INHOUDSOPGAVE 1. SAMENVATTING ................................................................................................... 3 1.1. OPDRACHT ........................................................................................................ 3 1.2. AANLEIDING/PROBLEEMSTELLING................................................................. 3 1.3. DOELGROEP...................................................................................................... 3 1.4. OVER DE AUTEUR............................................................................................. 3 1.5. MOTIVATIE ......................................................................................................... 4 1.6. GEVOLGDE METHODIEK .................................................................................. 4 1.7. CONCLUSIE........................................................................................................ 4 1.8. DANKWOORD .................................................................................................... 4 2. ACHTERGROND ................................................................................................... 5 2.1. DE GESCHIEDENIS VAN SHELL IN VOGELVLUCHT....................................... 5 2.2. SHELL PERNIS EN DE AFDELING RDU ........................................................... 7 2.3. OMSCHRIJVING VAN DE RDU RIOOLSYSTEMEN .......................................... 8 3. OPDRACHT ......................................................................................................... 10 3.1. OPDRACHTFORMULERING ............................................................................ 10 3.2. DOEL................................................................................................................. 10 3.3. PROJECTGRENZEN ........................................................................................ 10 3.4. PLANNING EN TIJDSPAD ................................................................................ 10 4. WETTELIJK KADER / WET- EN REGELGEVING .............................................. 11 4.1. HISTORIE VAN DE ARBOWET ........................................................................ 11 4.2. ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET................................................................. 12 4.3. WET MILIEUBEHEER/VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN ....... 12 4.4. VAN TOEPASSING ZIJNDE WET- EN REGELGEVING .................................. 13 5. METHODE............................................................................................................ 16 5.1. RISICO INVENTARISATIE EN EVALUATIE (RI&E).......................................... 16 5.2. ARBEIDSHYGIËNISCHE STRATEGIE ............................................................. 19
R.T. de Vries
Pagina 1 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6. UITVOEREND KADER & RESULTATEN............................................................ 20 6.1. INVENTARISATIE VAN TAKEN EN ACTIVITEITEN......................................... 20 6.2. INVENTARISATIE EN RANGSCHIKKEN VAN RISICO’S................................. 20 6.3. REDUCEREN VAN DE RISICO’S ..................................................................... 21 6.4. TOEPASSEN VAN DE ARBEIDSHYGIËNISCHE STRATEGIE........................ 24 6.5. OPERATIONELE RISICO’S .............................................................................. 25 6.6. WERKVERGUNNING EN TAAKRISICOANALYSE .......................................... 27 6.7. SAMENVATTING VAN HET TRAJECT............................................................. 28 7. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN................................................................... 30 7.1. CONCLUSIE...................................................................................................... 30 7.2. AANBEVELINGEN ............................................................................................ 31 8. GERAADPLEEGDE LITERATUUR/INTERNET/MULTIMEDIA........................... 34 8.1. GERAADPLEEGDE INTERNET SITES ............................................................ 34 8.2. GERAADPLEEGDE LITERATUUR/MULTIMEDIA ............................................ 34 9. LIJST MET AFKORTINGEN / TERMEN .............................................................. 35 9.1. AFKORTINGEN................................................................................................. 35 9.2. TERMEN ........................................................................................................... 35 10. BIJLAGEN ......................................................................................................... 36
R.T. de Vries
Pagina 2 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
1. SAMENVATTING 1.1. OPDRACHT In opdracht van mijn werkgever, Shell Nederland Raffinaderij b.v. te Pernis, heb ik een onderzoek uitgevoerd naar de arbeidsrisico’s bij het geplande onderhoud cq. renovatie van het oliehoudende fabrieksriool van crude distiller CD6, eigendom van de afdeling RDU (Raffinaderij Destillatie en Utilities). Met de risicomatrix volgens een afgeleide van het model van Fine & Kenneth wordt aangetoond dat er onder de uit te voeren werkzaamheden activiteiten zijn met een verhoogd risico. Deze risico’s dienen verlaagd cq. beheerst te worden.
1.2. AANLEIDING/PROBLEEMSTELLING In 2003 zijn diverse riolen binnen de afdeling inwendig geïnspecteerd met als doel het verkrijgen van informatie over de conditie van het riool om in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) te voldoen aan de vergunningsverplichting. Naar aanleiding van deze inspecties is er medio 2008 onderhoud gepland aan deze riolen, volgens vooraf bepaalde prioriteiten. Het gaat om reparaties aan rioolleidingen, putten en strengen. Een tevens belangrijke reden is het bereiken van een betere waterafloop via tracés en riolen om te voorkomen dat bij hevige regenval delen van het terrein onder water komen te staan. Aanleiding tot deze opdracht is de relatie tussen mijn huidige functie als vergunningverstrekker en de uit te voeren werkzaamheden. Er is mij gevraagd om als vergunningverstrekker mee te werken aan het veilig laten verlopen van dit karwei. Dit in de context van het opstellen van een werkvergunning en TRA, mijn dagelijks werk. Er dient dus een goede voorbereiding te zijn en er dient een goede inventarisatie en evaluatie van de aanwezige arbeidsrisico’s gemaakt te worden. In overleg met de assetmanager van mijn werkgever is besloten dat deze probleemstelling prima past in mijn MVK scriptie-opdracht.
1.3. DOELGROEP Tot de doelgroep behoren de contractors die het daadwerkelijke onderhoud uitvoeren en het personeel van de afdeling RDU en dan met name de eigen operationele afdeling. De in het onderzoek opgedane kennis en de verdere gegevens in deze scriptie dienen als nuttige informatie voor alle betrokkenen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een calamiteit.
1.4. OVER DE AUTEUR Mijn naam is Rudmer de Vries (1972) en ik ben werkzaam als hoofd-procesoperator bij Shell Nederland Raffinaderij b.v. te Pernis waar ik in 1988 via de toenmalige bedrijfsschool van Shell ben begonnen. Van 1990 t/m 1994 ben ik werkzaam geweest bij een afdeling waar de kunststof polyvinylchloride wordt gemaakt (PVC) en vanaf 1995 t/m medio 2007 bij een afdeling waar de kunststof polypropeen (PP) wordt gemaakt. Binnen deze afdelingen heb ik diverse functies bekleed, alle gerelateerd aan de fabrieksoperatie. Ik ben momenteel werkzaam als vergunningverstrekker op de afdeling RDU (Destillatie en Utilities) van Shell Pernis. Binnen deze afdeling worden jaarlijks gigantische hoeveelheden ruwe aardolie door middel van destillatie verwerkt tot nafta (=ruwe benzine), propaan, butaan, kerosine, gasolie en andere producten. Tevens worden bepaalde fracties van zwavel ontdaan en wordt nafta in octaangetal verhoogd tot platformate waardoor het na blending geschikt is als motorbenzine. Een meer gedetailleerde beschrijving van de afdeling RDU kunt u lezen vanaf hoofdstuk 2.2. op pagina 7. Binnen deze afdeling houd ik mij samen met 3 andere collega's bezig met het verstrekken van werkvergunningen volgens een procedure waarbij de veiligheid hoog in het vaandel staat.
R.T. de Vries
Pagina 3 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
1.5. MOTIVATIE In mijn huidige functie heb ik dagelijks veel met werkvergunningen en taakrisicoanalyses te maken en dus veel met veiligheid. In mijn optiek sluit de opleiding tot middelbaar veiligheidskundige (MVK) goed op deze functie aan en dit was voor mij een goede motivatie om aan de opleiding te beginnen. Gezien het renovatiekarwei aan het oliehoudend riool en mijn betrokkenheid hierbij zie ik dit dan ook als een prima onderwerp voor mijn scriptie. Vanwege de niet-alledaagse aard van de werkzaamheden en de bijkomende aspecten in relatie tot mijn functie als vergunningverstrekker is dit voor mij een goede motivatie om dit onderwerp te benutten voor mijn MVK-scriptie.
1.6. GEVOLGDE METHODIEK Bij het onderzoek is er gebruik gemaakt van een risico inventarisatie methode volgens een afgeleide van het model van Fine & Kenneth. Met deze methode zijn de aanwezige arbeidsrisico’s uitgedrukt in een getal (na ingevuld te zijn in een speciale risicomatrix) waardoor het mogelijk is om deze risico’s te rangschikken. Beheersmaatregelen zijn toegepast met inachtname van de arbeidshygiënische strategie. Met betrokkenen is er een taakrisicoanalyse (TRA) opgesteld en is er een werkvergunning ingevuld en besproken.
1.7. CONCLUSIE Bij het onderhoud cq. renovatie van het oliehoudend riool van Crude Distiller CD6 zijn er activiteiten met een verhoogd risico. Buiten de arbeidsrisico’s zijn er ook operationele risico’s. Na het toepassen van de beheersmaatregelen, met inachtname van de arbeidshygiënische strategie, zijn de risico’s gedaald tot een aanvaardbaar niveau. De totale risico’s bij het onderhoud cq. renovatie van het oliehoudendriool CD6 zijn met 46,3% terug te brengen, gebaseerd op de getallen uit de risomatrix. Zie ook hoofdstuk 7.1. vanaf pagina 30 voor de volledige conclusie.
1.8. DANKWOORD Ik wil graag de volgende personen bedanken voor hun bijdrage aan mijn scriptie: Arie Kleijn, Ferry Corver, Ruud de Bruijn, Rinus Kegel, Ger van Eldik, Richard van de Kant en Folkert de Vries. Bedankt voor jullie nuttige tips, adviezen, hulp, steun en tijd!
R.T. de Vries
Pagina 4 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
2. ACHTERGROND 2.1. DE GESCHIEDENIS VAN SHELL IN VOGELVLUCHT
Figuur 1: Oud Shell tankstation
Het begin: In 1830 werd in Londen door Marcus Samuel een klein bedrijf opgericht dat handelde in antiek en later in destijds zeer populaire aziatische schelpen, voornamelijk uit Japan. In 1897 werd de naam van dit bedrijf door Marcus Samuel jr. veranderd in “The Shell Transport and Trading Company”. Dit bedrijf zou later ook in lampenolie gaan handelen en had als beeldmerk de afbeelding van een sint-Jakobsschelp. De N.V. Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij (Koninklijke Olie) werd opgericht in 1890. Met subsidie van de Nederlandse overheid werd naar olie geboord in voormalig Nederlands-Indië. Begin 20e eeuw: In 1907 werd duidelijk dat het gezien de zakelijke belangen van beide firma’s verstandig was om de krachten te bundelen. De N.V. Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij en de Shell Transport and Trading Company Ltd. gingen samen verder als een nieuwe onderneming. De schelp bleef het beeldmerk van de Koninklijke/Shell Groep. Evenals de kleuren rood en geel. Koninklijke Olie kreeg een belang van 60% in de Koninklijke/Shell Groep. Het Britse Shell kreeg een belang van 40%. Doordat de massaproductie van automobielen in die tijd een grote vlucht nam, breidde de maatschappij zich uit over de gehele wereld. In 1929 wordt Shell Chemicals opgericht omdat men steeds meer kennis bezat voor wat betreft het raffineren van ruwe aardolie. Eind jaren ’40 werd het katalytisch kraken ontwikkeld wat veel efficiënter was dan het toen gebruikelijke thermisch kraken. Zowel de 1e wereldoorlog (1914 – 1918) als de 2e wereldoorlog (1939 – 1945) hebben grote invloed gehad op de verdere ontwikkeling van Shell. Na-oorlogse expansie: In 1947 wordt het allereerste offshore boorplatform in de Golf van Mexico in gebruik genomen. Er wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de straalmotor voor de commerciële luchtvaart.
R.T. de Vries
Pagina 5 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
De jaren ’60 tot ’80: In de zestiger jaren versterkt Shell zijn positie in het Midden-Oosten. Bij Shell Chemicals worden nieuwe chemicaliën ontwikkeld en in productie genomen zoals epoxy-harsen, insecticiden, vloeibare zepen en polymeren (kunststoffen) zoals PVC en polypropeen. Er worden activiteiten gestart op het gebied van LNG (Liquified Natural Gas = vloeibaar aardgas) en in 1964 vaart de allereerste LNG tanker vanuit Algerije naar Engeland. In de jaren ’70 besluit Shell om activiteiten te starten op nucleair gebied maar naar aanleiding van het ongeval in de kerncentrale van Harrisburg (USA) en de maatschappelijke druk besluit Shell om al haar nucleaire activiteiten weer af te stoten. Er wordt begonnen met het investeren in zonne-energie. De jaren ’80 tot het millennium: In 1986 stort de oliemarkt in en OPEC verliest grip op de markt doordat er andere “nietOPEC” bronnen beschikbaar komen, met name in de Noordzee. In 1993 wordt de GTLfabriek van Bintulu in Maleisië opgestart, ondanks de op dat moment ruimschoots beschikbare ruwe aardolie. Het GTL-proces (Gas To Liquids) maakt het mogelijk om aardgas om te zetten in hoogwaardige brandstoffen zoals gasolie (diesel). Rond de eeuwwisseling ontwaken er nieuwe economische grootmachten zoals China en India. Om deze nieuwe markten te voorzien worden er gigantische investeringen gedaan in deze regio’s. In Rusland wordt het Sakhalin project gestart voor het winnen van aardgas.
Figuur 2: Het Shell logo door de jaren heen
R.T. de Vries
Pagina 6 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
2.2. SHELL PERNIS EN DE AFDELING RDU Al sinds 1902 wordt er ruwe olie verwerkt door Shell in de Rotterdamse haven. Destijds werd er aan de Sluisjesdijk (Waalhaven) een benzineinstallatie in gebruik genomen waar ruwe olie uit Sumatra werd verwerkt. In 1936 verhuizen de activiteiten naar de huidige locatie aan de Vondelingenplaat, aan de eerste Petroleumhaven nabij Pernis. Er zijn diverse crudeunits gebouwd en weer gesloopt tot de inbedrijfname van de Crude Distiller 5 in 1969 en de Crude Distiller 6 in 1972 die tot op de dag van vandaag nog steeds in bedrijf zijn. RDU is de afkorting van Raffinaderij Destillatie en Utilities. De afdeling RDU is een onderdeel van Shell Nederland Raffinaderij b.v. te Pernis en kenmerkt zich door de verwerking van enorme hoeveelheden ruwe aardolie. Deze ruwe aardolie, jaarlijks zo’n 20 miljoen ton, wordt omgezet in een groot aantal verschillende producten, waarvan de meeste weer dienen als grondstof voor andere fabrieken. De afdeling RDU beheert een aantal fabrieken, die te verdelen zijn over in totaal 3 secties: Crude Distiller 5 (CD5) CD5: Crude Distiller voor de primaire destillatie van ruwe aardolie. HT1: Hydro Treater voor de ontzwaveling van de nafta-minus fractie. HDS4: Hydro Desulphurisation unit voor de ontzwaveling van kerosine. Crude Distiller 6 (CD6) CD6: Crude Distiller voor de primaire destillatie van ruwe aardolie. HT2: Hydro Treater voor de ontzwaveling van de nafta-minus fractie. GT3: Gasturbine 3 voor opwekking van 20 mW elektrische energie. Restwarmte wordt gebruikt voor de fornuizen van de destillatiesectie (rendementsverbetering). HDS5 en Platformer 3 (Middensectie) HDS5: Hydro Desulphurisation unit voor de ontzwaveling van lichte- en zware gasolie. SRU: Sulphur Recovery Unit bestaande uit een Claus-unit en een SCOT-unit voor het terugwinnen van vaste zwavel afkomstig uit diverse fabrieken. HT3: Hydro Treater voor de ontzwaveling van de nafta afkomstig uit diverse kraakinstallaties. PLTF3: Platformer 3 voor het opwerken van nafta tot platformate. Procesbeschrijving CD5 (zie figuur 3 op pagina 9) Deze installatie is in 1969 in gebruik genomen en de verwerkingscapaciteit voor ruwe olie bedraagt circa 30.000 ton/dag. De ruwe aardolie die afkomstig is van Shell Europoort wordt aangevoerd via pijpleidingen en passeert twee ontzouters. Na te zijn voorverwarmd in diverse warmtewisselaars in de voedingstrein, wordt de ruwe olie in twee destillatie colonnes (U-200) gescheiden in nafta-minus, kerosine, lichte gasolie (LGO), zware gasolie (HGO) en long residu (LR). De nafta-minus wordt in HT-1 (hydrotreater 1/U-300) ontzwaveld. Zwavelcomponenten reageren hier onder een waterstofomgeving met een katalysator tot waterstofsulfide (H2S). Deze H2S komt in gasvormige producten terecht en wordt met behulp van een extractiemiddel (DIPA = DiIsoPropylAmine) verwijderd in een absorber. Vervolgens wordt deze ontzwavelde nafta in twee colonnes gescheiden in butaan-minus en tops/nafta. De topsfractie wordt in de superfractionatie sectie (U-700) in 3 colonnes gescheiden in isopentaan (iC5), normaalpentaan (C5), isohexaan (iC6) en de-isohexanized tops (Tops). Butaan-minusgas en vloeistof wordt met DIPA in U-600 (gastreaters) ontdaan van H2S. Het gas wordt als stookgas gebruikt voor de diverse fornuizen. In U-500 wordt de butaan-minus vloeistof gescheiden in stookgas (methaan en ethaan) en propaan en butaan. Propaan wordt met loog behandeld om sporen H2S te verwijderen en wordt tenslotte nog van water ontdaan in een droger. In HDS4 (U-400) wordt kerosine afkomstig uit het destillatieproces, CD6 (via opslag in tank T-1052) van zwavel ontdaan door hydrogenatie over een katalysator. De aanwezige zwavel wordt, net als in hydrotreater 1, omgezet in H2S en in een later stadium middels DIPAabsorbtie verwijderd. R.T. de Vries
Pagina 7 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Procesbeschrijving CD6 (zie figuur 3 op pagina 9) De CD6 is qua procesvoering en capaciteit identiek aan CD5, met uitzondering van HDS4 en de fakkel. CD6 is in 1972 in bedrijf genomen. In 1987 is CD6 voorzien van een gasturbine (straalmotor) voor de levering van 20 mW elektrische energie. De rookgassen van deze gasturbine bevatten nog relatief veel zuurstof en worden gebruikt als verbrandingslucht in de fornuizen voor de primaire destillatie. Dit zorgt voor een rendementsverhoging. Procesbeschrijving HDS5 (zie figuur 3 op pagina 9) Deze installatie is in 1975 in gebruik genomen. In de HDS5 wordt circa 5000 ton per dag aan lichte- of zware gasolie ontzwaveld door hydrogenatie over een katalysator. Het grootste gedeelte van de zwavelverbindingen in de gasolie wordt met behulp van waterstof omgezet via een katalytische reactie in H2S (waterstofsulfide). Deze H2S komt in de gasvormige producten terecht en wordt middels DIPA-absorbtie verwijderd. Proceswater afkomstig van HDS5 wordt in een waterstripper (U-8200) van H2S ontdaan zodat dit water geschikt wordt voor gebruik als waswater voor de ontzouters van CD5 en CD6. De met H2S beladen DIPA (Fat DIPA) wordt in de DIPA-regenerator (U-8400) ontdaan van H2S. De van H2S gestripte DIPA (Lean DIPA) wordt weer opnieuw gebruikt. Dit H2S, aangevuld met H2S-houdend gas van de waterstripper, wordt in de Sulphur Recovery Unit (SRU) U-8600 omgezet in vrije zwavel. Restwarmte uit dit proces wordt gebruikt om lage druk stoom te produceren. Restgassen van de SRU gaan naar een SCOT-unit die in 1987 in gebruik is genomen. De aanwezige SO2 in deze restgassen wordt met behulp van waterstof en een katalysator in een reactor omgezet in H2S. Deze nu H2S houdende gasstroom wordt in een DIPA-absorber van H2S ontdaan. De met H2S beladen DIPA gaat terug naar U-8400 voor regeneratie. Restgassen van de SCOT worden in twee incinerators verbrand waar de in het restgas achtergebleven H2S wordt omgezet in SO2. De rookgassen worden afgevoerd naar hoge schoorsteen 2 (HS2). Door de combinatie van SRU en SCOT wordt een zwavel terugwinnings percentage verkregen van 99,7%. Procesbeschrijving Platformer 3 (PLTF3) (zie figuur 3 op pagina 9) PLTF3 is in 1979 in gebruik genomen. HT-3 (hydrotreater 3) is ontworpen voor het ontzwavelen van nafta afkomstig van andere Shell fabrieken (Catcracker, Hycon en TGI) omdat de katalysator van de platformer geen zwavelverbindingen kan verdragen. Wanneer HT-1 en/of HT-2 uit bedrijf zijn is het ook mogelijk om nafta afkomstig van CD5 en CD6 in deze installatie te ontzwavelen. Qua procesvoering is deze installatie te vergelijken met een HDS. De ontzwavelde nafta afkomstig van HT-3 is nu geschikt als voeding voor de platformer. In de platformer wordt circa 4500 t/d platformate met een octaangetal van circa 100 geproduceerd. De fabriek heeft 4 op elkaar geplaatste reactoren zodat de katalysator tijdens het proces continu geregenereerd kan worden in een bijbehorende regeneratie-unit. Bij het proces komt veel waterstof vrij, dat o.a. gebruikt wordt door ontzwavelingsinstallaties. De restwarmte van de rookgassen van de platformerfornuizen wordt benut om hoge druk stoom van circa 85 bar te produceren.
2.3. OMSCHRIJVING VAN DE RDU RIOOLSYSTEMEN De rioleringssystemen van de afdeling RDU voeren de afvalstromen van de verschillende installaties af naar de Shell waterzuiveringsinstallatie. Het betreft hier de lozing van procesafvalwater, drain-, spoel-, schrob-, koel-, en hemelwater en condensaat van de verschillende installaties, alsmede van de bijbehorende algemene bedrijfsvoorzieningen. De rioleringssystemen zijn opgesplitst in het olie vrije- en het olie houdende riool. In het olie vrije riool wordt koelwater dat afkomstig is uit de fabrieken, wat gebruikt is in het proces om producten/stoffen te koelen, en niet in aanraking is geweest met het product, afgevoerd via een uitgebreid ondergronds leidingnetwerk naar de eerste petroleumhaven. Het koelwater wordt eerst verzameld in koelwaterputten bij de betreffende installaties. Afvoer van regenen spoelwater, dat olie kan bevatten, geschiedt via het oliehoudend riool naar olievanger 10. In olievanger 10 wordt de olie afgeroomd en wordt het water afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie van Shell. R.T. de Vries
Pagina 8 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
BLOKSCHEMA VAN DE AFDELING RDU CD-5/6 COMPLEX
GAS
GAS TREATERS
STOOKGAS PROPAAN BUTAAN
( DIPA )
NAFTA MINUS
HYDROTREATER 1 en 2
FAT-DIPA
DEBUTANISER
Ontzwaveling
LEAN-DIPA
WATERSTOF SUPER FRACTIONATIE
ISO PENTAAN PENTAAN ISO HEXAAN TOPS
BENZINE SPLITTER GAS
HDS4
NAFTA (WHITE SPIRIT)
Ontzwaveling
PRIMAIRE DESTILLATIE
(ALLEEN OP CD-5)
RUWE OLIE (CRUDE)
KEROSINE (TREATED)
LICHTE GASOLIE MILD VACUUM DESTILLATIE
ZWARE GASOLIE
LONG RESIDU
STOOKGAS
HDS-5 COMPLEX
GAS TREATING
SRU + SCOT
( DIPA )
ZWAVEL
Ontzwaveling
FAT-DIPA H2S
LICHTE OF ZWARE GASOLIE
DIPA REGENERATIE HDS-5 WATERSTOF
LEAN-DIPA
FAT-DIPA
TREATED GASOLIE
PLATFORMER 3 COMPLEX GAS TREATING STOOKGAS
( DIPA )
FAT-DIPA
"KRAAK" NAFTA
LEAN-DIPA HYDROTREATER 3 WATERSTOF
WATERSTOF
STRAIGHT-RUN NAFTA PLATFORMER 3
LPG
PLATFORMATE
BLOKSCHEMA RDU Figuur 3: Blokschema RDU
R.T. de Vries
Pagina 9 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
3. OPDRACHT 3.1. OPDRACHTFORMULERING 3.1.1. Projectnaam De titel van deze opdracht is: Vaststellen en beheersen van arbeidsrisico's De subtitel van deze opdracht is: Renovatie van het oliehoudend fabrieksriool Crude Distiller CD6 Shell Pernis 3.1.2. Opdrachtgever/mentor: Ger van Eldik Afdeling RDU, Assetmanager CD6 Telefoonnummer 010 – 431 4692 e-mail:
[email protected]
3.2. DOEL Het doel van de scriptie wordt het veilig laten verlopen van dit onderhoud cq. renovatie door middel van het inventariseren en vaststellen van de aanwezige arbeidsrisico's en vervolgens het beheersen hiervan. Er zal tevens gekeken worden naar de operationele risico’s en beheersmaatregelen wanneer tijdens de renovatie delen van het riool niet beschikbaar zullen zijn. Alle bevindingen zullen meegenomen worden in de uiteindelijke uitvoering van het karwei met als doel dat de veiligheid de hoogste prioriteit heeft.
3.3. PROJECTGRENZEN Renovatie van het fabrieksriool Crude Distiller 6 van Shell Pernis, er wordt voor de scriptie naar één specifieke locatie gekeken (gezien de omvang van de klus maar één put cq. cluster met bijbehorende leidingen/strengen). De risico's en het beheersen hiervan bij deze renovatie. Dit volgens de risicomatrix overeenkomstig het afgeleide model van Fine en Kenneth. Opstellen Taak Risico Analyse en voorbereiden werkvergunning met behulp van de geldende wetgeving en procedures.
3.4. PLANNING EN TIJDSPAD Indienen “Plan van aanpak” Verzamelen van informatie Risicoanalyse volgens Fine & Kenneth Vormgeven conceptscriptie Bespreken scriptie met opdrachtgever/docent en groepsgenoten Aanpassen conceptscriptie naar definitieve versie Bespreken scriptie met opdrachtgever/docent en groepsgenoten Scriptie gereed
R.T. de Vries
eind februari 2008 maart/april 2008 april 2008 april/mei 2008 mei 2008 eind mei 2008 begin juni 2008 eind juni 2008
Pagina 10 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
4. WETTELIJK KADER / WET- EN REGELGEVING 4.1. HISTORIE VAN DE ARBOWET Begin 1800 was er nauwlijks op het gebied van arbeidsomstandigheden iets geregeld. Er gebeurden regelmatig ernstige ongelukken maar dat werd als “natuurlijk” risico beschouwd dat bij het werk hoorde. Er werd gedacht wanneer de werknemers “enig” risico zouden nemen zij automatisch veiliger zouden werken. Dit was natuurlijk niet zo. Aan regelgeving voor wat betreft bescherming van omwonenden van een bedrijf was echter wel behoefte. In 1810 werd een decreet uitgevaardigd waarin werd voorgeschreven dat voor bepaalde bedrijven een vergunning nodig was. Afhankelijk van de mate van gevaar was de vergunning procedure zwaarder. Dit decreet was de voorloper van onze huidige milieuwetgeving. Een ander voorbeeld is de Stoomwet, uit 1824. Deze was opgesteld ter bescherming van passagiers van stoomschepen en gold ook later voor fabrieksinstallaties. Bescherming van de werknemers was nog steeds niet aan de orde. De eerste wetgeving met betrekking tot het beschermen van werknemers dateert uit 1874. Deze wet is beter bekend als de Kinderwet van Van Houten. Kinderarbeid beneden 12 jaar was vanaf die tijd verboden. Echter, de praktijk bleek anders. In 1886 werd er via een parlementair onderzoek naar “de toestand in werkplaatsen en fabrieken” geconstateerd dat het allemaal nog erg slecht geregeld was. Als gevolg hiervan werd in 1889 de Arbeidswet aangenomen ter bescherming van vrouwen, jeugdigen en kinderen. In 1895 kwam de eerste Veiligheidswet ter bescherming van volwassen mannen tot stand. De wet gold alleen voor fabrieken en werkplaatsen. De latere Veiligheidswet uit 1934 en de Arbeidsomstandighedenwet (vanaf 1980) waren een zogenaamde raamwet. Dat houdt in dat uitvoeringsbepalingen in hoofdzaak bij of middels Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB) gegeven worden en geen parlementaire behandeling vergen. Door deze werkwijze kunnen bijvoorbeeld wijzigingen in de techniek of wetenschap sneller worden verwerkt in de regelgeving. Door de toenemende ontwikkeling (stand der techniek) en mondigheid van werknemers maar ook als gevolg van ernstige ongevallen, kwam na 1950 een groot aantal nieuwe regelingen tot stand. Door dit vrij onoverzichtelijke stelsel van regelingen was er meer behoefte aan een meer overzichtelijk geheel. Daarom werd de Veiligheidswet in 1980 vervangen door de Arbeidsomstandighedenwet. Deze wet regelde onder meer de verplichtingen inzake arbeidsomstandigheden van de werkgever. De wet had, en heeft nog steeds raakvlakken met onder meer de Wet op de Ondernemingsraden, het Burgerlijk Wetboek en de Wet economische delicten. Ook waren er raakvlakken met andere wetten zoals de Wetten Milieubeheer, Geluidshinder en Milieugevaarlijke stoffen. De Arbowet werd tot 1992 gefaseerd ingevoerd in diverse sectoren en daarna weer ter discussie gesteld met als gevolg dat er een nieuwe wet werd aangenomen, de Arbowet ’98. Deze wet was tot 1 januari 2007 van kracht en werd vervangen door de huidige Arbeidsomstandighedenwet. In EU-verband heeft Nederland te maken met Europese Richtlijnen. Deze bepalingen zijn voornamelijk terug te vinden in het Arbobesluit. Alleen wanneer dat nodig is komen er boven op de regels van de Europese Unie aanvullende regels.
R.T. de Vries
Pagina 11 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
4.2. ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET Zoals hierboven beschreven is de nieuwe Arbowet sinds 1 januari 2007 van kracht. Deze nieuwe wet geeft werknemers en werkgevers meer mogelijkheden en verantwoordelijkheden bij het invullen van het arbeidsomstandighedenbeleid in hun onderneming of sector. Er is onderscheid tussen het publieke- en het private domein: Publieke domein Overheid zorgt voor helder wettelijk kader met zo min mogelijk regels/administratieve lasten. Overheid stelt doelvoorschriften vast: Deze geven het niveau van bescherming aan dat werkgevers moeten bieden aan de werknemers om veilig te kunnen werken. Doelvoorschriften worden beschreven in de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling.
Private domein Werkgevers en werknemers maken afspraken over invulling van de doelvoorschriften. Afspraken worden vastgelegd in zogenaamde arbocatalogi. Arbocatalogi worden binnen een branche opgesteld op basis van kennis/techniek/normen etc. Na goedkeuring door de overheid worden de beleidsregels voor die sector ingetrokken. Per 1 januari 2010 worden alle arbobeleidsregels ingetrokken.
Rol van de Arbeidsinspectie: De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de doelvoorschriften. Hierbij wordt uitgegaan van de wet- en regelgeving en de invulling daarvan door middel van de arbocatalogi. Dit toezicht houden op naleving van de Arbowet is ook wel bekend als “handhaving door de Arbeidsinspectie”. Wanneer er door de Arbeidsinspectie tekortkomingen worden geconstateerd (ernstig of minder ernstig) heeft deze instantie (o.a.) de bevoegdheid om: een officiële waarschuwing te geven, een boete op te leggen of het werk onmiddellijk stil te leggen.
4.3. WET MILIEUBEHEER/VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is sinds 1970 van kracht. Het doel van deze wet is het bestrijden en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren. Vanaf 1970 verlenen Rijkswaterstaat, provincies en waterschappen vergunningen voor de lozing van afvalwater van gemeenten, woningen en bedrijven. Als een bedrijf dus stoffen loost via het riool of rechtstreeks op het oppervlaktewater heeft het bedrijf een lozingsvergunning nodig. De Wet milieubeheer (Wm) is een Nederlandse wet die op 1 maart 1993 de oude "Hinderwet" heeft vervangen. Op basis van de Wet milieubeheer worden milieuvergunningen afgegeven. De Wet verontreiniging oppervlaktewateren is nauw verbonden met de Wet milieubeheer. De Wm/Wvo zegt samengevat dat een bedrijf geen stoffen mag lozen naar lucht, water of bodem behalve die stoffen waar een (gelimiteerde) vergunning voor is. Een belangrijk punt uit de milieuvergunning die aan Shell verleend is en van belang is voor deze scriptie is punt 27.15. Hierin is het volgende vermeld: “Rioolsystemen waardoor bodemverontreinigende stoffen worden afgevoerd, zoals oliehoudende rioolsystemen, alsmede de rioolsystemen van de opslageenheden, moeten tenminste éénmaal per 10 jaar worden geïnspecteerd op dichtheid, bijvoorbeeld met behulp van videosystemen; bij geconstateerde lekken moet het betreffende rioolsysteem op zo kort mogelijke termijn worden gerepareerd”.
R.T. de Vries
Pagina 12 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
4.4. VAN TOEPASSING ZIJNDE WET- EN REGELGEVING Hieronder een overzicht in eigen bewoordingen van de belangrijkste van toepassing zijnde wet- en regelgeving voor wat betreft het veilig werken in riolen cq. besloten ruimtes. De Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, eerder genoemd in hoofdstukken 1.2. en 4.3., zullen verder niet in detail worden besproken omdat deze niet direct in verband staan met het onderwerp van deze scriptie. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 3 De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Het werk dient zodanig georganiseerd te worden dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers hier geen hinder van ondervindt. De arbeidshygiënische strategie wordt in dit artikel uitvoerig beschreven, zie ook hoofdstuk 5.2. op pagina 19. De maatregelen op de verschillende niveaus hebben nadrukkelijk een hiërarchische volgorde. De werkgever moet dus eerst de mogelijkheden op hoger niveau onderzoeken voordat besloten wordt tot maatregelen op een lager niveau. Het is alleen toegestaan een niveau te verlagen als daar goede redenen voor zijn (technische, uitvoerende en economische redenen). Dit is het redelijkerwijs-principe. Die afweging geldt voor elk niveau opnieuw. Arbeidsplaatsen, werkmethoden en gebruikte arbeidsmiddelen dienen zoveel mogelijk aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemers te worden aangepast. Er moeten doeltreffende maatregelen getroffen worden op het gebied van EHBO, brandbestrijding en evacuatie van personen evenals de juiste communicatie met externe hulpverleners. Elke werknemer moet bij onmiddellijk gevaar accuraat weten te handelen. Het arbobeleid moet door de werkgever getoetst worden aan de daarmee opgedane ervaringen en past dit aan wanneer daar aanleiding voor is. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 5 Arbeidsrisico’s worden vastgelegd in een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E). Gevaren en risicobeperkende maatregelen worden uitvoerig beschreven in een RI&E. De RI&E bevat tevens een plan van aanpak waarin omschreven wordt welke maatregelen (en in welke termijn) getroffen worden in verband met de in de RI&E omschreven risico’s. Bij gewijzigde omstandigheden dient de RI&E te worden aangepast. Andere dan de eigen werknemers dienen ook op de hoogte gebracht te worden van de in de RI&E omschreven risico’s Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 6 De werkgever neemt de nodige maatregelen ter voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en de gevolgen hiervan voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 8 Werknemers moeten doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s. De werkgever zorgt voor het juiste onderricht aan de werknemers. De werkgever zorgt er voor dat werknemers op de hoogte zijn van de aanwezige persoonlijke beschermingsmiddelen en beveiligingen en hun doel en werking. De werkgever ziet toe op naleving van instructies en voorschriften en het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
R.T. de Vries
Pagina 13 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 11 De werknemer is verplicht om op de juiste wijze om te gaan met arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen. De werknemer is verplicht om persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken. Beveiligingen (ook op arbeidsmiddelen) mogen niet worden aangepast of (buiten noodzaak) worden weggehaald. De werknemer is verplicht om mee te werken aan het hem aangeboden onderricht. De werknemer is verplicht om opgemerkte gevaren voor de veiligheid of gezondheid te melden aan de werkgever. Arbobesluit artikel 3.5 g Wanneer wordt vermoed dat in een ruimte het gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand mag deze ruimte pas betreden worden nadat onderzoek heeft uitgewezen dat deze gevaren niet aanwezig zijn. Wanneer deze gevaren wel aanwezig zijn moeten doeltreffende maatregelen genomen worden zodat de ruimte veilig betreden kan worden. Er is sprake van: Verstrikking: wanneer de zuurstofconcentratie < 18 vol% zuurstof Brandgevaar: wanneer de zuurstofconcentratie > 21 vol% zuurstof en de concentratie van brandbare stoffen > 10% LEL (onderste explosiegrens) Bedwelming/Vergiftiging: wanneer de productconcentratie > grenswaarde (MAC) Wanneer er geen doeltreffende maatregelen genomen kunnen worden wordt de werknemer permanent geobserveerd en dient deze bij accuut gevaar snel geholpen te kunnen worden. Arbobesluit artikel 3.6 en 3.7 Bij direct gevaar voor de veiligheid of gezondheid van de werknemer moet deze zich zo snel mogelijk via de kortst mogelijke weg in veiligheid kunnen stellen. Afgestemd op het werk en de situatie dienen er voldoende vluchtwegen aanwezig te zijn. Vluchtwegen en nooduitgangen dienen vrij te zijn van obstakels en duidelijk zichtbaar te zijn. Arbobesluit artikel 4.6 Er worden maatregelen genomen om gevaarlijke concentraties van gevaarlijke stoffen te voorkomen. Er dienen maatregelen genomen te worden om de aanwezigheid van ontstekingsbronnen te voorkomen en dat er zich ongunstige situaties kunnen voordoen waardoor gevaarlijke omstandigheden kunnen onstaan. Arbobesluit artikel 4.7 Er dienen procedures opgesteld te worden waardoor de juiste technische- of organisatorische maatregelen genomen worden zodat wanneer zich een ongewenste gebeurtenis voordoet de gevolgen zoveel mogelijk beperkt blijven. Arbobesluit artikel 8.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen voor gebruik getoetst te worden op juist gebruik cq. toepassing en deze mogen geen belemmering zijn voor de gebruiker. Arbobesluit artikel 8.3. Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen in voldoende mate beschikbaar te zijn. Er dient op toegezien te worden dat ze ook gebruikt worden. Er dient voor gezorgd te worden dat ze goed onderhouden worden en wanneer nodig vervangen worden.
R.T. de Vries
Pagina 14 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Arbobeleidsregel 3.5 g-1 en 2 Voordat een besloten ruimte betreden mag worden moet er eerst gemeten worden op de aanwezigheid van (voldoende) zuurstof, aanwezigheid van explosieve mengsels en de aanwezigheid van toxische stoffen. Tijdens de werkzaamheden worden regelmatig herhalingsmetingen (OX/EX/TOX) uitgevoerd; de resultaten worden schriftelijk vastgelegd. Metingen worden uitgevoerd door deskundige personen die hier voor bevoegd zijn. Bij de aanwezigheid van verstikkende/bedwelmende of toxische stoffen dient gebruik gemaakt te worden van volledig onafhankelijke adembescherming. De toegang tot de ruimte dient te zijn voorzien van een bord met de tekst “NIET BETREDEN, BESLOTEN RUIMTE”. Alle leidingen die op de besloten ruimte zijn aangesloten dienen te zijn afgestoken/afgeblind. Buiten de ruimte dient een persoon aanwezig te zijn die meteen kan optreden bij dreigend gevaar. Bij brand en-of explosiegevaar wordt vonkvrij gereedschap gebruikt. Heet werk (open vuur) mag alleen worden uitgevoerd wanneer de concentratie in de ruimte van brandbare stoffen < 10% LEL is. Brandbare stoffen dienen in eerste instantie verwijderd te worden uit de te betreden ruimte, er dienen adequate brandbestrijdingsmiddelen beschikbaar te zijn. De werkgever beschikt over een noodprocedure waarin taken, verantwoordelijkheden en noodmaatregelen zijn vastgelegd. Personen die de ruimte betreden dragen een deugdelijke reddingsgordel. Arbo-Informatieblad “AI-5 Veilig werken in besloten ruimten” AI-bladen zijn publicaties van de Arbeidsinspectie. Er staat veel duidelijke informatie in over specifieke arbo gerelateerde onderwerpen. De publicaties zijn een handig hulpmiddel voor zowel werkgevers als werknemers bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Ze zijn gebaseerd op de wettelijke regels en beleidsregels en zijn voornamelijk bedoeld als voorlichting. Ze kunnen goed gebruikt worden bij het opstellen van procedures en werkvoorschriften voor het veilig werken in besloten ruimten. N.B. Voor de letterlijke wetsteksten zie bijlage 5, vanaf pagina 41.
R.T. de Vries
Pagina 15 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
5. METHODE Bij het onderzoek naar het inventariseren van de aanwezige arbeidsrisico’s bij het werken in het oliehoudende fabrieksriool van CD6 is gebruik gemaakt van de volgende methoden om de van toepassing zijnde beheersmaatregelen te kunnen vaststellen: - Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) - Arbeidshygiënische strategie
5.1. RISICO INVENTARISATIE EN EVALUATIE (RI&E) Een RI&E is een goede methode om arbeidsrisico’s te inventariseren. Er wordt een inventarisatie gemaakt van de van toepassing zijnde taken en de binnen deze taken uit te voeren activiteiten. Elke activiteit wordt vervolgens getoetst en gewogen volgens de methode van Fine & Kenneth ofwel een afgeleide hiervan:
RISICO = WAARSCHIJNLIJKHEID X BLOOTSTELLING X EFFECT Hierdoor wordt het mogelijk om de aanwezige arbeidsrisico’s uit te drukken in een (dimensieloos) getal. Ik heb hiervoor een speciale matrix gemaakt, gebaseerd op het lesmateriaal van de MVK-opleiding. Hieronder volgt een nadere uitleg van de toegepaste methode: De RI&E wordt opgesteld met meerdere personen en wel zoveel mogelijk met vertegenwoordigers van de betrokken partijen. Alle belangrijke veiligheidsaspecten van een uit te voeren taak (al dan niet met een hoog risico) worden beoordeeld en gewogen. Tijdens het onderzoek zijn de volgende stappen doorlopen: 1. Het inventariseren van de taken 2. Het verdelen de taken in activiteiten 3. Het inventariseren van de risico’s 4. Het rangschikken van de risico’s 5. Het vaststellen van de beheersmaatregelen 6. Het opnieuw vaststellen van de risico’s 7. Het doen van aanbevelingen naar aanleiding van de analyse. Op pagina 17 wordt een flowchart van deze stappen weergegeven, dit ter verduidelijking van het geheel. Het is nu dus mogelijk om een normgetal vast te stellen voor het maximaal aanvaardbare voor wat betreft de aanwezige arbeidsrisico’s. Voor deze methode is dit getal vastgesteld op 20. Na het rangschikken van de activiteiten met een hoge score (>20) worden voor deze activiteiten beheersmaatregelen vastgesteld om de arbeidsrisico’s te elimineren of te reduceren. Aan de hand van de toegepaste beheersmaatregelen worden de arbeidsrisico’s opnieuw berekend.
R.T. de Vries
Pagina 16 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Taakinventarisatie
Activiteiten inventarisatie
Risico inventarisatie
JA
Risico’s Aanvaardbaar?
Risico van taak/activiteit is aanvaardbaar
Vaststellen beheersmaatregelen
JA
Nieuwe activiteiten?
EINDE Figuur 4: Beslissingsschema
R.T. de Vries
Pagina 17 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Voor het berekenen van het risicogetal wordt gebruik gemaakt van onderstaande tabel. De getallen uit de tabel worden gebruikt in de matrix zodat het risicogetal berekend kan worden. De getallen worden vervolgens ingevuld in de volgende formule: Risicogetal = aantal risico’s x (frequentie + waarschijnlijkheid + effect + aantal ongevallen)
Aantal Incidenten
Hier wordt het aantal incidenten vermeld gerelateerd aan de factoren ergonomie, veiligheid en industriële hygiène.
Ergonomie Klimaathinder Geluidshinder Repeterende WZH Vreemde houding Vibratie/Trilling Objecten zwaarder > 12 kg Geen controle werksnelheid Veel kracht uitoefenen Slecht vloeroppervlak
Veiligheid Vallen Stoten Snijden Beknellen Electrocutie Verbranden
Industriële Hygiène Chemische blootstelling Biologische blootstelling Straling
TOTAAL RISICO = ERGONOMIE + VEILIGHEID + INDUSTRIELE HYGIENE
Frequentie
Waarschijnlijkheid
Effect
R.T. de Vries
Aantal betrokken uitvoerenden
Aantal maal dat de taak uitgevoerd wordt < dagelijks 1-4 x per dag > 4 x per dag
Weinig (1 - 2)
1
1
2
Gemiddeld (3 - 5)
1
2
3
Veel (> 5)
2
3
3
Kans op verlies
Factor
Minder dan eens per 10 jaar
-1
Vermoedelijk meerdere keren per 10 jaar
0
Vermoedelijk meerdere keren per jaar
1
Effect Geen verwondingen of ziekte, kwaliteitsen productieverlies < € 200 Kleine verwonding of ziekte zonder verzuim. Schade tussen € 200 en € 2000 Verwonding met arbeidsverzuim/ziekte zonder blijvende ongeschiktheid. Schade tussen € 200 en € 10.000 Blijvende ongeschiktheid of verlies van leven/lichaamsdelen. Schade > € 10.000
Factor 0
Pagina 18 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
2
4 6
30-09-2008
5.2. ARBEIDSHYGIËNISCHE STRATEGIE Bij het werken in oliehoudende riolen zijn er belangrijke arbeidsrisico’s waarmee men te maken kan krijgen zoals: een te hoog of te laag zuurstofgehalte, schadelijke concentraties van giftige stoffen, explosieve damp/luchtmengsels van brandbare vloeistoffen, een te hoge waterstand, onverwachte stroomsnelheden c.q. stroomversnellingen, slechte werkhouding door beperkte stahoogte en bewegingsvrijheid (fysieke overbelasting). Doordat alle reparaties vanuit de putten uitgevoerd kunnen worden hoeft er geen graafwerk verricht te worden en krijgt men dus niet te maken met eventueel vervuilde grond. Een tevens belangrijk risico is het feit dat de werkzaamheden plaatsvinden terwijl de fabrieksinstallatie gewoon in bedrijf is. Om deze en de gewogen risico’s in de matrix terug te brengen moeten er beheersmaatregelen worden toegepast. Bij het vaststellen van deze maatregelen geldt de hiërarchie van de arbeidshygiënische strategie, conform hoofdstuk 2 van het Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 3, lid b, vermeld in de Arbeidsomstandighedenwet: - Wegnemen van de bron (Isolerende maatregelen) - Afschermen van de bron (Preventieve maatregelen) - Afschermen van de mens (Correctieve maatregelen) - Toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen (Schadebeperkende maatregelen) Met andere woorden: De wet verlangt dat arbeidsrisico’s in eerste instantie bij de bron worden aangepakt, zodat de oorzaak van het probleem wordt weggenomen (bijvoorbeeld: het gebruiken van een verf met water als oplosmiddel in plaats van verf met organische oplosmiddelen). Wanneer aanpak bij de bron niet mogelijk is, kunnen andere maatregelen worden genomen: technische maatregelen (afscherming, ventilatie) en als dit ook niet kan: organisatorische maatregelen (rouleren, zodat de blootstelling minder lang is). Op de laatste plaats - in principe als tijdelijke noodmaatregelen, totdat betere oplossingen voorhanden zijn - moeten Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) verstrekt worden. Ik heb de arbeidshygiënische strategie ook toegepast op de bij mijn onderzoek gevonden arbeidsrisico’s en de uitwerking hiervan is te vinden in hoofstuk 6.4 op pagina 24.
R.T. de Vries
Pagina 19 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6. UITVOEREND KADER & RESULTATEN 6.1. INVENTARISATIE VAN TAKEN EN ACTIVITEITEN Om de risico’s te bepalen en te inventariseren is er een overzicht gemaakt van de diverse taken en hieronder vallende activiteiten. Na gesprekken met betrokken personen ben ik gekomen tot 4 hoofdtaken die onderverdeeld kunnen worden in totaal 27 activiteiten. De hieronder genoemde activiteiten zijn genummerd en verwerkt in een matrix, zoals genoemd in hoofdstuk 5.1. Hoofdtaken: Inblokken en droogzetten van rioolsysteem (activiteit 1 t/m 9) Reinigen van rioolsysteem (activiteit 10 t/m 15) Uitvoeren van reparaties/onderhoud (activiteit 16 t/m 21) In bedrijf nemen van rioolsysteem (activiteit 22 t/m 27) Inblokken/droogzetten Werkplek afzetten Opstellen equipment Gastest nemen put Verwijderen roosters Leegzuigen putten Plaatsen ballonnen Bemaling aanbrengen Bemaling bijnemen Aanbrengen ladder
Reinigen Opstellen equipment Gastest nemen put Inzet vacuumwagen HD reinigen riool Afvoeren zand/slib Camera inspectie
Repareren/onderhoud Opstellen equipment Gastest nemen put Betreden rioolput Repareren aansluiting Lekkage injecteren Putwand herstellen
In bedrijf nemen Opstellen equipment Gastest nemen put Verwijderen ballon Verwijderen ladder Bemaling afvoeren Plaatsen roosters
6.2. INVENTARISATIE EN RANGSCHIKKEN VAN RISICO’S Alle bovengenoemde activiteiten zijn, elk apart, met behulp van de matrix (zie hoofdstuk 5.1) uitgedrukt in een dimensieloos risicogetal. Hierdoor is goed duidelijk geworden welke activiteiten gepaard gaan met hogere risico’s en welke met lagere. De risico’s kunnnen nu gerangschikt worden naar getalswaarde en vervolgens is er gekeken naar de mogelijkheden om deze risico’s te reduceren. Voor de complete risicomatrix zie bijlage 1 op pagina 36. Volgens deze methode is er een aantal activiteiten dat er uit springt. Zij dienen kritisch bekeken te worden om de nu aanwezige risico’s, indien mogelijk, te reduceren. Deze activiteiten zijn: Nr. 5. 4. 9. 6.
Activiteit Inblokken/Droogzetten Leegzuigen van de putten Verwijderen van putroosters Aanbrengen van ladder Plaatsen van ballonnen
Nr.
Activiteit Repareren/onderhoud 18. Betreden van de rioolput 21 Putwand herstellen
R.T. de Vries
Risicogetal 32 21 20 16 Risicogetal 36 18
Nr.
Activiteit
Reinigen 13. HD Reinigen van het riool 12. Inzet van vacuumwagen
Risicogetal 40 32
Nr.
Activiteit Risicogetal In bedrijf nemen van het riool 27. Terugplaatsen putroosters 21 24. Verwijderen van de ballonnen 16
Pagina 20 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6.3. REDUCEREN VAN DE RISICO’S Alle hierboven beschreven activiteiten zijn opnieuw bekeken en na de diverse beheersmaatregelen opnieuw gewogen en uitgedrukt in een getal met als doelstelling om de risico’s gevonden in bijlage 1 te verlagen cq. elimineren (indien mogelijk). Voor de risicomatrix ná de beheersmaatregelen, zie bijlage 2 op pagina 37 en ook hoofdstuk 5.1. De totale risicoreductie wordt verduidelijkt in figuur 6 op pagina 33. Hierin is goed te zien wat de totale risicoreductie is per activiteit na het nemen van de diverse beheersmaatregelen. In figuur 7 op pagina 33 wordt de totale risicoreductie per hoofdtaak verduidelijkt, uitgedrukt in procenten. Activiteit № 5: Leegzuigen (afromen) van de putten: Werken in de industriële reinigingsbranche staat als “fysiek zwaar” bekend. Er wordt vaak in ongunstige houdingen gewerkt en besloten ruimten. Tijdens het reinigen en het aan- en afkoppelen van slangen kan men blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen. Een belangrijk risico is fysieke overbelasting die kan leiden tot gezondheidsschade en zelfs uitval van het arbeidsproces. Van invloed is het regelmatig tillen van zware slangen die nodig zijn om de putten met behulp van een vacuumwagen af te romen alvorens met reinigen begonnen kan worden. Zware slangen (vanaf 25 kg) moet men met minimaal 2 personen verplaatsen. Vermeden dient te worden dat de slang vaak verplaatst dient te worden en gezien de aanwezigheid van oliehoudende vloeistoffen/dampen in het riool moet ook voorkomen worden dat de persoon die de slang tilt/verplaatst zich te veel boven de put bevindt. Van invloed is ook een recent ongeval tijdens een vergelijkbaar karwei, zie activiteit № 12. Putlevels mogen niet te laag getrokken worden i.v.m. het met elkaar in verbinding komen van putten en zo mogelijke verspreiding van eventuele explosieve dampen. Voordat de slangen worden losgekoppeld dienen deze eerst gespoeld te worden met water om blootstelling aan productresten te voorkomen. Het werk dient dusdanig georganiseerd te worden dat hierboven genoemde risico’s zo laag mogelijk blijven. Werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden conform de SIR procedure “Veilig werken met de druk/vacuümtankwagen” en de Shell procedure “Procedure Industrial Cleaning”. Voor aanvang van de werkzaamheden dient een contrôlelijst ingevuld te worden, zie bijlage 6 op pagina 47. Bereikte risicoreductie: 72%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 4: Verwijderen van de putroosters: Normaliter is het gebruikelijk om bij het toegankelijk maken van de rioolputten het rooster met 2 personen op te tillen en te verplaatsen. Gezien het gewicht van deze roosters (sommige wegen ca. 40 kg of zelfs meer) is het beter om naar een alternatief te kijken om deze roosters te verplaatsen en dit niet met “menselijke kracht” te doen. Een goed alternatief is het gebruik van een zogenaamde Atlaskraan (of ander mechanisch hulpmiddel) met gekeurd hijsgereedschap die de roosters dan kan optillen en verplaatsen. Vaak is een Atlaskraan toch voorhanden in de voorbereidende fase bij het opstellen van equipment. Bereikte risicoreductie: 57%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 9: Aanbrengen van de ladder: Vallen en struikelen speelt hierbij een grote rol. Een losse ladder is per definitie een gevaarlijk arbeidsmiddel en het gebruik hiervan, zeker gezien de ongevalshistorie met ladders, dient zoveel mogelijk voorkomen cq. ontmoedigd te worden dan wel beperkt. Jaarlijks vinden er zo’n 1000 tot 1500 ongevallen plaats bij het werken op hoogte (bron: Arbeidsinspectie). Een voorstel tot reductie is het plaatsen van een gefixeerde ladder die ondersteund wordt door een kleine stelling cq. stellage. Hierdoor is het valgevaar van de ladder afgenomen doordat deze niet meer kan kantelen/verschuiven. Bereikte risicoreductie: 50%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37).
R.T. de Vries
Pagina 21 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Activiteit № 6: Plaatsen van ballonnen: De te betreden put dient gesepareerd te worden van het bestaande riool. Daarvoor dient deze, nadat het complete rioolstelsel eerst in niveau is verlaagd, ingeblokt te worden met zogenaamde rioolafsluiters, beter bekend als “ballonnen”. Deze ballonnen worden in alle toeen afvoerleidingen van de put geplaatst en met behulp van werklucht op druk gebracht waardoor een perfecte afdichting wordt verkregen. Als extra borging worden alle ballonnen dubbel uitgevoerd, zie ook figuur 5 op pagina 25. Het is gebruikelijk om de ballonnen te plaatsen wanneer de put voldoende leeg is en dan wel vanaf buitenaf met behulp van een stok. Dit is alleen goed toepasbaar bij kleine ballonnen en wanneer de te af te dichten put-invoer binnen handbereik is (meestal is dit niet het geval). Hoe groter de leidingdiameter, des te groter de diameter van de ballonnen die gebruikt moeten worden. Vanwege het struikel- en valgevaar bij het gebruik van een stok is het veiliger om de ballonnen te plaatsen wanneer men zich in de put bevindt. Gezien de aanwezige vervuiling in het oliehoudend riool dient dit wel met behulp van adembescherming te gebeuren, ook na de gebruikelijke reinigingsprocedure! Door deze maatregelen wordt het val- en struikelgevaar teruggedrongen. Bereikte risicoreductie: 75%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 13: HD-Reinigen van het riool: Deze activiteit scoort het hoogst, namelijk 40. Hier wordt de score bepaald door het feit dat er met zwaar materieel gewerkt wordt. Tevens krijgt men te maken met hoge geluidsniveaus en belastende trillingen voor de spieren in schouders en armen. Er dient naar gestreefd te worden om de handelingen met zware slangen en ander materieel zo veel mogelijk te beperken en tijdens het reinigen zoveel mogelijk bij de put vandaan te blijven vanwege vrijkomende dampen tijdens het reinigen. Vanwege het vrijkomen van schadelijke dampen tijdens het reinigen moet er adembescherming gedragen worden samen met beschermende kleding. Vanwege het geluidsniveau uit de omgeving en tijdens het reinigen is gehoorbescherming verplicht. Reinigen van putten dient met een zo laag mogelijke druk te gebeuren waardoor de bediener van de spuitlans zo min mogelijk fysiek belast wordt. Werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden conform de SIR procedure “Hoge Druk Vloeistof Reiniging” en de Shell procedure “Procedure Industrial Cleaning”. Voor aanvang van de werkzaamheden dient een contrôlelijst ingevuld te worden, zie bijlage 7 op pagina 48. Bereikte risicoreductie: 62%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 12: Inzet van vacuumwagen: De hoge score wordt bepaald door onder andere een incident dat vrij recent binnen Shell heeft plaats gevonden bij een vergelijkbaar karwei. Bij werkzaamheden met een vacuumwagen is een contractor met zijn hand in de slang van de vacuumwagen terecht gekomen terwijl deze op onderdruk (-0.9 bar) stond. Hierbij heeft hij zijn hand verwond. Een aandachtspunt is dus dat de handelingen met slangen en ander zwaar materieel zoveel mogelijk beperkt dienen te worden. Belangrijk is dat de machinist van de vacuumwagen niet aan schadelijke dampen wordt blootgesteld en hij dient dus zoveel mogelijk uit de buurt van de put te blijven. Wanneer dit niet mogelijk is wordt adembescherming verplicht gesteld. Slangen van een vacuumwagen zijn kwetsbaar en vormen een struikelobject. Verkeer in de omgeving van het karwei dient geweerd te worden i.v.m. het mogelijk kapot rijden van de slangen door andere voertuigen. Het werkgebied moet dus goed worden afgezet. Voordat de slangen worden losgekoppeld dienen deze eerst gespoeld te worden met water om blootstelling aan productresten te voorkomen. Zie ook de beheersmaatregelen genomen bij activiteit № 5 op pagina 21. Werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden conform de SIR procedure “Veilig werken met de druk/vacuümtankwagen” en de Shell procedure “Procedure Industrial Cleaning”. Voor aanvang van de werkzaamheden dient een contrôlelijst ingevuld te worden, zie bijlage 6 op pagina 47. Bereikte risicoreductie: 72%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37).
R.T. de Vries
Pagina 22 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Activiteit № 18: Betreden van de rioolput: Deze activiteit scoort ook hoog, namelijk 36, en dient dus goed op risicoreductie beoordeeld te worden. Een rioolput moet beschouwd worden als een besloten ruimte. Werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden conform de Shell procedure “Werken in besloten ruimte”. Kijkende naar de omstandigheden kunnen we risico’s reduceren door de frequentie van betreden zo laag mogelijk te houden en gebruik te maken van een goed gefixeerde ladder zodat de kans op vallen en struikelen kleiner wordt. De ladder kan immers niet meer kantelen/verschuiven. Gezien de aanwezigheid van restproducten na het reinigen in de putwand (uitdampen van koolwaterstoffen uit het beton) dienen personen die de rioolput betreden gebruik te maken van volledig onafhankelijke adembescherming en dienen zij voorzien te zijn van een continue gasmeter die primair op LEL zal meten. Om in geval van calamiteiten de persoon in de put te beschermen en snel te kunnen evacueren is het gebruik van een reddingslijn een goede maatregel, eventueel in combinatie met een zwemvest. Een putwacht is vereist. Omdat er gewerkt wordt in een fabrieksinstallatie die in bedrijf is wordt er op maaiveld niveau een gashond (continue EX/OX meter met luid alarm) neergezet. Bereikte risicoreductie: 66%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 21: Putwand herstellen: Evenals bij activiteit № 18 moet hier gewerkt worden met volledig onafhankelijke adembescherming. Werkzaamheden dienen eveneens uitgevoerd te worden conform de Shell procedure “Werken in besloten ruimte”. Door de ladder dusdanig te plaatsen en te fixeren dat de te behandelen putwanden tijdens het reparatieproces goed toegankelijk zijn hoeft er niet in een ongemakkelijke houding gewerkt te worden, sommige rioolputten zijn niet echt groot qua omvang. Door de reparatiemortel en gereedschap in een emmer via een touw in de put te laten zakken en dus niet via de ladder wordt bereikt dat de kans op vallen/struikelen afneemt. Bereikte risicoreductie: 33%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 27: Terugplaatsen van putroosters: Er geldt hier hetzelfde als bij activiteit № 4 op pagina 21. Bereikte risicoreductie: 57%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37). Activiteit № 24: Verwijderen van de ballonnen: Doordat de ballonnen de mogelijkheid bezitten om deze van buitenaf leeg te laten lopen middels een slangetje dient men bewust te zijn van het eventuele val- en struikelgevaar. Het is daarom verstandiger om de ballonnen te verwijderen vanuit de put. Wanneer de reparatie van de putwand gereed is en gecontroleerd kan na de inspectie gelijk de desbetreffende ballon verwijderd worden. Hierdoor wordt het val- en struikelgevaar teruggedrongen. In ieder geval kunnen de ballonnen die de putten B, C en E inblokken vanuit de put worden verwijderd. De ballonnen die de putten A, D en F ingeblokt houden kunnen dan via de buitenzijde (met inachtname van het valgevaar) verwijderd worden door ze leeg te laten lopen en via het slangetje naar boven te trekken. Zie figuur 5 op pagina 25. Bereikte risicoreductie: 50%. (Zie bijlage 1 en 2 op pagina 36 en 37).
R.T. de Vries
Pagina 23 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6.4. TOEPASSEN VAN DE ARBEIDSHYGIËNISCHE STRATEGIE Wegnemen van de bron (Isoleren) Er dient voor gezorgd te worden dat er zo min mogelijk olie cq. oliehoudende producten in het oliehoudende riool terrecht komen. Deze producten horen simpelweg niet thuis in dit riool. Het oliehoudend riool mag niet beschouwd worden als systeem waar simpelweg olie in geloosd kan worden. Er dient operationeel gezien zoveel mogelijk rekening mee gehouden te worden dat bij werkzaamheden waarbij de mogelijkheid bestaat dat deze producten in het riool terrecht kunnen komen er maatregelen getroffen dienen te worden, bijvoorbeeld de inzet van een vacuümwagen. De aanwezigheid van licht ontvlambare (oliehoudende) producten in een rioolsysteem kunnen tevens zorgen voor zeer onveilige situaties. Een goed voorbeeld hiervan is het ongeluk in de Mexicaanse stad Guadalajara op 22 april 1992. De ramp vond plaats in de wijk Analco en kostte aan zeker 206 mensen het leven. Er vond een explosie plaats in het rioolsysteem, die twaalf kilometer aan straten en duizenden woningen vernietigde, vijf uur later gevolgd door een tweede. Een bijkomend voordeel is het feit dat er ook “schoner” rioolwater naar de waterzuiveringsinstallatie gaat waardoor de milieubelasting lager zal zijn. Dit resulteert in een afname van de kans op een eventueel milieu incident wat voor het bedrijf nadelige gevolgen kan hebben zoals imagoschade en zeer hoge boetes van de overheid. Er is vrij recent door operatie een procedure geschreven om via een stappenplan alle putten te spoelen. Hierdoor wordt het riool alvorens te reinigen of andere werkzaamheden voor het grootste gedeelte van de “eerste” hoeveelheid olie ontdaan. Afschermen van de bron (Preventieve maatregelen) Gezien het ontwerp van het rioolsysteem en de constructie van de putten waarin gewerkt wordt dient vóór het betreden de werkplek eerst goed gereinigd te worden. Ook dient de put die betreden gaat worden gesepareerd te worden van het in bedrijf zijnde riool zodat de uitvoerenden afgeschermd worden van de bron (lees: schadelijke vloeistoffen in het riool). Aanwezige vloeistof dient weggepompt/weggezogen te worden en achtergebleven rioolslib dient ook verwijderd te worden, een ander risico dat hierdoor verkleind wordt is de kans op verdrinking tijdens arbeid in het rioolsysteem. Een andere preventieve maatregel is het aanbrengen van duidelijke harde afzetting zodat de put tijdens werkzaamheden goed is afgeschermd van de omgeving. Afschermen van de mens (Correctieve maatregelen) De tijd dat iemand in een rioleringsstelsel moet werken, dient zo kort mogelijk te zijn. Het is gebruikelijk om twee uur arbeid in het riool af te wisselen met één uur lichte arbeid buiten het riool of met een pauze. Als de medewerkers persluchtmaskers dragen, geldt een maximale duur voor de werkzaamheden van één uur. De pauzes zijn in dat geval even lang als de duur van de gewerkte tijd. Toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen (Schadebeperkende maatregelen) Na het nemen van isolerende, preventieve- en correctieve maatregelen blijft het noodzakelijk om bij het betreden van het riool gebruik te maken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hierbij moet men denken aan onafhankelijke adembescherming en beschermde kleding- en schoeisel (vloeistofdichte overall en rubber laarzen in combinatie met PVC handschoenen). Het is nu eenmaal onmogelijk om een oliehoudend riool voor 100% te reinigen en men dient er altijd rekening mee te houden dat er schadelijke stoffen aanwezig kunnen zijn door het uitdampen van de betonnen putwanden die iets poreus zijn en na reinigen bloot komen te liggen. Ruwe aardolie bevat van nature zware metalen en men moet er van uit gaan dat deze ook aanwezig zijn in het olie houdend riool waarin gewerkt wordt. Personen die in het riool gaan werken moeten ook beschermd worden tegen verdrinkingsgevaar. Er dient gebruik gemaakt te worden van leeflijnen in combinatie met een zwemvest zodat in geval van calamiteiten de putwacht de personen uit de put kan takelen. Betreders van het riool moeten zich na de arbeid goed kunnen wassen en schone kleding kunnen aantrekken. Hiervoor dient een kleedruimte beschikbaar te zijn. Vanwege het geluidsniveau in de fabrieksinstallatie is gedurende alle activiteiten het dragen van gehoorbescherming verplicht! R.T. de Vries
Pagina 24 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6.5. OPERATIONELE RISICO’S Bij het inventariseren van de aanwezige arbeidsrisico’s is er ook gekeken naar de risico’s voor de fabrieksoperatie wanneer tijdelijk bepaalde delen van het olie houdende riool niet beschikbaar zijn. Zoals omschreven bij de in hoofdstuk 6.4. genoemde preventieve maatregelen dient de te repareren put eerst gesepareerd te worden van het bestaande olie houdende riool, dit om personen die de put moeten betreden een veilige werkomgeving te kunnen bieden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van opblaasbare rioolafsluiters die dubbel worden ingebracht in alle aan- en afvoerleidingen van de put waarin gewerkt gaat worden. Dit wordt verduidelijkt in figuur 5. Doordat een put wordt gesepareerd dient er wel rekening mee gehouden te worden dat hierdoor bepaalde delen van het olie houdende rioolsysteem tijdelijk niet beschikbaar zijn en dit voor eventuele problemen kan zorgen. Er dienen dus maatregelen getroffen te worden zodat er tijdens het onderhoud/renovatie van het olie houdende riool zoveel mogelijk capaciteit van het olie houdende riool ter beschikking blijft en de overlast zoveel mogelijk beperkt wordt.
OLVA'S
PUT A
PUT B
PUT C
PUT D
POMP 1 PUT E POMP 2
PUT F POMP 3
Figuur 5: Schematische opstelling van pompen en rioolafsluiters t.b.v. inblokken rioolputten
Put B, C en E worden gesepareerd door de toevoer en afvoer van deze putten in te blokken met rioolafsluiters, deze zijn in figuur 5 weergegeven door de rode stippen. Dit betekent dat de toevoer naar de putten D en F (afkomstig van het in bedrijf zijnde olie houdende riool cq. andere delen in de fabriek) niet meer via de andere putten uiteindelijk via eindput A het terrein naar de olievangers (OLVA’s) kan verlaten. Om toch doorgang van het olie houdende riool te garanderen worden de putten D en F omgeleid naar put A met behulp van pomp 1 en pomp 3. Pomp 2 wordt incidenteel gebruikt om eventueel regenwater uit put E weg te pompen. De pompinstallaties dienen van voldoende capaciteit te zijn om bij extreme regenval toch voldoende water af te voeren. Ik heb alle operationele risico’s voortkomend uit de uit te voeren werkzaamheden met behulp van een TRA geïnventariseerd en geprobeerd te beheersen. Aandachtspunten zijn: garanderen van rioolbeschikbaarheid, pompinstallaties zijn mogelijk niet-EX uitgevoerd, opstellen van deze pompen en de route van de diverse slangen die naar put A worden geleid, fabrieksinstallaties zijn gewoon in bedrijf tijdens het onderhoud en hoe te handelen wanneer in noodsituaties de putten in gebruik genomen moeten worden. De volledige TRA is als bijlage 3 op pagina 38 en pagina 39 bij deze scriptie bijgevoegd.
R.T. de Vries
Pagina 25 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Eén van de aanbevelingen die uit het onderzoek naar voren is gekomen is het schrijven van een (werk)instructie ten behoeve van de operationele afdeling waarin belangrijke informatie vermeld staat over hoe te handelen in bijzondere situaties. Uit gesprekken met de hoofdaannemer is naar voren gekomen dat de toegepaste pompinstallatie EX is uitgevoerd en wordt aangedreven middels een diesel-aggregaat. Dit aggregaat wordt zo gunstig mogelijk opgesteld, dit houdt in op een zo veilig mogelijke locatie en beveiligd met een gasdetectiesysteem (octopus). Ervaring leert dat het toegepaste equipment ruim voldoende pompcapaciteit heeft om tijdens normale omstandigheden (ook bij zware regenval) het riool op niveau te houden. Bij droog weer en geen aanbod van water zal de pompinstallatie zelfs buiten bedrijf zijn. Alleen in bijzondere situaties, bijvoorbeeld bij calamiteiten (bij brand: gebruik van grote hoeveelheden bluswater) mogen de ballonnen verwijderd worden. Alle werkvergunningen dienen dan wel ingetrokken te zijn, m.a.w. oliehoudend riool gerelateerd werk moet eerst gestopt zijn. Dit moet wel als laatste redmiddel worden gezien omdat het riool zich dan weer zal gaan opvullen met smerig water en dit is tijdens het lopende karwei niet gewenst. Aan de pompinstallatie is een zogenaamde pompkaart bevestigd waarop vermeld staat hoe men moet handelen wanneer er iets met de pompinstallatie of aggregaat aan de hand is. Op deze kaart staan contactgegevens over wie men (24 uur per dag) kan benaderen in geval van problemen. Het is verboden om door onbevoegden de pompinstallatie te stoppen, dit dient te allen tijde door de aannemer te gebeuren. Alle betrokkenen zijn ruimschoots voor aanvang van het karwei op de hoogte gebracht van deze belangrijke zaken.
R.T. de Vries
Pagina 26 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6.6. WERKVERGUNNING EN TAAKRISICOANALYSE De werkvergunning is een systeem dat in de procesindustrie gebruikt wordt om de veiligheid te verhogen, zodat lichamelijk letsel en materiële schade voorkomen kunnen worden. Voor alle werkzaamheden op of aan de installaties is zo'n vergunning vereist. Op de vergunning staat vermeld wat de werkzaamheden inhouden, wat de veiligheidsrisico's zijn, welke persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt moeten worden en wat verder nog van belang kan zijn. Wanneer er sprake is van bijzondere gevaren dienen minimum wettelijke voorschriften inzake veiligheid en gezondheid opgenomen te zijn in een veiligheids- en gezondheidsplan. Ook bij omvangrijke projecten/werkzaamheden (duur > 30 dagen en meer dan 20 medewerkers tegelijkertijd of duur meer dan 500 mensdagen) moet een V&G/A&M plan opgesteld worden en is kennisgeving aan de Arbeidsinspectie verplicht. Voor nietomvangrijke projecten/werkzaamheden maar wanneer er wel sprake is van de hierboven genoemde bijzondere gevaren wordt gebruik gemaakt van een werkvergunning categorie hoog. Bij juist toepassen van deze methode wordt in voldoende mate voldaan aan de minimum voorschriften van het Arbobesluit. Bij het opstellen van een veiligheids- en gezondheidsplan cq. arbo- en milieuplan moeten we zeven verplichte onderwerpen benoemen. Deze zeven onderwerpen zijn volledig geïntegreerd in de werkvergunning en zijn als volgt: 1. De risico-inventarisatie- en evaluatie van de gevaren worden met een taakrisicoanalyse gedaan (TRA). 2. De wijze van samenwerking tussen werkgevers is geregeld via de standaard taakverdeling op de werkvergunning. 3. Voorzieningen en maatregelen die moeten worden getroffen zijn terug te vinden in de kolommen “Maatregelen te nemen door verstrekkende afdeling” en “Maatregelen te nemen door houder” en aanvullende maatregelen vermeld in de TRA. 4. Toezicht: geregeld door toezichthoudende rol van de vergunninghouder en de rol van de operator. Ook kunnen er extra eisen worden gesteld zoals het inzetten van een mangatwacht of brandwacht. 5. Overleg tussen werkgevers en werknemers is geregeld doordat de werkvergunning communicatie bewerkstelligt tussen de aanvrager, verstrekker, houder, de uitvoerenden en operations. De werkvergunning moet dus gezien worden als een belangrijk communicatiemiddel. 6. Voorlichting en onderricht wordt bewerkstelligd tijdens het verstrekken van de vergunning, er vindt dan een mondelinge instructie plaats. Eventueel is er ook nog de mogelijkheid om middels een TRA een Toolbox voor te schrijven. 7. Bij eventuele wijzigingen van het plan moet de vergunning worden ingetrokken en dient de procedure opnieuw gestart te worden. Er wordt ook onderscheid gemaakt in de niveaus laag en hoog. Er wordt gekeken of er gevaar is voor de aanwezige personen voortkomend uit het werk, of de uitvoerder met zijn werk een gevaar vormt voor het proces of zijn omgeving, of er kans is op een procesverstoring en of de omgeving gevaar uitoefent op de aanwezige personen. Uit de procedure blijkt dat wanneer er sprake is van gevaren voor onszelf of anderen als gevolg van de uit te voeren activiteiten, gebruikte gereedschappen, materialen of hulpmiddelen er gewerkt moet worden met werkvergunning categorie “hoog”. Met inachtname van bovenstaande wordt de renovatie van het fabrieksriool van crude distiller CD6 uitgevoerd met een werkvergunning categorie “hoog” en taakrisicoanalyse TRA. Vanwege de hoeveelheid personen die het werk uitvoeren (circa 6 à 8 personen) en de geplande tijdsduur (10 werkdagen per cluster) hoeft er dus geen veiligheids- en gezondheidsplan geschreven te worden en volstaat een werkvergunning met taakrisicoanalyse. Een voorbeeld van een werkvergunning is bijgevoegd in deze scriptie, zie bijlage 4 op pagina 40. Met behulp van een TRA worden alle werkzaamheden stapsgewijs in teamverband doorlopen om zo gestructureerd alle risico’s collectief te onderkennen en beheersmaatregelen te kunnen vaststellen. Bij het opstellen van een TRA dienen minimaal de aanvrager en de verstrekker van de werkvergunning aanwezig te zijn. R.T. de Vries
Pagina 27 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
6.7. SAMENVATTING VAN HET TRAJECT In tabelvorm wordt hieronder een samenvatting weergegeven van de te nemen stappen bij het karwei. De opzet is identiek aan die toegepast wordt in een V&G plan. Omschrijving Algemeen toezicht
Frequentie
Door wie
Opmerkingen
Dagelijks
Uitvoerder en Operatie Volgens rooster
Mate van supervisie vastleggen middels werkvergunning Volgens eigen inspectiesystematiek van aannemer/Shell Per werklocatie een aparte werkvergunning aanvragen
Veiligheidsinspecties Volgens rooster OOG Ronden Indienen Wekelijks of werkvergunning verlengen
Aanvrager werkzaamheden
Nr
Arborisico's
Maatregelen
1
Brand/Explosie, ongevallen algemeen, milieuincidenten, EHBO gevallen
− Medewerkers voor aanvang geïnstrueerd via startinstructie − Geen heet werk en verkeer in werkomgeving − Toepassen van continue gasdetectie − Inzet juiste communicatiemiddelen − EHBO trommel aanwezig in controlekamer − Bekendmaken vluchtplan bij betrokkenen − Reinigen volgens SIR procedure − Te allen tijde gehoorbescherming dragen − Voor aanvang werkzaamheden OH-riool doorspoelen en HD-reinigen door aannemer − Gebruik juiste PBM’s en onafhankelijke adembescherming − Zo kort mogelijke verblijftijd in put/riool − Equipment goed spoelen met water bij demontage − Productinformatiekaarten beschikbaar − Medewerkers voor aanvang geïnstrueerd via startinstructie. Uitleggen vluchtplan − Medewerkers voor aanvang geïnstrueerd via startinstructie − Gebruik uitbreiden aan de aard van de werkzaamheden.
2 3
Schadelijk Geluid Aanwezigheid van schadelijke stoffen
4
Vluchtwegen niet bekend/blokkeren
5
Verkeerd toepassen van PBM’s
6
Valgevaar op steigers en ladders
7
Klimaat (tocht, kou)
8 9
Meerdere aannemers Orde en netheid/ Good housekeeping
R.T. de Vries
− Veilige steigers en ladders (gekeurd, conform instructie gemonteerd) − Medewerkers voor aanvang geïnstrueerd via startinstructie − Materiaal transporteren met emmer en touw − Kleding aanpassen aan weersomstandigheden met inachtneming standaard voorgeschreven PBM’s − Goede communicatie/afspraken maken − Dagelijks toezicht − Periodieke veiligheidsinspecties/OOG − Opgeruimde werkplek
Pagina 28 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
Eerste verantwoordelijke Veiligheidskundige Vergunningenbalie Aannemer Vergunningenbalie Vergunningenbalie Vergunningenbalie Aannemer Allen Operatie Aannemer
Vergunningenbalie Veiligheidskundige Vergunningenbalie Veiligheidskundige Aannemer Aannemer Veiligheidskundige Aannemer Allen
Allen Supervisie door Aannemer Operatie
30-09-2008
Nr
Arborisico's
Maatregelen
10
Gevaar door verkeerd gebruik van gereedschappen
11
Hijsen van lasten
12
Werken in besloten ruimten
13
Tillen van zware lasten/Fysieke overbelasting
14
Fabrieksriool gedeeltelijk buiten bedrijf
15
Verdrinkingsgevaar
− Instructie medewerkers over juist gebruik, algemeen vakmanschap, VVA-I opleiding − Alle machines, hulpmiddelen en gereedschappen worden periodiek gekeurd − Lasten aanslaan door VVL gecertificeerden − Deugdelijk, gekeurd hijsmateriaal gebruiken − Werkplek afzetten − Werkvergunning categorie Hoog per locatie − Ruimte gastesten voor betreden (OX/EX/TOX) − Putwacht te allen tijde aanwezig met portofoon − Gebruik van juiste PBM’s − Werken volgens procedure 05.00.1071 − Zoveel als mogelijk gebruik van mechanische tilen transporthulpmiddelen (Atlas kraan) − Slangen tillen met minimaal 2 personen − Reinigen met een zo laag mogelijke druk − Geen verkeer en heet werk in de fabriek − Operatie instrueren hoe te handelen bij calamiteiten − Gebruik van zwemvest met reddingslijn − Pompinstallatie in bedrijf voor- en tijdens de werkzaamheden
R.T. de Vries
Pagina 29 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
Eerste verantwoordelijke Aannemer
Aannemer
Vergunningenbalie Operatie
Aannemer
Vergunningenbalie
Aannemer
30-09-2008
7. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 7.1. CONCLUSIE Bij het onderhoud cq. renovatie van het oliehoudend riool van Crude Distiller CD6 zijn er activiteiten met een verhoogd risico. Buiten de arbeidsrisico’s zijn er ook operationele risico’s Met behulp van beheersmaatregelen zijn deze terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau. De totale risico’s bij het onderhoud cq. renovatie van het oliehoudend riool CD6 zijn met 46,3% terug te brengen, gebaseerd op de getallen uit de risicomatrix. De reductie van de arbeidsrisico’s per activiteit worden verduidelijkt in figuur 6 op pagina 33 en de totale reductie van de arbeidsrisico’s, uitgedrukt in procenten, danwel per hoofdtaak wordt verduidelijkt in figuur 7 op pagina 33. Door het juist toepassen van een TRA en werkvergunning en goede voorbereiding in combinatie met risico inventarisatie en evaluatie en toepassen van de arbeidshygiënische strategie kan het werk veilig uitgevoerd worden. De vergunningverstrekker speelt een essentiële rol en kan bijvoorbeeld een positieve bijdrage leveren door bij werkzaamheden die mogelijk een lozing naar het oliehoudende riool kunnen veroorzaken te benadrukken dat dit voorkomen dient te worden. Er is duidelijke wetgeving voor wat betreft de relatie tussen arbeidsveiligheid en de uit te voeren werkzaamheden. De in deze scriptie toegepaste RIE-methode kan uitstekend worden toegepast bij andere vergelijkbare karweien in de voorbereidingsfase. Ik vind de arbeidshygiënische strategie een prima methode om arbo gerelateerde kwesties te benaderen. Bij mijn onderzoek heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de checklijsten afkomstig uit de publicaties “Werken in riolen”, publicatie van Arbouw en het Veiligheidsvoorschrift “Veilig werken in riolen”, uitgave van de vereniging afvalbeheer. Deze checklijsten kunnen samengevoegd worden en vertaald worden naar een checklijst die voor het betreden van het oliehoudende riool gebruikt kan worden. De huidige Shell BBS procedure Rioolinspectie 02.00.2017 vind ik wat dat betreft erg summier. Het karwei is aangenomen door een hoofdaannemer die vervolgens weer met subcontractors werkt. Dit houdt in dat in sommige gevallen meerdere aannemers tegelijk aan het werk zijn. Het is belangrijk dat de communicatie onderlling goed verloopt en dat er via de hoofdaannemer voldoende toezicht is op het juist en veilig uitvoeren van de werkzaamheden. Ook van Shell-zijde is toezicht van essentieel belang.
R.T. de Vries
Pagina 30 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
7.2. AANBEVELINGEN Er is aangetoond dat de aanwezige risico’s verminderd kunnen worden. Hieronder volgt een opsomming per hoofdtaak van de belangrijkste aanbevelingen die naar voren zijn gekomen, zie ook hoofdstuk 6.3. vanaf pagina 21. Tevens zijn hierin de bevindingen van de besproken Taakrisicoanalyse verwerkt, zie bijlage 3 op pagina 38 en 39. Inblokken/droogzetten Reinigen
Repareren/onderhoud In bedrijf nemen
Oliehoudend riool voor aanvang van de werkzaamheden eerst goed doorspoelen met water. Goede Housekeeping. Gehoorbescherming verplicht. Zware slangen verplaatsen met minimaal 2 personen. Slangen zo min mogelijk verplaatsen. Slangen beschermen tegen verkeersinvloeden/ingraven. Geen verkeer in de plant. Geen heet werk in de plant. Werkplek afzetten. Zo min mogelijk boven putten verblijven. Putlevels niet te laag trekken. Slangen goed spoelen met water alvorens los te koppelen. Putdeksels verwijderen met mechanisch hulpmiddel (Atlas). Gebruik van gefixeerde ladder met stelling om put te betreden.
Gehoorbescherming verplicht. Handelingen met zware slangen zoveel mogelijk beperken. Zo min mogelijk boven putten verblijven. Slangen beschermen tegen verkeersinvloeden. Geen verkeer in de plant. Geen heet werk in de plant. Werkplek afzetten. Slangen goed spoelen met water alvorens los te koppelen. Frequentie van betreden zo laag mogelijk houden. Gebruik van gefixeerde ladder met stelling om put te betreden. Gebruik van onafhankelijke adembescherming. Gebruik van reddingslijn en zwemvest bij werk in putten. Tijdens werkzaamheden continue gasdetectie (EX/OX) gebruiken. Putwacht inzetten. Reparatiemateriaal aanvoeren in put met behulp van emmer aan touw.
Gehoorbescherming verplicht. Ballonnen plaatsen vanuit de put met adembescherming. Handelingen met zware slangen zoveel mogelijk beperken. Zo min mogelijk boven putten verblijven. Gebruik van adembescherming tijdens het reinigen en geschikte kleding (Volgens SIR). Reinigen met een zo laag mogelijke druk.
Gehoorbescherming verplicht. Putdeksels verwijderen met mechanisch hulpmiddel (Atlas). Ballonnen verwijderen vanuit de put gelijk na putinspectie.
Algemene aanbeveling: Goede communicatie onderling via hoofdaannemer en voldoende toezicht tijdens uitvoering van het werk!
Het verdient aanbeveling om de fabrieksoperatie in te lichten over hoe men (in geval van calamiteiten) de ballonnen kan verwijderen en met wie men contact kan opnemen wanneer er bijvoorbeeld problemen zijn met de bemaling van het riool, wanneer het werk in uitvoering is. Het schrijven van een werkinstructie hiervoor verdient aanbeveling. Zie ook hoofdstuk 6.5. op pagina 25 en 26. Het is wenselijk om alle bevindingen uit mijn scriptie te betrekken bij het maken van een startinstructie die bij aanvang van de werkzaamheden aan betrokkenen gepresenteerd zal worden.
R.T. de Vries
Pagina 31 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Alle belangrijke bevindingen zijn verwerkt in een eenvoudig plan van aanpak met tijdspad, zie hieronder: Plan van aanpak: № 1
Onderwerp Checklijsten uit publicaties van derden
Actie Samenvoegen tot één bruikbare checklijst
2 BBS Procedure Rioolinspectie 02.00.2017 te summier
Meer informatie laten toevoegen door beheerder
3 Goede communicatie tijdens het karwei
Supervisie tijdens uitvoering
4 RI&E Methode uit scriptie eventueel toepassen voor andere karweien.
Bespreken met veiligheidskundige RDU
5 Operatie inlichten over hoe te handelen bij calamiteiten
Werkinstructie maken
6 Bevindingen samenbundelen en communiceren aan betrokkenen.
Startinstructie maken
Wie RDU/229 en HSEQ RDU/229 en inhoudelijk beheerder Vergunningbalie Operatie Aannemer RDU/229 en HSEQ
Wanneer
Prioriteit
1 kwartaal ‘09
e
3
1 kwartaal ‘09
e
3
Augustus 2008
1
e
1 kwartaal ‘09
3
RDU/229
Augustus 2008
1
RDU/229
Augustus 2008
1
Prio 1: Oplossen binnen 3 maanden Prio 2: Oplossen dit kalenderjaar Prio 3: Oplossen volgend kalenderjaar
R.T. de Vries
Pagina 32 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
45 40 35
Risicogetal
30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Activiteit Eindrisico
Reductie
Figuur 6: Risico’s en hun reductie per activiteit
REDUCTIE 100
80
36,4
39,2 48,6
46,3
53,9
Percentage
60
40
20
0 ett ogz Dr o / n e ok k Inbl
en
i Rein
gen a Rep
r
d er /on eren
d hou
ij f edr In b
e nem
et r nh n va
iool
al T ota
co Risi
Figuur 7: Risicoreductie per hoofdtaak en totale risicoreductie, uitgedrukt in procenten
R.T. de Vries
Pagina 33 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
8. GERAADPLEEGDE LITERATUUR/INTERNET/MULTIMEDIA 8.1. GERAADPLEEGDE INTERNET SITES http://www.shell.com http://www.ai-bladen.nl http://www.rijkswaterstaat.nl
8.2. GERAADPLEEGDE LITERATUUR/MULTIMEDIA Geschiedenis van Koninklijke Shell
ISBN 9085060871
3 DVD-Box “A Century Of Royal Dutch Shell” uitgave speciaal voor Shell personeel, met boekje over de geschiedenis van Shell Honderd jaar Shell Pernis Pratijkgids Arbeidsveiligheid 2008
ISBN 9090159479 ISBN 9013048919
Veiligheidszakboekje 2008 ISBN 9062287017 Vanaf pagina 172, hoofdstuk 32 “Werken in bestaande riolen en putten”. “Werken in riolen”, publicatie van Arbouw Veiligheidsvoorschrift “Veilig werken in riolen”, uitgave van de vereniging afvalbeheer, 1997 AI-5 “Veilig werken in besloten ruimtes” uitgave van Arbeidsinspectie 4e druk BBS Procedure Shell 05.00.1071 Werken in besloten ruimte BBS Procedure Shell 01.05.1033 Procedure Industrial Cleaning BBS Procedure Shell 02.00.2017 Rioolinspectie BBS Procedure Shell 02.00.2056 Dieselgedreven en niet-EX equipment BBS Procedure Shell 05.00.1070 Procedure Werkvergunningen SIR Procedure (Handboek Hoge Druk Vloeistof Reiniging) SIR Procedure (Handboek Veilig werken met de druk/vacuümtankwagen) Branchebrochure “Arbeidsrisico’s in de industriële reiniging” uitgave van Arbeidsinspectie Lesboek MVK, Blok 5, les 4, uitgave van Technicom, versie 2.0, oktober 2007. Vanaf pagina 17, hoofdstuk 5: Het opstellen van een taakanalyse. Lesboek MVK, Blok 3, les 6, uitgave van Technicom, versie 2.0, oktober 2007. Vanaf pagina 9, hoofdstuk 3: Werkvergunningen.
R.T. de Vries
Pagina 34 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
9. LIJST MET AFKORTINGEN / TERMEN 9.1. AFKORTINGEN CD6 RDU Wm Wvo MVK PVC PP LNG OPEC GTL Crude HT HDS PLTF3 DIPA H2S SRU SCOT HCl LPG LEL TRA EU Olva’s V&G/A&M plan PBM’s SIR OOG
Crude Distiller 6 Raffinaderij Destillatie en Utilities Wet milieubeheer Wet verontreiniging oppervlaktewater Middelbaar Veiligheids Kundige Poly Vinyl Chloride Polypropeen Liquified Natural Gas, vloeibaar aardgas Organization of the Petroleum Exporting Countries Gas To Liquids Ruwe aardolie Hydrotreater HydroDeSulphurisation unit Platformer 3 DiIsoPropylAmine Waterstofsulfide Sulphur Recovery Unit Shell Claus Off-gas Treating Waterstof Chloride/Zoutzuur Liquified Petroleum Gas Lower Explosion Limit (Onderste Explosie Grens) Taakrisicoanalyse Europese Unie Olievangers Veiligheids- en Gezondheidsplan/Arbo- en Milieuplan Persoonlijke Beschermings Middelen Stichting Industriële Reiniging Observatie van Ongewenst Gedrag
9.2. TERMEN Destillatie
Het scheiden van een vloeistofmengsel in componenten, gebaseerd op het verschil in onderlinge kookpunten van de componenten. Bulk Grote (onverpakte) hoeveelheden in groot volume. Blending Mengen van diverse producten met aditieven tot de gewenste specificatie. Octaangetal Het octaangetal is de grootheid voor de klopvastheid (de mate waarin de brandstof in een benzine-luchtmengsel kan worden samengeperst, met de daarbij behorende temperatuursverhoging, zonder tot ontbranding te komen) van benzine. Het octaangetal van benzine wordt gemeten door de klopvastheid te vergelijken met een mengsel van het makkelijk ontbrandbare normaal-heptaan en het moeilijk ontbrandbare iso-octaan. Hierbij geldt dat de klopvastheid van n-heptaan 0 en die van iso-octaan 100 is. Hydrogenatie Chemische omzetting door additie (toevoeging) van waterstof. Katalysator Hulpstof die een chemische reactie versnelt cq. vertraagt zonder zelf aan de reactie deel te nemen. Toolbox Korte presentatie met betrekking tot het veilig uitvoeren van de werkzaamheden. Hierdoor worden betrokkenen aangezet tot het veilig uitvoeren van hun werkzaamheden. Decreet Uitgevaardigde opdracht gemaakt door een regeringsleider, regering of parlement die de status van wet heeft. Flowchart Stappenschema, beslissingsschema.
R.T. de Vries
Pagina 35 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
10. BIJLAGEN
Bijlage 1: Risicomatrix
R.T. de Vries
Pagina 36 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Bijlage 2: Risicomatrix ná beheersmaatregelen
R.T. de Vries
Pagina 37 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Bijlage 3: Taakrisicoanalyse
R.T. de Vries
Pagina 38 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
R.T. de Vries
Pagina 39 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Bijlage 4: Voorbeeld van een werkvergunning
R.T. de Vries
Pagina 40 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
BIJLAGE 5: WET- EN REGELGEVING IN RELATIE TOT SCRIPTIE ONDERWERP Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 3 1. De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt: a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer; b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico's niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld; c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast; e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties; f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is. 4. De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 5 1. Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risicobeperkende maatregelen en de risico's voor bijzondere categorieën van werknemers. 2. In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemer tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst. 3. Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico's en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen. R.T. de Vries
Pagina 41 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
4. De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven. 5. Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico's voor de werknemers op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 6 1. De werkgever neemt bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid de maatregelen die nodig zijn ter voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf, inrichting of een deel daarvan werkzame werknemers. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 8 1. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken. 2. De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. 3. Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken. 4. De werkgever ziet toe op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hoofdstuk 2, Arbeidsomstandighedenbeleid, Artikel 11 De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om: a. Arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken; b. De hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken; c. De op arbeidsmiddelen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken; d. Mede te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8;
R.T. de Vries
Pagina 42 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
e. De door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid of de gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast; f. De werkgever en de werknemers, en de andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en de arbodienst, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet. Arbobesluit artikel 3.5g, Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand 1. Indien kan worden vermoed dat de atmosfeer op een plaats of in een ruimte in zodanige mate stoffen bevat dat daardoor gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand, betreedt de werknemer die plaats of ruimte niet voordat uit een onderzoek is gebleken dat het gevaar niet aanwezig is. 2. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat het gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand aanwezig is, worden doeltreffende maatregelen genomen zodat de werknemers die plaats of die ruimte zonder de gevaren, bedoeld in het eerste lid, kunnen betreden. 3. Er is in ieder geval sprake van: a. gevaar voor verstikking indien de atmosfeer minder dan 18 volumeprocent zuurstof bevat; b. brandgevaar indien in de atmosfeer de concentratie van zuurstof hoger is dan 21 volumeprocent of de concentratie van brandbare gassen of dampen hoger is dan 10 volumeprocent van de onderste explosiegrens en c. gevaar voor bedwelming of vergiftiging indien de concentratie van de betreffende stoffen in de atmosfeer hoger is dan de grenswaarden, bedoeld in artikel 4.3. 4. Indien het niet mogelijk is om de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, te nemen en het noodzakelijk is om zich in de gevaarlijke atmosfeer, bedoeld in het eerste lid, te begeven, dan wordt de werknemer permanent geobserveerd en worden doeltreffende maatregelen genomen om deze werknemer: a. te beschermen tegen het gevaar, bedoeld in het tweede lid; b. bij direct gevaar onmiddellijk op doeltreffende wijze hulp te bieden. Arbobesluit artikel 3.6, Vluchtwegen en nooduitgangen 1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen. 2. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden. Arbobesluit artikel 3.7, Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen 1. Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels.
R.T. de Vries
Pagina 43 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Arbobesluit artikel 4.6, Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen 1. In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. Met name worden maatregelen getroffen om: a. de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is; b. ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken, en c. de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen. 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare gevaarlijke stoffen, en deze maatregelen beschermen de werknemers tegen de gevaren van fysischchemische eigenschappen van gevaarlijke stoffen. 3. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn, voor zover van toepassing, in overeenstemming met het Warenwetbesluit explosieveilig materieel. Arbobesluit Artikel 4.7, Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen 1. Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende procedures opgesteld die in werking treden indien zich een ongewilde gebeurtenis voordoet 2. Op grond van de procedures, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat wanneer zich een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen hiervan zoveel mogelijk worden beperkt. Arbobesluit Artikel 8.2, Keuze persoonlijk beschermingsmiddel Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen maakt de werkgever, in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1, eerste, tweede en derde lid gestelde voorwaarden. Deze beoordeling omvat: a. een risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden; b. een omschrijving van de kenmerken die de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen; c. een risico-inventarisatie en -evaluatie van de kenmerken van de desbetreffende persoonlijke beschermingsmiddelen die beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b bedoelde kenmerken. R.T. de Vries
Pagina 44 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
Arbobesluit Artikel 8.3, Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen 1. Indien gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van een werknemer op de arbeidsplaats aanwezig is of kan ontstaan, zijn voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan, persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar. 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt ervoor gezorgd dat de werknemers de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. 3. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk gehouden. 4. Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats. Arbobeleidsregel 3.5g-1, Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie 1. Adequaat onderzoek als bedoeld in artikel 3.5g, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdt in dat voor het betreden van de ruimte in deze ruimte met geschikte meetapparatuur wordt vastgesteld of de feitelijke situatie zodanig is dat gevaren voor brand, vergiftiging, verstikking of bedwelming niet zullen optreden. Dit wordt vastgesteld door achtereenvolgens: a. bepaling van het zuurstofgehalte als de kans op verstikking of van een met zuurstof verrijkte atmosfeer bestaat; b. bepaling van de samenstelling van het mengsel dat een risico vormt ten aanzien van brand; c. bepaling van de concentraties van aanwezige stoffen wanneer de kans op vergiftiging of bedwelming bestaat en vergelijking van de gemeten waarden met wettelijke of bestuurlijke grenswaarden voor deze stoffen zoals gepubliceerd in de 'Nationale MAC-lijst'. 2. Gedurende de werkzaamheden worden frequente herhalingsmetingen uitgevoerd van de aanwezige stoffen en zuurstof indien de kans op brand, explosie, vergiftiging, verstikking of bedwelming in de ruimte of nabij de toegang van de ruimte tijdens de werkzaamheden blijft bestaan of vergroot wordt. 3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door personen, die zowel op de hoogte zijn van de gevaren van bedoelde ruimten als van de van toepassing zijnde meetmethoden en zodanig dat de resultaten eenduidig en betrouwbaar zijn. De resultaten worden schriftelijk vastgelegd. Arbobeleidsregel 3.5g-2, Maatregelen in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging dan wel brand of explosie Maatregelen gericht op het veilig kunnen betreden en kunnen verlaten van een ruimte als bedoeld in artikel 3.5g, tweede en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden als doeltreffend aangemerkt indien daarbij rekening is gehouden met de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 3.5g, eerste lid, en de volgende punten daarbij worden in acht genomen. 1. Alvorens iemand de ruimte betreedt wordt ervoor gezorgd dat de luchtverversing adequaat is, zodat het ontstaan van het gevaar, bedoeld in artikel 3.5g, eerste lid, in de ruimte wordt voorkomen. Wanneer er kans is op een explosieve atmosfeer wordt voor de luchtverversing explosieveilige apparatuur toegepast. Wanneer het gevaar, bedoeld in artikel 3.5g, eerste lid, in de ruimte niet kan worden voorkomen wordt bij betreding gebruik gemaakt van onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen waarvan de luchttoevoer onafhankelijk is van de atmosfeer in de ruimte. R.T. de Vries
Pagina 45 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
2. Om te voorkomen dat een dergelijke ruimte door onbevoegden wordt betreden, zijn de toegangen tot die ruimte voorzien van het waarschuwingsbord 'Gevaar', zoals beschreven in bijlage XIA bij de Arbeidsomstandighedenregeling, met daaronder duidelijk zichtbaar de tekst 'Niet betreden, besloten ruimte'. 3. Wanneer uit het onderzoek vooraf blijkt dat de werkzaamheden kunnen aanvangen, worden de werkzaamheden zo ingericht dat door toepassing van luchtverversing het ontstaan van een gevaarlijke atmosfeer tijdens de werkzaamheden zoveel mogelijk worden tegengegaan. Alle leidingen die op de besloten ruimte zijn aangesloten, zijn afgeblind door middel van goed zichtbare blind- of steekflenzen of zodanig losgekoppeld, dat geen gassen of vloeistoffen vanuit de leidingen in de ruimte kunnen komen. 4. Bij het werken in bedoelde ruimte is een persoon buiten de ruimte aanwezig die meteen kan optreden wanneer de gevaren zich daadwerkelijk voordoen. 5. Wanneer er sprake is van gevaar voor brand en/of explosie worden vonkvrije gereedschappen gebruikt en arbeidsmiddelen toegepast die voldoen aan de eisen neergelegd in het op de Warenwet gebaseerde Warenwetbesluit explosieveilig materieel. Werk waarbij vonken of hete oppervlakken kunnen ontstaan wordt alleen uitgevoerd wanneer de concentratie van de brandbare stoffen in de atmosfeer ter plekke lager is dan 10 volumeprocent van de LEL (lower explosion limit onderste explosiegrens (red.)) van de betreffende stof(fen). 6. Indien er gevaar bestaat voor het vlam vatten van stoffen of voorwerpen die tot ontbranding kunnen overgaan worden de plaatsen binnen de bedoelde ruimte waar met open vuur wordt gewerkt eerst zorgvuldig van deze stoffen of voorwerpen ontdaan en worden de werkzaamheden met open vuur alleen verricht als adequate brandblusmiddelen van voldoende capaciteit aanwezig zijn. 7. De werkgever beschikt over een noodprocedure in het kader van de bedrijfshulpverlening als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet voor het geval zich in bedoelde ruimten de in artikel 3.5g, eerste lid, genoemde gevaren daadwerkelijk voordoen. In deze procedure worden noodmaatregelen, verantwoordelijkheden en taken vastgelegd. Als een onderdeel van deze procedure geldt in ieder geval dat bij het werken in bedoelde ruimte altijd een persoon buiten de ruimte aanwezig is die ter plekke toezicht houdt en meteen kan optreden wanneer de gevaren zich voordoen. 8. Personen die bedoelde ruimte betreden dragen een reddingsgordel. Deze gordel is voorzien van een voldoende lange en sterke reddingslijn die bestendig is tegen de stoffen die in de besloten ruimte aanwezig zijn. Deze lijn wordt in de nabijheid van de toegang van de ruimte deugdelijk vastgezet. 9. In afwijking van het in punt 8 gestelde geldt voor moeilijk toegankelijke of kleine besloten ruimten dat, wanneer de beoordeling in het kader van de inventarisatie en evaluatie van risico's, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998, daartoe leidt, andere hulpmiddelen toegepast danwel andere maatregelen getroffen kunnen worden om de veiligheid van de persoon die de besloten ruimte betreedt te verzekeren.
R.T. de Vries
Pagina 46 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
R.T. de Vries
Pagina 47 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008
R.T. de Vries
Pagina 48 Eindscriptie opleiding tot Middelbaar VeiligheidsKundige (MVK)
30-09-2008