KERK
2025
ENQUÊTE LENTE 2015
1
Inhoud Acht thema’s uit de enquête, belicht door theoretici en mensen die er in de praktijk ervaring mee hebben. Om het gesprek erover verder te stimuleren.
1.
5.
Jan Goossensen en Aart Veldhuizen p. 4
Mirella Klomp en Cocky Fortuin-van der Spek p. 12
2.
DE KERK IN DE MEDIA
DE KERN VAN KERK-ZIJN
Jan Kleinnijenhuis en Jasper Klapwijk p. 6
oke van Saane en Ad van Nieuwpoort J p. 14
3.
7.
Lucas Meijs en Ina Huisman p. 8
Adjiedj Bakas en Jaap Marinus p. 16
OVERBODIGE KERKGEBOUWEN?
VERANDERINGEN IN DE EREDIENST
VRIJWILLIGERS IN DE KERK
6.
ALTERNATIEVE VORMEN VAN VERBINDING
4.
Herman Noordegraaf en Rachel Will p. 10
Jan Maarten van der Meulen en Daan van Egmond p. 18
DIACONAAT
2
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
8.
ORGANISATIESTRUCTUUR
Zoeken naar wijsheid De Spreukendichter memoreerde het al: ‘Plannen mislukken bij gebrek aan overleg, maar door de veelheid van raadgevers komt iets tot stand.’ (Spreuken 15:22; NBG’51). In februari en maart van 2015 werden allen die zich betrokken weten bij een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland uitgenodigd om hun licht te laten schijnen over de toekomst van hun kerk. Een veelheid van raadgevers – bijna achttienduizend – liet deze gelegenheid niet voorbij gaan. KERK IS GEEN V&D Zoals te verwachten viel, was er de nodige media-aandacht voor dit initiatief. ‘Protestantse Kerk proeft de eigen nieren’, zo kopte de NRC met veel gevoel voor protestants taalgebruik. Ook Trouw stond er bol van. Er was brede waardering en hartverwarmende betrokkenheid, en er was ook argwaan: ‘De kerk is geen V&D.’ Verschillende experts staken hun licht niet onder de korenmaat en maakten duidelijk wat er schortte aan de benadering: het zou geen representatief beeld opleveren van ‘de PKN’er’. Gelukkig maar – want dat was ook niet wat met dit zoeken naar wijsheid werd beoogd. Deze inzichten werden gezocht: waar gaat het eigenlijk écht om wanneer we vragen naar de inhoud en beleving van gelovend leven in de gemeente? Welke dingen zitten dan het dichtst bij het hart? En wat is dan nodeloze ballast? Is dat voor de ene gemeente anders dan voor de andere? Is dat voor een jongere anders dan voor een oudere? Is er een gemeenschappelijk beleven over wat dicht bij het hart zit? En een gemeenschappelijk inzicht over wat nodeloze ballast is? En hoe helpen deze inzichten bij het voeren van het gesprek hierover – in de gemeente en in de synode?
WIJSHEID De wijsheid van de veelheid van raadgevers is allereerst beluisterd in een groot aantal gesprekken met mensen in en buiten de kerk: jongeren, kerkenraden, afgevaardigden van classicale vergaderingen, trendwatchers, theologen, topmanagers, hoogleraren. En vervolgens werd de wijsheid gezocht bij de velen die zich betrokken weten bij de Protestantse Kerk, op een manier die met recht protestants genoemd mag worden: iedereen doet ertoe. Juist omdat de kerk géén V&D is, willen we bij de vragen waar we nu voor staan geen aselecte steekproef aan het woord laten. Maar zoeken we naar een praktische en voor ieder toegankelijke mogelijkheid om de stem te kunnen laten horen. ‘IETS’ OF HET NODIGE? Een oplettende betrokkene wees erop dat het citaat uit Spreuken in de Herziene Statenvertaling verwachtingsvol geformuleerd is: ‘door een veelheid van raadgevers komt het nodige tot stand.’ Dat mag inderdaad onze vurige wens zijn: dat deze raadpleging het nodige tot stand zal brengen.
Rian Binnendijk Hoofd Communicatie Protestantse Kerk
3
‘werkin g ge bouw wo rdt on de rschat’ Jan Goossensen (1948) Kunsthistoricus, hoofdredacteur van Kerk in Den Haag en voorzitter kerkenraad Maranathakerk Den Haag
1. Overbodige kerkgebouwen? ‘De vreugde voert ons naar dit huis / waar ’t Woord aan ons geschiedt. / God roept zijn Naam over ons uit / en wekt in ons het lied. // Dit huis van hout en steen, dat lang / de stormen heeft doorstaan, / waar nog de wolk gebeden hangt / van wie zijn voorgegaan.’ (Liedboek, lied 280, Sytze de Vries). Het beheer van het kerkgebouw is voor veel gemeenten een zware last. Toch wil men het gebouw vaak niet kwijt. Er is gedoopt, getrouwd en gerouwd. Het is een
Betovering Jan Goossensen is ‘warm pleitbezorger van de stenen’, mede uit ergernis over wat hij noemt ‘de valse tegenstelling tussen mensen en stenen’. ‘Stenen zijn slechts bouwmateriaal, zoals mensen voor het grootste deel uit water bestaan. De uit die stenen gevormde gebouwen hebben een enorme betekenis. Er is de laatste tijd sprake van een herwaardering van het heilige. Protestanten hebben de neiging de invulling daarvan rationeel te benoemen, maar er ligt iets onnoembaars onder. Net zoals je heilige tijden hebt, denk aan religieuze feestdagen, gebedstijden en stille tijd, zo heb je ook heilige plaatsen, plaatsen waar je je even kunt afzonderen van het dagelijkse leven. Een aandachtshut in een natuurgebied, waar een boek ligt waar je iets in kunt schrijven, ooit heilige eiken, nog steeds kloostercellen, én kerken. Een kerk is ook een ruimte waar je als eenvoudig modern mens opgetild wordt.’ Goossensen noemt het ‘verheffing’. ‘Je wordt uit het gewone leven gehaald, dat helaas vaak saai en monotoon is. Een heilige plaats doorbreekt de onverschilligheid van het leven van alledag. Een mooi gebouw kan het verschil maken. Die werking wordt ernstig onderschat.
4
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
Het is een oerbehoefte van de mens zich af en toe af te zonderen en op een andere manier naar het leven te kijken. Mooie gebouwen en kerken komen aan die behoefte tegemoet. De architectuur leidt je geleidelijk van de sfeer van de straat binnen in de sfeer van de heilige ruimte. Daar binnen “kijk” je met al je zintuigen. Je hoort woorden en muziek, je ziet kleuren en lichtinval. En je “kijkt” ook in de tijd, terug en vooruit, want er huizen herinneringen én verwachtingen en visioenen. Het vraagt vakmanschap om zo’n gebouw te ontwerpen. En als je zo’n gebouw hebt, moet je er heel zuinig op zijn. Bezuinigingen leveren soms ongelukkige beslissingen op. Terwijl mensen zo’n behoefte hebben aan verheffing. Behoud dus die plekken waar mensen, of ze nu wel of niet iets met de kerk hebben, geraakt kunnen worden. Het zijn plekken voor verwondering en betovering. Mensen die in de kerk komen voor een lezing of een concert, wat ook al dicht bij het spirituele komt, zeggen vaak hoe prachtig ze de ruimte vinden. Een mooi gebouw is een voertuig voor alle religie – luister maar naar wat antropologen over de behoefte aan religie zeggen. Kerken zijn te belangrijk om aan boekhouders en theologen over te laten.’
herkenningspunt in de lokale gemeenschap. Kortom: het is voor veel mensen meer dan een stapel stenen. Maar als er om financiële redenen gekozen zou moeten worden tussen het behouden van een kerkgebouw of een predikantsplaats, kiest de meerderheid (63%) van de respondenten voor de predikant en slechts 12% voor het kerkgebouw. Gemiddeld vindt slechts 7% van alle respondenten het kerkgebouw (zeer) onbelangrijk, variërend van 3% van de 75-plussers tot 10% van de mensen onder de dertig. De jonge respondenten die het kerkgebouw wél belangrijk vinden, voelen zich vooral aangesproken door het monumentale karakter ervan. Voelen zij zich misschien geïnspireerd door de ‘wolk gebeden van wie zijn voorgegaan?’
Huis van de gemeenschap ‘Als blijkt dat een kerkgebouw een te zware last wordt voor de kerkelijke gemeenschap, dreigt een mijnenveld, omdat gevoel en emoties strijden met ratio, realiteit en economie.
De kerk fungeert dan als “huis van de gemeenschap”. In het proces van nadenken over een waardevolle instandhouding van een kerk moet je het “probleem” dan ook tot een probleem van de gehele lokale gemeenschap maken. Dat besef moet ook doordringen in de kerkelijke gemeenschap, immers juridisch eigenaar. De eigenaar moet contact leggen met de lokale gemeenschap. Op haar beurt moet de lokale gemeenschap beseffen dat er een gemeenschappelijk probleem is, dat niet opgelost hoeft te worden door de kerkelijke gemeente die toevallig eigenaar van het gebouw is. Als het uiteindelijk zover komt dat de gemeenschap de verantwoordelijkheid neemt voor het behoud van het gebouw – en daar financieel en in werkkracht de schouders onder zet – dan moet de kerk bereid zijn een stapje terug te zetten. Dan maak je gemeenschappelijk afspraken over het gebruik van het gebouw, voor de eredienst en voor andere functies daarnaast. En over wat er dan wel en wat niet kan. Het doel van de Maatschappij van Welstand is, kort samengevat, het uitdragen van het protestants gedachtegoed. Als de instandhouding van een kerkgebouw als huis van de gemeenschap de methode is om het evangelie te laten voortklinken, als de eredienst voortgang kan blijven vinden in een gebouw met verdiencapaciteit, dan vinden we dat belangrijker dan eigenaarschap, en steunen we die initiatieven. Dan gaan “mensen vóór stenen”.’
Je doet er als kerkelijke gemeente dan goed aan een externe procesbegeleider in de arm te nemen. Deze helpt je om out of the box te denken. Zo’n proces zal altijd maatwerk moeten zijn, want een kerkje in een Fries dorpje met 25 kerkgangers op 800 inwoners is niet vergelijkbaar met een monumentaal kerkgebouw dat leeg komt te staan in hartje Amsterdam. Mijn stelling is dat je de samenleving een dienst bewijst als je een gebouw niet te snel afschrijft of sloopt. Zo’n gebouw heeft ook een maatschappelijke functie, het heeft ook betekenis voor wie er niet kerkelijk bij betrokken zijn. Dat zie je ook bij rampen en droevige gebeurtenissen: dan zoekt de gemeenschap beschutting bij elkaar en schuilt zij in de kerk, zoals in september 2014 in Haaksbergen na het monstertruckongeluk. Dan blijkt de kerk, in een geseculariseerde samenleving, een natuurlijke plek om te rouwen, voor kerkelijk en niet-kerkelijk gebonden mensen.
‘m en se n vóór st en en
’
Aart Veldhuizen (1952) Notaris te Amersfoort en voor zitter Maatschappij van Welstand
5
2. De kerk in de media over nieuw swaardigheid Jan Kleinnijenhuis (1954)
De Protestantse Kerk in Nederland wordt dagelijks genoemd in de krant. Een vertegenwoordiger van de landelijk kerk is bijna wekelijks te horen op de radio. En een paar keer per jaar is de Protestantse Kerk zichtbaar op televisie. Dit sluit aan bij de wens van 82% van de respondenten. Zij vinden het (zeer) belangrijk dat de kerk zichtbaar is
Hoogleraar communicatie wetenschap Vrije Universiteit
Antithese ‘Abraham Kuyper wist hoe het werkte. Naast zijn ARP richtte hij een dagblad op, en een vakbond. Hij stookte: elke dag een hoofdredactioneel commentaar waarin hij dan weer denkbeelden van Jan, dan weer van Piet aanviel en duidelijk maakte dat er Iets Moest Ge-beu-ren. Zo manoeuvreerde hij zich in het brandpunt van de Nederlandse politiek. Tegenwoordig gaat de kerk het conflict eerder uit de weg. Terwijl je vooral het nieuws haalt door ergens voor of tegen te zijn, of met provocerende stellingen – nu en toen. Kuyper wist het te verpakken in zijn streven naar antithese. Natuurlijk worden dagbladen tegenwoordig niet meer volgeschreven door kerkleiders en zijn kerk en politiek veel minder verweven. Als de kerk al een standpunt inneemt, dan doet ze dat op een politiek correcte manier waardoor het niet lang nieuwswaardig blijft. Voor nieuwswaardigheid gelden een aantal voorwaarden. Zo moet je enige macht hebben (de Protestantse Kerk heeft niet de machtige leider die de Rooms-Katholieke Kerk in de paus heeft). Een bekende woordvoerder is ook een voordeel (welke protestant zou DWDD tegenover Antoine Bodar uitnodigen?).
6
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
Verder krijg je aandacht als je een klinkend succes hebt behaald (al kreeg de kerk niet de eer die ze wellicht verdiende bij het bed-bad-broodakkoord). Daarnaast is het belangrijk dat je deel uitmaakt van een netwerk, zodanig dat wanneer iemand in dat netwerk ergens iets van vindt, men ook naar jou toekomt om te vragen wat jij ervan vindt. Reuring werkt ook goed: tegenstanders bezorgen je aandacht (niets zo stil als genegeerd te worden), evenals een schandaal. Tot slot is het een pre wanneer je beschikt over een communicator-figuur die als nabij wordt ervaren, in wie mensen zich herkennen. Er hoeft niet aan al deze voorwaarden voldaan te worden, maar als je aan geen enkele voldoet, blijft het stil... De kerk zou kunnen scoren met veel van de onderwerpen waarmee de PVV scoort, zoals de islam, de zorg en de immigratie. Op al deze thema’s zou zij zich tegen standpunten van politieke partijen kunnen afzetten – al is het de vraag of Wilders de kerk een interessante tegenstander zal vinden. Maar dat hoeft de kerk er niet van te weerhouden hem als tegenstander te kiezen. Over de zorg kan de kerk een positieve boodschap brengen – alleen haal je met goed nieuws het nieuws weer niet... Als je zodanig stelling neemt dat er zich tegenstanders in het debat mengen, wordt het makkelijker om nieuwswaardig te zijn.’
in de media, evenals media-aandacht voor diaconaal werk en een landelijke stem voor christelijke normen en waarden. Helaas vindt maar 25% dat de landelijke kerk haar rol hierin goed vervult (40% voor wat betreft diaconaal werk, wellicht vanwege de aandacht voor ‘bed, bad en brood’). Bijna 66% vindt bovendien dat de landelijke kerk duidelijk stelling moet nemen in gevoelige maatschappelijke discussies. De grote vraag naar aanleiding van deze resultaten is: hoe kan de Protestantse Kerk haar zichtbaarheid in de media verbeteren?
‘k erk m a g zich m ee p ro file re n ’
die vooroordelen hebben mensen ook een groot gebrek aan kennis van het christelijk geloof. Wij moeten ons realiseren dat ons taalveld soms botst op totaal onbegrip of misinterpretatie. Wel een goed beeld hebben mensen van het sociale werk van de kerk: voedselbank, inloophuizen, hulp aan vluchtelingen. Al roept ook dat soms felle tegenreacties op: “Belachelijk dat de kerk dat moet doen.” en “Dat doen ze natuurlijk om zieltjes te winnen.” Wat mij betreft is barmhartigheid altijd een taak van de kerk. De kerk mag er trots op zijn dat zij voorop loopt in het signaleren en monitoren van maatschappelijke problemen als armoede en eenzaamheid.
r
Jasper Klapwijk (1973) Marketing- en communicatie strateeg, campagneleider Doen & Later en lid van de Oudekerkgemeente in Amsterdam.
Kansen grijpen ‘De kerk moet opboksen tegen vele vooroordelen. De beelden die veel mensen hebben van de kerk verschillen enorm van wat de kerk inmiddels is geworden. Veel vijftigers en zestigers hebben nog altijd het beeld van de kerk van hun jeugd. Veertigers associëren ‘kerk’ vooral met de gebouwen en zijn verbaasd dat daar nog mensen samenkomen. En voor dertigers is de kerk een museumstuk. Naast
Zij zou zich meer mogen en kunnen profileren met interreligieuze dialoog en met religieuze verzoening. In Nederland ben je immers vrij om te geloven wat je wilt – een typische protestantse verworvenheid! Soms lees je iets over een vredesmars of een gesprek, maar dat wordt dan als een algemene activiteit gepresenteerd. Daarnaast zou zij zich kunnen profileren met erfgoed en cultuur. Dat wordt in de media steevast van kerken losgekoppeld (“Bach geloofde zelf niet, de kerk was slechts zijn werkgever.”), terwijl de kerkelijke traditie de cultuur al 2000 jaar stempelt. Kerken steken veel geld in het behoud van gebouwen en orgels en in uitvoerende kunst als glas-in-loodramen en kerkelijke muziek. Dat zou de kerk wel eens meer mogen claimen – neem een voorbeeld aan Wim – Rijksmuseum – Pijbes! Communicatie is tegenwoordig vooral beeld, minder woord. De Protestantse Kerk is van oudsher meer op woord en minder op beeld gericht. Misschien is de kerk op tv niet haantje-de-voorste, maar er is wel waardering voor de rustige manier waarop zij daar een inhoudelijk verhaal vertelt, wars van tv-cultuur en mannetjesmakerij. Ik merk dat er bij commerciële zenders ook neutrale ruimte is voor kerkelijke thema’s (de vluchtkerk bij RTL Late Night). Je kunt bij BNR en RTL vrij gemakkelijk programma’s met branded content maken. Die kans zou de kerk moeten grijpen. En bied jongeren, die nauwelijks meer tv kijken, mobiele toepassingen, en op internet blogs en korte video’s.’
7
Zuinig met vrijwillige energie ‘In de kerkelijke context wordt de pool waaruit je je vrijwilligers kunt rekruteren langzaam kleiner. Maar dat er binnen die pool steeds moeilijker vrijwilligers te vinden zijn, komt niet zozeer doordat mensen geen tijd hebben, maar doordat de structuur van het gevraagde werk niet in hun agenda’s past. Daarbij moet je onderscheid maken tussen bestuurlijk en uitvoerend vrijwilligerswerk. Organisaties slagen er nauwelijks in het bestuurlijke werk flexibeler te maken. Alleen al de term ambtsdrager schrikt mensen af, zullen ze nog wel baas over hun eigen agenda zijn? Zeker in een bepaalde levensfase zijn mensen bang voor verlies van autonomie. Om dat probleem het hoofd te bieden kun je het zoeken in schaalvergroting, zoals de Rooms-Katholieke Kerk dat op sommige plaatsen doet: voor vijf samengevoegde parochies heb je nog maar één voorzitter nodig. Verder kun je je afvragen wat precies het cruciale werk is waarvoor iemand vrijwilliger bij een kerk wil zijn, welke unieke vaardigheden horen bij dát werk? Alle niet-specifieke klussen kun je vervolgens uitbesteden: het kerkblad kun je door PostNL laten bezorgen, de boekhouding kun je aan een administrateur overlaten, het notuleren van kerkenraadsvergaderingen aan een ander dan de scriba. Als de tijd van mensen een schaarstegoed is, dan moet je de tijd per taak terugbrengen. Als vuistregel kun je hanteren dat de gemiddelde vrijwilliger 4 uur per week aan vrijwilligerswerk besteedt. Alles boven de 6 uur is dan een te zware taak. Complicerende factor is dat de kerk eigenlijk drie soorten vrijwilligersorganisaties tegelijk is. Het is een mutual support-organisatie, een club van mensen die iets gezamenlijk hebben (een hobby, een ziekte, een geloofsbeleving), een campaigning-organisatie (zoals politieke partijen, actiegroepen en evangeliserende kerken) en een service delivery-organisatie, die klanten “buiten” helpt (zoals het Rode Kruis en de diaconie). Dat vraagt ook om verschillende soorten vrijwilligers. Maar als de kerk zichzelf uitsluitend blijft zien als mutual support-organisatie, blijft hangen in de gedachte dat je het met
8
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
3. Vrijwilligers in de kerk In mei 2015 berichtte het CBS dat de helft van de Nederlandse bevolking boven 15 jaar aan vrijwilligerswerk doet. ‘In het algemeen hebben vrijwilligers een hoger opleidingsniveau, een kerkelijke achtergrond, zijn ze autochtoon en van middelbare leeftijd.’ (Persbericht CBS, 7 mei 2015). Dit beeld wordt bevestigd door de resultaten van de enquête. Bijna 2/3 van de respondenten vervult een
elkaar moet doen, voor elkaar en door elkaar, dan beperkt zij zichzelf daar erg mee. Voor diaconaal (service delivery-)werk kun je waarschijnlijk al makkelijker mensen vinden, en voor het onderhoud van een historisch kerkje kun je waarschijnlijk zelfs vrij makkelijk mensen van buiten vinden. Als je het toch als mutual supporters alleen wilt redden, dan is schaalvergroting de enige optie. Met hoe meer mensen je bent, hoe groter de kans dat je voor alle – overzichtelijke – taken een talent in eigen gelederen hebt.’
‘t ijd = sch a a rste g oe
Lucas Meijs (1963) Hoogleraar Volunteering, Civil Society and Businesses (vrijwilligerswerk, civil society en maatschappelijk betrokken ondernemen) van de vakgroep Business-Society Management aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus University, en hoogleraar Strategic Philanthropy (doelbewust schenken) bij het Erasmus Centre for Strategic Philanthropy
d’
taak of ambt in de gemeente. De meesten van hen zijn tussen de 45 en 75 jaar oud. Van degenen die nu géén taak of ambt vervullen, heeft 2/3 dat in het verleden wel gedaan. Eveneens 2/3 (niet noodzakelijk dezelfden) willen dat in de toekomst niet (meer) gaan doen. Dat geeft te denken over de bemensing van structuren in de toekomst.
‘ h a n d en u it d e m ou
Mensen jonger dan 45 jaar noemen tijdgebrek als belangrijkste reden om nu geen functie in de kerk te vervullen. Gelukkig zegt meer dan de helft van deze groep dat ze verwachten in de toekomst wel (weer) vrijwilligerswerk voor de kerk te gaan doen.
Ina Huisman (1989)
Steentje Ina Huisman werkt 5 à 6 dagen per week als zelfstandige in haar eigen reisbureau, en vindt dat ‘best pittig’. Maar als ze op dit moment gevraagd zou w orden voor een functie, zou ze het zeker in overweging nemen. ‘Eerder heb ik een aantal jaren meegedraaid in de kindernevendiensten. Toen ik nog op de middelbare school zat als hulp en later als leidster. Twee jaar geleden ben ik gestopt, ik dacht: nu moesten er maar weer eens nieuwe gezichten komen. Maar ik heb het heel erg leuk gevonden. Met Pinksteren heb ik belijdenis gedaan, toen grapte mijn moeder al: “Zo, nu kunnen we je voordragen als diaken of ouderling.” Maar of ik als zesentwintigjarige, zonder gezin, al genoeg levenservaring heb om ambtsdrager te worden... Dat is ook moeilijk om van jezelf te zeggen. Maar ik neem aan dat het in samenspraak zal gaan: waarom vragen ze mij? wat verwachten ze van me?’ Op de vraag wat de kerk zou kunnen doen om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken, antwoordt ze: ‘Het zou goed zijn als je zou weten hoeveel tijd iets kost. En als mensen zouden kunnen
wen ’
Eigenaar van een reisbureau en lid van Hervormde Gemeente De Rank in Staphorst
aangeven welke dagen en tijden ze beschikbaar zijn en wat ze daarin kunnen betekenen.’ Sinds kort is ze dus belijdend lid. ‘Als je bij een gemeente hoort – en ik voel me er ook thuis – vind ik dat je ja moet zeggen als je gevraagd wordt voor een taak. Als je de mogelijkheden hebt, moet je je steentje bijdragen.’ Het zou haar veel voldoening geven om, net als in haar kindernevendienstperiode, toen ze met kinderen over het geloof praatte, als ze weer vrijwilliger wordt over het geloof in gesprek te gaan. ‘Dat vond ik in de belijdeniscatechisatiegroep ook fijn, om echt samen met het geloof bezig te zijn, te discussiëren en tot andere inzichten te komen. Maar iets praktisch ligt me ook wel, een taak in een commissie, misschien de jeugdcommissie. In de fanfare hier op het dorp heb ik ook een tijdje in de activiteitencommissie gezeten en geholpen de sponsorloop te organiseren. Dat was bestuurlijk en praktisch, handen uit de mouwen. Ik kan doen wat me wordt opgedragen, maar ik kan ook delegeren. Hoe dan ook zou ik ervoor gaan.’ Ze verwacht dat het veel voldoening zal geven als ze iets kan betekenen: ‘Als je bezig mag zijn voor de kerk’.
9
4. Diaconaat
‘ roepin g van de hele gemee nte’
Herman Noordegraaf (1951) Bijzonder hoogleraar en docent Diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam en Groningen
Diaconale grondhouding Herman Noordegraaf benadrukt allereerst dat diaconaat een roeping van de hele gemeente is, en dat het dus belangrijk is te werken aan de bewustwording van sociale kwesties en het toerusten van de gemeente op dat vlak. Predikanten kunnen op hun manier bijdragen aan wat hij een ‘diaconale grondhouding’ noemt. ‘Zij kunnen in de dienst, bijvoorbeeld in de voorbede, aandacht besteden aan projecten van Kerk in Actie, maar ook aan diaconale activiteiten als voedselbanken en inloophuizen. Daarnaast kunnen zij in hun catechese een gevoeligheid voor mensen met beperkingen stimuleren, en jongeren aanmoedigen iemands maatje te worden, of zich in te zetten voor bijvoorbeeld vluchtelingen. Én zij zouden mensen buiten de kern van hen die al actief zijn bij het werk kunnen betrekken, door hen gericht te vragen voor overzichtelijke taken. Als je naar vernieuwing streeft, is vooral dat laatste belangrijk.’
10
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
De visienota van de Protestantse Kerk in Nederland is helder over het belang van diaconaat: ‘Jezus zag de nood van de mensen en werd “met ontferming bewogen”.’ Van volgelingen van Jezus wordt eenzelfde betrokkenheid verwacht: ‘Dat is diaconie en zonder diaconie geen kerk. Nood is er ook nu, dichtbij en veraf. (…) Op de vraag “Ben ik mijn broeders hoeder?” worden we uitgenodigd ja te zeggen.’ (De hartslag van het leven, p. 24) De respondenten van de enquête zien dit belang ook. Als kern van kerk-zijn staat diaconaat op een derde plaats (70%). Pastoraat (90%) en het vieren van de eredienst (87%) staan op één en twee. Predikanten moeten, volgens de invullers van de vragenlijst, vooral in deze twee zaken goed zijn. Diaconaat scoort bij die vraag het laagst: slechts
De spanning tussen aandacht voor lokale en globale noden relativeert hij. ‘In reactie op de algemene globalisering focussen mensen graag op hun directe omgeving. Wat dichtbij hen staat is altijd concreter en meer aansprekend. Toch kunnen noden buiten de eigen kring goed onder de aandacht gebracht worden door de verbinding zichtbaar te maken, bijvoorbeeld doordat jongeren voor een periode naar zo’n project toegaan en meewerken. Maar het hoeft geen tegenstelling te zijn. Mensen met een diaconale grondhouding doen beide. Die houding leer je aan door je te laten informeren en dan aan de slag te gaan en daarvan te leren.’ Een kwestie van hoofd en hart. Naast de bijdrage van de predikant, kan ook een kerkenraad in zijn beleidsplan – hoe willen wij kerk zijn, in de eigen samenleving en in de wereld – expliciet aandacht besteden aan de invulling van het diaconaat en de verbinding ervan met andere werkvelden. Noordegraaf: ‘In het beleidsplan kunnen, tegen het risico van verkokering in, dat bij kerkelijk werk wel eens op de loer ligt, dwarsverbanden zichtbaar gemaakt worden, bijvoorbeeld tussen pastoraal en diaconaal werk.’
4% vindt dat een predikant vooral goed moet zijn in diaconaal werk. Blijkbaar pakken diakenen deze taak goed op, want slechts 10% van degene die verandering in de gemeente willen, zien deze verandering graag op diaconaal vlak. Het is echter ook het onderwerp dat de respondenten het minst inspireert in hun gemeente. Slechts 27% vindt het ‘samen praktische hulp bieden aan mensen die hulp nodig hebben’ inspirerend. Opvallend detail: ‘verbinding met de wereldwijde gemeenschap van christenen’ en ‘verbinden van christenen dichtbij en wereldwijd’ eindigden onderaan het lijstje met aspecten die essentieel zijn voor het kerk-zijn. Dit resultaat lijkt te spiegelen dat 1/3 van het diaconale geld naar buitenlandse projecten en 2/3 naar binnenlandse hulp gaat.
Verantwoording
Het spanningsveld tussen plaatselijke diaconie en werelddiaconaat herkent ze wel, maar haar diaconie probeert daarin een goede balans te houden. ‘Toen er op een gegeven moment relatief veel nieuwe diakenen waren aangesteld, hebben we het lijstje van goede doelen weer eens kritisch onder de loep genomen. We zijn gaan schiften, de doelen die geen keurmerk hadden, hebben we laten afvallen. En de doelen waaraan we nu als diaconie schenken, zijn verdeeld over doelen in Zeeland, in Nederland en in de wereld. We hebben afgesproken dat we het lijstje elk jaar opnieuw vaststellen.’ Gevraagd of zij het werk inspirerend vindt, antwoordt ze afgewogen: ‘Ik voel het toch wat meer als een verplichting. Ik doe het niet met tegenzin, zo is het niet, maar ik vind het toch best zwaar. Die goede doelen uitzoeken was leuk werk, maar als er een beroep op ons als diaconie gedaan wordt, is het moeilijk om keuzes te maken. We staan bekend als een redelijk rijke diaconie en desondanks is het soms moeilijk om verzoeken om bijstand of leningen te honoreren. We willen ons kunnen verantwoorden naar onze gemeente. Het is, ook daarom, prettig dat we kunnen overleggen met onze collega’s van de andere diaconieën op Noord-Beveland. Sowieso komen we twee keer per jaar bij elkaar om ervaringen uit te wisselen.’
Rachel Will is nu twee jaar diaken. In het verleden is ze het ook al eens geweest. ‘Als je ergens lid van bent, moet je, als er een beroep op je wordt gedaan, ook een poosje een taak vervullen. Als iedereen zijn steentje bijdraagt, houd je het samen in stand. Bij een club of vereniging is dat precies hetzelfde: er zijn honderdeen leuke ideeën, maar als mensen die gevraagd worden iets te doen, niet thuis geven, gebeurt er niets. Onze dominee heeft ook aandacht voor het diaconaat. Hij heeft ons al een paar keer verwezen naar mensen die hulp nodig hadden. We hebben op basis van een voorbeeld van de Protestantse Kerk een protocol voor individuele hulpverlening opgesteld, voor hulp aan mensen die tijdelijk in nood zitten. En we hebben binnenkort, met alle diaconieën van Noord-Beveland, een overleg met de gemeente, over de Wet maatschappelijke ondersteuning.’
‘h et sa m en in st an d houd en ’ Rachel Will (1950) Leerkracht basisonderwijs en diaken van de Protestantse Gemeente ‘De Ontmoeting’ te Noord-Beveland i.w.
11
Vorm = geloof Mirella Klomp herkent de enquête-resultaten wel. ‘Ze passen in het beeld dat we in de liturgie-wetenschap hebben van het Nederlandse veld, en ze zijn een afspiegeling van de huidige cultuur. Het tempo waarmee in de samenleving en in mensenlevens dingen veranderen ligt veel hoger dan het tempo waarmee veranderingen in de kerk plaatsvinden, en dat geldt helemaal voor veranderingen in de liturgie. Kenmerkend voor liturgie en rituelen zijn immers herhaling en herkenbaarheid. Dat er zoveel verschillende wensen zijn, is deels te verklaren uit individualisme in de samenleving. En het is typisch voor de Protestantse Kerk, waar de nadruk op de lokale gemeentes ligt. De praktijken verschillen, en daarmee de wensen. Maar wanneer je die 2000 “toegelichte wensen” afzet tegen de twee miljoen leden die de kerk telt, relativeert dat het beeld ook wel weer.’ Hoewel liturgie dus niet zo snel verandert, is ze wel altijd in beweging, per week en op de langere termijn, en altijd in relatie met de tijd waarin ze wordt gevierd. ‘Elke zondag is er weer een week vol actualiteit achter de rug, die de manier waarop wordt gebeden, gepreekt en gezongen, beïnvloedt. Maar over het algemeen wordt er niet zoveel wilds uitgevonden. Als je haar namelijk al te radicaal verandert, wordt liturgie niet meer als zodanig herkend. Wel wordt er gespeeld met oude vormen, uit verschillende bronnen geput en worden er elementen uit verschillende tradities gecombineerd. We noemen dat bricolage, knutselliturgie – dat is geen negatieve term! – met aandacht samengesteld uit wat voorhanden is.’
5. V eranderingen in de eredienst Ongeveer 9.500 van de 18.000 deelnemers aan de enquête (53%) hebben behoefte aan verandering in hun gemeente. Ongeveer de helft van die 9500, zo’n 4770 mensen, wensen vooral verandering in de invulling van de eredienst. Zo’n 2000 van hen hebben vervolgens gebruik gemaakt van de mogelijkheid toe te lichten wat ze dan veranderd zouden willen zien. Wat blijkt: daar is geen lijn in aan te brengen. Tweeduizend mensen, tweeduizend meningen. Volgens 40% van de invullers van de enquête ligt verandering in de opzet van de kerkdiensten gevoelig
is heel divers, en dus brengen we dat op heel verschillende manieren tot uitdrukking. En we realiseren ons dat ook: van alle mogelijke veranderingen in de gemeente vermoedt men dat die rond de liturgie het gevoeligst liggen. Begrijpelijk: de kern van geloven staat op het spel.’
‘ he rh alin g en he rk en ba arhe id ’ Mirella Klomp (1979)
Klomp benadrukt dat je in een discussie over veranderingen in de eredienst vorm en inhoud eigenlijk niet kunt scheiden, omdat de manier waarop je de eredienst viert ook iets zegt over geloof en Godsbeeld. ‘De ene vorm is niet zomaar inwisselbaar voor een andere. Neem twee verschillende manieren van avondmaal vieren, in een kring of lopend. De kring benadrukt de gemeenschap, terwijl het lopen meer de nadruk legt op ieders individuele relatie met God.’ Ze besluit: ‘Die 2000 wensen zijn, denk ik, een afspiegeling van de grote pluraliteit in onze kerk. Wat we met elkaar geloven
12
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
Senior onderzoeker en docent Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, Amsterdam (gepromoveerd op The Sound of Worship. Liturgical performance by Surinamese Lutherans and Ghanaian Methodists in Amsterdam), daarnaast predikant in de Protestantse Kerk in Nederland
binnen hun kerkgemeenschap. Wel zegt 60% van de mensen die voor verandering openstaan, dat die behoefte aan verandering van de kerkdienst in hun kerkgemeenschap gedeeld wordt. Ook ervaren degenen die verandering willen hiervoor voldoende steun vanuit de kerkenraad (73%), de predikant (73%) en de gemeenteleden (76%). Het lijkt erop dat iedereen de kerkdienst wil veranderen – en ieder weer anders... Zou de oplossing liggen in het samenkomen in kleine groepen van gelijkgestemden? Immers: ‘Waar twee of drie mensen in mijn naam samenzijn, ben ik in hun midden.’ Maar zulke kleine groepen lijken haaks te staan op de saamhorigheid waarvan 67% zegt dat die de kern van kerk-zijn is. Overigens zou een vernieuwde vorm voor 37% van de mensen die (bijna) nooit meer naar de kerk gaan een reden zijn om (weer) vaker een kerkdienst te bezoeken.
Je opgenomen voelen Cocky Fortuin - van der Spek is ‘al heel lang’ lid van de werkgroep liturgie van de Goudse wijkgemeente De Veste. ‘Dat past bij het thema,’ lacht ze, ‘liturgie heeft immers ook eeuwenoude papieren.’ En dan serieus: ‘Liturgie houdt vormen vast die al eeuwenlang zo klinken en verbeeld worden, en tegelijk is er permanent vernieuwing. Liturgie verbindt mensen door de tijd heen, voorgaande en volgende generaties. Als wij er niet meer zijn, zullen er nog steeds plekken zijn waar wordt gevierd, gezongen, gebeden, gedoopt en gelezen. Wel zie je dat veel mensen de weg erheen niet meer weten te vinden – terwijl er een enorme hunkering is naar gemeenschap, naar samenzijn en vieren. Het past niet iedereen om zich toe te vertrouwen aan de vormen die er zijn. Mensen weten vaak ook niet welke vernieuwingen er hebben plaatsgevonden. Toch is er nog altijd een grote, niet te veronachtzamen groep die de liturgie als helend en heilzaam ervaart. Wij zijn een gemeente waarin vernieuwingen subtiel en geleidelijk gaan. De laatste zondag van het kerkelijk jaar heeft steeds
meer vorm en inhoud gekregen. Zo kan wie dat wil een kaars ontsteken. Bij dopen en overlijden hangen we een duifje met de naam van de betrokkene op een herinneringsbord. Er is een “overstap-dienst” voor kinderen die na de kindernevendienst naar de “Tweede helft” gaan. Recent staat er bij de geboorte van een kind een witte roos op de tafel die na de dienst bij de ouders gebracht wordt. Als je zou omkijken en alles optellen, is er toch het een en ander gebeurd.’ Beamergebruik is ook zo’n vernieuwing. Cocky waarschuwt dat het zorgvuldigheid vraagt. Te veel toeters en bellen ‘stoort de presentie van mensen in de liturgie.’ Terwijl het de bedoeling is dat ze zich erin opgenomen voelen. ‘Én eraan deelnemen: je wordt uitgenodigd te zingen, uitgenodigd tot stil gebed, tot de vredegroet. Daarom zijn er ook lectoren gekomen, en hebben kinderen en jongeren hun eigen muzikale of verbeeldende inbreng in de dienst. Onze gemeente geeft ruimte aan de diversiteit van wensen: naast de liederen uit het nieuwe liedboek ook liederen uit Taizé of Iona, of een enkel lied uit de evangelische bundel. We putten uit meerdere bronnen om ouderen en jongeren te betrekken.’ De liturgie blijft haar fascineren: ‘Als ruimte om met rituelen het leven te vieren, om te zingen, die bijzondere combinatie van tekst en muziek, en om Bijbelverhalen te belichten.’
‘ lit urgi e = ru imte ’ Cocky Fortuin-van der Spek (1955) Trainer/coach/adviseur identiteit en visie, voor christelijke inspiratie in het onderwijs en voorzitter werkgroep liturgie van de wijkgemeente De Veste van de Gereformeerde Kerk in Gouda
13
6. De kern van kerk-zijn ‘begin bij wat mense n bewee gt’ Joke van Saane (1968) Hoogleraar Onderwijs theologie en religiestudies, publiceerde als Godsdienstpsycholoog over ‘verbondenheid’
Het samen kerk-zijn, de ontmoeting met anderen en de ervaren saamhorigheid – dat is wat degenen die zich betrokken voelen bij de Protestantse Kerk het meest inspireert. Deelnemen aan kerkdiensten en vieringen en de preek daarin volgen direct daarna, maar staan niet op de eerste plaats. Daarnaast is in de enquête is op verschillende manieren gevraagd naar de kern van kerk-zijn en de taken van
Andersom ‘Door de resultaten te koppelen aan een artikel van de kerkorde slaat de kerk niet de brug naar de wereld die zij graag zou willen slaan. Het gemiddelde kerklid weet nog steeds heel goed wat belangrijk is. En terecht zegt de kerk: dat zijn ook de kerntaken. Maar daarmee zeggen kerkleden nog niet dat die kerntaken ook goed worden uitgevoerd, op een manier die hen bemoedigt, die past bij de manier waarop zij geloven. Die behoefte ligt veel meer op het niveau van verbondenheid en connectedness, het gevoel ergens bij te horen. De grootste behoefte van kerkleden is niet helemaal hetzelfde als hetgeen ze belangrijk vinden. Ze komen bij een kerk vanuit die behoefte. Daarbij vinden ze dat je dan mag verwachten dat er iets aan pastoraat wordt gedaan, dat de kerkdiensten “kloppen” en dat de rituelen op orde zijn, maar ze komen vanuit die sturende behoefte aan verbondenheid en social support. Mensen zoeken saamhorigheid – dat zie ik in de antwoorden op die andere vraag in de enquête: men wordt het meest geïnspireerd door het samen kerk-zijn, de ontmoeting met anderen.
14
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
Mensen van nu willen ergens bij horen, vullen een enquête in omdat die appelleert aan waar ze mee bezig zijn. Maar het lidmaatschap is niet meer heilig, het is veel voorlopiger. De kerk lijkt dat enigszins te onderschatten. Ze handelt volgens de kerkorde, maar heeft ze goed zicht op waar de moderne mens eigenlijk behoefte aan heeft? Als je het Woord in de wereld wilt brengen, dan moet je ook een beetje weten hoe die wereld in elkaar zit. Ik bedoel dat niet veroordelend, want ik weet dat men intrinsiek meer dan gemotiveerd is.’ Van Saane besluit met een dringend advies: ‘Neem de mensen in en om de kerk serieus in hun behoeftes, en leg er geen dingen in die je als kerk belangrijk vindt. Als de kerk te veel blijft denken vanuit haar bestaande frame – zo zijn we, zo doen we het, en nu gaan we kijken hoe we dat zo goed mogelijk aan de mensen kunnen verkopen – gaat het mis. Denk “andersom”! Begin bij wat mensen beweegt, bij waar zij behoefte aan hebben. En kijk dan hoe je daar als kerk mee om kunt gaan. Anders lukt het je niet om de mensen te bereiken om wie het je eigenlijk zou moeten gaan.’
de predikant. Deze vragen werden gesteld vanuit de gedachte dat er wellicht zaken en taken moeten worden losgelaten nu de kerk kleiner wordt. Volgens de overgrote meerderheid (90%) hoort pastoraat bij de kern van kerk-zijn. Op de tweede plaats volgen kerkdiensten met 87%. Alle andere zaken scoren (veel) lager. Dit loopt parallel met de taken waar predikanten volgens de respondenten vooral goed in moeten zijn: pastoraat (70%) en voorgaan in kerkdiensten (63%). En het komt overeen met wat in de kerkorde staat: ‘De predikanten zijn in het bijzonder geroepen tot: de bediening van Woord en sacramenten, de verkondiging van het Woord in de wereld, de herderlijke zorg en het opzicht, en het onderricht en de toerusting.’ (Art. V,3)
Lef ‘Voor mij is de kern van kerk-zijn het samenkomen rond het verhaal van God met de mensen. Gemeenschap krijg je ook bij de hockeyclub. Wat mensen die samenkomen rond dat vreemde Woord van Mozes en Jezus bindt, is dat ze samen hoorders willen zijn van waar het om gaat in het leven. Zondag hoor je wat je doordeweeks niet hoort, zie je een visioen, word je erop gewezen dat er een Woord is voor de wereld. Als dat niet meer de kern is, zou ik er acuut mee stoppen. En wat je zondag hoort, inspireert voor de rest van de week, doordat de voorganger het Woord vertaalt naar deze tijd, het verbindt met de dingen waarmee je bezig bent. Zodat je op maandag door een andere bril naar de wereld om je heen kijkt, een alternatief hebt voor het alomtegenwoordige rendementsdenken. Op een studiemiddag in de zomer, over de ideale kerk van de toekomst, vonden we het antwoord op de vraag welke rol de kerk in de samenleving kan spelen, in het beeld van de oudtestamentische tempel, waar in de voorhof mensen handeldreven en in ge-
‘Z on d er h eilig e d er of ’ h eilig en g ee n voorh Ad van Nieuwpoort (1966) Predikant Protestantse Gemeente Bloemendaal en Overveen
sprek waren. Zo zou de kerk in de huidige samenleving moeten staan: als een heilige der heiligen middenin, waar je kunt stilstaan bij de essentie. Zonder heilige der heiligen geen voorhof. De kerk was de afgelopen jaren vanwege de fusie nogal naar binnen gericht. Nu is de tijd rijp om in het heilige der heiligen te praten over wat er “daarbuiten” gebeurt, en mensen in de voorhof te inspireren met wat “daarbinnen” gebeurt. Laten we al het werk dat we inrichten, ook in gang zetten voor de samenleving en vanuit onze traditie mensen inspireren. Dan wordt de kerk een levende presentie, de hele week door. Zo merken wij dat ouders op scholen ruimte voor reflectie op levensbeschouwelijke vragen missen. Dus organiseren we in Bloemendaal catechese voor álle jongeren. En we stellen onze prachtig gerenoveerde kerk open als ontmoetingsplaats voor het hele dorp en organiseren er debatten. Overigens moet je niet alleen peilen waaraan behoefte is. Leg mensen ook uit dat je niet hun zieltje wilt winnen, maar wilt laten zien hoe de kerk voor hen van betekenis kan zijn: wat zijn die joods-christelijke wortels van onze samenleving? wat is het verhaal achter een schilderij van de verloren zoon? gaat het soms over mij? De kerk moet het lef hebben te komen met waar ze goed in is.’
15
‘Wij is het nieuwe ik’ Adjiedj Bakas beschouwt zichzelf als een ‘boodschapper’, een rol die hij kan vervullen dankzij een sterke intuïtie. Hij signaleert twee tegenbewegingen als reactie op de individualisering en het consumentisme van de laatste decennia. ‘De individualisering en het consumentisme hebben een achterkant: 1 op de 3 Nederlanders voelt zich eenzaam. De mens is tenslotte toch een gemeenschapsdier. En steeds meer mensen maken zich zorgen over de uitputting van de aarde, door intensieve voedselproductie en milieuvervuiling – en over hun eigen uitputting: hun leven is zo volgepropt, ze leven zozeer onder stress dat 1 op de 6 Nederlanders burned out raakt. In die context zie ik steeds meer behoefte aan rust, zingeving en saamhorigheid, én een verlangen om terug naar de natuur te gaan, back to basics. Mensen willen groener en duurzamer leven, lokale producten van het seizoen eten. Er ontstaan kleine communities, coöperaties, ik noem het doe-het-zelfkapitalisme. We gaan van graai- naar karma-kapitalisme waarbij klein het nieuwe groot is, en delen het nieuwe nemen. Analoog aan het doe-het-zelfkapitalisme, zie ik vormen van doehet-zelfkerk: mensen vormen zelf groepjes en gaan in kleine kring Bijbel lezen en verhalen interpreteren (De kerk zou dat met apps kunnen ondersteunen!), veel mensen bezoeken stedelijke stiltecentra en laatst hoorde ik over een dominee die op bepaalde tijden achter een supermarktkassa gaat zitten. Mensen kunnen dan bij haar terecht voor troost en hoop, en een pastoraal gesprek. Na afloop betalen zij haar voor hun spirituele “boodschappen”. 2000 jaar geleden was het christendom een revolutionaire beweging. De volgelingen – kleine gemeenschappen! – stelden zaken ter discussie. De kerk zou ook nu weer moeten focussen op wat er echt toe doet: De derde wereldoorlog is al begonnen... Zet tegenover IS een krachtige kerk die hoop en liefde propageert! Laat zien hoe fantastisch het christendom is. En: de aarde raakt uitgeput. De urgentie van de ‘groene beweging’ is groot. De paus heeft dat al wél opgepakt.
16
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
7. A lternatieve vormen van verbondenheid De tijd van de verzuiling ligt definitief achter ons. Tegenwoordig zijn we niet meer automatisch en voor het leven lid van een politieke partij of vereniging, of geabonneerd op een krant. Evenmin blijven we tot ons pensioen bij dezelfde baas. Steeds vaker verbinden we ons min of meer losjes, ad hoc en voor bepaalde tijd met meerdere thematische kringen. Zo horen we af en aan bij constant wisselende netwerken die daardoor een vloeiend karakter hebben. Dat
Ik mis een goed marketingdenken, wat is de toegevoegde waarde van de kerk? Zij zou elementen van de christelijke traditie, traditionele waarden opnieuw moeten ‘opladen’, branden en marketen. Zo maakt ze haar relevantie weer zichtbaar en vindt ze aansluiting bij wat mensen echt zoeken.’ Bakas suggereert dat de kerken bondgenoten zoeken buiten hun traditionele netwerken, en in een brainstorm met hen hun plek in de nieuwe tijd hervinden. Dan zullen mensen er weer voor kiezen zich met hen te verbinden.
‘tradit ionele waard en ‘oplad en’, brand en en marketen’ Adjiedj Bakas (1963) Trendwatcher, neerlandicus met specialisatie communicatiekunde
lijkt minder goed te passen bij het lidmaatschap van de kerk, dat in principe van de wieg tot het graf reikt, met doop- en belijdende leden. Zouden er andere vormen van lidmaatschap denkbaar zijn? 60% van de respondenten vindt het een (zeer) wenselijk idee om ‘naast belijdenis of doop alternatieve vormen van betrokkenheid aan te bieden’. Van de predikanten vindt zelfs 84% dit (zeer) wenselijk. Kortom: er lijkt ruimte voor een lidmaatschap als vriend of als ‘bijwoner’ – of, minder Bijbels, als ‘gastlid’. Maar uit hetzelfde en andere onderzoeken blijkt dat men ‘saamhorigheid’ beschouwt als één van de kernkwaliteiten van het kerkzijn. Hoe is dat te rijmen met deze alternatieve vormen van verbondenheid?
Generaties Jaap Marinus is hoofdredacteur van een ‘reliblog’ dat per dag zo’n 1000 unieke bezoekers trekt. ‘In feite preken we dagelijks een megakerk vol.’ Toch denkt hij niet dat de bezoekers van het platform zich onderling verbonden voelen. ‘Ze reageren allemaal individueel.’ Met zijn mederedacteuren voelt hij zich inmiddels wel verbonden. ‘We hebben laatst samen gebarbecued, iemand had een gitaar en ineens zaten we opwekkingsliedjes te zingen. Niet dat we daar allemaal nog evenveel mee hebben, maar het was wel iets gemeenschappelijks.’ Marinus heeft zijn baptistenroots achter zich gelaten. Hij werkt op het bureau van de Remonstrantse Broederschap, ‘waar je niet verketterd wordt als je buiten bestaande kaders denkt. Dat is goed, buitensluiten past niet bij het christendom.’ Hij vertelt over een lidmaatschap dat de remonstranten aanbieden: ‘je kunt vriend worden, voor een jaar, ook naast een lidmaatschap van een andere kerk. Maar er valt ook een acceptgiro op je mat. Dat accepteert mijn generatie niet meer. Die vindt het vervelend om ergens aan vast te zitten, wil liever betalen per activiteit waarvoor je kiest. Vanuit de remonstranten probeer ik in mijn
woonplaats zoiets op te zetten. Maar ik realiseer me ook dat mijn werk betaald wordt door de leden van de broederschap... Ik ben heel lang niet naar de kerk gegaan. Ergens trekt zo’n megakerk me wel – je gaat in de kerkzaal zitten, alles is superstrak geregeld en na afloop kun je weer anoniem verdwijnen. Maar inhoudelijk past zo’n kerk niet bij me. Nu mijn vrouw en ik een kleine hebben, willen we als gezin toch wel weer bij een kerk horen. We overwegen om wat vaker mee te gaan met vrienden van ons, die in hun kerk jeugdwerk doen. Ik gun onze dochter een jeugdvereniging, op kamp gaan, daar heb ik zelf goede herinneringen aan. Met pioniersplekken heb ik minder. Ik denk niet dat kleine groepjes ‘christenhipsters’ die op een alternatieve manier proberen kerk te zijn, de toekomst van de kerk zijn. En dat moet toch het doel zijn: een vorm vinden die toekomstbestendig is.’ Wat hem onlangs wel zeer inspireerde was een avond met vrienden, waar ze discussieerden over vragen als: Wat geloof je nog? Hoe sta je erin? Hoe geef je het vorm? Wat zou je willen? ‘Dat was een zingevend gesprek. Kerken moeten anders gaan denken: potentiële leden vragen waarvoor zij naar de kerk komen, waaraan zij behoefte hebben, los van de bekende structuur.’
‘ee n toek om stbest en dig e vo rm vin de n’ Jaap Marinus (1983) Hoofdredacteur van het ‘reliblog’ StaatGeschreven.nl.
17
Centraal steunt lokaal
8. Organisatiestructuur
‘Doordat de kerk krimpt, is het voor gemeentes steeds moeilijker om deskundige mensen voor de diverse posities te vinden. En dat probleem wordt in de toekomst alleen maar groter.
Zo’n 22% van de respondenten waardeert de huidige organisatiestructuur van de Protestantse Kerk niet. De meerderheid van deze mensen (72%) vindt dat de Protestantse Kerk meer decentraal georganiseerd moet worden.
In mijn werk bij PwC heb ik de beweging van centraal naar decentraal en weer terug naar centraal meegemaakt. Het is gebleken dat het de professionaliteit van organisaties ten goede komt wanneer een aantal taken centraal wordt opgepakt. Dat bespaart kosten, maar centraliseert ook de deskundigheid. Ik snap dat kerken lokaal zeggenschap willen hebben, maar ze ontberen – meer en meer – deskundigheid. Het zou dus goed zijn wanneer er een landelijk centrum zou zijn waar gemeentes ondersteuning kunnen krijgen, bij vragen over de aanbesteding van het onderhoud van het kerkgebouw bijvoorbeeld, of over een arbeidscontract met een predikant, bij juridische en fiscale kwesties. Zo’n centrum verzamelt casussen zodat gemeentes gebruik kunnen maken van eerder gekozen oplossingen, niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. Voor die ruggensteun wordt dan een bepaald tarief gerekend. Daar staat tegenover dat je kostbare fouten voorkomt. Want je hebt wel de verantwoordelijkheid om een min of meer forse begroting, die door gewone mensen met dubbeltjes en kwartjes is opgebracht, zo goed mogelijk te besteden. Het zou ook vele vergaderingen schelen, want hoeveel wij vergaderen... dat mag enige naam hebben.’ Hoewel het verleidelijk is het gebrek aan deskundigheid op te lossen door niet-leden te vragen voor bestuursposten, is Van der Meulen daar mordicus tegen: ‘Nooit doen! Een bestuurder moet “iemand van ons” zijn. Wie dat niet is, krijgt, hoe goed hij of zij ook is, nooit de credits die nodig zijn om ingewikkelde beslissingen te nemen. Dan gaat het fout als het moeilijk wordt.’ Van der Meulen is daarentegen vóór centraal werkgeverschap. ‘Er is geen organisatie ter wereld met zoveel mensen in dienst, waarbij iedereen het op lokaal niveau anders doet. Het lijkt me voor predikanten ook een stuk geruster als iedereen dezelfde arbeidsvoorwaarden heeft.’
18
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015
Dat zou kunnen betekenen dat het zwaartepunt van de organisatie van de kerk in de plaatselijke gemeenten komt te liggen. Wel groeit de behoefte van gemeenten aan ondersteuning hierbij vanuit de dienstenorganisatie. Dit blijkt ook uit de gesprekken die in voorbereiding op het project ‘Kerk op weg naar 2025’ in het land gevoerd zijn.
Ook het afstoten van vastgoed kan centraal gecoördineerd worden, suggereert hij: ‘Als je meer en minder courante gebouwen in een pakketje te koop aanbiedt, ben je als gemeentes ook meer solidair met elkaar.’ Bij de centraal gemaakte wervende spotjes heeft Van der Meulen bedenkingen.‘Veel belangrijker dan kerkbezoek is de betrokkenheid bij Bijbel en evangelie en de bereidheid een bijdrage te leveren aan de organisatie. Uit enquêtes blijkt steeds weer dat 50, 60% zich religieus noemt. Daar zou ik bij aanhaken.’
‘de sk un dig he id be schik ba ar m ak en ’ Jan Maarten van der Meulen (1959) Bestuurskundige en politicoloog, tot voor kort partner bij PricewaterhouseCoopers (organisatieverandering in de publieke sector) en sinds 2 jaar kerkrentmeester protestantse gemeente Maarn-Maarsbergen
Die behoefte aan ondersteuning, en soms zelfs juist een centrale aanpak, is ook terug te zien in de resultaten van het onderzoek. Zo is 32% van de respondenten vóór centraal werkgeverschap voor predikanten. Dan zou de dienstenorganisatie werkgever worden. Bijna 42% vindt een landelijke stichting voor het beheer van af te stoten kerkgebouwen (zeer) wenselijk. En 41% zou ledenwerfcampagnes graag landelijk georganiseerd zien. Aan de ene kant wil men het dus graag allemaal zelf doen, al dan niet met ondersteuning vanuit de dienstenorganisatie. Aan de andere kant leeft ook de wens om sommige zaken centraal te organiseren. Hoe deze twee structuren ‘toekomstproof’ te verenigen?
Relatie met de Baas ‘Het lastige van een kerk is dat hij van ons allemaal is, en ieders mening ertoe doet. Je verenigt en vertegenwoordigt als organisatie een zó grote groep mensen. Dan kun je bijna niets doen zonder dat een deel van hen er commentaar op heeft, zich niet herkent in “de landelijke kerk”. Dat zie ik ook in onze kerk (over een jaar ook Protestantse Gemeente): veel zaken zijn plaatselijk georganiseerd, er is zelden behoefte om bovenplaatselijk steun te zoeken. De toegevoegde waarde daarvan is niet altijd even duidelijk. Rationeel weet ik wel dat classis en dienstenorganisatie nodig zijn, maar het past niet zo in mijn beeld van kerk-zijn. De vraag of de classis “ertussenuit” zou kunnen, is te vergelijken met de politieke discussie over nut en noodzaak van de provincies. Misschien stammen dergelijke organisatorische “tussenlagen” wel uit een tijd dat afstanden letterlijk en figuurlijk groter waren, en dienden ze toen om afstanden te overbruggen. Dat zou betekenen dat die laag in deze tijd van moderne communicatiemiddelen, overbodig is geworden.’
‘tussen laa g ove rbodig? ’
Daan van Egmond (1958) Zelfstandig financieel adviseur, was (in de periode 2008-2013) achtereenvolgens beleidsouderling, 2e en 1e preses van de Gereformeerde Kerk van Rijnsburg
een kerk dat het een gemeenschap van gelovigen is, geïnspireerd door de Heer van de kerk. Welk werk je binnen die kerk ook doet, een relatie met “de Baas” moet je wel hebben. Iemand stelde eens voor een niet meer zo meelevend lid voor een ambt te vragen, “om hem weer bij de kerk te betrekken”. Nee, die ene kwaliteit is onontbeerlijk.’ Centraal werkgeverschap, met de dienstenorganisatie als werkgever voor alle predikanten, is voor Van Egmond om vergelijkbare redenen een brug te ver. ‘Het is goed dat de traktementen tegenwoordig via een omslagstelsel vanuit de landelijke kerk worden betaald, maar werkelijk centraal werkgeverschap, met de bijbehorende gezagsverhouding, past niet bij de kerkorde, waarin immers staat dat geen van de ambtsdragers over een ander zal heersen.’ Van Egmond vraagt zich tot slot af wat een centrale ledenwerfactie plaatselijk voor effect heeft. ‘Zo’n actie draagt een zeker afbreukrisico in zich. Welk plaatje laat je zien en matcht dat wel met de kerk in, ik noem maar wat, Rijnsburg, Amsterdam of Oost-Groningen? We zijn zó’n brede kerk!’
Op de vraag of het mogelijk zou moeten worden dat niet-leden bestuurlijke functies op zich nemen antwoordt Van Egmond beslist: ‘Nee, het is toch een van de wezenskenmerken van
19
Verantwoording
oktober 2014 voerde het moderamen met de stuurgroep ‘Kerk 2025’ en enkele adviseurs van het moderamen, gesprekken met jongeren,
Onderzoeksmethode: O pen online survey en controlegroep
theologen, ambtsdragers en visionairs van buiten de kerk over het thema
via Panel Protestantse Kerk
‘Kerk op weg naar 2025’. In november 2014 boog de generale synode
Onderzoeksperiode: 17 februari tot en met 31 maart 2015
zich over dit onderwerp. In december 2014 werden gesprekken gevoerd
Respons open online survey: 16.344
met verenigingen, colleges en organen. De serie gesprekken werd in
Respons Panel Protestantse Kerk: 1770
januari en februari 2015 afgesloten met bijeenkomsten met kerkenraden
Projectteam onderzoek: Rian Binnendijk, Paula van den Bosch, Laura
en classicale vergaderingen.
van der Linden en Marloes Nouwens Voor meer informatie en downloaden van deze uitgave, zie De oproep om deze enquête in te vullen is vanuit de
www.protestantsekerk.nl/kerk2025.
dienstenorganisatie als volgt verspreid: • Redacteuren van kerkbladen en gemeentewebsites zijn per e-mail
Colofon
benaderd om in hun kerkblad en op hun website gemeenteleden op te roepen mee te doen. Hiervoor werd tekst en beeld aangeleverd. Veel
Samenstelling en interviews: Nelleke de Jong, berg in de polder, Gouda
gemeenten hebben aan deze oproep gehoor gegeven.
Fotoverantwoording: 1 Freeimages.com / fcl1971, 3 Sandra Haverman,
• Met Trouw en EO Visie zijn afspraken gemaakt over aandacht voor deze enquête. • Uiteraard is er ook in Kerkinformatie (het officiële voorlichtingsblad
4 Ulco Klos, 5 Erik van der Horst, 7 Claudia Zantman, 8 Chris Gorzeman, 9 Roelof Huisman, 10 Protestantse Theologische Universiteit, 11 Jan Kastelein, 12 Niek Stam, 13 Jan Willem Fortuin,
van de Protestantse Kerk in Nederland) en in de nieuwsbrieven aan
15 Gert Jan van der Tuuk, 16 Avi Goodall, 19 Raphaël Drent
predikanten, kerkelijk werkers en kerkenraden, en op de website en via
Vormgeving: Reprovinci, Schoonhoven
de social media van de Protestantse Kerk in Nederland aandacht aan
Drukwerk: De Groot Drukkerij, Goudriaan
de enquête besteed.
Productiebegeleiding: Jan Verhage
• Er is een persbericht verstuurd naar de media met het verzoek om aandacht te schenken aan de enquête. Aan die oproep is ruimschoots gehoor gegeven. Protestants Landelijk Dienstencentrum De vragen werden gebaseerd op dilemma’s die naar voren kwamen in
Joseph Haydnlaan 2a | Postbus 8504, 3503 RM Utrecht
gesprekken die de stuurgroep ‘Kerk op weg naar 2025’ heeft gevoerd
Servicedesk: +31 30 880 18 80 |
[email protected]
over de toekomst van de Protestantse Kerk in Nederland. Basisvragen
www.protestantsekerk.nl
daarbij waren: ‘Waar ervaren we, in de huidige inrichting van de kerk,
f www.facebook.com/ProtestantseKerkinNederland l www.twitter.com/PKNnl
knelpunten bij het kerk- zijn in onze tijd? En welke oplossing zijn daarvoor denkbaar?’ In september 2014 nodigde het moderamen bestuur en managementteamleden van de dienstenorganisatie uit voor een eerste brainstorm. Een trendwatcher lichtte daar actuele trends in de samenleving toe. In
20
KERK 2025 ENQUÊTE LENTE 2015