Het schoolbeleid ten aanzien van doubleren
Inleiding Doubleren op de Wiekslag kan worden omschreven als: “Een proces waarbij in de groepen 1 t/m 4 een situatie is ontstaan, waarbij de ontwikkeling van een betreffende leerling dusdanig is dat “meegaan met de groep” ernstige gevolgen zal hebben voor het welbevinden van die leerling op school.” Het doubleren zelf is een situatie die voor alle betrokkenen meestal een moeilijke beslissing is en die voor de nodige emoties kan zorgen. Als school streven wij ernaar om het proces van doubleren weloverwogen en in goede samenspraak met ouders en begeleiders tot stand te laten komen. Ons uitgangspunt daarbij is: als er sprake is van een ontwikkelingsprobleem dat met doubleren aangepakt kan worden, dan zal dit uiterlijk in groep 4 voor kunnen komen. Daarna waarborgen wij een ononderbroken ontwikkelingslijn richting het voortgezet onderwijs. Met onderstaande procedure moet duidelijk worden hoe de gang van zaken met betrekking tot de overgangsbeslissing is en waar de verantwoordelijkheden en bevoegdheden liggen. In de meeste gevallen zullen leerkracht, begeleiders en ouders eensgezind het proces doorlopen. Voor die gevallen waarin de meningen over het ontwikkelingsprobleem uiteenlopen hebben we onderstaande procedure vastgelegd.
De procedure van Doubleren Om tot een verantwoorde beslissing te komen ten aanzien van het al dan niet bevorderen van leerlingen volgt de school onderstaand stappenplan: Basisprincipe: 1. De groepsleerkracht volgt de leerling aan de hand van zowel methodegebonden als methodeonafhankelijke toetsen. Hierbij maakt de leerkracht o.a. gebruik van het CITO Leerlingvolgsysteem. 2. De leerkracht observeert de leerling op gezette tijden en momenten met beschikbare observatie-instrumenten (PRAVOO, observatielijsten). 3. De ontwikkeling van de leerling wordt periodiek besproken tijdens het zorgoverleg met IB-ers, directie. ( eventueel ambulant begeleider, collegiale consulente en rugzakbegeleider.) 4. De ontwikkeling van de leerling wordt besproken met de leerkracht(en) van de voorgaande groep(en) indien er sprake is van een specifieke zorgvraag.
Ontwikkelingsprobleem: 5. In eerste instantie zal de leerling, na raadpleging van de ouders, bij achterstand extra begeleiding krijgen die is vastgelegd in de vorm van een Handelingsplan. Deze periodieke begeleiding wordt geëvalueerd en de resultaten worden vastgelegd in het leerlingendossier. 6. Indien noodzakelijk geacht, wordt bij het aanbod van extra zorg het advies gevraagd van externe deskundigheid, te denken aan de ambulante begeleider, rugzakbegeleider of orthopedagoge . 7. De aangeboden zorg wordt tijdens een Leerling-bespreking of de Rapportbesprekingen met de ouder(s)/verzorger(s) besproken. Een verslag van deze gesprekken komt in het leerlingendossier bij de IB. Specifieke situatie: 8. In november van een schooljaar geeft de leerkracht tijdens het oudergesprek een eerste signaal af met betrekking tot een geconstateerde achterstand in een bepaalde ontwikkelingsfase en/ of de voortgang van het kind. De leerkracht geeft aan welke acties ondernomen worden om de ontwikkeling goed in kaart te brengen en verder te stimuleren. 9. In (uiterlijk) de maand maart/april van hetzelfde schooljaar, bij de uitgifte van het tweede rapport, bespreekt de groepsleerkracht de gegevens van de ondernomen acties en bevindingen vanuit het leerlingvolgsysteem met de ouders en wordt een voorlopig besluit genomen ten aanzien van doubleren. Ouders kunnen hier vervolgens op reageren. Besluitvorming: 10.Afhankelijk van het proces dat de leerling doorloopt en de onderlinge communicatie, kunnen er één of meerdere gesprekken plaatsvinden tussen ouder(s) en leerkracht, eventueel in aanwezigheid van de Intern Begeleider. 11.In mei van een schooljaar vindt er een afrondend gesprek plaats tussen groepsleerkracht(en) en Intern Begeleider en wordt het standpunt van de school bepaald inzake wel of niet doubleren. 12.De leerkracht en/of Intern Begeleider maakt uiterlijk 8 weken voor het eind van het schooljaar het schoolstandpunt ten aanzien van een doublure bekend aan de ouder(s).Een externe instantie zoals de Collegiale Consulente van de school heeft hierbij eventueel een adviserende stem. De hierboven beschreven procedure kan resulteren in een aantal mogelijke scenario’s met vervolgtrajecten die hieronder kort worden beschreven: A. De ouders stemmen in met het standpunt van de school. De leerling doubleert en krijgt een aangepast programma voor het nieuwe schooljaar, dat erop gericht is om het ontwikkelingsprobleem op te heffen. B. De ouders stemmen niet in met het standpunt van de school. De argumenten van school en ouders worden naast elkaar gelegd en er worden afspraken gemaakt over een bedenktijd (van maximaal 2 weken), waarin ouders met externe instantie kunnen overleggen. Stemmen ouders alsnog is, dan gaat scenario A van start. Stemmen ouders niet in, dan wordt het besluit aan de schooldirectie voorgelegd.
C. De directie zal de argumenten van school en ouders naast elkaar leggen en afwegen door de stappen in de hierboven beschreven procedure tegen het licht houden. Het besluit van de directie is bindend. Speciale situaties: a. Wanneer een leerling heeft gedoubleerd in de onderbouw (groep-1 en/of -2) op basis van een overwegend cognitief probleem dan kan er niet opnieuw gedoubleerd worden, maar dient de procedure richting een verwijzing naar het Speciaal (Basis) Onderwijs in gang gezet te worden. Tevens kan er in het team overleg plaatsvinden of een aangepast programma nog wenselijk en mogelijk is voor de leerling. b. Wanneer een leerling heeft gedoubleerd in de onderbouw op basis van een overwegend sociaal emotioneel probleem, behoort nogmaals doubleren wel tot de mogelijkheden. Binnen ons standpunt dat doubleren alleen in de eerste vier leerjaren van de basisschoolperiode plaats kan vinden, is er toch een nuancering aan te brengen bij de overgang van enkele specifieke jaargroepen.
Van groep 2 naar 3 In onderbouwgroepen is meer aandacht voor de ‘brede’ ontwikkeling van een leerling. Het kan zijn dat een leerling er emotioneel en/of intellectueel nog niet aan toe is om het basisprogramma in groep 3 te volgen. In de periode november - maart van een schooljaar wordt de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling in groep -2 in kaart gebracht en wordt er gekeken naar de cognitieve ontwikkeling aan de hand van de CITO toetsresultaten. Zijn er op dat moment bij leerkracht en Intern Begeleider twijfels over de ontwikkeling, dan stelt de leerkracht de ouders hiervan op de hoogte. Specifiek wordt het volgende getoetst en beoordeeld: - Taal voor kleuters - Ordenen - Ruimte en tijd
(midden en eind groep 1-2) (midden en eind groep 1-2) (midden en eind groep 1-2)
Aan het eind van groep 1 wordt bovendien de beginsituatie van beginnende geletterdheid, volgens de criteria uit de map Fonemisch Bewustzijn uit het dyslexieprotocol ingevuld. Begin groep 2 en eind groep 2 vindt nogmaals een toetsing plaats. Tevens wordt bij aanvang van groep 2 een logopedische screening door de schoollogopediste afgenomen. Bij het bevorderen naar de volgende groep wordt er naast de toetsresultaten rekening gehouden met de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de observatielijst van PRAVOO. Eventueel wordt voor enkele zorgkinderen de ontwikkelingsleerlijnen van Dick Memelink ingevuld. Bij de beslissing over wel of niet bevorderen, zijn de onderdelen ‘werkhouding’ en ‘taal’ van doorslaggevend belang.
Schoolspecifieke afspraken bij het doubleren in groep 1 en 2: Criteria groep 1: Criteria groep 2:
Taal op D-niveau De kinderen doubleren niet maar krijgen wel extra ondersteuning middels een Handelingsplan. Taal minimaal niveau C. De kinderen die lager dan C scoren worden besproken met de IB-er en eventueel externe hulpverleners Auditieve analyse en synthese moeten voldoende zijn.
Aangezien de ontwikkeling van een leerling uit groep 2 vaak sprongsgewijs gaat, zal de uiteindelijke beslissing op een laat tijdstip in het schooljaar worden genomen. Uiteindelijk neemt de school op basis van de geconstateerde feiten in de maand mei van een schooljaar een verantwoorde beslissing. Bij ernstige twijfel of een leerling bevorderd kan worden naar de volgende groep, wordt uiteindelijk door de groepsleerkracht, in samenwerking met de Intern Begeleider, een bindend besluit genomen. Dit nadrukkelijk in het belang van het kind. Dit besluit zal aan de ouder(s) worden verteld. In oktober van het volgende schooljaar wordt gecontroleerd hoe het gaat met de kinderen die gedoubleerd zijn. Dit gebeurt in een groepsbespreking met de Intern Begeleider. Als een leerling na een doublure een ontwikkelingsvoorsprong ten opzichte van zijn medeleerlingen heeft, zal hij gedurende het schooljaar gestimuleerd worden om oefeningen en activiteiten te gaan doen op een aangepast, moeilijker niveau. Als een leerling nog steeds geen ontwikkelingssprong laat zien, dan zal de Intern Begeleider, in overleg met de ouders, voor deze leerling een zorgtraject opstarten.
Van groep 3 naar 4 Bij de overgang van groep -3 naar groep -4 hanteert de school de criteria die geformuleerd zijn in het Protocol Leesproblemen en Dyslexie. Dit houdt in dat AVI 2 beheerst moet zijn en AVI 3 op instructieniveau gelezen moet worden. (De Wiekslagnorm is : AVI 1 beheersing, AVI 2 instructie.) Het goed kunnen lezen is een belangrijke voorwaarde voor schoolsucces. Wanneer een kind problemen heeft bij het leren lezen en deze minimumnorm niet haalt, is het in het belang van het kind om groep 3 te doubleren. Kinderen met leesproblemen en dyslexie hebben vooral behoefte aan meer instructie en uitbreiding van leestijd. In groep 4 vindt de versnelling en automatisering van het lezen plaats. Tegelijkertijd krijgen andere vakgebieden dan het lezen meer tijd en nadruk dan in groep 3. Een kind met een onvoldoende leesniveau bij aanvang van groep 4 ondervindt grote problemen. Hij of zij kan het tempo niet bijhouden en de teksten onvoldoende lezen. Er is minder tijd en ruimte in het programma van
groep 4 voor de leesinstructie. Daarom heeft doubleren voor een kind met specifieke leesproblemen meer effect in groep 3 dan in groep 4. Kinderen met dyslexie blijven altijd problemen houden met lezen. Toch kan een doublure in groep 3 voor een dyslectisch kind zeker zin hebben om met een stevigere basis in groep 4 te starten. Voor deze kinderen blijft een speciale aanpak en extra faciliteiten (zoals extra tijd) gedurende de hele schoolcarrière noodzakelijk. Doubleren in groep 3 houdt niet in dat een kind de hele leerstof weer moet overdoen. Er wordt zorgvuldig besproken waar deze leerling behoefte aan heeft en er wordt een handelingsplan(nen) opgesteld. Het kind krijgt zoveel mogelijk instructie op eigen niveau en uitbreiding van leestijd. Indien mogelijk en noodzakelijk krijgt het kind extra begeleiding (RT) buiten de groep. Specifiek wordt het volgende getoetst en beoordeeld: -
Taal spelling (SVS) Leestechniek Leestempo Drie Minuten Toets (DMT) Begrijpend Lezen Rekenen
(midden en eind groep 3 en 4). (midden en eind groep 3) (midden en eind groep 3 en 4) (begin, midden en eind groep 3 en 4) (midden groep 4 en eind groep 3 en 4) (midden en eind groep 3 en 4)
Aan het eind van groep 3/4 wordt het overzicht uit het dyslexieprotocol ingevuld. Bij het bevorderen naar de volgende groep wordt er naast de toetsresultaten rekening gehouden met de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. Bij de beslissing over wel of niet bevorderen, zijn de onderdelen werkhouding, rekenen, lezen en taal van doorslaggevend belang. Schoolspecifieke afspraken CITO groep 3 en 4: Criteria groep 3 en 4: Spelling, lezen en rekenen op E-niveau Als een leerling op een D- niveau presteert bij bovengenoemde vakgebieden, dan noemen we dit een ‘bespreekgeval’: Een bredere kijk en beoordeling door leerkracht en betrokkenen is dan nodig, te denken aan een goede analyse van de problematiek en het opzetten van een effectief Handelingsplan.
Van groep 4 naar 5 Het laatste moment waarop er mogelijk sprake is van een doublure. In de praktijk zal het dan om leerlingen gaan die in de voorgaande schooljaren “bespreekgeval” waren of waarbij er in de loop van het laatste schooljaar een zeer ingrijpende gebeurtenis plaats heeft gevonden in het privé- leven van de leerling. Van groep 5 tot en met 8
In deze groepen is er in de regel geen sprake meer van doubleren.