Bijlagen Jabaay bv aan de Gebroken Meeldijk 68 Gemeente Barendrecht
wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving BV 1
1. Verkennend vleermuizen onderzoek, Gebroken Meeldijk 68. Gemeente Barendrecht. Bureau Wissing. 091113-107
Verkennend vleermuizen onderzoek Gebroken Meeldijk 68 Gemeente Barendrecht
1
Schouw dak, muren en overstek Jabaay bv. Het bedrijf Jabaay bv. is voornemens op een locatie naast hun huidige gebouw een opslag te realiseren. Hoewel de locatie en het plangebied zich bevindt op een bedrijventerrein in het oosten van Barendrecht en hier weinig natuurlijke waarden aanwezig zijn, hebben we te maken met een gemeentelijk monument. Dit gemeentelijk monument betreft het huidige gebouw van Jabaay bv. Toen men begon met het scheiden van de functies wonen en werken in het begin van de 20ste eeuw, werd er ten oosten van de bestaande bebouwing een veilinggebouw gebouwd. Na de tweede wereldoorlog is dit gebouw vervangen door het huidige gebouw. Dit gebouw is het enige monument op het bedrijventerrein. De geplande nieuwbouw naast het monument zal dienst gaan doen als opslag voor Jabaay bv. Op figuur 1 is de locatie van het gemeentelijke monument weergegeven alsmede de locatie van de nieuwbouw. Hoewel deze opslag geen directe invloed zal hebben op de flora en fauna in het gebied, is er een mogelijkheid dat er indirecte gevolgen zullen zijn. Het indirecte gevolg waarover we hier spreken is de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in het hoofdgebouw van Jabaay bv. De bouw van de opslag zou in dat geval in de weg kunnen staan van de vluchtroutes van de vleermuizen.
Monument aan de Gebroken Meeldijk 68 Locatie nieuwbouw opslag
Figuur 1 Locatie plangebied
In het kader van de Flora‐ en faunawet is het noodzakelijk te achterhalen of er vleermuizen in het plangebied voorkomen. Alle vleermuissoorten zijn streng beschermd en staan in tabel 3 van de Flora‐ en faunawet en in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Strikte bescherming gaat uit naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Verblijfplaatsen bevinden zich in donkere ruimten in bomen, huizen, kelders, etc.
091103‐107
1
Bij sloop (of renovatie) van gebouwen die als verblijfplaats fungeren, is gericht aanvullend onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk om te beoordelen of een ontheffing van de Flora‐ en faunawet vereist is. Omdat dit een nieuwbouw betreft in de directe omgeving van een mogelijke verblijfplaats, in plaats van een aanpassing of sloop van een verblijfplaats, gaat het hier alleen om de mogelijke verstoring van aanvliegroutes.
Wetgeving Alle vleermuizen in Nederland zijn streng beschermde soorten en zijn wettelijk beschermd in hun voortbestaan. Een ruimtelijk plan mag daarom niet worden vastgesteld wanneer de verboden van artikelen 9 tot en met 11 uit de Flora en faunawet worden overtreden, tenzij een ministeriële ontheffing is aangevraagd of kan worden verleend. De Flora‐ en faunawet voorziet echter niet in het criterium 'goede instandhouding van de soort'. Het effect van de ontwikkeling of planuitvoering op de instandhouding van de soort dient daarom bij de vaststelling van een ruimtelijk plan apart te worden afgewogen. Om het effect van de ontwikkeling op vleermuizenpopulaties af te wegen, moeten ten minste enkele aspecten worden vastgesteld, namelijk: Ë of vleermuizen in het plangebied voorkomen; Ë of vleermuizen een verblijfplaats hebben in het plangebied; Ë om welke soort of soorten het gaat; Ë voor welke aantallen het plangebied van belang is; Ë welk gebruik van het plangebied wordt gemaakt en wat daarin essentieel is; Ë of er mogelijk indicaties zijn voor geslacht of leeftijd. Het doel van deze veldverkenning is om de twee eerste vragen te beantwoorden. Indien deze vragen negatief beantwoord kunnen worden wordt een onderzoek volgens de andere vragen niet noodzakelijk geacht. Wanneer de eerste twee vragen echter positief beantwoord worden zal er een vervolgonderzoek uitgevoerd moeten worden.
Diverse aspecten Potentiële vliegroutes Van veel vleermuissoorten is bekend dat zij gedurende lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde structuren om van hun verblijfplaats naar de foerageergebieden trekken. Vanwege dit traditiegetrouwe gedrag van vleermuizen vormen bepaalde lijnvormige structuren (b.v. rijen woningen en singels) een belangrijk onderdeel van een vliegroute. Wanneer alternatieve structuren ontbreken zijn dergelijke structuren ‘onmisbaar’ en kunnen zodoende beschermd zijn. Binnen het plangebied zijn geen lijnvormige structuren aanwezig die van ‘onmisbaar’ belang kunnen zijn als vliegroute voor vleermuizen. De permanente verlichting van station Barendrecht fungeert daarnaast als een belemmering voor de aanwezigheid van eventuele vleermuizen. Hetzelfde geldt voor de verlichting van de Gebroken Meeldijk en de Weststraat. Foerageergebieden Foerageergebieden van vleermuizen genieten binnen de Flora‐ en faunawetgeving geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen fourageergebieden aan te wijzen. Het bedrijventerrein kent geen grote groengebieden en de Gebroken Meeldijk bevat geen groene aanplanting. Het is wel belangrijk om aan te merken dat door de bouw van de spooroverkapping het groen wel is toegenomen. Dit is echter vrij recent aangeplant, dat het groen op de spooroverkapping alsmede de groene rand van de nieuw aangelegde Weststraat niet aangemerkt kunnen worden als mogelijke fourageergebieden. Eventuele fourageergebieden aan de overzijde van het spoor zijn daarnaast verstoord door de aanleg van de spooroverkapping. Hetzelfde geldt voor potentiële vliegroutes naar deze gebieden.
091103‐107
2
Het gebouw Het gebouw bestaat uit twee delen, een deel met 1 bouwlaag en een deel met 2 bouwlagen. Het deel met twee bouwlagen kent daarnaast een flauwe kap terwijl het 1 laagse deel een plat dak heeft. In het dak is op een tweetal plaatsen glas aangebracht dat voor een beter verlicht interieur zorgt.
Methode veldbezoek In het plangebied is de bebouwing geïnspecteerd op de aanwezigheid van mogelijke invliegopeningen en sporen van vleermuizen. Vleermuizen maken gebruik van echolocatie om zich te oriënteren in een gebied en het lokaliseren van prooien tijdens de jacht. Tijdens het bezoek is er daarnaast niet alleen aandacht besteed aan de buitenkant van het gebouw, maar is er ook gekeken aan de binnenkant voor mogelijke sporen van de aanwezigheid van vleermuizen. Een uitgebreid onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen wordt in principe verdeeld over meerdere maanden en seizoenen. Om op korte termijn ook een indicatie te kunnen geven is voor deze veldverkenning slechts gebruik gemaakt van één locatiebezoek. Dit is mogelijk omdat in dit onderzoek alleen gekeken wordt naar de mogelijkheid van de aanwezigheid van vleermuizen in plaats van te onderzoeken of er echt vleermuizen aanwezig zijn. De veldverkenning is uitgevoerd op vrijdag 9 oktober. In de hierna volgende hoofdstukken wordt per gevel van het moment bekeken wat de mogelijke in‐ en uitvlieg plekken zijn voor vleermuizen. Dit wordt gedaan aan de hand van foto’s en beschrijvingen. Dit rapport beschrijft de resultaten van een veldverkenning over de mogelijke aanwezigheid van (vleermuizen) verblijfsplaatsen in het monument te Gebroken Meeldijk 68.
091103‐107
3
Figuur 2 Gevel Westzijde
De foto hierboven is gemaakt van de westgevel van het hoofdgebouw. Dit is voor deze schouw de belangrijkste zijde, aangezien in het verlengde van deze gevel de opslag zal worden gebouwd. In deze gevel zijn geen gaten te vinden, zoals ook te zien is op figuur 2. Het gaat om een vlakke gevel met een aantal ramen. Ook bij de kozijnen zijn geen gaten of kieren te vinden. De uitgang van het luchtverversingssysteem is afgewerkt met een rooster. Hier van zijn alle ‘klepjes’ nog heel en deze sluiten de uitgang dan ook goed af. Op figuur 3 is een ventilatierooster te zien in de westzijde. Hoewel deze voor vleermuizen minder interessant is, zou deze eventueel gebruikt kunnen worden door andere dieren. Het ventilatierooster is echter goed afgesloten en zelfs voor de slang die er door heen loopt is enkel een minimaal gat gemaakt. Figuur 3 Ventilatierooster gevelwestzijde
091103‐107
4
Figuur 4 Westzijde, hoge en lage deel.
Op beide foto’s (4 en 5) is goed te zien dat de dakoversteek is afgesloten en geen mogelijke nestplekken kent. Daarnaast laat de inzet van figuur 5 zien dat de vensters in de schoorsteen net als alle andere vensters in het gebouw zijn afgesloten met glas of een rooster.
Figuur 5 Westzijde, inclusief Schoorsteen
091103‐107
5
Figuur 6 Westgevel, binnenkant van de kap.
De figuren 5 en 6 geven de binnenkant weer van de kap van het 2 laagse deel. Hierbij is goed te zien op figuur 6 dat de nodige reparaties zijn uitgevoerd. Hierdoor zijn er aan de binnenzijde van de westgevel ook geen gaten te ontdekken waardoor eventuele vleermuizen zich ook niet in de spouwmuur zouden kunnen vestigen. Daarnaast vertoonde deze ruimte ook geen sporen van bewoning van dieren. Er zijn geen foto’s van het platte dak van het één laagse deel. Naast dat dit dak zich direct boven de werkruimte bevind, is hier sprake van een goed afgesloten dak zonder kieren of gaten.
Figuur 7 Westgevel, binnenkant dak
091103‐107
6
Deze gevel ligt niet direct in de lijn van de nieuwe opslag. Daarnaast wordt er op het perceel ten zuiden van deze gevel al gebouwd aan een nieuwe bedrijfspand van het fruitbedrijf Handelscentrum ZHZ. In de gevel aan de zuidzijde zit op een tweetal plaatsen een scheur in het metselwerk. Deze scheuren zijn echter vooral oppervlakkig en gaan dan ook niet door de gehele muur heen. Let wel, het gaat hier om scheuren in het metselwerk en niet om gaten. Verder is de dakgoot rond het hele gebouw aan de onderkant dicht. Hierdoor zijn er geen hoekjes of randen waar vleermuizen hun onderkomen zouden kunnen vinden. Deze afgedichte dakgoot/boeidelen kennen nergens gaten of beschadigingen.
Figuur 8 Gevel noordzijde, inzet: scheuren metselwerk.
091103‐107
7
Figuur 9 Gevel noordzijde
Figuur 10 Noordzijde, binnenkant kap.
091103‐107
8
Aan de binnenkant van de kap is weer enkel een goed afgesloten dak te vinden. Hoewel het dak en de muren gezien de leeftijd van het monument al redelijk gedateerd zijn, zijn er geen gaten of kieren te vinden. Wel was er op één plek sprake van een lekkage, het ging hier echter niet om een gat in het dak, maar om water dat tussen de planken door sijpelde.
Figuur 11 Noordzijde, binnenkant kap.
091103‐107
9
De gevel aan de oostzijde bevindt zich tegenover de kant van waar de nieuwe opslag gebouwd zal worden. Op ongeveer 18 meter vanaf deze gevel staat een bedrijfsverzamelgebouw. Dit gebouw heeft een plat dak en de hoogte daarvan is vergelijkbaar met de nokhoogte van het hoofdgebouw van Jabaay bv. Voor deze gevel geldt eigenlijk hetzelfde als voor de andere gevels, ook hier zijn geen opvallende aspecten te vinden. Een klein ventilatievenster is ook weer netjes afgedicht met een rooster (zie inzet figuur 13).
Figuur 12 Gevel oostzijde
Aan de binnenzijde (figuur 14) is niets te constateren op het gebied van scheuren of gaten. Deze kant kent ook geen reparaties zoals die te zien waren aan de westzijde.
091103‐107
10
Figuur 13 Gevel oostzijde
Figuur 14 Oostzijde, Binnenkant kap
091103‐107
11
De laatste gevel is de gevel aan de zuidzijde. Deze bestaat uit twee delen, aangezien het gebouw bestaat uit een hoog en een laag deel. Dit geldt in principe ook voor de oost‐ en westzijde omdat het lage deel ook smaller is dan het hoge deel. Deze zijde blijft in de toekomst ook de meest vrije ruimte houden tot de tegenoverliggende bebouwing.
Figuur 15. Zuidzijde, overstek 1 laagse deel
Zoals eerder is genoemd kent het lage deel aan de binnenzijde geen gebreken die mogelijk als leefgebied voor vleermuizen gebruikt kan worden. Ook aan de buitenzijde zijn geen gebreken te vinden zoals te zien is op de figuren 15 en 16. De overstek is netjes afgewerkt en er zijn geen gaten of scheuren te vinden in het metselwerk.
091103‐107
12
Figuur 16 Zuidzijde, overstek 1‐laagse deel.
In de dakrand van het hoge deel is het enige gebrek aan het gebouw te vinden dat eventueel door vleermuizen als nest of leefgebied kan worden gebruikt. Er zijn verder geen sporen te zien die duiden op de aanwezigheid van vleermuizen.
Figuur 17 Zuidzijde, overstek 2 laagse deel.
091103‐107
13
Figuur 18 Zuidzijde, binnenkant kap.
De binnenzijde van de kap laat duidelijk zien waar het glas in het dak is aangebracht waardoor er extra licht valt op de verschillende verdiepingen. Dit zorgt ervoor dat er overdag niet veel plekken in het gebouw zijn die fungeren als een donkere leefomgeving voor vleermuizen. Zoals op de figuren 18 t/m 20 te zien is, is alles netjes afgewerkt. Er wordt nog wel gewerkt aan het gebouw, zoals is te zien aan de materialen en gereedschappen op figuur 19, maar er zijn geen gaten of onafgewerkte plekken aanwezig.
Figuur 19 Zuidzijde, binnenkant kap.
091103‐107
14
Figuur 20 Zuidzijde, binnenkant kap.
091103‐107
15
Conclusies De veldverkenning heeft geen indicatoren opgeleverd voor de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. Ook de mogelijkheden voor vleermuizen om zich te ‘huisvesten’ in het gebouw zijn gering te noemen. Daarbij moet ook nog worden genoemd dat de nieuwbouw in het verlengde van de westzijde zal worden gebouwd en aan deze zijde geen vestigingsplekken te vinden zijn. Een gat in de goot aan de zuidzijde levert de grootste kans op de vestiging van vleermuizen op. Dit is echter de zijde waar geen ontwikkelingen plaats vinden en daarnaast is hier de meeste vrije ruimte tot aan de tegenoverliggende bebouwing. Daarnaast zal de nieuwbouw dezelfde bouwvorm krijgen als het monument, waardoor de bebouwingslijnen worden doorgezet. Aangezien vleermuizen voor hun vlieggedrag vaak gebruik maken van lijnvormige structuren doet het doortrekken van de bouwvorm geen afbreuk hieraan. De omgeving van het plangebied, het bedrijventerrein ten oosten van Barendrecht, is over het algemeen erg ‘grijs’ ingericht met weinig groene elementen die gebruikt kunnen worden als habitat of fourageergebieden voor vleermuizen. Daarnaast kent het bedrijventerrein weinig oude gebouwen, buiten het monument, die als leefgebied voor vleermuizen kunnen fungeren. De loodsen langs de Weststraat vallen misschien onder deze categorie, deze gebouwen zullen echter binnenkort (voor een deel) verdwijnen. De verstoring als gevolg van de nieuwbouw is daarnaast gering omdat in de afgelopen paar jaar al een aantal andere bouwwerken zijn of worden gerealiseerd. De belangrijkste hiervan is de aanleg van de spooroverkapping van Barendrecht. Deze anderhalve kilometer lange overkapping heeft effect op zijn omgeving. De belangrijke is misschien wel de afname van de geluidsoverlast, wat in principe voordelig kan zijn voor de aanwezigheid van vleermuizen. Daarnaast is er met de bouw van de overkapping een grote toename aan groene ruimte gerealiseerd. De aanplanting van deze groene ruimte is echter pas recent voltooid dat we hier nog niet kunnen spreken over een fourageer‐ of habitatgebied. De overkapping kent een glazen pui aan de zijde van het projectgebied, die ’s nachts verlicht is wat zorgt voor lichtoverlast voor eventuele leefgebieden en vluchtroutes van de vleermuizen. Gezien het ontbreken van sporen van vleermuizen en de afwezigheid van ‘nestlocaties’ voor vleermuizen is het uitvoeren van een vervolgonderzoek ons inziens niet nodig. Daarnaast zal de invloed van de nieuwbouw op eventuele vleermuizen in het monument zal gering zijn.
091103‐107
16
2. Reactie op aanvraag keurvergunning door waterschap Hollandse Delta voor Gebroken Meeldijk 68. I0906603
3. BAM Infra, De Ruiter Boringen en Bemalingen bv. Nulsituatie bodemonderzoek Gebroken Meeldijk 68 te Barendrecht. AZE/CH/061318/3740002
4. Evaluatie
tankverwijdering
Gebroken
Barendrecht. GMV-MVD-010045689\004
Meeldijk
74
te
5. Archeologisch
Bureauonderzoek
&
Inventariserend
Veldonderzoek (IVO), verkennende fase (d.m.v. boringen) Gebroken Meeldijk 68, Barendrecht 15200509/35517
Archeologisch Bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase (d.m.v. boringen)
Gebroken Meeldijk 68, Barendrecht Gemeente Barendrecht CIS-code: 35517
Colofon Projectnummer Auteurs Redactie Controle drs. T. Nales Goedkeuring Mevr. M. Booij
: 15200509/35517 : drs. J.M. Blom & drs. T. Nales : drs. T. Nales
Senior Prospector
10 juli 2009
gemeente Barendrecht
10 november 2009
Versie ISBN
: 2.0 : 978-90-8996-299-7
Definitieve versie
Opdrachtgever
: Tumoba Holding bv Dhr. H.W. Molenaar Postbus 130 2990 AC Barendrecht
© Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, november 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
SAMENVATTING: In opdracht van Tumoba Holding bv zijn in juni 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase (door middel van boringen) uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Gebroken Meeldijk 68 in Barendrecht, gemeente Barendrecht. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek worden in het plangebied resten uit het Neolithicum verwacht. Deze kunnen worden aangetroffen in mariene dan wel fluviatiele afzettingen onder het Hollandveen. Mogelijk ligt dit niveau zo diep dat dit tijdens het booronderzoek niet wordt bereikt. Archeologische waarden uit de IJzertijd en eventueel de Romeinse tijd worden verwacht op het Hollandveen. Het is echter mogelijk dat door latere overstromingen of door bouwwerkzaamheden het veen is geërodeerd respectievelijk geroerd. In het overstromingsdek kunnen sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn. In het zuidelijk deel van het plangebied, tegen de Gebroken Meeldijk, worden bewoningsresten uit deze periodes verwacht. Verder van de dijk vandaan worden onder andere akkerlagen en sloten verwacht. Het booronderzoek heeft het verwachtingsmodel grotendeels onderschreven. Het neolithische niveau werd niet aangeboord, waardoor hierover geen uitspraken kunnen worden gedaan. Tijdens de vorming van het Hollandveen blijkt het plangebied regelmatig te zijn overstroomd, zoals kleilagen in het veen aantonen. De top van het veen is geërodeerd, waardoor sporen uit de IJzertijd en vermoedelijk ook Romeinse tijd niet meer intact zijn. In de kleilaag die het veen afdekt zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een akkerlaag, die vermoedelijk dateert uit de Late Middeleeuwen. Deze laag is afgedekt door een overstromingsdek dat is gevormd na 1373. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het plangebied vermoedelijk een akkerlaag uit de Late Middeleeuwen (daterend van vòòr 1373) aanwezig is. Deze laag wordt echter in vrijwel heel Barendrecht aangetroffen en bevat voor zover bekend zelden archeologische waarden. Bovendien is het vanwege de ligging van het plangebied ten noorden van het dijklichaam van de Gebroken Meeldijk niet aannemelijk dat de aangetroffen houtskoolspikkels gerelateerd kunnen worden aan bewoningssporen. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.
INHOUDSOPGAVE:
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5
1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plangebied ..................................................................................................... 6 2. BUREAUONDERZOEK .................................................................................................................... 7
2.1. Werkwijze ................................................................................................................................ 7 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................7 2.3 Regionale bewoningsgeschiedenis......................................................................................... 8 2.4 Archeologische waarden en verwachtingen ........................................................................... 8 2.5 Historisch landgebruik .............................................................................................................. 9 2.6 Conclusies bureauonderzoek ................................................................................................10 2.7 Gespecificeerde archeologische verwachting ....................................................................... 10 3. VELDONDERZOEK ........................................................................................................................ 11
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................ 11 3.2. Werkwijze .............................................................................................................................. 11 3.3. Resultaten ............................................................................................................................. 11 3.4 Interpretatie ........................................................................................................................ 12 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................................... 14
4.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 14 4.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 15 4.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 16 LITERATUUR EN KAARTEN ............................................................................................................. 17 GERAADPLEEGDE INTERNETSITES .............................................................................................. 17 LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 18
BIJLAGEN 1. Topografische kaart 2. Archis-informatie 3. Overzicht Archismeldingen 4. Boorlocatiekaart 5. Boorbeschrijvingen 6. Periodentabel
Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem
Gebroken Meeldijk 68
CIS-code
35517
Plaats
Barendrecht
Gemeente
Barendrecht
Kadastrale aanduiding
Barendrecht D 6158
Provincie
Zuid-Holland
Coördinaten Centrum Hoekpunten
97.851/427.971 97.690/429.852 (NO) 97.701/429.813 (ZO) 97.673/429.803 (ZW) 97.647/429.837 (NW) 2
Oppervlakte plangebied
750 m
Opdrachtgever
Tumoba Holding bv Contactpersoon Dhr. H.W. Molenaar Postbus 130 2990 AC Barendrecht Tel: 0180 617755
Uitvoerder
Becker & Van de Graaf bv Contactpersoon: mevr. drs. J.M. Blom Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-3326888
[email protected]
Bevoegde overheid
Gemeente Barendrecht Monumentencommissie Contactpersoon: mevr. H. Fawzi Postbus 501 2990 EA Barendrecht 0180-698798 p/a Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) Contactpersoon: mevr. A. Schoonhoven Ceintuurbaan 213b 3051 KC Rotterdam 010-4898500
[email protected]
Beheer en plaats van documentatie
Becker & Van de Graaf, Noordwijk
Uitvoeringsdatum veldwerk
10-06-2009
4
1. Inleiding 1.1. Aanleiding In opdracht van Tumoba Holding bv heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in juni 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende fase, door middel van boringen uitgevoerd aan de Gebroken Meeldijk 68 in Barendrecht, gemeente Barendrecht. De aanleiding voor dit onderzoek is de bouw van een bedrijfspand, dat niet het hele plangebied maar slechts een oppervlakte van 550 m2 zal beslaan. De betonnen funderingen met balken zullen worden aangelegd op 70 cm beneden maaiveld. Het gebouw zal worden onderheid, maar het palenplan zal pas in een later stadium worden opgesteld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek Het doel van het bureauonderzoek is vaststellen en begrenzen van bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit voortvloeiend wordt een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Het doel van het inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) is het aanvullen van de informatie die uit het bureauonderzoek is verkregen, zodat de archeologische verwachting op plangebied-niveau kan worden gespecificeerd. Onderdeel van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek is het verkrijgen van inzicht in de vormeenheden van het oude landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Hiertoe wordt in dit rapport op de volgende vragen een antwoord gegeven (Verschoor 2009):
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog intact?
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische waarden?
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
Kan een aantasting van mogelijk aanwezige archeologische waarden voorkomen worden door planaanpassing of door civieltechnische aanpassingen?
Het bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (Centraal College van Deskundigen 2006) en conform de eisen voor archeologisch booronderzoek in de provincie Zuid-Holland. Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 6 (periodetabel). Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).
5
1.3. Ligging van het plangebied Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Barendrecht aan de Gebroken Meeldijk 68 (zie bijlage 1). Het heeft een oppervlakte van circa 750 m2 en maakt deel uit van het opslagterrein van het bedrijf Jabaay BV, detailhandelaar in tuingereedschappen. Het plangebied, waar een loods gepland is, wordt ten tijde van het onderzoek in het zuiden en in het westen begrensd door de Gebroken Meeldijk. Het traject van de Gebroken Meeldijk ten westen van het plangebied is relatief recentelijk aangelegd en ligt, in tegenstelling tot onderstaande luchtfoto, parallel aan het spoor. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn weergegeven in bijlage 4. De loodsen en het fietspad, zoals deze op de (verouderde) luchtfoto te zien zijn, bestaan niet meer. Ten tijde van het veldonderzoek lag het plangebied volledig braak en werd het gebruikt ten behoeve van de opslag van pallets.
6
2. Bureauonderzoek 2.1. Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende en verwachte archeologische waarden. Dit is gedaan voor een gebied binnen een straal van ca. 500 meter rond het plangebied (het onderzoeksgebied). Er is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland, van de Archeologische Waarden- en Beleidskaart van Barendrecht en van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is verkregen onder andere het Minuutplan van begin 19e eeuw (www.watwaswaar.nl) en een topografische kaart van 1905 (Uitgeverij Nieuwland 2005, no. 524). Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en de geomorfologische kaarten van Nederland gebruikt (ARCHIS, Alterra z.j.). Voor informatie over het reliëf in het huidige maaiveld is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Deze gegevens zijn aangevuld met relevante informatie uit beschikbare achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). Op 7 juli is per email contact gezocht met de Heemkundekring Barendrecht. Vooralsnog is hier geen informatie van ontvangen. 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem 2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap en geologie Het West-Nederlandse rivierengebied, waarin het plangebied ligt, is gevormd onder invloed van afwisselend rivieren en van de zee. Aan het einde van de laatste ijstijd (het Weichselien, ongeveer 120.000 tot 11.500 jaar geleden) lag een groot deel van de Noordzeebodem droog en bevond het West-Nederlandse rivierengebied zich daardoor ver landinwaarts. De ondergrond van het gebied wordt gevormd door dikke pakketten zand en grind die gedurende deze ijstijd zijn afgezet door vlechtende rivieren die het smeltwater naar zee afvoerden. Vanaf ongeveer 8.000 jaar geleden kwam het West-Nederlandse rivierengebied onder invloed te staan van de zee. De zeespiegel in de Noordzee was door het smelten van het landijs aan het einde van de IJstijd snel gestegen en een deel van het droge land verdronken. Op de grens tussen de zee en het land ontstond een zone die het beste vergeleken kan worden met de huidige Waddenzee. Aan de zeezijde lagen eilanden. Achter de eilanden lag een zone met zandbanken en verder richting het droge land lag een zone van kwelders en slikken die werden doorsneden door kreken. Bij hoogtij overstroomden deze kreken en werd door het water klei afgezet op de kwelders en slikken (Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk). Door de snelle zeespiegelstijging schoof deze wadzone steeds verder naar het oosten op. Vanaf 5.000 jaar geleden nam de stijging van de zeespiegelstand sterk af en kwam de oostwaartse verplaatsing van de wadzone tot stilstand. Vanuit de Noordzee en de grote rivieren werden grote hoeveelheden zand aangevoerd, waardoor de getijdengeulen tussen de eilanden geleidelijk verzandden en de eilanden aan elkaar groeiden tot strandwallen. Deze strandwallen sloten het achterliggende land af van de invloed van de zee maar de grondwaterstand bleef meestijgen met de verdergaande stijging van de zeespiegel. Onder invloed van deze stijging van het grondwater vond er in het West-Nederlandse rivierengebied grootschalige veenvorming plaats, waarbij het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop) werd gevormd (de Mulder et al. 2003). Vanaf ongeveer 2.500 jaar geleden ontstond bij Hoek van Holland een grote opening in de strandwal waardoor de zee opnieuw kon binnendringen in het achterland. Tussen ongeveer 2.500 en ongeveer 1.000 jaar geleden werd in een groot gebied rondom Rotterdam en Delft een deel van het Hollandveen geërodeerd door verschillende kreeksystemen en werd klei en zand afgezet (Laagpakket van Walcheren, Formatie van Naaldwijk).
7
2.3 Regionale bewoningsgeschiedenis In Barendrecht kunnen vindplaatsen uit het Paleolithicum op een diepte van 13 tot 15 meter –mv aanwezig zijn. Voor de periode die hierop volgt (Mesolithicum) ontbreken aanwijzingen voor de aanwezigheid van mensen in de regio. In de loop van het vierde millennium voor Chr. ontstond een gesloten kustzone met strandwallen. Het landschap erachter verzoette, waardoor veenmoerassen ontstonden. Uit deze periode van het Midden-Neolithicum is ca. vijf kilometer ten zuidwesten van het plangebied een grote vindplaats ontdekt (Carnisselande). Op een diepte van bijna vier meter onder NAP werden archeologische waarden aangetroffen. In het Midden-Neolithicum bestond de voedseleconomie voor een belangrjik deel al uit akkerbouw en veeteelt. In aanvulling hierop werden de natuurlijke bronnen van het waterrijke landschap benut, zoals watergevogelte, vissen en edelhert. In Barendrecht woonde men toen op de hoog opgeslibde noordelijke oever van een rivier. In de kommen achter de rivieroevers vond in moerassen veengroei plaats. Ook elders in deze omgeving zijn vondsten uit het Neolithicum en de Bronstijd gedaan in oeverafzettingen (gemeente Barendrecht 2008). In de gemeente Barendrecht zijn tot op heden geen archeologische waarden uit de IJzertijd bekend, maar wel enkele vindplaatsen uit de Romeinse tijd. Inheemse boeren exploiteerden de klei- en veengebieden. In de loop van de 3e eeuw na Chr. raakte het gebied echter weer onbewoonbaar. Rond 1000 na Chr. werden de veengebieden weer ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd. Diverse nederzettingen moesten door inklinking van het veen in de loop der tijd worden verlaten. De bewoning verplaatste zich daarom richting de Maas (gemeente Barendrecht 2008). In en na 1373 hebben ter hoogte van Barendrecht op grote schaal overstromingen plaatsgevonden. Oudere afzettingen zijn hierdoor bedekt geraakt met een doorgaans tenminste enkele decimeters dik zandig kleidek (overstromingsdek van de Riederwaard). 2.2.2. Geomorfologie Het plangebied ligt op de geomorfologische kaart midden in de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom zijn getij-inversieruggen (3K33) en vlaktes van getij-afzettingen (2M35) gekarteerd. De bovenste afzettingen dateren vermoedelijk uit de Late Middeleeuwen, maar oudere afzettingen kunnen hierdoor zijn afgedekt. Aangenomen wordt dat ook in het plangebied zelf deze geomorfologische eenheden aangetroffen kunnen worden. 2.2.3. Bodem Op de bodemkaart staat het plangebied aangegeven als bebouwd gebied. Ca. 200 meter ten noordoosten van het plangebied zijn wel natuurlijke eenheden gekarteerd. Het betreft kalkrijke poldervaaggronden (Mn25A, Mn15A en Mn35 A), alle met grondwatertrap V. Het verschil tussen de drie bodemtypes is de zwaarte van de klei. In poldervaaggronden hebben zich doorgaans geen duidelijk herkenbare bodems ontwikkeld. Wel kunnen bijvoorbeeld laklagen zijn gevormd. Grondwatertrap V duidt op gronden met een sterk wisselende grondwaterstand. De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op minder dan 40 cm -mv terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) op een diepte van meer dan 120 cm –mv ligt. Een AHN-beeld (Actueel Hoogtebestand Nederland) toont aan dat buiten de bebouwde kom van Barendrecht diverse (pre-)historische verlande geulen als verhogingen in het landschap nog steeds zichtbaar zijn. Vanwege de aanwezigheid van bebouwing is het echter niet mogelijk een uitspraak te doen over de loop van deze geulen ter hoogte van het plangebied. 2.4 Archeologische waarden en verwachtingen Zowel in het plangebied als in een straal van 500 m rondom het plangebied zijn tot op heden geen archeologische waarden bekend. Er is dus ook geen sprake van wettelijk beschermde archeologische terreinen, dan wel terreinen die op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan.
8
Voor wat betreft de kans op het aantreffen van nog niet ontdekte archeologische waarden staat het plangebied op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), de archeologische verwachtingenkaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), aangegeven als een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Deze middelhoge waardering is vermoedelijk voornamelijk gebaseerd op de verwachting dat de top van het veen intact is. Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland ligt het plangebied in een zone met een redelijke tot grote trefkans op archeologische sporen vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd. Op de gemeentelijke archeologische waarden- en beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een redelijk hoge archeologische verwachting. Archeologische waarden worden volgens deze kaart dieper dan 80 cm –mv verwacht. Volgens de archeologische kenmerkenkaart van de gemeente zijn in het plangebied dekafzettingen aanwezig. Dit overstromingsdek dateert van na 1373, is tenminste 80 cm dik en is afgezet op het Hollandveen Laagpakket. In dit niveau kunnen archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen worden aangetroffen. De Gebroken Meeldijk staat op de kaart aan gegeven als een dijk die na 1373 is aangelegd. Er is een grote kans op het aantreffen van archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In het plangebied zelf zijn geen archeologische waarnemingen gedaan. Ca. 300 meter ten zuidwesten ervan is een 19e en 20e eeuwse ontginningsgreppel aangetroffen. Het type onderzoek of de context waarin deze waarneming is gedaan is niet bekend (waarneming 23709). Binnen een straal van ca. 400 meter rond het plangebied zijn blijkens het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis) diverse onderzoeken uitgevoerd. Een booronderzoek 400 meter ten noordwesten van het plangebied heeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden opgeleverd (onderzoeksmelding 30060). Dit geldt ook voor een booronderzoek op een locatie ongeveer 400 meter ten zuidoosten van het plangebied (onderzoeksmelding 30256). Deze locatie ligt eveneens aan de Gebroken Meeldijk. Hier is een overstromingspakket aangeboord dat is afgezet bij de overstromingen van 1373. Hieronder is een siltarme humeuze kleilaag van maximaal enkele decimeters dik aangetroffen, die vermoedelijk eveneens uit de Late Middeleeuwen dateert. Deze laag is afgezet op het Hollandveen, waarvan de top is geërodeerd. Hieronder zijn in enkele boringen geul- en oeverafzettingen aangetroffen. In geen enkele boring zijn archeologische indicatoren aangetroffen (Peters 2002). Ongeveer een kilometer ten zuidoosten van het plangebied is een booronderzoek uitgevoerd langs de Noldijk (onderzoeksmelding 16025). Dit onderzoek is, gezien de ligging aan een oude dijk, mogelijk vergelijkbaar met het huidige onderzoek aan de Gebroken Meeldijk. De bodemopbouw is te vergelijken met die van onderzoeksmelding 30256. Onder een dek van mariene afzettingen is een siltarme kleilaag aangetroffen, die is afgezet op veen. In deze kleilaag is op twee plaatsen een sliblaag met baksteenfragmenten aangetroffen, die vermoedelijk duidt op een oude sloot (Wullink 2006a). Door middel van een aanvullend booronderzoek is deze sloot in kaart gebracht. Er zijn hierbij geen dateerbare archeologische vondsten gedaan, maar aangenomen kan worden dat de sloot een middeleeuwse datering heeft (Wullink 2006b). In een lang tracé dat direct ten westen van het plangebied loopt, parallel aan de spoorlijn, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Gegevens van het onderzoek voor de locatie ter hoogte van het plangebied zijn niet bekend (onderzoeksmeldingen 9106, 10018 en 10314). 2.5 Historisch landgebruik Op de oudst beschikbare kaart van de omgeving van het plangebied, uit het begin van de 19e eeuw, is ter hoogte van het plangebied geen bebouwing weergegeven langs de Gebroken Meeldijk.1 Een kaart uit ca. 1905 toont aan dat het plangebied in gebruik was als weiland. Op een kaart uit 1938 is voor het eerst bebouwing, onder andere een veilinggebouw, te zien direct langs de Gebroken Meeldijk. De percelen achter de bebouwing hebben dan nog steeds een agrarische functie. In de jaren ‘50-’60 van de 20e eeuw is het huidige bedrijventerrein aangelegd.
1
Navraag bij Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam BOOR heeft geen aanvullende historische informatie opgeleverd.
9
Op de topografische kaart van 1963 is te zien dat er een gebouw, vermoedelijk een loods, ter plaatste van het plangebied staat. Deze is op kaarten tot in de jaren ’90 te zien. Tot kort geleden heeft een weg gelopen door het plangebied (zie luchtfoto pag. 6). Deze is tussen 1963 en 1974 aangelegd. Er zijn geen aanwijzingen dat tot aan de bouw van de recent gesloopte bebouwing in het plangebied andere dan agrarische activiteiten hebben plaatsgevonden. Het is mogelijk dat bij de bouw en sloop van de eerdere bebouwing en het verleggen van de infrastructuur de bodem is verstoord. 2.6 Conclusies bureauonderzoek Op basis van archeologisch onderzoek dat in de nabijheid van het plangebied is uitgevoerd, kan worden aangenomen dat vanaf maaiveld een overstromingsdek aanwezig is dat in en kort na 1373 is gevormd. Dit dekt vermoedelijk een ouder middeleeuws niveau, opgebouwd uit klei, af. Uit een onderzoek langs de Noldijk, op ca. een kilometer afstand van het plangebied, blijkt dat in dit niveau archeologische waarden zoals ontginningsgreppels aanwezig kunnen zijn. Onder dit middeleeuwse niveau is vermoedelijk Hollandveen aanwezig. Hierin kunnen bewoningsresten uit de IJzertijd en Romeinse tijd aanwezig zijn. Onder het Hollandveen zijn mariene of fluviatiele afzettingen aanwezig waarop bewoningssporen uit het Neolithicum kunnen worden aangetroffen. 2.7 Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek worden in het plangebied resten uit het Neolithicum verwacht. Deze kunnen worden aangetroffen in mariene dan wel fluviatiele afzettingen onder het Hollandveen. Mogelijk ligt dit niveau echter zo diep dat dit tijdens het booronderzoek niet wordt bereikt. Archeologische waarden uit de IJzertijd en mogelijk de Romeinse tijd worden verwacht op het Hollandveen. Hoewel er in de gemeente Barendrecht tot op heden geen vindplaatsen uit deze periode zijn onderzocht, zijn elders in Zuid-Holland, zoals op Voorne-Putten en in Midden-Delfland, wel archeologische waarden uit de IJzertijd op het veen gevonden. Vindplaatsen op het veen zijn doorgaans vondstarm, maar kunnen ook worden herkend aan een veraard niveau. Het is echter mogelijk dat door latere overstromingen of door bouwwerkzaamheden het veen is geërodeerd. Het is niet bekend op welke diepte de top van het veen zich bevindt. Op het veen kunnen, naast bewoning uit de IJzertijd en Romeinse tijd ook archeologische waarden vanaf de Late Middeleeuwen worden aangetroffen vanaf het moment van de ontginningen. Op het overstromingsdek kunnen sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden gevonden. In het zuidelijk deel van het plangebied, tegen de Gebroken Meeldijk aan, kunnen bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen. Verder van de dijk vandaan worden onder andere akkerlagen en ontginningsgreppels verwacht. De bodemmatrix (klei) en de wisselende grondwaterstanden maken dat de omstandigheden relatief ongunstig zijn voor het aantreffen van (onverkoolde) organische vondsten. Anorganische vondsten kunnen wel in goede staat voorkomen.2 Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen is een verkennend booronderzoek uitgevoerd.
2
Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam geeft aan zich niet volledig in deze verwachting te kunnen vinden. Voor de top van het Hollandveen geldt geen archeologische verwachting; er zijn geen vindplaatsen in deze stratigrafische positie in Barendrecht aangetroffen uit deze periode, maar wel uit de Late Middeleeuwen (tot 1373).
10
3. Veldonderzoek 3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet Het doel van het verkennend booronderzoek is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is en waar niet dan wel ten dele. Daarnaast wordt vastgesteld of het bodemprofiel en eventuele archeologische indicatoren aanleiding geven te veronderstellen dat archeologische waarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn. 3.2. Werkwijze In het plangebied aan de Gebroken Meeldijk 68 zijn zes boringen gezet (bijlagen 4 en 5) tot een diepte van maximaal 400 cm. Deze boringen zijn verdeeld over het plangebied. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma Boormanager van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en ywaarden) zijn ingemeten vanuit de lokale topografie. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het AHN. De opgeboorde monsters zijn door middel van verbrokkeling en versnijding in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot). 3.3. Resultaten 3.3.1. Lithologie, geologie en bodemopbouw Onder in boring 4 is vanaf een diepte van 380 cm tot 400 cm een pakket matig kleiig veen waargenomen, waarin zich veel houtresten bevinden. Het hout bestaat hoofdzakelijk uit wilgen- en elzenhout, hetgeen wijst op relatief vochtige condities in het plangebied ten tijde van deze begroeiing. Bovenop het veen is een matig siltige kleilaag waargenomen met een dikte van circa 20 cm (tussen 380 en 360 cm beneden maaiveld). De klei is kalkrijk, maar eveneens opvallend rijk aan houtresten van eerder genoemde boomsoorten. Er lijken geen schelpenresten aanwezig te zijn in het sediment. De afzetting van klei is weer tot stilstand gekomen, aangezien bovenop de klei wederom veen aanwezig is. Bovenop het veen is een zwak tot matig siltige zwak tot matig humeuze kleilaag aanwezig. De overgang tussen beide lagen is relatief scherp en vermoedelijk erosief. De kleilaag is donker(bruin)grijs en gevlekt met zwarte vlekken (van organisch materiaal; brokjes veen) en bevat sporen van roest als gevolg van lichte rijping van de klei. Opvallend is de grote hoeveelheid schelpen die aanwezig is in de klei. Het sediment wordt in grote getale gedomineerd door complete exemplaren van de moerasslak (vermoedelijk de spitse moerasslak, Viviparus Viviparus contectus, Gittenberger et al. 2003). Deze schelpen worden met name aangetroffen in niet te kleine stilstaande zoete wateren met relatief rijke plantengroei (boring 4, 5 en 6). Ook is een compleet exemplaar van de erwtenmossel (vermoedelijk de moerashoornschaal, Sphaeriidae Musculium lacustre) in boring 3 (tussen 170 en 200 cm beneden maaiveld, Gittenberger et al. 2003). Het aantreffen van deze soort wijst op soortgelijke leefcondities als de spitse moerasslak. Aangezien beide soorten een lichte verzilting verdragen, is het zeer waarschijnlijk dat het sediment tijdens rivieroverstromingen is afgezet, vermoedelijk vanuit de Oude Waal, één van de bovenstroomse verbindingen van het estuarium van de Maas (1800 – 619 BP, Berendsen & Stouthamer 2001). Direct bovenop deze klei is een pakket grijze sterk zandige klei aangetroffen, waarbij de overgang relatief scherp is met een afwisseling van zandlaagjes. Dit pakket sterk zandige klei wordt aangetroffen in boring 4, 5 en 6 tussen een diepte van circa 170 tot 240 cm beneden maaiveld tot aan het maaiveld. Dit pakket is sterk kalkhoudend en bevat kleine fragmenten schelp.
11
Het pakket vertoont overigens wel een verfijning van het sediment (en. fining upwards) naar het maaiveld toe. Vermoedelijk is dit pakket in een marien milieu afgezet, hoogstwaarschijnlijk tijdens de laatmiddeleeuwse transgressies, tussen 1373 (overstroming van de Riederwaard) en 1483 (inpoldering Polder Binnenland)3. Dit wordt bevestigd aan de hand van de conclusies getrokken uit eerdere onderzoeken die zijn uitgevoerd in het gebied ten zuidoosten van het plangebied (Wullink 2006, Peters 2002). De bodemopbouw in boring 4, 5 en 6 lijkt grotendeels intact gebleven: gemiddeld is circa 70 cm van het bodemprofiel ten opzichte van het maaiveld verstoord geraakt. Boring 1, 2 en 3 daarentegen laten een ander beeld zien. Het bodemprofiel is tot een diepte van 2,0 m ten opzichte van het maaiveld volledig recentelijk aangebracht. De boringen eindigen alle drie in een pakket wit grind dat vermoedelijk aangebracht is ten behoeve van de aanleg van de weg ten westen van het plangebied, respectievelijk op dieptes van 110, 90 en 30 cm ten opzichte van het maaiveld. Vanwege het grove karakter van het grind (mediaan ca. 1000-2000 µm) en de relatief hoge grondwaterstand (circa 110 cm beneden maaiveld) was het niet mogelijk monsters te nemen onder het grindpakket. 3.3.2 Archeologische indicatoren Tijdens het booronderzoek zijn geen directe archeologische indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied. Wel zijn in boringen 4, 5 en 6 in de humeuze klei brokjes houtskool aangetroffen. In boring 5 en 6 bevonden deze brokjes zich op een diepte van circa 170 tot 200 cm beneden maaiveld. In boring 4 is een brokje op een diepte van 270 cm beneden maaiveld aangetroffen. Het is onduidelijk in hoeverre deze brokjes houtskool te beschouwen zijn als archeologische indicatoren. Daarnaast zijn in ditzelfde traject enkele grindjes, een kiezel en enkele zandige en sintelachtige concreties aangetroffen. 3.4 Interpretatie Uit het booronderzoek is gebleken dat het plangebied in een veengebied gelegen heeft, waar vanuit rivieren bij overstromingen sediment werd afgezet. Zowel op een diepte van 320 tot 380 cm als op een diepte van 170 tot 220 cm beneden maaiveld zijn overstromingsafzettingen waar te nemen in de vorm van zwak tot matig siltige klei. Op basis van schelpenmateriaal is vastgesteld dat in ieder geval het meest ondiep gelegen sediment onder zoetwater condities is afgezet. Bij de afzetting van de klei is vermoedelijk de top van het onderliggende veen aangetast dan wel geërodeerd. De exacte oorsprong van de klei is niet met zekerheid vast te stellen, maar waarschijnlijk is deze afkomstig van de Oude Waal. In drie boringen, die vlakbij de Gebroken Meeldijk gelegen zijn, zijn in een zwak tot matig humeuze kleilaag op een diepte tussen circa 200 en 270 cm beneden maaiveld verschillende indicatoren aangetroffen waaronder fragmenten houtskool, grindjes en sintelachtige concreties. Er zijn geen directe indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Naar verwachting is de humeuze kleilaag afgezet in de periode tussen de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen; de kleilaag heeft vermoedelijk ergens in deze periode aan het maaiveld gelegen en drooggelegen toen het gebied in de loop van de 12e-13e eeuw ontgonnen werd. Daarvoor, ten tijde van de afzetting van de klei is het vermoedelijk te vochtig geweest. In de Late Middeleeuwen (gedurende de 13e en 14e eeuw) werden er als gevolg van stormvloeden en dijkdoorbraken mariene afzettingen afgezet bovenop de fluviatiele afzettingen en het veen. Deze afzettingen zullen in ieder geval niet jonger zijn dan 1484 na Chr. toen de Binnenlandse Polder, waarvan het plangebied deel uitmaakt definitief werd ingedijkt.4 Bebouwings- en bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd zullen naar verwachting niet in het plangebied worden aangetroffen. Deze zullen zich vermoedelijk bevinden op de dijk (die ten zuiden van het plangebied, ter plaatse van de Gebroken Meeldijk gelegen is).
3
Voorheen Duinkerke-III transgressie Uit informatie verstrekt door BOOR (telefonisch contact met dhr. Moree dd 9 juli 2009) blijkt, dat een dergelijke kleilaag met houtskoolspikkels in vrijwel heel Barendrecht is terug te vinden. Mogelijk is over een groot gebied door overstromingen nederzettingsmateriaal afgezet. Proefsleuvenonderzoek naar deze laag heeft tot op heden echter nooit archeologische waarden aan het licht gebracht, anders dan akkergerelateerde sporen. 4
12
Wel zijn in het plangebied zwak tot matig humeuze afzettingen aangetroffen die mogelijk vlak vóór de mariene overstromingen in de Late Middeleeuwen het oorspronkelijke maaiveld gevormd hebben. Sporen die hier mogelijk aangetroffen worden kunnen te relateren zijn aan de laatmiddeleeuwse ontginning van het gebied. Indicatoren zoals het in een Middeleeuwse laag aangetroffen houtskool kunnen op voormalig landgebruik wijzen. Oudere sporen worden naar verwachting binnen de onderzochte diepte van het plangebied niet aangetroffen. Doordat de top van het veen, het potentieel archeologisch niveau voor sporen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd aangetast is door erosie, zullen eventueel aanwezige resten uit deze periode niet meer intact aanwezig zijn.
13
4. Conclusies en aanbevelingen In opdracht van Tumoba Holding bv zijn in juni 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase (door middel van boringen) uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Gebroken Meeldijk 68 in Barendrecht, gemeente Barendrecht. Noch in het plangebied, noch in de directe omgeving van het plangebied is sprake van bekende archeologische waarden, zoals wettelijk beschermde archeologische monumenten en archeologische terreinen die op de Archeologische MonumentenKaart staan (AMK-terreinen). Desalniettemin kunnen zich in de bodem van het plangebied nog niet ontdekte archeologische waarden bevinden. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werden in het plangebied resten uit het Neolithicum, IJzertijd, Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd verwacht. Deze verwachting is gebaseerd op de aanwezigheid van Pleistoceen zand, Hollandveen en rivierkleiafzettingen die zich in de ondergrond van het plangebied bevinden, Vooral ter hoogte van de Gebroken Meeldijk werd, gezien de ontginningsas die hier ligt, de kans op het aantreffen van archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen reëel geacht. Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de archeologische verwachting voor wat betreft de IJzertijd en Romeinse tijd laag is, omdat het veen waarop archeologische waarden uit deze periodes werden verwacht, door latere rivierkleiafzettingen grotendeels is geërodeerd. Het Pleistocene zand en de hierop gelegen fluviatiele en mariene afzettingen werden tijdens het booronderzoek niet bereikt. Ter hoogte van de Gebroken Meeldijk is echter in drie boringen een humeuze kleilaag aangetroffen, waarin houtskoolbrokjes, grindjes en sintelachtige concreties werden aangetroffen. Er zijn echter geen directe archeologische indicatoren gevonden die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische waarden uit de Late Middeleuwen. 4.1. Beantwoording vraagstelling
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Het bovenste deel van de bodem wordt gevormd door een dik overstromingsdek, dat grotendeels in 1373 is gevormd. Hieronder is een humeuze kleilaag aanwezig, die vermoedelijk tussen de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen is gesedimenteerd. De vorming van deze kleilaag heeft geleid tot erosie van de top van het Hollandveen. In dit Hollandveen zijn kleilagen aanwezig, waaruit kan worden afgeleid dat het veenmoeras werd doorsneden door rivieren. Oudere niveaus zijn niet aangeboord.
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
In de noordwestelijke helft van het plangebied (boringen 1, 2 en 3) is de bodem niet intact. Hier is een grindlaag aangeboord, die vermoedelijk samenhangt met een weg die in de tweede helft van de 20e eeuw is aangelegd, maar inmiddels niet meer bestaat. In de zuidoostelijke helft (boringen 4, 5 en 6) is de bodemopbouw wel grotendeels intact. Het diepst aangetroffen niveau betreft kleiig veen, dat soms wordt onderbroken door kleilagen. Hierboven is een humeuze kleilaag aanwezig, waarin houtskoolfragmenten zijn aangeboord. Dit toont aan dat deze laag mogelijk is omgewerkt. Boven dit niveau is een dik pakket zandige klei aanwezig. De bovenste 70 tot 100 cm van deze laag is recent geroerd, zoals blijkt uit de aangetroffen puinfragmenten.
Zijn er archeologische waarden aanwezig in het plangebied?
Er kunnen in het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn. De houtskoolspikkels die zijn aangetroffen duiden vermoedelijk op een akkercomplex, dat dateert van voor de overstromingen in 1373. Vanwege de relatief grote afstand van het plangebied tot het dijklichaam van de Gebroken Meeldijk is het niet aannemelijk dat bebouwing in het plangebied aanwezig is geweest. Er zijn hiervoor ook geen aanwijzingen gevonden tijdens het booronderzoek.
14
Wat is de diepteligging van eventueel aanwezige archeologische resten?
De kleilaag waarin vermoedelijk een akkercomplex aanwezig is, kan worden aangetroffen tussen ca. 200 en 270 cm –mv.
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werden in het plangebied resten uit het Neolithicum verwacht. Deze kunnen worden aangetroffen in mariene dan wel fluviatiele afzettingen onder het Hollandveen. Mogelijk ligt dit niveau echter zo diep dat dit tijdens het booronderzoek wordt bereikt. Archeologische waarden uit de IJzertijd en mogelijk de Romeinse tijd verwacht op het Hollandveen Laagpakket. Het is echter mogelijk dat door latere overstromingen of door bouwwerkzaamheden het veen is geërodeerd. In het overstromingsdek kunnen sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden gevonden. In het zuidelijk deel van het plangebied, tegen de Gebroken Meeldijk aan, kunnen bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen. Verder van de dijk vandaan worden onder andere akkerlagen en sloten verwacht. Het booronderzoek heeft het verwachtingsmodel grotendeels onderschreven. Het Neolithische niveau werd niet aangeboord, waardoor hierover geen uitspraken kunnen worden gedaan. Tijdens de vorming van het Hollandveen Laagpakket blijkt het plangebied regelmatig te zijn overstroomd, zoals kleilagen in het veen aantonen. De top van het veen is geërodeerd, waardoor sporen uit de IJzertijd en vermoedelijk ook Romeinse tijd niet meer intact zijn. In de kleilaag die het veen afdekt zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een akkerlaag, die vermoedelijk dateert uit de Late Middeleeuwen. Deze laag is afgedekt door een overstromingsdek dat is gevormd na 1373.
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?
De funderingen zullen worden aangelegd op een diepte van 70 cm –mv, terwijl de akkerlaag vanaf ca. 200 cm –mv aanwezig is. Dit betekent dat enkel de heipalen tot verstoring van het archeologisch niveau zullen leiden.
Kan een aantasting van het mogelijk aanwezige bodemarchief voorkomen worden door planaanpassing?
Wanneer het gebouw niet zal worden onderheid, zal de archeologische laag intact blijven. Wel kunnen veranderingen in druk en grondwaterstand leiden tot verslechtering van de conserveringsomstandigheden. 4.2. Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het plangebied vermoedelijk een bodemniveau uit de Late Middeleeuwen (daterend van vòòr 1373) aanwezig is, waarin houtskoolspikkels aanwezig zijn. Deze laag wordt echter in vrijwel heel Barendrecht aangetroffen en bevat voor zover bekend zelden archeologische waarden. Bovendien is het vanwege de ligging van het plangebied ten noorden van het dijklichaam van de Gebroken Meeldijk niet aannemelijk dat de aangetroffen houtskoolbrokjes gerelateerd kunnen worden aan bewoningssporen. Daarnaast ontbreken concrete archeologische indicatoren. Wij schatten daarom het risico dat als gevolg van de nieuwbouw behoudenswaardige archeologische waarden worden verstoord als laag in. Derhalve acht Becker & Van de Graaf nader onderzoek naar deze locatie niet noodzakelijk. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.
15
4.3. Betrouwbaarheid Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Indien archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij het Rijk gemeld te worden.
16
Literatuur en kaarten Alterra, z.j.: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 37 W/O, Wageningen. ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25.000, Den Haag. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands, Assen. Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda. Gittenberger, E. et al., 2004, Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water, De Nederlandse zoetwatermollusken, Gittenberger, E. & A. W. Janssen (eds.), 2nd ed, Nederlandse Fauna 2: 1-292. Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Peters, F.J.C., 2002: Bedrijventerrein Ziedewij, een inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen in de gemeente Barendrecht, BOOR-rapport 83, Rotterdam SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda. Uitgeverij Nieuwland, 2005: Grote Historische topografische Atlas, 1905, Zuid-Holland, schaal 1:25.000, Tilburg. Verschoor, G.C.W., 2009: Plan van aanpak. Gebroken Meeldijk 68 in Barendrecht, gemeente Barendrecht, Noordwijk (Intern rapport, Becker & Van de Graaf). Wullink, A.J., 2006a: Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) op een perceel naast Noldijk 84 te Barendrecht, gemeente Barendrecht (Z.-H.), ARC-Rapporten 2006-21, Geldermalsen. Wullink, A.J., 2006b: Een aanvullend archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen, aan de Noldijk te Barendrecht, gemeente Barendrecht (Z.-H.), ARC-Rapporten 200641, Geldermalsen.
Geraadpleegde internetsites Actueel Hoogtebestand Nederland: www.ahn.nl/kaart ARCHIS: http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html CHS Zuid-Holland: http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/kaart_chs.html Gemeente Barendrecht: www.barendrecht.nl Minuutplan en andere topografische kaarten: www.watwaswaar.nl
17
Lijst van afkortingen en begrippen Afkortingen AMK ASB Archis BP CHS IKAW KNA mv NAP PvA PvE RCE SIKB
Archeologische Monumenten Kaart Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode Archeologisch Informatie Systeem Before Present (Present = 1950) Cultuurhistorische Hoofdstructuur Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Plan van Aanpak Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Verklarende woordenlijst antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek eerdgrond grond met een humushoudende minerale bovengrond van meer dan 50 cm, ontstaan door invloed van de mens, vaak gaat het om een esdek horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm slak steenachtig afval van metaal- of aardewerkproductie vaaggrond grond zonder duidelijke tekenen van bodemvorming zavel grondsoort die tussen 8 en 25% klei (deeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat
18
Bijlage 2: Archis-informatie bron: Archis II (RCE).
Archeologische informatie geraadpleegd via archis2 en de website van de RACM 9800098000
30060
430000
430000
19728
10018 10337 9106 10314
30256
!
23709
9800098000
Legenda
( !
IKAW
monumenten
vondstmeldingen waarnemingen
Terrein van archeologische betekenis
lage trefkans (water)
plangebied
Terrein van archeologische waarde
middelhoge trefkans (water)
onderzoeksmeldingen
Terrein van hoge archeologische waarde
hoge trefkans (water)
Terrein van zeer hoge archeologische waarde
lage trefkans
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
water middelhoge trefkans ongekarteerd
0
62.5
125
250 Meter
hoge trefkans zeer lage trefkans
−
Bijlage 3: Overzicht Archismeldingen Waarnemingen Nummer Omschrijving 23709 Subrecente sloot
Tijdvak Nieuwe tijd
Onderzoeksmeldingen Nummer Uitvoerder 9106 RAAP 10018 RAAP 10314 RAAP 16025 ARC 30060 BOOR 30256 BOOR
Jaar 2002 1994 1994 2006 2008 2002
bron: Archis II (RCE).
Bijlage 4: Boorlocatiekaart
Bijlage 5: Boorbeschrijvingen
Boring:
1
Boring:
2
Boring:
3
Datum:
10-6-2009
Datum:
10-6-2009
Datum:
10-6-2009
X:
97670
X:
97678
X:
97684
Y:
429826
Y:
429818
Y:
429836
Maaiveld [m]
-0.8
Maaiveld [m]
-0.7
Maaiveld [m]
-0.7
GWS:
160
GWS:
140
GWS:
Opmerking:
0
Opmerking: braak Zand, uiterst fijn, matig siltig, sterk humeus, brokken klei, sporen puin, brokken baksteen, donker grijsbruin
0
Opmerking: braak Klei, sterk zandig, sterk humeus, sporen puin, sporen schelpen, sporen grind, donker grijsbruin
0
braak Zand, zeer fijn, zwak siltig, sporen puin, grijsgeel
Grind, fijn, siltig, grijswit 50
100
50
Zand, uiterst fijn, matig siltig, matig humeus, sterk grindig, sporen glas, sporen puin, donker grijsbruin
Zand, uiterst fijn, matig siltig, matig humeus, sterk grindig, sporen puin, grijsbruin
50
Grind, fijn, siltig, grijswit 100
100
Grind, fijn, siltig, grijswit
150
150
Grind, fijn, zwak zandig, gestaakt in grind
Grind, fijn, zwak zandig, gestaakt in grind 200
200
Projectcode: 15200509
Boring:
4
Boring:
5
Boring:
6
Datum:
10-6-2009
Datum:
10-6-2009
Datum:
10-6-2009
X:
97689
X:
97694
X:
97688
Y:
429824
Y:
429813
Y:
429815
Maaiveld [m]
-0.6
Maaiveld [m]
-0.9
Maaiveld [m]
-0.8
GWS:
140
GWS:
140
GWS:
Opmerking:
0
Opmerking: braak Zand, uiterst fijn, zwak siltig, sporen grind, licht grijsbruin, ca2
0
Opmerking: braak Zand, uiterst fijn, zwak siltig, sporen puin, grijsgeel, zwarte vlekken
0
braak Klei, zwak zandig, sporen roest, sporen puin, sporen asfalt, grijsbruin
Klei, matig zandig, zwak humeus, sporen puin, donkergrijs, ca2
50
Klei, matig zandig, zwak humeus, sporen schelpen, brokken zand, sporen planten, sporen roest, donkergrijs, ca2
50 Klei, zwak zandig, matig humeus, sporen puin, sporen roest, grijsbruin
Klei, matig zandig, sporen roest, sporen planten, grijs, ca3
100
Klei, sterk zandig, sporen schelpen, donkergrijs, schelpenlaagje op 180 en 230 ca3
50
100
Klei, matig zandig, sporen roest, sporen schelpen, grijs
Klei, matig zandig, grijs
100
Klei, sterk zandig, sporen schelpen, grijs
150
150
Zand, uiterst fijn, matig siltig, sporen schelpen, grijs
150
Klei, matig siltig, matig humeus, sporen schelpen, sporen planten, sporen houtskool, grijsbruin 200
250
200
Veen, sterk kleiïg, bruin, scherpe overgang
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen houtskool, grijsbruin 200
Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen houtskool, grijsbruin, ca3
Veen, zwak kleiïg, sporen hout, donkerbruin, scherpe overgang ca1
300
350
Veen, sterk kleiïg, sporen hout, bruin, elzenhout ca1 Klei, matig siltig, matig humeus, sporen hout, licht bruingrijs, ca3
Veen, sterk kleiïg, sporen hout, bruin, ca1 400
Projectcode: 15200509
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
Legenda afkortingen Archeologische Boorbeschrijving (conform ASB 2008) Percentages en Mediaan Klasse Zandmediaan Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Afkorting Nieuwvormingen FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties Code Bodemkundige interpretaties BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont Code Bodemhorizont BHA A-horizont BHAB BHAC BHAE BHB BHBC BHC BHE BHEB BHO BHR
AB-horizont AC-horizont AE-horizont B-horizont BH-horizont C-horizont E-horizont EB-horizont O-horizont R-horizont
Omschrijving Minerale bovengrond Overgangshorizont Overgangshorizont Overgangshorizont Inspoelingshorizont Overgangshorizont Uitgangsmateriaal Uitspoelingshorizont Overgangshorizont Strooisellaag Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens Afkorting Afmeting Klasse overgangszone BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk BSE < 0,3 cm Basis scherp Kalkgehalte Code Kalkgehalte CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Code Omschrijving AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen GLS Glas HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten
Bijlage 6: Periodentabel
6. Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht - situatie 2008 en school op De Bongerd, Movares, -FH-090020987/2
GEML^NTE "BARENORECHT INGEKOMEN reg. nr.
Vormgeven aan bereikbaarheid
1 8 SEP. 2009 afdoen Pr^o^-cJrrt^o.; ovb JA/NEE ^ kopie
Gemeente Barendrecht t.a.v. mevrouw C. van Grunsven PostbusSOl 2990 EA Barendrecht
Uw kenmerk Uw brief van Ons kenmerk Projectnummer Behandeld door Onderwerp
Movares
Movares Nederland B.V. Daalse Kwint Postbus 2855 3500 GW Utrecht Telefoon 030-265 3304 Telefax
[email protected]
J
opdrachtnr 79273 4 september 2009 RL-JL-090029916/RL101138-mwl RL101138 F. Hobelman Levering eindrapportage Exteme Veiligheid Spooromgeving Barendrecht. Utrecht, 17 september 2009 Geachte mevrouw Van Grunsven, Hierbij ontvangt u in tweevoud rapportage 'Exteme Veiligheid Spooromgeving Barendrecht' met kenmerk FH-090020987/2, d.d. 17-9-2009 t.b.v. het meerwerk 'Nieuwe berekeningen monitoringmodel Barendrecht', RL101138 (uw opdrachtnummer 79273). De rapportage is reeds digitaal verstuurd naar dhr. A. Raaijmakers. Met deze eindlevering beschouwen wij deze meerwerk opdracht als afgehandeld. Binnenkort ontvangt u zoals afgesproken een eindfactuur voor de gemaakte kosten. Met vriendelijke groet, Movares Nederland B.V.
ir. R.B. van Aken Projectmanager
Bijlagen 2 x rapportage Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Aan Van Telefoon Kenmerk Projectnummer Onderwerp Datum
Movares
Gemeente Barendrecht - Mevr. C. van Grunsven Frits Hobelman 030 2653397 / 0651093176 -FH-090020987/2 RL101138/MW1 Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht - situatie 2008 en school op De Bongerd - VI.0 17 september 2009
Inleiding
In februari 2009 heeft Movares het monitoringmodel Barendrecht opgeleverd. Eén onderdeel van dat model is de berekening van de exteme veiligheid voor omwonenden als gevolg van het goederenvervoer over het spoor door de gemeente Barendrecht. Deze berekening is uitgevoerd met het aantal bewoners en werkplekken volgens de wijkindeling per 1 januari 2006 (afkomstig van de afdeling Onderzoek en Statistiek van de gemeente Barendrecht). Voor de berekening van deze situatie was de bevolking uitgebreid met het toekomstig aantal bewoners en werkenden ter plaatse van de nieuwe zwembadlocatie en het stationsgebied zoals opgegeven door de gemeente (conform IVA). Deze objecten komen in de nu aangeleverde gegevens niet voor en zijn daarom deze keer weggelaten. In juni 2009 heeft de Gemeente Barendrecht Movares opdracht gegeven de berekening van de exteme veiligheid voor omwonenden opnieuw uit te voeren voor de huidige situatie (referentie met gegevens van 2008) en voor een aantal scenario's voor ontwikkeling van een bedrijventerrein. De betreffende rapportage is 9 juli 2009 geleverd. In aanvulling op de analyse van juli 2009 heeft de gemeente Barendrecht opdracht gegeven de berekening van exteme veiligheid voor omwonenden uit te voeren voor de mogelijke ontwikkeling van een school op sportpark De Bongerd. Uitgangspunt
Uitgangspunt van de nieuwe berekening is het rapport "Monitoringmodel groepsrisico's omwonenden en reizigers Barendrecht", kenmerk 1O-M2-070006246, versie 4.0 vrijgegeven, 19 februari 2009, Movares drs. M.J.E.A. Zentjens-Thijssen. In dit rapport wordt zowel het "plaatsgebonden risico" (PR) als het groepsrisico (GR) berekend. Omdat het PR (risicocontouren) niet wordt beïnvloed door het aantal in de spooromgeving aanwezige personen wordt alleen het GR opnieuw bepaald. Voor het PR en voor de transportgegevens kan voornoemd rapport worden geraadpleegd. Uitleg groepsrisico
Het Groepsrisico (GR) heeft betrekking op de kans dat er als gevolg van een ongeval tijdens het transport van gevaarlijke stoffen een groep personen gelijktijdig om het leven komt. In bijlage III van dit rapport wordt het begrip GR toegelicht.
-FH-090020987 1/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
Aanpak van de analyse
1. De gemeente Barendrecht heeft voor het aantal bewoners en werkplekken de aantallen aangeleverd voor de situatie 2008 en de ontwikkeling van een school op sportpark De Bongerd. De aantallen zijn in dezelfde blokken aangeleverd als de gegevens in de rapportage van juli 2009, namelijk met een gesplitst blok 13 (13N en 13Z). De invoergegevens zijn opgenomen in bijlage I van deze rapportage. Het reizigers- en goederenvervoer verandert niet. 2. Voor de situatie 2008 (referentie) en het door te rekenen plan wordt het aantal bewoners en het aantal werkplekken per blok ingevoerd in het RBMII model en wordt het groepsrisico omwonenden en werkenden binnen de spooromgeving berekend. Versie RBMII
Het onderzoek is uitgevoerd met versie 1.3 (build 247, november 2008) van het softwarepakket RBMII. Dit is een nieuwere versie dan die waarmee de eerdere analyses zijn uitgevoerd. Aanwezigheid dag en nacht
De gemeente heeft als input voor deze analyse het aantal inwoners en werkplekken per RBMIIblok aangeleverd. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van mensen overdag en 's nachts. RBMII vereist dit onderscheid voor alle scenario's. In eerdere berekeningen werd aangenomen dat 100% van het aantal inwoners overdag en 's nachts aanwezig is in de woningen. Dit is een conservatieve aanname, omdat heel veel inwoners overdag niet thuis zijn. In deze eerdere berekeningen is voor alle wijken ten westen van het spoor alleen gerekend met inwoners, niet met werkplekken. In de invoergegevens voor de huidige analyse zijn voor deze wijken wel aantallen werkplekken aangegeven. Als we nu zouden kiezen voor 100% bezetting van woningen plus 100% bezettingen van werkplekken overdag, komt er een resultaat uit dat veel ongunstiger is dan bij de eerdere berekeningen. Movares heeft nu gerekend met de volgende verdeling: • Woningen zijn overdag 40% bezet en 's nachts 100%. • Werkplekken zijn overdag 100%» bezet en 's nachts 10%; Resultaten
Voor de referentiesituatie en het door te rekenen plan zijn de volgende groepsrisico's berekend: • Groepsrisico voor het totale tracé; • Het groepsrisico op het punt met de maximale waarde voor het groepsrisico. Scenario Referentie 2008 Ontwikkeling school op sportpark "De Bongerd"
GR totale tracé 1,17* OW 1,55* OW
GR maximaal 2,00 * OW 2,93 * OW
Tabel 1: Berekend groepsrisico (GR) ten opzichte van de oriënterende waarde (OW)
De grafieken met de GR-curven zijn opgenomen in bijlage II voor zowel het totale tracé als voor het punt met de maximale waarde voor het groepsrisico. Hierin is ook het aantal slachtoffers af te lezen.
-FH-090020987 2/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
De locatie met het hoogste groepsrisico is de referentiesituatie en het doorgerekende scenario hetzelfde, namelijk een plaats ten noorden van de noordelijke tunnelmond. In onderstaande figuur geeft de rode lijn over de spoorbaan alle locaties aan waar het groepsrisico groter is dan de oriënterende waarde. De gele cirkel geeft het punt aan met het maximale groepsrisico. De gele lijn geeft locaties met een hoog groepsrisico. De nummers in de gele blokken zijn de gehanteerde wijknummers.
Figuur 1: Locaties met overschrijding oriënterende waarde - zowel referentie als doorgerekend scenario. Conclusies
Totale tracé Het groepsrisico van het totale tracé ligt iets boven de oriënterende waarde (OW) in klasse C. Dit betekent dat de oriënterende waarde mogelijk wordt overschreden. De OW is echter geen norm, maar dient meer als ijkpunt. Maximale waarde Het maximale groepsrisico langs het spoortracé ligt zo'n 400 meter ten noorden van de noordelijke tunnelmond. Aan de westzijde bevinden zich nu sportvelden waar de locatie van de nieuwe school is gedacht. De maximale waarde is hier bijna 3 keer de oriënterende waarde en komt daarmee in klasse E. Dat betekent dat de oriënterende waarde nagenoeg zeker wordt overschreden.
-FH-090020987 3/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
Voor het groepsrisico geldt bij een ruimtelijk besluit tevens een verantwoordingsplicht bij een wijziging van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie. Dit is het geval bij de bouwplannen voor een school op sportpark De Bongerd. De verantwoordingsplicht bestaat uit de verschillende stappen: 1. Vaststellen van de risico's van de huidige situatie. 2. Vaststellen van het risico na realisatie van de nieuwe plannen. 3. Ruimtelijke onderbouwing van het plan. 4. Maatregelen ter beperking van de risico's. 5. Mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.
-FH-090020987 4/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Bijlage I: Invoergegevens. Referentiesituatie jaar 2008. RBMII-blok
Wijknr. Inwoners
Werkplekken
1
101
433
102
441
38
2
204
558
413
3
206
849
371
207
610
13
205
597
4
308
1022
27
409
1432
4 5
Totaal dag
973 1360,6
Totaal
Opp. Opp.
Nacht
In ha In ha.
975,1
13
636,2
599,3
967,6
1497,4
Bew/ha
Aanwezig per m 2 Overdag s nachts
31
60,8
0,004389
0,003145
52
52
18,7
0,001223
0,001153
15
26
70,9
0,003722
0,005759
22
75
0,003085
0,007373
54
49,4
0,002658
0,003921
52
56,8
0,002474
0,005372
18
11 678,6
1622,1
7 15
584 1435,4 2117,3
36
410
624
511
1097
512
1679
59
7
513
1116
32
478,4
1119,2
13
13
88,3
0,003680
0,008609
8
614
762
27
331,8
764,7
28
28
28,2
0,001185
0,002731
9
3162
95
65
103
101,5
180
180
0,9
0,000057
0,000056
10
3163
411
128
292,4
423,8
111
111
4,9
0,000263
0,000382
11
3054
157
17
79,8
158,7
42
42
4,1
0,000190
0,000378
12
5070
4
1062
1711
180,7
25
38
45,2
0,004503
0,000476
5071
6
645
13N
5072
5
2874
13Z
5073
12
5074
5
6
14
29
18
117 1286,4 2793,6
24 28
13 2876
292,4
47
47
61,2
0,006119
0,000622
818 1529,8
169,3
21
60
25,5
0,002550
0,000282
20
56,9
0,005486
0,000875
317
5075
0
388
5076
68
1070
24 15 1097,2
175
20
-FH-090020987 5/10 Movares Nederland BV. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
Scenario : School op sportpark De Bongerd (rode cijfers zijn afwijkingen ten opzichte van de referentiesituatie) RBMII-blok
Wijknr. Inwoners
Werkplekken
1
101
433
38
Totaal dag
973 1360,6
Totaal
Opp. Opp.
Nacht
In ha In ha.
975,1
13
Bew/ha
Aanwezig per m 2 Overdag s nachts
31
60,8
0,004389
0,003145
102
441
2
204
558
1133
1356,2
671,3
52
52
32,6
0,002608
0,001291
3
206
849
371
967,6
1497,4
15
26
70,9
0,003722
0,005759
207
610
13
205
597
4
22
75
0,003085
0,007373
308
1022
27
409
1432
54
49,4
0,002658
0,003921
410
624
511
1097
52
56,8
0,002474
0,005372
512
1679
59
7
513
1116
32
478,4
1119,2
13
13
88,3
0,003680
0,008609
8
614
762
27
331,8
764,7
28
28
28,2
0,001185
0,002731
4 5 6
18
11 678,6
1622,1
7 15
584 1435,4 2117,3 29
36 18
117 1286,4 2793,6
24 28
9
3162
95
65
103
101,5
180
180
0,9
0,000057
0,000056
10
3163
411
128
292,4
423,8
111
111
4,9
0,000263
0,000382
11
3054
157
17
79,8
158,7
42
42
4,1
0,000190
0,000378
12
5070
4
1062
1711
180,7
25
38
45,2
0,004503
0,000476
5071
6
645
13N
5072
5
2874
13Z
5073
12
5074
5
317
24
5075
0
388
15
5076
68
1070
14
13 2876
292,4
47
47
61,2
0,006119
0,000622
818 1529,8
169,3
21
60
25,5
0,002550
0,000282
20
56,9
0,005486
0,000875
1097,2
175
20
-FH-090020987 6/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
Bijlage II: GR-Grafieken De horizontale blauwe en rode lijnen zijn hulplijnen om op de Y-as de ongevalfrequentie te kunnen aflezen: in blauw de frequentie voor het berekende groepsrisico, in rood de frequentie die hoort bij de oriënterende waarde bij hetzelfde aantal slachtoffers. De verticale blauwe lijn is een lulplijn om het aantal slachtoffers goed te kunnen aflezen.
Figuur 2: GR-Grafiek - Totale tracé - Referentiesituatie
Figuur 3 GR-Grafick - Maximale waarde - Referentiesituatie
-FH-090020987 7/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk -FH-090020987/2
J
:"
:
■■■■■■■■■■'
■
10'
j 10'
i
2,8*10-7
~
, L
K^_
', Hf
1.8 MO-? i
'M
IO-
w
S '""N 10
irf
Aantal slachtoffers 17 jv f"
Ork-ntatiewaarde Groepsrisico van de totale route. Hoogste groepsrisico per km. NB! Afstand kleiner dan 1000 trr
Figuur 4: GR-Grafiek - Totale tracé - Scenario school op De Bongerd
icr
nf Aantal slachtoffers
|7 |7 F
Oriëntatiewaarde 9 - Overkapmond 2 Noord Norm-OR NB! Afstand kleiner dan 1000 m: 9 - Overkapmond 2 Noorddeel: 61.39 tot S1,85 m
Figuur 5 GR-Grafiek - Maximale waarde - Scenario school op De Bongerd
-FH-090020987 8/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
Bijlage III: Toelichting groepsrisico Het Groepsrisico (GR) heeft betrekking op de kans dat er als gevolg van een ongeval tijdens het transport van gevaarlijke stoffen een groep personen gelijktijdig om het leven komt. Het GR voor een ongeval waarbij gelijktijdig N personen omkomen wordt gegeven door: GR(N) =fN *N 2, waarbij fN de kans op het ongeval is en N het aantal slachtoffers. Het uitgangpunt hierbij is dat omvang van en kans op een ongeval niet uitwisselbaar zijn. Een kleine kans op een groot ongeval wordt minder acceptabel geacht dan een grotere kans op een veel kleiner ongeval. In de formule is daarom het aantal slachtoffers kwadratisch aanwezig en de kans enkelvoudig. Voor het groepsrisico is geen wettelijke norm vastgelegd maar wordt er uitgegaan van een oriënterende waarde. Dit betekent dat het bevoegd gezag gemotiveerd van de waarde mag afwijken. Het GR mag bij voorkeur niet groter zijn dan de oriënterende waarde. De kans op een ongeval waarbij in één keer 10 slachtoffers vallen mag niet groter zijn dan 10"4, dat wil zeggen eens per tienduizend jaar. De kans op een ongeval met 100 slachtoffers mag niet groter zijn dan IO"6, dat wil zeggen eens per miljoen jaar. In Figuur 6 is een voorbeeld gegeven van een grafiek voor het groepsrisico. Zowel de horizontale als de verticale as zijn logaritmisch. 1,OOE-01 l.OOE-OZ
brand / ontsporing
. grote brand, tar.kwaigon / vuurws^ / vliegtuig *■
zeer giftige gassen / BtfVE 4
>
C
ffl
aantal slachtoffers Figuur 6: Voorbeeld van een grafiek voor Groepsrisico
Bij meer vervoer neemt de kans op een ongeval toe en komt de grafiek hoger te liggen. Bij een hogere bevolkingsdichtheid zijn de gevolgen groter en schuift de grafiek naar rechts. Indeling van het Groepsrisico vindt plaats in klassen. De verschillende klassen zijn:
-FH-090020987 9/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
Movares
Vormgeven aan bereikbaarheid
Rapportage Externe Veiligheid Spooromgeving Barendrecht Kenmerk
-FH-090020987/2
1 Klasse van het GR A B C
P
IE
Berekend risico ten opzichte van de oriënterende waarde (OW) kleiner dan 0,01 maal OW 0,01 tot 0,1 maal OW 0,1 tot 1 maal OW 1 tot 2 maal OW 2 tot 10 maal OW
Tabel 2: Classificatie van het groepsrisico
Klasse A, B en C houden een verder afnemend groepsrisico in dat kleiner tot zeer veel kleiner is dan de oriënterende waarde. Klasse D houdt in dat de oriënterende waarde mogelijk wordt overschreden. Voor klasse E geldt dat het nagenoeg zeker is dat de oriënterende waarde (ruim) wordt overschreden.
-FH-090020987 10/10 Movares Nederland B.V. / Utrecht Kamer van Koophandel 30124367
7. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oost te Barendrecht, Verantwoording
berekening
Plaatsgebonden
Movares, FH-100009286/RL101144
Risico,
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oost te Barendrecht. Externe Veiligheid Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
Uitgevoerd door Auteur Kenmerk Versie Status Datum
-FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1
: Movares Nederland B.V. : F.H. Hobelman : FH-100009286/RL101144 : 0.1 : Concept : 9 april 2010
1/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
1 De vraag Tot de verantwoordingsplicht voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein Oost behoort voor de gemeente Barendrecht ook de plicht om verantwoording af te leggen over de externe veiligheid. Daartoe is door Movares het Plaatsgebonden Risico (PR) berekend. In dit document wordt uitgelegd op welke wijze deze berekening is uitgevoerd. Voor de ruimtelijke onderbouwing van het nieuwe bestemmingsplan “Bedrijventerrein Oost” is door de gemeente Barendrecht opdracht gegeven aan Movares om het Plaatsgebonden Risico (PR) met betrekking tot externe veiligheid van de spooromgeving Barendrecht vast te stellen. Het betreft het PR dat veroorzaakt wordt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorcorridor door Barendrecht. Externe veiligheid bevat twee componenten: 1. Groepsrisico (GR): Hiervoor heeft Movares het “Monitoringsmodel groepsrisico’s omwonenden en reizigers Barendrecht” vervaardigd dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Berekening van het GR maakt geen onderdeel uit van deze opdracht. 2. Plaatsgebonden Risico (PR). Daarover gaat de uitgevoerde berekening. Voor onderbouwing van een bestemmingsplan is niet alleen de toekomstige situatie van belang, maar ook het verschil tussen de toekomst en de huidige situatie. Daarom is het PR berekend voor de huidige situatie en voor de toekomstige situatie in het jaar 2020. 1.1
Het plangebied (bron: Internet)
Het plangebied omvat het bedrijventerrein ten oosten van Barendrecht. Dit terrein grenst in het noordwesten aan de spoorlijn, de gemeentegrens Rotterdam in het noorden (Wester Hordijk en Zevenbergsedijkje), de gemeentegrens Ridderkerk (Veerambachtsweg en Tuindersweg) vormt de oostelijke grens en de Boezemweg vormt de grens in het zuidenoosten.
-FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1
2/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
2 Invoergegevens 2.1
Hergebruik rekenmodel
Movares heeft in het verleden het “Monitoringsmodel groepsrisico’s omwonenden en reizigers Barendrecht”1 vervaardigd. Daarbij zijn onder meer de modellen ontwikkeld voor het berekenen van het groepsrisico (GR) met het programma RBMII. In deze verantwoording wordt regelmatig naar het “Monitoringsmodel” verwezen omdat daarin veel informatie staat die voor de berekening van het PR is gebruikt. Wij hebben de modellen die zijn gebruikt binnen het Monitoringsmodel hergebruikt voor het bepalen van het PR inclusief de onderliggende analyses. Daarvan noemen we met name de analyse “Verwerking van de invloed van de overkapping Barendrecht in de berekeningen van het groepsrisico externe veiligheid” (Movares, versie 3.0, 10 februari 2009) omdat daarin het effect van de overkapping en de concentratie van gevaarlijke stoffen bij de tunnelmonden is beschreven.
2.2
Uitbreiding model
In het rekenmodel behorende tot het Monitoringsmodel is één doorgaande spoorlijn gemodelleerd voor de spoorcorridor in de nabijheid van de overkapping (de blauwe lijn in onderstaande figuur). Omdat het plangebied van het bestemmingsplan zich ten noorden van de A15 uitstrekt tot aan de gemeentegrens met Rotterdam, is voor deze berekening de afsplitsing van goederen richting Havenspoorlijn aan het rekenmodel toegevoegd (de rode lijn). De overige spoortracés zijn niet in het model opgenomen omdat zij gezien hun ligging en geringe transportgegevens geen invloed zullen hebben op de PR-contouren aan de oostzijde van het spoor.
1
"Monitoringmodel groepsrisico's omwonenden en reizigers Barendrecht", kenmerk lO-M2070006246, versie 4.0 vrijgegeven, 19 februari 2009, Movares drs. M.J.E.A. Zentjens-Thijssen. -FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1
3/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
2.3
Benodigde invoergegegens
Bij de berekening van externe veiligheid zijn de volgende gegevens van belang: Routegegevens; Transportgegevens; Bebouwingsgegevens.
2.4
Routegegevens
Voor het vervoer van goederen, waaronder de gevaarlijke stoffen, zijn in de spoorcorridor van Barendracht drie van de negen aanwezige sporen gereserveerd, namelijk de sporen BE, CE en DE. Deelsysteem
Buis
Sporen
Rijrichting
Conventionele reizigersporen
1
L&K
van Zwijndrecht naar Rotterdam
2
J&H
van Rotterdam naar Zwijndrecht
3
BE & CE
van Kijfhoek naar IJsselmonde/Rotterdam/Waalhaven
4
DE
van Waalhaven naar Kijfhoek
5
S
van Rotterdam naar Breda / België
T
van Breda / België naar Rotterdam
Goederensporen HSL-sporen
Tabel 2.1 Overzicht sporen in de overkapping Barendrecht Buis 5 spoor T spoor S
Buis 4 spoor DE
Buis 3 spoor CE spoor BE
Buis 2 spoor H
spoor J
Buis 1 spoor K spoor L
Het is niet bekend hoe de verdeling van het vervoer gevaarlijke stoffen is over de sporen DE, CE en BE. Daarom is bij de berekening het middelste goederenspoor CE in het rekenmodel opgenomen. De spooras is aan de hand van RD-coördinaten2 gemodelleerd met een spoorbreedte van 10 meter zodat de sporen BE en DE. Ongevalpunten worden door RBMII uniform verdeelt over de breedte en lengte van het traject. Het type spoor is “Hoge snelheid”.
2
Coördinaten volgens het RijksDriehoeks-stelsel
-FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1
4/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
2.5
Faalfrequenties
In het rapport “Monitoringsmodel” en onderliggende documenten zijn de faalfrequenties van de verschillende spoordelen in de spoorcorridor beschreven en onderbouwd. Daarbij is onder meer uitgelegd wat het effect is van de overkapping en is aandacht gegeven aan de concentratie van gevaarlijke stoffen die zich bij de tunnelmond kan ophopen bij een calamiteit in de overkapping. De faalfrequenties waarmee is gerekend zijn afkomstig uit het “Monitoringsmodel” en worden herhaald in de bijlagen A en B van deze verantwoording.
2.6
Transportgegevens
Er zijn twee berekeningen uitgevoerd. De eerste berekening is gedaan voor de huidige situatie. Daarvoor zijn transportgegevens gebruikt afkomstig van de afdeling “Vervoersanalyse en capaciteitsontwikkeling” van ProRail. Het betreft de realisatiegegevens 2008 van het vervoer van gevaarlijke stoffen in beladen ketelwagens / tankcontainers op jaarbasis. ProRail heeft deze realisatiegegevens van de vervoerders verkregen. De realisatiegegevens 2009 zijn nog niet beschikbaar. De tweede berekening heeft plaatsgevonden voor de toekomstige situatie in het jaar 20203. Daarvoor is gebruik gemaakt van prognoses die ProRail heeft aangeleverd met als bron de “Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen per Spoor, d.d. september 2007”en de “Second opinion Markverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen per Spoor, KIM, d.d. 5 december 2007. De transportgegevens zijn, net als in het Monitoringsmodel, gecorrigeerd om het effect van de overkapping en de concentratie van gevaarlijke stoffen bij de tunnelmonden te corrigeren. De onderbouwing hiervoor is gegeven in de analyse “Verwerking van de invloed van de overkapping Barendrecht in de berekeningen van het groepsrisico externe veiligheid” (Movares, versie 3.0, 10 februari 2009). De gecorrigeerde gegevens zijn te vinden in: Bijlage A: Voor de huidige situatie (realisatie 2008) Bijlage B: Voor de toekomstige situatie (2020)
2.7
Bebouwingsgegevens
De bebouwingsgegevens hebben geen invloed op het PR, maar het programma RBMII vereist om softwaretechnische redenen wel dat ze in het model worden opgenomen. Daarom gebruikten we de bebouwingsgegevens uit het “Monitoringsmodel” zonder deze te verifiëren of actualiseren. Dit heeft geen invloed op de uitkomsten, net zo min als het inbrengen van de bebouwingsgegevens uit verschillende varianten voor het bestemmingsplan.
3
In het Monitoringsmodel wordt tot nu toe gerekend met de vervoersprognose uit de MER Betuweroute (2015). Die MER-prognose ligt aanzienlijk hoger dan de prognose op basis van de “Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen” die in deze berekening wordt gehanteerd. -FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1
5/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
3 Resultaten 3.1
Digitaal bestand
De PR-contouren die met RBMII zijn berekend zijn omgezet naar AutoCad. Omdat RBMII niet de mogelijkheid biedt voor rechtstreekse opslag als of export naar AutoCad-bestanden is dit proces als volgt uitgevoerd: In RBMII zijn JPG-files aangemaakt met de ligging van de PR-contouren 10-6 en 10-7; Deze JPG-files zijn als ondergrond (XRef) in AutoCad ingepast; Vervolgens zijn de PR-contouren overgetrokken.
3.2
Ligging PR-contouren
De volledige ligging van de berekende PR-contouren is opgenomen in de AutoCad bestanden die bij deze berekening behoren en is daarom niet in dit document weergegeven. Ter informatie toont onderstaande tabel de afstand van de PR-contouren tot as spoor op een aantal kenmerkende locaties in de spoorcorridor. Realisatie 2008
Locatie
PR 10-6
PR 10-7
Grens Zuid 6 164 Tunnelmond zuid 11 180 Overkapping n.a. n.a. Tunnelmond Noord 12 190 Spoorboog 10 170 Spoor noordwaarts n.a. 12 Tabel: Ligging PR-contouren t.o.v. hart spoor in meters
Prognose 2020 PR 10-6
PR 10-7
18 20 n.a. 20 15 n.a.
253 265 n.a. 260 250 17
n.a. = Niet afgebeeld : RBMII berekend geen PR-contour. Dit is een veilige situatie. 3.3
Bijhorende AutoCad bestanden
Als onderdeel van de opdracht #zijn/worden# twee AutoCad-bestanden aangeleverd: PR-contouren spoorcorridor 2008.dwg PR-contouren spoorcorridor 2020.dwg
-FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1
6/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
Bijlage A: Invoergegevens huidige situatie: 1,66E-08
Basisfaalfrequentie
basis
Wisseltoeslag
wt+basis 3,64E-08
(hoge snelheid incl. ATB/railgeleidingsreductie, hot box detectie) (Basis (incl. ATB/railgeleidingsreductie, hot box detectie) met wisseltoeslag)
Wissel op 37,730
Wisseltoeslag (wt) van 37,230 tot 38,230
Wissel op km 40,150
Wisseltoeslag (wt) van 39.650 tot 40, 650
Traj
Vervoersaantallen per categorie per jaar
ect-
Faalfrequentie
num mer
Lengte Km van
Waarde
(rekenwaarden), afgerond op tientallen
Gebiedskenmerken Formule
Grensaanduidingen
A
B2
B3
C3
D3
D4
Km tot 37,470 0
Uitloopgebied t.b.v. rekenmodel E
0
37,470
37,730 0,260
3.64 -08
wt + basis
Wissel 1
2.800
2.050
0
20.750
1.800
950
1
37,730
37,787 0,057
3.64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 2 zuid
2.800
2.050
0
20.750
1.800
950
2
37,787
38,210 0,423
3.64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 1 zuid
3.400
2.050
0
20.750
1.800
950
E
3
38,210
38,230 0,020
3.64 -08
wt + basis
Grens noord invloed wissel 1
3.400
3.100
0
20.750
1.800
950
4
38,230
38,250 0,020
1,66E-08
basis
Overkapping zuidzijde
3.950
3.600
0
20.750
1.800
950
E
5
38,250
39,650 1.400
1,66 -08
basis
Grens zuid invloed wissel 2
0
0
0
0
0
0
6
39,650
39,750 0,100
3,64E-08
wt + basis
Overkapping noordzijde
0
0
0
0
0
0
7
39,750
39,790 0,040
3,64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 1 noord
3.400
3.100
0
20.750
1.800
950
E
8
39,790
40,130 0,340
3,64 -08
wt + basis
Wissel 2
3.400
2.050
0
20.750
1.800
950
9
40,130
40,213 0,083
3,64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 2 noord
3.400
2.050
0
20.750
1.800
950
10
40,213
40,650 0,437
3,64E-08
wt + basis
Grens noord invloed wissel 2
450
250
0
1.700
0
30
1,66 -08
basis
Gemeentegrens noord
450
250
0
1.700
0
30
1,66E-08
basis
Uitloopgebied t.b.v. rekenmodel
450
250
0
1.700
0
30
wt + basis
Naar Havenspoorlijn
2.350
1.800
0
18.900
1.800
900
11
40,650
12
40,975
13
40,213
40.975 0,325 West
E
E
3,64 -08
-FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1 7/8
Verantwoording berekening Plaatsgebonden Risico
Bijlage B: Invoergegevens Prognose 2020: Basisfaalfrequentie
basis
Wisseltoeslag
wt+basis 3,64E-08
1,66E-08
(hoge snelheid incl. ATB/railgeleidingsreductie, hot box detectie) (Basis (incl. ATB/railgeleidingsreductie, hot box detectie) met wisseltoeslag)
Wissel op 37,730
Wisseltoeslag (wt) van 37,230 tot 38,230
Wissel op km 40,150
Wisseltoeslag (wt) van 39.650 tot 40, 650
Traj
Vervoersaantallen per categorie per jaar
ect-
Faalfrequentie
num mer
Lengte Km van
Waarde
(rekenwaarden), afgerond op tientallen
Gebiedskenmerken Formule
Grensaanduidingen
A
B2
B3
C3
D3
D4
Km tot 37,470 0
Uitloopgebied t.b.v. rekenmodel
13.800
5.250
0
51.100
4.450
1.550
0
37,470
37,730 0,260
3.64E-08
wt + basis
Wissel 1
13.800
5.250
0
51.100
4.450
1.550
1
37,730
37,787 0,057
3.64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 2 zuid
13.800
5.250
0
51.100
4.450
1.550
2
37,787
38,210 0,423
3.64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 1 zuid
16.650
5.250
0
51.100
4.450
1.550
3
38,210
38,230 0,020
3.64E-08
wt + basis
Grens noord invloed wissel 1
16.650
7.900
0
51.100
4.450
1.550
4
38,230
38,250 0,020
1,66E-08
basis
Overkapping zuidzijde
19.500
9.200
0
51.100
4.450
1.550
5
38,250
39,650 1.400
1,66E-08
basis
Grens zuid invloed wissel 2
0
0
0
0
0
0
6
39,650
39,750 0,100
3,64E-08
wt + basis
Overkapping noordzijde
0
0
0
0
0
0
7
39,750
39,790 0,040
3,64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 1 noord
16.650
7.900
0
51.100
4.450
1.550
8
39,790
40,130 0,340
3,64E-08
wt + basis
Wissel 2
16.650
5.250
0
51.100
4.450
1.550
9
40,130
40,213 0,083
3,64E-08
wt + basis
Overkappingmondgebied 2 noord
16.650
5.250
0
51.100
4.450
1.550
10
40,213
40,650 0,437
3,64E-08
wt + basis
Grens noord invloed wissel 2
2.400
550
0
3.200
750
0
11
40,650
40.975 0,325
1,66E-08
basis
Gemeentegrens noord
2.400
550
0
3.200
750
0
12
40,975
1,66E-08
basis
Uitloopgebied t.b.v. rekenmodel
2.400
550
0
3.200
750
0
13
40,213
3,64E-08
Wt + basis
Naar Havenspoorlijn
11.400
4.530
0
47.900
3.680
West
-FH-100009286/RL101144 / Versie 0.1 8/8
1.550
8. Reacties volgend uit vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Bro
GEMEENTE BARENDRECHT INGEKOMEN reg.nr.
Directie Ruimte en Mobiliteit Afdeling Ruimte en Wonen Contact
mw H.J.M. Tjauw Foe T 070-441 69 18
[email protected]
20 JAN. 2010
provincie
afdoen ovb kopie
rbe)*;cL JA/NEE
Burgemeester en Wethouders van BARENDRECHT
Postadres Provinciehuis
YJ,
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum
f 8 JAN. 2010 Ons kenmerk
PZH-2010-152146152 Uw kenmerk Bijlagen
Onderwerp
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro; voorontwerpbestemmingsplan "Jabaay BV"
Geacht college, Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie. Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op onderstaand punt niet conform dit beleid.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Tram 9 en bussen 18, 22, 65 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
Externe veiligheid Het plangebied bevindt zich in de invloedssfeer van een spoorlijn waarover onder meer transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit betekent dat onderzoek dient te worden uitgevoerd naar zowel de plaatsgebonden (PR)- als groepsrisicocontour (GR) van deze spoorlijn. Dit heeft thans niet plaatsgevonden. Door het ontbreken van voornoemde gegevens bestaat nog onduidelijkheid over de veiligheidssituatie in relatie tot de spoorlijn. U wordt geadviseerd onderhavig plan met betrekking tot externe veiligheid te verduidelijken. Er dient inzicht te worden gegeven zowel van het aantal aanwezige personen in de huidige als in de toekomstige situatie na de uitbreiding van het bedrijf. Het feit dat het bedrijf (met of zonder uitbreiding) zelf niet onder Bevi valt, maakt het per definitie minimaal een beperkt kwetsbaar object en afhankelijk van het (toekomstig) aantal aanwezigen mogelijk, zelfs een kwetsbaar object. De berekening van het PR en GR ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor dient conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden uitgevoerd voor de volgende aspecten. Huidige ruimtelijke situatie (zonder uitbreiding) en vervoer (meest recente realisatiecijfers) en toekomstige ruimtelijke
PZH-2010-152146152 dd. 18-01-2010
Ons kenmerk
PZH-20090 p
™ £ HOLLAND
situatie (met uitbreiding) en vervoer (beleidsvrije marktprognose 2008 + ontwikkelingen basisnet spoor). Voorts is in verband met en afhankelijk van de hoogte van het groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor een verantwoording van het GR vereist conform CHAMP-methodiek inclusief een adviesaanvraag aan de Veiligheidsregio Rotterdam (VRR). Conclusie Het plan houdt op bovengenoemd punt onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het plan aan te passen. Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u zijn ingediend voor 1 juli 2008 nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden voor toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden. Gelet op de opmerking over het plan kan in dit geval geen vrijstelling worden verleend. Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Hoogachtend, de directeur van de directie Ruimte en Mobiliteit, voor deze, mr. C. Verwijs hoofd bureau Ontwikkeling en Realisatie Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief.
Afschrift aan: De Provinciale Planologische Commissie De Stadsregio Rotterdam
2/2
PZH-2010-152146152 dd. 18-01-2010
VROM-inspectie Ministerie van VolJcshuisvestimj, Ruimtelijke Ordening en Mi/ieubeheer
> Retouradres Postbus 29036 3001 GA Rotterdam
Het college van burgemeester en wethoif GEMEENTEBARENDRECHT van de gemeente Barendrecht INGEKOMEN Postbus 501 reg.nr. 2990 EA BARENDRECHT
1 9 FEB. 2010 1 7 FEB. 2010 Datum Betreft
afdoen ^ e W c L ovb JA/NEE kopie
VROM-Inspectle Directie Uitvoering Regioafdeling Zuid-West Groothandelsgebouw Weena 723 Postbus 29036 3001 GA Rotterdam www.vrom.nl Contactpersoon mr. drs. 3.P. Jansen
Q,
17 februari 2010 vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening bestemmingsplan "Jabaay B.V." H26383
T 010-224 44 47 F 010-224 44 99
Kenmerk 20100009622-PJA-ZW
Geacht college, Op 18 december 2009 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan "Jabaay B.V.". In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, -projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten. Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB. Hoogachtend, de directeur-inspecteur regio Zuid-West,
i/o
*\_y€^nlo^^>
dr. J. Blenkers
Pagina 1 van 1
DATUM
uw BRIEF VAN UW KENMERK
2 2 JAN. 2010 17 december 2009 164225
ONS KENMERK SPbl/U 'j Q Q Ü 5 2 4 INGEKOMEN NR.
CONTACTPERSOON ing. HJ.C. van Benschop DOORKIESNUMMER
088
974
33
51
EMAILADRES
[email protected] AANTAL BIJLAGEN
10910798
ONDERWERP reactie voorontwerpbestemmingsplan 'Jabaay bv' te Barendrecht waterschap,
Gemeente Barendrecht T.a.v. de heer ing. D.T. Amesz Postbus 5 0 1 2990 EA BARENDRECHT
GEMEENTE BARENDRECHT INGEKOMEN reg.nr.
Hollandse Delta
2 5 JAN. 2010 afdoen ovb kopie
teeteic^ JA/NEE Q
Geachte heer Amesz, Naar aanleiding van het voorontwerp voor het bestemmingsplan 'Jabaay bv' hebben wij tekstueel nog de volgende opmerkingen. Paragraaf 4.1 Watertoets. Het onderdeel 'oppervlaktewatercompensatie' kan tot verwarring leiden. Het beleid van het waterschap is erop gericht dat hemelwater van verhard oppervlak op oppervlaktewater zal worden geloosd. Wanneer in een plangebied verharding wordt toegevoegd, zal dit een extra belasting voor het watersysteem betekenen. Het hemelwater dat normaal de bodem in zal zijgen loopt nu namelijk versneld naar het oppervlaktewater. Om ongewenste peilstijgingen te voorkomen zal er ruimte vrijgemaakt moeten worden om dit water in het systeem te bergen. Bij het onderdeel 'waterafvoer' merken wij op dat het hemelwater eventueel ook via het verbeterd gescheiden rioolstelsel afgevoerd kan worden alleen als uit het doorlopen van de voorkeursvolgorde volgt dat een gescheiden stelsel niet tot de mogelijkheden behoort. In het onderdeel 'conclusie' is opgenomen dat er waarschijnlijk een ruime maat aan waterberging aanwezig is binnen het bedrijventerrein. Dit is niet juist. Wij verzoeken u deze zin uit de conclusie te verwijderen. Het plan geeft verder met betrekking tot de taken van onze organisatie geen reden tot het maken van opmerkingen. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de heer Van Benschop, telefoonnummer 088 974 33 51. Hoogachtend, namens dijkgraaf en
ir. J.M.J. Waals afdelingshoofd Beleid
Handelsweg 100 SPbl/10/017
2988 DC Ridderkerk Postadres Postbus 4103 2980 CC Ridderkerk telefoon 088 974 30 00 fax 088 974 30 01 internet www.wshd.nl
[email protected]
Van: "Wesselingh, DA." Aan: "M Booij", "D Amesz" Datum 5-1-2010 12:18 Onderwerp: Postzegelbestemmingsplan Jabaay / onderzoek Becker & van de Graaf Gebroken Meeldijk Beste Marianne en Daniël, Gister hadden Daniël en ik al even telefonisch contact over het postzegelbestemmingsplan 'Jabaay b.v.' en het daarbij behorende archeologisch onderzoek aan de Gebroken Meeldijk 68. Na overleg met mijn collega Jurrien Moree (die het rapport destijds heeft beoordeeld) en nadere bestudering van het definitieve rapport van Becker & Van de Graaf, dat gister bij ons binnenkwam, wil ik jullie graag nog de volgende opmerkingen meegeven: * Bij het opstellen van de tekst van het postzegelbestemmingsplan is, naar het lijkt, gebruik gemaakt van het concept-onderzoeksrapport (de nog niet goedgekeurde tekst). Door het BOOR geadviseerde wijzigingen zijn daardoor niet overgenomen. * In het definitieve rapport van Becker & Van de Graaf zijn de door het BOOR in de brief van 10 november 2009 aan Barendrecht geadviseerde aanpassingen maar ten dele overgenomen. In feite is daarmee niet voldaan aan de door ons gewenste (en door de gemeente overgenomen) voorwaarden voor goedkeuring. Voor het rapport is dit te laat, maar omdat het BOOR de conclusie (geen nader onderzoek noodzakelijk) wel onderschrijft levert het geen heel grote problemen op. Het is echter wel aan te bevelen om hier in het vervolg op te letten. In het rapport staan nu onjuiste interpretaties en verwachtingen. Mochten jullie de tekst in het bestemmingsplan nog willen wijzigen dan suggereren wij het volgende: * Voeg toe aan de passage over het rapport (op p. 35) dat de gemeente het rapport heeft goedgekeurd, onder voorwaarde dat enkele wijzigingen zouden worden opgenomen. * De zin: "Archeologische waarden uit de IJzertijd en eventueel de Romeinse tijd worden verwacht op het Hollandveen." vervangen door "Archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen (tot 1373) worden verwacht op het Hollandveen." * De zin: "In het overstromingsdek kunnen sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn." schrappen. * In de zin daarna "deze periodes" vervangen door "de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd". Van onze kant zullen wij in ieder geval contact opnemen met Becker & Van de Graaf en hen uitnodigen bij het BOOR. Het gebeurt vaker dat wij het inhoudelijk niet eens zijn en het is goed om dat eens nader met elkaar te bespreken. Echter, de gemeente is bevoegd gezag en als jullie het advies van BOOR overnemen is het wel de bedoeling dat een onderzoeksbureau dit verwerkt.
Vriendelijke groet, Dieke Wesselingh dr D. (Dieke) A. Wesselingh
Hoofd Beheer & Beleid Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) Gemeentewerken Rotterdam Ceintuurbaan 213b 3051 KC Rotterdam
GEMEENTE BARENDRECHT INGF-KOMEN reg. nr.
DCMR milieudienst
- 4 FEB.
Rijnmond
afdoen ovb kopie
Gemeente Barendrecht T.a.v. de heer D. Amesz Postbus 501 2990 EA BARENDRECHT
m Parallelweg 1
G
Postbus 843 3100 AV Schiedam T
010-246 80 00
F
010-246 82 83
E
[email protected]
W www.dcmr.nl
Ons kenmerk
Uw kenmerk
21014092
164227 en 163949
Contactpersoon
Doorkiesnr.
Afdeling
L.C. Luijendijk
0 1 0 - 2 4 6 8107
Regiogemeenten
Bijlagen
Datum
0 3 FEB 2010
Onderwerp
Advisering i.h.k.v art. 3.1.1 Bro
•
• • • ( : >
Geachte heer Amesz, Onlangs ontving ik van u twee verzoeken om advies in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het verzoek om advies betrof het voorontwerpbestemmingsplan Jabaay B.V. en het voorontwerpbestemmingsplan Voordijk 280. Jabaay B.V. Ten behoeve van dit advies zijn de milieuaspecten van het voorontwerpbestemmingsplan beoordeeld. Hierop heb ik geen op- of aanmerkingen. Voordijk 280 Ook voor dit advies zijn de milieuaspecten van het voorontwerpbestemmingsplan beoordeeld. Ook hierop heb ik geen op- of aanmerkingen. Hierbij wijs ik er wel op dat het akoestisch model niet is nagerekend, omdat de invoergegevens en rekenresultaten in het rapport ontbraken. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Dgacnlfend, lamenSwQUé directeur DCMR Milieudienst Rijnmond,
drs. D.A.P. Wijngaard - ten Raa bureauhoofd vergunningverlening en ruimtelijke ordening 5>^
Blad 1 van 1