Onteigening in de gemeente Breda VW
«Onteigeningswet» Aanleg Hogesnelheidslijn – Zuid, Rijksweg 16 en Rijksweg 58 Besluit van 17 februari 1999, nr. 99.000743 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat in de Directie Noord-Brabant, namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van de: I. Hogesnelheidslijn-Zuid, vanaf de grens tussen de gemeenten Moerdijk/Drimmelen en Breda (km. 37.035) tot aan de Oude Berkloop (km. 49.400) met inbegrip van de verbindingsbogen in en uit de richting Breda tot aan km. 22.320, de verlegging van de spoorlijn Breda-Dordrecht tussen HSL km. 37.040 en km. 37.990 en de verlegging van de spoorlijn Roosendaal-Breda tussen km. 19.750 en km. 22.320, met bijkomende werken, in de gemeente Breda; alsmede II. de verbreding en verlegging van de weg Rotterdam-Dordrecht-BredaBelgische grens (rijksweg 16), vanaf de grens tussen de gemeenten Moerdijk/Drimmelen en Breda (km. 54.630) tot aan de Oude Berkloop (km. 67.055), met inbegrip van de realisering van knooppunt Princeville tussen km. 60.400 en km. 61.900, met bijkomende werken, in de gemeente Breda; alsmede III. de ombouw van de weg EindhovenBreda-Vlissingen-Breskens-Belgische grens (rijksweg 58) tot autosnelweg tussen het knooppunt Princeville en de grens met de gemeente Etten-Leur (km. 3.120), met bijkomende werken, in de gemeente Breda. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 21
december 1998, nr. HKW/RI 1998/10628, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken; Overeenkomstig de artikelen 63 en 10 van de onteigeningswet is door een uit het midden van gedeputeerde staten van Noord-Brabant benoemde commissie op 15 juli 1998 in de gemeente Breda een hoorzitting gehouden om de zienswijzen van belanghebbenden tegen de voorgenomen onteigening en het plan van het werk aan te horen, nadat voor zoveel nodig aan de artikelen 11 en 12 van de wet was voldaan. De commissie is bijgestaan door een vanwege het algemeen bestuur aangewezen deskundige en het hoofd van het gemeentebestuur. Uit het verslag van de zitting blijkt dat de volgende éénendertig belanghebbenden schriftelijk en/of mondeling hun zienswijzen naar voren hebben gebracht. 1. De heer J.C.M. Mol, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2297. 2. De heer Y.A. de Boer, namens de heer C.J. Verdonk, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2250 Y, 2251 Y, 2252 Y, 2253 Y. 3. Mr. M.J. de Groot, namens V & R Horeca B.V., eigenaresse van de onroerende zaak met het grondplannummer 2344. 4. De heer A.J.C.M. van Haperen, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2447. 5. De heer J. Verhagen, namens dierenkliniek De Baronie B.V., eigenaresse van de onroerende zaak met het grondplannummer 2091. 6. De heer C.F. van Meer, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2308 JD en 2309 JD. 7. De heer P.A.M. Bastiaansen, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2209 T, 2217 T en 2287 T, alsmede namens Bastiaansen B.V., eigenaresse van de onroerende zaken met de grondplannummers 2286 JB en 2288 JB. 8. De heer C. de Beer, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2205.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
9. De heer A.A. Voermans, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2338. 10. Mr. G.J.I.M. Seelen, namens de volgende vier eigenaren. De heer M.F.M. Hendrickx, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2553. De heer A.C.M. Wouters en mevrouw J.A.M. Machielsen, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 2495 HT en 2536 HT. De heer H.J. van Houten en mevrouw L. Vermonden, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 2160 Q, 2161 en 2162 Q. De heer C.J.H. Biemans, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2313. 11. De heer J.A.L. van Engelen, namens de volgende vijf eigenaren. De heer A.M.P. Dirven, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2085. De heer M.C. Biemans, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2079. De heer J.A.L. van Engelen en mevrouw G.M.R.T. Bastiaansen, tezamen eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2089 N en 2090 N. Dierenkliniek De Baronie B.V., eigenaresse van de onroerende zaak met het grondplannummer 2091. De heer J.C.J. Nooren, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2463. 12. De heer J. Bennink, namens de heer C.J.W. Stienen, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2294. 13. De heer J.H.M.F. Huijbrechts, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2449 HD en 2510 HD, alsmede namens de heer C.G.M. Huijbrechts, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2511 en de heer F.A.J.M. Huijbrechts, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2470. 14. De heer J.A.M. Janssen en de heer A.J.M. Janssen, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 2010 J, 2016 J, 2036 J en 2042 J.
1
15. De heer Y.A. de Boer, namens de heer J.P. Sprenkels, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2241, alsmede namens de heer A.H.L. Sprenkels, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2255 Z, 2256 Z en 2257 Z. 16. De heer H.R. van Sas, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2075. 17. Ing. R. Paauwe, namens de heer A.J.M. Prinse, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2358 HE, 2361 HE, 2362 HE, 2363 HE en 2364 HE. 18. Ir. I.E.D.O. van Hoven, namens de heer R.H.Ph.J. van de Ven, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2352 HC en 2353 HC. 19. De heer A. de Haan, namens Minerale Oliën B.V., eigenaresse van de onroerende zaak met het grondplannummer 2265. Hierbij wordt aangetekend dat in de lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken de tenaamstelling als volgt luidt: Kimmerer en Co B.V. 20. De heer Y.A. de Boer, namens de heer A.C. Janssen, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2407 JL en 2409 JL, alsmede namens mevrouw C.J.P.M. Janssen, beperkt gerechtigde ten aanzien van voornoemde gronden. 21. De heer Y.A. de Boer, namens de heer M.N.J.M. Zegers, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2130. 22. De heer M.L.J. Brocks, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2133 R en 2136 R. 23. De heer J.P. Nouws, namens Maatschap J. en C. Nouws, eigenaresse van de onroerende zaken met de grondplannummers 2488 HR, 2529 HR, 2530 HR, 2532 HR, 2534 HR, 2559 HR en 2561 HR. 24. De heer J.A. Franken, (mede)eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2226 VW, 2227 W, 2228 W en 2232 W. 25. Mr. H.D. Cotterell, namens mevrouw M.F. Hof-Sanders, eigenaresse van de onroerende zaken met de grondplannummers 2325 JG, 2327 JG, 2328 JG, 2329 JG, 2330 JG, 2331 JG en 2333 JG. 26. Mr. H.D. Cotterell, namens de besloten vennootschappen Wohrmann Holding B.V., Hotel-café-restaurant Princeville Beheer B.V. en de B.V. Princeville Exploitatie, eigenaressen
van de onroerende zaken met de grondplannummers 2267 HA, 2275 HA en 2277 HA. 27. Mr. M.A.M. van Dooren, namens Overaa B.V., eigenaresse van de onroerende zaken met de grondplannummers 2544 HW en 2545 HW. 28. De heer P.J.C.M. Spoelstra, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 2207. 29. De heer L.F.M. Beekers, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2282 JA en 2283 JA. 30. De heer de Raad, namens Stichting Zorgcentrum Oranjehaeve, eigenaresse van de onroerende zaak met het grondplannummer 2210. 31. De heer W.C.A.J. van Luyk, namens Esso Nederland B.V., eigenaresse van de onroerende zaak met het grondplannummer 2417. Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen en spoorwegwerken. Gedurende de voorliggende administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van de Hogesnelheidslijn-Zuid is door eigenaren van gronden veelvuldig gewezen op het minnelijke overleg zoals dat voor de start van deze procedure met de verzoeker om onteigening gevoerd is. Hieromtrent overwegen Wij het volgende. Minnelijke grondverwerving. Krachtens algemene beginselen van behoorlijk bestuur is de verzoeker om onteigening gehouden om alvorens met de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden de administratieve onteigeningsprocedure te doen aanvangen, te trachten met belanghebbenden tot minnelijke overeenstemming te komen over verwerving van de voor de aanleg van het werk noodzakelijke gronden. Dit overleg dient voortgezet te worden tot het moment waarop minnelijke overeenstemming wordt bereikt danwel in redelijkheid geconcludeerd kan worden dat voldoende doch vruchteloze pogingen zijn ondernomen om tot minnelijke overeenstemming te komen, alvorens de benodigde gronden door het nemen van een koninklijk besluit ter
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
onteigening aan te wijzen. In de procedure op grond van Titel IIa van de onteigeningswet is genoegzaam aan deze eis voldaan, indien voor de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden een aanvang met het minnelijk overleg is gemaakt. Overigens ook zonder dat een formeel bod is uitgebracht kan genoegzaam vast komen te staan dat verwerving langs minnelijke weg vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort. Een uitzondering op bovenstaande vormt de verwerving van gronden ten behoeve van de aanleg van grote projecten. Een project wordt gekenschetst als groot project indien niet alleen sprake is van een zeer grote omvang van het werk en een groot aantal betrokken eigenaren, maar ook van een nationaal-economische en maatschappelijke druk op een spoedige totstandkoming van het werk. Verwerving van gronden voor de aanleg van grote projecten laat de verzoeker om onteigening niet in alle gevallen voldoende ruimte om het minnelijke overleg op te bouwen tot het moment waarop in redelijkheid geconcludeerd kan worden dat voldoende doch vruchteloze pogingen zijn ondernomen om tot minnelijke overeenstemming te komen, alvorens de benodigde gronden door het nemen van een koninklijk besluit ter onteigening aan te wijzen. Opdat de belangen van eigenaren niet worden geschaad, is ter waarborging van deze belangen de verzoeker om onteigening gehouden om voldoende ruimte te geven voor minnelijk overleg en onderhandelingen tijdens en na de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure om minnelijke overeenstemming te bewerkstelligen, danwel in redelijkheid te kunnen concluderen dat voldoende doch vruchteloze pogingen zijn ondernomen om tot minnelijke overeenstemming te komen. Eerst dan kan de onteigening voortgezet worden. Het project Hogesnelheidslijn-Zuid is aangemerkt als groot project van nationaal belang. Mede gelet op de grondverwerving ten behoeve van grote projecten geldt derhalve voor de grondverwerving ten behoeve van dit project de uitzonderingssituatie zoals in bovenstaande is verwoord. Vanwege de verregaande bundeling van dit project met de geplande werkzaamheden aan rijksweg 16 en rijksweg 58, geldt
2
deze uitzondering tevens voor deze projecten. Schadeloosstelling. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onteigeningswet verplicht de verzoeker om onteigening niet tot schadeloosstelling in de vorm van herhuisvesting, compensatiegronden voor bedrijfsvoeringen of een oplossing anderszins. Zienswijzen waarin reclamanten een wens tot schadeloosstelling in een andere vorm dan geld kenbaar maken overstijgen de mogelijkheden welke de onteigeningswet biedt om binnen redelijke termen te komen tot minnelijke overeenstemming. Mogelijkheden tot schadeloosstelling in deze zin zullen in der minne en veelal in samenwerking met andere overheden bezien moeten worden. Alhoewel dergelijke zienswijzen in het verlengde van bovenstaande in onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig beoordeeld worden, komen zij in onderhavige procedure wel in het kader van de toetsing van het minnelijke overleg aan de orde. De noodzaak van de onteigening is immers mede afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijke overleg is en zal verlopen. Naast bovenstaande is voorts de beschikbaarheid van gronden die ter compensatie aangeboden kunnen worden schaars en is de verzoeker om onteigening bovendien door meerdere rechthebbenden verzocht om vervangende bedrijfsruimte aan te bieden. Tevens is de verzoeker om onteigening gehouden aan haar eigen op de urgentie van de aanleg van het werk toegespitste planning. Nadrukkelijk zij vermeld dat de verzoeker om onteigening de verzoeken tracht in te willigen. Hiertoe wordt overleg gevoerd met de diverse overheden waaronder de gemeente Breda en particuliere grondeigenaren. Het gemeentebestuur van Breda is momenteel bezig met het opstellen van het herhuisvestingsplan
’HSL/A16’ voor degenen waarvan de woning als gevolg van de Hogesnelheidslijn-Zuid en de rijksweg 16 moeten verdwijnen. Naar verwachting wordt het voorontwerp-bestemmingsplan in december 1998 afgerond. De verzoeker om onteigening zegt toe bij de totstandkoming hiervan een actieve ondersteunende rol op zich te nemen. Reclamant sub 1. De door reclamant sub 1 op 16 juni 1998 ingediende zienswijze tegen de onteigening is door hem bij brief van 8 juli 1998 ingetrokken. Met reclamant is inmiddels minnelijke overeenstemmng bereikt. Reclamant sub 2. Reclamant is emotioneel zeer geraakt door het gegeven dat zijn bedrijf als gevolg van het project dient te verdwijnen en door de wijze waarop hij de afgelopen jaren behandeld is. Hij brengt naar voren dat de verzoeker om onteigening tot op heden geen initiatief heeft genomen tot constructief overleg over de beoogde deelonteigening. Daarbij wordt aangetekend dat de huidige situering van het vollegronds tuinbouwbedrijf ten opzichte van de veiling optimaal is, hetgeen zijns inziens door de verzoeker om onteigening wordt miskend. Een passend alternatief is niet voor handen. Voorts is ondanks herhaald verzoek daartoe een adequaat schadebeperkend voorstel noch een gespecificeerd schadeaanbod verkregen. Van zorgvuldig minnelijk overleg is derhalve geen sprake geweest. Reclamant is dan ook van oordeel dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt en hij verzoekt om met de administratieve onteigeningsprocedure te stoppen. De onroerende zaken van reclamant staan kadastraal bekend als Gemeente Princenhage, sectie P, nummers 160, 153, 154 en 155 en hebben als bestemming respectievelijk ’bouwland’, ’bouwland’, ’bouwland’ en ’huis, tuin, bedrijfsruimte’. Van deze onroerende zaken met een totale oppervlakte van 4ha 61a 00ca is een oppervlakte van 3ha 13a 85ca noodzakelijk voor de aanleg van het werk. Dientengevolge zal reclamant zijn bedrijfsvoering op deze locatie niet kunnen voortzetten. Met betrekking tot het door de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
Voorafgaande aan deze onderhandelingen zijn door de gemeente Breda met reclamant onderhandelingen gevoerd over de aankoop van het volledige bedrijf vanwege de ontwikkeling van het Internationaal Agrarisch Business Centre. Deze onderhandelingen zijn in november 1995 stopgezet als gevolg van de geringe voortgang in de planologische inpassing van dat plan alsmede ontwikkelingen in de besluitvorming rond onderhavig plan van het werk. Van het destijds gedane schriftelijke aanbod heeft reclamant geen gebruik gemaakt. Vervolgens zijn met reclamant in 1995, in verband met het toenmalig ontwerp voor de A16 en het knooppunt Princeville, tevens door de verzoeker om onteigening onderhandelingen gevoerd over de aankoop van zijn totale bedrijf. In november 1997 is het ontwerptracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ ter inzage gelegd. Sindsdien heeft de onderhavige verzoeker om onteigening met reclamant onderhandelingen gevoerd over aankoop van de voor de aanleg van het werk noodzakelijke gronden. Hiertoe heeft op 12 januari 1998 een taxatie plaatsgevonden. Vervolgens is aan reclamant en diens deskundige bij brief van 18 april 1998 een schriftelijk aanbod gedaan. Onderkend wordt dat zijn bedrijf in de directe nabijheid van de groenteveiling is gelegen. In het bovengenoemde aanbod is met deze omstandigheid rekening gehouden. Reclamant heeft dit aanbod niet aanvaard. Inmiddels is aan de deskundige van reclamant een gespecificeerd schadeaanbod verstrekt in de vorm van een taxatierapport. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Bovenstaande in ogenschouw nemende kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure gestart worden, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant minnelijke overeenstemming te bereiken. Het
3
overleg met reclamant zal worden voortgezet. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht nog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamante sub 3. Reclamante merkt op, dat de verzoeker om onteigening nimmer een aanbod tot schadeloosstelling heeft gedaan en daarmee de op haar rustende verplichting ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet niet heeft uitgevoerd. Omdat de feitelijke start van de werkzaamheden naar verwachting nog geruime tijd op zich zal laten wachten, is de urgentie van een onteigeningsprocedure niet aanwezig en de start daarvan derhalve prematuur. Reclamante acht het dan ook niet uitgesloten dat de ter plaatse gevestigde horecagelegenheid ’Royal Apollo’ nog enkele jaren volledig bedrijf zou kunnen voeren. Met betrekking tot het door de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijke overleg wordt het navolgende opgemerkt. Aan de hand van de kadastrale registratie als bedoeld in artikel 3 van de onteigeningswet is door de verzoeker om onteigening sedert 10 november 1997 getracht de daarin vermeld staande eigenaar, de heer J.H. van der Meer, te traceren. De verstuurde post is echter onbestelbaar retour gezonden. Eerst in januari 1998 zijn telefonische contacten tot stand gekomen met de huurder van bedoelde onroerende zaken. Medio mei 1998 heeft er een taxatie plaatsgevonden van de benodigde onroerende zaken. Wegens het vooralsnog ontbreken van boekhoudgegevens, welke door de huurder van het bedrijf dienen te worden verstrekt, is een aanbod tot op heden achterwege gebleven. Eerst na ontvangst van deze gegevens kan worden bezien of een schadeloosstelling op basis van verplaatsing of liquidatie in de rede ligt. Uitgangspunt hierbij is wat de redelijk handelende ondernemer in deze positie zou doen. De werkzaamheden voor de verlegging van rijksweg 16 en de realisering van knooppunt Princeville zullen volgens planning medio 1999 starten. Verwezen wordt naar hetgeen omtrent de noodzaak en urgentie van
het werk onder ’Overige overwegingen’ wordt overwogen. De start van onderhavige onteigeningsprocedure is dientengevolge niet voorbarig geweest. Of Royal Apollo ook na genoemde datum haar bedrijfsvoering nog enige tijd kan continueren, is afhankelijk van de bouwfasering. Deze is echter op dit moment nog onbekend. Voorts stelt reclamante sub 3, dat het zowel bij de verzoeker om onteigening als bij de gemeente Breda ontbreekt aan bereidheid tot medewerking aan hervestiging van het bedrijf. Dit leidt tot onzekerheid in de bedrijfsvoering en werkgelegenheid. Reclamant verzoekt de onteigening van haar eigendom te voorkomen. Ten aanzien van deze zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Schadeloosstelling is overwogen. Naast de boven beschreven problematiek rond het doen aanvangen van het minnelijk overleg tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende, wordt het vinden van vervangende bedrijfsruimte bemoeilijkt door een aantal bijzondere karakteristieken van de bedrijfsvoering. Zo bestaat de bedrijfsvoering in onderhavig geval uit een een huis van lichte zeden dat op de huidige locatie gedoogd wordt door de gemeente Breda. Het tripartide overleg over herhuisvesting van de bedrijfsvoering heeft dientengevolge geen concrete resultaten opgeleverd. Recentelijk zijn de verzoeker om onteigening en belanghebbende tot een minnelijk accoord gekomen over aankoop van de benodigde gronden. De onderhandelingen met reclamante zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 4. Reclamant richt zich in een zienswijze tegen de in procedure gebrachte onteigening, omdat onvoldoende rekening is gehouden met mogelijkheden tot vergelijkbare herhuisvesting. Reclamant hecht bij voorkeur aan een woonlocatie in het buitengebied in verband met het uitzicht, de ruimte en de natuurlijke rust voor zijn gezin.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
Herhuisvesting is temeer relevant, nu reclamant is gebleken dat de na taxatie vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak niet toereikend is om zelf een gelijkwaardige woning te kunnen kopen in een zelfde omgeving. Hij is tegen de in dit kader door de gemeente Breda voorgestelde locaties voor herhuisvesting. Ten aanzien van deze zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Schadeloosstelling is overwogen. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. Bij de vaststelling van de schadevergoeding wordt rekening gehouden met de omstandigheid, dat reclamant sub 4 een woning in het buitengebied in eigendom heeft. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamante sub 5. De zienswijze van reclamante richt zich tegen het gegeven dat nog geen schriftelijk aanbod is gedaan en er ook nog geen taxatie is gemaakt. Reclamante is van oordeel dat te vroeg met de onteigeningsprocedure is gestart. Op de hoorzitting is bovendien te kennen gegeven dat gevreesd wordt, dat de parkeerplaatsen voor de dierenkliniek moeten verdwijnen. Met betrekking tot het door de verzoeker om onteigening en reclamante reeds gevoerde overleg het navolgende opgemerkt. Het plan van het werk ter hoogte van de onroerende zaak van reclamante kan zodanig worden aangepast dat geen gronden van reclamante meer benodigd zijn. Het grondplannummer 2091 komt hiermede te vervallen. Voorts wordt ten aanzien van de door
4
reclamante genoemde parkeerplaats overwogen, dat de verzoeker om onteigening tijdens het overleg van 2 juni 1998 heeft aangegeven de mogelijkheden tot planaanpassing nader te bezien. De resultaten van dit onderzoek worden momenteel afgewacht.
pensatie in vervangende bedrijfsgronden is nog geen bod gedaan op de benodigde gronden. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn Reclamant sub 6. onroerende zaak lijdt. De hoogte van Reclamant stelt dat niet zozeer de de schadeloosstelling staat in het kader omvang van de ter onteigening aan te van onderhavige administratieve onteiwijzen gronden problematisch is, maar geningsprocedure niet ter beoordejuist de doorsnijding daarvan. De voor- ling, maar komt bij het ontbreken van gestane doorsnijding vormt een minnelijke overeenstemming in het bedreiging voor het maatschappelijk kader van de gerechtelijke onteigebestaan van het vollegrondstuinbouw- ningsprocedure aan de orde. bedrijf. Hij stelt voor om de van hem benodigde gronden te compenseren Reclamanten sub 7. met restanten van de eveneens door In een zienswijze stellen reclamanten de verzoeker om onteigening te verdat nog niet onderhandeld is door de werven aangrenzende onroerende verzoeker om onteigening, waardoor zaken, kadastraal bekend Princenhage, het opstarten van een onteigeningssectie M, nummers 1311 en 1313. procedure zeer voorbarig wordt Reclamant is eigenaar van de onroebevonden. Reclamanten verlangen dat rende zaken kadastraal bekend als bij het zoeken naar alternatieve locaGemeente Princenhage, sectie M, num- ties voldoende tijd wordt geboden mers 1308 en 1312 waarop in beide waarbij gedacht wordt aan een periogevallen de bestemming ’bouwland’ de van drie jaar en medewerking door rust. Van deze gedeeltelijk aan elkaar de verzoeker om onteigening en het grenzende onroerende zaken met een gemeentebestuur van Breda wordt vertotale oppervlakte van 61a 15ca is een leend. oppervlakte van 25a 85ca noodzakelijk In 1995 hebben tussen de verzoeker voor de aanleg van het werk. Ter om onteigening en reclamanten hoogte van deze onroerende zaken besprekingen plaatsgevonden over wordt de Liesboslaan aangelegd. Deze aankoop van de op dat moment in het lokale weg gaat op maaiveldniveau kader van de reconstructie van het onder de Hogesnelheidslijn-Zuid, de knooppunt Princeville benodigde gronrijksweg 16 en de verbindingswegen den. Deze onderhandelingen zijn in van het knooppunt Princeville door. De november 1995 stopgezet als gevolg Liesboslaan krijgt in de nieuwe situatie van geringe voortgang in de planologieen lokale ontsluitingsfunctie ten sche inpassing van dat plan, alsmede behoeve van aangrenzende onroeren- de ontwikkelingen in de besluitvorde zaken, waaronder die van reclaming rond de Hogesnelheidslijn-Zuid. mant, en bestaat uit een enkelbaansrij- Van het op dat moment gedane schrifweg met fietsstroken. Door de telijke aanbod hebben reclamanten doorsnijding worden beide onroerendestijds geen gebruik gemaakt. de zaken vrijwel geheel van elkaar Eerst in juli 1997, na de vaststelling van gescheiden. De Liesboslaan waarborgt de planologische kernbeslissing ’HSLin de toekomstige situatie het ontslui- Zuid’, zijn wederom onderhandelingen tingsniveau van het bouwland. met reclamanten opgestart teneinde Met betrekking tot de wens van recla- de benodigde gronden in der minne te mant om de van hem benodigde grond verwerven. Op 3 juli 1997 heeft er ten te compenseren met de door hem huize van reclamanten een inventarisegewenste gronden wordt vooreerst rend gesprek plaatsgevonden. Op 8 verwezen naar hetgeen hieromtrent december 1997 zijn aan de juridisch reeds onder Schadeloosstelling is over- adviseur van belanghebbenden tekewogen. Voorts wordt opgemerkt dat ningen toegezonden met daarop de de aangegeven gronden momenteel eigendommen van reclamanten en de niet in eigendom zijn van de verzoeker voor de aanleg van het werk benodigom onteigening en dat bovendien de de oppervlakte aangegeven. Deze eigenaar heeft aangegeven deze gron- gronden zijn op 24 juli 1998 getaxeerd. den niet te willen verkopen. In afwach- Tijdens voornoemde taxatie zijn de ting van de mogelijkheden tot commogelijkheden tot compensatie in ver-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
vangende woonruimte besproken. Ten aanzien van deze ontwikkeling in het minnelijke overleg wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent onder Schadeloosstelling wordt overwogen. Op korte termijn zal een aanbod worden uitgebracht. De werkzaamheden voor de verlegging van rijksweg 16 en de realisering van knooppunt Princeville zullen volgens planning medio 1999 starten. Verwezen wordt naar hetgeen omtrent de noodzaak en urgentie van het werk onder ’Overige overwegingen’ wordt overwogen. De start van onderhavige onteigeningsprocedure is dientengevolge niet voorbarig geweest. Of op de gronden van reclamanten ook na die datum nog enige tijd hun bedrijven kunnen worden uitgeoefend is afhankelijk van de bouwfasering. Deze is op dit moment nog onbekend. Het overleg met reclamanten wordt voortgezet. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 8. Reclamant stelt dat een deel van zijn onroerende zaak door het plan zoals dat ter inzage gelegd is wordt afgesneden. Dit wordt veroorzaakt door de ontsluiting van het autotransformatiestation gelegen tussen de Hogesnelheidslijn, de bestaande spoorlijn Breda-Roosendaal en de verbindingssporen. De hiertoe geprojecteerde weg is opgenomen in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. Eerst na inzage van het in detail uitgewerkte tracébesluit in de onteigeningsbescheiden wordt reclamant pas goed duidelijk hoe ingrijpend het aan te leggen werk voor hem is. Hij richt zich tegen de locatie van bedoelde weg en stelt voor om deze weg aan de noordzijde van de spoorlijn BredaRoosendaal te leggen. Als gevolg hiervan behoeft de geprojecteerde sloot in het geheel niet of drastisch verkleind te worden aangelegd. De voorgestelde oplossing voorkomt bovendien dat hekwerken in de nabijheid van de boerderij moeten worden geplaatst. Voorzover het door reclamant gestelde handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande
5
alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Tracéwet aan bod diende te komen. Verwezen kan worden naar hetgeen hieromtrent onder ’Overige overwegingen’ wordt overwogen. Overigens heeft reclamant van bovengenoemde mogelijkheden tot inspraak ook gebruik gemaakt door een gelijkluidende bedenking in te dienen tegen het ontwerp-tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. In de beoordeling van deze bedenking is aangegeven dat aan de noordzijde onvoldoende ruimte is voor een ontsluitingsweg die geschikt is voor zwaar verkeer als vrachtwagens en het aanwezige ontsluitingsniveau van de bedrijfsvoeringen kan waarborgen. Bovendien zou zo’n ontsluitingsweg de spoorlijn moeten passeren, hetgeen uit het oogpunt van verkeersveiligheid ongewenst is. In toekomstig minnelijk overleg tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende zal worden bezien of een dusdanige aanpassing van het ontwerp mogelijk is dat met een verminderd ruimtebeslag kan worden volstaan. Vervolgens neemt reclamant sub 8 aan, dat grondcompensatie en herinrichting van de omgeving in het verwervingstraject wordt meegenomen. Ten aanzien van deze zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Schadeloosstelling is overwogen. Voorts wordt overwogen, dat naast de in onderhavige administratieve onteigeningsprocedure ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ gronden worden gereserveerd als ’inpassingszone’. In de onderhavige procedure op grond van Titel IIa van de onteigeningswet kunnen deze gronden niet ter onteigening worden aangewezen en komen dientengevolge niet terug in het ter visie gelegde plan van het werk. De verzoeker om onteigening tracht deze gronden in der minne te verwerven. Indien nodig zal voor de realisatie van zulke maatregelen een zelfstandige onteigeningsprocedure dienen te worden doorlopen. Reclamant sub 9. Het bedrijf van reclamant dient als gevolg van de aanleg van knooppunt Princeville volledig te verdwijnen. Hij tekent een zienswijze aan tegen de zijns inziens voorbarige start van de
onteigeningsprocedure omdat nog geen bod op de benodigde gronden is gedaan en hij zich door het reeds in gang zetten van de onteigeningsprocedure in toenemende mate onder druk gezet voelt in het nog te voeren minnelijke overleg. Deze situatie is mede ontstaan door de zijns inziens trage werkwijze van de verzoeker om onteigening. Reclamant stelt concluderend dat hij onder deze omstandigheden in zijn belangen geschaad wordt en vraagt om voldoende tijd en medewerking van de verzoeker om onteigening bij het zoeken naar geschikte vervangende bedrijfsruimte. Ten aanzien van het door de verzoeker om onteigening en belanghebbende te voeren minnelijke overleg wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Minnelijke grondverwerving is overwogen. De onroerende zaak van reclamant staat kadastraal bekend als Gemeente Princenhage, sectie P, nr. 122 en heeft als bestemming ’huis, schuur, weiland’. Van deze onroerende zaak met een totale oppervlakte van 2ha 71a 20ca is een oppervlakte van 1ha 5a 30ca noodzakelijk voor de aanleg van het werk. Op 13 februari 1998 heeft er ten huize van reclamant een informatief gesprek plaatsgevonden tussen de verzoeker om onteigening en reclamant over de plannen en de gevolgen daarvan voor zijn eigendom. Vervolgens is op 20 maart 1998 zijn onroerende zaak getaxeerd. Wegens het ten tijde van de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden ontbreken van de benodigde boekhoutkundige gegevens is een aanbod tot op dat moment achterwege gebleven. Deze gegevens zijn te meer nodig nu bij het bepalen van de hoogte van de schadeloosstelling wordt uitgegaan van liquidatie van zijn agrarisch bedrijf. Op 12 november 1998 heeft de verzoeker om onteigening een bod kunnen uitbrengen op de onroerende zaak van reclamant op basis van liquidatie. Ten aanzien van het verzoek van reclamant tot medewerking van de verzoeker om onteigening bij het vinden van geschikte vervangende woonruimte wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Schadeloosstelling is overwogen. De verzoeker om onteigening heeft recentelijk in de gemeente Breda een boerderij met enige grond kunnen opkopen welke voor reclamant als vervangende woonruimte zou kunnen
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
dienen. Hiertoe hebben beide partijen op 23 december 1998 een bezoek aan dit object gebracht. Op het door de verzoeker om onteigening in januari 1999 in dit kader gedane aanbod is vooralsnog geen reactie ontvangen. Voorts brengt reclamant sub 9 naar voren dat de grond in de omgeving van zijn onroerende zaak dusdanig duur is, dat de door de verzoeker om onteigening voorgestelde schadevergoeding onvoldoende mogelijkheden biedt om vervangende gronden in dit gebied te kunnen kopen. De voorstellen die andere belanghebbenden tot op heden aangeboden hebben gekregen, zijn ronduit bedroevend. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. Bij de vaststelling van de schadevergoeding wordt rekening gehouden met de omstandigheid, dat reclamant sub 9 een woning in het buitengebied in eigendom heeft. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooral zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamanten sub 10. Reclamanten zijn van mening dat met de onteigeningsprocedure vooruit wordt gelopen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de tegen het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ ingestelde beroepen. Voorts wordt de onteigening prematuur geacht nu niet gegarandeerd kan worden dat het project binnen vijf jaar gerealiseerd zal zijn. Hierbij wijzen reclamanten op juridische en financiële obstakels. De administratieve onteigeningsprocedure kan eerst gestart worden nadat zicht is verkregen op spoedige planologische inpassing van de voorgenomen plannen. Voor de uitvoering van
6
onderhavig werk betekent dit dat naast het daarvoor vastgestelde tracébesluit er tenminste een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet zijn, een aanvang moet zijn gemaakt met de anticipatieprocedure als bedoeld in artikel 19 van voornoemde wet, danwel een bestemmingsplanprocedure als bedoeld in deze wet in gang gezet moet zijn. Het tracébesluit ’HogesnelheidslijnZuid’ is vastgesteld op 15 april 1998, nadat de daarvoor vereiste procedures in de Tracéwet zijn doorlopen. Het tracébesluit ’A16, Moerdijk – Prinsenbeek-Noord’ is eveneens op 15 april 1998 vastgesteld. Het in genoemd besluit vastgestelde tracé dient krachtens artikel 17 van de Tracéwet door de gemeentelijke overheden binnen de termijn van één jaar na vaststelling van dat besluit planologisch ingepast te zijn. Indien een gemeentebestuur aangeeft niet bereid te zijn tot het verlenen van planologische medewerking heeft de minister op grond van artikel 15, lid drie van de Tracéwet een aanwijzingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 37, lid één en twee van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het gemeentebestuur van Breda heeft bij brief van 30 januari 1998, kenmerk RME/98.001091, aangegeven mee te zullen werken aan het inpassen van de ruimtelijke plannen in haar bestemmingsplannen. Hiertoe heeft de raad der gemeente Breda in haar vergadering van 23 juli 1998 een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genomen. De planologische stand van zaken van het project Hogesnelheidslijn-Zuid voldoet aan vorengenoemde toetsingscriteria. De start van onderhavige onteigeningsprocedure is dientengevolge niet voorbarig geweest. De werkzaamheden voor de verlegging van rijksweg 16 en de realisering van knooppunt Princeville zullen volgens planning medio 1999 starten. Verwezen kan worden naar hetgeen omtrent de noodzaak en urgentie van het werk onder ’Overige overwegingen’ wordt overwogen. Gelet op bovenstaande juridische randvoorwaarden is deze datum niet onrechtmatig. De urgentie van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure is dientengevolge aanwezig en de start van deze procedure niet prematuur.
Reclamanten sub 11. Reclamanten stellen dat onvoldoende zicht bestaat op de uitkomsten van bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingestelde beroepen en eventuele daaruit voortvloeiende aanpassingen. Voorts stellen zij, dat het in de besluitvorming ontbreekt aan evenwichtige belangenafweging en er onvoldoende zicht is op de eindsituatie. Tot slot stellen zij, dat bij meerdere cliënten de woonsituatie door de aanleg van het werk zal verslechteren. De vertegenwoordiger van reclamanten verzoekt de onteigeningsprocedure stil te leggen. Voorzover de zienswijzen handelen over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Tracéwet aan bod diende te komen. Voorts wordt ten aanzien van deze zienswijzen verwezen naar hetgeen omtrent de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de tegen het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ ingestelde beroepen onder reclamant sub 10 wordt overwogen. Voorts brengen reclamanten sub 11 een zienswijze naar voren tegen het technisch plan van werk en de voorgenomen onteigening omdat er onvoldoende zorgvuldigheid in de besluitvorming is betracht. De van reclamanten benodigde gronden zijn in sommige gevallen pas recentelijk opgemeten en getaxeerd. Van zorgvuldig minnelijk overleg is tot op heden dan ook geen sprake geweest. De schadeloosstelling vormt ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Met betrekking tot het tussen de verzoeker om onteigening en de belanghebbenden onder reclamanten sub 11 afzonderlijk te voeren overleg wordt het volgende overwogen. Vooreerst wordt ten aanzien van het met de heer A.M.P. Dirven en G.M.R.T. Bastiaansen te voeren minnelijke over-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
leg verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Minnelijke grondverwerving is overwogen. De heer A.M.P. Dirven is eigenaar van de onroerende zaak kadastraal bekend als Gemeente Prinsenbeek, sectie E, nr. 4640 met de bestemming ’huis, tuin, garage’. Van deze onroerende zaak met een totale oppervlakte van 22a 30ca is een oppervlakte van 89ca noodzakelijk voor de aanleg van het werk. De heer J.A.L. van Engelen en mevrouw G.M.R.T. Bastiaansen zijn gezamenlijk eigenaar van de onroerende zaken kadastraal bekend als Gemeente Prinsenbeek, sectie C, nrs. 2273 en 2272. Deze onroerende zaken hebben als bestemming respectievelijk ’tuin’ en ’huis, tuin, erf’. Eerstgenoemde onroerende zaak heeft een totale oppervlakte van 55ca en is in zijn geheel noodzakelijk voor de aanleg van het werk. Laatstgenoemde onroerende zaak heeft een totale oppervlakte van 12a 16ca waarvan een oppervlakte van 2a 55ca noodzakelijk is voor het werk. Bovengenoemde benodigde gronden zijn specifiek nodig voor de aansluiting Beeksestraat/Lunetstraat. De Lunetstraat vormt de bestaande aansluiting van Prinsenbeek op de rijksweg 16. De kruising van de Lunetstraat en de Beeksestraat bestaat uit een rotonde. In het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ is besloten om de huidige ontsluitingsfunctie van de Lunetstraat te versterken. Dit komt overeen met de functie van deze weg zoals neergelegd in de structuurvisie ’Breda West’, welk plan door de raad der gemeente Breda op 26 maart 1998 is vastgesteld. De noodzakelijke ontsluitingsfunctie naar het noorden verplaatsen vraagt om een aanzienlijke uitbreiding van de lokale wegenstructuur en kent bovendien een grotere verkeers- en milieukundige problematiek dan de gekozen optimalisatie van de Lunetstraat. Tot slot wordt overwogen dat het optimaliseren van de Lunetstraat in tegenstelling tot andere beleidsalternatieven praktisch binnen de huidige aanwezige ruimte kan geschieden. Het ontwerp van genoemde aansluiting is in een relatief laat stadium tot in detail uitgewerkt, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat de verzoeker om onteigening deze reclamanten zeer kort voor de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure duidelijkheid kon verschaffen over de van
7
hen benodigde gronden. De voor de aanleg van het werk noodzakelijke oppervlakte is op 10 juni 1998 door de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat in samenwerking met het Kadaster aan de verzoeker om onteigening verstrekt. Van minnelijk overleg met beide reclamanten is tot de dag waarop de hoorzitting gehouden is, te weten 15 juli 1998, dan ook geen sprake geweest. Op 5 augustus 1998 heeft de verzoeker om onteigening met beiden minnelijk overleg gevoerd. Vervolgens zijn de benodigde gronden getaxeerd en is hierop een bod uitgebracht. Het is thans aan reclamanten om te reageren op dit aanbod. De heer J.C.J. Nooren is eigenaar van de onroerende zaak kadastraal bekend Gemeente Princenhage, sectie L, nr. 1993 waarop de bestemming ’boerderij, schuur, garage, stal, bouwland’ rust. Van deze onroerende zaak met een totale oppervlakte van 2ha 59a 90ca is een oppervlakte van 4a 95ca noodzakelijk voor de aanleg van het werk. Met reclamant heeft de verzoeker om onteigening op 14 oktober 1997 een informatief gesprek gevoerd over de op basis van de destijds voor de aanleg van het werk benodigde gronden. Aansluitend heeft op 20 november 1997 een taxatie plaatsgevonden van zijn onroerende zaak door een taxatiecommissie. Gedurende het minnelijk overleg bleek dat reclamant voortgaande onderhandelingen alleen zinvol acht indien zijn gehele onroerende zaak door de verzoeker om onteigening aangekocht wordt. Momenteel wordt in overleg met de gemeente Breda bezien of aankoop van het gehele bedrijf tot de mogelijkheden behoort. Reclamant stelt in deze onderhandelingen als voorwaarde, dat hem door de gemeente Breda een bouwvergunning wordt verleend voor de bouw van een woning op een inmiddels bij hem in eigendom zijnde kavel. Voordat deze vergunning afgegeven kan worden dient de bestemming die op de kavel rust gewijzigd te worden. Ten aanzien van deze ontwikkeling wordt overwogen dat zij de mogelijkheden die de onteigeningswet biedt om binnen redelijke termijn minnelijke overeenstemming te bewerkstelligen overstijgt. Zij dient in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan bod te komen. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge arti-
kel 17 bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Tussen de heer C.J.A. Biemans en de verzoeker om onteigening heeft op 25 augustus 1997 een informatief gesprek plaats gevonden over de aankoop van de betrokken gronden. Vervolgens zijn deze gronden op 3 februari 1998 getaxeerd. Inmiddels is op verzoek van reclamant tevens de aankoopgrens uitgezet. Aan reclamant is op 3 juli 1998 schriftelijk medegedeeld dat op korte termijn een schriftelijk aanbod zal worden uitgebracht. Inmiddels heeft de verzoeker om onteigening een bod uitgebracht. Het is thans aan reclamant om op dit bod te reageren. Naast de in onderhavige administratieve onteigeningsprocedure ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken, worden in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ gronden van de heer C.J.A. Biemans gereserveerd als ’inpassingszone’. In onderhavige procedure op grond van Titel IIa van de onteigeningswet kunnen deze gronden niet ter onteigening worden aangewezen en komen dientengevolge niet terug in het ter visie gelegde plan van het werk. De verzoeker om onteigening tracht deze gronden in der minne te verwerven. Indien nodig zullen voor de realisatie van zulke maatregelen zelfstandige onteigeningsprocedures dienen te worden doorlopen.
door het aan te leggen werk, de effecten van de ombouw van de rijksweg 58, de hogere toegestane rijsnelheid, de nadelige invloed van de verkeersintensivering op de ecologie van het Liesbos en de daarin plaatsvindende recreatie. Hier staan zijns inziens onvoldoende compenserende maatregelen tegenover. Dit was indertijd al het geval bij de aanleg van de rijksweg 58. Reclamant heeft dit destijds evenwel gedoogd, omdat hij op zijn geboortegrond wilde blijven wonen. Voorzover de zienswijze handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Tracéwet aan bod diende te komen. Zo is naar aanleiding van ingekomen bedenkingen tegen het ontwerp-tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’, een bouwzone in het Liesbos geschrapt om de ecologische waarde van dit gebied zoveel mogelijk te behouden. Tevens wordt overwogen, dat de raad der gemeente Breda op 26 maart 1998 de structuurvisie ’Breda-West’ heeft vastgesteld waarin de Lunetstraat aangewezen wordt als ’stadsas’ en de aansluiting van de Lunetstraat op de rijksweg van Breda als ’stadspoort’. Deze straat is hiermee een belangrijk element in de toekomstige ruimtelijke en functionele structuur van Breda en Prinsenbeek. Voorts zij vermeld, dat de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geschiedt op grond van Titel IIa van de Reclamant sub 12. onteigeningswet. In de door reclamant Reclamant richt zich in een zienswijze bedoelde mitigerende- en natuurcomtegen de onteigening omdat zijn huipenserende maatregelen wordt ten dige woning voor de ombouw van dele voorzien in het tracébesluit rijksweg 58 dient te wijken en hij dien- ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. Deze maatretengevolge van zijn geboortegrond gelen kunnen echter niet meegenowordt verdreven. men worden in het plan van onteigeDe onroerende zaak van reclamant ning op grond van voornoemde staat kadastraal bekend als Gemeente onteigeningstitel en komen dientengePrincenhage, sectie M, nr. 1448 en volge niet terug in het ter visie gelegheeft als bestemming ’huis, tuin en de plan van het werk. Indien nodig zal schuren’. Van deze onroerende zaak voor de realisatie van zulke maatregemet een totale oppervlakte van 6a en len een zelfstandige onteigeningspro30ca is een oppervlakte van 4a en 80ca cedure dienen te worden doorlopen. noodzakelijk voor de aanleg van het Tot slot wordt overwogen, dat de verwerk. Dientengevolge zal reclamant zoeker om onteigening in overleg met zijn woning kwijt raken. Het gemeen- Staatsbosbeheer en de gemeente tebestuur van Breda heeft recentelijk Breda is getreden om te bezien welke een herhuisvestingsplan opgesteld om aanvullende mogelijkheden er zijn om deze problematiek aan te pakken. de aantasting van de bosrand te voorVoorts stelt reclamant sub 12 dat het komen. Hierbij wordt ook bezien of woon- en leefklimaat ten zuiden van het mogelijk is een deel van de het Liesbos ernstig geschaad wordt Liesboslaan of de Oude Liesboslaan af
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
8
te sluiten om sluipverkeer te voorkomen. Ook het aanbrengen van verkeersremmende maatregelen wordt in dat verband aan de orde gesteld. Tot slot wordt volgens reclamant sub 12 bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding geen rekening gehouden met de waardevermindering van zijn eigendommen, welke reeds zijn ontstaan sinds de voornoemde aanleg van rijksweg 58. Hij doelt hierbij met name op de toename van geluidsoverlast. Met betrekking tot deze zienswijze wordt opgemerkt, dat in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geen zelfstandige uitspraken gedaan kunnen worden over de eventuele aan de aanleg of reconstructie van het ter visie gelegde werk verbonden aspecten van geluidhinder. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de Wet geluidhinder. Gewezen kan worden op hetgeen conform het bepaalde in deze wet in het kader van de tracéwetprocedure reeds is geschied. Voorts vormt de schadeloosstelling Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadevergoeding staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De door reclamant genoemde reeds bestaande geluidsoverlast kan hierin niet worden meegenomen, omdat deze geluidsoverlast geen gevolg is van de voorliggende onteigening en het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ niet kan worden aangemerkt als schadeveroorzakend besluit.
sie alsmede het houden van de hoorzitting is geheel conform het bepaalde in de onteigeningswet geschied. Voor het bijwonen van een hoorzitting wordt geen vergoeding gegeven. Reclamanten sub 13 gaan voorts niet akkoord met het opstarten van de administratieve onteigeningsprocedure vanwege de wijze waarop de verzoeker om onteigening een bod heeft gedaan en bovendien niet heeft gereageerd op een verzoek om een specificatie van de schadeloosstelling en een toelichting daarop te geven. Met betrekking tot het door de verzoeker om onteigening en belanghebbende C.G.M. Huijbrechts gevoerde minnelijke overleg wordt het navolgende opgemerkt. Op 28 januari 1998 heeft er een taxatie plaatsgevonden van de aan te kopen registergoederen. Op 31 maart 1998 is ten huize van reclamanten een mondeling aanbod gedaan op de betrokken gronden. Dit aanbod is op 2 april 1998 schriftelijk bevestigd. De verzoeker om onteigening is bereid haar aanbod tot schadeloosstelling nader te specificeren indien gelijktijdig van de zijde van reclamanten eveneens een specificatie van de vraagprijs wordt overgelegd. Tot op heden is er van de zijde van reclamanten geen vraagprijs ontvangen. Tot slot stellen reclamanten sub 13, dat de verzoeker om onteigening niet meedenkt aan herhuisvesting van gedupeerden. Reclamanten zijn evenwel van mening, dat bij de onteigening de herhuisvesting moet worden meegenomen. Zij willen een bouwplaats aan de Tweegelandenbrugweg en niet zoals de gemeente Breda voor de ’HSL-gedupeerden’ wenst op de bouwlocatie bij Effen. Tijdens diverse gesprekken hebben reclamanten aangegeven niet nader op voornoemd aanbod te willen reageren in afwachting van hun plannen tot herbouw in de directe omgeving. Ten Reclamanten sub 13. aanzien van deze ontwikkeling in het Het is reclamanten onduidelijk hoe de minnelijke overleg wordt verwezen samenstelling van de hoorcommissie naar hetgeen hieromtrent reeds onder tot stand is gekomen. Zij verzoeken om Schadeloosstelling is overwogen. een vertegenwoordiging vanuit de Overigens is het verzoek tot herbouw gedupeerden in de commissie zitting aan de Tweegelandenbrugweg door te laten nemen. Zij tekenen een ziens- de gemeente Breda en de provincie wijze aan tegen het feit dat gedupeer- Noord-Brabant afgewezen. den in eigen tijd en op eigen kosten de De onderhandelingen met reclamanhoorzitting moeten bijwonen. Daarom ten zullen worden voortgezet. Dit wordt om een schadeloosstelling van overleg, dan wel het overleg dat ingede kosten verzocht. volge artikel 17 van de onteigeningsHet samenstellen van de hoorcommis- wet bij het ontbreken van minnelijke
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamanten sub 14. Reclamanten constateren dat ingevolge het tracébesluit ’Rijksweg A16, gedeelte Moerdijk – PrinsenbeekNoord’ een groot deel van hun bedrijf moet verdwijnen. Het voortbestaan van hun bedrijf is niet mogelijk zonder gebouwen en huiskavel. Zij verzoeken aan te geven hoe dit probleem opgelost moet worden. Ten aanzien van deze zienswijze wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Minnelijke grondverwerving en Schadeloosstelling is overwogen. Voorts heeft op 30 mei 1997 tussen beide partijen een informatief gesprek plaatsgevonden. Vervolgens heeft op 10 juli 1997 een taxatie van de voor het werk noodzakelijke gronden plaats gehad. Eerst op 10 december 1997 is er mondeling een aanbod gedaan op deze gronden. Voornoemd aanbod is door reclamanten afgewezen. Gedurende het minnelijke overleg heeft de verzoeker om onteigening reclamanten geadviseerd om contact te zoeken met een deskundige. Begin 1998 is er diverse malen telefonisch contact geweest tussen de verzoeker om onteigening en de door reclamanten ingeschakelde deskundige. In dit stadium van het overleg heeft de verzoeker om onteigening de mogelijkheden tot aankoop van de gehele bedrijfsvoering van reclamanten onderzocht. Ten vervolge hierop is op 2 juli 1998 een aanbod uitgebracht op het gehele bedrijf. Ook ditmaal geven reclamanten te kennen het met dit aanbod niet eens te zijn. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onderhandelingen met reclamanten zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat inge-
9
volge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden.
structie van de bedrijfsvoering in de nabijheid van de huidige locatie onderzocht. Dientengevolge is een aanbod tot op heden achterwege gebleven. Bij het opstellen van dat aanbod zal rekening worden gehouden met de omstandigheid, dat het bedrijf in de Reclamanten sub 15. directe omgeving van de groenteveiReclamanten exploiteren een volleling is gelegen. gronds tuinbouwbedrijf aan de De onderhandelingen zullen worden Kruisstraat. De verzoeker om onteige- voortgezet. Dit overleg, danwel het ning heeft naar de mening van reclaoverleg dat ingevolge artikel 17 van de manten tot op heden geen initiatief onteigeningswet bij het ontbreken van genomen tot constructief overleg over minnelijke overeenstemming aan de de beoogde deelonteigening. De huigerechtelijke onteigeningsprocedure dige situering van het vollegrondstuin- vooraf zal moeten gaan, zal wellicht bouwbedrijf ten opzichte van de veialsnog tot een voor beide partijen aanling is optimaal. Deze situatie wordt vaardbare oplossing kunnen leiden. door de verzoeker om onteigening ten onrechte miskend. Een passend alterReclamant sub 16. natief is niet voor handen. Ondanks Reclamant heeft van de verzoeker om herhaald verzoek is een adequate scha- onteigening een taxatie van in zijn debeperkende oplossing noch een bezit zijnde en benodigde gronden gespecificeerd schade aanbod verkreoverhandigd gekregen. Hierover is gen. Van enig laat staan zorgvuldig slechts éénmaal tussen beide partijen minnelijk overleg is geen sprake gesproken. Voorts is nog geen congeweest. Derhalve ontbreekt de nood- creet bod uitgebracht. Het starten van zaak tot onteigening. Reclamanten de administratieve onteigeningsproceverzoeken dan ook het plan van ontei- dure is naar de mening van reclamant gening in te trekken. dan ook niet zorgvuldig overwogen. Vooreest wordt ten aanzien van deze Met betrekking tot het door de verzienswijze verwezen naar hetgeen zoeker om onteigening en belanghebhieromtrent reeds onder Minnelijke bende gevoerde minnelijke overleg grondverwerving en Schadeloosstelling wordt het navolgende opgemerkt. Op is overwogen. 12 februari 1998 heeft een informatief In 1995 hebben tussen de verzoeker gesprek tussen beide partijen plaatsgeom onteigening en reclamanten vonden. Tijdens dit gesprek, waarbij besprekingen plaatsgevonden inzake tevens de door reclamant ingeschakelaankoop van de op dat moment in het de deskundige aanwezig was, zijn kader van de reconstructie van het diverse vragen gesteld met betrekking knooppunt Princeville benodigde gron- tot het plan van het werk en het plan den. Deze onderhandelingen zijn in van onteigening. Op 6 maart 1998 zijn november 1995 stopgezet als gevolg diverse van deze vragen door de vervan geringe voortgang in de planologi- zoeker om onteigening schriftelijk sche inpassing van dat plan, alsmede beantwoord. Vervolgens heeft er een de ontwikkelingen in de besluitvortaxatie plaatsgevonden en is aan de ming rond de Hogesnelheidslijn-Zuid. deskundige van reclamant tijdens een Van het op dat moment gedane schrif- gesprek op 30 maart 1998 een schriftetelijke aanbod heeft reclamant destijds lijke aanbieding gedaan. Dit bod is op geen gebruik gemaakt. 24 juni 1998 herhaald. Het bod is voorEerst in november 1997, gedurende de alsnog door reclamant als te laag afgeterinzagelegging van het het ontwerp- wezen. tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’, Bovenstaande in ogenschouw nemenzijn wederom onderhandelingen met de kon in redelijkheid met de adminisreclamanten gestart teneinde de beno- tratieve onteigeningsprocedure een digde gronden in der minne te verwer- aanvang worden genomen, nu is ven. In dit kader heeft op 12 januari gebleken dat de verzoeker om ontei1998 een taxatie plaatsgevonden van gening voldoende doch vruchteloze deze gronden alsmede de resterende pogingen heeft ondernomen om met oppervlakte van hun betrokken onroe- reclamant minnelijke overeenstemrende zaken. Overigens worden thans ming te bereiken. Het overleg met In samenspraak met de gemeente reclamant zal voortvarend worden Breda de mogelijkheden tot reconvoortgezet. Dit overleg, danwel het
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht nog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 17. Reclamant verliest door de onteigening zijn woning en een deel van zijn kassen. Hij heeft beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. Bovendien heeft reclamant een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht bij de Voorzitter van genoemde Afdeling ingediend. Hierop is door de Voorzitter nog niet beslist. Derhalve staat nog niet vast of de betreffende onroerende zaken daadwerkelijk onteigend moeten worden. Ten aanzien van deze zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder reclamanten sub 10 is overwogen. Overigens heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State recentelijk het verzoek om een voorlopige voorziening van reclamant afgewezen ( uitspraak van 18 november 1998, nummer F01.98.0188). Reclamant sub 17 stelt voorts dat de verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat aanpassing van het werk mogelijk is, zodanig dat de kas gespaard zou kunnen blijven. Op welke wijze het werk gewijzigd zou kunnen worden is nog niet bekend. Reacties daarop kunnen in dit stadium dus ook nog niet gegeven worden. De onteigening is naar de mening van reclamant in die zin voorbarig dat de gevolgen van het werk nog niet zijn geïnventariseerd en evenmin een voorstel tot compensatie is gedaan. Met betrekking tot het tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende gevoerde minnelijke overleg wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Minnelijke grondverwerving is overwogen. Op 6 februari 1998 heeft tussen beide partijen ten huize van reclamant een informatief gesprek plaatsgevonden. Uitgangspunt was op dat moment aankoop van het gehele bedrijf. Aansluitend heeft op 20 februari 1998 een taxatie plaatsgevonden van de betrokken gronden. In overleg met het
10
Projectbureau HSL-Zuid Infra is de mogelijkheid onderzocht om de plannen ter hoogte van de kas van reclamant zodanig aan te passen dat de kas kan worden gehandhaafd. Al enige tijd worden de mogelijkheden tot herbouw van de woning in de directe nabijheid van de kassen onderzocht. Op 29 mei 1998 heeft overleg plaatsgevonden met de adviseur van reclamant ten einde de voortgang met betrekking tot de terugbouw te bespreken. Zodra de gevolgen voor de bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende schadeloosstelling volledig in beeld zijn gebracht zal terzake een aanbod tot schadeloosstelling worden gedaan. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Tot slot stelt reclamant sub 17, dat niet duidelijk is wat op de ’lijst van te onteigenen percelen’ ten aanzien van grondplannummer 2363 HE onder de tenaamstelling wordt bedoeld met ’1/1 Derde op volgende zakelijke belasting’. Reclamant is ’gewoon’ eigenaar van deze onroerende zaak zodat hem deze omschrijving onjuist voorkomt. Met betrekking tot de tenaamstelling behorende bij de onroerende zaak met het grondplannummer 2363 HE wordt opgemerkt, dat ingevolge artikel 12, lid twee, aanhef en onder b, van de onteigeningswet op de secretarie van elke gemeente waarbinnen de commissie als bedoeld in artikel 10 van deze wet zitting houdt, ter inzage voor een ieder neder wordt gelegd een lijst van te onteigenen onroerende zaken aangeduid met hun kadastrale aanduiding met vermelding van de namen van eigenaars van elk dier zaken volgens de kadastrale registratie. Aan dit wettelijk voorschrift is door de verzoeker om onteigening voldaan. Ten overvloede zij vermeld, dat deze gegevens ook bepalend zijn voor de minnelijke grondverwerving. Indien tijdens de onderhandelingen mocht blijken dat een en ander niet overeenkomt met de feitelijke situatie zal hiermee rekening worden gehouden. Foutieve vermeldingen in de uittreksels dienen bij het Kadaster gemeld te worden. Ter zake van deze onroerende zaak beschouwt
de verzoeker om onteigening reclamant als eigenaar. Reclamant sub 18. Reclamant richt zich tegen het plan van onteigening omdat ter hoogte van zijn onroerende zaken een gedeelte betrekking heeft op een ontsluitingsweg ten behoeve van de opstallen aan de naastgelegen Sprundelsebaan 49 ofschoon deze onroerende zaak al een ontsluiting op de openbare weg heeft. De verzoeker om onteigening is in algemene zin gehouden om ernstige verstoringen in de ontsluitingsfunctie van de aanwezige infrastructuur welke veroorzaakt worden door de aanleg van het werk zoveel mogelijk te vermijden. De huidige situatie van het pand aan de Sprundelsebaan 49 kent aan de voorkant een ontsluiting en voorziet bovendien in een ontsluiting, in de Sprundelsebaan, voor de aan de achterzijde gelegen garage. Teneinde de bereikbaarheid van de garage bij het pand Sprundelsebaan 49 na realisatie van de thans voorliggende plannen niet onmogelijk te maken, is het noodzakelijk deze ontsluiting te waarborgen. De gronden van reclamant zijn dientengevolge noodzakelijk voor de aanleg van het werk. In overleg met reclamant zal tijdens de onderhandelingen worden bezien of ontsluiting op het terrein van reclamant op een andere manier kan plaatsvinden. Tussen de verzoeker om onteigening en reclamant heeft op 7 juli 1998 overleg plaatsgevonden waarin door reclamant een voorstel is gedaan inzake ruiling van gronden. In overleg met betrokkene is aangegeven deze grondruil te onderzoeken en in augustus 1998 een taxatie te verrichten. Reclamante sub 19. Reclamante tekent een zienswijze aan omdat door de onteigening de mogelijkheid om inkomen te verwerven vervalt en nog onduidelijk is op welke wijze dit gecompenseerd gaat worden. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerech-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
telijke onteigeningsprocedure aan de orde. Ten aanzien van bovenstaande zienswijze wordt voorts verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Schadeloosstelling is overwogen. Overigens heeft de raad der gemeente Breda op 23 juli 1998 het bestemmingsplan ’Herziening HeilaarSteenakker 1998, plandeel Heilaar’ vastgesteld. In dit plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de verplaatsing van het benzineverkooppunt. Hiermee is voorzien in een planologische mogelijkheid voor de verplaatsing van het benzineverkooppunt. De onderhandelingen met reclamanten zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Tot slot stelt reclamante sub 19 dat de onteigening voorbarig is, zolang de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen uitspraak heeft gedaan op de tegen het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ ingestelde beroepen. Ten aanzien van deze zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent onder reclamanten sub 10 wordt overwogen. Reclamanten sub 20. Reclamanten brengen naar voren dat de verzoeker om onteigening tot op heden geen initiatief heeft genomen tot constructief overleg over de beoogde deelonteigening. Van zorgvuldig minnelijk overleg is geen sprake geweest. Dientengevolge ontbreekt de noodzaak tot onteigening en wordt verzocht het plan van onteigening in te trekken. Vooreerst wordt ten aanzien van het door de verzoeker om onteigening en belanghebbenden te voeren minnelijke overleg verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Minnelijke grondverwerving is overwogen. Van 1993 tot 1995 hebben tussen de verzoeker om onteigening en de heer A.C. Janssen onderhandelingen plaatsgevonden teneinde de in het kader van de reconstructie van de rijksweg 16 benodigde gronden te verwerven. Op 22 juni 1995 is hiertoe aan reclamant schriftelijk een aanbod gedaan. Dit
11
aanbod is door reclamant afgewezen. Gedurende de aangegeven periode is een administratieve onteigeningsprocedure voor de reconstructieplannen opgestart. Bij besluit van 11 januari 1996 heeft de Raad van State geadviseerd de gronden van reclamanten niet ter onteigening aan te wijzen. De verzoeker om onteigening heeft deze gronden daarop uit de lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken geschrapt. In mei 1998 zijn, na de vaststelling van het tracébesluit ’HogesnelheidslijnZuid’, opnieuw onderhandelingen met reclamanten gestart teneinde de voor de aanleg van dit project noodzakelijke gronden in der minne te verwerven. Op 17 juni 1998 heeft er een taxatie plaatsgevonden van de betrokken gronden. Tijdens deze taxatie is aan de deskundige van reclamanten verzocht om nadere gegevens met betrekking tot het pachtcontract en de boekhouding. Aangezien de boekhoudgegevens vooralsnog niet zijn ontvangen is een aanbod vooralsnog achterwege gebleven. De onderhandelingen zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden.
gebruikt. Reclamant heeft aangegeven eerst een taxatie te willen nadat de aankoopgrens in het terrein is uitgezet. Deze aankoopgrens zal binnenkort in het veld uitgezet worden. Reclamant is voorts benaderd voor het maken van een afspraak voor de taxatie van de betrokken gronden. Met betrekking tot de vraag van reclamant welke grond nu daadwerkelijk van hem benodigd is wordt het navolgende opgemerkt. Ter plaatse van de eigendom van reclamant is een gedeelte technische zone en een bouwzone voorzien. In totaal betreft het 298 m2. Beide zones zijn benodigd voor de realisering van het plan van het werk. In overleg met de reclamant zal worden bezien of de inpassing op grond van reclamant kan plaatsvinden. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg dan wel het overleg, dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden.
gesprek plaatsgevonden waarbij de deskundigen van reclamant aanwezig waren. Inmiddels heeft er een taxatie plaatsgevonden van de betrokken gronden. Een bod op deze gronden heeft de verzoeker om onteigening nog niet uit kunnen brengen omdat reclamant enige aanvullende vragen heeft gesteld over ondermeer de intensiteit van het stadsduct en de privacy van de woning. De onderhandelingen zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Voorts stelt reclamant sub 22 over de inpassingszone die in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ op zijn grondgebied is geprojecteerd, dat hij deze zelf zou kunnen inrichten en, eventueel voor eigen rekening, wil onderhouden. De onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geschiedt op grond van Titel IIa van de onteigeningswet. In de door reclamant bedoelde mitigeReclamant sub 22. rende- en natuurcompenserende maatReclamant brengt naar voren dat tot regelen wordt ten dele voorzien in het op heden geen onderhandelingen met tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. hem gevoerd zijn over verwerving van Deze maatregelen kunnen echter niet in zijn bezit zijnde gronden en de meegenomen worden in het plan van hoogte van de bijbehorende schadeonteigening op grond van voornoemvergoeding. de onteigeningstitel en komen dienReclamant sub 21. Met betrekking tot het tussen de vertengevolge niet terug in het ter visie Reclamant stelt dat de verzoeker om zoeker om onteigening en belangheb- gelegde plan van het werk. Indien onteigening tot op heden geen initia- bende te voeren minnelijke overleg nodig zullen voor de realisatie van tief heeft genomen tot constructief wordt vooreerst verwezen naar hetzulke maatregelen zelfstandige onteioverleg over de beoogde deelonteige- geen hieromtrent reeds onder geningsprocedures dienen te worden ning. Verwervingstekeningen zijn niet Minnelijke grondverwerving is overwo- doorlopen. In hoeverre het realiseren verstrekt terwijl ook een afbakening gen. van inpassingsmaatregelen op particuop het terrein niet heeft plaatsgevon- In het najaar van 1997 hebben beide liere grond tot de mogelijkheden den. Onduidelijk is welk deel van de partijen gesproken over de ligging van behoort zal van geval tot geval woronroerende zaak onteigend moet wor- de tijdelijke weg over het stadsduct den bekeken. den. Van zorgvuldig minnelijk overleg tussen de Meester Bierensweg en de Voorts stelt reclamant sub 22, dat hij is geen sprake geweest. Middenweg. In overleg met het prode toename van de geluidhinder proDientengevolge ontbreekt de noodjectbureau HSL-Zuid/A16 is het ruimte- blematisch vindt. Enerzijds vreest hij zaak tot onteigening en wordt verbeslag voor het tracé zo klein mogelijk cumulatie van geluid door de zocht het plan van onteigening in te gehouden. Op 26 juni 1998 heeft er Hogesnelheidslijn-Zuid, rijksweg 16, de trekken. een informatief gesprek plaatsgevonopgeschoven spoorlijn BredaVooreerst wordt ten aanzien van deze den tussen de verzoeker om onteigeRoosendaal en de bestaande spoorlijn zienswijze verwezen naar hetgeen ning en de echtgenote van reclamant Breda-Lage Zwaluwe. Anderzijds vreest hieromtrent reeds onder Minnelijke over de verwerving van de benodigde hij geluidsoverlast vanwege de aanwegrondverwerving is overwogen. gronden. Tevens zijn er op deze datum zigheid van motorverkeer tijdens de Tussen de verzoeker om onteigening tekeningen naar reclamant gezonden bouwfase over de oprit naar het stadsen reclamant heeft op 6 juli 1998 over- met een weergave van het aan te leg- duct Middenweg. leg plaatsgevonden teneinde de van gen tracé en de daarvoor benodigde Met betrekking tot deze zienswijze hem benodigde gronden in der minne gronden. Vervolgens heeft er op 3 juli wordt opgemerkt, dat in het kader van te verwerven. Daarbij zijn tekeningen 1998 ten huize van reclamant een de onderhavige administratieve ontei-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
12
geningsprocedure geen zelfstandige uitspraken gedaan kunnen worden over de eventuele aan de aanleg of reconstructie van het ter visie gelegde werk verbonden aspecten van geluidhinder. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de Wet geluidhinder. Gewezen kan worden naar hetgeen conform het bepaalde in deze wet in het kader van de tracéwetprocedure reeds is geschied. De te nemen geluidwerende voorzieningen houden de geluidsbelasting binnen de voorkeursgrenswaarde. Voorts erkent de verzoeker om onteigening dat er gedurende de aanleg van het werk sprake zal zijn van enige geluidsoverlast. Alhoewel in de Wet geluidhinder geen regels zijn opgenomen met betrekking tot tijdelijke situaties, zal worden nagegaan of er aanleiding is maatregelen te overwegen. Indien belanghebbende na deze maatregelen van mening blijft dat hij schade ondervindt gedurende de aanleg van het werk staat het hem vrij om op grond van de Nadeelcompensatieverordening ’HSL-Zuid, A16 en A4’ een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap ’HSL-Zuid, A16 en A4’. Ook wijst reclamant sub 22 op de gevaarlijke situatie die voor zijn huis ontstaat door een scherpe bocht die in de oprit van het stadsduct Middenweg zit. Met betrekking tot de gevaarlijke situatie voor het huis van reclamant wordt het volgende opgemerkt. Het ruimtebeslag ter plaatse is zo minimaal mogelijk gehouden. Wat betreft het ontwerp en het gebruik van het stadsduct Middenweg moet onderscheid worden gemaakt tussen de bouwperiode en de eindsituatie. Gedurende de bouw van het stadsduct in de Valdijk wordt een tijdelijke verbinding over rijksweg 16 en de hogesnelheidslijnZuid gemaakt ter hoogte van de Middenweg. Het verkeer dat normaliter van de tunnel Valdijk gebruik maakt, kan gedurende de bouwperiode gebruik maken van deze verbinding. Deze tijdelijke verbinding is ontworpen volgens de Richtlijnen voor het Ontwerp van Niet-Autosnelwegen (de RONA-normen). Dit betekent dat de door reclamant genoemde scherpe bocht niet in dit tijdelijk ontwerp zit. Bovendien zal aan de gemeente Breda worden voorgesteld de doorrijhoogte van deze tijdelijke verbinding te beper-
ken tot de doorrijhoogte van de huidige tunnel in de Valdijk, te weten 3,40 meter, waardoor zwaar vrachtverkeer op deze weg niet mogelijk zal zijn. In de definitieve situatie is het stadsduct Middenweg uitsluitend bestemd voor fietsverkeer en voetgangers. Tenslotte verzoekt reclamant sub 22 om herbouw van het woonhuis op de in zijn bezit zijnde grond mogelijk te maken. Ten aanzien van deze zienswijze wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Schadeloosstelling is overwogen. Overigens wordt momenteel in overleg met het gemeentebestuur van Breda bezien of aankoop danwel verplaatsing van de woning op eigen terrein tot de mogelijkheden behoort.
voorkeur schadeloos gesteld wordt in compensatiegrond. Ten aanzien van deze opstelling wordt vooreerst verwezen naar hetgeen onder Schadeloosstelling wordt overwogen. De verzoeker om onteigening tracht momenteel gronden in de directe nabijheid van de bedrijfsvoering van reclamante aan te kopen. Deze pogingen verkeren reeds in een afrondende fase. Indien deze besprekingen in positieve zin worden afgerond, ontstaat de mogelijkheid om reclamante vervangende gronden aan te bieden. De onderhandelingen met reclamanten zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal Reclamante sub 23. moeten gaan, zal wellicht alsnog tot Reclamante stelt, dat door aanpassineen voor beide partijen aanvaardbare gen in de infrastructuur haar onroeoplossing kunnen leiden. rende zaken op zeer ongelukkige wijze Voorts stelt reclamante sub 23 voor om worden doorsneden. Zij is van mening het verloop van de verlegde dat naast de benodigde gronden ook Effenseweg anders, veiliger te maken. de resterende niet langer voor de land- Voorzover het door reclamante gestelbouw rendabele stukken grond opge- de handelt over de noodzaak van het kocht moeten worden. werk en de keuze tussen bestaande Reclamant is eigenaresse van diverse alternatieven wordt overwogen dat zij onroerende zaken met een totale in hoofdzaak planologisch van aard is oppervlakte van 9ha 25a 50ca. Van en dientengevolge in de procedures op deze zaken met de bestemmingen grond van de Tracéwet aan bod diende ’bouwland’, ’hooiland’ en ’weiland’ is te komen. Verwezen kan worden naar een oppervlakte van 3ha 07a 50ca hetgeen hieromtrent onder ’Overige noodzakelijk voor de aanleg van het overwegingen’ wordt overwogen. werk. Voorts heeft reclamante volgens Overigens heeft reclamante van de eigen opgave een aantal andere bovengenoemde mogelijkheden tot onroerende zaken in eigendom. inspraak en rechtsbescherming ook Artikel 38 van de onteigeningswet ziet gebruik gemaakt door een bedenking op gevallen waarin de verzoeker om in de dienen tegen het ontwerp-tracéonteigening tot onteigening van de besluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. In dat gehele onroerende zaak behoort over kader is reeds aangegeven dat het ontte gaan. Deze afweging komt in de werp van de verlegde Effenseweg niet gerechtelijke fase aan de orde. gewijzigd kan worden en de onroerenGedurende het door de verzoeker om de zaak van reclamante onvermijdelijk onteigening en belanghebbende te wordt aangesneden. De verkeersveiligvoeren minnelijke overleg kan aanheid is bij het gekozen tracé niet in het koop van de gehele bedrijfsvoering geding. evenwel aan de orde komen. In onder- Voorts vraagt reclamante sub 23 aanhavig minnelijk overleg heeft de verdacht voor de ontwatering van de zoeker om onteigening aangegeven gronden. dat aankoop van de gehele bedrijfsBij de nadere uitwerking van het provoering, mede gelet op het bepaalde ject Hogesnelheidslijn-Zuid en rijksweg in artikel 38 en de in dit kader door de 16 wordt in overleg en samenwerking rechter gegeven jurisprudentie, niet met het waterschap zorg gedragen tot de mogelijkheden behoort. voor een afwatering die is afgestemd Belanghebbende heeft in bedoeld min- op het betreffende grondgebruik van nelijk overleg te kennen gegeven, dat reclamante. indien bovengenoemde wens tot aankoop van de gehele onroerende zaak Reclamant sub 24. niet gerealiseerd kan worden zij bij Reclamant begint met te benadrukken
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
13
dat hij zich, ongeacht het verloop van de onderhandelingen, richt tegen de onteigening in zijn algemeenheid en zeker tegen het niet nakomen van de tot nu toe overeengekomen zaken. Voorzover het door reclamant gestelde handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Tracéwet aan bod diende te komen. Verwezen kan worden naar hetgeen hieromtrent onder ’Overige overwegingen’ wordt overwogen. Bekend is dat het ontwerp van het knooppunt Princeville zoals dat is opgenomen in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ belangrijke consequenties heeft voor de bereikbaarheid en ontsluiting van de bedrijfsvoering van reclamant. De watergang langs knooppunt Princeville snijdt juist een hoek over de Vinkenburgseweg af waardoor het bedrijf van reclamant niet meer bereikbaar is. Inmiddels is door de verzoeker om onteigening toegezegd, dat bij de nadere uitwerking hiermee rekening zal worden gehouden zodanig dat de gehele bedrijfskavel ontsloten blijft. Voorts heeft reclamant sub 24 naast de in onderhavige administratieve onteigeningsprocedure ter onteigening aan te wijzen gronden tevens gronden in eigendom welke in het kader van het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ gereserveerd zijn voor inpassingsmaatregelen. De hiertoe geplande strook groen maakt het hen onmogelijk om delen van zijn groenkwekerij voort te zetten. De onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geschiedt op grond van Titel IIa van de onteigeningswet. In de door reclamant bedoelde mitigerende- en natuurcompenserende maatregelen wordt ten dele voorzien in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’. De inpassingsstrook tussen de Leursebaan en de Vinkenburgseweg heeft tot gevolg dat het onmogelijk wordt beide takken van het bedrijf te kunnen blijven uitoefenen. Deze maatregelen kunnen echter niet meegenomen worden in het plan van onteigening op grond van voornoemde onteigeningstitel en komen dientengevolge niet terug in het ter visie gelegde plan van het werk. Indien nodig zullen voor de realisatie van zulke maatregelen zelfstandige onteige-
ningsprocedures dienen te worden doorlopen. Voorts stelt reclamant sub 24, dat de waarde van de woning aanzienlijk zal dalen als gevolg van de aanleg van het werk. De verhoging van uitstoot van schadelijke stoffen zal schade veroorzaken aan mens en gewas. Reclamant verlangt van de verzoeker om onteigening een schone-grond-verklaring zodat in de toekomst geen onduidelijkheden kunnen ontstaan over de oorzaken en verantwoordelijkheden van eventueel aan te treffen vervuiling. Aangetekend wordt dat in 1993 het bedrijf is verhuisd naar de huidige locatie vanwege de toenmalige plannen voor knooppunt Princeville. In het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure kunnen geen zelfstandige uitspraken gedaan worden over de eventuele aan de aanleg of reconstructie van het ter visie gelegde werk verbonden aspecten van geluidhinder. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de Wet geluidhinder. Verwezen kan worden naar hetgeen conform deze wet in het kader van de tracéwetprocedure reeds is geschied. Overigens zijn de in dit verband te realiseren maatregelen ter beperking van de geluidsbelasting alleen van toepassing op geluidgevoelige bestemmingen, waaronder woningen. Bedrijfsruimten en buitenruimte zijn volgens de Wet geluidhinder niet geluidsgevoelig. Met betrekking tot de door reclamant gewenste schone-grond-verklaring kan het volgende worden opgemerkt. Reclamant doelt op de mogelijke vervuilende werking op zijn gronden van de aan te leggen werken. In het algemeen geldt dat bij het ontwerp en de aanleg van een infrastructureel werk wordt gestreefd naar een minimale uitstoot van schadelijke stoffen. De grootste beïnvloeding van de bodemkwaliteit zal plaatsvinden binnen de zogenaamde ’HSL-zone’ en ’A16-zone’. De neerslag buiten deze zones zal gering zijn en niet leiden tot risico’s voor de mens en de leefomgeving. Mocht desalniettemin blijken dat na verloop van tijd vervuiling is opgetreden die rechtstreeks toegeschreven kan worden aan de aanleg en gebruik van het werk, dan staat het reclamant vrij om op grond van de Nadeelcompensatieverordening ’HSL-Zuid, A16 en A4’ een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij het algemeen bestuur
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
van het Schadevergoedingsschap HSLZuid, A16 en A4. Mogelijkheden hiertoe zijn tot het jaar 2016 aanwezig. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. Waardevermindering van de resterende gedeelten van de onroerende zaak kan onderdeel uitmaken van deze vergoeding. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onderhandelingen met reclamanten zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamante sub 25. Reclamante tekent een zienswijze aan tegen de aantasting van het landgoed en is van mening dat het tracé van rijksweg 58 in noordelijke richting moet worden opgeschoven zodat de aantasting van haar landgoed kan worden voorkomen. Voorzover het door reclamante gestelde handelt over de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt vooreerst overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Tracéwet aan bod diende te komen. Verwezen kan worden naar hetgeen hieromtrent onder ’Overige overwegingen’ wordt overwogen. Het ontwerp voor rijksweg 58 en het knooppunt Princeville is conform de Richtlijnen voor het ontwerp van Autosnelwegen opgesteld (de ROAnormen). Een verschuiving van dit ontwerp in noordelijke richting is niet mogelijk zonder aantasting van het landschappelijk en ecologisch waardevolle Liesbos. Tevens richt reclamante sub 25 zich zich tegen de geplande carpoolplaats tegenover de ingang van het landgoed alsmede tegen het ontbreken van een goede aansluiting van de oprijlaan op
14
de ventweg en het knooppunt Princeville. De carpoolplaats dient als vervanging van de bestaande voorziening aan de westzijde van rijksweg 16. Deze voorziening dient gezien zijn functie in de onmiddellijke omgeving van de aansluiting op de autosnelweg gesitueerd te worden. De in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ aangegeven locatie van deze carpoolplaats is in eigendom van de verzoeker om onteigening. Nader bestuurlijk overleg met het gemeentebestuur van Breda heeft inmiddels geresulteerd in een principeafspraak om de carpoolplaats aan de noordkant van de Verlengde Ettensebaan te situeren. Tot slot heeft de verzoeker om onteigening aangegeven, dat de bestaande aansluiting van het landgoed op de ventweg op een goede manier zal worden hersteld waardoor het ontsluitingsniveau gewaarborgd blijft. Voorts kan volgens reclamante sub 25 een gevolg van de onteigening zijn dat het landgoed niet langer als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 zal worden beschouwd. Indien dit standpunt juist is, kan de onteigening van de betrokken gronden onder andere belangrijke financiële consequenties tot gevolg hebben. De aantasting van het landgoed Zoudtland als gevolg van de reconstructie van rijksweg 58 is dermate gering, dat het landgoed als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet kan blijven worden aangemerkt. Het resterende deel is immers groter dan 5 ha en bestaat voor meer dan dertig procent uit bos. Voorts wordt overwogen, dat ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet de schadeloosstelling een volledige vergoeding vormt voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Reclamante sub 25 richt zich voorts tegen enkele onderdelen van het akoestisch onderzoek. In het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure kunnen geen zelfstandige uitspraken gedaan kunnen worden over de even-
tuele aan de aanleg of reconstructie van het ter visie gelegde werk verbonden aspecten van geluidhinder. De behandeling van dergelijke zienswijzen komt in het kader van de Wet geluidhinder aan de orde. Gewezen kan worden naar hetgeen conform het bepaalde in deze wet in het kader van de tracéwetprocedure reeds is geschied. Tot slot stelt reclamante sub 25 dat tot op heden nooit onderhandelingen gevoerd zijn danwel enig redelijk aanbod tot schadevergoeding door haar is ontvangen. Zij stelt dan ook dat zonder enige vooraankondiging onderhavige administratieve onteigeningsprocedure is opgestart. Ten aanzien van het door de verzoeker om onteigening en belanghebbende te voeren minnelijke overleg wordt vooreerst verwezen naar hetgeen hieromtrent reeds onder Minnelijke grondverwerving is overwogen. In 1995 en 1996 hebben met reclamante informatieve gesprekken en onderhandelingen plaatsgevonden inzake de verwerving van de op dat moment benodigde gronden voor de reconstructie van het knooppunt Princeville. Deze onderhandelingen zijn in januari 1996 stopgezet als gevolg van de geringe voortgang in de planologische inpassing van dat plan alsmede ontwikkelingen in de besluitvorming rond onderhavig plan van het werk. In juni 1998 zijn, na de vaststelling van het tracébesluit ’HogesnelheidslijnZuid’, de onderhandelingen voor de aankoop van de benodigde gedeelten weer opgestart. Op 10 juni 1998 heeft ten huize van reclamante een informatief gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is door reclamante verzocht om de aankoopgrens in het terrein uit te zetten. Eerst nadat de aankoopgrens in het terrein is uitgezet kan taxatie van de betrokken gronden plaats vinden. Deze taxatie heeft op 25 september 1998 plaats gevonden. De onderhandelingen met reclamante zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamanten sub 26. Reclamanten sub 26 zijn van mening dat het restaurant Princeville ten dode
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
is opgeschreven, vanwege het ’onzichtbaar’ worden van het restaurant vanaf de snelweg en het opheffen van de toe- en afritten op rijksweg 16 bij de Liesboslaan. In principe wordt een zienswijze ingebracht tegen het plan van onteigening. Mocht hier niet aan te ontkomen zijn, dan wensen reclamanten dat al hun onroerende zaken onteigend worden. Voor zover de zienswijze van reclamanten handelt over de verkeerseffecten van de beoogde aanleg en reconstructie van rijksweg 16, binnen danwel buiten de in de onteigeningsbescheiden aangegeven onteigeningsgrenzen, wordt overwogen dat deze als van planologische aard dient te worden aangemerkt. Indien belanghebbenden van mening zijn als gevolg van de planologische ontwikkelingen schade te ondervinden staat het hen vrij om op grond van de Nadeelcompensatieverordening ’HSL-Zuid, A16 en A4’ een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij het algemeen bestuur van het Schadevergoedingsschap ’HSLZuid, A16 en A4’. Overigens wordt door het gemeentebestuur van Breda in samenwerking met de provincie Noord-Brabant bezien of volledige verplaatsing van het bedrijf naar een gelijkwaardige locatie mogelijk is. Hiertoe wordt momenteel overleg gevoerd. De verzoeker om onteigening zegt toe hierin een actieve ondersteunende rol te vervullen. Reclamante sub 27. Reclamante brengt naar voren dat het afstaan van een deel van haar onroerende zaken, zeker gezien de ontwikkeling in de specifieke bedrijfsvoering van haar vollegrondstuinbouwbedrijf, grote financiële nadelen tot gevolg zal hebben. Om deze reden tekent reclamante een zienswijze aan tegen de voorgenomen onteigening en verzoekt rekening te houden met haar belangen. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het
15
kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. De onderhandelingen met reclamante zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden.
bod te laag zou zijn. Tot op heden is hierop door reclamant noch door zijn deskundige gereageerd. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van Reclamant sub 28. minnelijke overeenstemming, in het Reclamant brengt naar voren dat zo’n kader van de gerechtelijke onteigedrie jaar geleden een deel van zijn ningsprocedure aan de orde. onroerende zaak is aangekocht voor Het overleg met reclamant zal worden de verbreding van rijksweg 16. Het voortgezet. Dit overleg, dan wel het liefst had hij destijds zijn gehele bedrijf overleg dat ingevolge artikel 17 van de verkocht, maar dat kon en mocht toen onteigeningswet bij het ontbreken van niet. Aankoop van een ander perceel minnelijke overeenstemming aan de was voor reclamant destijds niet moge- gerechtelijke onteigeningsprocedure lijk. Thans wil de verzoeker om onteivooral zal moeten gaan, zal wellicht gening alsnog de rest van zijn onroealsnog tot een voor beide partijen aanrende zaak aankopen. Hiertoe zijn vaardbare oplossing kunnen leiden. door de verzoeker om onteigening de voor de aanleg van het werk benodig- Reclamant sub 29. de gronden getaxeerd. Sindsdien heeft Volgens reclamant wordt zijn onroereclamant niets meer van de verzoeker rende zaak door onderhavig plan van om onteigening vernomen. Reclamant onteigening zodanig aangesneden dat spreekt de hoop uit dat er op een juis- er geen woning meer gebouwd kan te wijze minnelijk onderhandeld gaat worden, de grond minder waard wordt worden. en het restant onverkoopbaar wordt. Met betrekking tot het door de verIngevolge artikel 40 van de onteigezoeker om onteigening en belangheb- ningswet vormt de schadeloosstelling bende gevoerde minnelijke overleg een volledige vergoeding voor alle wordt het navolgende opgemerkt. In schade die de eigenaar rechtstreeks en 1995 is door de verzoeker om onteige- noodzakelijk door het verlies van zijn ning een gedeelte van het op dat onroerende zaak lijdt. De hoogte daarmoment bij reclamant in eigendom van staat in het kader van onderhavige zijnde registergoed aangekocht. Deze administratieve onteigeningsprocedure grond was benodigd voor de bekende niet ter beoordeling, maar komt, bij plannen rondom de reconstructie van het ontbreken van minnelijke overeenhet knooppunt Princeville. Hoewel stemming, in het kader van de gerechtoen wel getracht is de gehele onroetelijke onteigeningsprocedure aan de rende zaak aan te kopen, kon daar orde. geen overeenstemming over worden Voorts brengt reclamant sub 29 naar bereikt. voren, dat hij vernomen heeft dat de Op 30 juni 1997 is als gevolg van de gemeente Breda eveneens beslag op planologische kernbeslissing ’HSL-Zuid’ zijn grond wil leggen. de aan te kopen onroerende zaak in Tijdens het door de verzoeker om ontopdracht van de verzoeker om onteieigening en belanghebbende gevoergening getaxeerd. Vervolgens is op 10 de minnelijke overleg van 10 juli 1998 augustus 1997 ten huize van reclamant heeft reclamant gevraagd of een geheeen mondeling aanbod uitgebracht. le aankoop van de onroerende zaken Dit aanbod is door reclamant afgewe- door de gemeente Breda mogelijk is, zen. Het aanbod is bij brief van 27 nu de gemeente voor de westzijde van oktober 1997 schriftelijk herhaald. Breda mede naar aanleiding van Nadien is nog een aantal maken teleonderhavige plannen op 26 maart fonisch contact geweest tussen de ver- 1998 de structuurvisie ’Breda-West’ zoeker om onteigening en reclamant, heeft vastgesteld. De planologische waarin eerstgenoemde heeft gevraagd inpassing van deze visie heeft vooralste beargumenteren waarom het aannog niet geresulteerd in het in juridi-
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
sche zin bouwrijp maken van het betrokken gebied. Voorts is in genoemde visie geen sprake van ruimteclaims in het gebied rondom de Bagvensestraat. Gebleken is, dat de gemeente Breda geen interesse heeft voor het bedrijf. Reclamante sub 30. Reclamante brengt naar voren, dat ondanks toezeggingen er geen verdere minnelijke onderhandelingen met haar hebben plaatsgevonden. Bovendien is onduidelijk hoeveel grond benodigd is en in hoeverre de gemeente Breda gronden van haar nodig heeft. Ten aanzien van het door de verzoeker om onteigening en belanghebbende te voeren minnelijke overleg wordt overwogen, dat eerst in een relatief laat stadium de plannen rondom de omlegging van de Ettensebaan gedetailleerd in beeld zijn gekomen. Dientengevolge is reclamante in een laat stadium geïnformeerd omtrent de voor de aanleg van het werk benodigde gronden. Nadien heeft nader overleg met de gemeente Breda tot gevolge gehad dat van reclamante geen gronden meer ter onteigening behoeven te worden aangewezen. Het grondplannummer 2210 komt hiermede te vervallen. Reclamante sub 31. Reclamante geeft te kennen dat een beperkte aanpassing van het plan van het werk mogelijk moet zijn, zodanig dat van haar geen gronden meer ter onteigening behoeven te worden aangewezen. Hiermee kan de ontsluiting van de bedrijfsvoering van reclamante, zijnde een benzineverkooppunt, gehandhaafd blijven. Overleg tussen de verzoeker om onteigening en reclamante heeft geresulteerd in de door reclamante gewenste aanpassing in het plan van het werk. Het grondplannummer 2417 komt hiermede te vervallen. Overige overwegingen De Hogesnelheidslijn-Zuid. De Hogesnelheidslijn-Zuid is een hoogwaardige dubbele geëlectrificeerde spoorbaan die geschikt is voor treinen met een snelheid van boven de driehonderd kilometer per uur. Het deugdelijk doen laten rijden van treinen met deze snelheid stelt specifieke technische voorwaarden aan de spoorbaan waaraan het reguliere spoorwegennet
16
niet zonder aanpassing voldoet. De spoorbaan Hogesnelheidslijn-Zuid vormt het Nederlandse deel van het traject Amsterdam-luchthaven Schiphol Airport-Rotterdam-Antwerpen-Brussel en sluit daar aan op het in ontwikkeling zijnde Europese net van spoorbanen die geschikt zijn voor treinen met genoemde snelheid. De Hogesnelheidslijn-Zuid dient tot ver in de éénentwintigste eeuw functioneel te zijn en de ontsluiting van Nederland in Europees perspectief te waarborgen. Rijksweg 16. Rijksweg 16 is de autosnelweg tussen de Belgische grens nabij Zundert, Breda, Dordrecht en Rotterdam, alwaar de weg ter hoogte van de deelgemeente Hillegersberg aansluit op rijksweg 20. Uitbreiding van deze weg met een rijbaan in beide richtingen is noodzakelijk om de verbinding tussen de randstad en met name de mainport Rotterdam, het stedelijke gebied Breda, alsmede het noordelijk deel van België te waarborgen. Mede teneinde te kunnen aansluiten op de in ontwikkeling zijnde rijksweg 58 is de verbreding van onderhavige weg urgent. Rijksweg 58 en het knooppunt Princeville. Rijksweg 58 is de autosnelweg tussen Vlissingen, Breda, Tilburg en Eindhoven. Deze weg is nog niet op elk wegvlak uitgevoerd als autosnelweg. In het westelijke deel van de gemeente Breda kruisen de Hogesnelheidslijn-Zuid, rijksweg 16 en rijksweg 58. Dientengevolge is de aanleg van een verkeersknooppunt, knooppunt Princeville, noodzakelijk. In aansluiting op deze infrastructurele vernieuwing wordt de huidige weg N58 tussen dit knooppunt en de grens tussen de gemeenten Breda en EttenLeur omgebouwd tot autosnelweg. Hiermee wordt de ontsluiting van het stedelijke gebied Breda in oostelijke en westelijke richting alsmede de verbinding tussen de Brabantse stedenrij gewaarborgd. De besluitvorming: de planologische kernbeslissing. De plannen voor de realisatie van de Hogesnelheidslijn-Zuid, de verbreding en verlegging van rijksweg 16, de aanleg van rijksweg 58 en het verkeersknooppunt Princeville zijn in besluitvormingsprocedures aan de orde gekomen. Hierbij wordt opgemerkt,
dat voornoemde planvorming omtrent rijksweg 58 en knooppunt Princeville onderdeel uitmaakt van de plannen voor de Hogesnelheidslijn-Zuid. Het project Hogesnelheidslijn-Zuid heeft de planologische kernbeslissingsprocedure op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening doorlopen. Deze procedure houdt onder meer in dat overleg dient te worden gevoerd met betrokken overheden, belangenorganisaties, het project in het kabinet aan de orde komt en dat het plan ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Staten-Generaal. De planologische kernbeslissing ’HSL-Zuid’ is bij brief van 23 mei 1996, vergaderjaar 1995-1996, 22 026, nrs. 16–17, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal ter goedkeuring voorgelegd. De parlementaire behandeling van het plan is afgesloten met de vaststelling daarvan door de Eerste Kamer op 29 april 1997. De planologische kernbeslissing ’HSL-Zuid’ is van kracht geworden op 1 juli 1997. De wijzigingen in het plan die de parlementaire behandeling met zich mee heeft gebracht, staan vermeld in deel vier van de planologische kernbeslissing ’HSL-Zuid’. De planvorming die voortkomt uit de bovenvermelde planologische kernbeslissingsprocedure handelt in detail over het nut en de noodzaak van een hogesnelheidslijn. Voorts bevat de planologische kernbeslissing ’HSL-Zuid’ een weergave van de afweging tussen diverse alternatieven welke ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing tot aanleg van de HogesnelheidslijnZuid. Alvorens tot uitvoering van deze plannen te komen dienen zij evenwel geconcretiseerd te worden. De planvorming behoeft daarmee verdere uitwerking. De besluitvorming: het tracébesluit. De verdere uitwerking van de planologische kernbeslissing ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ is conform de procedures voor grote projecten van nationaal belang als bedoeld in de Tracéwet geschied. Teneinde te kunnen komen tot een optimale inpassing van het werk in zijn omgeving voorziet de tracéwetprocedure tevens in besluitvorming omtrent bijkomende infrastructurele voorzieningen en mitigerende- en compenserende maatregelen. Zo voorziet het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ in verbindingsbogen ter aansluiting van de spoorlijn op het reguliere spoorwegennet.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
De plannen voor de verbreding en verlegging van rijksweg 16 tussen Moerdijk en Prinsenbeek-Noord hebben de tracéwetprocedure voor hoofdwegen doorlopen. Alvorens beide plannen in tracébesluiten vast te stellen, zijn de ontwerptracébesluiten ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ en ’A16, Moerdijk – PrinsenbeekNoord’ van 7 november 1997 tot 17 december 1997 voor een ieder ter inzage gelegd alsmede toegezonden aan de betrokken bestuursorganen. Van de mogelijkheid om tegen deze plannen bedenkingen naar voren te brengen is door ruim zevenhonderd belanghebbenden gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij besluit van 15 april 1998 het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ vastgesteld. Voorts is door genoemde ministers bij besluit van 15 april 1998 het tracébesluit ’A16, Moerdijk – Prinsenbeek-Noord’ vastgesteld. Ingevolge artikel 15 van de Tracéwet zijn beide tracébesluiten gedurende de periode van 22 april 1998 tot 3 juni 1998 voor een ieder ter inzage gelegd. Tegen het Tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ hebben tweehonderdenvijf belanghebbenden beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen het Tracébesluit ’A16, Moerdijk – Prinsenbeek-Noord’ hebben tweeëntwintig belanghebbenden beroepen ingesteld bij de Afdeling. Deze beroepschriften kunnen tevens gericht zijn tegen de planologische kernbeslissing ’ HSL-Zuid’. Naar verwachting zal de Afdeling in het najaar van 1999 uitspraak doen op de ingestelde beroepen. Van degenen die gebruik hebben gemaakt van bovengenoemde mogelijkheid tot het instellen van beroep, hebben tot op heden zestien appellanten zich tevens tot de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gewend met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter heeft bij uitspraak van 18 november 1998, nummer F01.98.0188, alle verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De voorliggende onteigening.
17
De voorliggende administratieve onteigeningsprocedure geschiedt op grond van Titel IIa van de onteigeningswet. De ingevolge artikel 12 van deze wet in onderhavige admininistratieve onteigeningsprocedure ter visie gelegde onteigeningsbescheiden vormen een nadere uitwerking van de onderdelen in de tracébesluiten welke betrekking hebben op het grondgebied van de gemeente Breda. Deze besluiten zijn ruimtebepalend en derhalve bindend voor het maximale ruimtebeslag zoals dat in de onteigeningsbescheiden opgenomen kan zijn. Bovendien is de benuttingswijze van het ruimtebeslag in genoemd besluit op hoofdlijnen aangegeven en afgebakend. Zoals reeds aangegeven, worden naast de in de administratieve onteigeningsprocedure ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken in het tracébesluit ’Hogesnelheidslijn-Zuid’ gronden gereserveerd voor inpassingsmaatregelen. In de voorliggende procedure op grond voornoemde titel kunnen deze gronden niet ter onteigening worden aangewezen en komen dientengevolge niet terug in het ter visie gelegde plan van het werk. De verzoeker om onteigening tracht deze gronden in der minne te verwerven. Indien nodig zullen voor de realisatie van zulke maatregelen zelfstandige onteigeningsprocedures dienen te worden doorlopen.
te zijn tot het verlenen van planologische medewerking heeft de Minister Verkeer en Waterstaat op grond van artikel 15, lid drie van de Tracéwet een aanwijzingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 37, lid één en twee van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het gemeentebestuur van Breda heeft bij brief van 30 januari 1998, kenmerk RME/98.001091, aangegeven mee te zullen werken aan het inpassen van de ruimtelijke plannen in zijn bestemmingsplannen. Hiertoe heeft de raad der gemeente Breda in haar vergadering van 23 juli 1998 een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genomen. Momenteel is het gemeentebestuur van Breda bezig met het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan ’HSL-Zuid/A16’. Het plan van het werk is voor zover mogelijk gebaseerd op het Programma van Eisen, de Richtlijnen voor het Ontwerp van Autosnelwegen en de Richtlijnen voor het Ontwerp van NietAutosnelwegen. De Hogesnelheidslijn-Zuid dient volgens planning in het jaar 2005 operationeel te zijn. De start van de werkzaamheden voor de verlegging van rijksweg 16 en knooppunt Priceville zullen volgens planning medio 1999 aanvangen. Het moet in het belang van de verbetering van de bereikbaarheid van Nederland in Europees perspectief, van De planologische grondslag. de bereikbaarheid van de luchthaven De administratieve onteigeningsproce- Schiphol Airport, de bereikbaarheid dure kan eerst gestart worden nadat van het stedelijke gebied Breda, van de zicht is verkregen op spoedige planolo- ontwikkeling van het openbaar vergische inpassing van de voorgenomen voer, alsmede het hoofdwegennet plannen. Voor de uitvoering van noodzakelijk worden geacht, dat de onderhavige werken betekent dit dat Staat (Verkeer en Waterstaat) de naast het daarvoor vastgestelde tracé- eigendom verkrijgt van de in dit besluit er tenminste een voorbereibesluit genoemde onroerende zaken. dingsbesluit als bedoeld in artikel 21 De door reclamanten naar voren van de Wet op de Ruimtelijke gebrachte zienswijzen worden niet van Ordening genomen dient te zijn, een zodanig gewicht geacht, dat op grond aanvang gemaakt te zijn met de antici- daarvan het verzoek om een koninklijk patieprocedure als bedoeld in artikel besluit ex artikel 72a van de onteige19 van voornoemde wet, danwel een ningswet te bevorderen, moet worden bestemmingsplanprocedure als afgewezen. bedoeld in deze wet in gang gezet te zijn. Beslissing; Krachtens artikel 17 van de Tracéwet dienen de ruimtelijke plannen door de Gelet op de onteigeningswet, betrokken gemeentelijke overheden Gehoord de Raad van State, advies van binnen de termijn van één jaar na vast- 29 januari 1999, nr. W09.98.0597, en stelling van dat besluit planologisch gezien het nader rapport van Onze ingepast te zijn. Indien een gemeente- voornoemde minister van 15 februari bestuur na het opstellen van het ont1999, nr. HKW/RI 1999/2023, werp-tracébesluit aangeeft niet bereid
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken, Hebben wij goedgevonden en verstaan: I. Ten behoeve van de aanleg van de Hogesnelheidslijn-Zuid, vanaf de grens tussen de gemeenten Moerdijk/Drimmelen en Breda (km. 37.035) tot aan de Oude Berkloop (km. 49.400) met inbegrip van de verbindingsbogen in en uit de richting Breda tot aan km. 22.320, de verlegging van de spoorlijn Breda-Dordrecht tussen HSL km. 37.040 en km. 37.990 en de verlegging van de spoorlijn Roosendaal-Breda tussen km. 19.750 en km. 22.320, met bijkomende werken, in de gemeente Breda; alsmede de verbreding en verlegging van de weg Rotterdam-Dordrecht-BredaBelgische grens (rijksweg 16), vanaf de grens tussen de gemeenten Moerdijk/Drimmelen en Breda (km. 54.630) tot aan de Oude Berkloop (km. 67.055), met inbegrip van de realisering van knooppunt Princeville tussen km. 60.400 en km. 61.900, met bijkomende werken, in de gemeente Breda; alsmede de ombouw van de weg Eindhoven-Breda-Vlissingen-BreskensBelgische grens (rijksweg 58) tot autosnelweg tussen het knooppunt Princeville en de grens met de gemeente Etten-Leur (km. 3.120), met bijkomende werken, in de gemeente Breda, zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevolge artikel 12 van de onteigeningswet op de secretarie van de gemeente Breda ter inzage hebben gelegen als:
18
Grondplan-
Te
nummer
onteigenen
Van het perceel, kadaster bekend
grootte Als ha
a
ca
Ter grootte
Sectie en
van
nummer
ha
a
ten name van
ca
gemeente Prinsenbeek 2002 A
geheel
3
55
H 2240
2005 C
35
20
rivier
3
97
90
H 2229
Als grondplannummer 2001 C.
15
10
cultuurgrond
3
96
10
H 143
BASTIAANSEN, Franciscus Petrus,
2006 JH
1
weg
DE GEMEENTE BREDA, Breda.
i.a.g.v.g.g.m. Johanna Maria van der Veeken, Prinsenbeek. 2007 H
27
40
bouwland
1
09
00
H 1174
BROUWERS, Henricus Johannes Maria, o.h.v.g.m. Elisabeth Henriëtte Maria de Bruijn, Gilze.
2008 H
15
65
bouwland
64
80
H 1175
Als grondplannummer 2007 H. Als grondplannummer 2007 H.
2009 H
1
33
20
cultuurgrond
4
98
00
H 145
2010 J
1
05
45
cultuurgrond
2
87
90
H 146
1/1 eigendom: JANSSEN, Johannes Antonius Maria, Prinsenbeek; JANSSEN, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Maria Johanna Luijkx, Prinsenbeek.
2011
90
55
weiland
1
94
50
H 147
KOEKEN, Pieter Cornelis Adrianus, i.a.g.v.g.g.m. Johanna Susanna Dimphena Maria van Laerhoven, Achtmaal.
2012
82
40
bouwland
1
70
60
H 148
Ieder 1/3 eigendom: VERKOOIJEN, Hendrikus Jacobus Sebastianus, i.a.g.v.g.g.m. Johanna Antoinetta Maria van Steen, Prinsenbeek; VERKOOIJEN, Jacobus Hendrikus Sebastianus, i.a.g.v.g.g.m. Jacoba Petronella Maria Timmers, Langeweg; VERKOOIJEN, Sebastianus Hendrikus Jacobus, i.a.g.v.g.g.m. Maria Johanna Elisabeth van der Made, Langeweg.
2013
80
40
cultuurgrond
1
43
60
H 149
Ieder 1/36 eigendom: VAN BEEK, Adriana Catharina Maria, Breda; VAN BEEK, Catharina Adriana Maria, o.h.v.g.m. Petrus Adrianus Henricus Marie Backx, Teteringen; Ieder 1/6 eigendom: KLIJSEN, Adrianus Petrus, Dongen; KLIJSEN, Hendrikus Johannes, i.a.g.v.g.g.m. Johanna Schalk Prinsenbeek; KLIJSEN, Johannes Marinus, Prinsenbeek; KLIJSEN, Petrus Adrianus, Prinsenbeek; KLIJSSEN, Cornelis Antonius, Prinsenbeek.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
19
1/9 eigendom: KLIJSEN, Petronella Johanna, weduwe van Antonius Cornelis van Beek, Prinsenbeek; 2014
99
30
café, schuur, erf, 1
47
50
1
71
H 150
kade 2015 A
16
45
weg
KLIJSEN, Johannes Marinus, Prinsenbeek.
50
H 141
DE GEMEENTE BREDA, Breda; Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West-Brabant, Breda; PNEM Netwerk B.V., ‘s-Hertogenbosch.
2016 J 2036 J
3
45
55
weiland
1
26
80
H 246
05
weiland, bouwland
6
92
30
H 247
Als grondplannummer 2010 J. 1/1 eigendom: JANSSEN, Johannes Antonius Maria, Prinsenbeek; JANSSEN, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Maria Johanna Luijkx, Prinsenbeek; Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2037 F
1
60
waterloop
26
00
H 245
2038 A
2
15
weg
55
60
H 244
WATERSCHAP MARK EN WEERIJS, Ulvenhout. Als grondplannummer 2015 A.
(B.P. ged.) 2039 A
2
65
weg
2040 F
1
15
waterloop
2042-1 J
4
70
huis, schuur, hok, erf, ligboxenstal, wacht-
2042-2 J
1
38
60
1
83
70
H 252
Als grondplannummer 2022 A.
24
00
H 258
Als grondplannummer 2037 F.
81
40
H 251
vervolgens belast met
1/1 eigendom bel. met B.P.-recht 6
ruimte
(B.P.ged.)
B.P. recht: JANSSEN, Johannes Antonius Maria, Prinsenbeek; JANSSEN, Antonius Johannes Maria, i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Maria Johanna Luijkx, Prinsenbeek; 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda; 1/1 B.P. recht op eigendom eerder belast met B.P. recht: Maatschappij voor Intercommunale Gasdistributie(Intergas N.V., Oosterhout.
2043 A
90
60
weg
96
15
H 1322
DE GEMEENTE BREDA, Breda Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: PNEM Netwerk B.V., ‘s-Hertogenbosch.
2044 A
geheel
weg
14
70
H 2233
Als grondplannummer 2002 A.
2045 F
8
70
waterloop
34
60
H 397
Als grondplannummer 2037 F.
2046 A
12
25
weg
67
00
H 398
Als grondplannummer 2015 A.
11
00
paden, water,
77
00
H 403
Als grondplannummer 2022 A.
32
50
H 2232
Als grondplannummer 2002 A.
80
H 2234
1/1 eigendom belast met recht van
2048 A
4
12
weiland,16 kleedhokken 2049 A
geheel
weg
2050 A
geheel
weg
opstal:
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
20
DE GEMEENTE BREDA; 1/1 recht van opstal: DE STAAT, REGIONALE DIRECTIE DOMEINEN ZUID, Breda. 2052 JH
57
85
bouwland
3
63
25
H 1033
Als grondplannummer 2006 JH.
(B.P.ged.) 2053 F 2054 K
93
95
waterloop
30
huis, schuur, stallen,
3
23
20
H 411
32
30
H 413
1/1 eigendom bel. met recht van
(B.P.ged.)
opstal:
bouwland
Als grondplannummer 2037 F.
SCHALK, Christianus Johannes Marinus, i.a.g.v.g.g.m. Antonia Wilhelmina Stander, Prinsenbeek; 1/1 recht van opstal: Maatschappij voor Intercommunale Gasdistributie (Intergas)N.V., Oosterhout. 2055 K
geheel
2057 K
61
95
bouwland
27
25
H 1200
Als grondplannummer 2054 K.
bouwland
78
44
H 1199
1/1 eigendom bel. met B.P.recht vervolgens bel. met B.P.- recht: SCHALK, Christianus Johannes Marinus, i.a.g.v.g.g.m. Antonia Wilhelmina Stander, Prinsenbeek; 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda; 1/1 B.P.-recht op eigendom eerder belast met B.P.-recht: Maatschappij voor Intercommunale Gasdistributie (Intergas) N.V., Oosterhout.
2058
39
40
landhuis, aange-
56
15
H 1507
1/1 eigendom bel. met B.P.recht
bouwde
vervolgens bel. met B.P.-recht:
zwemhal, tennisbaan
KORSTANJE, Johanna Louisa, o.h.v.g.m. Bernard Vos, Prinsenbeek; 1/1 B.P. recht: Maatschappij voor Intercommunale Gasdistributie (Intergas) N.V., Oosterhout; 1/1 B.P. recht op eigendom eerder bel. met B.P.recht: De gemeente Breda, Breda.
2059 A
geheel
2060 A
11
85
weg
2062 A
32
55
2063 A
geheel
2064
1
weg
55
71
65
H 2259
Als grondplannummer 2022 A.
61
02
H 1900
Als grondplannummer 2022 A.
straat
68
20
H 1029
Als grondplannummer 2015 A.
weg
89
55
H 2255
Als grondplannummer 2002 A.
cultuurgrond
46
63
H 567
VAN DEN BLIEK, Antonius Adrianus,
1
i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Wilhelmina Bartels, Prinsenbeek. 2065
60
90
tuin
1
21
29
H 1027
VAN AERT, Josephus Cornelis, i.a.g.v.g.g.m. MariaGeertruda Jacoba Lodewijk, Prinsenbeek. Aantekening bij dit object: Beschermd monument als bedoeld in de Monumenten Wet 1988.
2066 A
2
75
gedeeltelijk water-
5
80
H 1028
24
35
C 2268
Als grondplannummer 2002 A.
loop 2067 JK
52
10
bos, garages
1
1/1 Eigendom bel. met B.P. recht: KOCK, Josephina Henrica Maria, g.m. Johannes Reinier Augustinus Jansen, Prinsenbeek; 1/1 B.P. recht: Maatschappij voor Intercommunale
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
21
Gasdistributie (Intergas) N.V., Oosterhout. 2069 M
46
55
weiland
59
90
C 2298
Ieder 1/2 eigendom: VAN DER SLUIS, Wouter Michiel, o.h.v.g.m. Ingrid Yolanda Motshagen, Prinsenbeek; MOTSHAGEN, Ingrid Yolanda, o.h.v.g.m. Wouter Michiel van der Sluis, Prinsenbeek.
2070 F
15
2071
geheel
30
waterloop
21
90
C 2249
Als grondplannummer 2037 F.
weiland
26
30
C 2297
PINXTEREN, Wilhelmus Cornelis, in leven gehuwd i.a.g.v.g. met Maria Louisa Adriana Johanna Verschueren, Rijsbergen.
2072 M
37
10
huis, erf, schuur
1
74
19
C 2247
Als grondplannummer 2069 M.
2074
16
40
huis, schuur, tuinland
1
07
15
C 2248
VAN LOENHOUT, Adrianus Franciscus Tarsicius, i.a.g.v.g.g.m. Wilhelmina Maria Anna Balemans, Prinsenbeek.
2075-1
44
95
huis, tuin, 2 schuren,
1
60
64
C 2217
hakhuis
VAN SAS, Herman Rene, i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Johanna Sloekers, Prinsenbeek;
2075-2
2
30
Aantekening bij dit object: Beschermd monument als bedoeld in de Monumenten Wet 1988.
2076 A
34
2077
25
weg
20
landhuis, bijge-
1
44
00
C 2308
92
50
H 401
bouwen, erf, tuin
Als grondplannummer 2043 A. Ieder 1/2 eigendom: VERDULT, Petrus Livinus Maria, i.a.g.v.g.g.m. Marijke de Wijn, Breda; DE WIJN, Marijke, i.a.g.v.g.g.m. Petrus Livinus Maria Verdult, Prinsenbeek.
2079-1
57
36
huis, schuur, bouw-
1
03
90
C 2053
land stal, weiland 2079-2 2081 A
4
BIEMANS, Maria Cornelia, Prinsenbeek.
01 55
weg, pomphuis
2082 A
5
55
straten
2083
12
huis, tuin
2
69
06
C 2234
88
81
E 5031
Als grondplannummer 2015 A. Als grondplannummer 2002 A.
12
80
C 1595
VAN DER HOEVEN, Theodorus Johannes, i.a.g.v.g.g.m.Henriëtte Josepha Theresia Roonen, Prinsenbeek.
2084
9
huis, tuin
8
60
E 4485
KROESE, Theodorus Frederikus Johannes Maria, o.h.v.g.m. Gertruda Louise Maria Schulte, Prinsenbeek.
2085-1
24
huis, tuin, garage
22
30
E 4640
2085-2
BOEREN, Maria, i.a.g.v.g.g.m. Arnoldus Marinus Pieter Dirven, Prinsenbeek.
2087 A
9
40
straten
2088 A
8
25
straat
±2
55
47
E 5023
45
82
C 2274
55
C 2273
Als grondplannummer 2022 A.
ged. 2089 N
geheel
tuin
Als grondplannummer 2043 A. Ieder 1/2 eigendom: VAN ENGELEN, Johannes Antonia Lucia, Prinsenbeek; BASTIAANSEN, Goverdina Maria Rosina Theresia, Prinsenbeek
2090 N
2
55
huis, tuin, erf
12
16
C 2272
2092 A
1
50
weg
1
70
C 2052
Als grondplannummer 2002 A.
35
80
bouwland
36
40
C 2207
HAGENAARS, Augustinus Maria,
2095
Als grondplannummer 2089 N.
i.a.g.v.g.g.m. Antonia Maria Johanna Cornelia de Vries, Breda. 2097 A
geheel
2098 A
weg 50
2100 A
geheel
2101 A
33
00
28
weg
00
C 2309
Als grondplannummer 2043 A.
65
C 1620
Als grondplannummer 2002 A.
weg
21
45
C 2311
Als grondplannummer 2043 A.
bouwland
42
85
C 1959
Als grondplannummer 2043 A.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
22
3
00
C 1960
Als grondplannummer 2043 A.
2104 A
2102 A
geheel
2
05
weg bouwland
66
90
C 2054
Als grondplannummer 2043 A.
2105
geheel
bouwland
58
00
C 2153
DE LINT, Barta Lijntje, Breda.
2106 P
geheel
bouwland
2
70
F 2802
OOMEN, Petrus Antonius Maria, i.a.g.v.g.g.m. Petronella Jeanette Maria Rombouts, Prinsenbeek.
2108 A
geheel
2110-1 A
15
95
10
50
2110-2 A
1
2111 A
weg weg
2
65
65
C 2313
Als grondplannummer 2002 A.
03
95
C 2312
Als grondplannummer 2043 A.
20
straat
55
86
C 2307
Als grondplannummer 2043 A.
2112-1 A
2
05
plantsoen
65
79
C 2288
Als grondplannummer 2043 A.
2112-2 A
28
45
2114 C
geheel
56
C 2263
Als grondplannummer 2001 C.
2116
37
86
C 2229
gemaal 60
huis, garage, siertuin
48
1/1 eigendom: HANKEN, Adriana Ingetje, i.a.g.v.g.g.m. François van der Gaag, Prinsenbeek; VAN DER GAAG, François, i.a.g.v.g.g.m. Adriana Ingetje Hanken, Prinsenbeek.
2119 A 2120 A
8
10
geheel
weg
32
65
F 2707
Als grondplannummer 2022 A.
weg
7
80
C 2187
Als grondplannummer 2022 A.
2123 A
5
35
weg
36
54
F 2923
Als grondplannummer 2043 A.
2124-1 A
9
30
weg
80
11
F 2943
Als grondplannummer 2022 A.
2124-2 A
3
50 bungalow, garage/
17
23
F 1672
2127
geheel
carport, tuin
Ieder 1/2 eigendom: DE KROON, Gertruda Albertha Johanna Maria, Prinsenbeek; BIRKHOFF, Renier Andre, Prinsenbeek.
2128
geheel
huis, tuin, garage
16
35
F 2942
BROERE, Wouter Willem, i.a.g.v.g.g.m. Sija Wilhelmina Hendrika Dilthijn, Prinsenbeek.
2130
2
98
bungalow, inpandige
26
25
F 2957
ZEGERS, Martinus Nicolasinus
51
35
F 2960
VAN DER VEEKEN, Petronella
garage, tuin 2132
93
20
schuur, tuinland
Jacobus Maria, Prinsenbeek. 1
Catharina, in leven gehuwd met Cornelius Christianus Oomen, Breda. 2133 R
5
00
tuinderij
92
87
F 2831
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: BROCKS, Marcelus Louisa Johannes, i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Cornelia Maria Snoeren, Prinsenbeek. 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda.
2135 P
5
huis, stal, schuren,
1
04
80
bakhuis 2136-1 R
35
huis, tuin, schuur
30
35
weiland
4
25
weg
18
50
huis, stal, tuinland
F 2732
Als grondplannummer 2106 P.
(B.P.ged.) 1
03
55
F 2963
BROCKS, Marcelus Louisa Johannes i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth
2136-2 R
Cornelia Maria Snoeren, Prinsenbeek.
2137 A 2138
1
4
40
F 2962
25
60
F 2965
Als grondplannummer 2002 A. 1/1 eigendom belast met B.P. recht: DE JONG, Johannes Hendrikus, i.a.g.v.g.g.m. Adriana Maria Biemans, Prinsenbeek; 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda.
2139
10
50
bouwland
82
25
F 2852
FESKENS, Gerardus Adrianus g.m. Marina Cornelia Antonetta Verheijen, Vosselaer, België.
2140
64
85
huis, schuur, garage, bungalow
86
50
F 2766
ROELEN, Cornelis Johannes, i.a.g.v.g.g.m. Adriana Maria de Craen, Prinsenbeek.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
23
2143 A 2144
63
85
straat
2
55
bouwland
1
04
63
F 2879
Als grondplannummer 2015 A.
55
65
F 2876
ROELEN, Johannes Baptist, i.a.g.v.g.g.m. Johanna Adriana Maria Franken, Prinsenbeek.
2145-1 JX
20
00
bouwland
1
10
25
woonhuis, garage,
1
00
32
F 2877
DE WIJS, Adriana Cornelia weduwe van Antonius Johannes
2145-2 JX 2146
8
Oomen, Prinsenbeek. 9
60
F 2771
erf, tuin
MACHIELSEN, Christianus, i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Adriana Oomen, Prinsenbeek.
2147
20
10
huis, schuur, tuin,
45
65
F 2967
weg
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: MUSTERS, Adrianus Petrus, i.a.g.v.g.g.m. Maria Johanna van Gils, Prinsenbeek; 1/1 B.P. recht: Maatschappij voor Intercommunale Gasdistributie (Intergas) N.V., Oosterhout.
2148
1
17
85
bouwland
2
28
70
F 2878
1/1 eigendom bel. met B.P. recht vervolgens belast met B.P. recht: DIRVEN, Cornelis Adrianus Johannes, i.a.g.v.g.g.m.Cornelia Maria Petronella Oomen, Ulvenhout; 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda; 1/1 B.P. recht op eigendom eerder belast met B.P. recht: Maatschappij voor Intercommunale gasdistributie (Intergas) N.V., Oosterhout.
2149 P
11
2150 O
geheel
85
bouwland
88
weiland
95
F 2800
Als grondplannummer 2106 P.
45
F 2803
KOUWENBERG, Cecilia Maria in leven gehuwd met Johannes Adrianus Oomen, Prinsenbeek.
2153 A
geheel
waterloop
2179 C
30
15
kade
2181 A
3
25
waterloop
3
5
50
F 2801
Als grondplannummer 2002 A.
56
00
H 24
Als grondplannummer 2001 C.
9
00
F 2799
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P.ged.) 2182 O
43
10
weiland
2183-1
37
15
huis, tuin, schuur,
1 1
26
00
F 2798
Als grondplannummer 2150 O.
00
05
F 2881
VERDULT, Monica Maria Johanna,
(B.P.ged.)
Prinsenbeek.
30
F 2880
bouwland 2183-2 2185 A
4
80
geheel
straat
1
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P.ged.) 2188
3
40
woonhuis, schuren,
27
55
erf en tuin
F 2768
Ieder 1/2 eigendom:
(B.P.ged.)
PRINS, Hendrik o.h.v.g.m. Adriana Catharina Maria van den Broek, Prinsenbeek; VAN DEN BROEK, Adriana Catharina Maria o.h.v.g.m. Hendrik Prins, Prinsenbeek.
2189 F 2190
2
10
waterloop
7
90
F 2189
Als grondplannummer 2037 F.
55
huis, stal, erf
80
50
F 2971
SCHALK, Franciscus Adrianus
(B.P.ged.)
Martinus Marie i.a.g.v.g.g.m. Maria Johanna Antonia van Loon, Prinsenbeek. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2191
48
35
huis, schuur, erf
1
00
00
F 2711
VISSERS, Waltherus Johannes, i.a.g.v.g.g.m. Adriana Maria
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
24
Verdonk, Prinsenbeek. 2192 JX
56
10
bouwland
1
33
70
F 2712
DE WIJS, Adriana Cornelia, weduwe van Antonius Johannes Oomen, Prinsenbeek; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2193 O
13
30
weiland
49
30
F 689
Als grondplannummer 2150 O.
(B.P.ged.) 2194 A
1
35
85
straten
5
84
51
F 2949
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P.ged.) 2195-1 A
11
10
2195-2 A
1
70
bouwterrein
2197 S
12
40
bouwland
2199 S
1
60
fabriek loods
1
07
15
F 1934
Als grondplannummer 2002 A.
84
10
F 2390
WESTBEEK VASTGOED B.V.,
93
11
F 2588
Als grondplannummer 2197 S.
86
14
F 2951
Als grondplannummer 2015 A.
Aerdenhout. 1
magazijn erf werkplaats kantoor 2200-1 A
6
2200-2 A
70
straten
±
30
2201 S
5
2203 B 2206 B
ged.
85
grond
8
40
F 2596
Als grondplannummer 2197 S.
10
erf
8
45
F 2981
Als grondplannummer 2107 B. Als grondplannummer 2107 B.
85
erf
2609 K
61
75
cultuurgrond
2611
4
50
huis, tuin, erf, garage
2
95
F 2980
58
50
H 536
Als grondplannummer 2054 K.
84
60
H 543
VAN STIGT THANS, Marinus Johannes, Prinsenbeek.
Gemeente Princenhage 2151 O
geheel
bouwland
2152 P
geheel
bouwland
1
30
H 3660
Als grondplannummer 2150 O.
00
H 3657
OOMEN, Petrus Antonius Maria
(B.P. ged.)
i.a.g.v.g.g.m. Petronella Jeanette Maria Rombouts, Prinsenbeek.
2154 P
5
44
50
bouwland
5
72
95
H 3659
OOMEN, Petrus Antonia Maria
(B.P. ged.)
i.a.g.v.g.g.m. Petronella Jeanette Maria Rombouts, Prinsenbeek; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van pereceel: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2157 A
4
40
tuinland
47
65
H 3664
Als grondplannummer 2002 A.
2158 A
1
05
hakhout
3
40
H 1035
DE GEMEENTE BREDA, Breda. Aantekeningen bij dit object: Voorkeursrecht gemeenten.
2160 Q
geheel
tuin
4
35
H 3837
VAN HOUTEN, Hendrikus Jacobus i.a.g.v.g.g.m. Lucia Vermonden, Breda.
2161
geheel
huis, garage,
15
75
H 2529
berging, bloemen-
VERMONDEN, Lucia g.m. Christiaan de Graaf, Breda.
serre, stal, bouwland 2162 Q
2
10
hakhout
28
95
H 971
VAN HOUTEN, Hendrikus Jacobus i.a.g.v.g.g.m. Lucia Vermonden, Breda. Aantekeningen bij dit object: Voorkeursrecht gemeenten.
2163 A 2164 A
2
80
weiland
60
weiland
1
3
90
H 973
Als grondplannummer 2002 A.
91
40
H 3120
1/1 eigendom bel. met B.P. recht vervolgens bel. met B.P. recht: DE GEMEENTE BREDA, Breda
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
25
1/1 B.P. recht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda; 1/1 B.P. recht op eigendom eerder belast met B.P. recht: De gemeente Breda, Breda. 2165 A
5
05
weiland
26
85
H 3835
Als grondplannummer 2022 A
2166 A
3
80
straten
26
94
H 3898
Als grondplannummer 2022 A.
(B.P. ged.) 2167-1 A
15
15
straten, parkeer-
6
69
00
H 3887
Als grondplannummer 2022 A.
61
00
H 2441
1/1 eigendom bel. met B.P. recht:
terrein, water 2167-2 A
48
10
2168 A
59
20
weiland, huis, schuur
DE GEMEENTE BREDA, Breda; 1/1 B.P. recht: N.V. Provinciale Noordbrabantse Energie-Maatschappij (PNEM), ‘s-Hertogenbosch.
2172 A 2173 B
2
5
60
erf
54
50
spoorbaan, trafo,
3
7
55
H 3908
Als grondplannummer 2002 A.
70
23
H 3915
Als grondplannummer 2107 B.
noodagregatiegebouw 2174 A
geheel
tuinland
22
70
H 1037
Als grondplannummer 2002 A.
2175 A
geheel
woonhuis, garage,
29
15
H 982
Als grondplannummer 2002 A.
72
99
H 3839
Als grondplannummer 2002 A.
schuur, paardenstal, erf, tuin, weiland 2176 A
71
35
weiland
(B.P. ged.) 2177 A
geheel
woonhuis, garage,
60
00
schuur, erf, tuin 2178 A
geheel
H 3836
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P. ged.)
tuinland
56
05
H 2530
DE GEMEENTE BREDA, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van pereceel: De Gemeente Breda, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2180 A
6
20
waterloop
11
75
H 3658
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P. ged.) 2186 A
6
35
weg
94
70
P 421
Als grondplannummer 2022 A.
2187-1 B
36
95
spoorbaan
1
07
20
P 402
Als grondplannummer 2107 B.
2187-2 B
1
90 1
2202 B
50
60
spoorbaan
00
30
P 401
Als grondplannummer 2107 B.
2204-1 A
2
15
weg
58
20
P 34
Als grondplannummer 2015 A.
2204-2 A
2
10
19
10
bouwland
82
80
P 725
1/1 eigendom bel. met B.P. recht:
2205
BASTIAANSEN, Maria Antonia Wilhelmina i.a.g.v.g.g.m. Cornelis Josephus Lambertus Marie de Beer, Breda; 1/1 B.P. recht: N.V. Waterleiding maatschappij Noord-West Brabant, Breda. 2207
21
90
huis, erf, tuin, weiland
53
95
P 729
1/1 eigendom bel. met B.P. recht vervolgens bel. met B.P. recht: SPOELSTRA, Petrus Johannes Clemens Maria, i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Antoinetta Maria Goos, Breda; 1/1 B.P. recht: N.V. Waterleiding Maatschappij
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
26
Noord-West Brabant, Breda; 1/1 B.P. recht op eigendom eerder belast met B.P. recht: De gemeente Breda, Breda. 2208 F
2
10
2209 T
8
40
waterloop kassen, cultuur-
2
8
00
P 37
Als grondplannummer 2037 F.
53
80
P 621
BASTIAANSEN, Petrus Adrianus
grond
Maria i.a.g.v.g.g.m. Dimphena Josepha Maria Voesenek, Breda.
2211 U
25
tuinland
2
40
P 580
BEEKERS, Cornelis Jacobus i.a.g.v.g.g.m. Petronella Catharina Sprenkels, Breda.
2212 U
85
waterloop
2213 A
80
bouwterrein,
1
90
P 731
Als grondplannummer 2211 U.
44
30
P 710
Als grondplannummer 2002 A.
32
75
P 733
BEEKERS, Cornelis Jacobus
straten 2214-1 U
24
90
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: weiland
2
i.a.g.v.g.g.m. Petronella 2214-2 U
17
10
Catharina Sprenkels, Breda; 1/1 B.P. recht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2215-1 F
1
90
2215-2 F
1
85
37
40
2216 A
waterloop bouwland, weiland
1
4
30
P 586
Als grondplannummer 2037 F.
75
90
P 203
Als grondplannummer 2002 A.
46
60
P 619
BASTIAANSEN, Petrus Adrianus
loods 2217 T
6
65
weiland
Maria i.a.g.v.g.g.m. Dimphena Josepha Maria Voesenek, Breda. zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B. van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: N.V. Regionaal distributiebedrijf PNEM Breda, Breda. 2218 F
2
15
waterloop
9
20
P 584
Als grondplannummer 2037 F.
2219 A
41
50
weg
57
00
P 35
Als grondplannummer 2015 A.
2223-1 V
14
15 bouwland
42
80
P 66
STICHTING ‘T ARM KINDERHUYS,
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: Nieuwendijk.
2223-2 V
55
1/1 B.P. recht: N.V. Waterleiding maatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2225 V
13
05
bouwland
±
39
30
P 72 ged.
STICHTING ‘T ARM KINDERHUYS, Nieuwendijk. Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3 onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda; De gemeente Breda, Breda. Van de te onteigenen oppervlakte is inmiddels ± 8 are in eigendom van de Staat (Verkeer en Waterstaat).
2226 VW
28
85
weiland
±
4
55 en
P 73
Ieder 99/200 eigendom:
±
2
52
ged.
FRANKEN, Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Petronella Cornelia Martens, Breda; MARTENS, Petronella Cornelia i.a.g.v.g.g.m. Johannes Antonius Franken, Breda; 1/100 eigendom: FRANKEN, Petrus Wilhelmus Johannes, Breda.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
27
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda (2 maal); De gemeente Breda, Breda. ±
5
48
P 73 ged.
STICHTING ‘T ARM KINDERHUYS, Nieuwendijk. Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3 onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda (2 maal); De gemeente Breda, Breda. Van de te onteigenen oppervlakte is inmiddels ± 20 are 55 centiare in eigendom van de Staat (Verkeer en Waterstaat).
2227 W
10
80
weg
±
6
90 en
P 567
Ieder 99/200 eigendom:
weiland
±
2
00
ged.
FRANKEN, Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Petronella Cornelia Martens, Breda; MARTENS, Petronella Cornelia i.a.g.v.g.g.m. Johannes Antonius Franken, Breda; 1/100 eigendom: FRANKEN, Petrus Wilhelmus Johannes, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda
De
gemeente Breda, Breda. Van de te onteigenen oppervlakte is inmiddels ± 8 are in eigendom van de Staat (Verkeer en Waterstaat). 2228 W
23
40
bouwland
±
25
00 en
P 70
Ieder 99/200 eigendom:
±
29
35
ged.
FRANKEN, Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Petronella Cornelia Martens, Breda; MARTENS, Petronella Cornelia i.a.g.v.g.g.m. Johannes Antonius Franken, Breda; 1/100 eigendom: FRANKEN, Petrus Wilhelmus Johannes, Breda. Van de te onteigenen oppervlakte is inmiddels ± 14 are in eigendom van de Staat (Verkeer en Waterstaat).
2229
geheel
huis, schuur,
1
51
40
P 719
bouwland, kassen, weiland 2230 F
geheel
2231 A
Breda.
waterloop 5
huis, schuur,
BRUIJNS, Antonius Adrianus g.m. Cornelia Johanna van Rijckevorsel,
±5
9
40
P 124
Als grondplannummer 2037 F.
34
37
P 727
Als grondplannummer 2002 A.
bouwterrein, straat,
ged.
waterloop, trafo 2232 W
34
00
weiland
±
9
±
25
00 en
P 69
Ieder 99/200 eigendom:
00
ged.
FRANKEN, Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Petronella Cornelia Martens, Breda;
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
28
MARTENS, Petronella Cornelia i.a.g.v.g.g.m. Johannes Antonius Franken, Breda; 1/100 eigendom: FRANKEN, Petrus Wilhelmus Johannes, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van pereceel: N.V. Waterleidingmaatschappij NoordWest Brabant, Breda De gemeente Breda, Breda. Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. 2233 F 2234 A
3
3
00
waterloop
98
90
weiland
4
27
80
P 78
69
70
P 519
Als grondplannummer 2037 F. DE GEMEENTE BREDA, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3 onder B. van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2235 F
8
20
waterloop
56
76
P 613
Als grondplannummer 2037 F.
2236 X
7
35
weiland, loods
50
45
P 523
THE GREENERY INTERNATIONAL B.V., ‘s-Gravenhage. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3 onder B. van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2237-1 X
1
69
25
trafo, veilinggebouw, 21
34
30
P 524
Als grondplannummer 2236 X.
44
20
P 133
Als grondplannummer 2015 A.
52
55
P 510
i.a.g.v.g.g.m. Adriana Cornelia
terrein, 2237-2 X
1
80
2238-1 A
21
35
2238-2 A
55
00
1
64
huizen, loods weg
2239-1
1
huis, schuur, erf,
VERWIJMEREN, Matheus
weiland, bouwland
Luijkx, Breda. 2239-2
9
2241
geheel
huis, schuur, tuin
15
00
P 786
SPRENKELS, Johannes Petrus i.a.g.v.g.g.m. Helena Wilhelmina Maria Floren, Breda.
2242 F
4
10
waterloop
2245 A
8
35
tuinland
2247 A
1
10
waterloop
2248 A
11
45
bouwland
2250 Y
26
70
bouwland
22
10
P 135
Als grondplannummer 2037 F.
13
25
P 511
Als grondplannummer 2002 A.
25
70
P 152 ged.
Als grondplannummer 2002 A.
2
02
95
P 162
Als grondplannummer 2002 A.
1
61
60
P 160
VERDONK, Cornelis Johannes
2
i.a.g.v.g.g.m. Petronella Adriana Maria Jansen, Breda. 2251 Y
99
15
bouwland
1
00
70
P 153
VERDONK, Cornelis Johannes i.a.g.v.g.g.m. Petronella Adriana Maria Jansen, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2252 Y 2253 Y
1
80
30
bouwland
06
70
huis, tuin,
1
85
50
P 154
Als grondplannummer 2251 Y.
13
20
P 155
Als grondplannummer 2251 Y.
bedrijfsruimte
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
29
2254 A
6
2255 Z
90
geheel
waterloop
25
60
P 150
Als grondplannummer 2002 A.
bouwland, kassen
33
95
P 572
SPRENKELS, Adrianus Hendrikus Lambertus o.h.v.g.m. Brigitte Elisabeth Quinta Beverwijk, Breda.
2256 Z
1
38
65
tuin, land met kas
1
75
00
P 573
Als grondplannummer 2255 Z.
1
huis, garage 2257 Z
geheel
2258 A
42
2259 Z
geheel
2261
bouwland 40 96
31
25
P 785
Als grondplannummer 2255 Z.
weg
64
80
P 174
Als grondplannummer 2015 A.
bouwland
45
40
P 183
Als grondplannummer 2255 Z.
boerderij, schuur,
40
35
P 542
zwembad, tuin
VAN GELOVEN, Franciscus Johannes Maria i.a.g.v.g.g.m. Maria Diliana Johanna van Stokkum, Breda.
2262 A
16
35
tuingrond
2263 A
2
75
waterloop
2264 A
62
45
straat
7
11
tankstation
21
10 11
2265
1
1
64
80
P 539
Als grondplannummer 2043 A.
16
30
P 178
Als grondplannummer 2002 A.
33
68
F 2095
Als grondplannummer 2022 A.
9
05
F 1707
KIMMERER & CO B.V. GEVESTIGD TE
weg
23
55
P 752
Als grondplannummer 2022 A.
hotel, tuin,
22
80
F 1915
HOTEL-CAFE RESTAURANT
2
ABLASSERDAM, Alblasserdam. 2266 A 2267-1HA
restaurant
PRINCEVILLE BEHEER B.V. GEV. TE BREDA, Breda.
2267-2HA
23
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van pereceel: N.V. Regionaal Distributiebedrijf PNEM Breda, Breda.
2269 A
12
30
straat
83
70
F 1925
Als grondplannummer 2022 A.
2271 A
7
20
weg
66
00
P 149
Als grondplannummer 2022 A.
2275 HA
2
65
bouwland, kwekerij
28
30
F 1916
HOTEL CAFE RESTAURANT PRINCEVILLE BEHEER B.V. GEV. TE BREDA, Breda.
2277 HA
7
60
weiland
1
21
60
F 2106
2278
2
00
bouwland, schuur
2
01
80
F 2065
stal, warenhuizen
Als grondplannummer 2275 HA. 1/1 eigendom bel. met B.P. recht: VERDONK, Adrianus Laurentius Maria, Breda. 1/1 B.P. recht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2282 JA
50
tuinbouwgrond
66
65
P 450
BEEKERS, Lambertus Franciscus
85
60
P 500
Als grondplannummer 2282 JA.
03
60
P 108
Als grondplannummer 2015 A.
23
00
P 109
Als grondplannummer 2037 F.
29
70
P 116
BASTIAANSEN B.V., Breda.
Marinus, Breda. 2283 JA
16
95
witlofkas, tuinland
2284 A
47
40
weg
2285 F
9
85
waterloop
2286 JB
27
00
huis, schuur,
1 1
kassen 2287 T
geheel
2288 JB
23
70
warenhuis
huis, tuin, garage
7
50
P 436
Als grondplannummer 2209 T.
44
10
P 437
2289 A
67
10
straat
Als grondplannummer 2286 JB.
15
10
P 336
2290
6
10
Als grondplannummer 2015 A.
bouwland
73
30
N 1004
NOLTEN, Hans o.h.v.g.m. Maria
2292
19
45
bouwland
81
90
N 1583
1
Adriaantje van der Veer, Breda. FRANKEN, Gerardus Antonius Jacobus b.e.g.v.g.g.m. Anna Maria Laurina Meulendijks, Breda. 2293 A
1
50
straat
9
70
N 1580
Als grondplannummer 2015 A.
2294
4
80
huis, tuin,
6
30
M 1448
1/1 eigendom bel. met B.P. recht:
schuren
STIENEN, Christiaan Wilhelmus Josephus i.a.g.v.g.g.m. Rosalia Adriana van Hogeloon, Breda. 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda.
2295
6
25
huis, tuin
54
20
M 1507
LEEUWENBURGH, Willem i.a.g.v.g.g.m. Geertruida Woutrina
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
30
Bakker, Etten-Leur. 2296
75
huis, tuin, erf garage
42
05
M 1746
Ieder 1/2 eigendom: VAN DEN BROEK, Lambertus Christianus Maria i.a.g.v.g.g.m. Louisa Josephina Johanna van der Mierden, Breda; VAN DER MIERDEN, Louisa Josephina Johanna, i.a.g.v.g.g.m. Lambertus Christianus Maria van den Broek, Breda.
2298 D 2299 D
5
2300 JF
15
dreef
10
bos
44
erf, garage
23
52
45
E 2198
8
20
75
E 2187
STAATSBOSBEHEER, Middelburg. Als grondplannummer 2298 D.
45
N 2672
Ieder 1/2 eigendom: VAN MEER, Johannes Jacobus Andreas, Breda. FRIJTERS, Wilhelmina Elisabeth Maria, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsprojekt in voorbereiding.
2301 JF
1
86
woonhuis, garage,
3
05
N 2671
tuin
Ieder 1/2 eigendom: VAN MEER, Johannes Jacobus Andreas, Breda; FRIJTERS, Wilhelmina Elisabeth Maria, Breda.
2302
5
bos
±6
67
75
E 2186
DE STAAT (LANDBOUW, STAATSBOSBEHEER), REGIO BRABANT WEST, Tilburg.
2304
8
huis, tuin, garage
7
54
M 1458
Ieder 1/2 eigendom: COUVREUR, Johannes Marinus i.a.g.v.g.g.m. Johanna van Nunen, Breda; VAN NUNEN, Johanna i.a.g.v.g.g.m. Johannes Marinus Couvreur, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2305 JC
1
50
horecapand met
4
80
M 1131
woning
Ieder 1/2 eigendom: LI, Kwan Chi, i.a.g.v.g.g.m. Yuk Ying Tsang, Breda; PAT, Yu i.a.g.v.g.g.m. Mei Yee Li, Teteringen.
2306 JC
1
31
grond
1
90
M 1607
2307
5
30
Als grondplannummer 2305 JC.
tuinland
78
90
M 1296
STICHTING LIESBOSCH GEVESTIGD TE
17
08
bouwland
36
70
M 1308
BREDA, Breda. 2308 JD
VAN MEER, Cornelis Franciscus i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Lucia Margaretha Maria Franken, Breda.
2309 JD
9
45
bouwland
42
45
M 1312
Als grondplannummer 2308 JD.
2310 JE
16
40
bouwland
18
70
M 1311
SNIJDERS, Adrianus Antonius i.a.g.v.g.g.m. Petronella Maria Gommers, Breda.
2311 JE
7
65
tuin
2312 A
1
60
straat
37
95
bouwland, kas
2313
60
85
M 1313
Als grondplannummer 2310 JE.
8
30
N 1581
Als grondplannummer 2015 A.
68
45
N 2134
Ieder 1/2 eigendom: BIEMANS, Christianus Johannes Hendrikus i.a.g.v.g.g.m. Catharina Cornelia Maria Langen, Breda; LANGEN, Catharina Cornelia Maria i.a.g.v.g.g.m. Christianus Johannes Hendrikus Biemans, Breda.
2314
3
57
weiland, bouwland
8
60
N 2430
MATHIJSSEN, Franciscus Jacobus i.a.g.v.g.g.m. Hubertina Antonia
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
31
Maria Schalk, Breda. 2315
9
90
huis, tuin
20
20
N 2668
SCHALK, Hubertina Antonia Maria i.a.g.v.g.g.m. Franciscus Jacobus Mathijssen, Breda.
2316 A
4
20
weg
2318
3
55
tuinbouwgrond
2319
12
45
schuur, erf,
2
29
06
N 1698
Als grondplannummer 2015 A.
35
00
N 2415
BUREAU BEHEER LANDBOUWGRON-
17
68
N 2508
DEN, Tilburg. 3
bouwland
KLEEMANS, Jacobus Petrus Adrianus o.h.v.g.m. Jacoba Laurentia Adriana van de Riet, Breda.
2320
1
05
weiland
8
37
N 1631
MAAS, Elisabeth Catharina i.a.g.v.g.g.m. Adrianus Cornelis Roovers, Breda.
2321
geheel
zandgrond
69
75
N 1695
VAN BEEK, Cornelis Auguste Marie i.a.g.v.g.g.m. Anna Maria Cornelia Ooms, Breda.
2322
25
90
bouwland, weiland
2
87
13
N 1619
4
00
M 1108
VAN GASTEL, Hendrikus Antonius, Breda.
2323
5
huis, tuin, schuur
ANSEMS, Petrus Cornelius i.a.g.v.g.g.m. Godefrida E Moerenhout, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2325 JG
45
60
kwekerij
62
00
N 2526
SANDERS, Maria Frieda o.h.v.g.m.
2327 JG
10
50
dreef, hakhout
39
10
N 1593
2328 JG
44
75
grasland
46
50
N 1594
Als grondplannummer 2325 JG.
2329 JG
geheel
2
N 1624
SANDERS, Maria Frieda o.h.v.g.m.
Jan Bart Hof, Breda.
bouwland
Als grondplannummer 2325 JG.
Jan Bart Hof, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding. 2330-1 JG
1
48
huis, schuur,
1
32
30
N 1599
bouwland
SANDERS, Maria Frieda o.h.v.g.m. Jan Bart Hof, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5,
2330-2 JG
33
20
lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: De gemeente Breda, Breda.
2331 JG
44
50
bouwland
55
30
N 1626
2333 JG
11
10
stal, bouwland
Als grondplannummer 2325 JG.
45
35
N 1601
2334
12
90
Als grondplannummer 2330 JG.
tuin
13
83
P 120
2335
11
45
HULLEMAN, Cornelis, Barendrecht.
grond
17
45
P 121
1/1 eigendom bel. met recht van
6
vruchtgebruik: ROMME, Maria Johanna Cornelia Elisabeth o.h.v.g.m. Aloysius Ivo Marie Berendsen, Breda; 1/1 recht van vruchtgebruik: DE WIT, Maria Cornelia Hendrika, weduwe van Wilhelmus Petrus Adrianus Maria Romme, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda; Het Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. 2336
6
84
tuin
6
86
P 119
KERCKHAERT, Madeleine Maria Louisa g.m. Joseph Cornelis de Leeuw, Breda.
2337
5
23
huis, tuin, garage erf
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
5
92
P 340
CHRISTIAANSEN, Wilhelmus Josephus Maria.
32
2338-1
70
80
huis, schuur,
2
71
20
P 122
weiland 2338-2
34
1/1 eigendom bel. met recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.:
50
VOERMANS, Adrianus Antonius i.a.g.v.g.g.m. Petronella Catharina Maria, Buiks, Breda. 1/1 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: VAN GURP, Helena g.m. Cornelis Voermans, Breda. Aantekeningen bij dit object: Beschermd monument als bedoeld in de Monumenten West 1988.
2340 A 2343
38
40
weg
3
56
huis, tuin
38
40
P 123
Als grondplannummer 2015 A.
4
60
N 1606
Ieder 1/7 eigendom: VAN MEER, Adrianus Johannes i.a.g.v.g.g.m. Adriana Pietronella Nuijten, Breda; VAN MEER, Antonius Adrianus i.a.g.v.g.g.m. Catharina Wilhelmina Maria van Rijckevorsel, Breda; VAN MEER, Cornelia Francisca, Rijsbergen; VAN MEER, Franciscus Adrianus g.m. Maria Johanna Antonia Huijbregts, Etten-Leur; VAN MEER, Francijna Cornelia g.m. Wilhelmus van Es, Prinsenbeek; VAN MEER, Jacobus Adrianus Maria, Breda; VAN MEER, Johannes Adrianus g.m. Dimphena Jozefa Theresia Maria de Wit, Breda.
2344
9
84
bedrijfspand, erf
10
40
N 1607
VAN DER MEER, Josephus Hubertus o.h.v.g.m. Anna Maria Johanna Pijnacker, Kapellen België.
2345
geheel
huis, tuin, garage
6
55
N 1608 (B.P. ged.)
VAN DER VALK, Martinus Willem Antonius o.h.v.g.m. Ingrid Carolina Maria Rootinck, Bonaire Nederlandse Antillen.
2347
geheel
huis, garage,
2
80
N 1535
berging, tuin
Ieder 1/4 eigendom bel. met recht van (mede) gebr. en/of mede) bew.: SCHALK, Adrianus Cornelis Maria i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Maria Cornelia Stefanie Pors, Oudenbosch; SCHALK, Petronella Elisabeth Maria i.a.g.v.g.g.m. Hendrikus Petrus Johannes Poppelaars, Terheijden; SCHALK, Cornelis Adrianus Maria i.a.g.v.g.g.m. Adriana Johanna Maria Pijpers, Rijsbergen; SCHALK, Lambertus Abraham Maria o.h.v.g.m. Hendrica Catharina Huberdina Maria van den Wassenberg, Prinsenbeek. 1/1 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: SCHALK, Cornelis Hendrikus i.a.g.v.g.g.m. Adriana Kerstens, Breda; KERSTENS, Adriana i.a.g.v.g.g.m. Cornelis Hendrikus Schalk, Breda.
2348
geheel
huis, schuur,
3
55
N 1536
MOL, Antonie Frederik, Breda.
garage, tuin
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
33
2349
geheel
huis, tuin, garage
3
21
N 1043
BROEKMANS, Christianus Marinus, Breda.
2350-1 A
2
20
DE GEMEENTE BREDA, Breda. straat
1
63
30
N 1744
Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak:
2350-2 A
12
50
N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2351 HB
25
95
bouwland
79
40
N 125
Ieder 1/2 eigendom: BARON SPEYART VAN WOERDEN, Diederik Henricus Maria, 5300 Bonn, Bondsrepubliek Duitsland; BARON SPEIJART VAN WOERDEN, Johannes Cornelius Petrus, ‘s-Gravenhage.
2352 HC
geheel
weiland
45
15
N 1690
Ieder 1/3 eigendom bel. met recht van vruchtgebruik: VAN DE VEN, Maria Johanna Cornelia Henriëtte o.h.v.g.m. Johannes Gerardus Marinus Maria van der Sanden, Bavel; VAN DE VEN, Henricus Johannes Martinus Antonius Aloysius, Ulvenhout; VAN DE VEN, Richard Henry Philippus Johannes, Breda. 1/1 recht van vruchtgebruik: CARPAIJ, Johanna Maria weduwe van Henricus Johannes Maria van de Ven, Ulvenhout. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2353 HC
9
70
huis, erf, tuin
62
60
N 2299
Ieder 1/3 eigendom bel. met B.P. recht vervolgens bel. met recht van vruchtgebruik: VAN DE VEN, Maria Johanna Cornelia Henriëtte o.h.v.g.m. Johannes Gerardus Marinus Maria van der Sanden, Bavel; VAN DE VEN, Henricus Johannes Martinus Antonius Aloysius, Ulvenhout; VAN DE VEN, Richard Henry Philippus Johannes, Breda. 1/1 recht van vruchtgebruik op eigendom eerder belast met B.P. recht: CARPAIJ, Johanna Maria weduwe van Henricus Johannes Maria van de Ven, Ulvenhout. 1/1 B.P.recht: De gemeente Breda, Breda. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: PNEM Netwerk B.V.: ‘s-Hertogenbosch. Aantekeningen bij dit object: Beschermd monument als bedoeld in
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
34
de Monumenten Wet 1988. 2355 HD
geheel
bouwland
6
40
N 2703
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: NOOREN, Jacobus Franciscus Marie i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Cornelia Maria Sweep, Breda. 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van pereceel: N.V. regionaal Distributiebedrijf PNEM Breda, Breda.
2356 HD
74
2358 HE
geheel
20
bouwland
75
30
N 2705
Als grondplannummer 2024 HD.
dreef
12
60
N 1398
1/1 eigendom bel. met B.P. recht vervolgens bel. met B.P. recht: PRINSE, Adrianus Johannes Maria g.m. Lucia Maria Tuijtelaars, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. 1/1 B.P. recht op eigendom eerder bel. met B.P. recht: N.V. waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2361 HE
geheel
weg
90
N 1661
1/1 eigendom bel. met B.P. recht:
ged.
PRINSE, Adrianus Johannes Maria g.m. Lucia Maria Tuijtelaars, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: PNEM Netwerk B.V., ‘s-Hertogenbosch.
2362 HE
geheel
huis, erf, stal
1
10
N 615
47
15
N 982
PRINSE, Adrianus Johannes Maria g.m. Lucia Maria Tuijtelaars, Breda.
2363 HE
9
82
warenhuizen,
1
schuur, tuin
1/1 Derde op volgende zakelijke belasting: PRINSE, Adrianus Johannes Maria g.m. Lucia Maria Tuijtelaars, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. 1/1 B.P. recht op eigendom eerder bel. met B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. 1/1 zakelijk recht na twee of meer zakelijke belastingen: N.V. waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2364 HE
19
55
dreef
43
40
N 1399
2365 HF
29
40
tuinland, gedeel-
79
40
N 1644
telijk weg
Als grondplannummer 2358 HE. 1/1 eigendom bel. met B.P. recht: VERSCHUREN, Christianus Antonius Josephus i.a.g.v.g.g.m. Adriana Elisabeth Gerarda Maria Martens, Breda. 1/1 B.P. recht: De gemeente Breda, Breda. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: PNEM Netwerk B.V., ‘s-Hertogenbosch.
2366
3
45
bouwland, loods,
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
94
27
N 983
1/1 eigendom bel. met B.P. recht:
35
huis, schuur
BROEREN, Adrianus Cornelis Rogier i.a.g.v.g.g.m. Johanna Geertruida Maria van Poeijer, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2367 HF
29
2368 HB 2369 HF
40
weiland
56
20
N 216
geheel
weiland
50
40
N 217
Als grondplannummer 2365 HF. Als grondplannummer 2351 HB.
geheel
uitweg
6
50
N 561
VERSCHUREN, Christianus Antonius Josephus i.a.g.v.g.g.m. Adriana Elisabeth Gerarda Maria Martens, Breda.
2370 HF
1
47
60
huis, schuur,
2
34
30
N 221
Als grondplannummer 2365 HF.
76
10
N 1371
GRAAF DE MARNIX DE SAINTE
Bouwland 2371 JG
59
40
weiland
ALDEGONDE, Philippe Amedee Xavier in leven gehuwd met Godelieve Marie Helene Maskens, Breda. 2372 HH
59
25
weiland
82
00
N 1386
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda.
2373 HH
23
25
bouwland
2
75
08
N 1513
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2374 HB
geheel
gedeeltelijk weg,
44
70
N 1645
Als grondplannummer 2351 HB.
weiland
36
00
N 219
Als grondplannummer 2351 HB.
weiland
77
50
N 220
Als grondplannummer 2369 HF.
weiland
44
60
N 1370
Als grondplannummer 2369 HF. Als grondplannummer 2372 HH.
weiland 2375 HB
geheel
2376 HF
53
2377 HF
geheel
2378 HH
38
15
weiland
45
00
N 1369
2379 F
9
00
bijloop
74
70
N 2739
Als grondplannummer 2037 F.
2380 HH
32
20
weiland
03
20
N 1712
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis
30
1
Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding. 2382 HH
geheel
bouwland
67
30
N 346
2383 HH
20
Als grondplannummer 2372 HH.
70
bouwland
90
70
N 347
2385 HH
Als grondplannummer 2372 HH.
29
65
bouwland
35
00
N 348
2386
Als grondplannummer 2372 HH.
3
30
boerderij, schuur
89
90
N 1714
gedeeltelijk kas
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: VERDAASDONK, Johannes Adrianus g.m. Helena Catharina van den Wijngaart, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2387 HH
31
50
bouwland
36
90
N 349
Als grondplannummer 2372 HH.
2388 HK
20
75
kas, tuin, bouw-
45
80
N 339
VERDAASDONK, Adrianus Martinus
land, schuur
i.a.g.v.g.g.m. Adriana Cornelia Jochems, Breda.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
36
2389 HH
43
2390
geheel
2391 HK
18
2393 HK
geheel
45
bouwland
48
90
N 338
Als grondplannummer 2372 HH.
huis, bouwland
11
05
N 1082
VERSTRAETEN, Cornelis i.a.g.v.g.g.m.
warenhuis, bouwland
71
25
N 1693
Als grondplannummer 2388 HK.
5
85
N 1694
Als grondplannummer 2388 HK.
32
89
N 2644
Ieder 1/2 eigendom:
Elisabeth Suijkerbuijk, Breda.
2394
90
huis, tuin 69
huis, berging/ stal, carport/
VAN DE SANDE, Hubertus Marinus
garage, tuin, erf
o.h.v.g.m. Maria Carolina Brooimans, Breda; BROOIMANS, Maria Carolina o.h.v.g.m. Hubertus Marinus van de Sande, Breda.
2395
30
huis, schuur, tuin
94
95
N 2675
weiland
1/1 eigendom: WILDHAGEN, Adriana Maria i.a.g.v.g.g.m. Franciscus Wilhelmus Maria van der Aa, Breda. VAN DER AA, Franciscus Wilhelmus Maria i.a.g.v.g.g.m. Adriana Maria Wildhagen, Breda.
2396 A 2397 A
6
55
weg
00
weiland
1
7
40
30
00
N 1719
Als grondplannummer 2043 A.
N 1722
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P. ged.) 2398 A 2399
13
45
weg
14
80
N 1723
Als grondplannummer 2002 A.
1
10
bouwland
78
40
N 1560
VAN DEN BLIEK, Arnoldus Johannes i.a.g.v.g.g.m. Petronella Johanna Backx, Breda.
2400
12
woonhuis, berging
17
50
N 1524
Ieder 1/2 eigendom bel. met B.P.
houten garage,
recht:
tuin
VAN DIJNSEN, Ivo Adrianus Franciscus o.h.v.g.m. Johanna Adriana Lucia van VAN BAAL, Johanna Adriana Lucia o.h.v.g.m. Ivo Adrianus Franciscus van Dijnsen, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2401
geheel
2402
23
erf, gierkelder
6
60
N 1296
81
10
N 1523
BEHEERMAATSCHAPPIJ DE KROON B.V., Etten-Leur.
00
huis, tuin, bouwland
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: MARTENS, Theodorus g.m. Adriana Maria van Gool, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda.
2403
4
65
huis, schuur,
33
20
N 1294
tuinland
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: JACOBS, Josephus Johannes, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda.
2404 HG
geheel
bouwland
54
80
N 453
1/1 eigendom bel. met recht van vruchtgebruik: GRAAF DE MARNIX DE SAINTE ALDEGONDE, Philippe Gerard Amedee, Parijs, Frankrijk. 1/1 recht van vruchtgebruik: MASKENS, Godelieve Marie Helene, weduwe van Graaf Philippe Amedee Xavier de Marnix de Sainte Aldegonde, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht:
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
37
N.V. Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. 2405 HG
49
70
bouwland
56
40
N 454
2406 HG
9
80
uitweg
10
80
N 455
Als grondplannummer 2404 HG.
2407 JL
40
65
bouwland
12
05
N 1726
JANSSEN, Adrianus Cornelis
1
Als grondplannummer 2404 HG.
i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Cornelia Maria Hazenberg, Breda. 2408 A
1
83
20
weg, sloot
2
40
90
L 2148
DE GEMEENTE BREDA, Breda. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: PNEM NETWERK B.V., ‘s-Hertogenbosch. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak (op ged.): De Staat (Verkeer en Waterstaat), Breda.
2409 JL
2
35
bouwland
57
00
N 1725
JANSSEN, Adrianus Cornelis i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Cornelia Maria Hazenberg, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2410 G
3
60
weg
5
00
L 2068
DE PROVINCIE NOORD-BRABANT,
2411 F
1
55
waterloop
3
40
L 1775
Als grondplannummer 2037 F.
2412 G
31
15
weg
84
35
N 2653
Als grondplannummer 2410 G.
2413 A
15
45
bouwterrein,
62
17
N 2697
Als grondplannummer 2002 A.
‘s-Hertogenbosch.
3
straten, grond
ged.
2418 A
3
10
verharde weg
7
08
70
I 4983
Als grondplannummer 2002 A.
2419 A
83
50
weg
1
39
11
L 2145
Als grondplannummer 2002 A.
5
85
L 2067
Als grondplannummer 2410 G.
11
90
L 2065
1/1 eigendom bel. met recht van
2420 G
5
80
weg
2421 A
10
65
weg, brug
opstal: DE GEMEENTE BREDA, Breda. 1/1 recht van opstal: De Provincie Noord-Brabant, ‘s-Hertogenbosch. 2422-1 F
30
waterloop, gedeel-
WATERSCHAP MARK EN WEERIJS,
telijk weg
Ulvenhout. 11
2422-2 F
45
L 2156
10
05
27
35
bouwland
1
38
30
N 456
68
70
loods, bouwland
2
81
10
L 2158
Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2424 HG 2425 HS
1
Als grondplannummer 2404 HG. 1/1 eigendom: VERDAASDONK, Antonetta Adriana Maria i.a.g.v.g.g.m. Petrus Jacobus Maria van Rijckevorsel, Breda; VAN RIJCKEVORSEL, Petrus Jacobus Maria i.a.g.v.g.g.m. Antonetta Adriana Maria Verdaasdonk, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2426 HS
geheel
bouwland
82
50
L 13
VAN RIJCKEVORSEL, Petrus Jacobus Maria i.a.g.v.g.g.m.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
38
Antonetta Adriana Maria Verdaasdonk, Breda. 2427 A 2428 HH
1
26
65
dreef
61
70
3 schuren, tuin, huis,
2
66
20
L 1297
68
60
N 1184
erf, weiland
Als grondplannummer 2015 A. VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: De Gemeente Breda, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2429 HH
geheel
weiland
90
60
N 350
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2430 HH
30
20
weg
35
00
N 1561
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: De Gemeente Breda, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2431 HH
geheel
weiland, stal
28
10
N 351
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2432 HH 2433 HH 2434 A 2435-1 A
geheel
bouwland
1
07
45
N 1081
Als grondplannummer 2428 HH.
21
85
N 2700
Als grondplannummer 2372 HH.
9
90
weiland
55
25
weg
1
28
45
N 1724
Als grondplannummer 2015 A.
dreef
1
26
80
N 440
Als grondplannummer 2002 A.
15
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
39
2435-2 A 2436 HH
1
38
45
92
20
bouwland
2
01
40
N 1187
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2437 JG
5
2438 HH
geheel
weiland
1
uitweg
77
10
N 446
Als grondplannummer 2371 JG.
16
50
N 451
VERSCHUREN, Franciscus Cornelis Maria o.h.v.g.m. Anna Adriana Francisca de Vet, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2439 JG
10
30
bouwland
2441 JG
46
85
bouwland
2442 JG
geheel
1
22
60
N 445
Als grondplannummer 2371 JG.
51
00
N 443
Als grondplannummer 2371 JG.
hakhout
1
63
40
N 452
Als grondplannummer 2371 JG.
2443 JG
5
10
bouwland
1
56
70
N 444
Als grondplannummer 2371 JG.
2444 JG
48
10
bouwland
1
32
90
N 442
Als grondplannummer 2371 JG.
7
05
waterloop, gedeel-
47
05
L 2155
Als grondplannummer 2422 F.
02
30
L 1235
2445 F
telijk weg 2446 HS
1
98
70
bouwland, weiland
2
1/1 eigendom: VERDAASDONK, Antonetta Adriana Maria i.a.g.v.g.g.m. Petrus Jacobus Maria van Rijckevorsel, Breda; VAN RIJCKEVORSEL, Petrus Jacobus Maria i.a.g.v.g.g.m. Antonetta Adriana Maria Verdaasdonk, Breda.
2447
1
15
weiland, schuren,
49
90
L 1266
huis, garage
Ieder 1/2 eigendom: VAN HAPEREN, Adrianus Johannes Cornelius Maria o.h.v.g.m. Maria Bernadette Cornelia Zeegers, Breda. ZEEGERS, Maria Bernadette Cornelia o.h.v.g.m. Adrianus Johannes Cornelius Maria van Haperen, Breda.
2448
44
trafo, erf
80
L 2100
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: N.V. REGIONAAL DISTRIBUTIEBEDRIJF PNEM BREDA, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2449-1 HD
56
2449-2 HD
24
huis, tuin, garage
8
77
L 1887
1/1 eigendom bel. met recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: HUIJBRECHTS, Jozef Hijpolijtus Maria Franciscus g.m. Helena Johanna Francisca Michielsen, Breda. 1/1 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: HUIJBRECHTS, Adrianus Petrus Henricus in leven g.m. Marie Elisabeth Christina Leontina Suij, Breda.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
40
SUIJ Marie Elisabeth Christina Leontina weduwe van Adrianus Petrus Henricus Huijbrechts, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding. 2450
13
huis, erf, tuin
59
65
L 2152
SCHOENMAKERS, Antonius Johannes i.a.g.v.g.g.m. Adriana Maria Bastiaansen, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda.
2451 A
1
15
2452
75
weg
96
bungalow, garage,
2
31
60
L 2171
Als grondplannummer 2015 A.
21
73
L 1756
VAN PEER, Bernardus Hendrikus,
2
53
L 1309
tuinland 2453
geheel
Breda.
huis, tuin, garage
Ieder 1/2 eigendom: VAN FESSEM, Gerardus Adrianus Maria o.h.v.g.m. Vincentia Cornelia Jacoba Oomen, Breda; OOMEN, Vincentia Cornelia Jacoba o.h.v.g.m. Gerardus Adrianus Maria van Fessem, Breda.
2454 G 2455
60
30
weg
1
06
huis, tuin
2
14
79
L 2173
Als grondplannummer 2410 G.
2
72
L 1401
BOEREN, Johannes Marinus i.a.g.v.g.g.m. Maria Theodora Petronella van Ham, Breda.
2456
50
huis, erf, tuin
2
72
L 1400
Ieder 1/2 eigendom: VAN OORSCHOT, Petrus Wilhelmus, Breda; VAN DORST, Elisabeth Catharina Cornelia Maria, Breda.
2457
1
64
woonhuis, erf,
2
73
L 1303
tuin
Ieder 1/3 eigendom: BOEREN, Johannes Marinus i.a.g.v.g.g.m. Maria Theodora Petronella van Ham, Breda; HEEREN, Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Adriana Johanna Cornelia Boeren, St. Willebrord; BOEREN, Henricus Adrianus Maria i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Maria Antonia Petronella Antoinetta van der List, Breda.
2458
2
23
huis, tuin
2
85
L 1304
2459
2
72
huis, berging,
2
85
L 1305
VAN HALTEREN, Cornelius Johannes, Breda.
tuin, erf
Ieder 1/2 eigendom: RIEMSLAG, Olaf Bjorn Cretien, Breda; SUIJKERBUIJK, Maria Petrus, Breda.
2460
geheel
huis, tuin
2
81
L 1306
2461
geheel
huis, tuin, erf
2
85
L 1307
HUYBREGTS, Christianus Martinus, Breda. Ieder 1/2 eigendom: SOMMA, Johannes Umberto Maria, Breda; NUITEN, Cornelia Johanna Maria, Breda.
2462
geheel
woonhuis, berging,
2
60
L 1308
59
90
L 1993
tuin 2463-1
1
60
boerderij, schuur garage, stal,
VAN NISPEN, Petrus Hendrikus Johannes, Breda.
2
NOOREN, Jacobus Cornelis Johannes i.a.g.v.g.g.m. Maria Hypolytha Boeren, Breda.
2463-2
3
35
bouwland
Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
41
voorbereiding. 2464
geheel
2466
14
huis, tuin
2
68
L 1310
17
20
L 1812
DAEMEN, Cornelis Josephus Johannes, Breda.
80
bouwland, huis, garage, tuin
1/1 eigendom: VAN BEEK, Anna Maria i.a.g.v.g.g.m. Wilhelmus Petrus Houtepen, Breda; HOUTEPEN, Wilhelmus Petrus i.a.g.v.g.g.m. Anna Maria van Beek, Breda Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2467
geheel
2468 A
37
huis, tuin, schuur
3
55
L 1433
58
90
L 2172
OERLEMANS, Maria Adriana g.m. Victor Johannes van de Reijt, Breda.
20
weg
1
DE GEMEENTE BREDA, Breda. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2469 A
10
2470
geheel
50
weg
25
50
L 1995
Als grondplannummer 2468 A.
huis, tuin
27
97
L 2112
HUIJBRECHTS, Franciscus Aloysius Johannes Marie, Breda Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2471 HL
98
95
woonhuis, bouwland
1
22
70
L 1994
1/1 eigendom bel. met recht van (mede)gebr. en/of (mede) bew.: ROELANTS, Johannes Petrus Hendrikus o.h.v.g.m. Antonetta Josepha Maria Daemen, Breda. Ieder 1/2 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: MARTENS, Elisabeth Maria i.a.g.v.g.g.m. Christianus Cornelis Roelants, Breda; ROELANTS, Christianus Cornelis i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Maria Martens, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2472 HL
geheel
loods, bouwland
23
70
L 719
ROELANTS, Johannes Petrus Hendrikus o.h.v.g.m. Antonetta Josepha Maria Daemen, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2473 HL 2474 HM
29
20 5
weiland dreef
48
00
L 720
Als grondplannummer 2472 HL.
7
10
L 233
Ieder 1/2 eigendom: SCHOENMAKERS, Cornelis Jacobus Maria o.h.v.g.m. Catharina Petronella Maria van Opstal, Breda; SCHOENMAKERS, Antonius Nicolaas Henricus Maria o.h.v.g.m. Johanna Adriana Maria Roovers, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2475 HM
40
dreef
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
8
30
L 229
Als grondplannummer 2474 HM.
42
2476 HM
34
65
bouwland
45
90
L 1834
Als grondplannummer 2474 HM.
2477 HM
8
30
weiland
27
20
L 723
Als grondplannummer 2474 HM.
bouwland
54
50
L 222
Als grondplannummer 2474 HM.
03
15
L 2000
Als grondplannummer 2474 HM.
2478 HM
geheel
2479-1 HM
10 Weiland, bouwland
2479-2 HM
95
2480 HM 2481 HM
26
2482-1 HM 2482-2 HM
3
94 geheel
weiland
11
65
L 1419
Als grondplannummer 2474 HM.
85
bouwland
1
68
70
L 148
Als grondplannummer 2474 HM.
bouwland, weiland
3
29
60
L 1770
SCHOENMAKERS, Cornelis Jacobus
55 93
Ieder 1/2 eigendom:
25
Maria o.h.v.g.m. Catharina Petronella Maria van Opstal, Breda; SCHOENMAKERS, Antonius Nicolaas Henricus Maria o.h.v.g.m. Johanna Adriana Maria Roovers, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3 onder B van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2483
22
bungalow, tuin,
13
40
L 2101
garage, berging
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: VAN BEEK, Adrianus g.m. Maria Machielsen, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2484 F
31
65
rivier
2
04
56
L 2153
Als grondplannummer 2422 F.
2485
42
35
weiland
1
59
45
K 1293
VAN GURP, Franciscus Jacobus i.a.g.v.g.g.m. Johanna Cornelia Francisca Maria van Caam, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2487 A 2488 HR
2
40
weg
12
35
K 1205
Als grondplannummer 2468 A.
57
55
bouwland
69
50
K 147
NOUWS, Johannes Petrus i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Maria Schalk, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2489
geheel
huis, tuin, schuur
7
70
K 1317
JOCHEMS, Helena Hendrina i.a.g.v.g.g.m. Cornelis de Ceuster, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2492 A
84
2493-1 A 2493-2 A
60
weg
1
15
85
K 1336
Als grondplannummer 2468 A.
weg
1
36
20
K 1345
Aantekeningen bij dit object:
50 40
DE GEMEENTE BREDA, Breda.
60
Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2495 HT
90
bouwland
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
1
07
05
K 1209
WOUTERS, Antonius Cornelis
43
Marinus i.a.g.v.g.g.m. Johanna Adriana Maria Machielsen, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding. 2499
85
75
gedeeltelijk
4
32
90
K 1212
SCHALK, Elisabeth Maria
schuur, ligbox,
i.a.g.v.g.g.m. Johannes Petrus
stal, bouwland
Nouws, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2500 A
8
2501 JP
40
weg
15
huis, schuur, erf
1
47
65
K 1213
05
10
K 1380
bouwland
Als grondplannummer 2487 A. POPPELAARS, Adrianus Johannes i.a.g.v.g.g.m. Maria Elisabeth van Hoeckel, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2502 HN
1
72
65
huis, loods, tuin
2
10
55
L 2133
bouwland
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: VAN DE RIET, Maria Anna Adriana i.a.g.v.g.g.m. Johannes Petrus Marinus Gommers, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2503
geheel
huis, tuin
3
55
L 2132
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: VAN ALPHEN, Adriana Cornelia weduwe van Petrus Johannes van de Riet, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2504 HN
14
35
bouwland
28
80
L 2030
VAN DE RIET, Maria Anna Adriana i.a.g.v.g.g.m. Johannes Petrus Marinus Gommers, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2510-1 HD
54
HUIJBRECHTS, Jozef Hijpolijtus Maria garage, huis, tuin
5
07
L 1534
Franciscus g.m. Helena Johanna Francisca Michielsen, Breda.
2510-2 HD
3
41
Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2511-1
47
HUIJBRECHTS, Cornelis Guido Maria garage, huis, tuin
5
31
L 1886
i.a.g.v.g.g.m. Anna Maria Catharina van Keulen, Breda.
2511-2
1
88
Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2514
27
huis, tuin
2
10
L 1316
VAN DER MEULEN, Nicolaas Johan i.a.g.v.g.g.m. Maria Louisa Theodora de Rooij, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2518 HL
53
40
bouwland
2519 HL
92
40
bouwland
2520 HL
5
15
bouwland
2525 HM
67
60
bouwland
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
1 1
29
00
L 1002
Als grondplannummer 2472 HL.
99
30
L 221
Als grondplannummer 2472 HL.
54
90
L 776
Als grondplannummer 2472 HL.
82
50
L 801
Als grondplannummer 2474 HM.
44
07
95
2530-1 HR
2529 HR
1
9
20
2530-2 HR
20
05
hooiland
1
weiland 2532 HR 2533
2
40
weiland
66
70
bouwland
1
34
05
K 1144
Als grondplannummer 2488 HR.
83
55
K 1283
Als grondplannummer 2488 HR.
2
90
K 1281
Als grondplannummer 2488 HR.
96
15
K 1372
WOUTERS, Antoinetta Maria
(B.P. ged.)
Johanna g.m. Josephus Gerardus Marie Baelemans, Wernhout. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2534 HR 2535
1
32
20
weiland
70
weiland
1
1
90
64
35
K 1282
Als grondplannummer 2488 HR.
K 1373
WOUTERS, Antonius Adrianus
(B.P. ged.)
Johannes, Hilvarenbeek. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2536 HT
1
20
30
bouwland, weiland
9
76
10
K 1211
tuin, schuren,
1/1 eigendom bel. met recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew. ver
boerderij, erf
volgens bel. met B.P. recht: WOUTERS, Antonius Cornelis Marinus i.a.g.v.g.g.m. Johanna Adriana Maria Machielsen, Breda. 1/1 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: WOUTERS, Antonius Cornelis Marinus i.a.g.v.g.g.m. Johanna Adriana Maria Machielsen, Breda. 1/1 B.P. recht op eigendom eerder belast met recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2537 HU
11
55
bouwland
1
11
15
K 1329
VAN RIJCKEVORSEL, Petrus Johannes
(B.P. ged.)
Maria i.a.g.v.g.g.m. Maria Petronella Catharina Theresia van Haperen, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2538 JP
11
30
weiland, houten
77
30
K 1218
Als grondplannummer 2501 JP.
42
35
K 1220
Als grondplannummer 2493 A.
90
95
K 1223
1/1 eigendom bel. met recht van
paardestal, afrastering 2539 A 2540
7
15
straat
85
35
schuren, huis, erf
1
stal, bouw-weiland
(mede) gebr. en/of (mede) bew.: GOMMERS, Marinus Cornelis Maria, Breda. Ieder 1/2 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: GOMMERS, Marinus Petrus i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Catharina Bastiaansen, Breda; BASTIAANSEN, Elisabeth Catharina i.a.g.v.g.g.m. Marinus Petrus Gommers, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2541 HV
1
65
huis, schuur, erf
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
6
85
K 641
JANSEN, Joannes Adrianus
45
i.a.g.v.g.g.m. Anna Catharina Bastiaansen, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding. 2542 HV
15
20
wagenloods,
74
35
K 642
Als grondplannummer 2541 HV.
weiland, bouwland
70
40
K 1226
Als grondplannummer 2541 HV.
cultuurgrond
36
60
K 1227
OVERAA BEHEER B.V., Breda.
gedeeltelijk schuur, weiland 2543 HV
70
2544 HW
geheel
30
Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding. 2545 HW 2546
11
85
cultuurgrond
1
10
90
K 1403
1
05
weiland, bouwland
1
74
80
K 1264
Als grondplannummer 2544 HW. Ieder 1/2 eigendom: BERENDE, Adrianus Leonardus Petrus Marie, i.a.g.v.g.g.m. Goverdina Petronella Roovers, Rijsbergen; ROOVERS, Goverdina Petronella i.a.g.v.g.g.m. Adrianus Leonardus Petrus Marie Berende, Rijsbergen. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2547
45
75
bouwland
55
75
K 1229
VAN BAAL, Maria Antoinetta Johanna i.a.g.v.g.g.m. Antonius Franciscus Cornelius Jansen, Etten-Leur. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2548 HX
3
00
gedeeltelijk weg
39
55
K 1095
bouwland
VAN DEN BERG, Martinus Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Elisabeth van Haperen, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2549 HX
45
95
2550 HX
72
00
bouwland gedeeltelijk weg,
1
46
65
K 1230
75
70
K 1099
bouwland
Als grondplannummer 2548 HX. 1/1 eigendom: VAN DEN BERG, Martinus Johannes Antonius i.a.g.v.g.g.m. Cornelia Elisabeth van Haperen, Breda. VAN HAPEREN, Cornelia Elisabeth i.a.g.v.g.g.m. Martinus Johannes Antonius van den Berg, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2551 HX
geheel
2552-1 A
45
2552-2 A
6
05
49
00
2553
bouwland
65
25
K 1231
Als grondplannummer 2548 HX.
weg
22
65
K 1236
Als grondplannummer 2468 A.
55
30
K 1311
schuur, ketelhuis,
1
warenhuis
HENDRICKX, Marinus Franciscus Maria i.a.g.v.g.g.m. Maria Adriana Johanna van den Berg, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2554
51
75
warenhuis, bouwland, weiland
1
96
80
K 1196
HENDRICKX, Johannes Antonius Maria, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
46
2555
98
25
huis, erf, schuur
3
70
05
K 1185
BROOS, Petrus Cornelis Adrianus
ren, boomgaard,
i.a.g.v.g.g.m. Maria Antonia Dekkers,
weiland
Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2556 A 2557 HY
8
90
weg
34
10
K 1250
Als grondplannummer 2468 A.
95
60
bouwland
95
90
K 1244
Ieder 1/4 eigendom: DE RUITER, Onno Pieter, Dieren; DE RUITER, Angenita Anna Hermine, Velsen-Zuid; DE RUITER, Dorothea Henriëtte Pauline, Hilversum; DE RUITER, Eno Adriaan, St. Michielsgestel. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2558 A 2559 HR
1
12
75
weg
7
45
2560 HY
geheel
2561 HR
16
2562 A
geheel
2563 F 2564 A 2565 HZ
11
95
44
95
K 1340
Als grondplannummer 2493 A.
weiland
64
25
K 1242
Als grondplannummer 2488 HR.
bouwland
12
85
K 1350
Als grondplannummer 2557 HY.
36
45
K 1351
Als grondplannummer 2488 HR.
16
20
K 1393
Als grondplannummer 2493 A.
4
20
K 1357
Als grondplannummer 2422 F.
45
00
K 1235
Als grondplannummer 2468 A.
62
10
K 1370
weiland
2
1
grond 10
waterloop
25
weg
95
weiland, bouwland
1
stal, schuur
Ieder 1/2 eigendom: VOESENEK, Antonius i.a.g.v.g.g.m. Maria Petronella Johanna Koeken, Breda; KOEKEN, Maria Petronella Johanna i.a.g.v.g.g.m. Antonius Voesenek, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2566 HZ
2
19
huis, tuin, erf
24
80
K 1371
1/1 eigendom bel. met recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: KOEKEN, Maria Petronella Johanna i.a.g.v.g.g.m. Antonius Voesenek, Breda. 1/1 recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew.: JOCHEMS, Johanna Dymphna weduwe van Cornelis Adrianus Koeken, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2567 HZ
62
weiland
5
15
K 1194
KOEKEN, Maria Petronella Johanna i.a.g.v.g.g.m. Antonius Voesenek, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
2568 HZ
11
95
weiland
54
00
K 1195
1/1 eigendom bel. met B.P. recht: KOEKEN, Maria Petronella Johanna i.a.g.v.g.g.m. Antonius Voesenek, Breda. 1/1 B.P. recht: De Gemeente Breda, Breda. Aantekeningen bij dit object: Landinrichtingsproject in voorbereiding.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
47
2569 HU 2570 A
1
3
15
huis, tuin,
2
54
90
K 1287
Als grondplannummer 2537 HU.
08
80
weg
1
48
70
K 1339
Als grondplannummer 2468 A.
bouwland
5
00
K 1353
Als grondplannummer 2537 HU.
15
bouwland
68
84
K 1352
Als grondplannummer 2537 HU.
95
waterloop
7
20
K 1356
Als grondplannummer 2422 F.
2571 HU
geheel
2572 HU
66
2573 F 2637 B
geheel
berm
15
60
H 3919
Als grondplannummer 2107 B.
2638 B
geheel
berm
14
15
H 3920
Als grondplannummer 2107 B.
2639 B
geheel
berm
8
75
H 3918
Als grondplannummer 2107 B.
2640 B
geheel
berm
30
H 3917
Als grondplannummer 2107 B.
2643 B
geheel
berm
50
H 3916
Als grondplannummer 2107 B.
2001-1 C
15
20
L 292
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN WEST-
4
Gemeente Breda 05 rivier
8
00
BRABANT, Breda. 2001-2 C
2
30
2003 C
21
15
waterwerken
2004 D
55
15
grasland
4
85
80
L1
Als grondplannummer 2001 C.
39
04
70
L6
STAATSBOSBEHEER, Middelburg. Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2017 C
3
60
waterwerken
34
90
L 42
Als grondplannummer 2001 C.
2018 C
55
waterwerken
17
00
L 43
Als grondplannummer 2001 C.
2019-1 A
40 weg
68
60
L 296
Als grondplannummer 2015 A.
1
50
L 184
2019-2 A
20
2022 A
geheel
66 grasland
DE GEMEENTE BREDA, Breda; Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in/op of boven een onr. zaak: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West-Brabant, Breda.
2023
18
75
grasland
85
70
L 185
1/1 eigendom: BROSENS, Hendrika Johanna Maria, i.a.g.v.g.g.m. Johannes Cornelis Martens, Breda; MARTENS, Johannes Cornelis, i.a.g.v.g.g.m. Hendrika Johanna Maria Brosens, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2024 HD
9
80
akkerbouwland
1
09
65
L 186
NOOREN, Jacobus Franciscus Marie, i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Cornelia Maria Sweep, Breda.
2025 A
geheel
grasland
31
30
L 178
DE GEMEENTE BREDA, Breda; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5 lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda. Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in/op of boven een onr. zaak: PNEM Netwerk B.V., ‘s-Hertogenbosch.
2026
21
70
akkerbouwland
1
11
15
L 187
NOOREN, Johanna Cornelia Marie, i.a.g.v.g.g.m. Adrianus Cornelis Jacobus Maria van Heijst, Heerle.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
48
2027 A
geheel
2028 A
41
05
verharde wegen
2029-1 B
21
55
2029-2 B
35
75
verharde wegen
1
94
50
L 177
12
55
L 183
Als grondplannummer 2002 A. Als grondplannummer 2015 A. 1/1 eigendom bel. met recht van opstal:
2029-3 B
spoorweg
1
40
26
H 7508
85
NS RAILINFRATRUST B.V., Utrecht; 1/1 recht van opstal: TELFORT B.V., Amsterdam-Zuidoost. Aantekeningen bij dit object: kwalitatieve verbintenis.
2030
3
25
bouwland
1
65
05
L 308
1/1 eigendom: VAN DEN EIJNDEN, Alphonsus Aloysius Johannes Maria, Breda; VAN DEN EIJNDEN, Jacobus Ambrosius Josephus Maria, i.a.g.v.g.g.m. Oda Catharina Niclasina Verboort, Breda. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5 lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda.
2034 B 2035 D 2047 B
geheel 2
43
05
geheel
spoorweg, overweg
2
23
60
L 342
Als grondplannummer 2029 B.
grasland
6
36
00
L7
Als grondplannummer 2004 D.
1
95
H 7505
berm
NS VASTGOED B.V., Utrecht. Aantekeningen bij dit object: kwalitatieve verbintenis.
2051 A
11
70
verharde wegen
2061 A
15
90
straat
1
82
45
L 223
Als grondplannummer 2015 A.
25
69
I 3465
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P. ged) 2078 B
1
80
berm
5
75
H 7504
1/1 eigendom bel. met recht van opstal: NS VASTGOED B.V., Utrecht; 1/1 recht van opstal: TELFORT BV, Amsterdam-Zuidoost. Aantekeningen bij dit object: kwalitatieve verbintenis.
2093
50
kantoor, garage,
90
57
H 6116
tuin
AUTOBEDRIJF BLUEKENS B.V., Breda; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B. van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Hoogheemraadschap van WestBrabant, Breda; N.V. Regionaal Distributiebedrijf PNEM Breda, Breda.
2094 A
39
10
2096-1 A
3
65
2096-2 A
17
70
bouwterrein, straten
7
80
29
bouwterrein
1
66
70
H 7327
Als grondplannummer 2015 A.
H 5856
DE GEMEENTE BREDA, Breda.
ged.
Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West Brabant, Breda. Een gedeelte van dit perceel is verkocht aan Memid Investments BV te Mijdrecht.
2103-1 A
1
10
2103-2 A
6
30
terrein
2107 B
2
45
berm
2109 A
4
95
weg
straten, bouw-
7
95
20
H 7294
Als grondplannummer 2043 A.
5
10
I 3470
N.V. NEDERLANDSE SPOORWEGEN,
67
70
I 2337
Utrecht. 5
Als grondplannummer 2002 A.
(B.P. ged) 2155 A
40
waterloop
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
1
55
H 1255
Als grondplannummer 2002 A.
49
2156 A
45
weiland
2169 A
87
50
wegen, plantsoenen
1
35
H 1256
17
75
99
F 1436
2170 B
83
50
2171 A
4
80
Als grondplannummer 2002 A. Als grondplannummer 2022 A.
viaduct, spoorbaan erf
6
29
30
F 1098
Als grondplannummer 2107 B.
kantoren, weg,
6
06
23
F 1440
Als grondplannummer 2002 A.
1
24
50
E 7328
Als grondplannummer 2002 A.
50
50
I 2294
Als grondplannummer 2002 A.
1
80
75
L 337
Als grondplannummer 2029 B.
4
15
30
L 188
VERHOEF, Cornelis Adrianus,
bouwterrein 2184 A 2196 A 2602 B
1
80
bouwterrein
4
50
weg
08
95
spoorweg, spoorweg gebouw
2603
45
75
grasland
i.a.g.v.g.g.m. Catharina Antonia Maria Johanna Oonincx, Breda. 2604 D
18
40
2605-1 B
61
10
2605-2 B
14
15
2605-3 B
23
50
2606 B
geheel
2607 B
geheel
2608 B
geheel
bos
18
70
L 176
Als grondplannummer 2298 D.
22
75
L 333
Als grondplannummer 2029 B.
berm
13
95
L 335
Als grondplannummer 2047 B.
berm
12
60
L 336
Als grondplannummer 2047 B.
berm
6
30
L 334
Als grondplannummer 2047 B.
46
00
I 3471
Als grondplannummer 2029 B.
1
10
I 3472
Als grondplannummer 2047 B.
15
H 7514
Als grondplannummer 2047 B.
00
H 7513
Als grondplannummer 2047 B.
80
H 7511
Als grondplannummer 2047 B. Als grondplannummer 2047 B.
spoorweg
2
2612-1 B
9
60
2612-2 B
11
15
2613 B
geheel
berm
2614 B
geheel
berm
2615 B
geheel
berm
2616 B
geheel
berm
2617 B
geheel
berm
1
60
H 7510
2618 B
geheel
berm
3
00
H 7512
Als grondplannummer 2047 B.
berm
2
45
H 7509
Als grondplannummer 2078 B.
2
spoorweg
2619 B
2
15
2
2621 B
geheel
berm
00
L 344
Als grondplannummer 2047 B.
2622 B
geheel
berm
40
L 343
Als grondplannummer 2047 B.
2623 B
geheel
berm
45
L 339
Als grondplannummer 2047 B.
40
L 340
Als grondplannummer 2047 B.
2624 B 2625 B
1
55
berm
geheel
2
berm
3
30
L 338
Als grondplannummer 2047 B.
2626 B
4
95
berm
5
00
L 341
Als grondplannummer 2047 B.
2627 B
berm
28
65
H 7506
Als grondplannummer 2047 B.
spoorweg
101
55
H 7502
Als grondplannummer 2029 B.
27
50
2628-1 B
3
40
2628-2 B
19
55
2630 B
65
berm
2631 B
12
trafo
30
spoorweg
90
berm
75
spoorweg
40
berm
2632 B
11
2634 B 2635 B
3
2636 B 2641 B 2642 B
geheel 3
95
6
H 7503
Als grondplannummer 2047 B.
H 7507
Als grondplannummer 2047 B.
16
60
I 3468
Als grondplannummer 2107 B.
8
20
H 7499
Als grondplannummer 2107 B.
54
97
H 7498
Als grondplannummer 2107 B.
15
00
H 7501
Als grondplannummer 2107 B.
grond
4
85
L 345
Als grondplannummer 2078 B.
grond
4
75
L 346
Als grondplannummer 2047 B.
Uit: Staatscourant 1999, nr. 60 / pag. 10
1
00 70
1
50