VROM
Onteigening in de gemeente Barendrecht onteigening aangewezen perceelsgedeelte zijn begrepen in het onherroepelijk goedgekeurde bestemmingsplan ‘Spoorzone’ van de gemeente Barendrecht. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de gemeente Barendrecht de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitWij Beatrix, bij de gratie Gods, voering van evengenoemd bestemKoningin der Nederlanden, Prinses mingsplan. van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. De in het onteigeningsplan begreOp de voordracht van Onze Minister pen gronden zijn in het bestemmingsvan Volkshuisvesting, Ruimtelijke plan ‘Spoorzone’ aangewezen voor Ordening en Milieubeheer van 15 ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’, december 2003, no. MJZ 2003125661, ‘Spoorwegdoeleinden (S)’ en Centrale Directie Juridische Zaken, ‘Werkterrein en depot (WD–B)’. Afdeling Algemeen Juridische en Laatstgenoemde bestemming betreft Bestuurlijke Zaken. een voorlopige bestemming, met een Gelezen de brief van burgemeester en werkingsduur tot uiterlijk 1 juli 2005, wethouders van Barendrecht van die verband houdt met de aanleg 26 september 2003, kenmerk 4828. aldaar van spoorwegen met bijkoGelet op Titel IV van de onteigemende werken en die na voltooiing ningswet en Titel 10.2 van de daarvan omgezet zal worden in de Algemene wet bestuursrecht. definitieve bestemming De Raad van State gehoord (advies ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’. van 15 januari 2004, no. In verband hiermede is in het raadsW08.03.0531/V). besluit onder meer bepaald, dat voor Gezien het nader rapport van Onze het perceel kadastraal bekend Minister van Volkshuisvesting, gemeente Barendrecht, sectie D, no. Ruimtelijke Ordening en 5497 (ged.) niet tot dagvaarding Milieubeheer van 26 januari 2004, no. wordt overgegaan voordat de tijdelijMJZ 2004005574, Centrale Directie ke bestemming ‘Werkterrein en depot Juridische Zaken, Afdeling Algemeen (WD–B)’ overeenkomstig het bepaalJuridische en Bestuurlijke Zaken. de in artikel 16 A, derde lid, van de Beschikken bij dit besluit over de voorschriften van het bestemmingsgoedkeuring van het besluit van de plan ‘Spoorzone’ is beëindigd en de raad van Barendrecht van 22 septem- definitieve bestemming als bedoeld in ber 2003, no. 4.10, tot onteigening artikel 16 B van de voorschriften van ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef het bestemmingsplan ‘Spoorzone’ en onder 1°, van de onteigeningswet, werking heeft gekregen. ten name van die gemeente, van de De bestemmingen bij dat besluit aangewezen percelen ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’ en kadastraal bekend gemeente ‘Spoorwegdoeleinden (S)’ zijn bestemBarendrecht, sectie D, nos. 2773 en mingen, welke door burgemeester en 5497 (ged.). wethouders van Barendrecht niet nader overeenkomstig artikel 11 van Overwegingen de Wet op de Ruimtelijke Ordening behoeven te worden uitgewerkt. De Ingevolge voornoemd artikel 77 van door de gemeente Barendrecht ter de onteigeningswet kan, zonder voor- plaatse voorgestane wijze van planuitafgaande verklaring bij de wet dat het voering, zo heeft het ter zake ingestelalgemeen nut onteigening vordert, de onderzoek uitgewezen, behelst de onteigening plaatsvinden onder meer realisering van een bedrijventerrein, ten behoeve van de uitvoering van genaamd Barendrecht Noord. Het een bestemmingsplan. Het ter onteigebied wordt globaal begrensd door gening aangewezen perceel en het ter de Rotterdamse Wester Hordijk en Besluit van 3 februari 2004, no. 04.000389 tot goedkeuring van het besluit van de raad van Barendrecht van 22 september 2003, no. 4.10, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet
Uit: Staatscourant 18 februari 2004, nr. 33 / pag. 16
Kooiwalweg en in Barendrecht door de 1e Barendrechtseweg, de A-15 en de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht. In de wijze van planuitvoering is onder meer inzicht verschaft door middel van overlegging van de bij voornoemd bestemmingsplan behorende kaarten, voorschriften en toelichting met de daarin opgenomen kaarten. Voorts is overgelegd het conceptverkavelingsplan met tekeningnummer 0107.05-A01-01 en gedateerd 13 februari 2003. Laatstgenoemd plan heeft met de overige onteigeningsstukken mede ter inzage gelegen bij de tervisielegging, bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 80, tweede lid, van de onteigeningswet. Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 29 september 2003 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen op de secretarie van de gemeente Barendrecht. Binnen deze termijn zijn tegen het raadsbesluit bij Ons schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door O.F.N. Duiker en A.J. Melkert beiden te Rotterdam namens N.B.M. Brantjes en A.B.J.M. Brantjes-Van Loon beiden te Barendrecht. Aan artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 van die wet bedenkingen naar voren hebben gebracht, door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen, is voldaan. Overwegingen ten aanzien van de naar voren gebrachte bedenkingen De reclamanten, rechthebbenden op het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Barendrecht, sectie D, no. 2773, en plaatselijk bekend 1e Barendrechtseweg 37, merken op, dat hun bedenkingen zich met name richten op het feit, dat de gemeente niet de noodzaak en zeker niet de urgentie van de voorgenomen onteigening
1
heeft aangetoond. Bovendien kan volgens de reclamanten ook zonder hun perceel een voldoende groot gedeelte van het door de gemeente beoogde bedrijventerrein gerealiseerd worden. In dit verband merken zij op, dat de bestaande bedrijventerreinen Ziedewij en Vaanpark 1,2, 3 en 4 nog niet geheel bebouwd zijn en dat er nog veel bedrijfsruimte te huur en te koop staat. De markt en plaatselijke ondernemers hebben volgens de reclamanten in het geheel geen behoefte aan nog meer bedrijfsruimte c.q. -terrein. Ook is, zo stellen de reclamanten verder, er in de direct omliggende gemeenten veel uitgeefbaar bedrijventerrein beschikbaar of ruimten te huur en te koop. Er is huns inziens dan ook geen schaarste maar een overschot aan bedrijfsterreinen. De noodzaak tot realisering van het (volledige) bestemmingsplan bestaat volgens hen absoluut niet en dus is onteigening ook niet noodzakelijk. Voor herplaatsing van bestaande bedrijven is al voldoende ruimte elders in de gemeente (of in de regio) aanwezig. De reclamanten merken voorts op, dat, zoals ook uit het conceptverkavelingsplan blijkt, afzonderlijke bedrijfsgedeelten binnen het bestemmingsplan gefaseerd uitgevoerd kunnen worden. Er kan voldoende terrein in ontwikkeling worden genomen om aan de door de gemeente gestelde behoeftes te voldoen, ook zonder hun ter onteigening aangewezen perceel. Mede gelet hierop en op het feit, dat in de directe nabijheid een jeugdsociëteit in gebruik is genomen, kan volgens de reclamanten hun woning ook blijven staan en worden ingepast. De reclamanten merken vervolgens op, dat veel gronden binnen het plangebied eigendom van de Nederlandse Spoorwegen en de gemeente Rotterdam zijn. Indien deze partijen niet wensen mee te werken, kan naar hun oordeel het bestemmingsplan niet (geheel) worden uitgevoerd. Het gebruik van het onderwerpelijke perceel is volgens de reclamanten niet strijdig met het bestemmingsplan en er is geen noodzaak om het plan op korte termijn te verwezenlijken. Bovendien ontbreekt er een nadere uitwerking of een goedgekeurd verkavelingsplan. Daardoor zijn de reclamanten, zo stellen zij, niet in staat het huidige perceel in te passen in de door de gemeente gewenste ontwikkeling. Kennelijk heeft de gemeente
helemaal geen haast met de voorgenomen ontwikkeling. De gemeente toont volgens hen concepten van verkaveling die strijdig zijn met elkaar. Ten aanzien van vorenaangehaalde bedenkingen overwegen Wij vooreerst, dat uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek is gebleken, dat in Barendrecht Noord diverse grote infrastructurele projecten in ontwikkeling zijn. Naast de uitbreiding van de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht met twee sporen voor personenvervoer en de aanleg van het tracé van de Hogesnelheidslijn wordt in dit gebied eveneens de Betuwespoorlijn met plaatselijke aftakkingen gerealiseerd. Met deze projecten moeten spoordijklichamen, viaducten, waterwerken en dienstwegen worden aangelegd. Op grond van een breed onderzoek naar de overblijvende woon- en leefkwaliteit is reeds in het kader van de vaststelling van het tracébesluit Betuweroute besloten tot het opheffen van de woonfunctie in Barendrecht Noord. Het ter uitvoering staande bestemmingsplan ‘Spoorzone’ biedt het juridisch kader voor de beoogde ingrijpende ontwikkelingen in de komende jaren. In dat bestemmingsplan zijn de woningen langs de 1e Barendrechtseweg, zo ook de woning van de reclamanten, wegbestemd ten behoeve van (met name) de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’. Nu het huidige gebruik van het perceel van de reclamanten hiermede niet in overeenstemming is, moet worden geoordeeld, dat de grondslag tot onteigening daarvan met toepassing van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet in beginsel aanwezig is, waaraan niet afdoet, dat het huidige gebruik ingevolge het overgangsrecht kan worden voortgezet. Ten aanzien van vorenaangehaalde bedenkingen van de reclamanten inzake het niet voorhanden zijn van een nadere uitwerking of een goedgekeurd verkavelingsplan en dat de grondslag tot onteigening ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan dan ook in feite ontbreekt, merken Wij op, dat het voorliggende onteigeningsplan gestoeld is op een globaal bestemmingsplan ten aanzien waarvan in de bij dat plan behorende voorschriften voor de geprojecteerde bestemmingen geen uitwerkingsverplichting als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is
Uit: Staatscourant 18 februari 2004, nr. 33 / pag. 16
opgenomen. Op basis van een globaal bestemmingsplan, dat niet nader overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening behoeft te worden uitgewerkt, kan naar Ons oordeel in beginsel onteigend worden, mits er voldoende inzicht wordt verschaft in de door de gemeente ter plaatse voorgestane wijze van planuitvoering. Aangezien onteigening een zo zware ingreep is, dat deze een uiterste middel moet blijven, zal een deugdelijke grondslag aanwezig moeten zijn. Deze grondslag is niet aanwezig als het bestemmingsplan met toelichting dermate vaag is dat daaraan niet kan worden ontleend waarop uitvoering van het plan in feite zal neerkomen. In een onteigeningsprocedure moet kunnen worden beoordeeld of de onteigening in haar voorgestelde omvang noodzakelijk is. Om zowel de grondeigenaren als de Kroon een duidelijk beeld te verschaffen in de planuitvoeringsvorm die de gemeenteraad in het publiek belang het meest gewenst acht, moet de gemeentelijke beleidsvisie daarover duidelijk kenbaar zijn gemaakt. Deze beleidsvisie kan worden verwoord in de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften met de daarin opgenomen beschrijving in hoofdlijnen, in de bijbehorende plantoelichting of op andere wijze bij afzonderlijk raadsbesluit. In voorkomende gevallen kan tevens worden teruggevallen op een inrichtings-/verkave-lingsplan dan wel bij grotere projecten op een masterplan. Bij een globaal bestemmingsplan, dat wel nader overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening behoeft te worden uitgewerkt, kan de benodigde duidelijkheid overigens worden geboden door middel van een (ontwerp) uitwerkingsplan. Het onderwerpelijke perceel van de reclamanten is, zoals hiervoor is overwogen, ingevolge voornoemd bestemmingsplan aangewezen voor ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’. Deze bestemming behoeft, zoals hiervoor eveneens reeds is overwogen, door burgemeester en wethouders van Barendrecht niet nader overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te worden uitgewerkt. In de door de gemeente ter plaatse voorgestane wijze van planuitvoering is in eerste instantie (globaal) inzicht verschaft door de bij voornoemde bestemmingsplan behorende kaarten,
2
de toelichting met daarin opgenomen kaarten en de voorschriften en in tweede instantie (nader concreet) inzicht verschaft door overlegging van het hierbovengenoemde conceptverkavelingsplan. Omdat het om een relatief klein gebied gaat, verschaft dit conceptverkavelingsplan naar Ons oordeel voldoende duidelijkheid over de toekomstige inrichting van het voorgestane bedrijfsterrein Barendrecht Noord met een netto uitgeefbare oppervlakte van 5,2 hectare. Wat betreft het gestelde van de reclamanten inzake de met elkaar strijdige conceptverkavelingsplannen heeft het onderzoek uitgewezen, dat het gaat om enkele tekeningen van hetzelfde conceptplan met relatief onbelangrijke wijzigingen (zoals bijvoorbeeld het niet intekenen van een bomenrij, een sloot of een zijweg). De beoogde indeling is, zo is verder gebleken, niettemin gelijk gebleven. Ten aanzien van het gestelde van de reclamanten inzake het onvoldoende aanwezig zijn van de noodzaak en urgentie van de voorgenomen onteigening merken Wij op, dat uit in het kader van het onderzoek overgelegde stukken is gebleken, dat de gemeente Barendrecht nagenoeg geen uit te geven bedrijfsgronden meer in voorraad heeft. De bestaande bedrijventerreinen Vaanpark I, II en III zijn uitgegeven, terwijl van Vaanpark IV (8,6 ha) inmiddels 6,8 ha is verkocht. Ook zijn de gronden in de terreinen Ziedewij, Bijdorp en Kilweg verkocht en wordt een bedrijfspark in Cornelisland particulier ontwikkeld. In het kader van het onderzoek is voorts voldoende aannemelijk gemaakt, dat, zoals ook in de bij het onteigeningsplan behorende zakelijke beschrijving staat aangegeven, door enkele (transport)bedrijven reeds concrete belangstelling is getoond voor het industrieterrein Barendrecht Noord. Het gaat daarbij om ongeveer 1,5 hectare, hetgeen tot gevolg zal hebben, dat van de uit te geven 5,2 hectare na uitgifte nog slechts 3,7 hectare overblijft als voorraad. Die voorraad wordt door de gemeente als wenselijk beschouwd om milieuhinderlijke bedrijven uit het woon- en centrumgebied van Barendrecht te kunnen uitplaatsen alsmede voor de herplaatsing van bedrijven uit de in aanbouw zijnde VINEX-woonlocatie Carnisselande. De gemeente acht die voorraad ook wenselijk voor, zoals zij
zelf stelt, ‘schuifruimte’ voor bedrijven vanwege de herstructurering van bedrijfsgronden in Barendrecht Oost (o.a. in Dierenstein) en tenslotte om nieuwe bedrijven vestigingsmogelijkheden te kunnen aanbieden. Dat er momenteel meer bedrijfsruimten te huur en te koop staan, komt, zoals de gemeente terecht stelt, voornamelijk door de economische teruggang van de afgelopen jaren. Desondanks is het bedrijfsareaal binnen de gemeente de laatste 5 jaar sterk gegroeid. Ook in de bedenkingen van de reclamanten wordt gewag gemaakt van het feit, dat de gemeente de afgelopen jaren zeer veel gronden met de bestemming bedrijventerrein heeft uitgegeven. De gemeente verwacht derhalve dat de vraag van bedrijven naar bedrijfskavels ook in de komende jaren zal blijven bestaan, dit mede op grond van grootschalige woningbouw en herstructureringen binnen de gemeente. In het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling en de werkgelegenheid wenst daarom (ook) de (groei-)gemeente Barendrecht gronden te reserveren voor nieuwe of bestaande bedrijven. Het aanbod van bedrijfsgronden of –ruimten elders in de regio doet hieraan weinig af. Deze standpunten van de gemeente kunnen Wij delen. Het onderzoek heeft verder uitgewezen, dat inmiddels alle woningen en overige opstallen langs de 1e Barendrechtseweg zijn afgebroken, met uitzondering van de woning op het te onteigenen perceel en de daaraan grenzende woning. Met de gemeente zijn Wij van oordeel, dat de bestaande woning gelet op de uitgangspunten van de gemeente inzake de ontwikkeling van het nieuwe industrieterrein Barendrecht Noord bezwaarlijk kan worden ingepast. Inpassing van de woning van de reclamanten in het nieuw te ontwikkelen bedrijfsterrein aldaar moet niet alleen strijdig met het bestemmingsplan worden geacht, maar staat ook een goede verkaveling in de weg. Het handhaven en inpassen van één woning binnen een klein gebied bestemd voor bedrijfsdoeleinden en omringd door wegen en spoorlijnen moet als niet reëel worden beschouwd en moet toch ook voor de reclamanten zelf een ongewenste woon- en leefsituatie opleveren, zeker vanaf het moment dat alle spoorlijnen in gebruik genomen worden. Gelet hier-
Uit: Staatscourant 18 februari 2004, nr. 33 / pag. 16
op en mede in aanmerking genomen, dat de onteigeningswet belanghebbenden een volledige schadeloosstelling waarborgt, zijn Wij van oordeel dat het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling, dat is gediend met de door de gemeente voorgestane realisering van het bestemmingsplan ter plaatse, dient te prevaleren boven het persoonlijke belang van de reclamanten bij het behoud van de onderwerpelijke grond en dat de onteigening van deze grond derhalve, wat dit aspect betreft gerechtvaardigd is. De noodzaak tot de voorgenomen onteigening is dan ook naar Ons oordeel voldoende aangetoond. Zoals hiervoor overwogen zijn langs de 1e Barendrechtseweg nagenoeg alle woningen reeds geamoveerd. Voorts zijn de nieuwe spoorlijnen zo goed als gereed. Momenteel is een viaduct in aanbouw, die de 1e Barendrechtseweg grotendeels zal vervangen. De gemeente is voornemens binnenkort te beginnen met het bouwrijp maken van het bedrijventerrein, de aanleg van enkele ontsluitingswegen en watergangen, alsook het inplanten van bomenrijen. Om het terrein bouwrijp te kunnen maken voor de uitgifte van kavels aan bedrijven, is het nodig dat ook de resterende twee woningen (1e Barendrechtseweg 37 en 39) op korte termijn afgebroken worden. In het kader van het onderzoek is voorts voldoende aannemelijk gemaakt, dat de gemeente voornemens is het plan te doen realiseren binnen drie tot vijf jaar. Gelet hierop zijn Wij van oordeel, dat, nu met de uitvoering van het werk waarvoor onteigend wordt, een aanvang wordt gemaakt binnen de gemeenlijk op vijf jaren te stellen urgentietermijn, de voorgenomen onteigening, wat dit aspect betreft, eveneens gerechtvaardigd is. Van een gefaseerde uitvoering van het bestemmingsplan, zoals de reclamanten noemen, zal dan ook geen sprake zijn. Gelet op het vorenstaande kunnen de bedenkingen van de reclamanten er niet toe leiden, dat aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring wordt onthouden. Overige overwegingen Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Barendrecht worden geacht, dat zij de eigendom van het onder-
3
werpelijke perceel en het onderwerpelijke perceelsgedeelte verkrijgt. Er bestaan ook overigens geen termen aan genoemd raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.
perceel kadastraal gemeente Barendrecht, sectie D, nr. 5497 (ged.) nog niet in werking is getreden; dat verdere realisering van de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ essentieel is in verband met: Beslissing – de reguliere vraag naar uit te geven bedrijventerrein, nu overige terreinen Wij hebben goedgevonden en vernagenoeg zijn uitgegeven; staan: – de verwezenlijking van de beleidsdoelstelling ten aanzien van het verhet besluit van de raad van minderen c.q. opheffen van de Barendrecht van 22 september 2003, (gemeentelijke) parkeerproblematiek no. 4.10, goed te keuren. van bedrijfswagens in door op het bedrijventerrein Barendrecht-Noord Onze Minister van Volkshuisvesting, transportbedrijven te clusteren; Ruimtelijke Ordening en – de hervestiging van milieuhinderlijMilieubeheer is belast met de uitvoeke bedrijven uit het centrum- en ring van dit besluit, dat met het woongebied in Barendrecht alsmede raadsbesluit in de Staatscourant zal de VINEX-locatie Carnisselande; worden geplaatst en waarvan afschrift – het verkrijgen van uitplaatsruimte zal worden gezonden aan de Raad ten behoeve van de beoogde herstrucvan State. turering van de bedrijventerreinen in Barendrecht-Oost (o.a. Dierenstein); ’s-Gravenhage, 3 februari 2004. dat ter realisering van bovengenoemBeatrix. de bestemmingen de eigendom verDe Minister van Volkshuisvesting, kregen dient te worden van de perceRuimtelijke Ordening en Milieubeheer, len grond, kadastraal bekend: S.M. Dekker. gemeente Barendrecht, sectie D, nummer 2773 en nummer 5497 gedeelteRaadsbesluit lijk; dat de betrokken eigenaren en zakeOnderwerp: Onteigening ten behoeve lijk gerechtigden van de bovengevan de realisering van de bestemminnoemde percelen en onze raad een gen ‘Bedrijfsdoeleinden’ en vooraankondiging hebben gehad over ‘Spoorwegdoeleinden’ van het bestemhet in gang zetten van een onteigemingsplan ‘Spoorzone’ ningsprocedure; dat het ontwerp-onteigeningsbesluit Datum vergadering: 22-09-2003 samen met het onteigeningsplan conAgendanummer: 4.10 form artikel 80 Ow en artikel 3:11 Awb van 1 mei 2003 tot en met De raad van de gemeente 9 juni gedurende vijf weken ter inzage Barendrecht; heeft gelegen; Overwegende, dat uw raad bij besluit dat van de ter inzage legging op de van 28 september 1998 het bestemvoorgeschreven wijze kennis is gegemingsplan ‘Spoorzone’ heeft vastgeven; steld; dat naar aanleiding van deze ter inzadat dit plan is goedgekeurd door ge legging een zienswijze is ontvangen Gedeputeerde Staten van Zuidvan de heer N.B.M. Brantjes, eigeHolland op 11 mei 1999; naar van het perceel aan de 1e dat dit plan vervolgens onherroepelijk Barendrechtseweg 37, kadastraal is geworden op 26 april 2001, bij bekend als gemeente Barendrecht, besluit van de Afdeling bestuursrecht- sectie D, nr. 2773, grondplannummer spraak van de Raad van State; 1. dat dit plan onder andere voorziet in dat gezien de argumentatie van burde realisering van de bestemmingen gemeester en wethouders voornoemde ‘Bedrijfsdoeleinden’en reclamant in zijn zienswijze kan wor‘Spoorwegdoeleinden’, in het deelgeden ontvangen; bied Barendrecht-Noord; dat de motivering van burgemeester dat de bestemming en wethouders inzake het niet kunnen ‘Bedrijfsdoeleinden’ met betrekking inwilligen van het in de ingediende tot een gedeelte van het te onteigenen
Uit: Staatscourant 18 februari 2004, nr. 33 / pag. 16
zienswijze gedane verzoek wordt overgenomen; dat burgemeester en wethouders geen aanleiding zien om het onteigeningsplan aan te passen; dat met de eigenaren van genoemde percelen onderhandelingen zijn gevoerd en nog worden gevoerd voor minnelijke verwerving, doch dat dit voor het genoemde percelen nog geen resultaat heeft opgeleverd; dat onteigening derhalve noodzakelijk is; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 september 2003; gelet op de Onteigeningswet en op het bestemmingsplan ‘Spoorzone’; besluit: met overneming van de in het voorstel van burgemeester en wethouders weergegeven overwegingen, welke worden geacht van dit besluit deel uit te maken: 1. reclamant in zijn zienswijze te ontvangen; 2. de ingebrachte zienswijzen van de heer N.B.M. Brantjes ongegrond te verklaren; 3. ter uitvoering van het bestemmingsplan ‘Spoorzone’ te onteigenen ten name van de gemeente Barendrecht de percelen kadastraal bekend gemeente Barendrecht, sectie D, nummer 2773 geheel en nummer 5497 gedeeltelijk overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondtekening en lijsten van te onteigenen rechten; 4. dat voor het perceel kadastrale gemeente Barendrecht, sectie D, nummer 5497 (ged.) niet tot dagvaarding wordt overgegaan voordat de tijdelijke bestemming werkterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 A lid 3 van de voorschriften van het bestemmingsplan ‘Spoorzone’ is beëindigd en de definitieve bestemming als bedoeld in artikel 16 B van de voorschriften van het bestemmingsplan ‘Spoorzone’ werking heeft verkregen. Aldus besloten in openbare vergadering van de raad van de gemeente Barendrecht van 22 september 2003. De griffier. De voorzitter.
4
Lijst van de te onteigenen percelen kadastrale gemeente Barendrecht, sectie D grond- sectie en grootte te onteige. opp plaatselijk plannr. nummer ha are ca ha are ca bekend
omschrijving
1
2773
0
7
19
0
7
19
Pakhuis, huis, tuin
2
5497
3
20
42
1
82
10
1e Barendrechtseweg 37 1e Barendrechtseweg 65
Eigenaar/zakelijk gerechtigde
1/1 eig: Brantjes, N.B.M., g.m. van Loon A.B.J.M. Restant schuur, 1/1 eig (ged.): Leenheer, K., g.m. erf, tuin Plasier, A.E. 1/1 eig (ged.): NS Railinfrastrust BV (Recht van opstal: NS Railinfratrust BV) (BP: zakelijk gerechtigde als bedoeld in art. 5 lid 3, onderdeel b belemmeringenwet Privaatrecht: NV Nederlandse Gasunie NV Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland De Staat (Financiën, domeinen)) (Opstalrecht Nutsvoorzieningen: NV Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland)
woonplaats Barendrecht
Maasdam Utrecht Utrecht
Groningen Voorburg Leiden
Voorburg
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barendrecht d.d. 22 september 2003.
Uit: Staatscourant 18 februari 2004, nr. 33 / pag. 16
5