Overgangscriteria – doubleren – versnelde doorgang Bij het vaststellen of een leerling door kan gaan naar de volgende groep of doubleert, houden we rekening met het volgende:
Uitgangspunten: - De school beslist over overgaan of doubleren. - Het schoolbesluit wordt genomen door de betreffende leerkracht(en) én de intern begeleider. - Op grond van intelligentie doubleren geen leerlingen in de bovenbouw. - Als er bij een leerling sprake is van faalangst moet ernstig overwogen worden of doubleren zin heeft. - Is er uitval op één van de gebieden spelling, lezen of rekenen dan bestaat de mogelijkheid om de leerling bij dit vakgebied op het eigen niveau te laten werken. - RT mogelijkheden zijn in de bovenbouw beperkt. - Vanaf groep 6 blijven leerlingen niet meer zitten. - Een leerling kan maximaal één keer in zijn/haar basisschoolperiode doubleren. - Uitzonderingen: bij langdurige uitval door bijv. ziekte; bij uitzonderlijke situaties in de thuissituatie; bij instroom vanuit het buitenland of andere basisschool kan afgeweken worden van de uitgangspunten. Wanneer een versnelde doorgang wordt overwogen, wordt het protocol hoogbegaafdheid gehanteerd. • hoe denken ouders en kind over een vroegtijdige overgang? • welke aanpassingen aan het gewone programma zijn nodig? Versnelde doorgang is een besluit genomen door ouders én school. Over versnelde doorgang verstaan we ook de overgang van groep 7 naar het voortgezet onderwijs. Hierbij moet de leerling wel 6 jaren “lager onderwijs” (groepen 3 t/m 7) hebben genoten.
__________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 1 van 7
Van groep 1 naar groep 2 Sociaal-emotioneel: • toont initiatief. • houdt zich aan de regels • heeft een goede relatie met andere kinderen en de leerkracht • is weerbaar Speelwerkgedrag: • kan eenvoudige opdrachten onthouden; b.v. pak de schaar, een kwast • heeft voldoende interesse • neemt initiatief Fijne motoriek: • kan tekenen, plakken, knippen, verven Spraaktaalontwikkeling: • spreekt ongeremd • heeft voldoende woordenschat • kan zich voldoende met taal uitdrukken Taalontwikkeling: • kan een versje nazeggen • kan woorden nazeggen • kan een zinnetje nazeggen • kan verschillen horen tussen klanken Visueel-ruimtelijke vaardigheden: • kan lichaamsdelen aanwijzen en benoemen • kan kleuren herkennen (primaire kleuren) • kan eenvoudige puzzel maken (20 stukjes) Rekenvaardigheden: • kan de telrij t/m 5 opzeggen • kent de begrippen: groot/klein; dik/dun; hoog/laag; zwaar/licht; lang/kort
__________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 2 van 7
Van groep 2 naar groep 3. Sociaal-emotioneel: • toont initiatief. • houdt zich aan de regels • heeft een goede relatie met andere kinderen en de leerkracht • is weerbaar Speelwerkgedrag: • kan geconcentreerd werken • kan gedurende 20 minuten zelfstandig werken • begrijpt de instructie Fijne motoriek: • capabel om lettervormen te oefenen. Spraaktaalontwikkeling: • heeft voldoende articulatie en hanteert een logische zinsbouw • heeft een grammaticaal juist taalgebruik Visueel-ruimtelijke vaardigheden: • kan van links naar rechts werken • kan memorieplaatjes herkennen • kan vormen herkennen (driehoek, cirkel, vierkant, rechthoek) • kan mozaïekfiguren van 30 stukjes naleggen Rekenvaardigheden: • heeft kennis van de begrippen veel/weinig; meer/minder/evenveel; erbij/eraf • kan de telrij opzeggen van 1t/m 10 en terug • tellen- synchroon tellen, doortellen en terugtellen tot 10 • cijferkennis t/m 10 • kan kleine hoeveelheden overzien • kan kleine hoeveelheden splitsen/samenvoegen • kan kleine hoeveelheden optellen/aftrekken Lees/taalvaardigheden: • Kunnen rijmen • Herkennen van: letter / woord / zin / regel • Auditieve discriminatie van klanken en woorden Langste / kortste woord Eerste / laatste woord Eerste / middelste / laatste letter Dezelfde letter horen in een serie woorden • Auditief geheugen Nazeggen van zinnen met 4 tot 10 woorden Nazeggen van 4 woorden zonder relatie Het ontbrekende woord noemen __________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 3 van 7
Nazeggen van cijferreeksen • Auditieve analyse (hakken) Klappen van woorden in lettergrepen Zinnen verdelen in woorden • Auditieve synthese (plakken) Lettergrepen samenvoegen tot 1 woord Letters samenvoegen tot 1 woord • Auditief taalbegrip Een zin langer maken Woorden noemen in een bepaalde categorie Geheugenvragen n.a.v. een verhaal/boek Tegenstellingen
Let wel: alle reken- en lees/taalvaardigheden m.b.v. visuele ondersteuning.
__________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 4 van 7
Overgangscriteria van groep 3 naar groep 4 Sociaal-emotioneel: • toont initiatief. • houdt zich aan de regels • heeft een goede relatie met andere kinderen en de leerkracht • is weerbaar Speelwerkgedrag: • kan geconcentreerd werken • kan gedurende een half uur zelfstandig werken • begrijpt de instructie Fijne motoriek: • kent de lettervormen en verbindingen • kan de hulplijnen gebruiken Spraaktaalontwikkeling: • heeft voldoende articulatie en hanteert een logische zinsbouw, behorende bij het leeftijdsniveau van de leerling. • heeft een grammaticaal juist taalgebruik Lezen en spelling: • kan 4 letterwoorden gemakkelijk lezen • een minimaal technisch leesniveau van AVI-1 is noodzakelijk. Directe synthese van mkm woorden (AVI-2) is zeer gewenst. • kan klankzuivere mmkm en mkmm woorden foutloos schrijven Rekenen: • heeft inzicht in het werken op de getallenlijn tot 100. • de sommen tot 10 zijn geautomatiseerd. • kent de basale begrippen en vaardigheden m.b.t.geld en meten (tijd, ruimte)
__________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 5 van 7
Overgangscriteria van groep 4 naar groep 5 Sociaal-emotioneel: • toont initiatief. • houdt zich aan de regels • heeft een goede relatie met andere kinderen en de leerkracht • is weerbaar Speelwerkgedrag: • kan geconcentreerd werken • kan gedurende een half uur zelfstandig werken • begrijpt de instructie Fijne motoriek: • kent de lettervormen en verbindingen • kan de hulplijnen gebruiken • kan de hoofdletters schrijven Spraaktaalontwikkeling: • heeft voldoende articulatie en hanteert een logische zinsbouw • heeft een grammaticaal juist taalgebruik Lezen en spelling: • behaalt een technisch leesniveau van AVI-4 Rekenen: • kan werken op de getallenlijn tot 100. • kan getallen t/m 100 lezen, schrijven en benoemen • kan sommen maken tot 100: optellen en aftrekken • kan tellen in sprongen van 2-5-10 tot 100 heen en terug vanaf een willekeurig startpunt • heeft de tafeltjes van 1 t/m 5 en 10 volledig geautomatiseerd
__________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 6 van 7
Overgangscriteria vanaf groep 5 •
Als een leerling in groep 5 didactisch gezien op alle vakgebieden laag scoort (D/E), doubleert de leerling, rekening houdend met onze geldende uitgangspunten. Uitgangspunt is het Leerlingvolgsysteem (LVS)
__________________________________________________________________________________________ overgangscriteria b.s. de Driesprong mei 2007 pag. 7 van 7