Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: theoretisch onderwijs en praktisch onderwijs
Aangekaart door wie? Diverse mbo- onderwijsinstellingen(bijvoorbeeld uit Amsterdam). Wat was het probleem? Interpretatie van normen met betrekking tot ‘theoretisch onderwijs’ en interpretatie van normen met betrekking tot ‘praktisch onderwijs’ (voortvloeiend uit urennormen van de Wet BIG) en onduidelijkheden over de termen ‘begeleide onderwijstijd’ en ‘beroepspraktijkvorming’ (voortvloeiend uit de Wet WEB). Bij ROC Leiden dreigde examinering van een groep studenten hierdoor zelfs uitgesteld te moeten worden, omdat de instelling in de veronderstelling verkeerde te weinig les te hebben gegeven. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Meer flexibele invulling mogelijk binnen het reguliere onderwijs, in samenspraak met zorginstellingen/ thuiszorgorganisaties/ leerbedrijven. Dit maakt het makkelijker om mensen (in de praktijk) op te leiden tot verpleegkundige. Hoe opgelost? Er is overleg geweest tussen verschillende partijen hoe de urennorm van de Wet BIG (en de urennormen van de wet WEB) dienden te worden geïnterpreteerd. Resultaat Handreiking ontwikkeld door: Het Ministerie van OCW, het Ministerie van VWS en de MBO Raad in samenwerking met de Inspectie van het Onderwijs en JOB. Belangrijke bevindingen uit het Servicedocument Theoretisch onderwijs kan klassikaal zijn, maar ook middels het digitaal volgen van les, individuele begeleiding of gastlessen. Theoretisch onderwijs hoeft niet binnen een (onderwijs)instelling te worden gegeven. Bij praktisch onderwijs kan er gedacht worden aan beroepspraktijkvorming (stages), skillslabs en trainingen. Het staat de onderwijsinstelling vrij om te bepalen waar het praktisch onderwijs wordt gegeven. Men kan hierbij denken aan het leerbedrijf, een zorginstelling, een onderwijsinstelling of in de gemeenschap (zoals buurtzorg). Het staat de onderwijsinstellingen vrij, om naar eigen inzicht en ervaring, het onderwijs vorm te geven op een kwalitatief goede manier.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: Tussentijds overstappen scholen MBO Aangekaart door wie? De Leidse instrumentenmakers School (LiS). Wat was het probleem? Als leerlingen overstappen van de ene naar de andere instelling dan heeft dit een negatief effect op de diploma- en jaarresultaten van de instelling waar de student vandaan komt. Hierdoor kunnen leerlingen bijvoorbeeld niet eerst een deel van een opleiding in hun eigen regio volgen en vervolgens een specialisatie in een ander deel van het land. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Het is belangrijk dat leerlingen kunnen overstappen, bijvoorbeeld bij een samenwerking tussen een ROC en een vakschool waar leerlingen tussentijds overstappen om een meer specialistische opleiding te gaan volgen. Hoe opgelost? Minister Bussemaker geeft in haar brief ‘Een responsief mbo voor hoogwaardig vakmanschap’ aan dat meer samenwerking tussen mbo-instellingen wenselijk is. Om dit te realiseren biedt zij de mogelijkheid aan mbo-instellingen om samenwerkingscolleges te vormen. Daarnaast geeft de minister in deze brief aan dat het toezicht zo vorm krijgt dat de inspectie in staat wordt gesteld om rekening te houden met bijvoorbeeld tussentijds overstappen. Resultaat Dit document, ontwikkeld door het Ministerie van OCW Toelichting: Effect op diploma- en jaarresultaten Jaar- en diplomaresultaat worden door de inspectie gebruikt als kengetallen bij de beoordeling van de onderwijsopbrengsten. Bij het jaarresultaat gaat het om de instellingsverlaters en doorstromers binnen de instelling met diploma als percentage van het totaal aantal gediplomeerden en instellingsverlaters in een jaar (hier telt dus ook de groep mee die een diploma haalt en binnen de instelling doorstroomt). Bij het diplomaresultaat gaat het om het aantal gediplomeerde instellingsverlaters in een jaar als percentage van het totaal aan instellingsverlaters (alleen instellingsverlaters). Het is inderdaad het geval dat overstappen van de ene naar de andere school zonder diploma een negatief effect heeft op het diploma- en jaarresultaat van de instelling waar de student vandaan komt. Dit kan ertoe leiden dat een school de vastgestelde normering niet haalt. De inspectie gaat echter niet alleen af op de cijfers, ook het verhaal achter de cijfers is belangrijk. Als instellingen kunnen aantonen dat een deel van de studenten de instelling verlaat zonder diploma omdat zij een overstap maken naar een andere instelling om bijvoorbeeld een specialistische opleiding te volgen en dit een duidelijk effect heeft op de diploma- en jaarresultaten kan de inspectie de normering aanpassen. Een andere mogelijkheid is het oprichten van een samenwerkingscollege. Hierbij gaan twee of meer instellingen formeel samenwerken. Studenten in een samenwerkingscollege kunnen bij alle instellingen die participeren in het samenwerkingscollege onderwijs volgen zonder dat ze overgeschreven hoeven te worden. Dan is er als studenten wisselen van instelling dus geen sprake van een negatief effect op de diploma- of jaarresultaten.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: Tussentijds overstappen tussen hboopleidingen Aangekaart door wie? Opgebracht door leerling van een HBO opleiding (wijk)verpleegkunde.
Wat was het probleem? De indruk bestond dat het bijna niet mogelijk is om tussentijds over te stappen naar een andere HBO- opleiding. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Meer flexibele invulling van het onderwijs, waardoor een student breder inzetbaar is op de arbeidsmarkt. Resultaat Voor zorgtrajecten met overstap tussen hbo-opleidingen zijn er geen belemmeringen voor de student (studievertraging) of voor de instelling (mislopen bekostiging) als het mogelijk is te werken met vrijstellingen. Voorbeeld: Een hbo- opleiding is 4 jaar (240 studiepunten). Het is dan bv denkbaar dat een student die bij de ene hbo-opleiding 120 studiepunten heeft behaald, overstapt naar een andere hbo-opleiding om daar een interessante afstudeerrichting te volgen van 120 studiepunten, en dat de instelling bepaalt dat de student ivm overstap vanuit een verwante opleiding vrijstelling krijgt van 120 studiepunten. Toelichting: Bekostigingsaspecten De overheid bekostigt per student één bachelor en één master. Voor een hbo-bachelor worden 4 studiejaren bekostigd (een hbo opleiding omvat 240 studiepunten en dat is het equivalent van 4 studiejaren) en als het diploma behaald wordt dan krijgt de instelling een diplomabonus ter waarde van 1 studiejaar. Dit betekent dat als een student overstapt na bv 2 studiejaren van instelling 1 naar instelling 2 en daar vervolgens de studie afmaakt:
De eerste instelling ontvangt 2 studiejaren bekostiging; De tweede instelling ontvangt ook 2 studiejaren bekostiging en een diplomabonus.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: Onderwijsbevoegdheid van gastdocenten in het MBO Aangekaart door wie? Vanuit VVT- instellingen aangebracht. Wat was het probleem? Verheldering van de regels omtrent het inzetten van gastdocenten. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Gastdocenten kunnen bijvoorbeeld mensen uit de praktijk zijn die goed ingevoerd zijn in de modernste technieken en werkwijzen. Inzet van beroepsbeoefenaars als gastdocenten kan daarom zorgen voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daarnaast kunnen beroepsbeoefenaars studenten mogelijk enthousiasmeren via een andere invalshoek dan docenten. Hoe opgelost? De wettelijke voorschriften met betrekking tot gastdocenten in het MBO worden hieronder nader toegelicht. Resultaat Dit document, ontwikkeld door het Ministerie van OCW. Toelichting: Wettelijke voorschriften met betrekking tot gastdocenten In het Middelbaar Beroepsonderwijs zijn de voorwaarden voor de benoeming van gastdocenten vastgelegd in de Web (Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 4.2.1). In de Web staat dat een gastdocent zonder onderwijsbevoegdheid mag worden aangesteld als er sprake is van specifieke kennis en bekwaamheden, bijvoorbeeld over een bepaald werkveld. Voorwaarde is dat de omvang van de aanstelling gemiddeld niet meer dan vier uur per week is op jaarbasis. De gastdocent mag alleen lesgeven op het gebied van de specifieke kennis en bekwaamheden en het schoolbestuur wijst een docent aan onder wiens verantwoordelijkheid de gastdocent lesgeeft. Daarnaast moet de gastdocent een verklaring omtrent het gedrag kunnen overleggen en niet krachtens rechterlijke uitspraak uitgesloten zijn van het geven van onderwijs.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: vormgeving versnelde 3 jarige bachelortrajecten Aangekaart door wie? Hogeschool van Amsterdam Wat was het probleem? In wet KIV heeft OCW 3-jarige HBO trajecten voor vwo'ers mogelijk gemaakt. Op verzoek van de TK is daar de wettelijke eis van 180 ECTS aan gekoppeld. Diverse instellingen hebben inmiddels van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Echter, met name in praktijkgerichte sectoren zorg en educatie blijken diverse instellingen praktische problemen te hebben om het programma binnen deze 180 ECTS vorm te geven en stoppen instellingen met 3-jarige trajecten of zien er van af. Hoe opgelost? OCW heeft begrip getoond voor deze praktische problemen en zal nu voorstellen om via een technische wetsaanpassing te regelen dat instellingen mogen kiezen tussen 180 of 240 ECTS. PM Wat is de stand van zaken van deze wetswijziging? Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Versnelde opleiding van talentvolle studenten wordt eenvoudiger. Dit kan opleiding aantrekkelijker maken voor deze groep studenten.
Toelichting - Versnelde en intensieve trajecten zijn mogelijk op basis van selectie na de poort (honoursprogramma bijvoorbeeld, 240 studiepunten). Wel moet altijd ook het basisprogramma toegankelijk blijven. - Zomervakantie kan benut worden, maar niet als verplichting voor de student. - Er kan ook een drie-jarig traject voor vwo-ers gestart worden (180 studiepunten). Ook niet vwo-ers kunnen zo’n programma volgen, maar daarbij moet uitdrukkelijk sprake zijn van een hoog startniveau van de student (en dit zal eerder uitzondering dan regel zijn) (zie communicatie hierover door OCW in brief aan instellingen 30-082013).
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: openstelling Stagefonds Zorg voor leerbedrijven
Aangekaart door wie? ROC Leijgraaf, Summa College Wat was het probleem? In meerdere regio’s zijn er onvoldoende stageplaatsen voor mbo-leerlingen zorg&welzijn, vooral op niveau 2. Om dit probleem aan te pakken heeft ROC Leijgraaf een eigen leerbedrijf opgericht waar deze groep leerlingen de vereiste beroepspraktijkvorming kunnen doen. Voor dit initiatief was het echter niet mogelijk om een bijdrage te krijgen uit het Stagefonds Zorg. Hoe opgelost? In overleg met OCW heeft VWS besloten de regeling voor het Stagefonds aan te passen. Concreet betekent het dat alle instellingen die in het kader van de Wmo 2105 een contract of een subsidierelatie hebben met een gemeente in aanmerking komen voor subsidie uit het stagefonds.
Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Door deze aanpassing wordt het mogelijk dat een veelbelovend project gericht op kwetsbare jongeren van ROC Leijgraaf in aanmerking komt voor een bijdrage uit het fonds. Ook het Summa College heeft met hun wijkleerbedrijf een dergelijk contract met de gemeente Eindhoven Daarmee is voor hen het probleem opgelost. Mits onderwijsinstellingen dus een contract hebben met een gemeente in het kader van de Wmo 2015 kan dit ook voor vergelijkbare (wijk)leerbedrijven een oplossing bieden.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: opzetten regionale netwerken voor innovatie Aangekaart door wie? GezondNL/Preventweb.nl Wat was het probleem? Volgens GezondNL is er te weinig ruimte binnen de financieringssystematiek van de Zorgverzekeringswet om regionale (kennis)netwerken voor innovatie in de regio op te zetten. De financiering gaat naar ‘usual suspects’. Hoe opgelost? - Sommige nieuwe ontwikkelingen vallen niet onder de definitie van ‘zorgprestatie’ en kunnen daarom niet worden gefinancierd middels de Zorgverzekeringswet. - Om het mogelijk te maken innovaties in de praktijk uit te proberen, heeft de NZa de beleidsregel Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties opgesteld. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Dit is lastig aan te geven, want de kennisnetwerken zijn nog niet opgericht. Maar meerwaarde door regionale netwerken is vrijwel gegarandeerd (dichtbij de zorgorganisaties en onderwijsinstellingen).
Toelichting beleidsregel innovatie Veel innovaties kunnen binnen de huidige regels gefinancierd worden door zorgaanbieders of zorgverzekeraars. Sommige nieuwe ontwikkelingen vallen echter niet onder een zorgprestatie. Om het mogelijk te maken deze innovaties in de praktijk uit te proberen, heeft de NZa de beleidsregel Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties opgesteld. Deze beleidsregel maakt het mogelijk om maximaal drie jaar kleinschalig te experimenteren met zorg die onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz) valt. Kennisdeling kan onderdeel zijn van een innovatieproject. Deze kennisdeling dient wel ten dienste te staan van het concreet leveren van zorg (kan ook zorg op afstand zijn).
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: kosten rondom non-productieve uren voor begeleiding Aangekaart door wie? Transvorm en Zorg aan Zet. Wat was het probleem? Er is minder goede stagebegeleiding van leerlingen door zorgprofessionals. Dit vanwege bezuinigingen in de zorg. Het leidt er bijvoorbeeld toe dat er minder opleidingsplekken komen of dat stagiaires andere stagiaires gaan begeleiden. Daardoor is er sprake van kwaliteitsverlies en wordt er minder personeel opgeleid dan nodig is. Hoe opgelost? -
-
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid van het Stagefonds Zorg. Via het Stagefonds kunnen zorginstellingen een bijdrage krijgen voor de kosten van de stagebegeleiding. Het gaat over stageplaatsen voor studenten aan regionale opleidingscentra (roc's), hogescholen en particuliere onderwijsinstellingen. Partijen zijn gewezen op de handreiking urennormen Wet WEB/Wet BIG. Praktisch onderwijs kan ook invulling worden gegeven door andere manieren van praktijkleren (skill-labs e.d.)
Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Na de opleidingen is het benodigd aantal (kwalitatief hoogwaardig opgeleide) medewerkers beschikbaar voor het werken in de zorg.
Toelichting: Stagefonds Zorg Het ministerie van VWS is in 2008 het Stagefonds voor de zorg gestart. Via het Stagefonds kunnen zorginstellingen een bijdrage krijgen voor de kosten van stagebegeleiding. Het SBB verzorgt het Stagefonds vanaf het subsidiejaar 2015-2016. De aanspraak die gemaakt kan worden op het Stagefonds is na een schooljaar: de aanvraagformulieren voor subsidieronde 2016 (schooljaar 2015-2016) worden medio augustus 2016 verzonden naar de zorginstellingen. Meer informatie is vindbaar op www.stagefondszorg.nl.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: Begeleide Onderwijstijd Bij wie? Deltion College, ROC Limburg, SIGRA (Stichting Samenwerkende Instellingen Gezondheidszorg Regio Amsterdam). Wat was het probleem? In de WEB staat een urennorm met een verplichte verdeling tussen begeleide onderwijstijd (BOT) en beroepspraktijkvorming (BPV). Instellingen hebben de plicht om ervoor te zorgen dat studenten een voldoende intensief onderwijsprogramma krijgen. Omdat cliënten steeds langer thuis wonen en het niet realistisch is om cliënten de klas in te halen is het voor studenten belangrijk om de wijk in gaan. Om deze uren mee te mogen tellen als BOT is er actieve betrokkenheid van een bevoegde leraar nodig. In sommige gevallen is deze actieve betrokkenheid van een docent discutabel en wordt het onderwijs in de wijk niet meegerekend als BOT. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Om studenten een goede kennis te geven van de huidige zorgpraktijk en eisen die gesteld worden aan werknemers in de zorg- en welzijnssector is het belangrijk dat studenten een deel van hun opleiding in een echte zorgsetting volgen. Dit helpt om de aansluiting tussen de opleiding en het werk in de zorg- en welzijnssector te verbeteren. Hoe opgelost? In overleg met de Inspectie van het Onderwijs is dit document opgesteld. Resultaat In het kader van de flexibilisering van het onderwijs heeft de Minister van OCW gezegd dat onderwijsuren geen doel op zich zijn, de urennorm staat in functie van kwalitatief goed onderwijs. Het is daarom sinds 1 augustus 2014 mogelijk om af te wijken van de urennorm. Er mogen minder uren aan BOT besteed worden dan wettelijk is vastgelegd. Voorwaarde voor het afwijken van de urennorm is dat er een goed onderwijsprogramma ligt waarin wordt aangegeven wat men kwalitatief gezien met het onderwijs wil. De instelling moet dus een duidelijke visie hebben op de kwaliteit en kunnen beargumenteren waarom een afwijking van de urennorm daarvoor belangrijk is. De inspraak van studenten is hierbij essentieel, de visie moet de goedkeuring dragen van de studentenraad. De MBO-Raad heeft een document opgesteld waarin de regels rond BOT uitgebreid beschreven worden, dit document is te vinden op: http://www.mboraad.nl/?dossier/65162/Onderwijstijd.aspx In datzelfde online dossier is een document van de Inspectie van het Onderwijs te vinden waarin de werkwijze van de inspectie bij toezicht op de onderwijstijd is beschreven. Ook in het toezicht van de inspectie is de onderwijskwaliteit leidend. Er wordt in principe niet naar de begeleide onderwijstijd gekeken. Alleen als er een vermoeden is van onvoldoende kwaliteit op basis van (twee van) de volgende indicatoren. 1. De opbrengsten van de betreffende opleiding zijn onvoldoende (jaar- en diplomaresultaat) 2. De tevredenheid van studenten, medewerkers of bedrijven over de opleiding is laag en ligt duidelijk onder het gemiddelde van alle instellingen 3. De leertijd blijkt onvoldoende te zijn. Met leertijd wordt bedoeld dat er geen lestijd onnodig verloren gaat en dat het onderwijsleerproces zo georganiseerd is dat iedere student in lessituaties aan het leren is. Er moet een uitvoerbaar, evenwichtig rooster aan ten
Versie 14-12-2015 grondslag liggen (bijvoorbeeld niet te veel tussenuren). Daarnaast moet er sprake zijn van een evenwichtige werkdruk in onderwijs, beroepspraktijkvorming en examinering.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving : Het erkennen van leerbedrijven in het MBO
Bij wie? WGV Oost. Wat was het probleem? Het erkennen van leerbedrijven in het MBO zien de werkgevers voornamelijk als een last en niet als een instrument dat de kwaliteit van de BPV verhoogt. Bedrijven zijn continu in beweging en spelen in op de laatste ontwikkelingen in het veld. Hierdoor wordt een erkenning binnen een ‘rigide’ systeem eigenlijk niet als zinvol ervaren. De stelling van de WGV is: leg de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de BPV bij de onderwijsinstelling. Die moeten een inschatting kunnen maken van de kwaliteit van een bedrijf voor de BPV van studenten en moeten hier ook op afgerekend worden door de inspectie als dat niet lukt. In plaats van een systeem dat veel extra tijd kost en naar zeggen van de WGV weinig oplevert zou de school de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de BPV moeten dragen (high trust, high penalty). Een casus die aangeeft wat het systeem voor problemen kan opleveren: Een buurtsupermarkt die niet meer rendabel is verdwijnt en een instelling voor gehandicaptenzorg besluit om die supermarkt over te nemen. Daar kunnen de gehandicapte cliënten aan het werk en kunnen studenten vanuit zorgopleidingen stage lopen. De instelling is een erkend leerbedrijf, maar de erkenning is gebaseerd op de locatie. De buurtsuper kan niet als locatie erkend worden voor zorgopleidingen omdat een supermarkt alleen erkend kan worden als stagebedrijf voor opleidingen in de richting van de handel. Dus zorg en welzijn studenten mogen geen stage lopen in de buurtsuper waar gehandicapten werken. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Als leerbedrijven niet meer erkend hoeven worden kunnen studenten mogelijk eenvoudiger stages vinden. Belang van de erkenning van leerbedrijven Voor studenten in het mbo is de beroepspraktijkvorming (BPV) een belangrijk onderdeel van hun opleiding. De BPV moet plaatsvinden bij een erkend leerbedrijf op basis van een praktijkovereenkomst. Studenten in een 1, 2, 3 of 4-jarige beroepsopleidende leerweg (BOL) opleiding besteden respectievelijk minimaal 250, 450, 900 en 1350 uur aan BPV. Dit betekent dat een substantieel deel van de opleiding plaatsvind bij het leerbedrijf. Voor de studenten in de beroepsbegeleidende leerweg is het deel van de opleiding dat bij het leerbedrijf plaatsvind nog veel groter, minimaal 610 uur per jaar. Dit is anders als in het hbo waar de stages vaak een kleiner deel van de opleiding beslaan. Daarnaast wordt in het hbo vaak stage gelopen bij verschillende instellingen terwijl met name in de BBL studenten gedurende hun hele opleiding bij hetzelfde bedrijf rondlopen. Een leerbedrijf dat de student niet voldoende kan of wil bieden kan daarom een desastreus effect hebben op de opleiding van de student. Dit is minder waarschijnlijk in het hoger onderwijs.
Versie 14-12-2015 Hoe opgelost? De erkenning van leerbedrijven behoort tot de wettelijke taken van de S-BB. Hoe de S-BB deze erkenning vormgeeft en op welke gronden mogen zij zelf bepalen. Werkgevers en onderwijsinstellingen zijn vertegenwoordigd in de organisatie. Dit betekent ook dat als werkgevers de huidige manier van erkennen niet vinden bijdragen aan de kwaliteit dat ze dit in overleg met de onderwijsinstellingen anders vorm kunnen geven.
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: opzetten regionale netwerken voor innovatie Aangekaart door wie? GezondNL/Preventweb.nl Wat was het probleem? Volgens GezondNL is er te weinig ruimte binnen de financieringssystematiek van de Zorgverzekeringswet om regionale (kennis)netwerken voor innovatie in de regio op te zetten. De financiering gaat naar ‘usual suspects’. Hoe opgelost? - Sommige nieuwe ontwikkelingen vallen niet onder de definitie van ‘zorgprestatie’ en kunnen daarom niet worden gefinancierd middels de Zorgverzekeringswet. - Om het mogelijk te maken innovaties in de praktijk uit te proberen, heeft de NZa de beleidsregel Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties opgesteld. Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Dit is lastig aan te geven, want de kennisnetwerken zijn nog niet opgericht. Maar meerwaarde door regionale netwerken is vrijwel gegarandeerd (dichtbij de zorgorganisaties en onderwijsinstellingen).
Toelichting beleidsregel innovatie Veel innovaties kunnen binnen de huidige regels gefinancierd worden door zorgaanbieders of zorgverzekeraars. Sommige nieuwe ontwikkelingen vallen echter niet onder een zorgprestatie. Om het mogelijk te maken deze innovaties in de praktijk uit te proberen, heeft de NZa de beleidsregel Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties opgesteld. Deze beleidsregel maakt het mogelijk om maximaal drie jaar kleinschalig te experimenteren met zorg die onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz) valt. Kennisdeling kan onderdeel zijn van een innovatieproject. Deze kennisdeling dient wel ten dienste te staan van het concreet leveren van zorg (kan ook zorg op afstand zijn).
Versie 14-12-2015
Ruimte in wet- en regelgeving: kosten rondom non-productieve uren voor begeleiding Aangekaart door wie? Transvorm en Zorg aan Zet. Wat was het probleem? Er is minder goede stagebegeleiding van leerlingen door zorgprofessionals. Dit vanwege bezuinigingen in de zorg. Het leidt er bijvoorbeeld toe dat er minder opleidingsplekken komen of dat stagiaires andere stagiaires gaan begeleiden. Daardoor is er sprake van kwaliteitsverlies en wordt er minder personeel opgeleid dan nodig is. Hoe opgelost? -
-
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid van het Stagefonds Zorg. Via het Stagefonds kunnen zorginstellingen een bijdrage krijgen voor de kosten van de stagebegeleiding. Het gaat over stageplaatsen voor studenten aan regionale opleidingscentra (roc's), hogescholen en particuliere onderwijsinstellingen. Partijen zijn gewezen op de handreiking urennormen Wet WEB/Wet BIG. Praktisch onderwijs kan ook invulling worden gegeven door andere manieren van praktijkleren (skill-labs e.d.)
Wat heeft het opgeleverd in het kader van betere aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt? Na de opleidingen is het benodigd aantal (kwalitatief hoogwaardig opgeleide) medewerkers beschikbaar voor het werken in de zorg.
Toelichting: Stagefonds Zorg Het ministerie van VWS is in 2008 het Stagefonds voor de zorg gestart. Via het Stagefonds kunnen zorginstellingen een bijdrage krijgen voor de kosten van stagebegeleiding. Het SBB verzorgt het Stagefonds vanaf het subsidiejaar 2015-2016. De aanspraak die gemaakt kan worden op het Stagefonds is na een schooljaar: de aanvraagformulieren voor subsidieronde 2016 (schooljaar 2015-2016) worden medio augustus 2016 verzonden naar de zorginstellingen. Meer informatie is vindbaar op www.stagefondszorg.nl.