VROM, BZK
Onteigening in de gemeente Utrecht Percelen begrepen in het bestemmingsplan ‘Kop van Lombok e.o.’
Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 77 van de onteigeningswet kan, zonder voorBesluit van 12 november 2002 no. afgaande verklaring bij de wet dat het 02.005193 tot gedeeltelijke goedkeualgemeen nut onteigening vordert, ring van het besluit van de raad van onteigening plaatsvinden onder meer Utrecht van 4 april 2002, no. OGU ten behoeve van de uitvoering van 01.116628, tot onteigening als bedoeld een bestemmingsplan. De ter onteigein Titel IV van de onteigeningswet ning aangewezen percelen en perceelsgedeelten zijn begrepen in het onherWij Beatrix, bij de gratie Gods, roepelijk goedgekeurde Koningin der Nederlanden, Prinses bestemmingsplan ‘Kop van Lombok van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. e.o.’ van de gemeente Utrecht. Op de voordracht van Onze Minister Blijkens het raadsbesluit tot onteigevan Volkshuisvesting, Ruimtelijke ning wenst de gemeente Utrecht de Ordening en Milieubeheer van 16 sep- daarin bedoelde gronden in eigendom tember 2002 no. MJZ 2002075640, te verkrijgen ter uitvoering van evenCentrale Directie Juridische Zaken, genoemd bestemmingsplan. afdeling Algemeen Juridische en De in het onteigeningsplan begreBestuurlijke Zaken, gedaan mede pen gronden zijn in het bestemmingsnamens Onze Minister van plan ‘Kop van Lombok e.o.’ aangeBinnenlandse Zaken en wezen voor ‘Verkeer en verblijf (Vv)’, Koninkrijksrelaties. ‘Woondoeleinden 1 (W1)’, ‘Tuin (T)’, Gelezen de brieven van burgemeester ‘Woon- en detailhandelsdoeleinden en wethouders van Utrecht van (Wd)’ en ‘Gemengde doeleinden 17 april 2002, kenmerk OGU (Gd)’. Laatstgenoemde bestemming is 02.107310 en van 22 juli 2002, keneen globale bestemming welke door merk OGU 02.113294. burgemeester en wethouders van Gelet op Titel IV van de onteigeUtrecht niet nader overeenkomstig ningswet, Titel V van de artikel 11 van de Wet op de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Ruimtelijke Ordening behoeft te worAlgemene wet bestuursrecht. den uitgewerkt. De Raad van State gehoord (advies De door de gemeente Utrecht ter van 31 oktober 2002 no. plaatse voorgestane wijze van planuitW08.02.0412/V). voering strekt tot herontwikkeling en Gezien het nader rapport van Onze renovatie van het in het bestemmingsMinister van Volkshuisvesting, plan begrepen gedeelte van de Ruimtelijke Ordening en Utrechtse wijk Lombok. Daarbij Milieubeheer van 11 november 2002 wordt stedenbouwkundig reeds rekeno. MJZ 2002091886, Centrale ning gehouden met het toekomstige Directie Juridische Zaken, Afdeling hoogwaardig openbaar vervoertracé Algemeen Juridische en Bestuurlijke ten behoeve van de VINEX-locatie Zaken, uitgebracht mede namens ‘Leidsche Rijn’, dat aan de oostelijke Onze Minister van Binnenlandse begrenzing van het plangebied door Zaken en Koninkrijksrelaties. de Kanonstraat zal lopen en de toeBeschikken bij dit besluit over de komstige planvorming op voet van goedkeuring van het besluit van de het Utrecht Centrum Project, dat blijraad van Utrecht van 4 april 2002, kens de toelichting bij het bestemno. OGU 01.116628, tot onteigening mingsplan ‘Kop van Lombok e.o.’ ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef naar verwachting grote gevolgen zal en onder 1°, van de onteigeningswet, hebben voor de herinrichting van het ten name van die gemeente, van de huidige Westplein en omgeving. Het bij dat besluit aangewezen percelen en bestemmingsplan loopt daarop reeds perceelsgedeelten. vooruit. De te onteigenen gronden hebben grotendeels de bestemming ‘Gemengde doeleinden (Gd)’ en zijn
Uit: Staatscourant 11 december 2002, nr.239 / pag. 22
blijkens de in het desbetreffende bestemmingsplanvoorschrift opgenomen doeleindenbeschrijving en de beschrijving in hoofdlijnen onder meer bestemd voor een moskee, detailhandel, een plein, parkeervoorzieningen, wonen en dienstverlening. De realisatie van deze bestemming zal gaan plaats vinden in de vorm van nieuwbouw, voorafgegaan door sloop van de huidige bebouwing. In de wijze van planuitvoering is voldoende inzicht verschaft door middel van de bij het bestemmingsplan ‘Kop van Lombok e.o.’ behorende toelichting en voorschriften. Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 19 april 2002 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen op de secretarie van de gemeente Utrecht. Binnen deze termijn zijn tegen het raadsbesluit bij Ons schriftelijke bedenkingen naar voren gebracht door: a. mr A.J.M. van Kooten te Zoetermeer namens L.S.M. Lisman te Utrecht, rechthebbende op het appartement kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie C, no. 8498A1, welk appartement deel uitmaakt van het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie C, no. 1543 en b. mr M.A.P. van Vugt te Culemborg namens M.G.H.M. Hendriks te Lopik, mede-eigenaar van de op de mede ter onteigening aangewezen percelen kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie C, nos. 1673, 1674, 1675 en 4512. Aan artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 van die wet bedenkingen naar voren hebben gebracht, door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen, is voldaan. Overwegingen ten aanzien van de naar voren gebrachte bedenkingen De door de reclamante onder a. bij
1
het gemeentebestuur ingediende zienswijzen wenst zij als herhaald en ingelast te beschouwen in de door haar bij Ons ingediende bedenkingen. De reclamante onder a. voert in haar bedenkingen allereerst aan dat er door de gemeente onvoldoende is getracht om te komen tot een minnelijke verwerving. In een periode van vier jaar is haar slechts tweemaal een financieel bod gedaan. Tevens geeft de reclamante onder a. aan dat de hoogte van de schadeloosstelling niet samenvalt met het begrip ‘volledige vergoeding van alle schade’ als bedoeld in artikel 40 van de onteigeningswet. Ter adstructie van deze bedenking voert de reclamante aan dat geen rekening wordt gehouden met de waarde van een soortgelijke woning in een vergelijkbare buurt, dat kostenposten bij aankoop van een nieuwe woning niet worden meegeteld en dat de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding beduidend lager ligt dan bij gedwongen verhuizing van huurders. Ten aanzien van deze bedenkingen overwegen Wij, dat in het algemeen niet eerder tot onteigening behoort te worden overgegaan, dan nadat een redelijke doch vruchteloos gebleken poging is ondernomen om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. Aan deze eis is naar Ons oordeel genoegzaam voldaan, indien voor de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving een aanvang is gemaakt en ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen vooralsnog niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. Voorts zijn Wij van oordeel, dat het wel wenselijk maar niet strikt noodzakelijk is, dat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening reeds een formeel bod moet zijn uitgebracht. Voldoende is dat sprake is geweest van een redelijke doch vruchteloos gebleken poging om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. Bij de onderhandelingen dienaangaande kan, ook zonder dat een formeel bod is uitgebracht, genoegzaam komen vast te staan dat minnelijke verwerving vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort. Alsdan kan een gemeente teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het desbetreffende
bestemmingsplan te kunnen overgaan in beginsel tot onteigening besluiten. Uit de bedenkingen van de reclamante onder a., de overgelegde stukken en het ter zake ingestelde onderzoek is gebleken dat de gemeente Utrecht vanaf 1997 in onderhandeling is inzake de verwerving van het onderwerpelijke perceel waarvan haar appartement deel uitmaakt en dat in die periode twee maal een bod is gedaan. De reclamante kon zich echter om haar moverende redenen niet met het bod van de gemeente verenigen. Nu ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was, dat minnelijke verwerving vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort, heeft de gemeenteraad – teneinde op een redelijk tijdstip tot de uitvoering van het onderwerpelijke bestemmingsplan te kunnen overgaan – in beginsel tot onteigening van de desbetreffende grond kunnen besluiten. Het minnelijk overleg, dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot voor de partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Voor zover de bedenkingen van de reclamante betrekking hebben op de hoogte en de wijze van berekening van de door de gemeente geboden schadeloosstelling overwegen Wij dat dit feitelijk bedenkingen zijn van financiële aard. Dergelijke bedenkingen kunnen aan de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening niet in de weg staan. De hoogte van deze schadeloosstelling staat thans niet ter beoordeling aangezien de vaststelling daarvan geschiedt in het kader van de gerechtelijke procedure. Gezien het vorenstaande kunnen deze bedenkingen van de reclamante onder a. er niet toe leiden, dat aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring wordt onthouden. De reclamante onder a. geeft voorts aan dat het gemeentebestuur haars inziens onvoldoende aangeeft wat zij verstaat onder de door de gemeente beoogde concrete vorm van planuitvoering. De gemeente volstaat in het raadsvoorstel tot onteigening slechts met de zin dat de plannen voorzien in woningbouw in de vorm waaraan de gemeente nu de meeste behoefte heeft. In dat kader is haar ook volstrekt onduidelijk waarom de huidige woningen niet aan deze
Uit: Staatscourant 11 december 2002, nr.239 / pag. 22
behoefte voldoen. De reclamante onder a. voert in vervolg hierop ook nog aan dat de gemeente onvoldoende aangeeft waarom er sprake is van een publiek belang. De gemeente volstaat slechts met een verwijzing naar het nieuwe bestemmingsplan. Ook is zij in dit verband van mening dat het bestemmingsplan evengoed kan worden uitgevoerd zonder verwerving van haar perceel, nu het pand waarvan haar appartement deel uitmaakt is gelegen aan de rand van het te realiseren bestemmingsplangebied. Voor wat betreft deze bedenkingen van de reclamante onder a. overwegen Wij als volgt. In een geval als het onderwerpelijke, waarbij zonder de voorgestelde grondverwerving door de gemeente het doel waarvoor wordt onteigend niet in de door de gemeente gewenste vorm te bereiken is, zal de gemeente aan moeten tonen dat aan de door haar voorgestane wijze van planuitvoering – welke anders is dan de door de reclamante onder a. gedachte wijze van planuitvoering – behoefte bestaat in het publiek belang. Anders dan de reclamante suggereert, maakt de door haar bewoonde woning deel uit van de bestemming ‘Gemengde doeleinden (Gd)’, welke bestemming is gelegd op het bouwblok waarbinnen in een geheel vernieuwde stedenbouwkundige structuur is voorzien. Naar Ons oordeel blijkt uit de toelichting bij het bestemmingsplan ‘Kop van Lombok e.o.’ en de daarbij behorende voorschriften inclusief de beschrijving in hoofdlijnen, in voldoende mate de voorgenomen feitelijke uitwerking van de bouw- en stedenbouwkundige plannen, alsmede het daarmee gemoeide publieke belang en urgentie. Derhalve overwegen Wij dat deze bedenkingen van de reclamante onder a. niet kunnen leiden tot onthouding van goedkeuring aan het onderwerpelijke raadsbesluit. Voor zover de desbetreffende bedenkingen van de reclamante onder a. kunnen worden geacht te zijn gericht tegen de aan het perceel gegeven bestemming, overwegen Wij dat bezwaren van planologische aard ingebracht dienen te worden in de bestemmingsplanprocedure als vastgelegd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en niet kunnen leiden tot onthouding van goedkeuring aan het onderwerpelijke raadsbesluit.
2
Vervolgens is de reclamante onder a. blijkens haar zienswijzen bij gebrek aan wetenschap van mening dat niet is voldaan aan de formele vereisten van artikel 80 in samenhang met 83 van de onteigeningswet. Voor wat betreft deze bedenking overwegen Wij dat uit de bij het onteigeningsbesluit behorende stukken niet is gebleken dat de in de desbetreffende artikelen voorgeschreven procedures niet door het gemeentebestuur in acht zouden zijn genomen. Ook deze bedenkingen van de reclamante onder a. kunnen naar Ons oordeel dan ook niet leiden tot het onthouden van goedkeuring aan het onderwerpelijke raadsbesluit. De reclamant onder b. voert in zijn bedenkingen aan dat er door de gemeente onvoldoende is getracht om te komen tot een minnelijke verwerving. Sedert 1999 heeft de gemeente twee maal een bod uitgebracht op de voor onteigening aangewezen percelen welke hem mede in eigendom toebehoren. De reclamant acht de door de gemeente geboden schadeloosstelling onvoldoende en niet markt-conform. De door de gemeente aangeboden vergoeding voor bijkomende kosten voor verhuizen en herinrichten zijn lager dan de werkelijke kosten en voldoet derhalve niet aan de onteigeningsnorm. De reclamant verzoekt op grond van deze bedenkingen het onderwerpelijke raadsbesluit te vernietigen. Te dien aanzien overwegen Wij in de eerste plaats, dat bij de door Ons – op grond van artikel 79 van de onteigeningswet – te nemen beslissing omtrent goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening vernietiging daarvan niet aan de orde is. Naar aanleiding van de bedenkingen van de reclamant onder b. verwijzen Wij naar hetgeen Wij hierboven ter zake hebben overwogen naar aanleiding van de nagenoeg gelijkluidende bedenkingen van de reclamante onder a. inzake de minnelijke verwerving en de hoogte van de schadeloosstelling. Naar Ons oordeel kunnen de bedenkingen van de reclamant onder b. niet leiden tot de onthouding van goedkeuring aan het onderwerpelijke onteigeningsbesluit. Overige overwegingen Bij eerdergenoemde brief van 22 juli 2002, kenmerk OGU 02.113294, hebben burgemeester en wethouders van
Utrecht te kennen gegeven, dat de gemeente op onteigening van het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie C, no. 8929, niet langer prijs stelt. In verband hiermee wordt aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het meerbedoelde perceel betreft, de goedkeuring onthouden. Ten aanzien van de resterende in het onteigeningsplan begrepen percelen en perceelsgedeelten moet het in het belang van de volkshuisvesting en een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Utrecht worden geacht, dat zij de eigendom daarvan verkrijgt en bestaan er geen termen aan genoemd raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.
1. Grolsch Vastgoed BV in zijn zienswijze te ontvangen; 2. de zienswijze genoemd onder 1. ongegrond te verklaren; 3. reclamant CMS Derks Star Busmann namens mevr. J.A.C. IlsinkPouw in zijn zienswijze te ontvangen; 4. de zienswijze genoemd onder 3. ongegrond te verklaren; 5. reclamant SRK Rechtsbijstand namens mevr. L.S.M. Lisman in zijn zienswijze te ontvangen; 6. de zienswijze genoemd onder 5. ongegrond te verklaren; 7. reclamant Advocatenkantoor Van Vugt namens de heer H.G.H.M. Hendriks in zijn zienswijze te ontvangen; 8. de zienswijze genoemd onder 7. ongegrond te verklaren; Beslissing 9. ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Kop van Wij hebben goedgevonden en verLombok e.o. ter verkrijging van de staan: vrije beschikking over de eigendommen en de daarop rustende rechten, vorengenoemd besluit van de raad ten name van de gemeente Utrecht van Utrecht goed te keuren, behoutot onteigening over te gaan van de dens voor zover het strekt tot onteipercelen zoals aangegeven op het bij gening van het perceel kadastraal dit besluit behorende grondplan bekend gemeente Catharijne, sectie C, (tekening A 32.954a) en de lijst verno. 8929, aan welk deel van het meldende de eigenaren en andere raadsbesluit de goedkeuring wordt rechthebbenden, de grootte en de onthouden. kadastrale nummers; 10. ten name van de gemeente Onze Minister van Volkshuisvesting, Utrecht te procederen en daartoe de Ruimtelijke Ordening en bevoegdheden aan ons College te Milieubeheer is belast met de uitvoedelegeren; ring van dit besluit, dat met het – in voorkomende gevallen: tot raadsbesluit in de Staatscourant zal benoeming van derden ex artikel 20 worden geplaatst en waarvan afschrift Onteigeningswet; zal worden gezonden aan de Raad – tot onteigening bij vervroeging ex van State. artikel 54a e.v. van de Onteigeningswet; ’s-Gravenhage, 12 november 2002. – tot onteigening (ine erste aanleg – Beatrix. zonodig in hoger beroep en cassatie – De Minister van Volkshuisvesting, als eisende danwel verwerende partij) Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, indien en voorzover vermelde perceH.G.J. Kamp. len niet bij minnelijke verwerving in De Minister van Binnenlandse Zaken eigendom kunnen worden verkregen. en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op Raadsbesluit 4 april 2002. Nr. 56 Kenmerk OGU 01.116628
De secretaris. De burgemeester.
De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 19 maart 2002, Besluit:
Uit: Staatscourant 11 december 2002, nr.239 / pag. 22
3
Nr. Te grond- onteigenen plan grootte
van de onroerende zaken bij het kadaster bekend
Als ha a
1 8
3 16
1 12
1 9 3
ca
Ter grootte Sectie en van nummer ha a ca
Gemeente Catharijne 71 huis, erf 71 huis, erf 73 4 huizen pakhuizen werkplaatsen, erf 17 weg 2 25 bedrijfspand 00 2 huizen, pakhuis, werkplaats garage, erf 72 huis, erf 63 winkel, bovenwoning 63 winkel, bovenwoning 65 huis, erf 65 huis, erf 65 huis, erf 65 huis, erf 91 huis 63 huis, erf 62 huis, erf 63 huis, erf 64 huis, erf 64 huis, erf 64 huis, erf 64 huis, erf 65 huis, erf 70 huis, erf 71 huis, erf 71 huis, erf 72 huis, erf 72 huis, erf 72 huis, erf 32 straat 84 plein 75 winkelhuis, bovenwoning, erf, tuin 05 fabriek, erf 70 fabriek, erf 67 erf
80 huis, erf 77 huis, erf 86 huis, erf
Ten name van
71 71 73 73
C 1749 C 1750 C 7591 C 7591
De Gemeente Utrecht idem idem idem
26 42 3 25 16 00
C 9183 C 7351 C 7592
idem idem idem
72 63 63 65 65 65 65 91 63 62 63 64 64 64 64 65 70 71 71 72 72 72 1 32 12 84 75
C 1250 C 1249 C 1247 C 1246 C 1245 C 1244 C 1243 C 6580 C 6808 C 1521 C 1522 C 1523 C 1524 C 1525 C 1526 C 1527 C 1528 C 1529 C 1530 C 1531 C 1532 C 1533 C 8930 C 9213 C 1542
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem
05 70 67
C 7696 C 4511 C 4512
80 77 86
C 1675 C 1674 C 1673
idem idem 1/2 Hendriks, Josephine Marie Therese Lelystad Eigendom bel. met recht van vruchtgebruik 1/2 Hendriks, Marcel Germain Hubert Marie o.h.v.g.m. Sturkenboom, Clasina Johanna Maria Lopik Eigendom bel. met recht van vruchtgebruik 1/1 Jamin, Maria Johanna Frederica Utrecht w.v. Hendriks, Francois Arnold Recht van vruchtgebruik idem idem idem
8 8
9
Uit: Staatscourant 11 december 2002, nr.239 / pag. 22
4
4 5
64 huis, erf 65
64 65
C 1248 C 1241
6
appartement appartement 66 huis, erf
66
C 8496A1 C 8496A2 C 1240
7
67
67
C 1239
appartement
C 8290A1
appartement 8
68
68
appartement
C 8498A1
appartement 82
C 8498A2 C 1541
82
C 8008A1 C 8008A2 C 1702
86
C 1701
90 huis, erf
90
C 1757
80 huis, erf
80
C 1756
80
C 8013A1 C 8013A2 C 6807
15
C 8929
9
82
10
appartement appartement 82 pand 86
11 12
14
pand
appartement appartement 80 huis, erf
13 1
C 8290A2 C 1543
15
1
appartement appartement
C 9211A1 C 9211A2
Grolsch Vastgoed BV Enschede Complexartikel Vereniging van eigenaren van gebouw Damstraat 47 en 47bis te Utrecht De Gemeente Utrecht De Gemeente Utrecht Grootel van, Edward Baarn Joseph Johan Complexartikel Vereniging van eigenaars gebouw Damstraat 51/51bis te Utrecht Grootel van, Edward Baarn Joseph Johan De Gemeente Utrecht Complexartikel Vereniging van eigenaars van de Damstraat 53/53bis te Utrecht Lisman, Linda Sonja Utrecht Maria De Gemeente Utrecht Complexartikel Ver. v. Eig. Damstraat 57/57bis te Utrecht De Gemeente Utrecht De Gemeente Utrecht Doornenbal, Jan o.h.v.g.m. Bok, Willemina Johanna Maartensdijk idem Boukira, T’Hami Ben Omar g.m. M’Dini, El Utrecht Complexartikel Vereniging van eigenaars Damstraat 63-63bis Utrecht De Gemeente Utrecht De Gemeente Utrecht Pouw, Adrianus Utrecht Johannes De Gemeente Utrecht Eigendom belast met het recht van Erfpacht Vereniging van eigenaars Leidsekade 19 en 19bis te Utrecht Recht van Erfpacht Stichting Mitros Utrecht Stichting Mitros Utrecht
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Utrecht d.d. 4 april 2002, nr. OGU 01.116628.
Uit: Staatscourant 11 december 2002, nr.239 / pag. 22
5