Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Onderwijs en onderwijzers in Steenhuffel (1593-1920) door Louis De Bondt
Vanaf Gemengde Vrije school 1
1593 Joos Vd Stappen
1599 1620 Willem Vd Stappen Jaak Vd Perre
1668 Hendrik Van Opstal
1696 Bartholomeus Cuvelle
1717 Alexander Vd Bosche
Gemengde Vrije school 2 Gemengde Gemeenteschool Vrije jongenschool Vrije meisjesschool Vrije bewaarschool
Gemengde Vrije school 1
Vanaf 1726 1750 1763 1775 1798 Joos Vd Eede Jaak Vd Eede J.B. Moortgat
1802
1822 1825 1830 1844 1847 Ludovicus Moortgat M.J. Moortgat
Gemengde Vrije school 2
1853
Jan Baptist Verhavert
Gemengde Gemeenteschool
Leclerc
J. Marin Meeus J.F. De Ridder
Vrije jongenschool Vrije meisjesschool Vrije bewaarschool Vanaf/tot-vanaf 1853 1854 1855 1868 Gemengde Vrije school 1
1869 1872 1873 1879
1884
1888
1890
1893
1898 1902
Gemengde Vrije school 2 (Gemengde) Gemeenteschool
Jean Marin Meeus Pierre Faes
Eduard Casteels August Sterck F. Hens Eveline De Smedt
Vrije jongenschool
Aug. Sterck L. Goelen
Vrije meisjesschool
De Backer
Julie Blondiau Anastasia Buysschaert M Van Lommel
Daelemans Ceulemans R. De Ridder M. Th. Heymans Joanna Francisca Van Hoeymissen Theodorine Clara Cobbaert
Vrije bewaarschool Vanaf 1902 Gemengde Vrije school 1
1907 1915
1916
1918
1919
>
Gemengde Vrije school 2 Gemeenteschool jongens
Eduard Casteels L. Casteels
Jan Alfons Van den Branden Frans Amedé Hammenecker J. Van Doorslaer Georges Van Assche August Robberechts De Man A.E. Verheyden
Vrije jongenschool Vrije meisjesschool
Vrije bewaarschool
J. Alf. Vd Branden
Theodorine Clara Cobbaert Rosalie De Ridder J.F. Van Hoymissen Maria Jamaer A. Van den Bosch
1
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
I – DE KOSTERSCHOOL (1593-1719) In 1601 werd in Steenhuffel een nieuwe koster aangesteld. Bij die gelegenheid werd ook zijn taakomschrijving op papier gezet. Het geven van onderwijs was daar niet bij. Het dekanaal visitatieverslag van 1602 bevestigt echter dat er toen in de parochie wel degelijk een school bestond. Deze was opgericht door de pastoor met medewerking van de koster die tevens “schoolmeester” was. De pastoor in kwestie was Nicolaes Wieck die tot 1610 ook de parochies Malderen en Lippelo bediende. Hij was de eerste pastoor na de desastreuze beroerde tijden en de school kan dus niet voor 1593 zijn opgericht.
Joos Van der Stappen (1593-1598). De koster vanaf ca 1573 - en dus ook de medestichter van de school - was Joos Van der Stappen 1. Hij was de zoon van Peeter (die tussen 1546 en 1557 schepen en meier van Steenhuffel was) en van Beatrijs van Horenbeke. Joos was getrouwd met Anna De Keersmaecker en had 5 kinderen 2. Hij was tevens herbergier en overleed waarschijnlijk in 1603. Een paar jaar eerder, in 1601, had hij de kosterij al aan zijn neef Guillielmus Van der Stappen overgelaten. Of Joos ook echt een deel van de Steenhuffelse jeugd onderwezen heeft is niet zeker. In ieder geval blijkt uit documenten waarin zijn naam vernoemd werd 3 dat hij daarvoor zeker de vereiste kennis en kwaliteiten had.
Guillielmus Van der Stappen (1599-1620). Zowel in de armenrekeningen van 1599 als in die van 1615 wordt deze Guillielmus als koster en schoolmeester (ludens magister) vermeld. Volgens een bepaalde bron is hij dat tot zeker 1645 gebleven maar we denken dat dit een misvatting is. Guillielmus was omstreeks 1580 geboren als zoon van Jan (een broer van de vorige koster Joos) en Tanneken Henrix. Hij was getrouwd met Petronella (Pierijnken) Smet, had 4 kinderen en is op zeer hoge leeftijd in Steenhuffel, namelijk op 5 september 1666, overleden. Niet alleen is hij als koster en onderwijzer bekend, maar het plaatselijke archief noemt hem ook als tiendenpachter en als meier van het laathof Vander Poorten en van Diepensteyn.
Jaak Van der Perre (1620-1668). Vermoedelijk heeft Guillielmus Van der Stappen zijn kosterij annex winterschool in 1620 overgelaten. In het dekanale visitatieverslag van 1621 wordt het bestaan van de school opnieuw bevestigd en wordt Jaak Van der Perre als koster-onderwijzer genoemd. Over deze Van der Perre hebben we weinig informatie gevonden. Hij was omstreeks 1585 geboren. Mogelijk was hij de zoon van Hendrik uit Londerzeel en de broer van Jan die in deze periode kapelaan in Steenhuffel was. We weten niet of hij getrouwd was en met wie. Wèl weten we dat hij op 21 maart 1668 in Steenhuffel overleed en dat hij toen nog altijd koster was. Denkelijk heeft hij ook tot op het einde van zijn leven les gegeven.
Hendrik Van Opstal (1668-1696). Van 1668 tot 1680 werd de kosterij in Steenhuffel beheerd door Joos Van den Bossche. Deze gaf geen les. In 1672 werd Hendrik Van Opstal immers als onderwijzer vermeld. In 1680 zou dezelfde Hendrik ook koster worden. Hendrik Van Opstal was geboren te Malderen op 13 maart 1641. Hij was de zoon van Hendrik senior en Anna Van Kousbroeck. In 1676 trouwde hij met Anna Cleymans en later, in 1687, met Margaretha Goossens. Hij overleed op 7 mei 1696.
Bartholomeus Cuvelle (1697-1719). De volgende naam van een schoolmeester vonden we in de rekening van de armen van het jaar 1704. Daarin staat: “Inden eersten comt te blijcken ... dat den rendant betaelt heeft aen meestere Bartholomeus Cuvelle de somme van 7 guldens 9 stuijvers over gheleert te hebben in qualiteijt van schoolmeester door agreatie vanden overleden pastoor 9 arme kinderen.” 1
Andere bronnen beweren echter dat Zeger Goossens tot in 1601 koster van Steenhuffel was en toen stopte na 40 jaren dienst. In een ander artikel proberen we dit dilemma op te lossen. 2 Dat wil zeggen 5 opgegroeide kinderen. Omdat het oudste doopregister van 1645 dateert, kennen we vroegere individuen alleen maar als ze in een akte of elders vermeld worden. 3 Zo onder meer de notities van Adriaen van Marselaer, oud schepen van Antwerpen, over het bezoek dat hij in 1593 aan oude Marselaer-sites te Steenhuffel bracht. 2
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Cuvelle was beslist geen koster (dat was Jan Van den Bossche). In 1709 bezat hij volgens de “generaele metingh en caertboeck” van Jan Van Acoleyen een ruime woning op de hoek van de markt en de Brusselsestrtaat in Londerzeel. Mogelijk had hij daar, in die ‘scole aan de kerk’ eerder ook les gegeven. Maar in 1709 woonde hij daar zeker niet meer. We weten niet waar hij vandaan gekomen was. Misschien was het uit de buurt van Rijsel waar in die tijd vele naamgenoten woonden. Mogelijk was hij een achtergebleven soldaat uit het grote Franse leger dat hier in 1697 had gekampeerd en was hij als onderwijzer aangeworven omdat hij de kinderen - naast het Vlaams uit Rijsel ook een aardig mondje Frans kon leren. Op 19 februari 1704 was hij in Steenhuffel echter getrouwd met Jacoba Van Meulders en amper 6 dagen later werd hun (of haar) eerste kind geboren. In 1705 en 1708 volgden nog een dochter en een zoon. Cuvelle overleed in Steenhuffel op 28 januari 1719. De geciteerde tekst uit de armenrekening van 1704 leert ons dat niet alleen de rijke kinderen onderwijs genoten maar dat de armentafel van Steenhuffel ook het onderricht bekostigde van 9 arme kinderen die vooraf door pastoor Carolus Raguet uitgekozen waren.
II – DEEMSTERING VAN HET ONDERWIJS (1719-1794) We hebben geen namen van onderwijzers uit de periode nà 1719 gevonden. De kosters waren achtereenvolgens Alexander Van den Bossche (1717-1726), Joos Van den Eede (1726-1750), Jaak Van den Eede (1750-1763), Jan Baptist Moortgat (1763-?) en Simon Moortgat (?-1797). Nergens hebben we gelezen dat deze mensen ook les gaven en hiervoor geld ontvingen. Mogelijk onderwezen ze alleen kinderen van betalende ouders en dat is in gemeente- en parochierekeningen niet terug te vinden. Ofschoon het Oostenrijks bestuur (1714-1794) weinig oog voor de geestelijke ontwikkeling van de bevolking had, gingen de kosterscholen vermoedelijk niet verloren. Later, wanneer het onderwijs opnieuw georganiseerd werd, zouden het trouwens opnieuw de kosters zijn die het heft in handen namen. Hoewel de gepriviligierden alleen tijdens de wintermaanden – als er geen werk op het veld was – les ontvingen en hoewel het godsdienstonderricht ongetwijfeld op de eerste plaats kwam, heeft pater Joris Vertonghen 4 voor ons berekend dat tegen het einde van de 18de eeuw zowat 1/3 van de volwassen van Steenhuffel op zijn minst zijn naam kon schrijven.
III – NIET SUCCESVOL OVERHEIDSINGRIJPEN (1794-1843) In 1794 werd België een deel van de Franse Republiek. Omdat de revolutionairen een volledig burgerlijke samenleving wensten, werden de voorrechten en vooral de invloed van de adel en de clerus afgeschaft. De principes van vrijheid, broederlijkheid en vooral gelijkheid indachtig moest iedereen die het wilde gelijke kansen en dus ook onderwijskansen krijgen. Aanvankelijk wilde de prefectuur de organisatie van het onderwijs zelf in handen nemen. Voor het hele kanton (waarvan de zetel toen Londerzeel was) werden 5 onderwijsinstellingen voorzien en tijdens de zitting van de municipale raad van 6 augustus 1798 werden hiervoor onderwijzers benoemd. Voor de gemeenschappelijke school van Steenhuffel, Rossem en Impde werd dat een zekere heer Leclerc, waarover we verder niets weten. We geloven overigens niet dat die man ooit echt les gegeven heeft. Pas na veel ellende met de plaatselijke bevolking (Boerenkrijg) en een concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon Bonaparte (15 juli 1801), kreeg de clerus een deel van zijn vroegere invloed terug. Op 1 mei 1803 werd een nieuwe aangepaste onderwijswetgeving van kracht. De gemeenten mochten nu zelf (onder toezicht van de onderprefect) onderwijs inrichten, het aantal scholen en het onderwijsprogramma bepalen, de onderwijzers benoemen, voor de lokalen zorgen en vaststellen welke ouders voor het onderwijs van hun kinderen betalen konden. Arme kinderen moesten gratis aanvaard worden maar hun aantal mocht nooit meer dan 20 % van de totale schoolpopulatie bedragen. De gemeenten kregen bovendien de “aanbeveling” om een echte gemeenteschool (dus geen katholiek geïnspireerde) op te richten. Uit de gemeentelijke correspondentie die volgde, leren we dat Steenhuffel daar niet toe genegen was.
4
Geschiedenis van Steenhuffel door Vertonghen, Verhasselt en t’Kint, blz. 165 en 166. 3
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
De privé-school van koster Ludovicus Moortgat (1802-1843-1844). Op 21 januari 1804 schreef ‘burgemeester’ Egied Hiel aan de prefect van het departement van de Dijle dat de gemeente geen gemeenteonderwijzer kon vinden maar dat er wel een privé (lees katholieke) school bestond die alleen in de winter open was. In 1808 was de toestand nog steeds dezelfde. Het was koster-organist, Ludovicus Moortgat, die er tot 1814 de lessen verzorgde. Die bestonden uit de eerste beginselen van de Vlaamse taal, schrijven en rekenen. De lessen werden gegeven in het huis van de koster (dat stond toen bij het Sint-Genoveva-kapelletje achter de kerk) 5 en in de winter werden die door 30 jongens en 30 meisjes gevolgd. Ludovicus Moortgat was in Steenhuffel geboren op 30 mei 1777. Hij was de zoon van koster Jan Baptist Moortgat en Anna Maria Lemmens. In 1804 trouwde hij met Joanna Petronella De Greve en hij stierf in mei 1858. In 1852 was Ludovicus al zodanig versleten dat hij zijn ambt van koster niet meer kon vervullen. In 1844 was hij – om een heel andere reden – al met het lesgeven gestopt. Het is vrijwel zeker dat Ludovicus in de periode 1825-1830 een tijdje door zijn neef Martinus Josephus Moortgat (de zoon van zijn broer Simon en Anna Maria Livina Verhavert) werd geholpen. Later is die onderwijzer geworden in Leest, waar hij in 1878 (71 jaar oud) met pensioen is gegaan.
De privé-school van Jan Baptist Verhavert (1822-1848). Vanaf 1822 kwam er in Steenhuffel een tweede privé-school bij. Zoals we verder zullen zien trok ze aanzienlijk minder leerlingen dan die van Moortgat en ook het gemeentebestuur zag ze eigenlijk liever verdwijnen. Joris Vertonghen noemt Hendrik Verhavert als onderwijzer van deze school, maar in die tijd woonde er niemand met die naam in Steenhuffel. Daarentegen vonden wij in het archief alleen de naam van Jan Baptist Verhavert als schoolmeester terug. Jan Baptist was geboren in Steenhuffel op 26 maart 1796. Hij was de zoon van de maalder van de Marselaermolen Petrus Verhavert en diens eerste vrouw Maria Judoca De Maerschalck. Hij was in het leger geweest en in 1820, kort nadat hij afzwaaide, getrouwd met Joanna Van Humbeeck. De privé-school van Verhavert bleef bestaan tot het schooljaar 1847-1848 en werd dus in de lente van 1848 gesloten. In het schooljaar 1846-1847, vernamen we uit het verlag van de zitting van het schepencollege van 10 december 1846, gingen er nog 50 kinderen naar toe. Een vergelijking tussen de twee privé-scholen. School Moortgat School Verhavert 1 1 144 78 meer dan 140 niet vermeld 77 jongens en 68 meisjes 40 jongens, 30 meisjes 84 jongens, 66 meisjes waarvan 20 gratis. 45 jongens, 30 meisjes 81 jongens, 69 meisjes, waarvan 10 gratis 45 jongens, 35 meisjes 82 jongens, 74 meisjes, waarvan 12 gratis. 50 jongens, 40 meisjes, 0 gratis 0,64 fr. per kind en per maand (6 md) 0,64 fr./md over 6 maanden 0 0 Vlaams schrijven volgens de oude methode, cijferen De onderwijzers waren eigenaar van de klaslokalen. De klas van Moortgat was in de kosterij achter de kerk. Waar Verhavert les gaf weten we niet. Lesmateriaal De lessenaar van de leraar en de schoolbanken waren in beide scholen privé-eigendom. Schoolboeken waren er niet tenzij de kinderen hun eigen boeken meebrachten. Voor de privéschool van Moortgat had de gemeente een volledige serie maten en gewichten aangekocht die eigendom van de gemeente bleef. In het schooljaar 1839-1840 werd door Lodewijk Moortgat ook tijdens de zomermaanden aan 40 jongens en meisjes les gegeven. Over de school van Verhavert wordt in dit verband niets gezegd. Wellicht wilde men alle middelen gebruiken om de school van Moortgat door de overheid als gemeenteschool te laten erkennen en te laten subsidiëren. Voor het schooljaar 1841-1842 werd expliciet vermeld dat er noch bij Moortgat noch bij Verhavert tijdens de zomer les gegeven werd. In heel de gemeente zouden dat jaar maar 5 schoolgerechtigde kinderen geen onderwijs genoten hebben! Aantal leraars (1836) Aantal leerlingen (winter) 1836-1837 Aantal leerlingen (winter) 1837-1838 Aantal leerlingen (winter) 1838-1839 Aantal leerlingen (winter) 1839-1840 Aantal leerlingen (winter) 1840-1841 Aantal leerlingen (winter) 1841-1842 Lesgeld (1836) Overheidsbijdragen (1836) Lessenprogramma Klaslokaal
5
Het stond tot in 1795 op de boomgaard achter de kerk en werd toen naar de huidige locatie verplaatst. Ofschoon we daar geen bewijzen voor hebben denken we dat deze verplaatsing gebeurde om plaats te maken voor de uitbreiding van de kosterschool. 4
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
De gemeente Steenhuffel heeft haar voorkeur voor de school van Moortgat nooit onder stoelen of banken gestoken en heeft in deze periode nooit de motivatie gevoeld om een eigen gemeenteschool te bouwen. Daar waren trouwens altijd goede redenen voor. In de Franse periode heette het dat men geen geschikte onderwijzer vond. In 1828 konden geen extra inkomsten gevonden worden omdat de belastingplichtigen door de hagelbui van 5 juli 1828 enorme schade hadden geleden... Van 1837 tot 1841 werd ieder jaar opnieuw voor Ludovicus Moortgat – die eenen grooten iever voor het onderwijs der jeugd betoont – een “tractement” uit de kas van het Rijk gevraagd maar niet gekregen. En op 10 november 1842 tenslotte schreef de gemeente aan de provinciegouverneur: “Het is te verhopen dat het lot van den heer Moortgat, den welken zoo veel iever betoont voor het onderwijs der jeugd, zal verbeterd worden door de in voeging stelling van de nieuwe wet nopens het onderwijs.”
IV – DE EERSTE GEMEENTESCHOOL (1843-1853) Die “nieuwe wet nopens het onderwijs” was de schoolwet van 23 september 1842 die de gemeenten verplichtte om minstens 1 lagere gemeenteschool te hebben waar alle kinderen moesten worden toegelaten, inclusief de kinderen van de ouders die het schoolgeld niet konden betalen. Voor hen zouden gemeente en bureel van weldadigheid moeten inspringen. Indien er al vrije privé-scholen bestonden kon de gemeente, mits akkoord van de overheid, één van hen als gemeenteschool adopteren, maar het programma moest dan wel het gehele door de wet opgelegde lessenprogramma omvatten: godsdienst, moraal, lezen, schrijven, metriek stelsel, rekenkunde, moedertaal en Frans. De gemeente mocht de onderwijzers benoemen, mits die over bewijsbare bekwaamheden beschikten. Dat bewijs moest geleverd worden door een onderwijzersdiploma en om die af te leveren werden normaalscholen opgericht. Er kwam ook een schoolinspectie. Het was de gemeente die de algemene kosten voor het onderwijs moest dragen en voor een schoolgebouw moest zorgen, maar daarvoor wel van provincie en staat subsidie kon krijgen. Het is duidelijk dat de gemeente aanvankelijk de privé-school van Lodewijk Moortgat wilde laten adopteren, maar waarschijnlijk kon die het hele lessenpakket niet aan. Vast staat hij onvoldoende de Franse taal beheerste. Desondanks vroeg het gemeentbestuur in het voorjaar van 1843 de toelating om hem voorlopig als gemeente-onderwijzer te mogen beschouwen en pas een echte schoolmeester te mogen benoemen zodra het de middelen zou hebben om een echt schoolgebouw te bouwen. Om daarvoor te zorgen werden alvast 2 gemeentelijke opcentiemen gestemd. Het ministerie van openbaar onderwijs was bereid om een kort uitstel te verlenen op voorwaarde dat de beide privé-scholen op dezelfde voet zouden worden behandeld. Daarom werd op 12 oktober 1843 voor de allereerste keer een lijst opgemaakt van al de arme kinderen waarvoor de gemeente (40 fr.) en het bureel van weldadigheid (80 fr.) het onderwijs zouden betalen. Voor het schooljaar 1843-1844 waren dat er 53 die evenredig over de privé-scholen van Moortgat en Verhavert zouden worden verdeeld. De afstand van de woonplaats tot de school zou bepalen wie naar welke school moest gaan. Korte tijd later heeft, om redenen die wij niet kennen, Jan Baptist Verhavert zich echter uit de mini-schoolstrijd teruggetrokken en werd de vrije school van Louis Moortgat door de bestendige deputatie van de provincie voor een termijn van 1 jaar aangenomen. Verhavert bleef nog tot in de lente van 1848 als privé-onderwijzer aktief.
Joannes Marinus Meeus (1844-1879) Toen het interimaat van Ludovicus Moortgat op zijn einde liep moest de gemeente naar een eerste echte gemeenteonderwijzer op zoek. Er waren 4 geïnteresseerden: Jan Baptist Verhavert (de privé-schoolmeester van Steenhuffel), Joannes Petrus (of François) Moens (gewezen ondermeester in Nieuwenrode), Fideel Verhavert (particulier uit Londerzeel) en Joannes Marinus Meeus. De sollicitatiebrief van deze laatste is bewaard gebleven.
Merchtem, den 2 julius 1844 - Aen de heeren borgemeester en leden der gemeente Steenuffel – Mijnheeren - Ik heb reeds vernomen dat gijlieden wenscht te vinden eenen jongeling die bekwaem zijnde de plaets van onderwijzer der lagere school in uwe gemeente te bekleeden. 5
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Geloovende al de noodige kennissen te bezitten om dit ampt met eer te bedienen, zoo derf ik het zelve van ulieden verzoeken. Ik durf mij ook beroemen over het bezit der wetenschap van de fransche en vlamsche tael, en twijffel geenszins het onderwijs der zelve te kunnen geven, als ook der voornaemste takken die bevat zijn in het art. 6 der organische wet. Ik heb de eer bij deze vraeg te voegen een certificaet van goed gedrag, en geloovende ook in staet te zijn het hert der kinderen, aengaende de zeden en den godsdienst, te kunnen vormen. Ik verhoop, met betrouwen, dat de heeren borgemeester en leden der zelve gemeente zullen in aenmerking nemen het verzoek mijner vrage en zich te geweerdigen aen mijnen wensch te voldoen. Ik ben deze gunst van uwe regtveerdigheid verwachtende, en groete ul. met eerbied. J. Meeus. Joannes Marinus Meeus had inderdaad sterke troeven. Hij kon niet alleen aanbevelingen voorleggen van burgemeester De Coster en vooral van pastoor De Becker, beide van Merchtem, maar men kende hem in Steenhuffel nog een beetje. Hij was hier immers op 15 februari 1819 geboren en was de zoon van Lambert Meeus en Maria Anna Caluwaerts. Vader Lambert (° Haacht 8 juni 1778) was vanaf 1809 molenaar op de Kwaadbeekmolen op de Meir geweest, eerst als knecht van de jonge weduwe van Jozef Leemans en vanaf 13 oktober 1810 als haar 2de man. Nog voor 1830 hadden zijn ouders hun windmolen moeten verkopen maar ze waren op de Meir (kruispunt met Walrotstraat) blijven wonen. Joannes Marinus Meeus was in 1840 ondermeester geworden in de private kostschool van Sacré te Merchtem en dat was hij toen hij in 1844 solliciteerde nog steeds. Tijdens de stemming in de gemeenteraad op 4 juli 1844 kreeg Meeus 6 stemmen op 9; de andere kandidaten kregen er ieder 1. Zijn voordracht werd geaccepteerd en hij werd aangenomen voor een gegarandeerde wedde van 200 fr. en de vaste belofte dat de gemeente weldra voor een school en schoolmeubelen zou zorgen. In afwachting werd het (weliswaar te kleine) oude klaslokaal met inboedel (lessenaar, schoolbanken en stoof) van Ludovicus Moortgat gehuurd tegen 60 fr. per jaar (100 fr. in 1848). Tevens werden leestafels, een “machine typographique” en een lessenaar voor de onderwijzer aangekocht. Meester Meeus begon op 18 oktober 1844 in Steenhuffel les te geven. Twee weken later, op 5 november 1844 werd het allereerste schoolreglement goedgekeurd Op 24 september 1845 werd de toestand van het gemeentelijk onderwijs in Steenhuffel als volgt samengevat:“Den gemeynten onderwijzer oefent zijne functien uyt ten onze volle voldoening. Het lokael die het gemeyntebestuer ten zijne beschikking heeft gesteld is te kleyn voor het groot getal kinderen zijne school bijwoonende. Nogtans, mijnheeren, is het onmogelijk hem in dezen oogenblik een ander lokael te bezorgen. Hij zal zich met het tegenwoordig moeten vergenoegen tot wanneer de gemeynte genoegzaem middelen zal bezitten om een dusdaenig lokael op haere eygene middelen op te bouwen. De gemeynte heeft zich de bijzonderste mobiliaire voorwerpen bezorgd zoals een typographiek bureel, een letterkas, lesplanken, geographieke kaerten, enz. Voor hetgene betreft de groote meubelen zooals lessenaers zal men deze niet kunnen aenkoopen van naer dat de gemeynte in bezit zal wezen van een ander lokael op dat hetgene alsnu in gebruyk eene te kleyne uytgestrektheyd heeft om zoodaenige meubelen te ontfangen. De inschrijving van de behoeftige kinderen heeft dit jaer gemakkelijker plaets gehad dan voorgaendelijk door de zorg van de ouders om hun kinderen te doen inschrijven. Zij beginnen beter te verstaen het nut die zal spruyten voor hunne kinderen uyt een goed onderwijs. De koepokinenting doet grooten voorspoed en zal nog meer en meer voorspoed doen door de verordeningen van de wet nopens het onderwijs, verpligtende de ouders der kinderen die kosteloos het onderwijs willen genieten van voorafgaendelijk hunne kinderen te doen inenten. Dit jaer zijn er slechts 14 inentingen kenbaer gemaekt, verrigt door de heer Oomen. De overige zijn geschied door geneesheeren en heelmeesters die in het gebruyk niet zijn van ons eenen staet dienaengaende over te leveren.” 6
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Op 1 oktober 1852 kon meester Meeus eindelijk de eerste echte gemeenteschool van Steenhuffel in gebruik nemen.
De eerste gemeenteschool in het Dorp Een tekst van 22 november 1849 beschrijft die de situatie als volgt beschrijft: “... de ongemakken voor het gemeentebestuur dat, bij gebrek aan een gemeentehuis, momenteel in een herberg moet vergaderen, waar het publiek constant toegelaten is, wat dikwijls tot grote problemen leidt ... de belabberde toestand van het lokaal dat momenteel als schoollokaal wordt gebruikt en dat bovendien te klein is om de schoolgaande kinderen te ontvangen en een te laag plafond heeft, waardoor de kinderen continu aan ziektes worden blootgesteld 6,... en dat ofschoon de gemeente voor de huur van deze twee lokalen 120 fr. moet betalen...” 2 dagen eerder, op 20 november 1849, had de gemeente – in aanwezigheid van de provinciale architect - een gebouw gekocht dat met relatief weinig kosten omgebouwd zou kunnen worden tot een gemeentehuis, school en meesterswoning. Dat gebouw was de voormalige herberg “het Hoefijzer”. Het lag, komende van de kerk, aan de rechterkant van de Heerbaan, net voor en tegen de toen nog niet overwelfde Vuilbeek en het stond op een grond van 13 are. Het was dus zeer centraal gelegen en bevatte een wooncomplex dat bestond uit een zaal en 4 extra kamers, een schuur, een paardenstal, een remise en een kelder, alles gebouwd in baksteen en in goede staat. Het werd verkocht door de Joseph Verspecht en zijn toen nog 3 minderjarige kinderen. Op 11 januari 1850 tekende de Londerzeelse architect Pierre J. Caluwaerts de plannen voor de verbouwing van het complex waarvan de kosten door de architect van het arrondissement op nog eens 2250 fr. werden geschat en waarvan we de volgende (door ons wat herstelde) fragmenten hebben teruggevonden.
6
In 1849 werd het klaslokaal op last van dokter Carette uit Londerzeel zelfs voor een tijd gesloten omdat er voor een choleraepidemie gevreesd werd. 7
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt Voor de ombouw A Kamer B Keuken C Keuken D Poort, kamer E F G H I Kelder K Paardenstal L Paardenstal M N Magazijn O Magazijn P Q Schuur R S T Paardenstal
Na de ombouw Zaal, gemeentebureel Raadzaal Hal of vestibule Kamers voor de onderwijzer Kamer Keuken Gang gemeentehuis Zoldertrap Kelder, kamer voor onderwijzer Plaats voor 1 of 2 gevangeniscellen Latrines Waterpomp Laagste klas Hoogste klas Speelplaats voor het huis Speelplaats Hof Oven Poort voor de leerlingen
Afmetingen (L x B) in m. 5,65 (6,50) x 6,00 4,18 x 3,80 4,18 x 1,90 5,76 x 3,30 en 5,76 x 2,90 2,90 x 3,10 4,00 x 3,10 1,10 x 4,85
Opmerking
Achter D Achter D
2,80 x 3,20 3,10 x 3,40 2 x 1,45 x 1,55 5,30 x 7,15 3,70 x 7,15 5,60 (15,20) x 17,65 6,53 (10,20) x 13,50
Vooraanzicht van de onderwijzerswoning en gemeentehuis (straatkant) Van links naar rechts: plaats voor het “prison” van Steenhuffel – Doorgang naar de school (T op het grondplan) – Onderwijzerwoning (D op het grondplan) – Gemeentehuis (C, B en A op het grondplan (de ingang is langs achter).
Tussen beek en baan
Vooraanzicht van de gebouwen, om te bouwen tot 2 schoolklassen (N en O op het grondplan)
De Rue de l’Eglise heet nu de Van Doorslaerstraat. De “Ruiseau” is de kleine Vuilbeek die later tussen de baan naar Merchtem en de Rue de l’Eglise overdekt werd (en waarboven nu de krantenwinkel staat).
De kosten voor de aankoop en de verbouwingen beliepen 6916,20 fr. (4644 fr. voor de aankoop van het gebouw en 2250 fr. voor de verbouwingswerken, en werden betaald uit volgende bronnen: - De opbrengst van 2 opcentiemen die voor dit doel vanaf het jaar 1844 werden geheven. - De subsidie van de overheid (eind 1852 was 2000 fr. ontvangen, 1000 fr. van de provincie en 1000 fr. van het rijk) 7 - Verkoop van afbraakmaterialen. - De opbrengst van de verkoop van bomen. - Oorspronkelijk had men ook gehoopt om de opbrengst van de verkoop van onbruikbare stukjes gemeentegrond te kunnen gebruiken, maar het grootste deel van dat geld was in 1848 en 1849 geconsumeerd om de gevolgen van de miserie van de rode-loop-epidemie te bestrijden. - Het tekort van 2700 fr. werd gedekt door een lening die in augustus 1851 voor een periode van 10 jaar (intrest 5 %) bij François Boeckmans uit Schaarbeek werd aangegaan. De laatste schijf van 1000 fr. kon echter pas in 1865 worden afgelost. De verbouwingen werden onder meer uitgevoerd door: - De Decker uit Steenhuffel voor het metselwerk, 7
Omdat zowel de subsidieaanvraag als de toekenning ervan nogal problematisch verliepen en de gemeente na de rampjaren 1846-1848 geen geld in kas had, was burgemeester Petrus Antonius Mertens op 20 januari 1850 verplicht om het bedrag van de eerste aanbetaling uit eigen zak voor te schieten. 8
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
-
Parijs uit Steenhuffel, voor de schrijnwerkerij,
-
Van Hemelrijck en zusters, Buggenhout voor levering van kalk, steen, plafonneerlatten, enz. Jacques Van Ruysevelt, glazenmaker te Londerzeel, voor de levering en plaatsen van het glas in de ramen van de school. De Bont, smid te Steenhuffel, voor het leveren van spijkers, ijzer- en slotenwerk.
-
In 1856 waren ook de oude schoolbanken, die men van de privé-school van Moortgat overgenomen had en die van 1828 dateerden, dringend aan herstelling of vervanging toe. Bovendien ontbraken – aldus een rapport van de schoolinspectie – een collectie van maten en gewichten, een kaart van België en een kast om schoolvoorwerpen in weg te bergen. Hiervoor werd een uitgave van 200 fr. voorzien. Dezelfde schoolinspectie eiste ook dat er een ventilatie-systeemin in de klaslokalen zou komen, dat er langs de oever van de Vuilbeek, die aan de speelplaatst grensde een afsluitmuur op steunhoogte zou worden gebouwd en dat de woning van de schoolmeester zou worden vergroot. De gevraagde aanpassingen werden – met uitzondering van de vergroting van de onderwijzerswoning die pas in 1859 gebeurde en mits een staatsubsidie van 600 fr. – in 1857 uitgevoerd. Terug naar Jean Marin Meeus die een man van veel stielen was. Op 27 april 1849 werd hij tot gemeenteontvanger benoemd (daarbij versloeg hij de enige andere kandidaat, zijn oude rivaal-collega J.B.Verhavert met 7 stemmen tegen 1). Op 27 april 1859 werd hij (her)verkozen tot kapitein van de Burgerwacht. Meester Meeus bleef les geven tot in 1879. Op 8 april, toen hij net 60 jaar oud geworden was, gaf hij zijn ontslag om met pensioen te gaan en op 23 april werd dat door het gemeentebestuur aangenomen. Op 14 april 1885 nomineerde de gemeente hem voor een burgerlijk ereteken 1 ste klas. Als meester Meeus zijn onderscheiding gekregen heeft dan moet dat echter posthuum zijn geweest. Op 17 oktober 1886 is hij immers in Steenhuffel overleden. P.S. Voor de volledigheid. Pierre Meeus, geboren in Steenhuffel in 1814, een broer van Jean Marin, was omstreeks 1848 onderwijzer in Leuven.
Jean François De Ridder (ondermeester 1846-1854). Tijdens de gemeenteraadszitting van 15 september 1846 werd vastgesteld dat meester Meeus zijn taak niet langer meer in zijn eentje kon verrichten. Men dacht een ondermeester aan te kunnen werven voor een loon van 50 fr. per jaar, een bedrag dat dan ook meteen in de begroting van 1847 werd ingeschreven. Men had zelfs al een kandidaat die het voor die wedde wilde doen. Nog dezelfde dag werd Jean François De Ridder eenparig en bij geheime stemming, zoals dat hoorde, tot hulponderwijzer verkozen. De Ridder was in Steenhuffel geboren op 2 april 1828. Hij was de zoon van Jaak en wijlen Anna Catharina Moyson. Sinds oktober 1843, toen hij dus nog maar 15 jaar oud was, had hij eerst meester Moortgat en nadien meester Meeus al regelmatig, maar alleen voor wat drinkgeld, een handje toegestoken en iedereen was over zijn inbreng tevreden. Maar alles wat De Ridder kende had hij door ervaring geleerd. Hij was nooit naar een normaalschool of een middelbare school geweest en dus werd zijn benoeming door de bestendige deputatie afgewezen (brief nr. 4374 van 11 januari 1847.) De argumenten die de gemeente op 30 januari gebruikte om De Ridder desondanks te mogen benoemen zijn zeker het vermelden waard. Vertaald luiden die als volgt: Wij geloven enkele overwegingen naar voren te moeten brengen die in het voordeel pleiten van de benoeming die, dat geven wij toe, vooraf aan de goedkeuring van de regering had moeten voorgelegd worden, wat niet is gebeurd omdat ons gemeentebestuur het momenteel dermate druk heeft dat het er niet aan dacht om eerst de wet te consulteren. De leerlingen die uit dergelijke scholen komen moeten behoorlijk vergoed, gelogeerd, gevoed en verschoond worden door de onderwijzer. In onze school is dat niet mogelijk want de inkomsten ervan volstaan amper om de onderwijzer en zijn familie te onderhouden. Die kan zich dus alleen maar laten assisteren door een ondermeester die in de gemeente woont, die gelogeerd, gevoed en verschoond wordt door zijn ouders en die tevreden is met een klein supplement op het traktement dat hij van de provincie of van het rijk ontvangt.” 9
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Op 11 februari 1847 werden deze argumenten herhaald maar ook dan had men er in Brussel geen oren naar. Toen herinnerde zich iemand dat De Ridder, die dus al een tijdje ondermeester de facto was, een paar jaar eerder bij de kantonale schoolinspecteur een examen afgelegd had en door die man bekwaam genoeg bevonden was. Uiteindelijk gaf de minister van binnenlandse zaken op 15 april de gemeenteraad de toelating om met een nieuwe geheime stemming tot de vaste benoeming over te gaan... Hetgeen op 27 april gebeurde en door het ministerie op 31 mei 1847 aangenomen werd. Jan Frans De Ridder bleef tot volle tevredenheid van meester Meeus en van het schepencollege actief tot 30 april 1854. Dan gaf hij om een gewettigde maar niet genoemde reden zijn ontslag. In 1861 trouwde hij met Sophie De Bondt en in 1882 werd hij burgemeester van Steenhuffel. Dat was hij nog altijd toen hij op 14 juli 1890 overleed.
V – EINDE VAN HET GEMENGDE ONDERWIJS (1853-1879) Op 2 juni 1854, de dag dat het ontslag van Jan Frans De Ridder als hulponderwijzer aangenomen werd, werd een nieuwe ondermeester voorgedragen. Het was de 18 jarige Charles François Baudewijns. Hij woonde in Steenhuffel maar was op 29 januari 1836 geboren in Oppuurs. Hij had weliswaar geen leraarsopleiding aan een normaalschool genoten maar werd door het gemeenbestuur geschikt voor de functie geacht, temeer daar hij die al sedert “meerdere” maanden de facto tot volle tevredenheid had vervuld en bovendien tevreden was met de 300 fr. die hij ermee kon verdienen. Baudewijns woonde immers bij zijn nonkel Jozef Van Camp, die hem gratis eten en onderdak bezorgde. De bestendige deputatie was echter niet bereid om Steenhuffel een tweede keer een dispensatie voor een onderwijzersdiploma te verlenen en de benoeming ging niet door. Er werd niet meer naar een (gediplomeerde) hulponderwijzer gezocht. Niet alleen kon de gemeente deze niet betalen maar bovendien was de behoefte eraan aanzienlijk geslonken. In 1852 was er in de gemeente immers een private meisjesschool gekomen.
DE AANGENOMEN MEISJESSCHOOL In 1852 liet pastoor Martinus Van Zeebroeck naast de kerk een klooster bouwen. Er werden 4 nonnen van de congregatie van Sint-Franciscus à Paulo uit Sint-Genesius-Rode naar Steenhuffel overgeheveld en de grondregels van de nieuwe congregatie van Onze Lieve Vrouw van 7 Weeën werden op 20 september 1853 door kardinaal Sterckx goedgekeurd. Op 1 oktober van hetzelfde jaar werd er al een vrije meisjesschool met 2 klassen geopend. Jeanne Barbe De Backer (zuster Angela) was de eerste onderwijzeres-bestuurster. Met de verbale steun van de pastoor en omdat er ook arme kinderen aangenomen werden kende de school onmiddellijk een groot succes. Op 16 december 1853 vroeg de gemeenteraad om deze privé-school als gemeentelijke meisjesschool te mogen adopteren. De argumentatie luidde als volgt: “Overwegende dat... een versterkend maal wordt gegeven en beschutting tegen de kou gedurende de ganse dag in het winterseizoen. Overwegende dat daar nog deze weldaad uit volgt dat ze (het arme meisje) een goede opvoeding zal krijgen die ze elders niet mag verwachten en dat er, doordat deze instelling vlijtig wordt bezocht, een constante scheiding der seksen bestaat, wat een groot voordeel voor de zedelijkheid betekent. Overwegende dat het onderwijs der arme meisjes kosten voor deze congregatie veroorzaakt en dat het rechtvaardig is om deze daar zoveel mogelijk voor te vergoeden. Daarom besluit de raad om de toelating te vragen om de genoemde school, die bestuurd wordt door dame Jeanne Barbe De Backer te mogen adopteren zodat zij kan vergoed worden voor het gratis onderwijs dat er aan arme meisjes gegeven wordt.” De meisjesschool werd op 16 maart 1854 aangenomen. Voor het lesjaar 1854-1855 werden de arme kinderen gelijkmatig over de gemeenteschool en de aangenomen school verdeeld. Omdat er meer meisjes dan jongens voor het gratis onderwijs in aanmerking kwamen, werden nog 4 meisjes aan de gemengde gemeenteschool toegewezen. 10
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Ofschoon meester Meeus de drastische inkrimping van zijn aantal leerlingen niet had voorzien en hij al in april de schoolbenodigheden voor het komende schooljaar had aangekocht, heeft de overheveling van de meisjes naar de nieuwe school blijkbaar geen grote meningsverschillen opgeleverd. In 1869 kocht de congregatie der kloosterzusters van schepen Vital Vertonghen een stuk grond van 65 aren op de hoek van de Elst en de Smisstraat. Daar werden in de loop van het volgende jaar een nieuw klooster met kleine boerderij en een school met 2 klaslokalen gebouwd. Later zouden meer leslokalen volgen.
Jeanne Barbe De Backer (zuster Angela) (1853-1855) Zuster Angela was dus de eerste bestuurster van vrije school en vanaf 16 maart 1854 van de geadopteerde meisjesschool. Zelf gaf ze les aan de oudste meisjes. We weten niet waar ze geboren is en ze werd niet in Steenhuffel begraven. Vanaf het schooljaar 1856-1857 werd ze als bestuurster opgevolgd door Julie Blondiau (zuster Martha), die al van in het begin de overste van het klooster was.
Anastasia Buysschaert (zuster Vincentia) (1853-1884) Al van bij de oprichting van de vrije meisjesschool bestond er een tweede klas. De hulponderwijzeres voor de kleinsten was Anastasia Buysschaert (zuster Vincentia). Ze was geboren in Zwevegem op 29 november 1830. In 1878 volgde ze Julie Blondiau (zie hierna) op als bestuurster van de school. Eén jaar later, op 2 augustus 1879 gaf ze haar ontslag als lerares van de aangenomen school. Over de reden daarvoor zullen we het verder hebben. Tot 1884 bleef ze aktief als lerares en bestuurster van de vrije meisjesschool. In 1890 werd ze de overste van de congregatie. Anastasia Buysschaert overleed nà 1911.
Julie Blondiau (zuster Maria Martha) (1855-1878) In 1855 volgde Julie Blondiau zuster Angela op als bestuurster van de aangenomen school. Ze was op 11 mei 1831 geboren in Herne als dochter van Andreas Jozef Blondiau en Maria Catharina Zorgeloos. In 1878, één jaar voor de schoolstrijd begon, liet ze het bestuur van de school aan Anastasia Buysschaert over, maar tot aan haar dood, op 27 maart 1890, bleef ze overste van de congregatie.
Maria Philomena Josepha Van Lommel-Woumans (1868-1869) In het schooljaar 1868-1869 (van 1 oktober 1868 tot 30 april 1869) gaf ook Maria Philomena Josepha Woumans les in de aangenomen meisjesschool. Ze was geen kloosterzuster en toen wellicht nog niet getrouwd. Tot augustus 1904 – toen ze haar pensioen aanvroeg – was ze nog gemeente-onderwijzeres in Wilmarsdonk
Maria Theresia Heymans (zuster Maria Clara) (1873-1893) In 1878 kreeg zuster Vincentia assistentie als hulponderwijzeres van Maria Theresia Heymans (zuster Maria Clara). Ze was de dochter Van Bernardus Benedictus Heymans en Catharina Paridaens en was op 6 augustus 1847 in Merchtem geboren. Tot 1885 had zuster Maria Clara geen diploma. Toen de school in 1884 – na de schoolstrijd (zie verder) terug geadopteerd werd en alle onderwijzeressen gediplomeerd moesten zijn beloofde ze om in 1885 dat diploma te halen. Het is er volgens ons niet van gekomen maar aangezien ze door een gediplomeerde onderwijzeres bijgestaan werd mocht ze de functie van directrice (die ze in 1884 verkregen had) behouden. Maria Theresia Heymans overleed in Steenhuffel op 26 mei 1893. Ze werd als schoolbestuurster opgevolgd door Theodorine Clara Cobbaert, die haar sinds 1888 als hulponderwijzeres had bijgestaan.
Joanna Francisca Van Hoeymissen (zuster Antonia) (1878-1921) In 1878, toen zuster Vincentia directrice werd, kwam er in de aangenomen meisjesschool een nieuwe hulponderwijzeres 8. Dat was Joanna Francisca Van Hoeymissen (zuster Antonia).
8
Bij het bepalen van haar aantal dienstjaren werd echter van een eerste aanstelling op 1 oktober 1880 uitgegaan. 11
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Zij was geboren in Steenhuffel op 23 maart 1848, was de dochter van Jan Van Hoeymissen en Joanna Catharina Moyson en overleed in het klooster in 1923 9. Mogelijk is de zeer lange carriere van zuster Antonia in het Steenhuffels onderwijs (in 1921 was ze nog altijd in functie) van 1884 tot 1888 kortstondig onderbroken geweest. Ze was namelijk niet gediplomeerd en dat was een vereiste om de vrije school in 1884 terug te laten adopteren (zie verder). In die periode werd ze door een jongere kracht (Daelemans, die in 1885 haar diploma zou halen) geholpen of vervangen
DE (IN NAAM) GEMENGDE GEMEENTESCHOOL Pierre Faes (1872-1878) Vanaf 1854 moest meester Jean Marin Meeus zijn werk zonder de assistentie van een hulponderwijzer zien te klaren. Op 11 september 1872, bij de bespreking van de begroting voor het jaar 1873, besloot de gemeenteraad om eindelijk opnieuw een ondermeester in de gemeenteschool aan te stellen. De schoolzaal was immers in twee afzonderlijke lokalen ingedeeld, wat voor 1 onderwijzer niet erg handig was. Tijdens de wintermaanden werd de school bovendien door 120 à 140 leerlingen bezocht, en daarenboven was meester Meeus met zijn 54 jaren niet meer van de jongste. Al 28 jaar vervulde hij gewetensvol zijn plicht maar zijn gezondheid liet al 2 jaar wat te wensen over. Er waren twee kandidaten. De eerste was Louis Stockmans die in 1866 afgestudeerd was aan de normaalschool van Lier, daarna derde onderwijzer was geweest in Mol en die momenteel 2de onderwijzer was te Koersel waar hij ook les aan volwassenen gaf. Het was echter Pierre Faes die op 1 januari 1873 door de gemeenteraad unaniem gekozen werd en op 20 januari 1873 in dienst getreden is. Faes was op 10 juli 1848 geboren in Herselt-Ramsel en was tot dan ondermeester in de gemeenteschool van Londerzeel-Heide. Hij was niet getrouwd en kon daarom inwonen bij meester Meeus. Hij is tot 1878 ondermeester gebleven. Op 4 augustus gaf hij zijn ontslag en op 14 september vertrok hij naar Laken om daar les te geven. In de zomer van 1883 werd hij ziek en kreeg hij van zijn dokter een “stil en rustig regiem” opgelegd. Eind november 1883 werd zijn pensioenaanvraag door de gemeenteraden van Steenhuffel en Londerzeel besproken. “Overwegend”, aldus Steenhuffel, “ dat de heer Faes door zijn ziekte weliswaar niet langer meer onderwijzer zal kunnen zijn, maar dat hij nog jong is en een ander vak kan uitoefenen. Overwegende dat de heer Faes goed gefortuneerd is, geen kinderen heeft en dat het beroep van hotelier, dat hij momenteel uitoefent, hem fatsoenlijke bestaansmiddelen verschaft. Om al deze redenen is de gemeente unaniem van oordeel dat de pensioenaanvraag van de heer Faes niet mag ingewilligd worden.” Het ministerie van onderwijs legde dit negatief advies, evenals dat van Londerzeel dat gelijkluidend was, vierkant naast zich neer en verplichtte beide gemeenten van rechtswege om hun rechtmatig aandeel in het pensioen van Pierre Faes te betalen. Pierre Faes is op 25 november 1889 in Grimbergen overleden.
Eduard Casteels (1878-1915) Op 30 augustus 1878 werd overgegaan tot de benoeming van een nieuwe hulponderwijzer. De sollicitanten waren: - Mees Leopold, ondermeester te Londerzeel Sint-Jozef. - Casteels Eduard, ondermeester te Merchtem-centrum. - Carrijn Benoit, ondermeester te Londerzeel-centrum. Eduard Casteels, die een diploma van 3 jaar staatsnormaalschool kon voorleggen, werd met eenparigheid van stemmen verkozen. Hij was op 22 januari 1851 geboren in Oordegem als zoon van Marcellinus Casteels en Nathalia De Cock. Op 6 januari was hij benoemd tot hulponderwijzer in Oordegem en op 18 december 1875 werd hij hulponderwijzer in Merchtem. Een paar dagen na zijn aanstelling in Steenhuffel, op 4 september 1878, trouwde hij in Merchtem met Evelina Maria Elisabeth De Smedt. 9
In 1926 volgens Joris Vertonghen. 12
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Eduard Casteels bleef, eerst als hulponderwijzer en vanaf 23 mei 1879 als hoofonderwijzer, in Steenhuffel actief tot 30 september 1917. Eerder, op 3 september 1917, had hij zijn pensioen aangevraagd dat door de gemeenteraad op 8 september werd aanvaard. Hij overleed in Steenhuffel op 4-8-1920. De eerste jaren na zijn aanstelling zijn bijzonder turbulent geweest. Daar had de schoolstrijd die in juli 1879 in alle hevigheid losbarstte, alles mee te maken
VI – DE SCHOOLSTRIJD IN STEENHUFFEL (1879-1884) Nadat Jean Marin Meeus met pensioen gegaan was werd ondermeester Eduard Casteels op 23 mei 1879 met algemeenheid van stemmen en 1 onthouding, tot hoofdonderwijzer gepromoveerd. Zodra deze bevordering door de bestendige deputatie was aangenomen gaf hij op 29 mei zijn ontslag als ondermeester. Er moest bijgevolg dringend een nieuwe onderwijzer worden gezocht. Op 14 juni was er, ofschoon de vacature in het Belgisch Staatsblad en in een aantal andere kranten bekend gemaakt was, nog altijd geen gevonden. Op 16 juli schreef de gemeentesecretaris aan de arrondissementscommissaris: “Tot op heden hebben we nog geen enkele aanvraag gekregen en derhalve kunnen we nog niemand benoemen. We voorzien dat we voor de eindexamens van de normaalscholen niet veel keus zullen hebben. In onze streek staan er immers meerdere plaatsen open die belangrijker zijn dan de onze en waar ook nog geen postulanten zijn.” Op 6 augustus herinnerde het provinciebestuur de gemeente er aan dat de uitgangsexamens in de normaalscholen op dat moment plaats vonden en dat het dus het moment was om nieuwe annonces te plaatsen. De waarheid was echter dat op dat ogenblik geen enkele Steenhuffelnaar om een nieuwe hulponderwijzer voor de officiële gemeenteschool stond te springen. Net als overal elders in het land was immers ook in Steenhuffel een ware schoolstrijd losgebarsten. In 1878 was er, voor de eerste keer sinds de onafhankelijkheid, in België een liberale regering aan het bewind gekomen. Deze stond onder de leiding van premier Frère-Orban. In 1879 stemde die een wet die het officieel onderwijs (voornamelijk de lagere scholen) een neutraal in plaats van het tot dan overwegend katholieke karakter wilde geven. Het katholieke onderwijs reageerde hierop zeer heftig waardoor het land in twee kampen werd verdeeld. Op 31 april 1879 antwoordde het gemeentebestuur aan de provinciegouverneur: “Wij bevestigen de ontvangst van de affiches (met de ontwerptekst van de nieuwe wet op het lager onderwijs) die u ons heeft gestuurd. We hebben ze onmiddellijk op de hiervoor voorziene plaatsen uitgehangen en de nodige maatregelen genomen opdat ze niet zouden beschadigd worden.” Mogelijk werden deze affiches aanvankelijk niet zeer ernstig genomen. In ieder geval werd op 1 juli 1879 een nieuwe organieke schoolwet gestemd en op 17 juli stuurden de diverse provinciegouverneurs de uitvoeringsbesluiten naar alle gemeentebesturen van het land. Voor de geïnteresseerden geven (op het einde van deze bijdrage) de volledige tekst. De nieuwe wet werd in het katholieke Vlaanderen en vooral op de nog katholiekere boerenbuiten absoluut niet goed onthaald. Eén van de grootste bezwaren was dat de katholieke opvoeding niet langer meer in het totale lessenpakket geïntegreerd was maar, naast moraal, eigenlijk een keuzevak was geworden. De reacties lieten, ook in Steenhuffel, niet lang op zich wachten. Op 6 augustus verwoordde het gemeentebestuur die als volgt (vertaald):“Mijnheer de gouverneur. Gevolg gevend aan uw brief in MA 141 van 18 juli, waarin u vraagt om u te laten weten hoe er in onze gemeente werd gereageerd op de omzendbrief van de minister van openbaar onderwijs aangaande de uitvoering van de wet van 1 juli laatstleden over het lager onderwijs, laten wij u weten dat de bedienaar van de eredienst (de pastoor) weigert, omdat hij daar door zijn oversten toe gedwongen is, om godsdienstles te geven in de gemeenteschool. Tot op heden hebben de onderwijzers zich met dit onderwijs gelast en ze zullen dat blijven doen.” 13
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
De gouverneur reageerde op 8 augustus:“Burgemeester en schepenen van Steenhuffel moeten de inlichtingen die in hun brief van 6 augustus gegeven werden completeren door mij dringend te laten weten op welke manier de voorschriften van de ministeriële omzendbrief van 17 juli 1879 aangaande art. 4 van de schoolwet van 1 juli 1879 in de geadopteerde meisjesschool van Steenhuffel zullen worden uitgevoerd.” Wel, in de geadopteerde meisjesschool werd er zelfs niet aan gedacht om te wet te lezen, laat staan om ze uit te voeren. Zuster Buysschaert had immers al op 2 augustus haar ontslag gegeven als onderwijzeres van de geadopteerde school. Haar twee hulponderwijzeressen deden hetzelfde. De ontslagen werden op 10 augustus in de gemeenteraad aangenomen. Liever dan de liberale wet toe te moeten passen, verkozen de kloosterzusters – ongetwijfeld op bevel van het bisdom - om van hun school opnieuw een niet gesubsidieerde vrije katholieke meisjesschool te maken. Daar bleef het overigens niet bij. De goede oude tijd van de kosterscholen indachtig onderzochten pastoor Petrus Franciscus Pauwels, koster August Sterck en een aantal andere notabelen de mogelijkheid om ook een katholieke privé jongensschool op te starten. Hetzelfde gebeurde op tal van andere plaatsen. Vele gemeente-onderwijzers legden hun functie neer om naar een privé-school over te stappen. En zij die bleven zagen hun leerlingen in snel tempo naar de privéscholen vertrekken. Op 1 september werd de schoolbegroting voor het jaar 1879-1880 aan de nieuwe wetgeving aangepast. Het enige dat veranderde was dat alle arme kinderen, jongens en meisjes, op papier naar de gemeenteschool zouden gestuurd worden en dat de gemeenteonderwijzers nu zelf voor het godsdienstonderricht zouden moeten zorgen. Hiervoor werd zowel voor hoofdonderwijzer Casteels als voor de hulponderwijzer – die er nog altijd niet was – een bonus van 100 fr. voorzien. Nergens waar, zoals in Steenhuffel, in de loop van de voorbije 30 jaren geadopteerde meisjesscholen waren ontstaan, waren de ouders nog geneigd om hun meisjes terug naar een gemengde school te sturen. De regering besefte dat ook. Daarom maande ze op 10 september 1879, 3 weken voor het nieuwe schooljaar begon, de gemeente aan om dringend voor een aparte gemeentelijke meisjesschool te zorgen. In afwachting dat zo’n school gebouwd zou kunnen worden, beloofde de overheid om onmiddellijk voor geld te zorgen om een lokaal te huren en een onderwijzeres aan te stellen. Indien er echt geen lokaal zou gevonden worden dan moest maar met buurgemeenten worden samengewerkt of van de jongensschool - ofschoon die dat in theorie altijd gebleven was - terug een gemengde school worden gemaakt. Tevens moest een schoolcommissie worden opgericht. In Steenhuffel waar de gemeenteschool 2 klassen had, moesten hiervoor tegen uiterlijk 20 september 3 kandidaten worden voorgedragen. Dat moesten mannen van aanzien zijn en ze zouden de school moeten surveilleren (lees: controleren of de nieuwe schoolwet in al haar punten werd toegepast.) Om wat tegen te wringen werden deze wensen pas op 21 september door de gemeenteraad besproken. Over de meisjesschool: “Overwegende dat er in onze gemeente geen enkel lokaal bestaat om er voorlopig een meisjesschool in onder te brengen. Overwegende dat de gemeente geen inkomsten heeft om een nieuw gebouw te bouwen en dat de lokalen van de jongensschool ruim genoeg zijn om alle kinderen van beide geslachten te ontvangen. Besluit de toelating te vragen om van de gemeentelijke jongensschool voorlopig een gemengde gemeenteschool te mogen maken.” Over de schoolcommissie werd met geen woord gerept. Dat was niet verwonderlijk, want zelfs op 12 oktober was er nog niemand gevonden die zich hiervoor kandidaat wilde of durfde stellen. Op 27 september en 7 november liet arrondissementscommissaris Emile Van Becelare weten dat van de jongensschool een gemengde school mocht worden gemaakt maar dat daar wel twee voorwaarden aan verbonden waren. - De schoolbanken van de vroeger geadopteerde maar nu weer privé geworden meisjesschool moesten zonder uitstel naar de gemengde gemeenteschool verhuisd worden. De minister van onderwijs had namelijk vernomen dat die voor een groot deel uit de gemeentekas waren betaald. - De gemeente moest zonder verwijl maatregelen nemen om de bouw van een meisjesschool mogelijk te maken. 14
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Aan de eerste voorwaarde zou al op 1 oktober zijn voldaan. En wat de tweede konditie betrof repliceerde de gemeente dat ze dat zeker zou overwegen zo gauw daar behoefte aan zou zijn. Wel, eind 1879 was deze behoefte er zeker niet. De twee klassen van de gemeenteschool waren groot genoeg voor de kinderen die er gebruik van maakten. Haast alle meisje gingen naar de privé-meisjesschool van het klooster (die ook arme kinderen accepteerde); en een zeer groot deel van de jongens volgde les in de op 1 oktober geopende privé-school van koster August Sterck.
DE VRIJE JONGENSSCHOOL. August Sterck (1879-1884) August Sterck was geboren in Nederhasselt op 22 (of 10) mei 1839. Op 5 juni 1867 was hij in Wolvertem getrouwd met Maria Antonia Van Steenwinckel. Hij was een gediplomeerde onderwijzer van de Bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Niklaas-Waas. Vooraleer hij op 10 augustus 1879 koster en privé-onderwijzer (met een jaarwedde van 400 fr.) werd te Steenhuffel, was hij al koster en hoofdonderwijzer in Impde (Wolvertem) geweest. Hij gaf les in een gebouw met één klaslokaal dat speciaal hiervoor in de hof van het in 1870 verhuisde klooster werd gebouwd. Sterck bleef privé-onderwijzer tot en met het schooljaar 1884-1885. Na het einde van de schoolstrijd werd zijn vrije school op 7 oktober 1885 afgeschaft en op 14 oktober werd hij tot hulponderwijzer in de gemeenteschool benoemd met een jaarwedde van 1000 fr. We komen later nog terug op deze man. Het gebouw van de vrije jongensschool werd in 1886, volgens contract, aan het klooster afgestaan (de zusters maakten er gebruik van om er in 1888 een bewaarschool in te richten).
Longinus Philemondus Goelen (? - 1885) We weten niet wanneer Longinus Goelen als hulponderwijzer in de vrije jongensschool ondermeester werd, maar hij was het alleszins op 15 oktober 1884 toen de gemeente deze school wilde adopteren (zie verder). Longinus was een gediplomeerde onderwijzer. Hij was geboren in Malderen op 14 juni 1863. Hij was de zoon van koster Petrus Sixtus Goelen uit Keerbergen en Joanna Sophia Van den Eynde uit Malderen. Na een korte onderwijscarrière in Steenhuffel is Goelen later, namelijk vanaf 1 maart 1888, nog hulponderwijzer in de gemeenteschool van Malderen geworden. Daar is hij al op 16 februari 1890, nauwelijks 26 jaar oud, overleden. Hij was niet getrouwd.
DE VRIJE MEISJESSCHOOL Nadat Anastasia Buysschaert (zuster Vincentia) op 2 augustus 1879 haar ontslag had gegeven als lerares en directrice van de aangenomen meisjesschool, bleef ze beide functies tot in 1884 in de vrije meisjesschool vervullen. Ze werd nog altijd geassisteerd door Maria Theresia Heymans (zuster Maria Clara) en Joanna Francisca Van Hoeymissen (zuster Antonia), waarover we het al eerder hebben gehad. In de eerste helft van 1884 stopte Anastasia Buysschaert met lesgeven en volgde Maria Theresia Heymans haar als bestuurster op. De privé-scholen, die overal in het land ontstonden, werden door vele rechtgeaarde katholieken, inclusief politici, gesteund. Zo ontving de meisjesschool van Steenhuffel bijvoorbeeld op 24 maart 1880 van een organisatie die zich “Vereniging voor de aanmoediging van het onderwijs en de opvoeding van meisje en vrouwen” noemde een premie van 20 fr. evenals een boek om “plechtig en openbaar” uit te reiken aan de laureate, juffrouw Maria Sylvia Hauwenhove, die we verder niet kennen. De voorzitter van deze vereniging was senator J.R. Rinhofsheim, de secretaris was volksvertegenwoordiger August Couvreur. Op 24 augustus 1883 werd de kieswetgeving in België gewijzigd. Voortaan konden niet alleen de grote belastingbetalers stemmen maar iedereen die het wenste kon een examen van kiesbekwaamheid aanvragen. Wie in dit examen slaagde mocht ter stembus gaan. 15
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Deze examens konden alleen afgelegd worden als men in het bezit was van een certificaat dat men minstens erkend lager onderwijs had gevolgd. Gemeentescholen kregen de volmacht om deze certificaten af te leveren maar de privé scholen van Steenhuffel kregen die niet. Op 5 januari 1884 stuurde de gemeente het protest van August Sterck door naar de provinciegouverneur. Nadat ze de papieren voor de erkenning ontvangen had moest ze echter op 30 januari toegeven: “Wij hebben de registers die u ons bezorgde aan de heer Sterck afgegeven. Nadat deze er kennis van genomen had heeft hij ons gezegd dat zijn school een privé-instelling is en dat hij niet met een onderzoek door een door de bestendige deputatie aangeduide persoon akkoord kan gaan.” Hetzelfde deed zich voor in de vrije meisjesschool. Beide Steenhuffelse privé-scholen liepen daarom een erkenning om certificaten af te mogen leveren mis. Voor Sterck zou de weigering om de schoolinspectie toe te laten overigens nog andere gevolgen hebben (zie verder).
KAFKAIAANSE TOESTANDEN IN DE GEMEENTESCHOOL. De gemeente Steenhuffel heeft de rampzalige toestand van de gemeenteschool zeer lang voor de overheid verborgen gehouden. In de volgende jaarverslagen werd er niet over gesproken en de schoolbegrotingen werden opgemaakt alsof er alleen maar een gemengde gemeenteschool bestond. De overheid deed overigens ook geen moeite om de ware toedracht te achterhalen. Op de vraag waarom meester Eduard Casteels in juni 1880 nog altijd geen hulponderwijzer had werd met het antwoord ‘dat men er nog geen gevonden had ondanks het feit dat de plaats al 3 keer in het Staatsblad vacant verklaard was’ genoegen genomen. Dat deze door beide partijen gevoerde struisvogelpolitiek tot Kafkaiaanse toestanden leidde, hoeft geen betoog. Zo werd er tijdens het opmaken van de schoolbegroting voor 1880-1881 ‘in alle ernst’ van uit gegaan dat er 238 kinderen (126 jongens en 112 meisjes) recht hadden op gratis onderwijs. Ze zouden allemaal, samen met de betalende leerlingen, in de 2 klassen van de school van Casteels en de nog te benoemen ondermeester worden opgestapeld. Welke technische middelen men daarvoor ter hulp zou roepen, vertelde men er niet bij. En het provinciebestuur moest het ook niet weten. Eind augustus 1880 vond dat integendeel dat men van zo’n groot succes moest profiteren om de gemeenteschool verder uit te bouwen. Door voor een bewaarschool voor beide geslachten te zorgen bijvoorbeeld... en voor een school voor volwassen mannen... en in de gemeenteschool moest er iemand komen om de talrijke meisjes snit en naad te leren. Op 8 september kwam de gemeenteraad samen om deze verzuchtingen te bespreken. Een bewaarschool zag men echt niet zitten, want: “onze gemeente is zeer uitgestrekt en de buitenwijken zijn sterker bevolkt dan het dorp; daarom is het zeker dat een bewaarschool in Steenhuffel helemaal geen kinderen zal trekken.” Aangaande een school voor volwassenen herinnerde men zich “dat er in het verleden al twee keer zo een school in Steenhuffel was geopend, dat het bijwonen ervan al vanaf de opening veel te wensen liet, dat ze in het tweede jaar nog nauwelijks werd bezocht en dat ze zich beide keren bij gebrek aan leerlingen zelf had afgeschaft.” Het mocht allemaal niet baten. Op 15 maart 1881 decreteerde de minister van openbaar onderwijs dat er vanaf 1 oktober een cursus voor volwassen mannen aan de gemeenteschool moest worden toegevoegd. Het aanleren van snit- en naad (of hand- en naaldwerk) was een ander probleem. Natuurlijk gingen er maar een handvol jongens en helemaal geen meisjes naar de school van meester Casteels, maar dat hoefden ze in Brussel niet te weten. Dus vroeg de gemeente op 21 oktober 1880 de toelating om, in afwachting dat ze hiervoor een vaste onderwijzeres zou benoemen, alvast een interimaris aan te mogen stellen.
Eveline Marie Elise De Smedt (1879-1894) Deze beoogde interimaris was Eveline Marie Elise De Smedt. Ze was op 12 september 1855 in Merchtem geboren en de dochter van graanhandelaar Gerardus Ludovicus De Smedt en winkelierster Henrica Philippina Linthout. Op 4 september 1878 was ze in Merchtem getrouwd met Eduard Casteels, een paar dagen nadat die tot ondermeester in Steenhuffel was benoemd. Ofschoon ze pas op 21 oktober 1880 als interimaris voor dit werk werd voorgesteld en pas op 18 december werd benoemd zou ze in 1883 nog achterstallig loon voor de periode vanaf 15 oktober 1879 ontvan16
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
gen. De schoolwet van 1879 schreef nu eenmaal voor dat iedere gemengde gemeenteschool vanaf het schooljaar 1879-1880 een “meesteresse voor het handwerk” moest hebben... Pas op 21 februari 1886, toen de schoolstrijd voorbij was en nadat het ministerie bij de controle van de schoolbegroting had opgemerkt dat de jaarwedde van deze onderwijzeres van 150 fr. tot 60 fr. was teruggebracht, besloot de gemeente om open kaart te spelen en legde ze uit: “Voor wat aangaat de jaarwedde van de meesteresse van het handwerk, op 60 fr. gebracht, heeft de raad besloten deze jaarwedde op die som te laten van 60 fr. Geene meisjes wonen de school bij. De meesteresse heeft dus geene fonctie te doen en bijgevolg zal de jaarwedde van 60 fr. voldoende zijn.” Mevrouw Casteels-De Smedt heeft tot in 1894 een wedde ontvangen. In 1894 werd de vergoeding in onderling akkoord afgeschaft en werd de wedde van haar man, onderwijzer Eduard Casteels als compensatie met 100 fr. verhoogd. Vanaf 1896 (na de nieuwe schoolwet van 1895) moest er opnieuw een wedde voor de meesteres van het handwerk in de begroting worden opgenomen, maar deze werd nooit uitbetaald.
Grote behoefte aan een nieuwe gemeenteschool Kafkaiaanse situaties waren er niet alleen bij het opmaken van de schoolbegrotingen en bij de aanstelling van een onderwijzeres voor het handwerk. Op 26 januari 1881 stelde de schoolinspecteur vast dat de schoolinfrastructuur, die al niet nieuw meer was toen ze in 1850 was aangekocht, enige herstellingen nodig had. Het dak van de woning van de onderwijzer moest grondig worden gerepareerd, de daken der gemakken moesten worden hersteld, de pomp moest beter op haar sokkel worden verankerd, en aan de achterdeur van de onderwijzerswoning moest een portaal worden geplaatst. “De heer Casteels vraagt voor het ogenblik alleen maar een kamertje,”, reageerde de gemeente op 20 juli – na enig aandringen – geschrokken. “Binnen de maand zal er aan zijn wens worden voldaan.” We kunnen de gemeente deze keer perfect vergeven dat ze geen zware investering aan het schoolgebouw wilde doen want op dit ogenblik, in volle schoolstrijd, gingen er maar 8 à 10 leerlingen naartoe. Voor de liberale regering was het in deze tijd echter een principekwestie om de gemeentescholen goed te (laten) verzorgen en daarom ontving de gemeente op 11 januari 1882 het volgende verzoek: “Op vraag van de minister van openbaar onderwijs verzoek ik u om zo snel mogelijk de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de bouw van een nieuwe woning voor de gemeenteonderwijzer en voor de verbetering der bijgebouwen van de school.” Dit ging een stuk verder dan het repareren van een dak en het vastzetten van een pomp. Op 10 februari 1882 antwoordde de gemeente aan de arrondissementscommissaris: 1) Vorig jaar werd, op vraag van de onderwijzer, een nieuwe kamer in zijn huis gemaakt, er werd een bakoven bijgebouwd en het huis werd volledig behangen en zowel binnen als buiten geschilderd. 2) De onderwijzer en zijn vrouw hebben maar 1 kind en geen meid. Tot er meer kinderen komen is de woning groot en goed genoeg. 3) De gemeentekas is leeg. 4) Onze gemeenteschool is in goede staat. De gemeenteraad vraagt daarom aan de minister om met de bouw van een nieuwe onderwijzerswoning 3 à 4 jaar te mogen wachten en dan, tegelijk met de woning, een nieuwe school te bouwen. Laat ons weten hoe de minister hier over denkt, want het is niet onze bedoeling om tegen te stribbelen. De reactie van het ministerie was kort maar krachtig. Door een Koninklijk Besluit van 17 augustus 1882 werd de gemeente Steenhuffel van rechtswege verplicht om een nieuwe onderwijzerswoning te bouwen en de bestaande gemeenteschool te vergroten. 17
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Wat er daarna volgde, behandelen we in vogelvlucht: Liever dan veel geld aan het oude gebouw in het Dorp te spenderen, koos de gemeenteraad er op 11 oktober 1882 voor om een nieuwe meesterswoning en een nieuwe gemeenteschool met twee klassen te bouwen. Aanvankelijk had men daarvoor een stuk grond van 22a40ca, gekadastreerd sectie A496b, op het oog. Nadat het provinciebestuur zijn goedkeuring gegeven had werd aan provinciaal architect Hansotte gevraagd om de plannen te tekenen en het lastenboek op te maken. Op 2 februari 1883 herriep de minister van onderwijs echter het advies van de provincie en “besloot dat de gekozen grond onmogelijk kon dienen voor het bouwen van een school met onderwijzerswoning vanwege de nabijheid van de ijzeren weg en dat er een ander terrein moest gekozen worden.” In overleg met schoolinspecteir De Vos en architect Hansotte opteerde het schepencollege op 2 mei 1883 voor een bouwgrond, 25a 30ca groot, sectie B1van het kadaster. Het was eigendom van landbouwer Pierre Van den Bossche en zijn vrouw Joanna Catharina Verheyden. Het lag achter de Elst en kon alleen via voetweg nr. 47 worden bereikt. De vraagprijs bedroeg aanvankelijk 4000 fr., werd verminderd tot 3600 fr. maar de gemeente was maar bereid om hoogstens 2800 fr. te betalen en dreigde met onteigening. Op 29 juli 1883 werd een verkoopsovereenkomst getekend. Opnieuw keurde de provincie de bouwgrond in eerste instantie goed en op 7 september 1883 stuurde Hansotte zijn plannen en bestek waarin de bouwkosten op 29.497 fr. werden geraamd. Op 30 januari 1884 verzocht de arrondissementscommissaris het schepencollege om toch maar een nieuwe bouwgrond te kiezen. “Het door de de bestendige deputatie op 13 september 1883 goedkeurde terrein (B1) is immers laag en moerassig gelegen en de er naastliggende weide staat in de winter onder water. De voetweg die er naartoe leidt en moet dienen voor het transport van bouwmaterialen is te smal (slechts 1,50 m. breed) en ligt langs een 3,00 m. brede en 1,50 m. diepe beek. De oevers daarvan zijn bovendien zeer stijl en dat vormt een gevaar voor de kinderen op weg naar of van de school. Bovendien moet men, om de school vanaf het noordelijk deel van de gemeente te bereiken, de ijzeren weg oversteken op een plaats waar geen bareel of wachter aanwezig is.” Op 10 februari 1884 stelde de gemeente een derde inplantingsplaats voor. Deze keer ging het over een stuk van sectie A500, groot 20 à 24 aren, en eigendom van schepen Vital Vertonghen. Op 10 juni 1884 kwam de liberale regering van Frère-Orban ten val. De nieuwe regering schroefde de door haar genomen onderwijsmaatregelen terug. Zo ook de veroordeling van de gemeente Steenhuffel om van rechtswege een nieuwe onderwijzerswoning (en school) te moeten bouwen. “Omdat dit gebouw niet langer nodig is”, konden bij het opmaken van de gemeentebegroting voor 1885, de gemeentelijke opcentiemen (die vanaf 1881 van 29 tot 36 vehoogd waren) terug naar 30 worden gebracht. Een jaar later, op 12 augustus 1885, werd de bouw van een nieuwe gemeenteschool door de arrondissementscommissaris opnieuw aan de orde gebracht. Maar aldus de gemeente “Onze huidige financiële toestand laat het niet toe, zelfs niet met de hulp van staat en provincie. Deze bouw is trouwens niet dringend. Het oude gebouw is immers nog in behoorlijke staat en kan nog enkele jaren zonder ongemakken dienst doen.”
18
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
VII – DE NAWEEËN VAN DE SCHOOLSTRIJD (1884) Op 10 juni 1884 kwam de liberale regering van Frère-Orban ten val. De regering die in haar plaats kwam schortte de door haar genomen onderwijsmaatregelen op. En op 20 september 1884 werd een nieuwe organieke schoolwet gestemd die een einde aan de schoolstrijd maakte door in grote lijnen naar de toestand van voor 1879 terug te grijpen. In de meeste gemeenten waren echter naast de gemeenteschool goed functionerende vrije scholen ontstaan. De toestand zou pas geregulariseerd kunnen worden door overal slechts 1 meisjes- en 1 jongensschool te behouden en de andere af te schaffen. Dat hoefden niet noodzakelijk de pas opgerichte vrije scholen te zijn. Als algemene regel gold dat de school die het dichtst bij de grootste bevolkingskern lag behouden of geadopteerd zou worden. De overbodig geworden onderwijzers zouden in disponibiliteit worden gesteld en zouden, in functie van hun aantal dienstjaren, het grootste deel van hun wedde doorbetaald krijgen. De officiële gemeenteonderwijzer Eduard Casteels, die sinds 1879 nauwelijks leerlingen had maar al die tijd zijn vaste wedde had ontvangen, zag plots weer betere tijden in het verschiet. Op 13 oktober 1884 schreef hij een brief naar het gemeentebestuur die we hierna in extenso reproduceren. Aan de heeren voorzitter en leden van den gemeenteraad te Steenhuffel. Mijne heeren - Ongetwijfeld zullen alle weldenkende ouders en inwoners uwer gemeente het einde van de schoolstrijd met vreugde begroeten. Vermits in deze omstandigheid veler aandacht op de onderwijzers gevestigd is, zal het niet zonder belang zijn, ulieden hier opentlijk te verklaren, dat ik bereid ben mij van ganscher harte bij uwe bevredigende inzichten aan te sluiten. Maar opdat de ontworpene overeenkomst volledig vruchtbaar en duurzaam weze zal ik mij tevens veroorloven eenige bedenkingen aan uw oordeel te onderwerpen. Onder het beheer der wet van 1842 hebt ulieden mij tot onderwijzer uwer gemeente benoemd met een jaarwedde van 1900 frank (bijwinsten inbegrepen). En, zonder onverwachte buitengewone voorvallen, gansch onafhankelijk van onzen wil, beloofde dit inkomen van jaar tot jaar te verhoogen. Algemeen klimmen de bezoldigingen der ambtenaars met de toeneming van hunne beroepsbekwaamheid, hun werk en hunne levenseischen, en, het zou niet moeilijk vallen te bewijzen dat ik al die voorwaarden heden ten mijnen voordeele inroepen kan. Bijna al de omliggende localiteiten van gelijken of lageren rang dan Steenhuffel verleenen een behoorlijk bestaan aan hunne onderwijzers. Alzoo hebben de onderwijzers van Merchtem-ten-Bosch 1800 fr., Malderen ruim 2000 fr., Londerzeel-Heide 2000 fr. (de hulponderwijzer 1000 fr.), Cappellen, Meysse, Humbeeck gaan 2000 fr. te boven, Nieuwenrode komt er dicht bij. Niettegenstaande al die aangevoerde redenen kan ik ten volle begrijpen dat mijn inkomen voor het loopend dienstjaar merkelijk werd verminderd. Persoonlijke verbitteringen, onvermijdelijk verbonden aan eenen strijd, als voor leven of dood, konden dien maatregel eenigszins wettigen. Overigens was die akt van uwe besturing slechts de uitoefening van een wettelijk recht. Edoch, gij zult wel toegeven, mijne heeren, dat ik ook onbetwistbaar rechten bezit die de belangen der school en der gemeente op eene gevoelige wijze zouden kunnen treffen. Ik wil mij echter de moeite sparen dezelve aan te halen omdat het niet in mijne bedoeling ligt er eenig misbruik van te maken. Ik wilde alleen doen uitschijnen dat wij allen, omwille van het algemeen belang, niet zoozeer met onze rechten als met onze plichten moeten ingenomen zijn. Op het gebied van overeenkomst en bevrediging mogen geene andere redenen vooruitgezet worden dan diegene welke verzoenend, billijk, rechtvaardig en redelijk zijn, en, alles wat zweemt naar haat of wraak, zou er doodend kunnen werken. Werpen wij dus den sluier der vergetelheid over de woelige, vredeverwoestende gebeurtenissen van het verleden om hand aan hand te werken aan de verheffing uwer school en het behoud der eervolle faam van vredelievend en eensgezind Steenhuffel. Ziedaar, mijne heeren, de gronden op dewelke ik mij berust om te verhopen dat wij wederzijds zullen terugkomen tot een stelsel waarover elkeen tevreden was. Uw ootmoedige dienaar, Casteels. 19
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Toen meester Casteels deze brief aan het gemeentebestuur bezorgde wist hij duidelijk niet dat de gemeenteraad op 8 oktober een aantal beslissingen had genomen die op 15 oktober 1884 als volgt werden geformuleerd: “Overwegende dat het vrije lager onderwijs bestaande in onze gemeente meer dan voldoende is om in al de noodwendigheden te voorzien. Overwegende dat dit onderwijs gegeven wordt door een personeel dat beantwoordt aan de vereischten der wet. Overwegende dat bijna al de hoofden van familiën, buiten een zeer klein getal, de wensch uitgedrukt hebben hunne kinderen het onderwijs in de vrije scholen te doen geven. Overwegende dat het nutteloos en schadelijk zijn zou de bestaande gemeenteschool te behouden, dewijl deze school sedert augustus 1879 slechts door 8 à 10 leerlingen is bijgewoond geweest. Overwegende dat de geldelijken toestand der gemeente ook niet toelaat 3 scholen alhier te behouden. Besluit. 1) De lagere gemeenteschool bestuurd door Edward Casteels, zonder ondermeester, wordt afgeschaft. 2) De onderwijzer Casteels, aldus in beschikbaarheid gesteld voor afschaffing van bediening van zijn ambt, zal het wachtgeld genieten hetwelk hem door gemeld reglement wordt toegekend, ’t zij de twee derde van frs. 2156,44 of 1437,62 fr. (waarvan 2/5 dor de gemeente te betalen). 3) De vrije lager scholen, bestuurd door 1) August Sterck en Longinus Goelen, beide gediplomeerde onderwijzers, en 2) Juffrouwen Theresia Heymans en Marie Daelemans, die niet gediplomeerd zijn maar die verlangen het exaam in 1885 af te leggen, worden aangenomen. De scholen zullen geene andere vergoeding kunnen eisschen dan degene der arme en betalende leerlingen die hunne scholen zullen bijwonen. Die zullen gerekend worden op 9 fr. per hoofd en per jaar. Op 10 november 1884 werden deze beslissingen ook aan de inwoners meegedeeld die hun bezwaren konden laten gelden. Wie zeker bezwaren had was de op ‘vervroegd pensioen’ geplaatste onderwijzer Eduard Casteels, die onmiddellijk in de tegenaanval ging. Op 17 november 1884 overhandigde hij aan het gemeentebestuur de handtekeningen van 28 gezinshoofden die het behoud van de gemeenteschool vroegen. Dat waren er 8 meer dan nodig waren om een school niet te laten verdwijnen. “Maar”, schreef het schepencollege 6 dagen later aan de inspecteur van het lager onderwijs: “op 19 en 21 november hebben er al 8 hun aanvraag weer ingetrokken zodat er eigenlijk maar 20 meer overblijven.” Op 26 november was er overigens nog een negende gezinshoofd dat van gedacht veranderd was. “Toch is het nodig,” meende het provinciebestuur op 5 december,“om te onderzoeken of deze terugtrekking niet onder een zekere druk is gebeurd. Artikel 1§2 van de wet van 20 september 1884 zegt dat de gemeenteschool niet kan afgeschaft worden wanneer 20 hoofden van families met schoolgaande kinderen er het behoud van vragen. Uw gemeenteraad moet dus met de petitie rekening houden. Op 21 december 1884 10 probeerde de gemeenteraad de provincie er nog van te overtuigen dat intussen maar 8 gezinshoofden meer het behoud van de gemeenteschool verlangden en dat de 20 andere hun handtekening volledig vrijwillig hadden ingetrokken, maar toch werd haar beslissing om de gemeenteschool af te schaffen niet aanvaard. Dat werd op 26 februari 1885 als volgt gemotiveerd. ... De gemeente Steenhuffel telt 1900 inwoners. A rata van 15 % zou deze gemeente 286 schoolgaande kinderen moeten hebben, 143 jongens en 143 meisjes. Volgens de verslagen van de schoolinspectie beschikt de private jongensschool maar over één klaslokaal met een maximale capaciteit van 90 leerlingen en is dus onvoldoende uitgerust is om aan de behoeften van de schoolbevolking te kunnen voldoen. Van de andere kant hebben 28 familiehoofden met schoolgaande kinderen het behoud van de gemeenteschool gevraagd. Het is juist dat een aantal van hen intussen verklaard hebben om hun handtekening in te trekken, maar het onderzoek dat hierover geopend werd doet ons vermoeden dat deze intrekkingen onder druk gebeurden. Wat de aanneming van de vrije scholen betreft blijkt uit de verslagen van de schoolinspectie dat de heer Sterck zich verzet tegen een bezoek van de kantonale schoolinspecteur van Vilvoorde om de kinderen te 10
Rond dezelfde tijd merkte meester Casteels dat de gemeente plotseling zijn vergoeding voor het kuisen van de school vergeten te betalen was. 20
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
ondervragen teneinde zich er van te verzekeren dat deze wel degelijk les krijgen volgens het programma dat door de nieuwe wet wordt voorgeschreven. Ik heb de hoofdingenieur gevraagd om deze onderwijzer te doen inzien dat, als een geadopteerde school geen inspectie aanvaardt, de adoptie onmiddellijk moet worden ingetrokken. In de vrije meisjesschool is juffrouw Heymans niet gediplomeerd en ook de hulponderwijzeres Van Hoeymissen Françoise, Belgische kloosterzuster, is niet in het bezit van een diploma.. Vanwege de belofte van de directrice om in de maand juli een gediplomeerde onderwijzeres aan haar onderwijzend personeel toe te voegen, is de minister akkoord, om de school van juffrouw Heymans tot 1 juli eerstkomend vrij te stellen van de verplichting om een diploma voor te kunnen leggen. In die omstandigheden is het echter niet mogelijk om aan de koning voor te stellen om de gemeente Steenhuffel toe te laten om haar enige gemeenteschool af te schaffen. De gouverneur. Op 11 maart deed de gemeente Steenhuffel nog een laatste poging om de gouverneur zijn standpunt te laten herzien. Ze merkte op dat een aantal van de 32 leerlingen van de gemeenteschool nog niet eens schoolgerechtigd was en dat de privé-school van Sterck gerust naar de ruimere lokalen van de afgeschafte gemeenteschool kon verhuizen. Kort daarna is er echter - om een niet achterhaalde reden - een aanzienlijke wijziging in de houding van het gemeentebestuur tegenover Sterck opgetreden. Daar waar de privé-onderwijzer tot dan schijnbaar de volledige steun van gemeentebestuur en bevolking genoot, vonden we in een document van 14 oktober 1888 het volgende: “In 1885 werd de school van August Sterck slechts nog door een klein getal leerlingen bijgewoond, want het grootste getal inwoners waren over zijn onderwijs niet tevreden, zeggende dat het niet mogelijk is de fonctie van onderwijzer met die van koster goed te vervullen. Op 1 october 1885, ziende dat het getal leerlingen der gemeenteschool van dag tot dag aangroeide en toen reeds op 100 beliep en dat men daar ging verplicht worden van eenen hulponderwijzer te noemen, heeft de verzoeker zijne school niet meer geopend, misschien uit vrees dat hij er geene leerlingen zou ingeschreven hebben, en dan heeft hij zelf middelen in het werk gelegd om zijne school te doen afschaffen om als hulponderwijzer in onze gemeenteschool benoemd te worden. 11” De knoop werd uiteindelijk doorgehakt tijdens de gemeenteraadszitting van 7 oktober 1885. 1) De aangenomen jongensschool van August Sterck werd afgeschaft. 2) In de gemeenteschool zou een hulponderwijzer worden benoemd. Eén week later, op 14 oktober, werd de voormalige privé-onderwijzer, koster August Sterck, met algemene stemmen (mits 1 onthouding vanwege De Mesmaecker) voor deze functie aangenomen.
VIII – NORMALISERING (1885-1920) Vanaf 1 oktober 1885 bestonden er in Steenhuffel dus slechts 2 scholen meer: - De officiële gemengde gemeenteschool, met Eduard Casteels als onderwijzer en August Sterck als ondermeester. - De aangenomen meisjesschool van de kloosterzusters, met juffrouw Heymans als onderwijzeres en juffrouwen Van Hoeymissen en Daelemans als hulponderwijzeressen. Alleen de laatste was op dat moment gediplomeerd en was – wellicht vanaf 1 juli 1885 – tijdelijk in dienst getreden om aan de diplomavereisten van de schoolwet te voldoen. De afschaffing van de vrije jongensschool van Sterck heeft schijnbaar voor geen ernstige problemen gezorgd. En als er tussen de oude rivalen al enige vorm van rancune bestond dan is daar in het archief geen spoor van terug te vinden. Op 16 november 1885 was de verdeling van de Steenhuffelse schoolbevolking als volgt. Jongens Meisjes Totaal 11
Gemengde gemeenteschool 126 10 136
Vrije meisjesschool 157 * 157 *
Totaal 126 167 293
Eerlijkheidshalve moet hierbij opgemerkt worden dat deze vrij negatieve beoordeling van Sterck er kwam nadat hij als hulponderwijzer in de gemeenteschool bij het ministerie van onderwijs over zijn wedde was gaan klagen. 21
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
•
Inclusief kleine jongetjes (dat betekent dat er vanaf het schooljaar 1885-1886 dus ook een bewaarschool was. Deze was ingericht in de klas van de vroegere vrije jongensschool, die in de hof van het klooster gelegen was, en na de schoolstrijd volgens contract aan de kloosterzusters was overgedragen.
GEADOPTEERDE MEISJESSCHOOL Maria Daelemans (1885-1888) Toen de vrije meisjesschool op 15 oktober 1884 terug werd aangenomen moesten de onderwijzeressen beloven om zo spoedig mogelijk een onderwijzeressendiploma te halen. In afwachting dat dit het geval zou zijn moest er een gediplomeerde onderwijzeres aan de school worden toegevoegd. Dat was Marie Daelemans die in 1885 haar diploma aan de normaalschool haalde. Over deze Marie Daelemans hebben we verder niets gevonden. We weten zelfs niet of ze wel een kloosterzuster was. Vermoedelijk heeft ze maar een drietal jaren in Steenhuffel les gegeven. Dan hadden ook Heymans en/of Van Hoeymissen het vereiste diploma behaald.
Theodorine Clara Cobbaert (zuster Ignatia) (1888-nà 1921) Op 1 oktober 1888 werd Theodorine Clara Cobbaert hulponderwijzeres in de geadopteerde vrije meisjesschool. Misschien was dat in de plaats van Maria Daelemans of misschien werd er een nieuwe klas geopend. Ze had toen al 4 jaar ervaring in het onderwijs. Cobbaert was op 18 april 1865 geboren in Zedelgem. Ze had daarna met haar ouders in Sint-AndriesBrugge gewoond. In 1875 was het gezin verhuisd naar Wilrijk. In 1888 kwam ze van Dudzele waar ze echter niet in de bevolkingsregisters ingeschreven was. In 1893 volgde ze Maria Theresia Heymans, die op 26 mei van dat jaar overleed, op als bestuurster van de meisjesschool. Dat was ze in 1921 nog steeds.
Maria Joanna Ceulemans (1893-
)
Toen Theodorine Clara Cobbaert (zuster Ignatia) in 1893 de op 26 mei van dat jaar overleden Maria Theresia Heymans als directrice van de meisjesschool opvolgde, moest er een nieuwe hulponderwijzeres gezocht worden. Het werd Maria Joanna Ceulemans. Ze was niet gediplomeerd. We weten niet hoe lang ze les gegeven heeft. In 1914 deed ze dat alleszins niet meer.
Rosalia De Ridder (1898- na 1921) Vanaf het schooljaar 1898-1899 kreeg de aangenomen meisjesschool een tweede hulponderwijzeres. In 1921 was Rosalie De Ridder in die functie nog altijd in dienst.
GEMEENTELIJKE (JONGENS)SCHOOL August Sterck, vervolg (1885-1890) We gaan verder met het curriculum vitae van August Sterck waar we al eerder mee begonnen waren. In een document van 14 oktober 1888 worden zijn beroepsinkomsten als volgt samengevat. 1) De bediening van hulponderwijzer met een jaarwedde van fr. 1000. 2) De bediening van koster: zeker fr. 1500 per jaar. 3) De bediening van organist: fr. 400 4) De bediening van waskeersenmaker: fr. 175,00 5) De bediening van luider der klok van aftocht: fr. 15,00 6) De bediening van bestierder van het uurwerk: fr. 35,00 7) De bediening van het beroep van herbergier, geschat op fr. 200,00 8) De bediening van het beroep van koopman in melen, geschat op fr. 125,00 9) De bediening van het beroep van landbouwer, geschat op fr. 125,00 Samen: fr. 3575,00 In 1889 begon August Sterck met zijn gezondheid te sukkelen. Op 15 januari 1890 onderging hij tijdens de zitting van de provinciale commissie voor pensioenen een geneeskundig onderzoek dat hem in staat moest stellen om met vervroegd pensioen te kunnen gaan. Daar werd bevestigd dat hij “wegens ziekte zijn functie niet meer kon uitoefenen en nooit meer op zou kunnen nemen”. 22
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Op 8 februari werd zijn ontslag, dat hij op 2 februari aangeboden had – met ingang van 1 maart - door de gemeente aanvaard en zijn pensioenaanvraag aangenomen... ... en op 2 maart, 1 dag na zijn in pensioentreding, werd hij tot 1 september 1890 tot hulponderwijzer “ad interim” benoemd... Er zou zich immers geen enkele kandidaat aangediend hebben om hem op te volgen. Provinciegouverneur Vergote liet zich aan deze creatieve gedachtengang niet vangen en verzocht het schepencollege op 29 maart om “het openstaan der plaats in de Moniteur Belge te willen doen bekend maken (hetgeen nog niet was gebeurd), en uwen gemeenteraad te verzoeken van zoohaast mogelijk te willen overgaan tot de benoeming van eenen definitieven titularis in vervanging van mijnheer Sterck.” Op 13 april vroeg de gemeente of er niet met een vaste benoeming kon gewacht worden tot de eindexamens in de normaalscholen afgelegd waren, immers “de gemeenteraad zou zeer graag een jonge onderwijzer willen benoemen, die men hier kent en die in augustus de normaalschool zal beëindigen.” Persoonlijk denken we dat hierbij aan Louis Casteels, de zoon van Eduard Casteels, werd gedacht. Er waren echter nog andere Steenhuffelenaars die ambitie hadden om onderwijzer te worden Op 29 oktober 1892 deed de gemeente een aanvraag om Sterck een burgerlijke decoratie te verlenen. Hij heeft deze op 29 november 1899 (!) gekregen. August Sterck is op 20 januari 1906 in Steenhuffel overleden. Voor de volledigheid. August Sterck had drie zonen die ook onderwijzer werden: Jean François (° ca 1871), Frederic Marie (° ca 1875) en Karel ( ° Wolvertem 23-3-1877). Deze laatste werd eerst hulponderwijzer in de Sint-Paulusschool te Antwerpen, op 21 april 1900 hulponderwijzer in Londerzeel Sint-Jozef, en legde in april 1901 die functie neer om gemeentesecretaris van Steenhuffel te worden. Een dochter van August Sterck trouwde met Jan Alfons Van den Branden die later onderwijzer in Steenhuffel werd. Een broer van August, Frederic, werd op 27 decembre 1864 ondermeester te Londerzeel-Heide.
De nieuwe gemeentelijke jongensschool op de Elst. August Sterck heeft nooit les gegeven in de nieuwe gemeenteschool die bij de aanvang van het schooljaar 1890-1891 in gebruik genomen werd. Op 2 mei 1887 had provinciegouverneur August Vergote aan de gemeente laten weten (vertaald): “dat men de minister van binnenlandse zaken en openbaar onderwijs gesignaleerd had dat het dringend nodig was om een nieuwe gemeenteschool met onderwijzerswoning te bouwen. De huidige lokalen voldeden niet meer en vormden een ernstige bedreiging voor de gezondheid der kinderen.” Vreemd genoeg werd deze keer aanvankelijk niet naar een nieuwe inplantingplaats gezocht maar dacht men de school en de speelplaats op de bestaande plek te kunnen vergroten door de Vuilbeek te overwelven. Een kladpapiertje van 28 mei 1887 verschaft ons volgende verduidelijkingen bij dit project. 1) De onderwijzerswoning zou afgebroken en heropgebouwd worden. 2) De klaslokalen zouden 1 meter breder en 2 meter langer worden. 3) Door de beek te overwelven kon de speelplaats worden vergroot.
Op 30 september liet de gouverneur evenwel weten dat de provincie – omdat de reconstructie 23
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
van de lokalen ongeveer even veel zou kosten als een volledig nieuw gebouw - niet met dit voornemen akkoord kon gaan. En dus ging de gemeente nog maar eens op zoek naar een geschikte grond voor de nieuwe gemeenteschool. Op 5 oktober had men die – met de hulp van de heer Jacobs, provinciaal Inspecteur van het lager onderwijs en met de steun van de provinciale architect Dumortier - gevonden. Het was het westelijke deel (25a groot) van perceel sectie A nr. 511k, in het geheel 62a 40 ca groot, eigendom van de weduwe en kinderen van Joannes Tobias Wouters. Door ligging en hoogte leek het aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Op 7 november 1887 tekende de familie Wouters een belofte van verkoop. De overeengekomen prijs bedroeg 2345 fr., vetrechten inbegrepen (uiteindelijk zou dit 2600,50 fr. worden). Architect Henri Jacobs (de zoon van de provinciale inspecteur van het lager onderwijs) kreeg de opdracht om de plannen te tekenen. Op 28 maart 1888 was hij daarmee klaar. Het bestek beliep 29.800 fr. (inclusief grond en notariskosten 32.355 fr.). Voor haar eigen inbreng (1/3 der kosten) kon de gemeente een beroep doen op een bedrag van 5012,22 fr. dat al in 1884 en 1885 voor de bouw van een nieuwe school opzij gelegd was. De rest zou bij particulieren geleend worden en later worden afbetaald door de gemeentelijke opcentiemen van 30 tot 39 te verhogen en met de opbrengst van de verkoop van de oude school (die geschat werd op 2500 fr.). Toen de ingediende offertes op 27 juni 1888 opengemaakt werden, bleek aannemer Louis Smets uit Tisselt met 28.240 fr. de laagste aanbieder te zijn. Op 1 augustus 1888 begon hij met de bouwwerkzaamheden en op 19 juni 1889 was de ruwbouw van de school en van de onderwijzerswoning af. De definitieve oplevering gebeurde op 6 januari 1890 en nadat er nog een aantal bijkomende dingen waren afgewerkt en schoolmeubelen aangekocht werden, de gebouwen bij het begin van het nieuwe schooljaar (op 1 oktober 1890) in gebruik genomen. Het is echter mogelijk dat 1 klas al op 1 oktober 1898 naar de nieuwe locatie op de Elst was overgebracht.
In de zomer van 1905 werd een derde klaslokaal aan de gemeentelijke jongensschool gebouwd en werd de speelplaats heraangelegd. Dat gebeurde door aannemer Pouliaert-Peeters en de kosten kwamen uit op 11.851 fr. Om haar eigen aandeel (1/3) te kunnen dekken leende de gemeente 4000 fr. bij het bureel van weldadigheid, die op 31 december 1909 zouden worden terugbetaald. Door grote onkosten aan het wegennet en de vergroting van de parochiekerk werd deze terugbetalingstermijn evenwel diverse keren uitgesteld. Uiteindelijk zou ze tussen 1914 en 1923 in 10 jaarlijkse termijnen van 400 fr. worden afgelost. Op 28 september 1914 werden de oprukkende Duitsers te Steenhuffel vanuit de buitenste fortengordel rond Antwerpen beschoten. Daarbij werd niet alleen de brouwerij volledig plat gelegd maar werden ook een aantal huizen in het Dorp en op de Elst getroffen. Ook de gemeenteschool werd geraakt. Bij de dienst voor oorlogsschade werd later een schadeclaim ingediend voor een bedrag van 2.829,13 + 825,00 fr. In 1919 werden opnieuw 2 klaslokalen aan het bestaande schoolgebouw toegevoegd. De plannen hiervoor werden getekend door Meyns uit Mechelen. Dat was de architect die ook voor de vergroting van de kerk had ingestaan. Vanaf 1 oktober 1918 was er uit noodzaak al een voorlo24
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
pige 4de klas in het gemeentehuis ingericht. In 1925 maakte de linkervleugel van de school plaats voor een gebouw met 4 klassen en 1 verdieping, dat er tot ca 1985 is blijven staan.
François Hens (1890-1893) Op 1 maart 1890 ging ondermeester August Sterck om gezondheidsredenen met pensioen. 1 dag later werd hij tot 1 september ad interim benoemd, zogezegd omdat er geen kandidaten waren om hem op te volgen. In werkelijkheid had de gemeente de plaats echter nooit vacant verklaard. In augustus zou er namelijk een Steenhuffelnaar (we denken Louis Casteels) aan de normaalschool afstuderen en die wilde men graag in Steenhuffel houden. Ook de vraag om een nieuwe ondermeester te benoemen nadat de examens aan de normaalscholen afgelegd waren werd door de gouverneur niet geaccepteerd. “Er moet vooreerst opgemerkt worden dat een interimair doorgaans niet de inzet en toewijding vertoont die van een definitief benoemde onderwijzer mag worden geëist. Daarnaast is het laten besturen van een school door een jongeling van de gemeente die nog maar pas van de normaalschool komt en dus niet de nodige ervaring bezit, niet goed voor het onderwijs en voor die onderwijzer die in het begin van zijn carrière nog geen gezag en prestige zal kunnen laten gelden.” En dus werd de openstaande plaats midden mei 1890 in het Belgisch Staatsblad, in de Gazet van Londerzeel en in de Gazet van Merchtem geannonceerd. Er werden 5 sollicaties ontvangen. Ze waren van: - Raes Louis uit Opwijk, - Van Genechten Frederic Lambert Hubert, uit Waterlo, - Van Hoeck Arthur François, uit Baasrode, - Van Genechten Louis, uit Meerhout, - Van Wijnsberghe Joseph François, uit Torhout, en - Hens François, uit Buggenhout. Het was deze laatste, François Hens, die op 28 mei door de gemeenteraad met 6 stemmen op 8 (Louis Raes kreeg er 2) tot nieuwe ondermeester van Steenhuffel werd verkozen. Hens kon pas op 7 juni in dienst treden omdat de school waar hij tot op dat ogenblik werkte eerst een plaatsvervanger moest zoeken. Over François Hens is in het gemeentearchief zeer weinig te vinden omdat hij maar 3 jaar in Steenhuffel als ondermeester gebleven is. Op 19 maart 1893 gaf hij zijn ontslag. 15 april was zijn laatste schooldag in Steenhuffel. Veel meer over hem weten we dank zij bijdragen van Ludo Cosijns in het tijdschrift van de Heemkundige kring Ter Palen van Buggenhout (februari 1994 en vooral september 2002). Hierna een samenvatting. Franciscus Hens werd geboren in Buggenhout op 21 februari 1869. Hij was de jongste zoon van Jan Baptist, een meester-koperslager uit Duffel die via zijn huwelijk met Emerantia Celestina De Wachter uit Bornem uiteindelijk in Buggenhout was beland. Na zijn periode in Steenhuffel werd Frans Hens in 1893 ondermeester en later onderwijzer in de gemeenteschool van Buggenhout. Op 23 oktober 1906 trouwde hij met Maria Verdickt uit Waasmunster die na haar huwelijk een textielwinkel in de Stationstraat te Buggenhout uitbaatte. Frans Hens ging in 1927 met pensioen, onderscheidde zich in het Buggenhoutse verenigingsleven en overleed op 12 april 1944.
Jan Alfons Van den Branden (1893-1935) Op 29 maart 1893 werden de kandidaturen voor de opvolging van François Hens door de gemeenteraad besproken. Het waren er drie: - De Nil Joseph Alphonse, uit Rossem, - Van den Brande Alphonse, uit Lovendegem, - Peeters Victor, uit Sint-Amands. 25
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Een geheime stemming leverde Van den Brande 6 stemmen op (de Nil kreeg er 1). Joannes Alfons Van den Branden was geboren in Merchtem op 14 januari 1873. Hij was de zoon van Joannes Albertus en Sophia Van Assche. Na zijn studies aan de normaalschool werd hij vanaf 1 januari 1893 6 weken lang ondermeester in Lovendegem, waar hij woonde toen hij in Steenhuffel werd benoemd. Op 12 september 1900 trouwde hij in Steenhuffel met Maria Rosalia Sterck (° Impde 4-2-1873), een dochter van de vroegere Steenhuffelse schoolmeester en koster August Sterck. Toen Eduard Casteels op 30 september 1915 met pensioen ging, volgde Van den Branden hem als hoofonderwijzer op en verhuisde hij naar de onderwijzerswoning. Zijn aanstelling door de gemeenteraad gebeurde op 9 september. Jan Alfons Van de Branden overleed in Merchtem op 15 december 1935.
Marie Lodewijk Leonard Casteels (1902-1906) In het gemeentearchief is geen spoor te vinden van de benoeming van Louis Casteels tot 2 de hulponderwijzer in de gemeenteschool. In iedere geval is hij het, zodra de bouw van het 3 de klaslokaal beëindigd was (dat was in 1906), voor zeer korte tijd geworden. Op 30 november 1902 was hij al wel benoemd als 3de onderwijzer aan de Adultenschool. Hij was de zoon van hoofdonderwijzer Eduard Casteels, was in Steenhuffel geboren op 28 juni 1881 en deed zijn middelbare studies in het Sint-Romboutscollege te Mechelen. In 1902 studeerde hij al aan de Universiteit van Leuven. In november 1906 gaf hij zijn ontslag om nog verder te studeren en dat ontslag werd op 2 december aanvaard. Louis Casteels promoveerde in 1909 tot doctor in de wis- en natuurkunde. Tot 1923 werkte hij als astronoom aan de Koninklijke sterrenwacht te Ukkel, daarna was hij tot 1951 hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij overleed op 15 januari 1965 en werd in Steenhuffel begraven.
Frans Amedée Hammenecker (1907-1919) Na advertenties in de Moniteur, de Patriot, het nieuws van den dag, de gazet van Londerzeel en van Merchtem, boden zich 6 kandidaten aan om Casteels als 2de hulponderwijzer op te volgen. Dat waren: - De Ridder Frans Jozef van Bornem - Desire Jules van Brussel - De Wit Adriaan Theodoor van Heffen - Hammenecker Frans van Mariekerke - Pirana Charles van Brussel, en - Van Tolhuyzen Frans van Hombeeck. Op 24 december werd Frans Hammenecker met 6 stemmen op 9 verkozen. De Wit kreeg 2 stemmen en De Ridder 1. Hammenecker was geboren in Mariekerke op 29 juli 1886. Zijn beginwedde bedroeg 1100 fr. Begin oktober 1919, toen het nieuwe schooljaar eigenlijk al begonnen was, gaf hij zijn ontslag.
Georges (Joris) Maria Jozef Van Assche (1915-1919) Toen Jan Alfons Van den Branden op 30 september 1915 Eduard Casteels als hoofonderwijzer opvolgde moest er een nieuwe (hulp)onderwijzer gezocht worden. Op 21 september werden door de gemeenteraad 3 kandidaturen onderzocht, namelijk deze van: - Jozef Van Doorslaer, de zoon van Frans Van Doorslaer, uit Steenhuffel. - Georges Maria Jozef Van Assche, eveneens uit Steenhuffel. - Fouquet, uit Heindonk. Nadat er besloten was om geen interim aan te stellen maar direct tot een vaste benoeming over te gaan viel Jozef Van Doorslaer uit de boot, want die was soldaat aan het front, en werd Georges Van Assche met 8 stemmen op 8 verkozen. 26
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Georges van Assche was in Steenhuffel geboren op 7 december 1894. Hij was de zoon van Jan Baptist en Joanna Van de Voorde. In 1914 had hij zijn middelbare studies afgerond in het college van Boom. Hij had geen diploma van een normaalschool, maar had op 6 augustus 1915 wel met vrucht het examen afgelegd voor de jury, die door de regering was aangesteld om een oplossing te vinden voor het tekort aan gediplomeerde onderwijzers. De meeste jonge leraars zaten immers aan het front. Het gemeentelijk onderwijs was voor Georges Van Assche maar een tijdelijke baan. Na de oorlog, op 15 januari 1919, gaf hij zijn ontslag en ging hij verder studeren. In 1920 behaalde hij een kandidatuur en in 1924 een doctoraat aan de veeartsenijschool te Kuregem. Als dierenarts had hij een praktijk te Londerzeel van 1924 tot 1934. In 1934 werd hij docent aan de veeartsenijschool te Gent, waar hij als eerste de leerstoel “zoötechnie” bekleedde. Hij overleed na een korte ziekte in Londerzeel op 18 augustus 1839, amper 45 jaar oud.
August Robberechts (1918 - na 1940) Voor het schooljaar 1918-1919 werd de gemeente door de overheid verplicht om een 4 de onderwijzer in dienst te nemen. Dat gebeurde op 16 september 1918. Er waren 3 sollicitanten: - August Robberechts uit Nieuwenrode - Theophiel Scheers uit Merchtem - Juffrouw Theresia Cornelis uit Opwijk. Theophiel Scheers kreeg 1 stem en August Robberechts de 7 andere. Bijgevolg werd deze laatste tot vierde onderwijzer benoemd. De hoofonderwijzer was dan van den Brande, de 2 de onderwijzer Hammenecker, de 3de onderwijzer Van Assche en de 4de onderwijzer Robberechts. Robberechts was geboren in Nieuwenrode op 2-11-1895 en had op 1-8-1914 zijn diploma behaald aan de normaalschool van Mechelen.
Hilaire Ernest Marie De Man (1919-1919) Toen Georges Van Assche op 15 maart 1919 – toen er al meer dan 1 trimester van het schooljaar voorbij was - besloot om zijn hogere studies te hervatten, kwam de plaats van 4 de onderwijzer aan de gemeentelijke jongensschool vrij. Pas op 18 juli werd deze vacature ingevuld. Hilaire Ernest Marie De Man uit Moorsele was de enige kandidaat en werd met 8 op 8 stemmen aangenomen. Hij was geboren in Moorsele op 1 juni 1894 en had zijn diploma van onderwijzer gehaald aan de normaalschool van Thourout (Torhout?) op 31 juni 1913. Hij trad op 1 augustus 1919 in Steenhuffel in dienst. En één maand later gaf hij zijn ontslag.
(Alfons) Emiel Verheyden (1919- nà 1960) Tijdens de gemeenteraadszitting van 30 september 1919 werd een opvolger voor Hilaire De Man gezocht. Er hadden zich drie kandidaten, allemaal uit Steenhuffel, allemaal met een diploma van de normaalschool van Mechelen, aangeboden. - Frans Steenackers, - Jozef Van Doorslaer, - Emiel Verheyden. Met 5 stemmen tegenover 3 voor Jozef Van Doorslaer werd Alfons Emiel Verheyden tot onderwijzer aangesteld. Hij was in Steenhuffel geboren op 11 december 1899, was de zoon van Petrus Franciscus en Virginia Cuyckens, en had op 9 augustus 1919 zijn diploma van onderwijzer behaald aan de normaalschool van Mechelen. Hij trouwde met Maria Blondina Steenackers, werd later hoofdonderwijzer en bleef in Steenhuffel les geven tot aan zijn pensioen.
(Lodewijk) Jozef Van Doorslaer (1919-1940) Nauwelijks 1 week nadat Emiel Verheyden was aangesteld moest er opnieuw dringend een gemeenteonderwijzer gekozen worden. Frans Amedée Hammenecker had begin oktober immers ook zijn ontslag gegeven. Op 7 oktober werden de kandidaturen besproken van: 27
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
- Andries uit Hombeek, - Fouquet uit Heindonk, - Jozef Van Doorslaer, uit Steenhuffel, - Van Rompaey uit Blaasveld. Jozef Van Doorslaer, al 2 keer eerder gepasseerd, werd met 6 stemmen (tegen 2 voor Van Rompaey) tot nieuwe onderwijzer benoemd. Hij was de zoon van Frans en Maria Josepha Van Hamme, was geboren in Steenhuffel op 2 februari 1893, had zijn diploma aan de normaaschool van Mechelen behaald op 31 juli 1913 en had vervolgens de oorlog aan de het front aan de Ijzer doorgebracht. Jozef van Doorslaer werd later hoofonderwijzer en sneuvelde in het begin van de 2de wereldoorlog, namelijk op 30 mei 1940, in Brugge als reserve-commandant van het Belgische leger. Hij kreeg een gedenkplaat op de speelplaats van de gemeenteschool, in de zijgevel van de onderwijzerswoning, en de Elst (de straat waar de school in lag) wordt sindsdien de “commandant Jozef Van Doorslaerstraat genoemd.
August Robberechts
François Hens (foto Ludo Cosijns)
Louis Casteels
Joris van Assche
Jozef Van Doorslaer
En verder (tot 1950) Naam geboren te Cesar Van de Voorde Steenh.
geboren op 22-3-1907
vanaf 1927
tot 1965
gehuwd met Marthe D’Hondt
Frans Steenackers Mertens Hendrik Alfons De Pauw
Steenh.
21-7-1900 31-1-1924
1962 1948 1985
Anna Wouters
Londerz.
1930 1934 1948
Roger Verdickt
Steenh.
15-8-1923
Maria Verbeken
ca 1965 Josephine Van Steen
EVOLUTIE VAN DE SCHOOLBEVOLKING Jongens arm 1840-1841 1841-1842 1842-1843 1843-1844 1844-1845 1845-1846 1846-1847
7
44 44
Meisjes betalend arm 125
5
34 35
Totaal
Alg. tot. Scholen
betal.
arm
betal.
109
12
234
ingeschreven 53 ingeschreven 6 ingeschreven 78 ingeschreven 79
28
64
230 246
school Moortgat 156 – Verhavert 90
143
school Moortgat school Moortgat school Moortgat + 50 betalende bij Verhavert
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt Jongens 1847-1848 1848-1849 1849-1850 1850-1851 1851-1852 1852-1853 1853-1854 1854-1855 1855-1856 1856-1857 1857-1858 1858-1859 1859-1860 1860-1861 1861-1862 1862-1863 1863-1864 1864-1865 1865-1866 1866-1867 1867-1868 1868-1869 1869-1870 1870-1871 1871-1872 1872-1873 1873-1874 1874-1875 1875-1876 1876-1877 1877-1878 1878-1879 1879-1880 1880-1881 1881-1882 1882-1883 1883-1884 1884-1885 1885-1886 1886-1887 1887-1888 1888-1889 1889-1890 1890-1891 1891-1892 1892-1893 1893-1894 1894-1895 1895-1896 1896-1897 1897-1898 1898-1899
arm 50 55 ingeschreven 60 effectief ingeschreven 65 effectief ingeschreven 60 effectief ingeschreven 63 effectief ingeschreven 62 effectief ingeschreven 54 effectief ingeschreven 65 effectief 75 ingeschreven 66 effectief 60 ingeschreven 63 effectief 65 ingeschreven 67 effectief 63 ingeschreven 66 effectief 64 ingeschreven 69 effectief 62 ingeschreven 68 effectief 64 ingeschreven 66 effectief 65 ingeschreven 61 effectief 64 ingeschreven 70 effectief 70 ingeschreven 70 effectief 67 ingeschreven 70 effectief ? ingeschreven 76 effectief 68 ingeschreven 75 effectief 76 ingeschreven 73 effectief 75 ingeschreven 65 ingeschreven 67 ingeschreven 71 ingeschreven 76 ingeschreven 80 ingeschreven 80 ingeschreven 93 ingeschreven 98 ingeschreven 103 ingeschreven 126 ingeschreven 126 ingeschreven 125 ingeschreven 134 ingeschreven ? ingeschreven 119 ingeschreven 115 ingeschreven 119 ingeschreven 128 ingeschreven 134 ingeschreven 142 ingeschreven 149 ingeschreven 150 ingeschreven 158 effectief 118 ingeschreven 163 ingeschreven 160 ingeschreven 171 ingeschreven 160 ingeschreven 161 effectief 119 ingeschreven 135
Meisjes betalend arm 42 45
65 68 61 60 40 53 46 45 45 40 47
43 30 31
ingeschreven 50 effectief ingeschreven 50 effectief ingeschreven 52 effectief ingeschreven 63 effectief ingeschreven 59 effectief ingeschreven 62 effectief ingeschreven 65 effectief 65 ingeschreven 69 effectief 67 ingeschreven 66 effectief 72 ingeschreven 75 effectief 73 ingeschreven 70 effectief 78 ingeschreven 76 effectief 71 ingeschreven 78 effectief 72 ingeschreven 75 effectief 66 ingeschreven 68 effectief 60 ingeschreven 63 effectief 63 ingeschreven 64 effectief 55 ingeschreven 59 effectief ? ingeschreven 52 effectief 46 ingeschreven 58 effectief 50 ingeschreven 54 effectief 58 ingeschreven 57 ingeschreven 52 ingeschreven 52 ingeschreven 62 ingeschreven 67 ingeschreven 75 ingeschreven 81 ingeschreven 89 ingeschreven 93 ingeschreven 108 ingeschreven 112 ingeschreven 108 ingeschreven 106 ingeschreven ? ingeschreven 110 ingeschreven 112 ingeschreven 121 ingeschreven 126 ingeschreven 132 ingeschreven 137 ingeschreven 150 ingeschreven 149 ingeschreven 152 ingeschreven 157 ingeschreven 159 ingeschreven 155 ingeschreven 146 ingeschreven 156 effectief 144 ingeschreven 165
betal.
71 91 77 75 73 69 60 60 64 65 66
51 50 48
Totaal arm ingeschreven 92 ingeschreven 100 effectief 75 ingeschreven 110 effectief 89 ingeschreven 115 effectief 105 ingeschreven 115 effectief 102 ingeschreven 126 effectief 116 ingeschreven 121 effectief 114 ingeschreven 116 effectief 121 ingeschreven 130 effectief 140 ingeschreven 135 effectief 127 ingeschreven 129 effectief 137 ingeschreven 142 effectief 136 ingeschreven 136 effectief 142 ingeschreven 145 effectief 133 ingeschreven 146 effectief 136 ingeschreven 141 effectief 131 ingeschreven 129 effectief 124 ingeschreven 133 effectief 133 ingeschreven 134 effectief 122 ingeschreven 129 effectief ? ingeschreven 128 effectief 114 ingeschreven 133 effectief 126 ingeschreven 127 effectief 133 ingeschreven 122 ingeschreven 119 ingeschreven 123 ingeschreven 138 ingeschreven 147 ingeschreven 155 ingeschreven 174 ingeschreven 187 ingeschreven 196 ingeschreven 234 ingeschreven 238 ingeschreven 233 ingeschreven 240 ingeschreven ? ingeschreven 229 ingeschreven 227 ingeschreven 240 ingeschreven 254 ingeschreven 266 ingeschreven 279 ingeschreven 299 ingeschreven 299 ingeschreven 310 ingeschreven 320 ingeschreven 319 ingeschreven 326 ingeschreven 306 ingeschreven 317 effectief 263 ingeschreven 300
29
Alg. tot. Scholen betal. 76
176
school Moortgat+ school Moortgat
83
193
school Moortgat
88
203
school Moortgat
86
201
school Moortgat
78
204
school Moortgat
80
201
school Moortgat
80
196
136
276
159
286
138
275
135
271
113
255
122
255
106
242
105
236
109
233
105
238
113
235
?
?
94
208
80
206
79
212
0 0 0
299 299 310
jongens + 4 meisjes: gemeenteschool meisjes - 4: aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school jongens in gemeenteschool meisjes in aangenomen school idem idem idem idem idem idem idem idem idem Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool Allen - in theorie - gemeenteschool gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school
0 0 0 0 0
320 319 326 306 317
gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school gemeenteschool en aangenomen school
0
300
gemeenteschool en aangenomen school
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt Opmerkingen: 1) Reeds in 1843 was aan het recht voor de armen om hun kinderen gratis les te laten krijgen de plicht verbonden om deze kinderen tegen de koepokken in te laten enten. 2) In het schooljaar 1848-1849 was het grote verschil (25 %) tussen het aantal ingeschreven en effectief schoolgaande kinderen toe te schrijven aan de epidemie van Rode-Loop die eind 1848 in Steenhuffel ravage aanrichtte. 3) Vanaf 1870 krijgen we geen informatie meer over het aantal betalende kinderen. Op 18 december 1882 realiseerde de arrondissementscommissaris zich dat ook en vroeg hij om hem de deliberatie te sturen waarmee de gemeenteraad het systeem van absoluut gratis onderwijs zou hebben ingevoerd. Waarop de gemeente op 20 december antwoordde: “...laten wij u weten dat het systeem van het absoluut gratis onderwijs in Steenhuffel niet bestaat. Er werd hierover evenmin een beraadslaging gehouden. De inschrijving van de arme kinderen voor het gratis onderwijs gebeurt overeenkomstig de voorschriften van art. 1 van het K.B. van 12 augustus 1879 en het klein aantal kinderen dat nog naar de officiële gemeenteschool gaat voldoet aan deze vereisten. Uiteindelijk zou het algemeen gratis lager onderwijs door de wet van 15 september 1895 ingevoerd worden. In Steenhuffel betaalde echter al vanaf het schooljaar 1890-1891 niemand meer “dewijl er in de gemeente maar eenige kinderen zijn die de schoolkosten kunnen betalen”. Vanaf dat jaar komt het aantal ingeschreven arme kinderen overeen met de totale schoolbevolking. 4) Tijdens de schoolstrijd (1879-1884) was de meisjesschool van de kloosterzusters niet langer geadopteerd. Ofschoon alle (arme) kinderen (jongens en meisjes) aan de gemeenteschool van Casteels werden toegewezen, stuurde het overgrote deel van de ouders zijn kinderen naar de vrije meisjesschool (in het klooster) en de vrije jongensschool (van August Sterck). Ook in die scholen werden arme kinderen aanvaard maar we hebben er geen cijfers over. 5) Bij wet van 19 mei 1914 werd de algemene leerplicht ingevoerd voor kinderen van 6 tot 14 jaar.
GEMEENTELIJKE BIJDRAGE VOOR GRATIS ONDERWIJS Periode 1843-1845 1846-1849 1850 1851-1852 1853-1860 1861-1870 1871-1873 1874
Gemeente 70 fr. 47 fr. 0 309 fr. 200 fr. 200 fr. 200 fr. 254 fr.
Weldadigheidsbureel 140 fr 93 fr. 0 93 fr. 93 fr. ? 200 fr. 200 fr.
Opmerking staatssubsidie wegens rode loop in 1848
De bijdrage der gemeente aan de bekostiging van het gratis onderwijs der arme kinderen werd vanaf het schooljaar 1873-1874, op aandringen van het ministerie, opgetrokken tot ongeveer 7,5 % van de gewone gemeente-ontvangsten. Dat bedrag liep aldus op van 254 fr. voor het schooljaar 1873-1874 tot 2406 fr. voor het schooljaar 1900-1901. De bijdage van het bureel van weldadigheid werd verhoogd tot 300 fr. voor het schooljaar 1877-1878 en werd 400 fr. voor het volgende jaar. Dat zou zo blijven tot in 1896 toen de bijdrage van het bureel, als gevolg van de nieuwe schoolwet van 15 september 1895 – die het algemeen gratis lager onderwijs instelde – werd afgeschaft.
DE WEDDE VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL Op 29 september 1859 werd een nieuw schoolreglement aangenomen met o.m. de volgende bepalingen. 1) Elke leerling moest in de school kunnen beschikken over 0,75 m² grondoppervlak en 3 tot 4 m³ lucht. 2) Alleen kinderen die door het schepencollege waren aangenomen kregen gratis onderwijs. 3) Betalende leerlingen moesten bewijzen dat zij de pokken gehad hadden of ertegen ingeënt waren en moesten de kwitantie kunnen tonen van de betaling van het schoolgeld aan de gemeenteontvanger. 4) Het schoolgeld voor de betalende leerlingen mocht maximaal 8,64 fr. per jaar bedragen. Het college kon dit bedrag verminderen als meerdere kinderen van hetzelfde gezin dezelfde school bezochten. 5) Het schoolgeld moest per maand of trimester op voorhand betaald worden aan de gemeenteontvanger. 6) Na ieder trimester moest de onderwijzer een aanwezigheidslijst naar de burgemeester sturen. Het type-schoolreglement van 1859, het KB van 10 januari 1863 en het uitvoerend besluit van de gouverneur van Brabant van 27 maart 1863 probeerden ook wat uniformiteit te krijgen in de beloning der schoolmeesters en -meesteressen. 30
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Voor de aangenomen scholen werd van een vaste jaarwedde uitgegaan (af te spreken tussen de instelling en de gemeente). De onderwijzers van de gemeentescholen werden vergoed in functie van de categorie waarin de school door de schoolinspectie was ondergebracht. De gemeenteschool van Steenhuffel werd in de 2de categorie gerangschikt. Dat betekende concreet voor de onderwijzer: - Een vaste jaarwedde van 250 fr. (werd 600 fr. vanaf 1864-1865, 700 fr. vanaf 1867-1868 en (omdat de school in cat. 2 bleef maar het aantal leerlingen had van een cat. 1 school) 800 fr. vanaf 1868-1869 (voor verdere aanpassingen zie tabel hieronder) - + een vergoeding voor het onderwijs aan de arme kinderen à 6,00 fr. per kind - De rijkste betalende kinderen betaalden 8,64 fr. per jaar - De kinderen uit iets minder welstellende gezinnen en kinderen die nog broers of zusters als medeleerling hadden, betaalden 7,68 fr. per jaar. Volgende cijfers geven we voor het geval iemand ze ooit zou kunnen gebruiken. Meeus, arme kinderen à 6,00 fr. Meeus, betalende à 7,68 fr. Meeus, betalende à 8,64 fr. Meeus, vaste wedde Meeus totaal Blondiau, vaste wedde Meeus, arme kinderen à 6,00 fr. Meeus, betalende à 7,68 fr. Meeus, betalende à 8,64 fr. Meeus, vaste wedde Blondiau, vaste wedde
1863-64 61 = 366 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 250 fr.
1864-65 70 = 420 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 600 fr.
1865-66 70 = 420 fr. 31 = 238,08 16 = 138,24 = 600 fr.
1866-67 70 = 420 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 600 fr.
1867-68 76 = 456 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 700 fr.
1868-69 75 = 450 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 800 fr.
1869-70 73 = 438 fr. 18 = 138,24 12 = 103,68 800 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
1870-71 61 = 366 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 250 fr.
1871-72 70 = 420 fr. 20 = 153,60 fr. 10 = 86,4 fr. = 600 fr.
= 350 fr.
= 350 fr.
Onderwijzer, arme kind. Onderwijzer, betalende 1 Onderwijzer, betalende 2 Onderwijzer wedde
1872-1873 71x6,00=426 fr. 19x5,12=97,28 18x5,75=103,50 800
1873-74 76x6,00=456 19x5,67=107,73 18x6,00=108,00 800
1874-75 80x6,64=531,20 19x5,67=107,73 18x6,00=108,00 800
1875-76 80x6,80=544 32x5,67=181,44 18x6,00=108,00 800
1876-77 93x6,8=632,40 32x5,67=181,44 18x6,0=108,00 800
1877-88 98x6,8=666,40 32x5,67=181,44 18x6,00=108,00 800
1878-79 103x6,8=700,4 32x5,67=181,44 14x6,00=84,00 800
Ondermeester, arme kind. Ondermeester, betalende 1 Ondermeester, betalende 2 Ondermeester, wedde
71x3,00=213 fr. 19x2,56=48,64 18x2,88=51,84 600
76x3,00=228 19x2,83=53,77 18x3,00=54,00 600
80x3,32=265,60 19x2,83=53,77 18x3,00=54,00 600
80x3,40=272 32x2,83=90,45 18x3,00=54,00 600
93x3,4=316,2 32x2,83=90,56 18x3,00=54,00 600
98x3,4=333,20 32x2,83=90,56 18x3,00=54,00 600
103x3,4=350,2 32x2,83=90,56 14x3,00=42,00 600
350
500
500
500
500
500
500
Klooster, totaal wedde Onderwijzer, arme kinderen Onderwijzer, betalende 1 Onderwijzer, betalende 2 Onderwijzer wedde Onderwijzer toeslag godsd. Ondermeester, arme kind. Ondermeester, betalende 1 Ondermeester, betalende 2 Ondermeester, wedde Onderm. toeslag godsd.
1879-80 234x4,42=1033,73 37x5,77=213,57 800
1880-81 238x7,33=1745,33 ? ? 800 100
1881-82 233x7,33=1708,67 ? ? 800 100
1882-83 240x7,33=1760 ? ? 800 100
1883-84 227x7,33=1664,67 ? ? 800 100
1884-85 628,60
1885-86 728,60
160 fr. 800 -
200 fr. 800 -
234 x 2,21 = 516,87 37 x 2,88 = 106,57 600
238x3,67=872,67 ? ? 600 100
233x3,67=854,33 ? ? 600 100
240x3,67=880 ? ? 600 100
227x3,67=832,33 ? ? 600 100
300 fr.
-
700 -
1000 -
150
150
150
150
150
150
600 400
1000 400
Meesteres handwerk Klooster, totaal wedde Klooster, arme kinderen Onderwijzer, arme kinderen Onderwijzer, betalende Onderwijzer wedde Ondermeester, arme kind. Ondermeester, betalende Ondermeester, wedde
1886-87 728,60 200 fr 800 1000
1887-1888 728 200 fr. 800
1888-1889 728 200 800
1889-90 728 200 800
1000
1000
1000
31
1890-91 928
1891-92 928
1892-93 928
1893-94 928
1894-95 1028
800
800
800
800
800
1000
1000
1000
1000
1000
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt Meesteres handwerk
100
100
100
100
100
100
Klooster, totaal wedde Klooster, arme kinderen
1400
1400
1400 -
1400 -
1575
1575
Onderwijzer, wedde Ondermeester 1 wedde Ondermeester 2 wedde Meesteres handwerk Onderwijzeres, wedde Hulponderwijzeres 1 Hulponderwijzeres 2 Verg. schoolbehoeften Grondstoffen handwerk
100
100
0
1575
1575
1895-96 2000 1100
1896-97 2000 1100
1897-98 2000 1200
1898-99 2000 1200
1899-1900 2000 1200
1900-01 2000 1200
0 1315
150 1315
150 750 565
150 750 565
250 140
280 140
280 140
180 140
150 750 565 400 280 140
150 750 565 400 280 140
Opmerkingen: 1) De bekostiging van het onderwijs gebeurde door: - Een bijdrage van de gemeente (en tot 1896 ook van het bureel van weldadigheid) voor het onderwijs der kinderen uit arme gezinnen (zie hoger). - De ouders (voor de betalende leerlingen), tot met de schoolwet van 15 september 1895 het gratis lager onderwijs voor iedereen werd ingevoerd. - De rest kwam van de overheid (bijleg op de kosten voor de arme kinderen en vaste wedde der onderwijzers). 2) De eigenlijke betaling van het onderwijs der arme kinderen gebeurde niet volgens de bedragen in de begroting maar volgens de aanwezigheidslijsten. 3) Toen met de schoolwet van 15 september 1895 het algemeen gratis lager onderwijs werd ingevoerd verviel de vergoeding voor het onderwijs der arme en betalende kinderen en werd de vaste jaarwedde overeenkomstig aangepast. 4) De vaste wedde voor de aangenomen school was onafhankelijk van het aantal onderwijzeressen. 5) De opgegeven bedragen in de hier bovenstaande tabellen zijn begrotingscijfers; van 1879 tot 1884 was er geen ondermeester in de gemeenteschool die amper leerlingen had. Voor het schooljaar 1884-1885 gingen deze cijfers er van uit dat de geadopteerde school van August Sterck niet zou worden afgeschaft en veel meer leerlingen zou hebben dan de gemeenteschool van Eduard Casteels. 6) Ofschoon mevrouw Casteels als meesteres van het handwerk in de gemeenteschool haar functie slechts tussen 1881 en 1884 (toen er ook enkele meisjes de gemeenteschool bezochten) heeft uitgeoefend, heeft ze een wedde getrokken voor al de jaren dat de betrekking van rechtswege bestond (dus vanaf de schoolwet van 1879). Van 1879 tot 1885 was dat 150 fr. (de jaren 1879-1881 werden uitbetaald met terugwerkende kracht).Van 1886 tot 1893 werd die verminderd tot 100 fr. Dan werd, in 1894, in onderling akkoord, de vergoeding afgeschaft en de wedde van haar man, onderwijzer Eduard Casteels, ter compensatie met 100 fr. verhoogd. Vanaf 1896 (na de nieuwe schoolwet van 1895) moest er opnieuw een wedde voor de meesteres van het handwerk in de begroting worden opgenomen, maar deze werd nooit uitbetaald.
In 1920 en 1921 zag het inkomen van de diverse onderijzers en onderwijzeressen er, conform de organieke schoolwet van 13 november 1919, uit als volgt. Jaarwedden 1920 dienstjaren Kind. - 21 j. Naam 1e benoeming gewone frontj. B.S. bijwinsten (*) wedde 1 Robberechts August oct. 1914 5 gehuwd 3000 A, 400 W, 500 H 3900 2 Van den Brande Alfons 1 jan. 1893 27 gehuwd 7 3000 A, 2200 H, 1100 6300 3 Van Doorslaer Lodewijk Jozef sept. 1913 6 4 ongehuwd 3000 A, 1000 H, 200 W 4200 4 Verheyden Emiel sept. 1919 ongehuwd 3000 A, 200 W 3200 5 Cobbaert Theodorine 1 oct. 1884 35 religieuze in ge1600 A, 800 H, 400 W, + 3000 meenschap le6 De Ridder Rosalie 1 oct. 1898 21 1400 A, 800 H 2200 vende 7 Van Hoeymissen Joanna 1 oct. 1880 39 1400 A, 800 H 2200 * Bijwinsten: A = aanvangswedde, W = woonst, H = verhoging - 1-4 hooren tot de gemeenteschool / 5-6 hooren tot de aangenomen meisjesschool / 2 en 5 zijn de bestuurders.
Jaarwedden 1921 dienstjaren Kind. - 21 j. Naam 1e benoem. gewone frontj. B.S. bijwinsten (*) wedde 1 Robberechts August oct. 1914 6 gehuwd 1 4800 A, 400 W, 1200 H, 182,5 F 6583 2 Van den Brande Jan Alfons 1 jan. 1893 28 gehuwd 7 4800 A, 400 B, 3200 H, 1277,50 F 9678 3 Van Doorslaer Lodewijk Jozef sept. 1913 7 4 ongehuwd 4800 A, 1800 H, 200 W 6800 4 Verheyden Emiel 31 sept. ‘19 1 ongehuwd 4800 A, 200 W, 200 H 5200 5 Cobbaert Theodorine 1 oct. 1884 36 religieuze in gemeen2400 A, 1600 H, 400 W, 300 B 4700 schap levende 6 De Ridder Rosalie 1 oct. 1898 22 2400 A, 1400 H 3800 7 Van Hoeymissen Joanna 1 oct. 1880 40 2400 A, 1600 H 4000 8 Jamaer Marie 1 jan. 1916 5 1800 A, 250 H 2050 9 Van den Bosch A. 1 jan. 1916 5 1800 A, 400 W, 200 B, 250 H 2650 * Bijwinsten: A = aanvangswedde, W = woonst, H = verhoging, F = familievergoeding, B = bestuur 1-4 behooren tot de gemeenteschool / 5-6 behooren tot de aangenomene meisjesschool / 8 en 9 behooren tot de aanneembare bewaarschool, 2, 5 en 9 zijn de bestuurders.
32
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
IETS OVER DE SCHOOLUITRUSTING In de eerste gemeenteschool van Steenhuffel werden gewoon de oude schoolmeubelen van de privéschool van Moortgat gebruikt. Deze waren in 1828 gemaakt en aangekocht. Op 7 februari 1856 liet de gouverneur weten dat de schoolinspectie had vastgesteld dat het meubilair van de gemeenteschool nog niet volledig was, dat de zeer oude schoolbanken grote herstellingen nodig hadden, dat er een collectie van maten en gewichten ontbrak evenals een kast om schoolvoorwerpen in op te bergen en een kaart van België, waarvoor de totale aanschafkosten op 200 fr. werden geraamd. In de zomer van het zelfde jaar werden nog andere mankementen vastgesteld. Gelukkig was de overheid bereid om de gemeente een subsidie van 599,68 fr. te verlenen op voorwaarde: - dat in de klaslokalen een ventilatiesysteem werd aangelegd dat in het programma van de regering werd aanbevolen, - dat er een afsluitingsmuur, op steunhoogte, tegen de Vuilbeek werd gebouwd, - en dat de onderwijzerswoning zou worden vergroot. De gemeente vond deze aanbevelingen gewettigd met uitzondering van de vergroting van de onderwijzerswoning die ruim genoeg werd geacht. In de loop van 1857 werden dan ook de volgende werken uitgevoerd: 1. De bouw van een omheiningmuur met de hoogte van een leuning en de reconstructie van de brug die toegang gaf tot de school. 2. De reparatie van de lessenaars. 3. De aanleg in de klas van het ventilatiesysteem dat door het regeringsprogramma werd aanbevolen. 4. De aankoop van een opbergkast voor de schoolbehoeften. Er moest dan nog een pomp aangekocht worden, een plankenvloer gelegd en een dakgoot gehangen. In augustus 1859 was ook de onderwijzerswoning vergroot. In 1863 kwam het probleem van de verluchting der klassen opnieuw aan de orde. Op aandringen van de provinciale overheid en in overleg met de provinciale architect en de commissaris der wegen kregen de 2 klassen van de gemeenteschool in de herfst van 1863 een nieuw (of aangepast) ventilatiesysteem. Ook in de klassen van de aangenomen meisjesschool werden door de de zusters van Sint Franciscus à Paulo eind februari 1865 ventilatoren geplaatst. In 1874 was het meubilair van de gemeenteschool alweer dringend aan vernieuwing toe. Vooral de banken waren al meer dan 30 jaar oud en niet meer te herstellen. Bovendien waren er niet genoeg voor de twee klaslokalen die nu, door het aanstellen van een tweede onderwijzer, volledig werden benut. Een aankooplijst van 24 december leert ons meer over de schooluitrusting uit die tijd. Aantal 1 1 1 2 1 1 4 2 2 1 2 1 65
Omschrijving Nieuwe landkaart van België opgeplakt Nieuwe landkaart van Europa opgeplakt Wereldbol van ongeveer 0,25 meter diameter Beelden van O.L.Vrouw Het beeld van den koning Volledige stelsel van maten en gewichten Zwarte borden (dubbele met gewichten) Bureau pupitre voor den onderwijzer Estraden, lang omtrent 8 m. en breed 1,40 m. Horlogie Rolgordijnen Ijzeren koolbak Lessenaars, Amerikaansch stelsel, 2 plaatsen, 1,09 x 0,65 m.
33
Prijs 30 25 35 20 35 65 300 70 25 30 30 5 1625 2295
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
De plannen voor de schoolbanken, de estrade, de lessenaar en de borden werden getekend door de architect van de provincie, Hansotte. Het was Pierre Van de Ven, schrijnwerker, rue neuve 54, Mechelen, die na een openbare aanbesteding alles mocht maken en in januari 1875 mocht leveren. Voor de nieuwe gemeenteschool, die op 1 oktober 1890 in gebruik werd genomen, moesten er uiteraard ook bijkomende meubelen komen. Eind 1889 had de provinciale architect Jacobs hiervoor al de plannen getekend. De prijs van het bestek beliep 1087 fr. en 3/5 hiervan zou naar goede gewoonte door de overheid worden betaald. In 1904 mocht schrijnwerker Jan Baptist Brabant uit Steenhuffel nog voor 911 fr. bijkomend meubilair maken en leveren voor het 3de klaslokaal dat in 1905 in gebruik zou worden genomen. François De Wandeler uit Asse mocht hetzelfde doen voor een waarde van 1339 fr.
SPECIAAL ONDERWIJS BEWAARSCHOOL In het schooljaar 1870-1871 was er nog geen bewaarschool in Steenhuffel. Op 2 november 1870 oordeelde de gemeenteraad dat daar hoe dan ook geen behoefte aan was. Immers, schreef men aan de arrondissementscommissaris: “in een weinig bevolkte maar uitgestrekte gemeente als de onze, zijn er maar weinig kinderen van de bedoelde leeftijd. Het is voor de ouders al een grote moeite om de kinderen naar de gemeenteschool te sturen als ze de wettelijke ouderdom daarvoor bereiken. Bovendien heeft de gemeente maar beperkte middelen en zou de inrichting van een dergelijke school onnodige kosten meebrengen voor de gemeente en het gouvernement.” In 1880 vroeg de overheid opnieuw of het moment niet opportuun was om een gemeentelijke bewaarschool in te richten. De nieuwe schoolwet van 1879 had immers een ware schoolstrijd tussen de gemeentescholen en de overal opgerichte vrije katholieke scholen doen ontstaan en om goed te kunnen concurreren moesten alle mogelijke middelen worden ingezet. Niet in Steenhuffel evenwel.“Onze gemeente is zeer uitgestrekt,” antwoordde de gemeenteraad op 8 september,“en de buitenwijken zijn sterker bevolkt dan het dorp; daarom is het zeker dat een bewaarschool helemaal geen kinderen zal trekken.” De zusters van de in 1852 opgerichte – en na de perikelen van de schoolstrijd in 1884 weer aangenomen meisjesschool – zagen het anders. Bij het begin van het schooljaar 1885-1886 begonnen ze met een bewaarschool. De kleinste kinderen werden opgevangen in het klaslokaal dat in 1879 in de hof van het nieuwe klooster was gebouwd en dat tot het einde van de schoolstrijd als vrije jongensschool had gediend. In 1898 werd dit 10 meter lange lokaal in twee verdeeld. Tot in 1908 deed één deel dienst als derde lagere klas. Toen was de bewaarschool zodanig overbevolkt dat de schoolinspectie een tweede bewaarschoolklas eiste. De derde lagere klas verhuisde naar een nieuwbouw tegen de 2 lagere klassen die al in 1879 waren gebouwd. Wie de allereerste “froebelonderwijzeressen” van de “Kattekensschool” 12 waren hebben we niet gevonden. Pas vanaf het schooljaar 1920-1921 werden de leraressen van de bewaarschool door de overheid betaald en kennen we de namen van de nonnen die de kinderen wat tucht probeerden bij te brengen..
Marie Jamaer (1920-
)
Van Marie Jamaer weten we alleen maar dat ze al sinds 1 januari 1916 les gegeven had en vanaf 1 oktober 1920 tewerk gesteld werd in de “aanneembare bewaarschool”.
Anna Catharina Francisca Van den Bosch (zuster Josepha) (1920-nà 1955). Ook deze kloosterzuster gaf al les sedert 1 januari 1916 en werd vanaf 1 oktober 1920 in de “aanneembare bewaarschool” van Steenhuffel benoemd. 12
Dit is in Steenhuffel tot in de 2de helft van de vorige eeuw de volksnaam van de bewaarschool geweest. De naam is terug te voeren tot het feit dat in de gebouwen tot het einde van de schoolstrijd in 1884 de vrije katholieke jongensschool gevestigd was. 34
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
Haar kloosterlinge-naam was zuster Josepha. Ze was zeer klein van gestalte maar haar faam is in Steenhuffel legendarisch geworden omdat ze drie generaties leren “prikken” en “matjes weven” heeft. Zuster Josepha was geboren in 1888 en is in 1960 overleden.
Zuster Jozefa in 1955
LESSEN IN HANDWERK, HUISHOUDKUNDE, GEZONDHEIDSLEER Als gevolg van een ministeriële omzendbrief van 26 juni 1877 werd in de geadopteerde lagere meisjesschool een atelier ingericht voor “de verspreiding en verbetering van de lessen in het naaldwerken het aanleren van begrippen van hygiëne en huishoudkunde”. Het bijwonen van de lessen, die minstens 4 uren per week in beslag namen, was verplicht voor alle schoolgaande meisjes. De nodige materialen moesten gratis aan de arme leerlingen worden bedeeld. Ook aan de meisjes van de gemengde meisjesschool (als die er zouden zijn) moesten de begrippen van hygiëne en huishoudkunde worden bijgebracht. De jongens hadden dat in die tijd nog niet nodig. Ofschoon ook in Steenhuffel een intern reglement aangaande dit onderwijs goedgekeurd werd moet het zijn dat het toch niet echt ter harte werd genomen. Op een nieuwe ministeriële omzendbrief van 1 september 1887 werd op 18 januari 1888 en 9 oktober 1889 het volgende antwoord geformuleerd: “Overwegende dat de begrippen van gezondheidsleer, huishoudkunde, huishoudelijke werkzaamheden, van spaarzaamheid, het naaldwerk, het strijken en snijden van kleederen, het reinigen van kinderen, meubels en kleeren, in onze scholen, voor zooveel de landbouw en werkmansklassen het noodig hebben, genoegzaam onderwezen worden; dat de jonge meisjes dier klassen van jongs af door voorbeelden hunner moeders en meesteressen daarin genoegzaam geoefend worden om ten bekwamen tijde den rol eener volmaakte huishoudster en moeder te vervullen. Beslist de raad dat in onze gemeente geene de minste noodzakelijkheid bestaat van in onze scholen leergangen van huishoudkunde, van huishoudelijke werkzaamheden, enz. in te voeren voor de meisjes, noch van leergangen voor volwassene meisjes in te richten.”
TURNEN Steenhuffel is altijd met zijn tijd meegegaan, maar alleen als het moest en niet te veel kostte. De houding tegenover de lessen in lichamelijke opvoeding is daar een voorbeeld van. “Wij stemmen volkomen in met het belang der gymnastiek”, schreef het gemeentebestuur midden oktober 1892, “maar de vooroordeelen onzer bevolking tegen dit onderwijs zijn nog te talrijk en te algemeen, om van nu af al de toestellen in te voeren, welke bij ministeriëlen omzendbrief van 15 september 1892 worden aanbevolen. De ouders beweren dat de lichaamsoefeningen hier nog talrijker en doeltreffender zijn dan in volkrijke en minder landelijke gemeenten. Zij brengen in dat drijf- en pinkelspel, kaatsen, hoepelen, haantje-over en meer andere spelen, benevens allerlei tuin- en veldwerken, zeer nuttige en afwisselende oefeningen uitmaken. In het belang van de school en van het gymnastiekonderwijs zelve, achten wij het voorzichtig bij de invoering dezer nieuwigheid, slechts trapsgewijze te werk te gaan. Wanneer dus al de vrije lichaamsoefeningen van het programma zijn uitgeput, zouden wij kunnen beginnen met de noodi35
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
ge worstelstokjes aan te koopen. Boven hunne goedkoopheid bieden deze toestellen nog het groot voordeel dat daarmede de gemakkelijkste, de afwisselendste, de aantrekkelijkste en talrijkste lichaamsoefeningen kunnen uitgevoerd worden.” Op 16 april 1893 werd het turnen officieel aan het leerprogramma van de lagere scholen van Steenhuffel toegevoegd. Het werd echter aan het oordeel van de hoofdonderwijzers overgelaten om te bepalen of er hiervoor voorwerpen of toestellen moesten worden aangekocht.
SCHOLEN VOOR VOLWASSENEN Het onderwijs voor volwassenen vormt in Steenhuffel, net als in Londerzeel en Malderen overigens, een heel apart verhaal. We zullen het afzonderlijke behandelen.
VARIA MATIGHEIDBONDEN Als gevolg van de wet van 16 augustus 1887 op de openbare dronkenschap werden in het laatste decennium van de 19de eeuw in vele lagere scholen matigheidsbonden opgericht. Dat was zeker het geval in de jongensscholen van Londerzeel en wellicht ook in de gemeenteschool van Steenhuffel. De werkingsmiddelen van deze bonden bestonden uit: - Liederenbundels tegen het drankmisbruik, zoals “Vergeet-mij-nietjes”, geschreven door de broers Jozef en Firmin Vinx en uitgegeven in 1904. - Een collectie anti-alcoholische platen. - Het maandblad “Sint-Jansbode”, vanaf ca 1896 uitgegeven door een zekere Senden uit Sint-Truiden. - Een (kleine) gemeentelijke subsidie om bovengenoemd materiaal aan te kopen.
SPAARKAS Op 11 augustus 1897 werd er in Steenhuffel voor de eerste keer aan gedacht om de kinderen in klasverband te laten sparen. Nochtans besefte het gemeentebestuur zeer goed dat “het in het begin het niet gemakkelijk vallen zal deze voordeelen aan de ouders der kinderen te doen verstaan.”
LES- EN VERLOFDAGEN Voor het schooljaar 1915-1916 was de volgende regeling van kracht. Algemene verlofdagen: - Lentevakantie: van de laatste maandag van april tot de 2de maandag van mei (voor het planten der aardappelen en plekken der wijmen). - Zomervakantie: van den 1ste maandag van september tot de 1ste maandag van oktober (voor het rooien der aardappelen en het wachten der koeien). - De verlofdagen van nieuwjaar, kermis, enz. Individuele verlofdagen (ten laatste 1 dag vooraf aan te vragen en nooit meer dan 35 dagen per jaar). - De week voor en de week na de lentevakantie (planten der aardappelen en plekken der wijmen). - Van de 15de tot den 30ste juni (voor het bewerken van het hooi). - Van de 3de maandag van juli tot de 2de maandag van augustus (voor het bewerken van de oogst).
INENTINGEN EN GENEESKUNDIG TOEZICHT Vanaf het ontstaan van de gemeenteschool (1843) werden alleen kinderen aangenomen die tegen de koepokken ingeënt waren of die de pokken al hadden gehad. Aan het bekomen van gratis onderwijs werd de voorwaarde verbonden om de kinderen te laten vaccineren. Deze inentingssessies werden door de gemeente in de school zelf georganiseerd. Na de eerste wereldoorlog is er ook een stelsel van geneeskundig toezicht in de scholen gekomen. 36
Steenhuffel – Onderwijs en onderwijzers 1593-1920 – Louis De Bondt
DE ORGANIEKE SCHOOLWET VAN 1 JULI 1879
Terug naar het begin van de website
37