Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
15/01/2014
Inhoud
1
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
Inleiding 1 Pedagogische doelen 1.1 Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) 1.1.2 Samenwerking met de basisschool 1.1.3 Inhoudelijke samenwerking 1.2 Contact met ouders/opvoeders
4 6 6 4
7
1.3
Fysieke omgeving: materiële en immateriële veiligheid
2 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.2.0
Pedagogische praktijk Een goed pedagogisch klimaat Hoe gaat dat in de praktijk Onze visie op de ontwikkeling van de peuter Dagindeling en ritme Wenprocedure en afscheid nemen van ouders De kring Rituelen, verjaardagen en feesten Uitstapjes en vervoer met de peuters Verlaten van de eigen stamgroep Afwezigheid van kinderen zonder bericht
9 9 10 11 12 12 13 13 13 14 15
3 3.1 3.2
Ontwikkelingsgebieden in de praktijk Motorische ontwikkeling Speel-leergedrag
16 16 16
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Sociaal-emotionele ontwikkeling Sociaal gedrag, normen en waarden Corrigeren en belonen Taal- en spraakontwikkeling Anderstalige peuters Cognitieve ontwikkeling Ontwikkeling van de identiteit en zelfredzaamheid
17 17 17 17 18 18 18
5
Contact met ouders/verzorgers in de praktijk
5.1
Overdracht naar de baisschool
19
5.2
Observeren, signaleren, doorverwijzen
19
6
Thema bijeenkomsten
21
2
8
19
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
Inleiding Dit pedagogisch werkplan is bestemd voor alle medewerkers, nieuwe medewerkers, ouders en andere geïnteresseerden. Stichting Peuteropvang IJsselmonde (SPIJ) is een onafhankelijke, zelfstandige organisatie, gericht op alle inwoners van de Deelgemeente IJsselmonde van Rotterdam. SPIJ heeft 12 peuterspeelzalen. Het zijn voorscholen of peuterspeelzalen met een VVE-programma, in of in de directe omgeving van basisscholen, waarmee wordt samengewerkt. Dit kunnen zowel openbare scholen als scholen van protestantchristelijke of katholieke signatuur zijn. Ouders zijn vrij in hun keuze voor een peuterspeelzaal en een school. Het werkplan geeft de wijze van werken en samenwerken aan. Door protocollen en werkafspraken weet iedereen hoe te handelen in verschillende situaties. Een peuterspeelzaalgroep van SPIJ bestaat uit maximaal 16 kinderen, 2 leidsters en periodiek een stagiaire. De peuters worden dagelijks gevolgd en geobserveerd door deskundig opgeleide leidsters en ter ondersteuning maken zij gebruik van deskundigen in een extern netwerk.
3
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
1 Pedagogische doelen Een peuterspeelzaal of voorschool biedt een plek waar kinderen onder deskundige begeleiding veilig kunnen spelen en leren. Spelen is essentieel voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Kinderen die onvoldoende mogelijkheden hebben om te spelen lopen het risico een ontwikkelingsachterstand op te lopen. Doelen Stichting Peuteropvang IJsselmonde: - is een basisvoorziening voor de brede ontwikkeling van kinderen van 2 tot 4 jaar; - biedt een veilige en stimulerende omgeving; - sluit aan bij de behoefte en persoonlijke competentie van ieder kind; - bereidt kinderen voor op de basisschool; - levert een bijdrage aan het verminderen van ontwikkelingsachterstand en taalachterstand; - biedt voor ouders ondersteuning en is medeopvoeder; - draagt kennis over kindontwikkeling over aan ouders. SPIJ wil ontwikkelings- en opvoeddoelen bereiken vanuit de functie van peuterspeelzaal/ voorschool, in samenwerking met ouders/opvoeders. De volgende, leeftijdsgebonden ontwikkelingsgebieden staan centraal. Ontwikkeling in de peuterleeftijd De motorische of lichamelijke ontwikkeling is onder te verdelen in de grove motoriek en de fijne motoriek. De lichaamsbeheersing van de peuter neemt snel toe. De fijne motoriek is nog niet ontwikkeld, de peuter werkt voornamelijk vanuit de schouders en nog niet vanuit de polsen of vingers. De peuter is voortdurend bezig met allerlei lichamelijke activiteiten om het gebruik van spieren, zintuigen en de coördinatie van de bewegingen te ontwikkelen. Speel-leergedrag. Spelen is vooral voor jonge kinderen essentieel voor de ontwikkeling. Van spelen met elkaar leren zij het meest. Op een peuterspeelzaal doen zij vaak voor het eerst ervaring op in het spelen met leeftijdgenootjes onder begeleiding van andere volwassenen dan hun ouders. Een goede sociaal-emotionele ontwikkeling is basisvoorwaarde voor een gunstige algemene ontwikkeling van elk kind. Het betreft de ontwikkeling van het leren van de eigen gevoelens, het ermee omgaan en het aan anderen tonen ervan. Een goede taal- en spraakontwikkeling zijn essentieel voor het maken van contact, voor het volgen van alle peuterspeelzaalactiviteiten en voor de toekomst op de basisschool. Via de taal en de spraak ondersteunt en ordent een peuter zijn spel. Verschillende peuterspeelzalen van SPIJ worden, afhankelijk van de omgeving waarin zij zich bevinden, bezocht door relatief veel peuters waarvan in de thuissituatie geen Nederlands wordt gesproken, maar de moedertaal. In de 4
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
Deelgemeente IJsselmonde wonen gezinnen met meer dan honderd verschillende nationaliteiten. De cognitieve of verstandelijke ontwikkeling staat niet op zichzelf. De sociaal-emotionele, creatieve en motorische ontwikkeling vormen de basis waarop de cognitieve ontwikkeling voort kan bouwen. Ontwikkeling van de identiteit en zelfredzaamheid. Peuters leren omgaan met hun eigen emoties, met andere kinderen en andere volwassenen. Een peuter is nog erg verbonden met zijn ouders/opvoeders, maar probeert zich tegelijkertijd met verzet van haar los te maken, zelfstandiger te worden en de groter wordende wereld te ontdekken.
5
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
1.1
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)
Een Voorschool is het samenwerkingsverband tussen een peuterspeelzaal en groep 1 en 2 van de basisschool. Dit wordt de “Doorgaande Lijn” naar de basisschool genoemd. Doel van de voorschool is het verhogen van het ontwikkelingsniveau van kinderen v.a. 2 tot 6 jaar, zodat het hun kansen vergroot om de basisschool met goed gevolg te doorlopen. Een goede voorbereiding is voor kinderen heel belangrijk om straks goed mee te komen op de basisschool. Door sociale, economische of culturele omstandigheden krijgt niet ieder kind daarvoor dezelfde mogelijkheden. Van overheidswege uit heeft SPIJ een duidelijke rol in de ‘sluitende aanpak 0-6 jarigen en de doorgaande ontwikkelingslijn’. De stichting levert een bijdrage aan het verminderen van ontwikkelingsachterstanden en daarom werken de peuterspeelzalen/voorscholen met een specifiek voor- en vroegschools programma: Puk, onderdeel van ‘Ko-totaal’. De methode is bestemd voor kinderen van 2 tot 6 jaar en sluit aan op het basisonderwijs. Verschillende thema’s komen door het jaar heen aan de orde en worden afgestemd met de basisschool. De nadruk ligt op het verwerven van taal, maar naast taal leren de kinderen ook omgangsvormen en normen en waarden. 1.1.2
Samenwerking met de basisschool
1.1.3 Inhoudelijke samenwerking Met de basisschool worden, onder andere, afspraken gemaakt over de doorgaande lijn. Het voorschoolprogramma van de peuterspeelzalen en het vroegschoolprogramma van de kleutergroepen worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, zodat op vierjarige leeftijd bij de overgang van speelzaal naar groep 1, het programma herkenbaar is en het voor het kind makkelijker wordt zich thuis te gaan voelen. Daarnaast zijn er afspraken over van te voren wennen en oriënteren.
6
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
1.2
Contact met ouders/opvoeders
Voor Spij zijn contacten met ouders zeer belangrijk voor de ontwikkeling van de peuter. Ouders zijn een informatie bron voor leidsters over welbevinden en ontwikkeling van peuters in hun eigen leefomgeving. Naast wederzijds kennis overdracht over de ontwikkeling van de peuter is kennis overdracht van de leidster naar de ouder over peuterontwikkeling in het algemeen van belang. Kennis waarmee ouders kinderen thuis beter in staat zijn te motiveren, prikkelen en ondersteun tot en bij hun ontwikkeling. Uitgangspunten voor een goed samenwerkingscontact met ouders zijn voor SPIJ: Ouders tijdig en volledig informeren over het welbevinden en de ontwikkeling van hun kind; Een laagdrempelig aanbod bieden, zodat ouders elkaar kunnen ontmoeten; Het besef dat de peuterspeelzaal een aanvullend karakter heeft in de opvoeding van de kinderen; Dat visie, vragen en behoeftes van ouders voor de samenwerking belangrijk zijn. Een goed contact met ouders vindt SPIJ nodig: Om kinderen optimale ontwikkelingskansen te bieden; Om open, gelijkwaardig en respectvol met elkaar te kunnen praten als het kind zich te langzaam of anders ontwikkelt; Om het gedrag van het kind beter te begrijpen; Om de aanpak van het kind op elkaar af te kunnen stemmen en elkaar te ondersteunen. • Zie ook bijlage: “Informatieboek voor ouders” SPIJ juli 2013
7
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
1.3
Fysieke omgeving: materiële en immateriële veiligheid
De GGD controleert de hygiëne en veiligheid in de peuterspeelzalen. Ook de speeltoestellen buiten worden gecontroleerd. Verder is alles op het gebied van veiligheid goedgekeurd en voldoet het aan de gestelde eisen. De peuter moet zich geborgen voelen op de peuterspeelzaal. Vaste leidsters zijn belangrijk, zij bieden veiligheid en structuur, zodat ze weten waar ze aan toe zijn. De peuters hebben zekerheid en herkenning nodig om een band te kunnen opbouwen, vooral voor onbekende situaties en bij angst en verdriet. De peuterspeelzalen zijn vrolijk, overzichtelijk, kindvriendelijk en zoveel mogelijk prikkelarm ingericht. Het materiaal is opgeborgen op een vaste plaats in laden, bakken of kastjes. Eigen werkjes worden tijdelijk opgehangen voor ze worden meegegeven naar huis. De aankleding van de ruimtes wisselt met het thema van het voorschoolprogramma.
8
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
2.
De pedagogische praktijk
Hoe worden de doelen van SPIJ in de praktijk uitgewerkt? 2.1.1
Een goed pedagogisch klimaat
Om het welzijn van het kind te kunnen stimuleren schept SPIJ een goed pedagogisch klimaat. Dit klimaat zorgt ervoor dat kinderen zich veilig en prettig voelen en gestimuleerd worden te spelen, te ontmoeten en zich te ontwikkelen. We bieden verantwoorde, professionele peuteropvang in een veilige, vertrouwde en gezonde omgeving. Wij bieden kinderen zorg, begeleiding en opvoeding in vaste groepen in daartoe speciaal ingerichte ruimtes onder begeleiding van vaste gekwalificeerde leidsters, als aanvulling op de situatie thuis. De groepsgrootte bestaat uit maximaal 16 kinderen en er staan altijd 2 leidsters op de groep. De inrichting van zowel de buiten- als de binnenruimte is erop gericht dat het kind zich veilig voelt, ongestoord kan spelen en ontplooiingsmogelijkheden heeft. De leidsters beschikken over een passende beroepskwalificatie overeenkomstig de CAOWelzijn en maatschappelijke dienstverlening een VVE certificaat en aanvullende taaleisen. Leidsters en stagiaires beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag. De leidsters beschikken over het certificaat Eerste Hulp Bij Kinderongelukken. Jaarlijks worden op iedere locatie een Risico-inventarisatie Veiligheid en een Risico inventarisatie Gezondheid gehouden. In het beleid veiligheid van SPIJ worden veiligheidsregels en afspraken omtrent veiligheid beschreven. • Zie ook “Beleid Veiligheid”, “Veiligheidsregels leidster”, “Veiligheid peuters”, SPIJ oktober 2012 We willen een laagdrempelige voorziening zijn voor ouders, waar ouders elkaar kunnen ontmoeten en waar wij bij opvoeding en ontwikkeling kunnen ondersteunen. De ouders zijn de primaire opvoeders en als eerst verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. De leidsters zijn medeopvoeders. De peuterspeelzaal biedt een eigen pedagogisch milieu, aanvullend op de thuissituatie. Ouders zijn van harte welkom op de groep, de betrokkenheid van ouders vinden wij belangrijk omdat wij samen de opvoedingstaak delen. In onze peuterspeelzalen krijgen kinderen de mogelijkheid om hun leeftijdsgenoten te ontmoeten. Deze ontmoeting vindt plaats in een sfeer van vertrouwen, veiligheid en respect. We vinden het belangrijk dat kinderen en hun ouders zich welkom, veilig en vertrouwd voelen in de peuterspeelzaal. SPIJ is van mening dat binnen groepsverband het welzijn van het individuele kind wordt bevorderd door positieve interacties tussen kinderen. Door deze positieve ervaringen wordt de sociale competentie van het individuele kind vergroot. De leidsters van SPIJ beschikken over vaardigheden om de interacties tussen kinderen op een positieve wijze te beïnvloeden. De aangeboden activiteiten en spelletjes sluiten nauw aan bij de leefwereld, de belangstelling 9
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
en mogelijkheden van de peuter. De kinderen ontwikkelen op deze manier spelenderwijs vaardigheden die te maken hebben met taal en sociale omgangsvormen. De relatie tussen kind en de leidsters is mede bepalend voor de kwaliteit van de opvang van het kind. SPIJ hecht daarom grote waarde aan de wijze waarop de leidster communiceert met het individuele kind. Sensitieve responsiviteit staat voor een actieve en positieve wijze van communiceren met kinderen, de leidster luistert, zowel verbaal als non-verbaal en reageert actief op signalen, vragen en behoeften van het individuele kind. Op basis van deze veiligheid en vertrouwdheid durft het kind te gaan spelen, andere kinderen te ontmoeten en op verkenning te gaan. Samenwerking met ouders vinden wij van belang om informatie uit te wisselen. Het gaat niet alleen om de relatie tussen leidster en ouder, maar ook de relatie tussen leidster en kind, ouder en kind en de relatie tussen ouders onderling. In dit geheel van relaties is de peuterspeelzaal de spil van waaruit de ontwikkeling gericht gestimuleerd wordt. Wij gaan ervan uit dat actieve inzet van ouders noodzakelijk is. De peuterspeelzaal stelt zich actief op om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind en latere gang naar het basisonderwijs. 2.1.2
Hoe gaat dat in de praktijk
Om onze bijdrage aan de pedagogische infrastructuur in IJsselmonde te leveren hebben wij een aantal hoofdaspecten voor ons werk vastgesteld die de basis vormen van ons pedagogisch handelen met ouders en kinderen: •O ntwikkelingsstimulering. Wij begeleiden de kinderen individueel en groepsgewijs in hun spel. De begeleiding en interactie is gericht op het stimuleren van de ontwikkeling. De basis hiervoor is zelfvertrouwen en zelfstandigheid en respect voor de autonomie van het kind. •W erken aan een doorgaande ontwikkelingslijn. In de peuterspeelzalen werken we aan de vier pedagogische doelen; a. emotionele veiligheid en vertrouwen b. sociale competenties c. persoonlijke competenties en d. het eigen maken van waarden, normen en cultuur. • Werken met een voorschoolse methode. Op de peuterspeelzalen werken we met het VVE-programma Puk, onderdeel van het programma Ko- Totaal. Volgens eenzelfde pedagogische en didactische aanpak als de basisschool wordt methodisch en gestructureerd gewerkt aan een doorgaande ontwikkelingslijn van peuterspeelzaal naar de basisschool. •V olgen, signaleren, stimuleren. Tot onze taak behoort ieder kind op een systematische en methodische wijze te volgen en hiervan verslag aan ouders te doen. Er wordt aandacht besteed aan meerdere ontwikkelingsgebieden die onderling sterk met elkaar verbonden zijn. We volgen de sociaal emotionele, de motorische en de taal- en reken-ontwikkeling. Wij brengen deze in kaart d.m.v. een observatie-registratie model en formuleren doelen om de ontwikkeling verder te brengen. 10
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
•O ndersteunen en voorkomen van taalachterstand. Ons taalaanbod en de taalruimte die we geven is speciaal gericht op de peuters. Wij stimuleren doelgericht de taalontwikkeling zodat elk kind zich steeds beter kan uiten. •O uderbetrokkenheid. De betrokkenheid bij de peuterspeelzaal is van groot belang omdat we de opvoeding van uw kind met de ouders delen. Om dit te stimuleren organiseren we op de peuterspeelzalen verschillende activiteiten voor ouder en kind. Wij geven ook ideeën voor spelletjes en activiteiten thuis. Wij zorgen ervoor dat er een goede verbinding is tussen de drie leefwerelden van de kinderen: peuterspeelzaal, thuis en buurt en zorgen dat de overgang van peuterspeelzaal naar basisschool goed verloopt. •O pvoedingsondersteuning. In het belang van het kind kunnen wij en de ouders elkaar wederzijds ondersteunen. Wij zorgen ervoor dat ouders voldoende en goede informatie krijgen over het kind. Verder organiseren we themabijeenkomsten rondom onderwerpen als opvoeding, gezondheid en onderwijs. 2.1.3
Onze visie op de ontwikkeling van de peuter
In onze visie zijn kinderen in hun ontwikkeling o.a. afhankelijk van de omgeving waarin ze opgroeien. Als kinderen klein zijn, zijn het de volwassenen in hun directe omgeving die er toe doen. Ontwikkeling is geen proces dat zich binnen kinderen los van externe invloeden afspeelt. Kansen op succes worden vergroot als kinderen in voortdurende interactie met hun omgeving zijn. In geen enkele periode van hun leven gaat de ontwikkeling zo snel en leren kinderen zo veel als in de vroegste kinderjaren. In die jaren wordt de basis gelegd voor de gehele verdere ontwikkeling. We gaan ervan uit dat jonge kinderen basisbehoeften hebben. Kinderen hebben behoefte aan: Relatiebehoefte aan contact, warmte en genegenheid Competentie behoefte aan kennen en kunnen, laten zien wat je waard bent Autonomie behoefte aan iemand zijn, aan zelf doen Voor de peuters is een veilige en vertrouwde omgeving essentieel om zich te kunnen ontplooien en op onderzoek uit te gaan. Hier kan een kind op zijn eigen wijze en in zijn eigen tempo ervaringen opdoen. Kinderen hebben behoefte aan contact met leeftijdgenootjes en vinden het leuk om te spelen. Door spelen leren peuters ontdekken. Door ontdekken ontwikkelen peuters zich. Hoe meer betrokken een peuter bij een activiteit is, hoe beter de peuter zich zal ontwikkelen. Een peuter kan op ontdekking gaan en zich betrokken voelen en zich ontwikkelen tot een zelfstandig individu die vertrouwen heeft in de ander en in zichzelf. Zelfvertrouwen is een belangrijke voorwaarde om te leren en open te staan voor anderen. Spelenderwijs en in interactie met andere kinderen en leidsters vergroten kinderen hun woordenschat, ontwikkelen zijn hun motorische vaardigheden, groeien zij in sociaal vaardig gedrag, leren ze zich beter uit te drukken. Leren zij eigen initiatieven te nemen, voor zichzelf 11
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
op te komen en samen te werken. Kinderen alleen vrij laten spelen biedt geen garantie op ontwikkeling, kinderen volgen in hun ontwikkeling en ze verder te brengen wel. 2.1.4
Dagindeling en ritme
In de peuterspeelzalen wordt gewerkt met een vaste tijdsindeling en structuur. Aan de hand van deze indeling weten de peuters wat er komen gaat en leren ze de tijdspanne te overzien tot ze weer worden opgehaald. Op tijd brengen en halen van de kinderen is daarbij belangrijk, maar ook voor de rust in de groep. De indeling van een ochtend of middag, afgestemd op het voorschoolthema van dat moment, kan er globaal als volgt uitzien: • Peuters brengen • Ouders kunnen maximaal een half uurtje blijven, met koffie of thee • Vrij spelen • De kring • Toiletbezoek • Tussendoortje (fruit, drinken, kaakje) • Knutselactiviteit in kleine groepen en vrij spelen • Buiten spelen • Kinderen ophalen 2.1.5 Wenprocedure, afscheid nemen van de ouders Voor het eerst naar de peuterspeelzaal gaan is een ingrijpende gebeurtenis in het leven van een kind. Na de aanmelding vindt een gesprek plaats waarin belangrijke gegevens van het kind en de peuterspeelzaal worden uitgewisseld en afspraken gemaakt. Belangrijk bij het afscheid nemen is dat de ouder duidelijk maakt aan het kind dat hij/zij weggaat, eventueel nog even zwaait voor het raam en ook weer komt ophalen. De leidster adviseert de ouder om tijdelijk iets als een geliefde knuffel van de peuter mee te geven. Ouders kunnen met hun kind een puzzeltje maken of een boekje lezen voor ze weg gaan. Sommige peuters geeft dit een gevoel van zekerheid, het is een voorbereiding op het afscheid nemen. Andere hebben hier geen behoefte aan en willen meteen gaan spelen. De ouders kunnen dan even kijken hoe hun kind speelt en met wie en contact maken met andere ouders. Als een peuter extreem veel moeite heeft met afscheid nemen, zijn er een aantal mogelijkheden: Het kind letterlijk losmaken van de ouder en de ouder verzoeken om weg te gaan en te verzekeren, dat indien het kind ontroostbaar blijkt, er wordt opgebeld. Ouders mogen ook zelf naar de peuterspeelzaal bellen; Blijft de peuter erg verdrietig, dan komt hij de eerste keer niet langer dan een uur of minder. Daarna wordt geprobeerd langzaam op te bouwen. Soms komt het voor dat een peuter ook nog na een tot twee maanden na het afscheid ontroostbaar blijft. Dan wordt in overleg met de ouders naar een oplossing gezocht. Voor de peuter zelf is de situatie niet goed en een huilende peuter brengt veel onrust in de groep. Een optie is om de peuter tijdelijk van de speelzaal te halen en het na een half jaar opnieuw in de groep in te delen.
12
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
2.1.6 De kring In de kring hebben de peuters gelegenheid iets te vertellen of te laten zien. Daarbij wordt op de beurt gewacht en naar elkaar geluisterd. Dit kan over veel uit hun dagelijkse leventje gaan, al dan niet gebonden aan het voorschoolthema van dat moment. In de kring worden ook de nieuwe kinderen voorgesteld aan de groep, gevolgd door een namenrondje: wie is er aanwezig vandaag en wie niet? Niet alle peuters durven hun eigen naam te zeggen, vaak wel die van een ander. Elke dag wordt een (prenten)boek voorgelezen of verteld. Na het voorlezen is het tijd om liedjes te zingen met bewegingen of spelletjes te doen. De kinderen kiezen de liedjes om de beurt uit. De kring eindigt met een bepaald lied, zodat het ook weer duidelijk wordt afgesloten. 2.1.7 Rituelen, verjaardagen en feesten Rituelen geven de kinderen houvast, zoals een speciaal lied voor het fruit eten en voor het opruimen of stampen met de voeten na het buitenspelen. Aan feesten en verjaardagen wordt veel aandacht besteed. De vieringen zijn aangepast aan de leeftijd. De peuter krijgt een feestmuts op, een cadeautje en mag trakteren. Als ouders willen mogen ze hierbij aanwezig zijn. Andere feestelijke activiteiten worden zoveel mogelijk aan landelijke feestdagen aangepast, evenals de seizoenen. 2.1.8
Uitstapjes en vervoer met de peuters
Uitstapjes te voet Op de locaties worden er, behalve het buitenspelen op het eigen speelterrein, ook wel uitstapjes op loopafstand gemaakt naar bijvoorbeeld de ‘Kinderboerderij’ of de speeltuin. Deze uitstapjes worden ruim van te voren gepland, zodat ouders in de gelegenheid zijn mee te gaan, om de kinderen te begeleiden. Wij verlaten onze locatie alleen wanneer de begeleiding optimaal is, d.w.z. één volwassene begeleidt maximaal twee kinderen. Het liefst zodanig dat de leidsters geen kinderen aan de hand hebben, zodat zij overzicht kunnen houden op de groep. Bij het intakegesprek zijn de ouders ingelicht over onze werkwijze en hebben, middels registratie op het intakeformulier, hiervoor hun toestemming gegeven. Wanneer ouders geen toestemming hebben gegeven, gaan kinderen niet mee op deze uitstapjes en kunnen de kinderen op dat betreffende dagdeel de peuterspeelzaal niet bezoeken. Uitstapjes met het openbaar vervoer Wanneer er een uitstapje gemaakt wordt met de peuters waarvoor het nodig is dat wij met het openbaar vervoer gaan, gaan alle ouders mee. De ouders zijn tijdens het uitstapje verantwoordelijk voor hun eigen kind. Uitstapjes met eigen vervoer Er worden geen uitstapjes georganiseerd met eigen auto’s. Er kunnen wel afspraken gemaakt worden met ouders dat zij hun kind met eigen vervoer brengen naar de plaats van bestemming.
13
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
Vervoer na ongeval Ondanks alle goede zorgen kan het gebeuren dat een peuter een ongeluk kan krijgen. Afhankelijk van de ernst van de situatie zal de leidster van de groep eerst contact opnemen met de ouder. Wanneer de ouder niet bereikbaar is, maken wij gebruik van het noodnummer, dat voor ieder kind genoteerd wordt op het intakeformulier. Als er acuut gevaar dreigt wordt de huisarts ingeschakeld. Voorbeelden zijn: - een kind dat het plotseling benauwd krijgt -een kind dat bewusteloos raakt of niet meer op aanspreken reageert - een kind met plotselinge hoge koorts -een kind dat plotseling ernstig ziek lijkt -bij ongevallen Indien de arts niet beschikbaar is aarzelen wij niet in bovengenoemde noodsituaties een ambulance te bellen. De leidster die contact heeft met het kind belt de ambulance zodat zij de juiste informatie kan geven, en vermeld duidelijk de naam, het adres en het telefoonnummer van de betreffende peuterspeelzaal. Wanneer de ouders niet bereikbaar zijn en 1 van de leidsters moet door deze omstandigheid de groep verlaten omdat ze met het kind meegaat in de ambulance, lichten de leidsters de directie van school in of bellen zij met de medewerkers op het hoofdkantoor die binnen 15 minuten op locatie aanwezig kunnen zijn zodat de leidster/ kindratio op de groep gewaarborgd blijft. 2.1.9 Verlaten van de eigen stamgroep We bieden continuïteit op de groep doordat de peuterleidster op vaste dagen werkt. Het kind heeft zo altijd een vast en vertrouwd gezicht om zich heen. De kinderen komen op steeds dezelfde dagen in dezelfde groep met kinderen en ruilen niet incidenteel van stamgroep. Indien de peuters de eigen groepsruimte/ stamgroep verlaten hanteren we de volgende regels; • Een leidster houdt overzicht wanneer kinderen zelfstandig hun jas op de gang mogen pakken. • Als de kinderen naar huis gaan staat er 1 leidster bij de deur die overzicht kan houden. • Wanneer het toilet zich buiten de groepsruimte bevindt houdt 1 van de leidsters toezicht op het toiletbezoek. • Als er een beweegactiviteit is op de gang of in het speellokaal zijn de leidsters en of een stagiaire aanwezig. • Bij het naar de buitenspeelplaats gaan zijn de leidsters aanwezig. Kinderen lopen in een rij naar buiten met 1 leidster voor en 1 leidster achter. Op sommige locaties maken we gebruik van een loopkoord. • De oudste peuter die gaat wennen op de basisschool wordt onder begeleiding naar het klaslokaal gebracht door ouder/ leidster/ leerkracht of stagiaire. • Bij een gezamenlijke thema afsluiting of feestelijke activiteit die samen met de basisschool gevierd wordt zijn de leidsters en/ of ouders aanwezig.
14
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
2.2.0 Afwezigheid van kinderen zonder bericht Wanneer kinderen niet op de peuterspeelzaal komen en de ouders ons daarvan niet op de hoogte hebben gesteld worden er stappen ondernomen om er voor te zorgen dat de afwezigheid verklaarbaar en /of geregistreerd wordt. STAP 1 • Op de dag dat een kind afwezig is, zonder dat ouders de leidsters hiervan in kennis hebben gesteld, neemt de leidster het initiatief om de ouders te bellen. • Dit herhalen we ieder dagdeel dat het kind normaliter op de peuterspeelzaal zou komen. Wanneer er geen contact met de ouders mogelijk is wordt dat uiterlijk op de derde dag van afwezigheid doorgegeven aan de aandachtsfunctionaris (dit kan zijn de leidinggevende van SPIJ en/of de aandachtsfunctionaris van de betreffende basisschool) • Nadat het kind 3x afwezig is geweest zonder contact te hebben gehad met de ouders stuurt de leidster een brief naar het huisadres van het betreffende kind. STAP 2 • Wanneer er binnen een week na het versturen van de eerste brief niet wordt gereageerd, wordt de voorschoolsmaatschappelijk werker ( vsmw-er) ingelicht • De vsmw-er informeert bij de basisschool of er meerdere kinderen uit het gezin op school zitten. • De vsmw-er bespreekt de “casus” met de leidster. Mogelijke stappen zijn: - De vsmw-er gaat op huisbezoek - De vsmw-er & leidster gaan samen op huisbezoek - Huisbezoek is niet mogelijk -> de wijkagent wordt ingeschakeld • Indien er niemand thuis is wordt een bericht achter gelaten dat we langs zijn geweest omdat wij ons zorgen maken en verzoeken wij de ouders om direct contact op te nemen met de peuterspeelzaal. In de brief staat ook welke stappen we zullen ondernemen als er geen contact volgt. • Indien de peuterspeelzaal een week na het afleggen van het huisbezoek niets verneemt zal de vsmw-er de zaak bespreken met de aandachtsfunctionaris (de leidinggevende van SPIJ en de aandachtsfunctionaris van de betreffende basisschool)over de te nemen vervolgstappen. Vervolgstappen • Samen met de vsmw-er wordt er een stappenplan gemaakt • Mogelijke acties zijn: - Overleg met het wijkteam - Er wordt een signaal afgegeven in SISA door de aandachtsfunctionaris (dit kan zijn de leidinggevende van SPIJ of de aandachtsfunctionaris van de betreffende basisschool) - Er wordt aangifte bij de politie betreft vermissing gedaan - De plaatsing wordt per direct beëindigd
15
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
3
Ontwikkelingsgebieden in de praktijk
3.1 Motorische ontwikkeling In en om de speelzaal krijgen de peuters letterlijk en figuurlijk de ruimte om veel te bewegen. Er zijn fietsen en er is een glijbaan. Er is genoeg ruimte om te rennen, te gymmen en in kringspelletjes te dansen op muziek. Bij droog en niet te winderig of te koud weer wordt er zoveel mogelijk buiten gespeeld op de speciale speelplaats. Om het lichaamsbesef te bevorderen zijn er regelmatig zintuiglijke spelletjes met de peuters zoals horen, zien, ruiken en voelen. Ook wordt er gebruik gemaakt van liedjes en opzegversjes met bewegingen. Beweging en zitactiviteiten wisselen elkaar af. De fijne motoriek wordt geoefend en ontwikkeld met puzzelen, knippen, plakken en verven, bouwen, aan- en uitkleden van poppen, kleien, rijgen enz. 3.2 Speel-leergedrag Vrij spelen, het ontwikkelen van de creativiteit en expressiemogelijkheden zijn een heel belangrijk onderdeel in de peuterspeelzaal. De peuters krijgen vier dagdelen per week gelegenheid met leeftijdgenootjes te spelen, te leren en plezier te maken in een vertrouwde en veilige omgeving. De aandacht en begeleiding zijn zowel groepsgericht als individueel, zodat de kans op ontplooiing zo volledig mogelijk is. Rekening houdend met de eigenheid van een peuter en gebruik makend van individuele mogelijkheden, wordt iedere peuter zodanig gestimuleerd dat hij of zij zich evenwichtig kan ontwikkelen en optimaal gebruik kan maken van unieke kwaliteiten. De overgang naar de basisschool verloopt op deze manier geleidelijk en gemakkelijker. De vaste dagindeling en regels zorgen daarbij voor de structuur. De peuters leren zich uitdrukken naar hun eigen aard door middel van experimenteren en oplossingen voor problemen te ontdekken. Peuters zijn nieuwsgierig en spelen met plezier. Soms alleen en eerst nog naast elkaar, na verloop van tijd steeds meer samen. Vanuit het spel imiteren ze en spelen met fantasie uit wat ze hebben beleefd. Ze doen ervaringen op met allerlei speel-en leermateriaal. Creativiteit is meer dan bezig zijn met expressiemateriaal. Creatief zijn kan de hele dag, hetzij in woordgebruik of door te bewegen, hetzij in het vinden van oplossingen voor allerlei situaties. De kinderen kunnen zoveel mogelijk met het aanwezige materiaal hun eigen gang gaan. De leidsters stimuleren ook door zelf mee te doen en een voorbeeld te zijn voor de kinderen die nog niet goed weten wat ze kunnen en durven. Niet het resultaat maar het ervaren staat voorop.
16
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
4
Sociaal-emotionele ontwikkeling
4.1 Sociaal gedrag, normen en waarden Opgroeiende peuters worden minder egocentrisch. Ze leren rekening houden met elkaar en elkaar te respecteren. Een ander kind wil soms iets anders dan zijzelf of beleeft het op een andere manier. Met ieders eigendommen en het materiaal wordt voorzichtig en zorgvuldig omgegaan. Meehelpen met opruimen is vanzelfsprekend. Het is belangrijk om te weten waar de grenzen liggen. Leren wat goed en fout is hoort bij het opgroeien en ontwikkelt het geweten. Conflicten horen erbij en bij het dagelijkse leven. 4.2 Corrigeren en belonen Om een positief zelfbeeld te kunnen ontwikkelen, krijgen de peuters complimentjes, worden geprezen voor lief en aardig gedrag en voor alles wat ze al kunnen. Kritiek wordt altijd opbouwend gegeven en gevolgd door een juist en positief voorbeeld. Negatief gedrag wordt zoveel mogelijk genegeerd, mits het geen gevaar oplevert. Door niet in te grijpen wanneer het niet werkelijk nodig is, leren de peuters de gevolgen van hun gedrag ervaren en er zelf verantwoordelijk voor te zijn. Omdat peuters nog niet goed weten wat samen spelen is en de wereld om zich heen nog egocentrisch, vanuit zichzelf bekijken, kunnen de conflicten hoog oplopen. Naast ruzies zijn er ook veel kleine conflicten. Meestal lossen ze dit zelf op. Bij gedrag wat niet genegeerd kan worden, zoals plagen, pesten, buitensluiten of elkaar pijn doen, grijpen de leidsters in. Zij gaan altijd naar de peuter toe. Corrigeren kan door de peuter af te leiden of aan te spreken en geduldig en vriendelijk uit te leggen waarom iets niet mag. Uitgangspunt bij het corrigeren is, dat niet de peuter zelf wordt afgekeurd, maar het gedrag. Het goede voorbeeld wordt onmiddellijk daarna gegeven. Bij herhaling of extreem gedrag wordt de peuter even apart op een stoeltje gezet. De leidster stelt de ouders hiervan op de hoogte wanneer zij hun kind ophalen. Ook wordt uitgelegd dat hun kind niet thuis gestraft mag worden voor iets dat op de peuterzaal is voorgevallen. Een minder weerbaar kind wordt aangemoedigd om voor zichzelf op te komen, terwijl een ander kind juist wordt afgeremd en gestimuleerd tot ander gedrag. 4.3 Taal- en spraakontwikkeling De leidsters gaan bewust om met taal en benoemen alles wat zij doen en zien. Het aanleren van taal gebeurt zowel spelenderwijs als methodisch aan de hand van de thema’s van het voorschoolprogramma. Zo wordt er gezongen, worden (prenten)boeken voorgelezen, interactief verhaaltjes verteld, voorwerpen aangewezen en benoemd en zijn er activiteiten in groepjes van maximaal vier kinderen. Deze activiteiten zijn thematisch met elkaar verbonden, visueel gemaakt in de aankleding van de peuterspeelzaal en ook afgestemd op de basisschool. Daarnaast is er natuurlijk het taalgebruik in de alledaagse omgang met elkaar.
17
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
4.4 Anderstalige peuters In de peuterspeelzalen wordt Nederlands gesproken. Voor peuters die thuis hun moedertaal spreken is dit vaak de eerste kennismaking met de Nederlandse taal. Op het moment van plaatsing spreken noch verstaan zij dit goed. Om het aanleren hiervan soepel te laten verlopen, worden ouders zoveel mogelijk bij de activiteiten van hun peuters betrokken. Dit kan zijn in de vorm van speciale ouderactiviteiten of door allerlei beeldend materiaal met bijbehorende tekst mee te geven. Zo zijn er bezoeken aan de bibliotheek en wordt aanbevolen thuis boekjes voor te lezen of woorden met bijbehorende afbeeldingen te oefenen die op dat moment in de peuterspeelzaal worden gebruikt. 4.5 Cognitieve ontwikkeling Wanneer de cognitie bij peuters zich verder ontwikkelt gaat de taalontwikkeling in deze periode met sprongen vooruit. De peuter leert waarnemen, ordenen, benoemen en sorteren, begrijpt beter hoe de wereld en de dingen in elkaar zitten en dat een handeling een andere handeling kan veroorzaken. Ook het geheugen raakt meer getraind. Spelmateriaal dat het denken activeert wordt de peuter aangeboden, waarbij gedacht moet worden aan ruimtelijk inzicht en ‘oorzaak en gevolg’ materiaal. Zo zijn er puzzels, oplopend in moeilijkheidsgraad, spelletjes, bouwmaterialen en objecten om kleuren en vormen te sorteren. Ook voorleesboeken en seizoensthema’s spelen hierbij een rol. Vooral het zelfstandig bedenken van oplossingen wordt gestimuleerd. 4.6 Ontwikkeling van de identiteit en zelfredzaamheid Om de identiteit te stimuleren wordt regelmatig de voornaam en de achternaam van de peuter gebruikt. In de kring wordt iedereen gevraagd of hij/zij aanwezig is. Zo leert de peuter wie hij is, hoe hij heet en dat hij iemand is. Ook wordt geprobeerd een positief imitatievoorbeeld te geven. Door het aanwezige materiaal kan symbolisch spel en de ontwikkeling van de identiteit van het kind goed tot zijn recht komen. De peuter vergroot zijn zelfvertrouwen door kleine opdrachten te proberen die passen bij het ontwikkelingsniveau, te ervaren wat hij al kan door geprezen te worden als hij iets goed doet, of juist door geholpen te worden waar dat nodig is. Dagelijks wordt gewerkt aan de zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Dit kan zijn: zelf naar de w.c. gaan, broek ophalen en handen wassen, of jas aantrekken, maar ook zelfstandig een puzzeltje maken of iets opruimen. Ook hierbij wordt gelet op wat de peuter al kan en waar hij of zij op dat moment aan toe is. De zelfstandigheid wordt gestimuleerd doordat er ook iets mis mag gaan. Een kind dat uit ervaring weet dat hij fouten mag maken, durft er voor uit te komen wanneer hij iets niet weet of niet kan. In deze ontwikkelingsfase, die van de eigen identiteit, het eigen ‘ik’, en het ‘zelf doen’, komen naast heftige uitingen in de vorm van lachbuien, driftbuien en agressieve daden, ook typische peuterangsten voor als angst voor eigen lijf, verandering, afkeuring en afwijzing, en angst om alleen te worden gelaten. Oplopende ruzies zijn op deze leeftijd vrijwel onvermijdelijk. Lichamelijk of verbaal geweld door de kinderen, maar ook van de volwassenen, wordt niet getolereerd. De leidsters gaan op respectvolle wijze met de kinderen om. Op blijdschap, verdriet, woede, angst of onverschilligheid wordt altijd begripvol en positief ingegaan. De gevoelens worden serieus genomen, er wordt geluisterd en meegeleefd. 18
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
5. Contact met ouders/verzorgers in de praktijk Voor een goede samenwerking met de ouders van de peuters is er als eerste het informele contact wanneer de kinderen worden gebracht en opgehaald. Dit is bij uitstek geschikt om elkaar beter te leren kennen en eenvoudige, maar belangrijke informatie uit te wisselen. Iedere peuterspeelzaal heeft voor ouders de mogelijkheid om even koffie of thee te blijven drinken wanneer ze hun kinderen komen brengen. Contact met de andere ouders kan dan ook spontaan plaatsvinden, evenals extra vragen die er zijn. Voor een apart gesprek is altijd tijd. Ouders worden zoveel mogelijk bij de activiteiten en de ontwikkeling van hun peuters betrokken en krijgen handvatten voor de thuissituatie. Daarnaast vindt op formelere wijze ondersteuning, informatieverstrekking en kennisoverdracht plaats. Door middel van ouderactiviteiten informeren de peuterspeelzalen van SPIJ ouders over ontwikkeling in de peuterleeftijd en het gedrag dat daarbij voorkomt. Van elkaar en/of van leidsters of een deskundige op bepaald gebied kunnen zij handvatten krijgen voor de aanpak van concrete en praktische problemen. Ook worden ouders bekend gemaakt met onderdelen van de diverse thema’s van het VVE-programma. Zo zien en ervaren ouders waar hun kind mee bezig is geweest, waarom het zo gedaan wordt en hoe zij hier thuis verder op in kunnen spelen. 5.1 Overdracht naar de basisschool Wanneer de peuter vier jaar wordt en de peuterspeelzaal verlaat, is het is voor alle partijen belangrijk dat de basisschool informatie krijgt. Dit gebeurt door middel van een overdrachtsformulier en de observatieformulieren. De leidsters dragen het dossier met deze gegevens en eventuele bijzonderheden over aan de basisschool. Ouders zijn hiervan en van de inhoud op de hoogte. Als er bijzonderheden zijn over de situatie en/of de ontwikkeling van het kind vindt er in de regel een zogeheten ‘warme overdracht’ naar de betreffende basisschool plaats. Dit is een 3-gesprek tussen de ouder, een vertegenwoordiger van de school en een van de leidsters. In dit gesprek worden mogelijke knelpunten doorgegeven en besproken. 5.2 Observeren, signaleren, doorverwijzen Het beleid van SPIJ is erop gericht de peuters te volgen, te observeren, te signaleren en zonodig door te verwijzen. Zo worden eventuele problemen of achterstanden vroegtijdig onderkend. De kinderen worden geobserveerd met drie jaar en als ze bijna vier zijn met behulp van een eigen en een VVE-observatielijst. Er vindt dan ook een oudergesprek plaats.De dagelijkse observatie is vanzelfsprekend en doorlopend. Zaken die opvallen worden aan het eind van een dagdeel genoteerd. Op deze manier zijn de leidsters nog beter in staat het activiteitenaanbod af te stemmen op de behoefte en het niveau van een peuter. Als er op een of meerdere ontwikkelingsgebieden zorgen zijn, wordt hierover tijdig met ouders/verzorgers gesproken en afgestemd met wederzijdse informatie en afspraken. Blijven de zorgen bestaan, dan is er ook overleg met instanties als het consultatiebureau, logopedie, Stichting Vroeghulp of het Centrum voor Jeugd en Gezin. Tegelijkertijd is er een gesprek met ouders/verzorgers dat is voorbereid met de directe collega’s.
19
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
Als er sprake is van een doorverwijzing van de peuter naar een hulpverlenende instantie worden de (observatie)verslagen, zonodig aangevuld met signaleringslijsten van de andere instanties, meegenomen. Indien ouders dit graag willen, begeleiden de leidsters hen bij de hierna te nemen stappen. Contacten met externe organisaties onderhouden de leidsters zelf. Bij vermoeden van kindermishandeling wordt er gehandeld volgens het stappenplan uit het Protocol Kindermishandeling van JSO. Iedere locatie heeft een dergelijk protocol.
20
Pedagogisch werkplan Stichting Peuteropvang IJsselmonde 2014
6
Thema bijeenkomsten
Op de speelzalen worden ouders betrokken bij de start van nieuwe en afsluiting van lopende VVE programma’s. Ouders worden geïnformeerd over de leerdoelen van een nieuwe periode (op gebied van o.a. taal worden de te behandelen thema’s en woordenlijsten uitgedeeld); geïnformeerd over wat kinderen hebben geleerd hoe en wat ze hebben gedaan de afgelopen periode. Daarnaast worden voor ouders specifieke bijeenkomsten georganiseerd op het gebied van peuterontwikkeling. Hier staat centraal het informeren van ouders over de ontwikkeling en hoe ouders zelf thuis dit kunnen herkennen, stimuleren en ondersteunen.
21