PARTICIPATIE De mens centraal
“Van A(fhankelijkheid) naar Z(elfstandigheid)” Beleidsplan Werk en Bijstand 2008-2010 (over de kaderstelling)
1
Redenen genoeg om het huidige beleidsplan en alle instrumenten die worden gebruikt voor een behoorlijke uitvoering eens goed onder de loep te nemen. Naast maatschappelijke ontwikkelingen, zijn er natuurlijk meer aanleidingen om het huidige beleid bij te slijpen. Deze worden uitgebreid in het beleidsplan verwoord.
Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt, als een kompas voor de komende jaren, het nieuwe beleidsplan Werk & Bijstand: van A(fhankelijkheid) naar Z(elfstandigheid). We gaan de uitdaging aan om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen met als uiteindelijk doel: een (economisch) zelfstandig bestaan, want dat is waar het om draait. In dit beleidsplan treft u de kaders aan van het beleid. Deze worden verder uitgewerkt in een apart plan dat in het najaar gereed zal zijn.
U moet het eigenlijk zo zien, de allround bril die wij op dit moment dragen wordt gebruikt bij het autorijden, de computer en het lezen. Echter voor een scherp beeld bij elke activiteit zijn varifocusglazen een goede oplossing, zonder dat wij het montuur van het huidige beleidsplan moeten afschrijven. Het thema participatie is onder te verdelen in twee pijlers, te weten de arbeidsmarkt en de beschikbare voorzieningen. Om een goed beeld te krijgen, wordt gebruikt gemaakt van de input van diverse organisaties. Om deze input te verkrijgen wordt een aparte participatietop georganiseerd.
Het gaat goed met de economie in West-Friesland! De werkgelegenheid is relatief harder gestegen dan in andere regio’s. Het positieve gevolg hiervan is dat het aantal uitkeringsgerechtigden is gedaald.
De uitkomsten uit deze top worden besproken en uiteengezet in een apart plan dat vermeldt hoe op diverse onderdelen uiteindelijk de participatie in de Hoornse samenleving kan worden verhoogd.
Naast de daling van het klantenbestand, is er natuurlijk veel aandacht voor participatie. Iedereen wordt gestimuleerd om mee te doen aan de Hoornse samenleving en gebruik te maken van de mogelijkheden. Hoorn heeft een ruimhartig armoedebeleid maar doet daarnaast ook graag wat extra’s. Zij betrekt graag al haar inwoners! Daarom was voor het feestjaar Hoorn 650 een speciale cultuurstrippenkaart ontwikkeld. Met deze kaart konden ook inwoners met een laag inkomen gratis of tegen een gereduceerd tarief deelnemen aan de feestelijke activiteiten.
In dit beleidsplan komt u ongetwijfeld onderwerpen tegen die niet nieuw voor u zijn. Toch hoop ik dat u een goed en positief beeld krijgt van onze, en ik hoop ook uw ambitie voor de komende jaren.
Het ruimhartige beleid wordt in de praktijk toch vaak anders beleefd en helaas is niet iedereen in staat om mee te doen. De wetgever gaat uit van een deelnemer aan onze maatschappij die in staat is voor zichzelf op te komen, echter de werkelijkheid is vaak anders. Tegenwoordig blijkt dat het hebben van schulden op jonge leeftijd al gemeengoed is geworden, dat 45 plussers massaal aan de kant blijven, dat geld voor armoedebestrijding op de plank blijft liggen en dat de overheid niet in staat is om iedereen te bereiken. Ook steken particuliere initiatieven als voedselbanken de kop op. Zo werd Hoorn twee jaar geleden geconfronteerd met dit fenomeen.
Jan de Boer, Wethouder sociale zaken & arbeidsmarktbeleid
2
Vragen aan Mirjam Pool, auteur van ‘Alle dagen schuld’
Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave beleidsplan van A tot Z Vragen aan Mirjam Pool, auteur van ‘Alle dagen schuld’ fragment uit het boek H 1 van A(fhankelijkheid) § 1.1 inleiding § 1.2 ontwikkelingen § 1.3 knelpunten huidige beleidsplan
Mirjam Pool geeft in haar boek “Alle dagen schuld, praktijkverhalen over armoede” een kijkje in de keuken van diverse gezinnen die kampen met schulden. Zij heeft deze gezinnen ongeveer anderhalf jaar gevolgd. Vele bezoeken bij de mensen thuis afgelegd en daarnaast ook gesproken met hulpverleners, sociale diensten en vrijwilligers van particuliere initiatieven. Leven op of onder de armoedegrens lijkt slechts voor een kleine groep zonder problemen vol te houden. De meeste in het boek geschetste situaties kenmerken zich door mensen die zich door impulsieve acties steeds verder in de problemen werken.
Vragen aan Stella Hof, SCP van ‘Geld op de plank’ Samenvatting/conclusies van het onderzoek H 2 via participatie § 2.1 pijler I: participatie & arbeid § 2.2 pijler II: inkomen & armoedebestrijding § 2.3 financiële taakstelling & huidige budgetten Vragen aan Tof Thissen, voorzitter Divosa + lid Eerste Kamer fragment uit ‘Schakelen en verbinden’ H 3 naar Z(zelfstandigheid) § 3.1 nieuwe missie & strategie § 3.2 nieuwe beleidsuitgangspunten § 3.3 doelstellingen
“Angela en Erik wachten. Ze wachten tot de dag voorbij is, de week, de maand. Totdat het bericht komt dat de uitkering definitief rond is en ze meer duidelijkheid hebben over hun inkomen. Ze schipperen met de voedselvoorraad en proberen hier en daar aan extraatjes te komen. In de bijna twee jaar dat ze samen zijn, hebben ze al vaker zulke perioden gehad, steeds door andere oorzaken en zeker ook door Eriks eigen toedoen. De oplossingen die ze zoeken, helpen alleen op de korte termijn. De vorige keer, in de stervenskoude caravan, zaten ze vijf maanden achtereen zonder inkomen, maar konden ze zich enigszins redden door gebruik te maken van een actie van een belwinkel in het centrum. Bij ondertekening van een telefoonabonnement voor twee jaar konden
H 4 van het “wat” naar het “hoe” § 4.1 participatietop
Bijlage: Overzicht bestaande participatie en begeleidende instrumenten
3
hebben om aan dat willen toe te komen. Soms is zeggen dat je niet wil een vorm van veiligheid en zekerheid zoeken. Ik heb ook veel mensen ontmoet die juist wél willen, maar door bijvoorbeeld ziekte of andere problematiek niet kunnen werken, en ook heb ik voldoende mensen gesproken die wel willen en het ook doen, maar ook steeds weer buiten het arbeidsproces vallen, bijvoorbeeld doordat ze moeilijk in staat zijn om hun werk vast te houden, of vanwege hun gebrekkige kwalificaties alleen in aanmerking komen voor tijdelijk (uitzend)werk. Mensen nemen op hun manier vaak wel hun verantwoordelijkheid, maar schieten daarbij tegelijkertijd soms te kort. Dit laat trouwens onverlet dat je bij sommige keuzes die men maakt, gewoon ernstig je vraagtekens mag zetten. Gebrek aan financieel in- en overzicht is een groot probleem, maar tegelijkertijd is het ook voor iemand die wel over dat inzicht beschikt, gigantisch moeilijk om van het sociaal minimum rond te komen en je weg te vinden in de bureaucratie en het woud van voorzieningen en regelingen. Alles moet meezitten, er mag niets fout gaan, en met sommige zaken – bijvoorbeeld bureaucratische procedures die buiten jouw invloed mislopen of te lang duren – moet je eenvoudigweg geluk hebben. Wie in de schulden komt, heeft het nog ’ns extra moeilijk.
klanten 250 euro contant ontvangen. In korte tijd namen ze samen zeven abonnementen. (…) Ze wisten wel dat ze ooit de abonnementsgelden zouden moeten betalen, maar die zorg was pas voor later. Ze wisten ook dat de uiteindelijke kosten de “cadeautjes” van 250 euro ver te boven zouden gaan, maar die zorg leek nog zo ver weg dat ze zich daar niet druk over maakten.” Bron: Pool M. (2007), “Alle dagen schuld, praktijkverhalen over armoede”, AmsterdamAntwerpen: Augustus.
Vragen aan Mirjam Pool: 1. U heeft een lange periode in de keuken gekeken van mensen op of onder de armoede grens. Wat is u het meest bijgebleven? Het allermeest trof mij toch wel de langdurigheid van de situatie (soms zelfs: de ellende) waarin de mensen verkeerden. Wat ik bij hen zag en hoorde waren geen momentopnamen, maar hún leven van alledag, dat op dezelfde manier doorging als ik er niet was, dat – meestal – al zo was voordat ik hen leerde kennen en zo zou blijven als mijn contact met hen ten einde zou komen (voor sommige gezinnen vermoedelijk zelfs voor altijd). Dat was beklemmend en moedeloos makend. Daarnaast was ik vooral ook diep getroffen door de soms ronduit uitzichtloze situatie waarin de kinderen in die gezinnen moeten opgroeien.
3. De gemeente Hoorn heeft als titel voor haar nieuwe beleidsplan: “Van A(fhankelijkheid) naar Z(elfstandigheid)”. Gezien de ervaringen die u heeft met gezinnen met schulden, is het een utopie om als gemeente te streven naar zelfstandigheid bij al haar burgers?
2. Wat is in uw beleving het meest overheersend: mensen die niet willen werken en hun verantwoordelijkheid niet willen nemen of mensen die niet kunnen werken en niet in staat zijn om hun financiën op orde te houden?
Misschien moet je streven naar ‘zelfstandigheid op maat’, naar optimale zelfstandigheid per persoon/huishouden. Je behandelt je burgers respectvol door hen aan te spreken op wat ze wél kunnen, maar soms moet je datgene wat ze kunnen, faciliteren door hen op de
Van buitenaf is het gemakkelijk om het etiket van ‘niet willen’ op mensen te plakken, maar het is mijn stellige indruk dat zelfs de mensen die zeggen niet te willen, in feite te veel belemmeringen
4
gebieden waar ze moeite mee hebben, te ontlasten. Bijvoorbeeld: de sociale dienst kan uitkeringsgerechtigden die structureel hun financiën niet op orde hebben, ondersteunen door de overmaking van de primaire vaste lasten op zich te nemen. Dat kan zorgen wegnemen in een gezin, waardoor er meer ruimte en energie ontstaat voor wat deze mensen wel kunnen, of waar ze óók energie voor nodig hebben (bijvoorbeeld de opvoeding van hun kinderen).
Hoofdstuk 1: Van A(fhankelijkheid) § 1.1 Inleiding Waarom een nieuw beleidsplan? In het begin van de huidige college- en raadsperiode is het beleidsplan Wet werk & bijstand (WWB) 2007 – 2010 vastgesteld. Hierin wordt vooral gestuurd op het verkrijgen van werk door extra inzet op re-integratie van bijstandsgerechtigden, arbeidsmarktgerichte inburgering, werkgeversbenadering en de inzet van re-integratiecoaches.
4. Heeft u tips aan de gemeente Hoorn voor haar armoedebeleid (waaronder schuldhulpverlening)? Vermoedelijk zijn dit allemaal voor de hand liggende tips: preventie, preventie, preventie; een keten/netwerk van signalering ontwikkelen; mensen (op maat) laten participeren en deel uit laten maken van de samenleving; zo veel mogelijk automatische verstrekking van inkomensondersteunende voorzieningen, of in ieder geval: mensen helpen om hun recht op die voorzieningen te verzilveren; mensen die uitstromen uit bijv. de WWB niet meteen uit beeld laten verdwijnen en meteen het vangnet weer paraat hebben als er iets misloopt. En: je klanten, je burgers kennen! Evident kwetsbare gezinnen met extra zorg volgen om, bijvoorbeeld in samenwerking met de afdeling leerplicht/ zorgteams op scholen, te proberen de kinderen die in die gezinnen opgroeien niet buiten de boot te laten vallen. De kinderen die in zo’n gezin opgroeien, zijn eigenlijk net zo goed klant van de sociale dienst (immers: uitkering volgens gezinsnorm), en zijn net zo goed burger van de gemeente.
De ontwikkelingen en inzichten van dit moment vragen om een bijstelling van het beleid. De jaren voor de invoering van de WWB hebben vooral in het teken gestaan van het rechtmatig verstrekken van uitkeringen. Vanaf 2004 is “werk, werk en nog eens werk” het devies. De verschuiving van rechtmatigheid naar doelmatigheid is goed, maar een bredere focus is nodig. De gemeente is namelijk meer dan alleen een bemiddelaar naar werk. Het gaat ook om meedoen en erbij horen. De gemeente kan hierin veel betekenen, maar moet vooral een verbindende rol spelen tussen alle partijen die hieraan kunnen bijdragen. Het aantal klanten dat afhankelijk is van een bijstandsuitkering is gedaald van 1380 eind 2003 naar 10121 op 1 september 2008. In het in 2007 opgestelde Bestuursakkoord tussen VNG en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn ambitieuze doelstellingen neergelegd (nog eens 25% meer uitstroom uit de bijstand en een taakstelling om nietuitkeringsgerechtigden aan het werk te helpen). Dit terwijl het klantenbestand is veranderd. Het overgrote deel van de klanten kan niet direct aan het werk en heeft veel en vaak zware problemen. Daarnaast
1
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert per 1 januari 2007 de WWB uit voor de gemeente Hoorn. Het gaat hierbij om 128 klanten die niet meegerekend zijn in het klantenbestand per 1 juni 2008.
5
speelt regionalisering van het arbeidsmarktbeleid, het samengaan van UWV en CWI en de invoering van het Toonkamerprincipe2. Deze ontwikkelingen vragen om een nieuw beleidsplan, waarin naast het uiteindelijke doel werk, meer aandacht is voor zorg en participatie. Van “Werk, werk, werk” naar ”Iedereen in staat stellen om mee te doen (werk en wat je daarbij nodig hebt)”. Het gaat er namelijk om dat burgers uit een situatie van armoede en afhankelijkheid gaan naar zelfstandigheid door middel van werk of actieve participatie aan de samenleving.
§ 1.2 Ontwikkelingen De wereld van de lokale sociale zekerheid blijft in verandering. In de afgelopen periode zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen in gang gezet zoals het veranderende klantenbestand en intensivering van de samenwerking met CWI en UWV. Daarnaast komen er nieuwe ontwikkelingen op de gemeente af, zoals bijvoorbeeld de invoering van een participatiebudget. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen waar Hoorn mee te maken heeft of krijgt de komende tijd.
Leeswijzer In dit beleidsplan wordt een totaal beeld geschetst. Allereerst wordt ingegaan op een aantal actuele ontwikkelingen die aanleiding zijn geweest om tot nieuwe voorstellen en een nieuwe aanpak te komen. Vervolgens wordt ingegaan op de twee pijlers die ten grondslag liggen aan het beleid. Aan de ene kant arbeidsmarktbeleid en participatie, aan de andere kant inkomensondersteuning en het bereik van de dienstverlening en voorzieningen vergroten.
Naar regionaal arbeidsmarktbeleid. De VNG en Divosa hebben in juli 2007 het initiatief genomen om met gemeenten te komen tot 56 voortrekkersgemeenten voor de vorming en uitvoering van arbeidsmarktbeleid. De aanleiding voor dit initiatief was tweeledig: 1. De eigen ambitie van gemeenten zoals neergelegd in het Bestuursakkoord VNG-SZW. 2. Het advies van dhr. Linthorst van het UWV met daarin voorstellen voor de verdere ontwikkeling van de SUWI-keten (Toonkamer en samenvoegen CWI en werkbedrijf UWV). Door het laten ontstaan van een aantal voortrekkersgemeenten wordt ervoor gezorgd dat gemeenten in samenspraak met de ketenpartners CWI en UWV het initiatief voor het regionale arbeidsmarktbeleid houden en ook zelf kunnen kiezen welke schaal voor de verschillende onderdelen van het arbeidsmarktbeleid het meest aangewezen is. Hierover zijn immers in het bestuursakkoord VNG-SZW afspraken gemaakt: Bestuursakkoord VNG-SZW In het bestuursakkoord VNG-SZW is het volgende over regionaal arbeidsmarktbeleid opgenomen:
Foto: Marcel Rob 2
Toonkamerprincipe = 1 contactpersoon binnen de keten CWI/UWV/gemeente.
6
moeten worden gekoppeld aan (vrijwilligers)werk, opleiding, opvoedingsondersteuning of sociale participatie zodat mensen de taal beter en sneller kunnen leren en tegelijkertijd kunnen participeren. De gemeente Hoorn werkt vanaf de invoering van de WI al met duale trajecten, dus op dat punt heeft het Deltaplan niet zoveel effect op het inburgeringsbeleid.
“SZW en VNG streven naar het samenbrengen van het decentraal arbeidsmarktbeleid en re-integratie in één loket op lokaal/regionaal niveau. Dat versterkt de mogelijkheden voor gemeenten om een vraaggericht re-integratiebeleid te voeren. Gemeenten gaan verder met deze ontwikkeling en spannen zich in om werkgevers, onderwijs, werknemers, CWI en UWV op het niveau van de regionale arbeidsmarkt bijeen te brengen en concrete prestatieafspraken te maken over de wederzijdse inzet, kwaliteiten effectiviteit van de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden. Om tot een regionaal arbeidsmarktbeleid te komen en te kunnen functioneren als slagvaardige gesprekspartners van regionaal opererende partijen, zullen gemeenten hun beleids- en/of organisatiekracht regionaliseren.”
De Minister benadrukt in haar Deltaplan het belang van participatie van inburgeraars (zowel oud- als nieuwkomers en zowel inburgeraars met en zonder uitkering). Dit betekent dat moet worden ingezet op integrale dienstverlening in de keten en dat de inwoners van Hoorn moeten worden aangezet tot actie door bijvoorbeeld een taalcursus te volgen, een inburgeringstraject te starten of door taalcoach te worden.
De gemeente Hoorn is één van de 56 voortrekkersgemeenten en wil graag samen met de Westfriese gemeenten werken aan regionaal arbeidsmarktbeleid. Daarbij wordt de focus op Noord-Holland-Noord via het oorspronkelijke regionaal platform arbeidsmarktbeleid losgelaten. De gemeente Hoorn investeert in goede voorbereidingen om samen met de Westfriese gemeenten te kijken waar de kansen in de regio liggen. Hierbij streeft Hoorn naar zoveel mogelijk uniformiteit en afstemming binnen de gemeenten als het gaat om werkgeversbenadering, reintegratievoorzieningen en het aanbieden van trajecten aan bepaalde doelgroepen.
Het ministerie van VROM heeft met verschillende gemeenten, ook met Hoorn, gesproken over de uitvoering van het Deltaplan Inburgering met behulp van een gemeentelijke inburgeringsagenda. Deze agenda geeft de voornemens en ambities op het gebied van duurzame inburgering van de betreffende gemeente weer. Aan zo’n 50 gemeenten die een inburgeringsagenda opstellen wordt eenmalig een bedrag van € 50.000,- verstrekt om de agenda en de uitvoering daarvan mogelijk te maken.
Inburgering De Wet Inburgering (WI) geldt vanaf 1 januari 2007 maar wordt per 1 januari 2009 al weer aangepast. In het Deltaplan Inburgering staat dat vereenvoudigde wet- en regelgeving nodig is. Het plan moet er voor zorgen dat de kwaliteit van inburgering verbetert. Het dwingt gemeenten om de aandacht veel meer uit te laten gaan naar duale trajecten waarin inburgering en participatie hand in hand gaan. Inburgeringstrajecten
Toonkamer De ketenpartners CWI en UWV spelen een belangrijke rol in het (regionale) arbeidsmarktbeleid. In het Gebouw voor Werk & Inkomen (GWI) werken CWI, UWV en de gemeente Hoorn steeds intensiever samen. De drie partijen hebben inmiddels de volgende stap in de samenwerking gezet en een gezamenlijk beleids/activiteitenplan voor 2008 opgesteld.
7
Inmiddels heeft een groot deel van de Westfriese gemeenten besloten om aan te sluiten bij de pilot. Dit geldt zowel voor de dienstverlening voor de klant werkzoekende als voor de gezamenlijke werkgeversbenadering.
In dit plan wordt onder andere ingegaan op het nieuwe dienstverleningsconcept van de Toonkamer. Dit concept staat voor ontschotte geïntegreerde dienstverlening aan de klant. Dit kan zowel de klantwerkzoekende als de klantwerkgever zijn. De klant krijgt één aanspreekpunt binnen de keten. Vanaf het moment van aanvraag tot het moment van uitstroom. Nu moet de klant zich eerst melden bij het CWI als hij of zij een aanvraag voor een uitkering wil indienen. Vervolgens wordt deze persoon overgedragen aan de gemeente of het UWV. Die overdrachtsmomenten verdwijnen.
Samengaan CWI en UWV Eind 2007 is bekend geworden dat het werkbedrijf van het UWV en het CWI samen één organisatie gaan worden. Het CWI wordt daarmee het werkbedrijf van het UWV. De medewerkers van zowel CWI als UWV worden opgeleid/omgevormd tot werkcoach. De werkcoach werkt volgens de Toonkamerprincipes en is dus het aanspreekpunt voor de klant. De fusie zal op 1 januari 2009 een feit zijn.
Er zijn al een aantal pilots in het land met deze werkwijze gedaan en de klanttevredenheid is erg hoog. Het is de bedoeling dat het Toonkamerprincipe overal in Nederland ingevoerd gaat worden. Het Ministerie geeft de ketenpartners de ruimte om hier een eigen invulling aan te geven en heeft hier tot nu toe geen voorwaarden voor opgesteld. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om samen met het UWV en het CWI de toonkamer in te richten naar eigen inzicht.
Re-integratie Meer zelf doen op het gebied van re-integratie en zorg is noodzakelijk om betere resultaten te bereiken. Er wordt minder uitbesteed aan reintegratiebedrijven met commerciële belangen zonder regionale binding. Dus geen grote aanbestedingsprocedures meer, maar inkoop op individuele basis. Zelf, in samenwerking met CWI/UWV en Op/maat, contact leggen met bedrijven om geschikte vacatures voor klanten binnen te halen. Daarnaast wordt gekeken hoe de samenwerking met Op/maat op het terrein van re-integratie geïntensiveerd kan worden. De infrastructuur en de mogelijkheden van Opmaat kunnen hierdoor niet alleen benut worden door de WSW-doelgroep, maar ook de klanten van de gemeente en van CWI en UWV.
Op 1 november 2007 is in het GWI een pilot-toonkamer, waarin CWI, UWV en de gemeente Hoorn deelnemen van start gegaan. Er is voor gekozen om niet eerst een plan van aanpak op papier uit te werken, maar om de medewerkers van de drie partijen bij elkaar te zetten en werkende weg elkaars werkzaamheden te laten leren en zo de Toonkamerprincipes in de praktijk te brengen. De resultaten van het eerste half jaar zijn goed. Het CWI West-Friesland had altijd al een hoge preventiequote (dit is het percentage dat niet in de bijstand is gekomen). Dit percentage is gestegen van 78,1 naar 81,1 %. De uitstroom uit de Wwb is gestegen van 55,9% naar 58,3 %. De uitstroom bij de WW is het meest gestegen, van 70,7 % naar 81,2 %. Dit is het hoogste cijfer van het district Noord-West en ruim boven het landelijk gemiddelde van 57,7%.
8
Werkleerplicht Het ziet er naar uit dat per 1 januari 2009 de werkleerplicht geldt voor jongeren tot 27 jaar. Gemeenten worden verplicht om extra te investeren in de jeugd. De doelgroep die nu actief wordt gestimuleerd om een startkwalificatie te behalen, wordt uitgebreid waardoor de kans op een duurzame uitstroom vergroot. Voor de gemeente Hoorn betekent dit voor de doelgroep 18-23 jaar weinig verschil. Binnen het Jongerenloket GWI wordt nu ook al voorrang gegeven aan het behalen van een startkwalificatie. Voor de doelgroep 23-27 is dat nu nog niet het geval. Landelijk wordt met de invoering van de Werkleerplicht beoogd dat het aantal jongeren tot 27 jaar in de bijstand fors zal afnemen. In Hoorn is de verwachting dat dit nauwelijks zal gebeuren. Bijstandsgerechtigden worden nu ook al optimaal gestimuleerd om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Jongeren in de bijstand hebben allemaal (tijdelijke) belemmeringen waardoor zij niet naar school of werk kunnen.
hoeven hierdoor geen beroep op bijstand te doen. In de bijstand zijn er bijna geen klanten meer die direct en zonder ondersteuning aan het werk kunnen. Zorg en participatie gaan een steeds grotere rol spelen in plaats van alleen maar werk, werk, werk. De gemeente zal zich ook steeds meer in moeten gaan zetten voor moeilijk bereikbare doelgroepen. Dit kan door meer voorlichting of voorlichtingsteams of door “outreachend” te werken naar mensen die tussen wal en schip dreigen te raken en zelf geen (duidelijke) hulpvraag formuleren (ook als dit niet direct klanten zijn van de afdeling Werk &Bijstand). Onderdeel hiervan is dat ook nazorg geboden moet worden aan bijvoorbeeld ex-klanten die uitgestroomd zijn of uit de schuldsanering komen. Vaak blijft er sprake van een wankel evenwicht en hoeft er niet veel te gebeuren om weer terug te vallen De gemeente kan meer doen, dan alleen een vangnet bieden aan bijstandsklanten. Nazorg helpt, maar het gaat ook om preventie. Om het voorkomen van uitkeringsafhankelijkheid en werkloosheid. De gemeente kan met haar kennis en inzicht meer en betere verbindingen leggen tussen de keten van Werk & Inkomen, onderwijs, jeugdzorg, woningbouwcorporaties, economische zaken en vele andere instanties en voorkomen dat mensen bijstand nodig zullen hebben.
Leerplicht / Kwalificatieplicht Jongeren hebben de volledige leerplicht tot en met het schooljaar waarin zij 16 jaar worden. Sinds 1 augustus 2007 geldt de kwalificatieplicht. De plicht houdt in dat jongeren zonder startkwalificatie tot hun 18e verjaardag onderwijs moeten volgen. Een startkwalificatie is een diploma op havo-, vwo- of mbo-2 niveau. Tijdens de kwalificatieplicht is het mogelijk voltijd onderwijs te volgen of te kiezen voor de combinatie van leren en werken. Jongeren onder de 18 jaar die zich melden in het Gebouw Werk en Inkomen worden daarom in eerste instantie terug verwezen naar de leerplichtambtenaar of kwalificatieambtenaar. Pas als vaststaat dat onderwijs niet mogelijk is, wordt een traject naar werk ingezet.
WSW De Modernisering WSW is met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Hiermee krijgen de gemeenten een directere financiële verantwoordelijkheid voor de Sociale Werkvoorziening en kunnen zij de WSW beter deel uit laten maken van het totale arbeidsmarktbeleid.
Veranderend klantenbestand Klanten hebben steeds zwaardere problemen. Klanten die direct aan het werk kunnen worden op het moment dat ze bijstand aanvragen al direct bemiddeld naar werk of tijdelijk via Werk Direct aan de slag geholpen. Zij
Wet Eenmalige Uitvraag gegevens (WEU) De ontwikkelingen op het gebied van automatisering gaat steeds verder. Met ingang van 1 januari 2008 is de WEU in werking getreden. Via de WEU is aan gemeenten de plicht opgelegd om gegevens aan het
9
Het plan is om het extraatje begin december uit te keren aan alle huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum.
inlichtingenbureau te leveren, met als doelstelling deze gegevens zowel voor de burger als voor professionals beschikbaar te stellen. De wet beoogt reeds bekende gegevens bij verschillende aangesloten instanties niet nog eens te bevragen bij de cliënt.
Privacy Gemeenten moeten zich houden aan de regels die de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) voorschrijft. Door onder andere bestandskoppelingen krijgen gemeenten steeds meer mogelijkheden om diensten te ontwikkelen waar de burger profijt van heeft. Deze mogelijkheden zorgen niet alleen voor profijt maar kunnen ook een bedreiging voor de privacy vormen. Nog niet altijd wordt, daar waar mogelijk, gebruik gemaakt van de mogelijkheden op het gebied van bestandskoppeling om het gebruik van voorzieningen te stimuleren.
Extra aandacht voor kinderen Gemeenten ontvangen in 2008 en 2009 extra geld. Het is de bedoeling dat dit wordt ingezet om te bereiken dat kansarme kinderen mee kunnen doen in de samenleving. Daarnaast kunnen gezinnen met meerdere kinderen en een laag inkomen vanaf 2009 profiteren van het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt voor het kindgebonden budget. Met dit budget moeten de financiële omstandigheden van gezinnen verbeteren.
Participatiebudget Het kabinet zet zich in voor de totstandkoming van het participatiebudget, een budget waarin de middelen van het werkdeel van de WWB en de middelen voor volwasseneneducatie en inburgering samenkomen. Gemeenten krijgen dus in 2009 de beschikking over één centraal budget waarmee het mogelijk wordt om arbeidsinschakeling, inburgering en educatie beter op elkaar af te stemmen en te combineren. Er moeten lokaal en regionaal afspraken gemaakt worden over de inzet van deze middelen.
Foto: Marcel Rob
Extra aandacht voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening Het rijk geeft gemeenten de komende jaren extra geld voor armoedebestrijding en het terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden een extra impuls te geven (zie paragraaf 2.3). Arme gezinnen krijgen eind dit jaar van gemeenten een extraatje van 50 euro voor Kerstmis. De kerstgratificatie is bedoeld om de laagste inkomens te compenseren voor stijgende energiekosten en voedselprijzen.
10
niet. Dit is te beperkt. Met de ontwikkeling van de toonkamers is al een trend waar te nemen dat de gemeente zich niet alleen inzet voor bijstandsgerechtigden, maar ook voor ww-ers en wao-ers. Ook de invoering van één participatiebudget maakt onderdeel uit van deze trend. Maar in de dagelijkse praktijk komen medewerkers van de afdeling Werk & Bijstand mensen tegen die officieel niet tot de doelgroep behoren, maar wel gebaat zouden zijn met extra ondersteuning vanuit de gemeente. Bovendien kan de gemeente zich inzetten om werkloosheid te voorkomen, door actief in te zetten op een betere afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Al deze ontwikkelingen vragen om een nieuwe focus.
§ 1.3 Gevolgen van de genoemde ontwikkelingen Door in 1.2. genoemde ontwikkelingen blijkt uit de praktijk dat met het eerder vastgestelde beleidsplan niet adequaat genoeg kan worden omgesprongen met een veranderende omgeving. Om hier inzicht in te geven worden hieronder een aantal punten genoemd waar winst te halen is door een bredere focus toe te passen: 1) De nadruk ligt teveel op werk werk werk. De kortste weg naar werk is sinds de invoering van de Wwb het devies. Dus iedereen die kan werken moest zo snel mogelijk uit de bijstand en aan de slag. Dit beleid is zeer succesvol. Immers mensen die aan het werk kunnen, horen niet in de bijstand en moeten aan het werk. Tegelijkertijd heeft dit de laatste jaren een soort “afromend” effect gehad. Immers dit is de groep die relatief eenvoudig aan het werk te krijgen is. Klanten die nu in de bijstand zitten hebben vaak een veel zwaardere problematiek. Door te blijven inzetten op de kortste weg naar werk, kunnen deze klanten wel aan het werk gezet worden, maar het lukt ze niet om dit werk te houden met alle gevolgen van dien. De nadruk moet weer meer komen te liggen op duurzame uitstroom door het wegnemen van belemmeringen en investeren in de toekomst van mensen.
3) U vraagt en (dan pas gaan) wij draaien. Professionals gaan uit van de vraag van de klant en proberen die zo goed mogelijk te bedienen. Maar wat als de klant, die wel hulp nodig heeft, zijn vraag niet stelt of niet op een goede manier weet te stellen. Doen we dan niets of gaan we er op af en helpen we de klant om de juiste dienstverlening van de juiste instantie te krijgen. Of als iemand iets van het sport & cultuurfonds aanvraagt, laten we die persoon drie weken later terugkomen voor de langdurigheidstoeslag of kijken we meteen of degene in aanmerking komt. Dit vraagt om een andere aanpak en anders denken over omgaan met klanten. Maar er moeten wel kaders worden gesteld. Immers tot hoever moet en kan de gemeente gaan bij het bieden van integrale dienstverlening.
2) De focus ligt te veel op de eigen cliënten in plaats van op de burgers van Hoorn in de gevarenzone. De financiering van wetten en regels werd vanuit het Rijk vaak beschikbaar gesteld voor bepaalde doelgroepen. Hierbij werd voorgeschreven dat geld voor de ene doelgroep niet ingezet mag worden voor de andere doelgroep. Onze eigen regels, organisaties en werkprocessen zijn vaak ook zo ingericht dat medewerkers gespecialiseerd zijn in het afhandelen van bepaalde aanvragen voor de eigen voorgeschreven doelgroepen en meer
4) Arbeidsmarktinstrumenten moeten steeds aangepast worden. Een veranderde doelgroep vraagt om andere re-integratieinstrumenten. Standaardtrajecten via grote aanbestedingen werken niet. Individueel maatwerk en werkervaring opdoen en daarbij de juiste begeleiding krijgen zijn veel meer passend voor de huidige doelgroep. Er zal in de komende periode ook
11
nadrukkelijk gekeken worden naar voorbeelden waarbij gemeente en SW-bedrijf samen re-integratieactiviteiten ontwikkelen en uitvoeren.
Vragen aan Stella Hof, SCP van ‘Geld op de plank’
5) Het gebruik van voorzieningen bevorderen. Dit is al jaren speerpunt in beleidsplannen. Voorlichting doet veel, maar eigenlijk is nooit bekend of het bereik daadwerkelijk wordt vergroot. Onderzoek is nodig om de doelgroep die op of rond het minimum leven in Hoorn in beeld te krijgen. Pas dan kan pas echt gericht ingezet worden op het verbeteren van het bereik van voorzieningen.
Op dinsdag 5 juni 2007 werd de SCP-publicatie Geld op de plank. Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen door Jean Marie Wildeboer Schut aangeboden aan staatssecretaris A. Aboutaleb van SZW. In het rapport geven de onderzoekers drs. Jean Marie Wildeboer Schut en dr. Stella Hoff een beeld van het niet-gebruik van inkomensvoorzieninge.
6) Het macrobudget Wwb neemt af. Landelijke budgetten voor de Wwb nemen af. Het gaat hierbij zowel om het werkdeel als het inkomensdeel. Bij een nieuw beleidplan wordt vaak uitgegaan van nieuw en meer beleid. Met kleiner wordende budgetten is het ook goed om te kijken naar beleid dat kan vervallen of minder kan. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om dit bij de uitwerking van de dit plan en die voorstellen die voor de invulling van de kaders worden gedaan, dit mee te nemen.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft onderzoek gedaan naar het niet-gebruik van een vijftal regelingen op het gebied van inkomensondersteuning: • • • • •
Alle genoemde ontwikkelingen en inzichten vragen om een nieuw beleidsplan waarin de twee pijlers arbeidsmarktbeleid en armoedebestrijding centraal staan. In hoofdstuk 2 wordt op deze pijlers nader ingegaan.
de huursubsidie (inmiddels huurtoeslag), de regeling kwijtschelding lokale heffingen, de aanvullende algemene bijstand, de langdurigheidtoeslag en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos).
Het in mei 2007 uitgebrachte rapport “Geld op de plank” geeft een beeld van het niet-gebruik van deze regelingen in 2003. In dit onderzoek zijn hoge niet-gebruikpercentages aangetroffen. Mensen weten vaak niet van het bestaan van de regelingen en denken niet in aanmerking te komen. Ook de subjectieve behoefte is van invloed op het claimgedrag. Mensen zien af van het indienen van een aanvraag omdat dit te veel rompslomp geeft, vooral wanneer het te ontvangen bedrag klein is en mensen menen het ook wel te redden zonder de financiële ondersteuning.
12
Het SCP concludeert in “Geld op de plank” dat niet-gebruik tot op zekere hoogte onvermijdelijk is zolang ervoor wordt gekozen om: 1. het recht op ondersteuning afhankelijk te laten zijn van inkomen en vermogen en 2. het initiatief bij de cliënt te laten
2. Wat kan de gemeente Hoorn volgens u nog meer doen om het gebruik van inkomensondersteuning te stimuleren? Deze vraag zou ik graag herformuleren tot: “Wat kunnen gemeenten doen om het gebruik van inkomensondersteuning te stimuleren?”. Gemeenten doen vaak al vrij veel. Zo worden mensen bij het ontvangen van de jaarlijkse factuur lokale heffingen gewezen op de mogelijkheid tot kwijtschelding (indien men aan bepaalde voorwaarden voldoet), kunnen aanvraagformulieren worden gedownload van de gemeentelijke website en kan men voor het daadwerkelijk invullen van die formulieren terecht bij een formulierenbrigade. Probleem is dat dit kennelijk niet voldoende is: in het onderzoek Geld op de plank is gevonden dat 45% van de rechthebbenden op de kwijtscheldingsregeling daar geen gebruik van maakt en dat ditzelfde geldt voor meer dan de helft van de rechthebbenden op aanvullende bijstand en de langdurigheidstoeslag. Een belangrijke oorzaak is dat veel van deze maatregelen alleen maar helpen bij mensen die de voornaamste drempels al hebben ‘genomen’: zij zijn op de hoogte van het bestaan van de regeling, denken dat zij ervoor in aanmerking komen en erkennen dat ze behoefte hebben aan de voorziening. Voor mensen die nog nooit van een bepaalde regeling hebben gehoord of die – ten onrechte – menen dat zij er geen recht op hebben, bieden maatregelen die gericht zijn op het vergemakkelijken van de aanvraagprocedure echter geen soelaas. Voor deze groep is voorlichting een meer voor de hand liggend instrument, al zal dit het nietgebruik zeker niet volledig terugdringen. Het weten dat een bepaalde subsidie bestaat is op zichzelf geen reden om hem aan te vragen, al is het wel een noodzakelijke voorwaarde daarvoor.
Aan Stella Hoff, een van de schrijfsters van Geld op de plank, zijn een aantal vragen gesteld: 1. In hoeverre staat volgens u het niet-gebruik van ondersteuning participatie in de weg? Ik ga ervan uit dat hier gedoeld wordt op sociale participatie, en niet op arbeidsparticipatie. In het laatste geval zou je namelijk kunnen aannemen – zoals ook de overheid over het algemeen doet – dat juist het gebruik van huurtoeslag en/of andere inkomensafhankelijke regelingen een remmende werking op participatie heeft, aangezien het aanvaarden van betaald werk kan leiden tot een (gedeeltelijk) verlies van het recht op deze regelingen (de armoedeval). Afgezien van deze kanttekening is de vraag om verschillende redenen lastig te beantwoorden. Ten eerste was ons onderzoek niet gericht op de gevolgen van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen, maar op de omvang en achterliggende redenen. Ten tweede ging het om een eenmalig onderzoek; de respondenten zijn niet gevolgd in de tijd. Dit maakt het moeilijk om uitspraken te doen over de causale richting van een verband. Enerzijds kan het zijn dat niet-gebruikers minder (sociaal) participeren omdat zij door het niet-gebruik krapper bij kas zitten. Anderzijds is het ook mogelijk dat mensen die niet participeren een kleiner sociaal netwerk hebben waardoor zij minder goed geïnformeerd zijn over hun eventuele aanspraken op inkomensvoorzieningen. Of misschien heeft het niet-participeren een gevoel van moedeloosheid tot gevolg en neemt men eenvoudig de moeite niet om het recht op een regeling ten gelde te maken.
3. Vindt u dat de overheid het initiatief van aanvragen bij de cliënt moet laten of dat zij zelf het initiatief moet nemen en moet overgaan tot administratieve toekenningen?
13
Zoals we ook in ons rapport hebben aangegeven kleven er aan administratieve toekenningen zowel voor- als nadelen. Een belangrijk voordeel is uiteraard dat de kans op niet-gebruik afneemt. Doordat mensen niet hoeven uit te zoeken of zij in aanmerking komen voor een voorziening en zich niet aan de rompslomp rond een aanvraag hoeven te onderwerpen, wordt de kans dat zij afzien van zo’n aanvraag aanmerkelijk geringer dan wanneer zij zelf initiatief moeten nemen. De nadelen van administratieve toekenningen hebben vooral betrekking op de praktische uitvoerbaarheid ervan. Landelijke registraties bevatten lang niet alle informatie die nodig is om het recht op inkomensafhankelijke regelingen vast te stellen. Zo ontbreken gegevens over (kleinere) vermogens en loopt de informatie over het inkomen al gauw twee jaar achter. Daarnaast is een probleem, zoals wij zelf hebben mogen ervaren, dat de koppeling van databestanden nogal eens inconsistenties in de gegevens oplevert. In beide gevallen kan het gevolg zijn dat een voorziening bij de verkeerde terechtkomt en er dus sprake is van oneigenlijk gebruik, terwijl er aan de andere kant nog altijd rechthebbenden zijn die geen subsidie krijgen. Op lokaal niveau zullen de genoemde problemen bij administratieve toekenningen wellicht minder spelen, aangezien gemeenten direct zicht hebben op hun ‘eigen’ bestand van bijstandscliënten. Dit geeft echter meteen de beperking aan: huishoudens die niet tot de doelgroep behoren omdat zij geen cliënt zijn van de sociale dienst, blijven buiten beeld. Voor deze huishoudens geldt dat automatische toekenning hooguit kan plaatsvinden op grond van een eventuele eerdere aanvraag, onder de aanname dat men nog steeds rechthebbend is.
Hoofdstuk 2: via participatie § 2.1 Pijler I: participatie & arbeid De meeste klanten van het Gebouw Werk en Inkomen willen niet alleen een baan of een uitkering, maar hebben ook allerlei problemen die werk of participatie in de weg staan. Uiteraard heeft de gemeente zich de afgelopen jaren ingezet, maar zij zal zich de komende jaren nog veel meer moeten inzetten, om al deze problemen samen met de klant het hoofd te bieden. Een steeds grotere groep klanten heeft namelijk de zaken zelf niet meer op orde en is de aansluiting bij de samenleving kwijtgeraakt. Deze groep is gebaat bij intensievere hulpverlening waarbij de focus ligt op het bieden van hulp met het doel om mensen zo snel mogelijk weer op weg te helpen zodat zij, het liefst zonder steun, hun pad kunnen vervolgen. Een gemeente die kiest voor outreachend werken zou een geweldige bijdrage kunnen leveren aan deze groep mensen.
Afbeelding1: om klanten duurzaam te laten deelnemen aan de maatschappij is meer nodig dan alleen bemiddeling naar een baan.
De gemeente Hoorn wil dat haar inwoners participeren in de maatschappij. Dit betekent dat binnen de mogelijkheden van mensen gezocht wordt naar regulier werk, gesubsidieerd werk, vrijwilligerswerk of
14
ervoor zorgen dat de klant daar ook aankomt en de juiste (hulp)vraag stelt.
dagbesteding (in deze volgorde). Om in aanmerking te komen voor dienstverlening vanuit de afdeling Werk en Bijstand maakt het niet uit of iemand een uitkering heeft, gesubsidieerd werk doet of in deeltijd werkt. De mens staat immers centraal! De gemeente levert dienstverlening tot het einddoel is bereikt en enige tijd nazorg is geleverd. De klant (dus breder dan alleen bijstandsgerechtigden) wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk regie te blijven voeren over eigen leven en toekomst. De casemanager ondersteunt en adviseert daarbij en zet dienstverlening in van de eigen afdeling, of partners binnen het GWI, andere afdelingen van de gemeente of externe organisaties. Duurzame participatie binnen de mogelijkheden van mensen, dat is het doel!
Dit betekent een omslag in denk- en werkwijzen binnen de organisatie. De afgelopen jaren stonden vooral in het teken van uitstroom uit de bijstand naar werk en liefst zo snel mogelijk. Om daadwerkelijk duurzame uitstroom en participatie tot stand te brengen, is een andere benadering en werkwijze nodig. Regulier werk Waar mogelijk worden klanten gestimuleerd om een reguliere baan te vinden en te behouden. Een reguliere baan betekent een baan bij een werkgever waar de gemeente of UWV geen loonkostensubsidie voor betaalt. De werknemer kan zelfstandig binnen het bedrijf functioneren en vind zijn weg op de arbeidsmarkt.
De gemeente helpt mensen richting een duurzame plek op de arbeidsmarkt, door opleidingen en inburgerings- en re-integratietrajecten te faciliteren. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt worden door de gemeente ondersteund met zorg- en waar mogelijk activeringstrajecten. In bijlage 1 wordt een opsomming gegeven van de instrumenten die de gemeente kan inzetten op het gebied van participatie en arbeid. Omdat de focus verschuift van werk naar duurzame uitstroom en participatie, wordt in 2008 nader onderzocht welke instrumenten de gemeente hiervoor nodig heeft. Naar verwachting gaat de gemeente meer zelf doen, meer samenwerken met welzijns- en zorgorganisaties en meer zorgtrajecten en activiteiten inkopen.
Gesubsidieerd werk Als opstapje naar regulier werk, is het mogelijk om een werkgever tijdelijk een loonkostensubsidie te geven. Afhankelijk van de klant en situatie wordt met de werkgever een looptijd afgesproken. Het doel van de loonkostensubsidie is om de klant de mogelijkheid te geven zich te ontwikkelen tot volwaardige werknemer en de werkgever tegemoet te komen in de kosten (de medewerker is nog niet meteen volledig productief). Het is de bedoeling dat de klant zich dusdanig ontwikkelt dat na de subsidieperiode een reguliere baan volgt bij de werkgever.
Duurzame uitstroom en participatie wordt bereikt door veel persoonlijke aandacht voor de klant (“ken uw klant”) en doelgericht optreden door de casemanagers en consulenten. Dit houdt in dat zoveel mogelijk diensten op het gebied van re-integratie door de gemeente zelf worden uitgevoerd. De gemeente kan echter niet alle problemen zelf oplossen en heeft hierbij professionele organisaties nodig. Het doorverwijzen van de klant blijkt echter vaak niet voldoende. Een actieve opstelling, de klant aan de hand meenemen naar de juiste hulpverlener of organisatie, moet
Voor een deel van de klanten geldt dat een reguliere baan vanwege hun beperkingen niet haalbaar is. Deze mensen kunnen wel werken, maar zijn niet productief genoeg voor een reguliere baan. Voor deze doelgroep zijn langdurige trajecten met loonkostensubsidie beschikbaar. Het gaat dan bij het UWV om Wajong of WIA-gerechtigden. Bij de gemeente gaat het om mensen met of zonder uitkering. Zij kunnen via een WSW-baan bij Op/maat aan de slag.
15
Participatie Klanten met dusdanige beperkingen waardoor zij niet in staat zijn om een bepaalde periode achtereen gesubsidieerd werk te verrichten, komen in aanmerking voor andere vormen van participatie. Dat kan via een indicatie door het CIZ voor dagbesteding. Dit wordt gefinancierd vanuit de AWBZ (niet door gemeente). De gemeente kan ook een traject inzetten om klanten te activeren richting vrijwilligerswerk. Voor een beperkt deel van de klanten in het zorgprofiel is het mogelijk om via een zorgtraject uiteindelijk door te stromen naar een gesubsidieerde of reguliere baan. Waar mogelijk wordt dit uiteraard gestimuleerd. Klanten in het zorgprofiel kunnen diverse problemen hebben, waardoor werk geen optie is. Mensen met ernstige lichamelijke of psychische ziekten, zwaar alcohol of drugsverslaafden enz. Door middel van maatwerktrajecten zal voor deze mensen een passende dagbesteding worden gevonden.
Onderwijs en opleidingen Het behalen van een startkwalificatie voor jongeren onder de 27 jaar wordt actief gestimuleerd. De leeftijdsgrens voor “jongeren” lag de afgelopen jaren op 23 jaar. Door de landelijke plannen voor een werkleerplicht tot 27 jaar, ligt het voor de hand om de leeftijdsgrens alvast te verhogen. Deze wijziging houdt in dat iemand tussen de 23 en 27 jaar, zonder diploma op minimaal Mbo 2-niveau, niet standaard richting werk wordt bemiddeld. Eerst wordt met de klant besproken of het behalen van een diploma nog tot de mogelijkheden behoord. Vanuit de gemeente is dit een extra investering in de jeugd en dus in de toekomst. Hoewel een diploma geen zekerheid biedt, is de kans op een duurzame werkcarrière wel groter. Een voorbeeld van goede werkafspraken binnen het jongerenloket is dat jongeren met een opleidingswens door het RMC in traject worden genomen. In de tussentijd kan het CWI met de jongere kijken naar een tijdelijke baan. Het traject bij RMC duurt enige tijd en ook is het meestal niet mogelijk tussentijds op een opleiding in te stromen. Door een jongere te helpen bij het vinden van een tijdelijke baan, wordt voorkomen dat de jongere thuis komt te zitten al dan niet met een uitkering. Voor klanten boven de 27 jaar wordt uitstroom zoveel mogelijk gekoppeld aan het behalen van een certificaat of training. Hierdoor is de kans op duurzame uitstroom groter.
Eerder verworven competenties (EVC) EVC beoogt de erkenning, waardering en ontwikkeling van wat een individu heeft geleerd op school, thuis of op het werk. Via een EVCprocedure kunnen mensen hun ervaring, kennis en vaardigheden helder in beeld brengen. EVC maakt talenten zichtbaar zodat deze beter benut kunnen worden. Het is een belangrijk middel om gestalte te geven aan een leven lang leren. Steeds meer onderwijsinstellingen, werkgevers en
16
ook het CWI zetten niet alleen in op erkende diploma’s, maar op de verworven competenties. Bij het stimuleren en ondersteunen van klanten die aan het werk willen kan dit een waardevolle bijdrage zijn aan hun zelfvertrouwen om zich te presenteren bij werkgevers. In de werkgeversbenadering zal deze ontwikkeling steeds centraler komen te staan.
af met andere hulpverleners/organisaties die betrokken zijn of betrokken moeten worden. Lage opleiding, medische en/of sociale beperkingen en langdurige bijstandsafhankelijkheid leiden steeds vaker tot problemen. Uit de praktijk is gebleken dat niet alleen langdurige bijstandafhankelijkheid, maar juist de combinatie met andere problemen het risico op sociale uitsluiting vergroot.
Sociaal Rendement op inkoop Bij het inkopen van diensten of producten is het heel goed mogelijk om aan leveranciers aanvullende eisen te stellen. Door in de aanbestedingsprocedure te vragen of zij kansen zien om werkzoekenden een baan te bieden bij het uitvoeren van de opdracht, creëert de gemeente kansen voor langdurig werklozen. Naast reguliere banen kan ook gedacht worden aan werkervaringsplaatsen of stageplaatsen. Bij de aanbesteding van de inburgeringstrajecten is deze formule toegepast en de opdrachtnemer Sagenn biedt deelnemers aan de trajecten kansen binnen het eigen bedrijf. De ontwikkeling van bijvoorbeeld het Oostereiland biedt alle kansen om dergelijke voorwaarden te stellen.
Foto Marcel Rob
Het is nodig om meer de samenwerking te zoeken met collegahulpverleners binnen en buiten de gemeente. Belangrijk is namelijk om mensen die de zaken zelf (tijdelijk) niet meer op orde hebben en/of de aansluiting bij de samenleving zijn kwijtgeraakt te bereiken. De komende periode zal intensief samenwerking worden gezocht met de afdeling Welzijn vanwege de WMO en het centrum voor Jeugd en Gezin, de woningstichting en diverse hulpverlenende instanties. In het kader van de WMO dient er meer aandacht besteed te worden aan het bevorderen van zelfstandigheid. Het is belangrijk dat met name mensen met beperkingen blijven participeren en dat sociale samenhang en maatschappelijke betrokkenheid wordt bevorderd. Stimuleren van vrijwilligerswerk speelt uiteraard een belangrijke rol.
Zorg Mensen met lichamelijke of psychische belemmeringen die niet kunnen werken, worden zoveel mogelijk door de gemeente ondersteund met zorg- en activeringstrajecten. De gemeente stimuleert deze mensen om naar eigen kunnen deel te nemen aan de maatschappij. Voor diegenen waarbij geen enkele vorm van participatie mogelijk is, schakelt de gemeente organisaties en instanties in om vereenzaming tegen te gaan. Wanneer er problemen zijn in de thuissituatie geeft de gemeente advies en begeleidt zij klanten naar de betreffende hulpverlenende instanties. De casemanager geeft ondersteuning aan de klant die om hulp vraagt, grijpt in als de problemen de weg naar werk onmogelijk maken en stemt
17
buurthuizen, verzorgingshuizen, moskees etc. en op aangepaste voorlichting voor specifieke doelgroepen (allochtone ouderen bijvoorbeeld). Om de informatievoorziening te verbeteren kan ook worden gedacht aan het instellen van een informatiepunt voor intermediairs, nieuwsbrieven voor maatschappelijke organisaties en themabijeenkomsten voor intermediairs. Dit laatste zorgt ervoor dat effectiviteit kan worden vergroot omdat organisaties met elkaar in contact worden gebracht.
§ 2.2 Pijler II: inkomen & armoedebestrijding Gemeente Hoorn ziet natuurlijk graag dat al haar inwoners op de een of andere manier deelnemen aan de samenleving. Om deelname te stimuleren zet zij zich daarom op verschillende manieren in. Zij biedt inkomensondersteuning in diverse vormen (zie bijlage) aan en probeert iedereen hier zo goed mogelijk over te informeren. Ook wordt ingestoken op voorlichting aan instanties. Het is namelijk van essentieel belang dat de inwoners van Hoorn ook weten dat zij ondersteuning kunnen krijgen en mee kunnen doen en erbij kunnen horen. Voor diegenen met weinig geld of die omkomen in de schulden, of het zelf (even) niet meer redden kan inkomensondersteuning het verschil maken tussen participeren of geïsoleerd raken van de samenleving. De gemeente is immers de eerst verantwoordelijke voor armoedebestrijding.
Daarnaast kunnen huisbezoeken een belangrijke bijdrage leveren om moeilijke groepen te bereiken. Deze bezoeken kunnen worden benut om onder andere maatschappelijke participatie te stimuleren en om armoedebestrijding tegen te gaan. De komende jaren wordt naast extra aandacht voor armoedebestrijding ook extra aandacht besteed aan schuldhulpverlening. Dit omdat landelijke onderzoeken hebben uitgewezen dat het aantal mensen dat een beroep doet op schuldhulpverlening de afgelopen jaren drastisch is gestegen.
Omdat mensen vaak niet blijken te weten wat de mogelijkheden zijn op het gebied van inkomensondersteuning is er eind 2006 een voorlichtingscampagne gestart. Instanties die te maken hebben met minima zijn voorgelicht en voorzien van informatiemateriaal. Er zijn posters, flyers en folders ontwikkeld die in heel Hoorn te vinden zijn. Daarnaast is op scholen voor voortgezet onderwijs gestart met een project gericht op het voorkomen van schulden en het omgaan met geld. Het is de bedoeling om dit de komende jaren uit te breiden met informatie over inkomensondersteuning en het genereren van geld.
Om meer inwoners van Hoorn met een laag inkomen aanspraak te laten maken op inkomensondersteuning is het noodzakelijk om niet alleen de voorlichting te verbeteren, maar om ook de grens van 115 naar 120% van het sociaal geldende minimum op te hogen. Een grotere groep mensen kan hierdoor gebruik maken van bijzondere bijstand, het sport & cultuurfonds en de collectieve ziektekostenverzekering. Deze verhoging sluit ook aan bij de 120%-grens die wordt gehanteerd binnen de WMO. Bovendien zijn er steeds meer vergelijkbare gemeenten in onze regio die deze grens hebben opgehoogd naar 120% (Alkmaar, Den Helder, Heerhugowaard en Purmerend). Hoorn loopt dan weer in de pas en kan zich beroepen op een sociaal beleid voor mensen met een laag inkomen.
Toch wordt nog altijd niet iedereen bereikt omdat de gemeente niet iedereen met een inkomen op minimumniveau in beeld heeft. Dit komt simpelweg doordat de gemeente niet over de inkomensgegevens van al haar inwoners beschikt. Om het voor elkaar te krijgen dat zoveel mogelijk mensen daadwerkelijk participeren, is het dus nodig om ze nog beter voor te lichten, te informeren en te enthousiasmeren. Er zal daarom extra worden ingezet op het geven van voorlichting aan intermediairs en voorlichting in
Ondanks dat het beleid van de gemeente Hoorn op het gebied van armoede ruimhartig is, zijn er in Hoorn diverse instanties die zich inzetten
18
voor mensen met een inkomen op minimumniveau. De Voedselbank West-Friesland is hier een voorbeeld van. Er zijn ook instanties die zich specifiek inzetten voor kinderen van mensen met een laag inkomen. De landelijke stichtingen “Leergeld” en “Jeugdsportfonds” zijn beiden in Hoorn vertegenwoordigt en actief. Leergeld is een particuliere vrijwilligersorganisatie die er voor zorgt dat kinderen kunnen meedoen. Leergeld fungeert als laatste vangnet voor ouders om de financiële belemmering voor meedoen te helpen oplossen. Het Jeugdsportfonds richt zich puur op sport. Zij stelt financiële middelen beschikbaar wanneer kinderen om financiële redenen geen lid kunnen worden van een sportvereniging. Beide stichtingen verstrekken, daar waar nodig, aanvullend op het gemeentelijk aanbod. De gemeente informeert deze instanties over de mogelijkheden die zij biedt op het gebied van inkomensondersteuning en werkt, waar mogelijk samen. Dit om het bereik van de dienstverlening en voorzieningen te vergroten. Ook zijn de instanties in bezit van voorlichtingsmateriaal van de afdeling Werk en Bijstand en is aan allen verzocht om mensen door te verwijzen naar de gemeente voor inkomensondersteuning.
§ 2.3 taakstelling, bestedingen & kengetallen De financiële taakstelling: Het macrobudget voor het inkomensdeel zal in de komende jaren dalen. Daarnaast hebben de gemeenten in het bestuursakkoord een ambitie neergelegd om het aantal klanten de komende jaren naar benden te brengen. Deze ambitie zal in 2012 vertaald worden in het macrobudget. Dat betekent dat als andere gemeenten de ambitie realiseren en de gemeente Hoorn hier op achterblijft Hoorn de financiële gevolgen in 2012 zal voelen. Om in de pas te blijven zijn de volgende volumedalingen zijn jaarlijks nodig3:
2008 Budgettair neutraal 5% Inclusief ambitie 8% bestuursakkoord
2009 3% 6%
2010 3% 6%
2011 1% 4%
Deze dalingen zijn indicatief. Het gaat hierbij om de uiteindelijke resultaten in 2011. Voor Hoorn betekent dit de volgende volumedaling (uitgaande van 1028 klanten op 1-1-2008)
2008 Budgettair neutraal 976 Inclusief ambitie 945 Bestuursakkoord
3
2009 945 883
2010 914 821
2011 903 780
Budgettair neutraal in totaal 12% en inclusief ambitie bestuursakkoord totaal 24% vanaf 2008.
19
Het is belangrijk dat deze gelden worden aangewend waarvoor ze zijn bedoeld.
De toegekende budgetten voor 2008 zijn: Inkomensdeel € 14,9 miljoen Werkdeel € 5,8 miljoen
Armoedebestrijding kansarme kinderen armoedebestrijding
Voor de kadernota 2008 is getracht inzicht te geven in de ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven voor de komende jaren.
Terugdringen problematische schulden
2008 2009 2010 2011 Verwacht budget 14,9 mln 13,7 mln 13,3 mln 12,9 mln Verwachte uitgaven 13,8 mln 13,3 mln 12,5 mln 11,7 mln
2008 138.000
2009 138.000
2010
2011
20.178
40.356
242.138
322.851
77.378
63.020
Bovengenoemde bedragen voor armoedebestrijding van kansarme kinderen zijn gebaseerd op de mei-circulaire 2008. De overige bedragen zijn nog indicatief.
Het werkdeel is de afgelopen jaren stabiel geweest. Het toegekende bedrag bedroeg gemiddeld € 5,9 miljoen. Dit was tot nu toe voldoende om alle re-intgratieactiviteiten te financieren. De regering heeft echter aangekondigd dat er bezuinigd zal gaan worden op het werkdeel. Er loopt een ombuigingstraject op het W-deel dat landelijk oploopt tot 375 miljoen in 2011. Hoorn zal het Werkdeel de komende jaren gericht in moeten zetten om alleen hen te ondersteunen die dit nodig hebben. Om deze reden heeft de gemeenteraad van Hoorn in oktober 2007 ook nieuw beleid vastgesteld voor de voormalige ID-banen. In 2008 zal opnieuw per individu worden vastgesteld of iemand (door belemmeringen) is aangewezen op gesubsidieerd werk, of dat iemand ook in staat is om regulier (zonder subsidie) te werken. De besparing op het werkdeel kan dan ingezet worden voor klanten die meer ondersteuning nodig hebben.
Naast de middelen voor inburgering € 650.000,- in 2008, maakt Hoorn gebruik van de mogelijkheid om een inburgeringsagenda op te stellen en voor de uitwerking van die agenda € 50.000,- te ontvangen. In het kader van de huisvestingstaakstelling voor generaal pardonners is het mogelijk om eenmalig € 3.400,- per gevestigd huishouden te ontvangen. Deze regeling zal waarschijnlijk in november 2008 van kracht worden. In 2007 is aan armoedebestrijding en schuldhulpverlening uitgegeven:
Extra gelden De gemeente Hoorn ontvangt de komende jaren extra geld van het rijk voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening. Het rijk voegt deze gelden toe aan het gemeentefonds.
Bijzondere bijstand4 Sport- en Cultuurfonds Schuldhulpverlening
€ 1, 2 miljoen € 160.000.€ 510.000,-
Totaal
€ 1,9 miljoen
4
20
inclusief langdurigheidstoeslag en witgoed
Vragen aan Tof Thissen, voorzitter van Divosa en lid van de Eerste Kamer
Hoofdstuk 3: naar Z(elfstandigheid) § 3.1 nieuwe missie & strategie
Er zijn twee dingen nodig om mensen te laten worden wie ze willen of kunnen zijn: individuele verantwoordelijkheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het individu moet verantwoordelijkheid nemen om er een succes van te willen maken. Dat mag de overheid van de burger verwachten, maar we zitten nog te vaak op die stoel en beslissen wat iemand nodig heeft. Wij vullen het voor werkzoekenden in met onze strakke trajecten, die starten en eindigen wanneer wij dat nodig vinden. We draaien daarmee de belangrijkste succesfactor de nek om. Als iemand zelf voor iets kiest, voelt hij zich medeverantwoordelijk.
Voordat aan werk en participatie gedacht kan worden, zijn een aantal basiselementen nodig. Zo hebben mensen een dak boven hun hoofd nodig en een (tijdelijk) inkomen om zichzelf en eventueel hun gezin te onderhouden. Ook moeten zij, waar nodig, toegang hebben tot lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg en is het van belang dat zij de Nederlandse taal voldoende spreken. De missie van de afdeling Werk en Bijstand: alle inwoners van Hoorn die dit nodig hebben kansen bieden om maximaal te participeren. Daarom wordt in dit beleidsplan niet alleen ingegaan op werk, participatie en armoedebestrijding, maar ook op opleiding, zorg en hulpverlening.
De stoel waarop we wel moeten zitten, de maatschappelijke, daarop zijn we juist veel te weinig te vinden. Werkzoekenden kunnen niet individueel de voorwaarden voor betere kansen realiseren. Zij kunnen niet zelf zorgen voor economische structuurversterking, werkgevers aanspreken op hun verantwoordelijkheid, opleidingen meerdere malen per jaar laten starten of de leefbaarheid in hun wijk verbeteren, zodat de leefomgeving stimuleert in plaats van demotiveert vanwege verloedering. Kortom: de individuele werkzoekende heeft gunstige maatschappelijke omstandigheden nodig om zijn eigen verantwoordelijkheid waar te maken.
Het verlenen van diensten op het gebied van bijstand, bijzondere bijstand en schuldhulpverlening is zo georganiseerd dat het bijdraagt aan participatie en ontwikkeling van de inwoners van Hoorn.
§ 3.2 nieuwe beleidsuitgangspunten De nieuwe beleidsuitgangspunten zijn: • Naast de wettelijke doelgroepen (bijstandsgerechtigden en nuggers) ziet de gemeente ook een taak om andere doelgroepen die dit nodig hebben te ondersteunen. • De gemeente is de eerst verantwoordelijke voor armoedebestrijding, vooral voor gezinnen met kinderen • Een actieve aanpak van problemen (een er-op-af aanpak) en meer inzetten op het voorkomen van problemen
Daar ligt een rol voor de gemeente. Slim verbinden tussen de werelden van de sociale zekerheid, onderwijs, inburgering, welzijn, economische zaken, stadsontwikkeling, leefbaarheid en werkgevers. (bewerkte versie van de Ab Harrewijn-rede, uitgesproken door Tof Thissen tijdens het jaarlijkse congres van de Landelijke Cliëntenraad op 5 april 2007)
21
• • •
Niet de regels, maar het doel is belangrijk (denk in kansen, niet in beperkingen). Minder werkzaamheden uitbesteden en meer zelf doen, maar wel in samenwerking met andere organisaties Uitbreiding van de regio West-Friesland als werkgebied voor arbeidsmarktbeleid
•
Inkomen en armoedebestrijding Volgens de kernkaart 2006 was het percentage ontvangers van bijzondere bijstand in 2006 14%. Dit percentage is op 1 januari 2011 gestegen tot minimaal 20%.
§ 3.3 Concrete doelstellingen
Automatisering De invoering van DKD, het mogelijk maken van elektronische aanvragen (eerst alleen voor Bijzondere Bijstand, op termijn mogelijk ook voor aanvragen levensonderhoud), het verder doorontwikkelen van Elektronische keten berichten (EKB) en de uitbreiding van Jongeren Centraal naar andere doelgroepen/leeftijdscategorieën.
Om van Afhankelijkheid naar Zelfstandigheid te komen, is het van belang dat onder andere de volgende concrete doelen worden gerealiseerd. Participatie, arbeid en zorg • •
• •
Activeringsprofiel/werkprofiel: voor 1 januari 2009 is bekend wie in traject is en wie is vrijgesteld. Zorgklanten: van alle zorgklanten is voor 1 januari 2011 vastgesteld of (er een vorm van) participatie mogelijk is en is voor iedere zorgklant een traject bepaald en ingezet. ID-banen: voor 1 januari 2009 is bekend wie uitstroomt en op welke manier. Nuggers: in de periode 1 januari 2008 tot 1 januari 2011 worden per jaar minimaal 25 nuggers aan het werk geholpen.
Handhaving Jaarlijks worden minimaal 4 themacontroles gerealiseerd. Communicatie Jaarlijks worden minimaal 4 informatie/voorlichtingsbijeenkomsten gerealiseerd.
Onderwijs en opleiding • •
Stage on stage: voor 1 september 2008 zijn er 25 leerwerkplekken gerealiseerd in Hoorn en voor 1 januari 2009 zullen dit er in WestFriesland 75 zijn.
Jongeren: bij alle jongeren zonder startkwalificatie wordt ingezet op opleiding. Inburgeraars: alle potentieel inburgeringsplichtigen zijn voor 1 januari 2011 gesproken en aan alle inburgeringsplichtingen is een aanbod gedaan.
22
2. Verruiming van langdurigheidstoeslag,
Hoofdstuk 4: van het “wat” naar het “hoe”
Minima die al lang bijstandsafhankelijk zijn en geen uitzicht hebben op positieverbetering kunnen in aanmerking komen voor een toeslag: de langdurigheidstoeslag. Gemeenten mogen deze toeslag straks ook gaan verstrekken aan minima met een baan zonder uitzicht op positieverbetering.
§ 4.1 participatietop In de eerste drie hoofdstukken van dit beleidsplan is vooral ingegaan op de kaders van het nieuwe beleid en de nieuwe doelstellingen. Van “werk, werk, werk” naar “iedereen in staat stellen om mee te doen (werk en wat je daar bij nodig hebt)”. De twee pijlers participatie & arbeid en inkomen & armoedebestrijding stonden hierbij centraal.
Idee: langdurigheidstoeslag verruimen
3. Computerregeling voor ouders met schoolgaande kinderen De gemeente wil, om van het wat naar het hoe te gaan, graag de input van anderen betrekken. In het najaar van 2008 zal daarom een participatietop georganiseerd worden. Hiervoor zullen allerlei organisaties uitgenodigd worden, zoals welzijns- en zorginstellingen, de cliëntenplusraad, CWI, UWV, Op/maat, regiogemeenten en werkgevers Om deelnemers aan de participatietop alvast te prikkelen is een top 10 (in willekeurige volgorde) samengesteld van ideeën.
Staatssecretaris Aboutaleb pleit onder andere voor het verstrekken van computers aan minimagezinnen met schoolgaande kinderen. Hij vindt het heel belangrijk dat alle kinderen kunnen meedoen en de kans krijgen om hun talenten te ontwikkelen. Sociale uitsluiting moet voorkomen worden. Ideeën: * pc-regeling voor minimagezinnen met kinderen op het voortgezet onderwijs * het verstrekken van een “startpakket” aan minimagezinnen wanneer hun kinderen van de basisschool naar het voortgezet onderwijs gaan
1 Verruiming van het Sport- en Cultuurfonds: Vanuit dit fonds worden tegemoetkomingen verstrekt voor sportieve en culturele activiteiten aan inwoners van Hoorn met een laag inkomen.
4. Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten
Ideeën: *de vergoedingen en tegemoetkomingen te verhogen * naast de cultuurstrippenkaart nu ook een sportstrippenkaart in te voeren * contributie voor jeugd tot 18 jaar volledig te vergoeden
Gemeenten mogen aan chronisch zieken en gehandicapten categoriale bijzondere bijstand verstrekken. Idee: verstrek bijzondere bijstand aan deze groep
23
5. Dienstverlening dichter bij de burger (wijkaanpak)
Idee: meer inzetten op vrijwilligerswerk en dit meer stimuleren
Veel mensen ervaren drempels daar waar het gaat om hulpverlening en het moeten aankloppen bij instanties. Gebleken is dat de wijkcentra hier een belangrijke rol in kunnen spelen (denk aan de invloed van bijvoorbeeld buurtmoeders).
8. Werving en inzet van nuggers op de arbeidsmarkt Niet alleen het rijk, maar ook de gemeente ziet graag dat nuggers zich beschikbaar stellen voor werk. De gemeente kan deze groep ondersteunen en stimuleren om bij te dragen aan de vraag van de arbeidsmarkt, maar kent deze groep onvoldoende.
Ideeën: via wijkaanpak participatie bevorderen en armoede bestrijden, spreekuren dichtbij de burger (bijvoorbeeld in samenwerking met de Belastingdienst), het sociaal raadsliedenwerk als gemeente zelf uitvoeren.
Idee: meer inzetten op werving van deze groep.
6. Vaker achter de voordeur kijken
9. Een betere afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt
Om te weten wat mensen nodig hebben om mee te kunnen doen aan de samenleving en met welke problemen zij te maken hebben, moet de gemeente weten wie deze mensen zijn. In het kader “ken uw burger” is outreachend werken ontzettend belangrijk. De aanpak van multiproblemgezinnen is hier onderdeel van.
De gemeente wil graag dat onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten en zoekt antwoord op de vraag: Hoe organiseer je dit als lokale/regionale overheid? Ideeën: organiseren van brainstormsessies en workshops met mensen uit het veld om te komen tot concrete projecten, het opzetten van een Arbeidstrainingscentrum voor jongeren die dreigen uit te vallen tijdens de stageperiode.
Idee: actiever op zoek gaan naar mensen die de weg naar voorzieningen niet altijd vinden door middel van huisbezoeken
10. Verruiming inkomensgrens van 115% naar 120%
7. Werving en inzet enthousiaste burgers voor het vergroten van participatie
De gemeente wil meer inwoners van Hoorn met een laag inkomen laten participeren. Hiervoor is het noodzakelijk om niet alleen de voorlichting te verbeteren, maar om ook de grens van 115 naar 120% van het sociaal geldende minimum op te hogen. Een grotere groep mensen kan hierdoor gebruik maken van bijzondere bijstand, het sport & cultuurfonds en de collectieve ziektekostenverzekering.
De gemeente wil dat iedereen zich thuisvoelt in Hoorn en meedoet. Daarom is integratie ontzettend belangrijk. Vrijwilligers zorgen er niet alleen voor dat ouderen zich betrokken blijven voelen bij de samenleving maar zorgen er ook voor dat nieuw- en oudkomers zich betrokken blijven of gaan voelen bij de samenleving. Zij ondersteunen deze groep en helpen met de taal. De gemeente heeft de afgelopen tijd ingezet op werving van vrijwilligers vanuit de doelgroep van de WWB.
Idee: verruimen van de inkomensgrens van 115% naar 120%.
24
Vervolg op dit beleidsplan Na de participatietop zal alle input verwerkt worden in deel 2 van dit beleidsplan, waarin het “hoe” zal worden vastgelegd. Dit plan zal concrete plannen bevatten met doelen, consequenties en financiële onderbouwing.
25
BIJLAGEN
26
energiebesparing door middel van informatie, advies, energiebesparende voorzieningen en een energiebesparingscursus. Een aantal werkzoekende Westfriezen kunnen werkervaring opdoen. Instrumenten Welzijn en aan Welzijn gerelateerde organisaties: - WMO loket: GGZ, BJZ, MEE, AMW, Brijder, Dienstencentrum - Integratie - Onderwijs(beleid) - Activiteiten/cursussen door Stichting Netwerk Gemeentelijke afdeling: - Reclassering - HHV (veiligheid & preventie) Externen: - Werkgevers - Op/maat (werkplekken en partnerschap) - Dagbesteding AWBZ - Onderwijsinstellingen
Bijlage Instrumenten om klanten te begeleiden en helpen om beter te participeren in de maatschappij Participatie & Arbeid Instrumenten GWI: - Voorlichting over re-integratie en opleidingen - Gesprek en advies - Re-integratietrajecten door gemeente of UWV (leerwerktrajecten, cursussen, activeringstrajecten, zorgtrajecten) zoals Vrouwen Actief en Gilde Samenspraak - Vrijwilligerscentrale - Inburgering (trajecten gericht op integratie en arbeid) - CWI/gemeente/Opmaat werkgeversbenadering (gezamenlijk werkgevers benaderen voor (toekomstige) vacatures en het plaatsen van werkzoekenden) - CWI ctc-tests (het CWI biedt werkzoekende tests aan om te kijken welke competenties men bezit, welke beroepen men interessant vindt en welke capaciteiten (opleidingsniveau) men heeft) - CWI sollicitatietraining (voor werk, stage of leer/werkplek) - Arbo Unie medische keuring - Profielzoeker of EVC’s (instrumenten om te testen welke competenties iemand heeft opgedaan op een werkplek) - Uitstroompremie - Sport en computerles in GWI - Bijzondere bijstand (individuele inkomensondersteuning) - Wet Kinderopvang - Wet Sociale Werkvoorziening - WerkSaam (Toonkamer): 1 contactpersoon binnen de keten UWV/CWI en gemeente voor re-integratie naar werk. - Voor jongerenloket: Jongeren Centraal en prototype (informatie en volgen) - Teli-project: regionaal project dat huishoudens met lage inkomens in West-Friesland ondersteunt bij het realiseren van
Inkomen & Armoedebestrijding Instrumenten GWI: - Voorlichting over inkomensondersteuning en voorkomen van schulden (voorlichtingsteams en informatiebijeenkomsten) - Advisering en doorverwijzing naar instanties - Bijzondere bijstand (individuele inkomensondersteuning) - Langdurigheidstoeslag (vorm van inkomensondersteuning gerelateerd aan arbeidsperspectief) - Sport- en cultuurfonds (tegemoetkomingen voor sportieve en culturele activiteiten) - Schuldhulpverlening, budgettering, budgetbeheer, puinruimen - Extra inkomensondersteuning voor bepaalde doelgroepen (witgoedregeling, pc- privé project voor gezinnen met kind in de brugklas)
27
-
-
-
Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (uitgebreide verzekering met ruimere vergoedingen door de gemeente gefinancierd) Koppeling bestanden (door koppeling kunnen meer mensen met een laag inkomen worden bereikt en worden gewezen op de mogelijkheden van inkomensondersteuning) Aanpassing foldermateriaal en website Training/ cursus bieden om geld te besparen (energieproject)
Voor jongerenloket: Jongeren Centraal en prototype (informatie en volgen) Instrumenten Welzijn en aan Welzijn gerelateerde organisaties: - VAVO / WEB-gelden voor 18+ - Zorgadviesteams rondom scholen (preventie) - Project overgang VMBO-MBO (via RMC om uitval te voorkomen) - Leerplicht tot 17 jaar en Kwalificatieplicht tot 18 jaar (handhaving) - Stage on Stage: 75 stageplekken structureel. Gemeente brengt onderwijs en werkgevers bij elkaar. Extern: - Onderwijsinstellingen BO, VO, MBO -
Overlap met Welzijn: - Sport- en Cultuurfonds - Kinderopvang - Scholen voortgezet onderwijs Externen: - PLANgroep - Stichting leergeld - Stichting Jeugdsportfonds - Voedselbank - SVB - Intermaris
Zorg en thuissituatie Instrumenten GWI: - Voorlichting - Huisbezoeken - Gesprek en advies - Re-integratietrajecten door gemeente of UWV (in 2008 inventariseren wat nodig is aan zorgtrajecten en wat het aanbod is. Nu hebben we Roads, Actief Talent en Vrijwilligerscentrale) - Inburgering (traject gericht op integratie, zorg en opvoeding) - Langdurigheidstoeslag (vorm van inkomensondersteuning gerelateerd aan arbeidsperspectief) - Sport- en cultuurfonds (tegemoetkomingen voor sportieve en culturele activiteiten) - Schuldhulpverlening, budgettering, budgetbeheer, puinruimen - Extra inkomensondersteuning voor bepaalde doelgroepen (witgoedregeling, pc- privé project voor gezinnen met kind in de brugklas) - Sport en computerles in GWI - Voor jongerenloket: Jongeren Centraal en prototype (informatie en volgen) - Casemanagers trainen in herkennen ziektebeelden
Onderwijs Instrumenten GWI: - Voorlichting over opleidingen en trajectbegeleiding RMC - Inburgeringstrajecten - Gesprek en advies Jongerenloket - Trajectbegeleiding RMC (en administratie) - Reintegratietraject naar onderwijs of leerwerkbaan (BBL), door gemeente of UWV - CWI ctc-tests - CWI sollicitatietraining (voor stage of BBL gesprek met werkgever) - CWI leerwerkbanen registreren en bemiddelen
28
Wet Kinderopvang Bijstand en bijzondere bijstand (individuele inkomensondersteuning) - Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (uitgebreide verzekering met ruimere vergoedingen door de gemeente gefinancierd) - Voor jongerenloket: Jongeren Centraal en prototype (informatie en volgen) - Premiekorting en no riskpolis voor arbeidsgehandicapten Instrumenten Welzijn en aan Welzijn gerelateerde organisaties: - WMO loket: GGZ, BJZ, MEE, AMW, Brijder, Dienstencentrum - Leger des Heils - Meldpunt Vangnet en Advies (DNO, voor zorgmijders) - Helpende Hand - Centra van Jeugd en Gezin - DNO: crisisopvang, begeleid wonen, zwerverswinteropvang Extern: - Intermaris en andere woningbouwverenigingen - GGD -
-
29