaat intern toezicht. De jaarlijkse rapportage van het intern toezichtorgaan is kosteloos opvraagbaar bij de verzekeraars.
FINANCIEEL Per 1 januari 2007 is de PW in werking getreden en daarmee ook het FTK voor pensioenfondsen. 2007 heeft in het teken gestaan van een nadere invulling van beleidsregels door diverse instanties. Het Actuarieel Genootschap (AG) heeft nieuwe overlevingstafels met sterftetrend gepubliceerd. DNB heeft beleidsregels gepubliceerd over continuïteitsanalyses en toeslagenmatrix. DNB heeft een nieuw rapportagekader voor pensioenfondsen geïntroduceerd (verslagstaten en kwartaalrapportages).
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
8
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
DNB heeft richtlijnen gepubliceerd voor toepassing van het FTK voor volledig herverzekerde pensioenfondsen. Raad voor de Jaarveslaggeving (RvJ) heeft een richtlijn 610 opgesteld met nadere voorwaarden voor het jaarverslag van een pensioenfonds. Het AG heeft in november 2007 richtlijnen voor de actuariële certificering gepresenteerd. In 2008 kunnen wij een verdere invulling van het indexatielabel verwachten. Ook zal naar verwachting meer duidelijkheid worden verkregen in hoeverre de vrijval van de solvabiliteitsbuffer mag worden meegenomen voor de bepaling van de kostendekkende premie. DNB heeft verder aangegeven hoe zij tegenover het inrichten van collectief DC-regelingen staat en hoe zij de inhoud van een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) met een tool gaat toetsen. Sinds 1 oktober 2007 weten we ook dat de marktrente voor waardeoverdrachten in 2008 4,926% gaat bedragen in plaats van de tot nu gebruikelijke 4%. Overigens heeft de marktrente ook zijn weerslag op andere mutaties zoals bepalen van afkoopwaarden en de hoogte van de uitruilvoeten bij keuzemogelijkheden in het reglement.
Ni e u w e ove rl e vi n g s t afels Begin 2007 zijn de nieuwe overlevingstafels 2000 – 2005 van het AG gepubliceerd, alsmede een prognosetafel 2005 – 2050 die rekening houdt met de toekomstige ontwikkeling van de levensverwachting. E n k e l e c o n cl u s i e s De nieuwe overlevingstafels zijn – zoals gebruikelijk – periodetafels en zijn gebaseerd op de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waargenomen sterfte bij de gehele bevolking voor mannen en vrouwen per leeftijdsjaar in de periode van 2000 tot 2005. Uit een analyse van de nieuwe overlevingstafels blijkt dat de levensverwachting voor zowel mannen als vrouwen verder is toegenomen en – naar verwachting – in de toekomst nog verder zal toenemen. Voor een 0-jarige man geldt een levensverwachting van 76,3 jaar. De vorige overlevingstafel kwam uit op 75,1 jaar; een stijging van 1,2 jaar. Voor een 0-jarige vrouw geldt een stijging van 0,5 jaar: van 80,5 jaar naar 81 jaar. De stijging bij de mannen gaat dus relatief harder dan bij de vrouwen. Afhankelijk van de aard van de pensioenregeling en de samenstelling van het deelnemersbestand neemt de Voorziening Pensioenverplichtingen (bij gelijke rekenrente) met 2 tot 2,5% toe in geval van partnerpensioen op opbouwbasis. In het recente verleden was het gebruikelijk dat een verandering van de overlevingstafels leidde tot een verhoging van ongeveer 1%. Bij een regeling waar het partnerpensioen op risicobasis verzekerd is, wordt de toename van de VPV hoger, namelijk ca. 5%. Ove rl e v i n g s t a f e l s o nde r he t FTK Onder het FTK zijn de eisen aan de overlevingstafels aangepast op twee punten: De overlevingstafels moeten ten minste gelijk zijn aan hetgeen op realistische grondslagen als prudent is te kenmerken. Er moet expliciet rekening worden gehouden met de sterftetrend.
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
9
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Met behulp van de prognosetafel 2005-2050 van het AG (generatietafel) kan rekening worden gehouden met de sterftetrend. Een aparte voorziening voor langlevenrisico is dan niet meer nodig. Omdat deelnemers met een pensioentoezegging hogere overlevingskansen hebben dan de gemiddelde Nederlander blijft een correctie nodig. Een leeftijdsafhankelijke correctietabel geeft daaraan een betere invulling dan een uniforme leeftijdscorrectie.
Ve rsl agge vi ng e n t o et s ing o nd er FT K Een nadere invulling van de verslaggeving is als volgt uitgewerkt door 3 instanties: De RvJ heeft een richtlijn opgesteld (RJ610), met voorwaarden voor het jaarverslag. DNB is met een volledig nieuwe set jaarstaten gekomen. Verder heeft DNB in juni 2007 uitgangspunten gepubliceerd voor toepassing van het FTK voor volledig herverzekerde fondsen. Het AG heeft nieuwe ‘Richtlijnen voor rapportering door de certificerend actuaris van een verzekeringsinstelling’ bekend gemaakt. De impact is groot. Begin 2008 zal Aon Consulting een special uitbrengen over het jaarwerk, waarin we zullen ingaan op bovengenoemde punten.
C onti nu ï te i tsanalys e Volgens de PW moet het bestuur van een pensioenfonds voor het beheersen van de financiële risico’s ten minste één keer in de drie jaar een continuïteitsanalyse maken. Met de continuïteitsanalyse wordt de ontwikkeling van de financiële situatie op langere termijn (periode van 15 jaar) in kaart gebracht. DNB heeft eisen opgesteld waaraan een aantal parameters (prijsindexcijfers, rendementen en rentetermijnstructuur) met betrekking tot de continuïteitsanalyse minimaal moet voldoen. Voor de verdere invulling van de continuïteitsanalyse heeft DNB op 29 augustus 2007 een beleidsregel opgesteld. Deze beleidsregel heeft geen verplichtend karakter, maar dient als hulpmiddel voor pensioenfondsen om aan DNB inzicht te geven in de kwaliteit van de continuïteitsanalyse. Ui t g a n g s p u n t e n continuïte its analys e 1.
De parameters in een continuïteitsanalyse moeten consistent en realistisch zijn. Hierbij gaat het onder andere om realistische rendementen op beleggingen, marktrente en overlevingskansen.
2.
Met een continuïteitsanalyse geeft het pensioenfonds inzicht in: a. de ontwikkeling van de financiële positie op lange termijn; b. de bepalende factoren voor de financiële positie op de lange termijn; c. de financiële risico’s en de kans op het moeten nemen van noodmaatregelen; d. de inzet en toereikendheid van de sturingsinstrumenten om de financiële langetemijnrisico’s te beheersen; e. de verwachtingen over de toeslagverlening; f. de aannames met betrekking tot financiële rendementen, inflatieontwikkeling en bestandsontwikkeling.
Ou t p u t co n t i n u ï t e its analys e Naast de uitgangspunten geeft DNB in de beleidsregel voorbeelden van de in de continuïteitsanalyse op te nemen output. Dit betreft een voorbeeld van een sjabloon met ontwikkeling van
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
10
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
de dekkingsgraad en meerdere grafieken met betrekking tot onder meer de ontwikkeling van de kansen op een tekort, de solvabiliteitsratio, de premie, de toeslag en het rendement. DNB heeft aangegeven dat de continuïteitsanalyse een illustratie moet geven van de inzet van beleidsinstrumenten, zoals beschreven in de ABTN. Ook de inzet van noodmaatregelen moeten altijd worden gemodelleerd in een continuïteitsanalyse. Verder heeft DNB aangegeven dat het inzicht over de ideale output nog verder zal groeien. We kunnen in de toekomst dan ook nog enkele aanpassingen verwachten.
Koste nde k k e nde p r emie Bij de vaststelling van de kostendekkende premie bestaat onduidelijkheid of de vrijvallende solvabiliteitsbuffer ten aanzien van de uitkeringen mag worden meegenomen. Dit heeft een verlagend effect op de kostendekkende premie. Met name bij pensioenfondsen met veel gepensioneerden en weinig actieve deelnemers heeft dit een materieel effect. In de PW-Veegwet zou dit meegenomen worden, maar dat is niet gebeurd. DNB heeft laten weten dat er nu een overgangsregeling van 3 tot 5 jaar van toepassing is waarin nog wel rekening kan worden gehouden met de solvabiliteitsvrijval bij vaststelling van de kostendekkende premie.
Toe sl age nm atri x en ind exat ielab el Communicatie over de pensioenregeling waaronder toeslagverlening is één van de speerpunten onder de PW. Ten aanzien van de indexatie worden twee middelen ingezet: de toeslagenmatrix; het indexatielabel. To e s l a g e n m a t ri x DNB heeft op 26 februari 2007 de Beleidsregel toeslagenmatrix gepubliceerd. Met deze beleidsregel geeft DNB een verduidelijking over het gebruik van de toeslagenmatrix door pensioenfondsen in 2007. De matrix geeft vrij stringente voorschriften over de communicatie ten aanzien van het toeslagbeleid, de financiering van de toeslagen, de vastlegging in het reglement en de voorwaardelijkheidsverklaring. Bij de toeslagverlening moet er consistentie zijn tussen gewekte verwachtingen, financiering en het realiseren daarvan. Per 1 januari 2008 is de toeslagenmatrix opgenomen in een ministeriële regeling en ziet de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toe op de informatieaspecten uit de toeslagenmatrix. Per 1 juli 2008 zal de toeslagenmatrix voor pensioenfondsen integraal worden aangepast aan het per die datum eveneens van kracht wordende indexatielabel. Vanaf 1 januari 2009 wordt voor pensioenuitvoerders het gebruik van deze nieuwe toeslagenmatrices verplicht gesteld. Indexatielabel Volgens de PW moet het indexatielabel informatie geven over de toeslagverlening die in ieder geval moet worden uitgedrukt in een kwalitatieve en beeldende maatstaf. Deze maatstaf moet rekening houden met: de verwachting ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, zoals deze uit de continuïteitsanalyse volgt en welke onderdeel is van de voorwaardelijkheidsverklaring; de te verwachten toeslagverlening in de pensioenovereenkomst afgezet tegen het (minimum) percentage van de gemiddelde prijsindex.
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
11
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Er is nu een concept indexatielabel, maar deze moet nog wel worden doorontwikkeld. Per 1 juli 2008 wordt het dan definitief van kracht. Pensioenuitvoerders mogen vanaf die datum het label gaan gebruiken. Het indexatielabel wordt vanaf 1 januari 2009 verplicht onderdeel van het UPO.
Im pact m ark tre nte o p waard eo v er d r acht en and er e g eb eurt enis s en De variabele marktrente leidt niet alleen tot periodieke aanpassing van de actuariële factoren voor de bepaling van koopsommen en de VPV binnen een fonds. De marktrente heeft ook gevolgen voor bepaling van afkoopwaarden en voor uitruilvoeten bij keuzemogelijkheden in het reglement. Het pensioenfonds zal bij het vaststellen hiervan de afweging moeten maken óf en hoe het deze rentegevoeligheid wil vertalen in periodieke tariefswijziging in de pensioenadministratie.
Wi j zi gi ng tari e ve n waard eo v er d r acht v anaf 2 0 0 8 Vanaf 1 januari 2008 wijzigen de (wettelijke) standaardtarieven voor de bepaling van de overdrachtswaarde. Voortaan geldt in plaats van een vaste rekenrente van 4% een marktrente. En wel de marktrente per 1 oktober uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur voor verplichtingen met een looptijd van 25 jaar. Deze rekenrente is van toepassing voor waardeoverdracht in het volgende kalenderjaar. Per 1 oktober 2007 bedraagt deze marktrente 4,926%. Deze rekenrente is van toepassing voor waardeoverdracht in het kalenderjaar 2008 voor alle pensioenuitvoerders. Met de aanpassing van de standaardtarieven voor waardeoverdracht wordt ingespeeld op de marktrente die pensioenfondsen vanaf 2007 al voor de bepaling van de eigen grondslagen moeten hanteren. Met name bij rechtstreeks verzekerde regelingen zal er sprake zijn van grote winsten (uitgaande waardeoverdracht) en verliezen (inkomende waardeoverdrachten). Mede onder invloed van de toezichthouder hanteren verzekeraars (nog) vrij massaal een maximale rekenrente van 3,0%.
TOT SLOT Het jaar 2007 heeft in het licht gestaan van veel wijzigingen die de PW, het bijbehorende FTK en PFG met zich hebben meegebracht. Ook in 2008 is er op dit gebied nog veel te doen. Zo dienen de verzekeraars zich voor te bereiden op de wijzigingen die per 1 januari 2009 van kracht worden en zullen pensioenfondsen veelal nog de laatste hand moeten leggen aan het aanpassen van de formele stukken, zoals de ABTN en het verder integreren van PFG. Ontwikkelingen zoals de introductie van de API en nieuwe pensioenproducten van verzekeraars die inspelen op FTK, IFRS en liquiderende pensioenfondsen geven de sociale partners nieuwe kansen om te komen tot een optimalisatie van de kwaliteit en de kosten van het pensioen. Kortom, in 2008 is ook de markt aan zet.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arie Herlaar, telefoonnummer 038 456 3096, Rien Buikema, telefoonnummer 038 456 3171 of uw consultant bij Aon Consulting.
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
12
PENSIOENBULLETIN
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Ter verduidelijking van de afkortingen die in dit bulletin worden gebruikt, geven wij hieronder een overzicht van gebruikte afkortingen.
ABTN
Actuariële en bedrijfstechnische Nota
AFM
Autoriteit Financiële Markten
AG
Actuarieel Genootschap
AOW
Algemene Ouderdomswet
API
Algemene Pensioeninstelling
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
(Collectieve) DC-regeling
(Collectieve) Defined Contribution regeling
DNB
De Nederlandsche Bank
FTK
Financieel Toetsingskader
IFRS
International Financial Reporting Standards
OP
Ouderdomspensioen
OR
Ondernemingsraad
PFG
Pension Fund Governance
PP
Partnerpensioen
PSW
Pensioen- en spaarfondsenwet
PW
Pensioenwet
RvJ
Raad voor de Jaarverslaggeving
STAR
Stichting van de Arbeid
SZW
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
UPO
Uniform Pensioen Overzicht
VO
Verantwoordingsorgaan
VPV
Voorziening Pensioenverplichtingen
Wft
Wet op het financieel toezicht
WGA
Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidgeschikten
WW
Werkloosheidswet
REDACTIE
CONTACT
AUTEURS
drs. P. Gelderloos (eindredactie)
Gitta Junius
Rien Buikema
R. van Harten
038 456 3113
Arie Herlaar
G. Junius (secretariaat)
[email protected]
A. van der Meer mr. B. Mol mr. R. Smit
Dit bulletin is met grote zorg samengesteld door Aon Consulting Nederland C.V. Niettemin kunnen zich incidenteel onvolkomenheden voordoen. De inhoud van dit bulletin is slechts bedoeld als informatie en dient dan ook niet gezien te worden als advies. Aon Consulting Nederland C.V. aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die direct of indirect voortvloeit uit het gebruik van deze informatie. Vermenigvuldiging van deze publicatie of overname van de inhoud kan onder bronvermelding vrijelijk plaatsvinden.
NUMMER 1
FEBRUARI 2008 JAARGANG 48
13
4743aa