Zandspoor Opdrachtkaarten Lente
Zandspoor Opdrachtkaarten Lente Je onderzoekt straks in het duingebied allerlei dingen die met zand te maken hebben. De materialen die daarvoor nodig zijn, zitten in de rugzak. Bij iedere opdracht staat welke materialen je uit de rugzak nodig hebt. Voordat je een opdracht gaat uitvoeren, leg je die materialen klaar. Lees de opdrachten stap voor stap. Is de opdracht klaar? Zorg ervoor dat de spullen weer schoon in de rugzak gaan. Je moet aan het eind ook zelf goed kijken of alles weer in de rugzak zit. Succes met de opdrachten!
Wat zit er in de rugzak? deze set met 8 opdrachten 4 schrijfplankjes met 4 klemmen etuitje met: - 4 potloden - gum - puntenslijper - plakstift blinddoek liniaal 2 steelloeps 2 loeppotjes 3 grondzeven met onderbakje schepje kleurpotloden zoekkaart bodemdiertjes (kleine beestjes) kaart ‘hoe overleef ik in de duinen?’ menukaart
1. Warm zand De duinen lijken soms wel op een woestijn. Het zand kan heel heet worden, zeker op een warme zomerdag.
Wat heb je nodig? - thermometer (ligt bij het paaltje) - horloge van jezelf (zit niet in de rugzak)
Wat ga je doen? 1. Zoek een plekje in het open stuifzand. Je gaat meten hoe warm de grond is. 2. Pak de thermometer. Steek de thermometer alleen met zijn punt in de grond. Het puntje moet niet dieper zitten dan 1 centimeter. Houd de thermometer 1 minuut op dezelfde plek. De zon mag niet op de thermometer schijnen. Wacht tot de temperatuur niet meer verandert. Hoeveel graden wijst de thermometer nu aan? 3. Vul het antwoord op je werkblad in. 4. Steek de punt van de thermometer nu 5 centimeter in de grond. Meet op dezelfde manier de temperatuur en schrijf dit op. 5. Zoek nu een plekje in het bos. Daar ga je ook de temperatuur van het zand meten. 6. Meet de temperatuur zoals je dat net in het stuifzand hebt gedaan. Meet dus eerst het bovenste laagje. Daarna meet je op 5 centimeter diepte. Hoeveel graden wijst de thermometer na 1 minuut aan? 7. Vul de temperatuur in op je werkblad. 8. Welke plaats is het warmst? Heb je een idee hoe dit komt?
Opdrachtkaart Zandspoor
2. Los zand Zand bestaat uit hele kleine stukjes steen. Zijn al die zandkorreltjes allemaal even groot?
Wat heb je nodig? - loep - 3 grondzeven - bakje - plakstift
Wat moet je doen? 1. Zet de drie grondzeven in elkaar. De bovenste moet de grootste gaatjes hebben (zeef A) en de onderste de kleinste (zeef C). 2. Zet het bakje onder de onderste zeef. 3. Zoek zand dat zo droog mogelijk is. Bij droog weer is dat het bovenste laagje zand. Heeft het net geregend, neem dan wat zand dat dieper in de grond zit. 4. Doe één hand zand in de bovenste zeef. 5. Tik met je vinger tegen de zeven. Het zand er sneller doorheen vallen. Kijk af en toe in de zeven om te zien of er nog zand door heen valt. 6. Valt er geen zand meer door de zeven, haal ze dan van elkaar. 7. Pak de plakstift. Zorg ervoor dat op hokje A van je werkblad plak zit. 8. Plak in dat hokje een beetje zand uit zeef A 9. Doe op dezelfde manier wat zand op hokje B. Daarna op hokje C. Het zand dat in het bakje zit, komt in het laatste vakje.
Opdrachtkaart Zandspoor
3. Wat een mooi plaatje Een stuifzandgebied vind je bijna nergens. Teken het op papier, dan kun je er thuis ook nog van genieten.
Wat heb je nodig? - kleurpotloden - eventueel gum en puntenslijper (zitten in etuitje)
Wat moet je doen? 1. Zoek een plek waar je goed naar de omgeving kunt kijken. Ga hier zitten. 2. Je wilt thuis laten zien hoe bijzonder dit gebied is. Wat zie je hier dat je heel bijzonder of mooi vindt? 3. Teken dit op je werkblad. Probeer zo nauwkeurig mogelijk te tekenen.
Opdrachtkaart Zandspoor
4. Overleven in het zand Het duingebied waar je nu bent, bestaat uit zand. Het is er vaak droog. Er zijn slechts een paar planten die het hier vol kunnen houden.
Wat heb je nodig? - kaart ‘hoe overleef ik in de duinen?’
Wat ga je doen? 1. Kijk op de kaart ‘hoe overleef ik in de duinen?’. Daarop staan enkele planten die je in het duingebied tegen kunt komen. Ook staat er bij wat deze planten doen om hier te kunnen overleven. 2. Kijk goed naar de planten. Welke planten vind je hier, die ook op de kaart staan? Probeer drie verschillende planten te vinden. Hoe houden ze het hier vol? Zoek dit op de kaart op. 3. Vul de antwoorden in op het werkblad.
Opdrachtkaart Zandspoor
5. Kleine beestjes Als je goed kijkt, zijn er veel kleine beestjes te vinden in de duinen. Weet jij hoe ze heten?
Wat heb je nodig? - 2 loeppotjes - 2 steelloeps - schepje - zoekkaart bodemdiertjes (kleine beestjes) - menukaart
Wat moet je doen? 1. Ga op zoek naar kleine diertjes. Zoek op het zand. Kijk tussen het gras. Ook op en onder de bladeren wonen vaak dieren. 2. Bekijk de beestjes in het loeppotje of met de steelloep. Kijk op de zoekkaart voor de naam van het beestje. 3. Stel dat dit dier mee naar huis neemt. Daar verzorg je hem natuurlijk goed. Maar wat als je op vakantie gaat? De buren zullen op je diertje moeten passen. Kun jij een briefje maken waarop staat wat zij hem te eten moet geven? De menukaart kan je daarbij helpen. 4. Vul op het werkblad het verzorgingsbriefje in. 5. Laat aan het eind van de opdracht de beestjes weer vrij op de plek waar je ze gevonden hebt.
Opdrachtkaart Zandspoor
6. Vliegend zand In de duinen wordt het zand steeds verplaatst door de wind. Hierdoor zien de duinen er steeds anders uit.
Wat heb je nodig? - schepje
Wat ga je doen? 1. Bouw samen iets van zand. Je kunt je handen en het schepje gebruiken. Probeer het zó te maken dat het niet door de wind wordt weggeblazen. 2. Blaas nu naar wat jullie gebouwd hebben. 3. Kan het bouwwerk goed tegen het blazen? Waaraan ligt dat volgens jou? 4. Als je het steviger zou moeten maken, hoe zou je dat dan doen? 5. Om je heen zie je allemaal bomen in het zand staan. Wanneer het waait, neemt de wind het zand mee. Aan welke kant van de boom valt het zand weer op de grond: aan de kant waar de wind vandaan komt of aan de andere kant van de boom? Aan welke kant van de boom kunnen planten gaan groeien: aan de kant waar de wind vandaan komt of aan de andere kant van de boom? 6. Steek nu je schepje in het zand. Het schepje stelt de boom voor. Speel nogmaals voor wind. Blaas naar het schepje. Wat gebeurt er?
Opdrachtkaart Zandspoor
7. Spoorzoeker Je kunt zien of dieren of mensen ergens zijn geweest. Ze laten namelijk vaak sporen achter. Door goed om je heen te kijken, kun je die sporen ontdekken.
Wat heb je nodig? - 2 steelloeps
Wat moet je doen? 1. Kijk hier goed om je heen. Je ziet je klasgenoten. Verder zijn er bijna geen dieren en mensen te zien. Probeer er achter te komen of hier nog andere dieren en mensen zijn geweest. 2. Welke sporen kun je hier vinden? Kun je loopsporen vinden in het zand? Zitten er poepjes op de bladeren of op de grond? Is er van de bladeren of bloemen gegeten? Zitten er holletjes in de grond? Vind je hier afval? 3. Vul de sporen die je hebt gevonden in op je werkblad.
Opdrachtkaart Zandspoor
8. Kijken met je handen Als je wilt weten hoe de omgeving eruit ziet, dan kijk je met je ogen. Maar kom je er ook achter als je je ogen niet gebruikt?
Wat heb je nodig? - blinddoek
Wat ga je doen? 1. Iemand uit jouw groepje doet de blinddoek om. Controleer of die echt niets meer kan zien. 2. Je brengt diegene naar een plekje in het zand of in het bos. 3. Laat hem of haar iets voelen. Dat kan de grond zijn of een takje met bladeren. Ook de schors van de boom, grassprietjes of een stukje mos kun je goed voelen. 4. Na het voelen loop je met diegene met de blinddoek een paar meter weg. 5. Laat hem of haar nu de blinddoek afdoen. Kan hij of zij de plek terugvinden? 6. Als de plek gevonden is, mag de volgende uit je groepje de blinddoek omdoen. Ook deze moet iets voelen en daarna proberen terug te vinden. 7. Ga zo door totdat iedereen uit je groepje aan de beurt is geweest.
Opdrachtkaart Zandspoor