Onderwijs- en examenregeling Onderwijsassistent
Crebonummer 93500 Niveau 4 Beroepsopleidend
Cohort 2010-2013
Versiedatum: 1 september 2010
.
Inhoudsopgave OER – Onderwijsassistent (1e leerjaar) Hoofdstuk 1 Algemene informatie
3
1.1 Inleiding
3
1.2 Examenreglement en examencommissie
3
1.3 Hoe betaal ik mijn studie? 1.3.1 Hoe werkt het bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)? 1.3.2 Wanneer moet ik me inschrijven en uitschrijven? 1.3.3 Studenten OV-chipkaart 1.3.4 Mogelijkheden die de school biedt bij financiële zorgen
4
1.4 Als ik vrijstellingen wil…?
4
1.5 Examinering met een handicap?
5
1.6 Hoe wordt de kwaliteit van de examinering geborgd?
5
1.7 Ten slotte
5
Hoofdstuk 2 Algemene opleidingsgegevens
6
2.1 Inleiding
6
2.2 Wat bereik ik met mijn opleiding? 2.2.1 Beeld van het beroep 2.2.2 Waar kan ik straks gaan werken? 2.2.3 Doorstuderen 2.2.4 Uitgebreide omschrijving van het beroep
6
2.3 Hoe lang duurt mijn opleiding? 2.3.1 Opleidingsmodel
8
2.4 Wat wordt er van mij verwacht? 2.4.1 Toelatingseisen 2.4.2 Identiteit
8
2.5 Ten slotte
8
Hoofdstuk 3 Hoe ziet mijn opleiding eruit?
9
3.1 Inleiding
9
3.2 Welke onderdelen komen aan bod? 3.2.1 Kerntaken, werkprocessen en competenties 3.2.2 Leren, loopbaan en burgerschap 3.2.3 Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde 3.2.4 Godsdienst en levensbeschouwelijke vorming
9
3.3 De begeleiding
17
3.4 Wanneer krijg ik wat?
17
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 1
3.5 Beroepspraktijkvorming 3.5.1 Het doel van de bpv 3.5.2 De inhoud van de bpv 3.5.3 Het zoeken van een bpv-plaats 3.5.4 De begeleiding tijdens de bpv 3.5.5 De beoordeling van de bpv 3.5.6 De duur van de bpv 3.5.7 De praktijkovereenkomst
18
3.6 De weg naar mijn diploma 3.6.1 Deelname aan onderwijsactiviteiten 3.6.2 Toetsing 3.6.3 Inhaaltoetsen 3.6.4 Herkansingen 3.6.5 Beoordeling 3.6.6 Voortgangsrapportage en advisering 3.6.7 Uitwerking studie-advies en studiebesluit 3.6.8 Diplomering
19
3.7 Ten slotte
22
Hoofdstuk 4 Toetsplan
23
4.1 Inleiding
23
4.2 Wat staat er in het toetsplan
23
4.3 Het toetsplan
25
Bijlagen (digitaal op intranet Hoornbeeck College) 1
Examenreglement
2
Kwalificatieprofiel
3
Vrijstellingenprocedure
4
Verzuimprocedure
5
Time-out, schorsing en verwijdering
6
Exitprocedure
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 2
Hoofdstuk 1 Algemene informatie 1.1
Inleiding
De gids die je nu voor je hebt is de Onderwijs- en ExamenRegeling, kortweg ‘de OER’ genoemd. Het is een belangrijk document over de opleiding die je op het Hoornbeeck College volgt. De OER geeft informatie over de opzet en de inhoud van de opleiding. Ook staat er van alles in over toetsing en examinering. Maar er zijn nog meer belangrijke zaken te noemen. Als je de inhoudsopgave van deze gids bekijkt, zie je dat veel onderwerpen worden behandeld. Deze gids bevat alle informatie die nodig is om een goed beeld te krijgen van je opleiding. Dat betekent niet dat alle belangrijke zaken van jouw opleiding uitputtend in deze gids behandeld worden. Sommige onderwerpen worden genoemd, maar in andere documenten uitgebreider behandeld. Naast de OER heb je bijvoorbeeld ook de informatiegids gekregen waarin veel algemene informatie te vinden is, onder andere over de klachtenregeling en vertrouwenspersonen. Ook heb je een onderwijsovereenkomst ondertekend, waarbij een deelnemersstatuut hoort met allerlei regels over gedrag en levensstijl. Hoe de bpv (ook wel stage genoemd) werkt, staat beschreven in de BPV-gids. Daar waar nodig, wordt in deze gids verwezen naar andere documenten. Deze gids is zo zorgvuldig mogelijk samengesteld. Als je nog vragen hebt over je opleiding, kun je terecht bij je mentor, unitmanager of secretaris van de examencommissie.
1.2
Examenreglement, Examencommissie en Beleidsadviesgroep
Alle belangrijke zaken over de examens zijn geregeld in het examenreglement. Hierin staan bijvoorbeeld de verplichtingen en de rechten van de student met betrekking tot de examens vermeld. Het volledige reglement is te raadplegen op de website van het Hoornbeeck College (www.hoornbeeck.nl). Bij iedere opleiding hoort een examencommissie. Deze commissie voert verschillende taken uit rondom de examens en is eindverantwoordelijke voor de examinering. De voorzitter van de commissie is de Sectordirecteur. Daarnaast heeft iedere locatie een secretaris van de examencommissie. Met vragen over examens kun je bij hem of haar terecht. Hieronder staan de namen van de leden van de examencommissie van de sector Welzijn: • drs. A.G. Blonk, sectordirecteur (voorzitter) • drs. W.K. Petersen, unitmanager Amersfoort (2e voorzitter) • drs. A. van Kralingen, unitmanager Rotterdam (2e voorzitter) • H.J. Bart, unitmanager Kampen (lid) • J. Beens, unitmanager Apeldoorn (lid) • K. Keijman, unitmanager Goes (lid) • drs. C.W. Schimmel, examensecretaris Amersfoort (lid) • J. de Visser, examensecretaris Rotterdam (lid) De opleidingen van de sector Welzijn worden verzorgd op de locaties Amersfoort, Rotterdam, Apeldoorn, Goes en Kampen. Per opleiding(encluster) is een beleidsadviesgroep samengesteld die onder leiding van het sectormanagement voor het gehele Hoornbeeck College verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundige beleid van de betreffende opleiding(en). De leden van deze groep coördineren tevens de dagelijkse gang van zaken binnen de opleiding(en) op hun locatie. Zij doen dat in samenwerking met het kernteam van docenten van die locatie. Voor de OA-opleidingen is de volgende beleidsadviesgroep samengesteld: • drs. C.W. Schimmel voorzitter kernteam onderwijsassistent Amersfoort • A. van Hell secretaris kernteam onderwijsassistent Amersfoort • J. de Visser voorzitter kernteam onderwijsassistent Rotterdam • P. Peters secretaris kernteam onderwijsassistent Rotterdam • H. Terlouw secretaris kernteam onderwijsassistent Apeldoorn • S. Riemens secretaris kernteam onderwijsassistent Goes • B. Droog secretaris kernteam onderwijsassistent Kampen
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 3
1.3
Hoe betaal ik mijn studie?
1.3.1
Hoe werkt het bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)?
Zolang je nog geen achttien jaar bent, hoef je je niet druk te maken over studiefinanciering. Dat is voor jou dan nog niet van toepassing. Als je achttien jaar wordt, vervalt voor je ouder(s)/verzorger(s) het recht op kinderbijslag en krijg jij zelf recht op studiefinanciering als je een opleiding volgt op het Hoornbeeck College. Je krijgt dan een basisbeurs plus een OV-chipkaart. Je moet wel zelf een aanvraag doen bij de DUO – IB-groep door minimaal drie maanden voor je achttiende verjaardag je gegevens aan de DUO door te geven. Maak hiervoor gebruik van het formulier Aanvraag Studiefinanciering beroepsonderwijs. Op de administratie van de school is dit formulier verkrijgbaar. Hier kun je ook de bijbehorende brochure krijgen over studiefinanciering in het beroepsonderwijs. Alle informatie over studiefinanciering kun je vinden op de internetsite www.duo.nl.
1.3.2
Wanneer moet ik me inschrijven en uitschrijven?
Inschrijven kan alleen via het invullen en opsturen van het aanmeldingsformulier naar de Centrale Administratie van het Hoornbeeck College. Als je je opleiding met goed gevolg hebt afgerond, word je na de uitreiking van het diploma automatisch uitgeschreven. Je moet zelf aan de DUO doorgeven dat je opleiding is afgerond. Voortijdig uitschrijven is mogelijk als je voldaan hebt aan zowel de leerplicht als de kwalificatieplicht. Leerplicht betekent dat je tot en met het jaar waarin je 16 wordt voltijd onderwijs moet volgen. Kwalificatieplicht wil zeggen dat je in elk geval met een niveau 2 diploma van school dient te gaan (wanneer je 23 jaar of jonger bent) of je moet al een havo- of vwo-diploma in je bezit hebben. Wanneer je 18 jaar of ouder bent en je wilt uitgeschreven worden zonder dat je hebt voldaan aan de kwalificatieplicht, dan moet je je realiseren dat je je studiefinanciering en de vergoeding voor de OV-chipkaart moet terugbetalen. Zie voor verdere informatie: www.duo.nl Wanneer voortijdig uitschrijven voor jou aan de orde is, neem dan contact op met je unitmanager of decaan. Deze bespreekt met jou en alle betrokkenen de consequenties. Terugbetalen van bepaalde bedragen kan een mogelijke consequentie van voortijdig uitschrijven zijn. Verdere informatie over terugbetaling van bepaalde bedragen, studiefinanciering en uitschrijving bij de DUO kun je opvragen bij de Centrale Administratie (telefoonnummer 033-4680808).
1.3.3
Studenten OV-chipkaart
De Studenten OV-chipkaart met daarop een geldig studentenreisproduct geladen is het enige geldige vervoersbewijs voor studenten. Zolang je recht hebt op studiefinanciering kun je met je Studenten OV-chipkaart reizen met het openbaar vervoer: gratis of met korting.
1.3.4
Mogelijkheden die de school biedt bij financiële zorgen
Het kan zijn dat jullie gezin moet rondkomen met een beperkt inkomen. Dan is het mogelijk een tegemoetkoming aan te vragen in de reis- en studiekosten, zodat je toch een opleiding aan het Hoornbeeck College kunt volgen. Wel moet aangetoond kunnen worden dat er echt sprake is van een laag inkomen. Als je meer dan € 1.750 per cursusjaar aan reiskosten hebt, kun je ook in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. In de informatiegids staat wat je moet doen om een aanvraag voor een tegemoetkoming in te dienen. Het komt voor dat studenten en hun ouders hoge extra kosten moeten maken om de beroepspraktijkvorming (bpv) die bij de opleiding hoort te realiseren. Hiervoor is een bpv-fonds ingesteld. Als je voor een bijdrage uit dit fonds in aanmerking denkt te komen, kun je contact opnemen met je bpv-coördinator.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 4
1.4
Als ik vrijstellingen wil…?
Als je in aanmerking denkt te komen voor (een) vrijstelling(en) moet je zelf contact opnemen met de functionaris die dit regelt. Op school kun je bij je unitmanager navragen wie dat is. Deze functionaris zal je informeren over de wijze waarop je (een)vrijstelling(en) kunt verkrijgen. Je zult horen dat je door middel van een portfolio (verzameling bewijsmateriaal) moet aantonen dat je over de betreffende competenties beschikt. Dit bewijsmateriaal kan bestaan uit bewijzen van een eerder behaalde opleiding of delen hiervan. Dit bewijsmateriaal kan ook bestaan uit elders verworven competenties, doordat je bijvoorbeeld in het verleden betaald of onbetaald werk hebt verricht. Je krijgt al het materiaal dat nodig is om dit te samen te stellen. Als je het portfolio volledig hebt ingeleverd, wordt dit door de commissie vrijstellingen beoordeeld. Het kan zijn dat je nog aanvullend door de school wordt beoordeeld voor de betreffende competenties, bijvoorbeeld door het maken van een toets. Vervolgens krijg je uiterlijk zes weken na inlevering van je portfolio een brief waarin de uitslag staat van de beoordeling van je portfolio. Er wordt hierin ook aangegeven of je in aanmerking komt voor vrijstellingen en zo ja, welke dat zijn. Het vrijstellingenbeleid wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de examencommissie. Deze commissie stelt uiteindelijk op voorstel van de commissie vrijstellingen de vrijstellingen vast en wijst ze toe.
1.5 Examinering met een beperking? We willen nadrukkelijk aandacht schenken aan studenten met een functiebeperking (bijvoorbeeld slechtziend) of een chronische ziekte (bijvoorbeeld astma). Zowel op het aanmeldingsals op het intakevragenformulier heb je kunnen aangeven of er sprake is van een beperking of chronische ziekte en of je wilt dat onze school hiermee rekening houdt. Als je dit met ‘ja’ beantwoord hebt, word je in contact gebracht met iemand van het Steunpunt Studie en Handicap (SSH). Het SSH geeft studenten die daarvoor in aanmerking komen ondersteuning en advies gedurende de opleiding die ze volgen. Eén van de zaken die SSH regelt, is het uitvoeren van examenaanpassingen. Voor bijvoorbeeld een slechtziende student kan geregeld worden dat de schriftelijke toets op A3-formaat afgedrukt wordt. Voor bijvoorbeeld een student met dyslexie kan extra tijd voor het maken van een toets een goede regeling zijn. Ook als een beperking ontstaat of officieel wordt vastgesteld tijdens de opleiding zijn examenaanpassingen mogelijk. Vraag dan aan je unitmanager wie dat voor jou kan regelen.
1.6 Hoe wordt de kwaliteit van de examinering gewaarborgd? De kwaliteit van de opleiding wordt voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit van de examinering. Je mag verwachten dat het goed zit met de examinering. Het Hoornbeeck College streeft naar een hoge kwaliteit van de examinering. De werkwijze rondom examinering is vastgelegd in een Handboek Examinering. Hierdoor is voor ieder betrokken personeelslid duidelijk hoe bij elk onderdeel van de examinering het beste gehandeld kan en moet worden. In een ander hoofdstuk van deze gids kun je meer lezen over toetsing en examinering. Naast het feit dat het Hoornbeeck College zelf de kwaliteit van de examinering bewaakt, wordt er ook toezicht gehouden door de Inspectie van het Onderwijs. Zo wordt van twee kanten gezorgd voor voldoende kwaliteit van de examinering.
1.7
Ten slotte
In dit eerste hoofdstuk van de OER is algemene informatie gegeven over het volgen van een opleiding op het Hoornbeeck College. Informatie die onafhankelijk is van de door jou gekozen opleiding. Hierna volgen hoofdstukken die meer gedetailleerde informatie geven over de opleiding Onderwijsassistent.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 5
Hoofdstuk 2 2.1
Algemene opleidingsgegevens
Inleiding
In dit hoofdstuk kun je enkele algemene zaken lezen over je opleiding. We willen hierin antwoord geven op de vraag: ‘Wat is dit eigenlijk voor een opleiding?’ In dit hoofdstuk vind je dus nog geen details van de opleiding. Die staan in hoofdstuk 3. De opleiding die je gaat volgen is een competentiegerichte opleiding. Het begrip ‘competentie’ wordt tegenwoordig zowel in het onderwijs als in bedrijven en instellingen veel gebruikt. Het betekent letterlijk ‘deskundigheid’ of ‘geschiktheid’. Een competentiegerichte opleiding wil een student zodanig opleiden, dat hij als beginnend beroepsbeoefenaar goed kan functioneren in het beroep. Daarvoor heb je een hoeveelheid kennis, een aantal vaardigheden, maar ook een goede beroepshouding nodig. Een opleiding die aan deze aspecten van het beroep in onderlinge samenhang aandacht schenkt en deze ook in onderlinge samenhang beoordeelt, noem je een competentiegerichte opleiding. De overheid wil dat het middelbaar beroepsonderwijs competentiegericht opleidt, omdat de ontwikkelingen in de maatschappij hierom vragen. Het Hoornbeeck College grijpt deze wens van de overheid aan om studenten zo goed mogelijk te vormen en toe te rusten voor hun toekomstig functioneren in beroep, gezin, kerk en maatschappij.
2.2
Wat bereik ik met mijn opleiding?
2.2.1
Beeld van het beroep
Als onderwijsassistent maak je deel uit van een team. Je richt je vooral op het ondersteunen van de bevoegde leraar of het team. Je werkt onder verantwoordelijkheid van een leraar of een teamleider. Je bent natuurlijk verantwoordelijk voor de taken die je zelf uitvoert. Je assisteert bij onderwijstaken. Je hebt een opvoedkundige taak en ondersteunt leerlingen bij hun leertaken. Daarbij heb je inhoudelijke kennis van de leergebieden nodig. Ook observeer je leerlingen die bijvoorbeeld zelfstandig aan het werk zijn en rapporteer je wat daarbij opvalt. Je onderhoudt contacten met leerlingen en kunt zelfstandig vragen afhandelen of doorverwijzen. Ook eenvoudige administratieve werkzaamheden behoren tot je taken. Je voert in de klas allerlei taken uit onder begeleiding van de bevoegde leraar. Je helpt bijvoorbeeld een excursie te organiseren, lesmateriaal te verzamelen en klaar te leggen, je legt een opdracht nog eens extra uit aan een groepje leerlingen, je ondersteunt kinderen bij het leren lezen of helpt leerlingen bijvoorbeeld tijdens het zelfstandig werken. In het basisonderwijs en speciaal onderwijs kun je ook ingezet worden bij de voor- en naschoolse opvang en kun je verzorgende taken krijgen. Je bent mensgericht, flexibel, sociaal vaardig, integer, communiceert goed, je toont initiatief en je kunt zelfstandig werken. Je loopt niet weg voor je verantwoordelijkheden. Het is belangrijk dat je plezier en begrip uitstraalt en dat je je staande weet te houden in het werk met leerlingen. Je moet het leuk vinden om met andere mensen te werken en niet schrikken van onverwachte situaties.
2.2.2
Waar kan ik straks gaan werken
Je kunt op verschillende plekken in het onderwijs ingezet worden, bijvoorbeeld in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs of beroepsonderwijs en volwassenen educatie. Je kunt met mensen van allerlei verschillende leeftijden en opleidingsniveaus werken en met verschillende groepen, maar ook met leerlingen en deelnemers individueel of als vaste assistent van één klas.
2.2.3
Doorstuderen
Er zijn goede mogelijkheden om door scholing door te groeien naar andere beroepen binnen het onderwijs. Een gediplomeerd onderwijsassistent kan bijvoorbeeld doorstromen naar de PABO of lerarenopleiding, maar ook naar een andere hbo-opleiding, bijvoorbeeld SPH. Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 6
2.2.4
Uitgebreide omschrijving van het beroep
De onderwijsassistent maakt deel uit van de beroepskolom van onderwijsberoepen. Hij / zij is werkzaam in het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs & volwasseneneducatie. Werken in het onderwijs betekent direct werken met en rond leerlingen. Hierbij speelt de persoonlijkheid van de beroepskracht een belangrijke rol. Zijn / haar kwaliteiten zijn van doorslaggevend belang bij het aangaan van een professionele relatie en bij het bereiken van de gewenste resultaten. De onderwijsassistent werkt vanuit het besef dat de eigen persoonlijkheid het belangrijkste gereedschap is voor een goede beroepsuitoefening. Het is belangrijk voor leerlingen dat de onderwijsassistent rust en stabiliteit uitstraalt. De onderwijsassistent is zelf sociaal-emotioneel stabiel. Hij / zij is zich bewust van mogelijke invloeden vanuit de werkomgeving op die stabiliteit en moet die invloeden kunnen hanteren. Integriteit maakt een belangrijk onderdeel uit van de beroepshouding van de onderwijsassistent Hij/zij moet vertrouwelijke gegevens correct hanteren en zich bewust zijn van het feit dat met privacygevoelig maar ook organisatiegevoelig materiaal wordt omgegaan. De onderwijsassistent is mensgericht, sociaal-communicatief, betrokken, invoelend, mondig, representatief, betrouwbaar, flexibel, initiatiefrijk en zelfstandig. Creativiteit (vindingrijkheid) is wenselijk. De onderwijsassistent werkt resultaatgericht en efficiënt, methodisch en veilig. Hij / zij werkt kostenbewust en milieubewust in bijvoorbeeld het (laten) omgaan met materialen en hygiënisch en gebruiksvriendelijk bij bijvoorbeeld de verzorging van leerlingen. De werkzaamheden van de onderwijsassistent vinden meestal plaats in teamverband en zijn vooral gericht op de ondersteuning van het onderwijsleerproces. In sommige situaties is de onderwijsassistent verbonden aan één leraar. De onderwijsassistent maakt in de regel onderdeel uit van een team en voert daarbinnen de taken uit. De onderwijsassistent kan werken met meerdere groepen leerlingen/deelnemers van verschillende leerjaren en in verschillende settings binnen het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en beroepsonderwijs en volwassenen educatie. De onderwijsassistent kan ook werkzaam zijn in een combinatiefunctie. Zo kan zij bijvoorbeeld ingezet worden in de Brede School, Voor- en Vroegschoolse Educatie en ook taken verrichten in de opvang van kinderen buiten de directe schooluren. De werkzaamheden van de onderwijsassistent richten zich op het uitvoeren van taken rondom het primaire proces. Hij z/ij assisteert bij die taken in de juiste beroepscontext. Binnen de werkzaamheden is aandacht voor ICTtaken. Taken rondom het primaire proces (organisatorische- en toezichtstaken) zijn bijvoorbeeld: - uitvoeren van assisterende taken t.b.v. het onderwijsleerproces; - bijdrage leveren op het terrein van veiligheid; - bijdrage leveren aan de organisatie van het primaire proces; - klassenmanagement; - participeren in overlegsituaties; - ondersteunen bij beheer en organisatie van (school)activiteiten; - eerstelijns contacten met leerlingen/deelnemers onderhouden. Taken in het primaire proces (begeleiden/leiden), uitvoeren van onderdelen) zijn o.a.: - ondersteunen van leerlingen/deelnemers bij hun leertaken; - meewerken aan een goed pedagogisch/didactisch klimaat; - leveren van een praktische bijdrage aan het onderwijsleerproces; - toezicht houden in een studiecentrum. Met name in het basis- en speciaal onderwijs kunnen ook verzorgende taken op het gebied van hygiëne, persoonlijke verzorging, sociaal pedagogische zorg deel uitmaken van het takenpakket van de onderwijsassistent. Bij de uitvoering van de taken zal de onderwijsassistent voor onverwachte situaties komen te staan en dus moeten kunnen improviseren. Afhankelijk van de taakstelling binnen het team kunnen aanvullende vakinhoudelijke eisen worden gesteld aan de onderwijsassistent.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 7
2.3
Hoe lang duurt mijn opleiding?
2.3.1
Opleidingsmodel
De opleiding Onderwijsassistent duurt 3 jaar. Een schooljaar is verdeeld in perioden van tien weken. In onderstaand schema kun je zien wanneer je op school bent en wanneer op stage.
OA
periode 1
periode 2
1e leerjaar
school
school
periode 3
periode 4
school
school
BPV1-basisonderwijs school
school
school
school
2e leerjaar BPV2- BO of SO school
BPV3- BO of SO
school
PABO-lessen
3e leerjaar
afronding BPV4- BO / SO / VO / MBO
2.4
Wat wordt er van mij verwacht?
2.4.1
Voorwaarden voor plaatsing
Om geplaatst te worden in de opleiding Onderwijsassistent moet je aan een aantal voorwaarden voldoen. In de eerste plaats moet je de juiste vooropleiding hebben: - VMBO-diploma Kaderberoepsgerichte-, Gemengde- of Theoretische Leerweg; - Overgangsbewijs van Havo-3 naar Havo-4 of van Vwo-3 naar Vwo-4; - MBO-diploma niveau 2 of niveau 3. Ook wordt er tijdens het intakegesprek aandacht geschonken aan houding en motivatie ten opzichte van de opleiding.
2.4.2
Identiteit
De grondslag van het Hoornbeeck College is de Bijbel en de daarop gebaseerde reformatorische belijdenisgeschriften. De Bijbel is dan ook in en buiten de school de enige norm voor ons doen en laten. In de school betekent dit dat in elke klas de dag begonnen wordt met het lezen van een gedeelte uit de Bijbel, het zingen van een psalmvers en met gebed. Hierin wordt van jou ook een actieve houding verwacht. Alle studenten (met uitzondering van BBL-deelnemers) hebben in principe twee lesuren per week godsdienstonderwijs waarin ook de belijdenisgeschriften aan de orde komen. Verder dient elke student zich te houden aan de gedragsregels die door de school zijn opgesteld. Deze regels zijn deels verbonden met de identiteit van de school en deels algemeen geldende regels. Ook buiten de school, zoals tijdens de BPV, gedragen de studenten zich overeenkomstig de identiteit van de school. Bij onderwijsovereenkomst hoort een studentenstatuut en een identiteitsverklaring. In deze documenten staan de rechten en de plichten van de studenten nauwkeurig omschreven, ook op het gebied van gedrag en leefwijze. Zorg dat je kennis hebt genomen van deze documenten, zodat je weet wat de school van je verwacht.
2.5
Ten slotte
In dit tweede hoofdstuk van de OER is algemene informatie gegeven over de door jou te volgen opleiding. Informatie die vooral betrekking heeft op het begin en het eind van de opleiding. In het volgende hoofdstuk wordt gedetailleerd beschreven wat de opleiding Onderwijsassistent inhoudt en hoe de opleiding eruit ziet. Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 8
Hoofdstuk 3 3.1
Hoe ziet mijn opleiding eruit?
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven uit welke onderdelen de opleiding Onderwijsassistent bestaat, wanneer ze aan bod komen en hoe je hierin wordt begeleid. Er wordt iets geschreven over de beroepspraktijkvorming (bpv). Ook vind je informatie over toetsing en examinering. Na lezing van dit hoofdstuk moet je voldoende inzicht kunnen hebben in de opleiding.
3.2
Welke onderdelen komen aan bod?
3.2.1
Kerntaken, werkprocessen en competenties
De inhoud van de opleiding is gebaseerd op de kerntaken en werkprocessen van het beroep waar je voor wordt opgeleid. • Een kerntaak beschrijft de werkzaamheden die bij het beroep horen. Elke kerntaak is verdeeld in werkprocessen. • Een werkproces is een afgebakend geheel van werkzaamheden. Om de werkprocessen goed te kunnen uitvoeren, moet je bepaalde competenties beheersen. Een voorbeeld van een competentie is: samenwerken en overleggen. • Een competentie is een cluster van kennis, vaardigheden en houding die van invloed is op een belangrijk deel van iemands taak, rol of verantwoordelijkheid. De opleiding Onderwijsassistent kent drie kerntaken, waarbij elke kerntaak is verdeeld in vier werkprocessen. Hieronder staat een schematische weergave van deze taken en processen. In de volgende paragrafen is een nadere uitwerking van de kerntaken opgenomen met daarbij schema’s waarin ook de competenties staan die je nodig hebt. Die overzichten betreffende officiële weergave van jouw opleiding. De schema’s zijn nader uitgewerkt in het programma van jouw opleiding. In de lessen en in de toetsen kom je dus de bij de kerntaken vermelde werkprocessen en competenties tegen.
Kerntaken
Werkprocessen
Assisteren bij het uitvoeren van onderdelen van het primaire proces
Uitvoeren van taken rondom het primaire proces
Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken
Niveau 4
1.1
Observeert werkwijze leerlingen en rapporteert de bevindingen
1.2
Bereidt de uitvoering van programma-onderdelen voor
1.3
Assisteert bij de uitvoering van programma-onderdelen
1.4
Begeleidt de leerlingen bij uitvoering van programma-onderdelen
2.1
Voert werkzaamheden uit ten behoeve van het primaire proces
2.2
Assisteert bij organiseren activiteiten en administratieve werkzaamheden
2.3
Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces
2.4
Voert met name in PO en SO verzorgende taken uit
3.1
Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering beroep
3.2
Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
3.3
Stemt de werkzaamheden af
3.4
Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 9
Kerntaak 1 : Assisteren bij het uitvoeren van onderdelen van het primaire proces Beschrijving De onderwijsassistent observeert volgens afspraken en procedures de werkwijze van de leerlingen. Zij rapporteert aan de leraar of het team en draagt zodoende bij aan de beeldvorming ten aanzien van de individuele leerling en groepen. De onderwijsassistent bereidt zich inhoudelijk voor op de leeractiviteit en ook op het assisteren bij de uitvoering ervan en de begeleiding van leerlingen. Ze bestudeert de inhoud van die activiteit en de didactische aanpak ervan. Vervolgens assisteert ze bij de uitvoering van programmaonderdelen. Ze geeft de leerlingen bijvoorbeeld instructies, demonstreert, legt uit, licht toe, gebruikt daarbij onderwijsleermiddelen en let op de veiligheid. Zij neemt op tijd eenvoudige didactische beslissingen. De onderwijsassistent begeleidt de individuele leerlingen of (kleine) groepen bij leeractiviteiten op basis van het onderwijsprogramma. Zij motiveert, stimuleert en reageert flexibel op veranderingen en neemt daarbij op tijd pedagogische beslissingen.
Toelichting: De onderwijsassistent voert in beperkte mate, onder toezicht van de leraar, onderdelen zelf uit. Ze moet een goed besef hebben van de grenzen van haar werkzaamheden. Zij moet kunnen bepalen waar en wanneer deze werkzaamheden overgaan in de taakstelling van een ander binnen de organisatie. De onderwijsassistent is aanspreekbaar op de werkzaamheden die zij binnen haar eigen verantwoordelijkheid uitvoert. De leraar is echter wel eindverantwoordelijk. De onderwijsassistent moet steeds de balans vinden tussen leiden en begeleiden. Zij werkt vanuit het besef dat het leren vanuit de leerling plaatsvindt en dat het haar rol is de leerling te stimuleren om zelfstandig te werken. De onderwijsassistent zal sturing geven aan leerlingen als het nodig is en als ruimte bieden waar dat mogelijk is. Zij moet steeds zoeken naar de balans tussen veiligheid en structuur aan de ene kant en uitdaging en ruimte voor initiatief voor de leerling aan de andere kant. De onderwijsassistent stemt haar handelen af op de voortgang in het onderwijsproces. Een complicerende factor is dat de balans gezocht moet worden op individueel niveau en op groepsniveau en dat hierin soms prioriteiten gesteld moeten worden De onderwijsassistent toont interesse in de leerling en respecteert hem of haar. Zij werkt op basis van de binnen de school geldende waarden en normen.
Competenties
Kerntaak 1 E
F
J
K
L
T
U
V
Begeleiden
Samenwerken en overleggen
Ethisch en integer handelen
Formuleren en rapporteren
Vakdeskundigheid toepassen
Materialen en middelen inzetten
Instructies en procedures opvolgen
Omgaan met verandering en aanpassen
Met druk en tegenslag omgaan
93500 Onderwijsassistent BOL
C
Aansturen
Niveau 4
B
Beslissen en activiteiten initiëren Werkprocessen Observeert werkwijze leerlingen en rappor1.1 teert de bevindingen Bereidt de uitvoering van programma1.2 onderdelen voor Assisteert bij de uitvoering van programma1.3 onderdelen Begeleidt de leerlingen bij uitvoering van 1.4 programma-onderdelen
A
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
cohort 2010-2013
X X
X
X
X
X
Pagina 10
Kerntaak 2: Uitvoeren van taken rondom het primaire proces Beschrijving De onderwijsassistent voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit voor het primaire proces. Denkt hierbij aan het inrichten en opruimen van de leeromgeving, het klaarzetten en opruimen van leermiddelen en hulpmiddelen en het leveren van een praktische en organisatorische bijdrage aan het klassenmanagement. Ze draagt hiermee bij aan de kwaliteit van de leeromgeving. De onderwijsassistent assisteert bij het organiseren van evenementen en activiteiten binnen de school, zoals bijvoorbeeld buitenschoolse activiteiten, schoolreisjes en excursies. Ook helpt ze bij administratieve werkzaamheden van de leraar of het team en rondom evenementen en activiteiten. Zij levert een bijdrage aan een goed verloop van de dagelijkse gang van zaken in en om de school. Zo houdt zij toezicht op en begeleidt zij leerlingen bij activiteiten buiten het primaire proces.
De onderwijsassistent toont interesse in de leerlingen en treedt handelend op bij veranderingen en conflicten tussen leerlingen. Zo nodig neemt ze ook praktische en pedagogische beslissingen. De onderwijsassistent kan met name in basis- en speciaal onderwijs ook belast worden met verzorgende taken, zoals bijvoorbeeld het zorgen voor leerlingen op het gebied van hygiëne en persoonlijke verzorging, het bieden van sociaal pedagogische zorg aan (in ontwikkeling bedreigde) leerlingen bij bijvoorbeeld motorische of spraakproblemen en het verlenen van eerste hulp bij kleine ongevallen. Zij past de verzorgende taken aan de individu of groep aan, werkt volgens de afspraken en voert de handelingen respectvol uit.
Toelichting: De onderwijsassistent is enthousiast en toont interesse in de leerlingen. Zij stelt zich empathisch op. De onderwijsassistent heeft bij de uitvoering van deze kerntaak te maken met iedereen die met de onderwijsorganisatie te maken heeft en met relevante contacten daarbuiten. Bij de uitvoering van deze kerntaak zal de onderwijsassistent prioriteiten moeten stellen, oog moeten hebben voor belangen, om moeten kunnen gaan met tijdsdruk, kunnen improviseren, oog moeten hebben voor de verhouding tussen doelen en middelen en grenzen kunnen stellen.
Competenties
Kerntaak 2 C
D
F
K
L
Q
R
S
T
U
W
Aansturen
Begeleiden
Aandacht en begrip tonen
Ethisch en integer handelen
Vakdeskundigheid toepassen
Materialen en middelen inzetten
Plannen en organiseren
Op behoeften/verwachting “klant” richten
Kwaliteit leveren
Instructies en procedures opvolgen
Omgaan met verandering en aanpassen
Gedrevenheid en ambitie tonen
Niveau 4
B
Beslissen en activiteiten initiëren Werkprocessen Voert werkzaamheden uit ten 2.1 behoeve van het primaire proces Assisteert bij organiseren activitei2.2 ten en administr. werkzaamheden Houdt toezicht en begeleidt buiten 2.3 het primaire proces Voert met name in PO en SO 2.4 verzorgende taken uit
A
X
X X
X
93500 Onderwijsassistent BOL
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
cohort 2010-2013
X
X
Pagina 11
X
Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie en professiegebonden taken
Beschrijving De onderwijsassistent werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep. Zij leest vakliteratuur en volgt bijscholingen. Ze vraagt om feedback over haar eigen functioneren en geeft feedback aan anderen. Ze stelt samen met haar leidinggevende een persoonlijk ontwikkelplan op en voert dit uit. Ze neemt deel aan inhoudelijke discussies met collega's en anderen over het beroep en levert zo een bijdrage aan visieontwikkeling van de beroepsuitoefening en draagt deze visie ook uit naar anderen. De onderwijsassistent werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg. Zij werkt mee aan het verbeteren van de kwaliteit van onderwijsondersteuning door bijvoorbeeld te participeren in ontwikkel- of intervisiegroepen en door haar kennis van het vakgebied in te zetten bij verbetertrajecten. De onderwijsassistent werkt met kwaliteitszorgsystemen. De onderwijsassistent stemt de werkzaamheden af met collega’s, draagt indien nodig werkzaamheden over, maakt afspraken over de inhoud en vorm van de onderwijsondersteunende werkzaamheden en over ervaren knelpunten. Zij neemt deel aan voor haar functie relevante overlegvormen. De onderwijsassistent bespreekt met leraar/leraren/team bij welke onderwijsactiviteiten zij gaat assisteren. Daarnaast geeft zij zelf aan welke taken zij kan vervullen rondom het primaire proces. De onderwijsassistent evalueert de werkzaamheden. Ze luistert naar betrokkenen en reflecteert op haar eigen werkzaamheden en verzamelt overige relevante gegevens voor de evaluatie. Op basis daarvan evalueert zij mondeling of schrijft zij een evaluatieverslag en bespreekt dit met betrokkenen. Zij voert, indien daartoe aanleiding is, in overleg, gewenste veranderingen door.
Competenties
Kerntaak 3 D
E
J
K
P
Q
S
T
V
Aandacht en begrip tonen
Samenwerken en overleggen
Formuleren en rapporteren
Vakdeskundigheid toepassen
Leren
Plannen en organiseren
Kwaliteit leveren
Instructies en procedures opvolgen
Met druk en tegenslag omgaan
X
X X
X
Werkprocessen Werkt aan deskundigheidsbevordering en 3.1 professionalisering beroep Werkt aan het bevorderen en bewaken van 3.2 kwaliteitszorg 3.3
Stemt de werkzaamheden af
3.4
Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
X X
cohort 2010-2013
X X
Pagina 12
X
3.2.2
Leren, loopbaan en burgerschap
Naast de eisen die gesteld worden om in het beroep aan de slag te kunnen, worden ook eisen gesteld op het gebied van leren, loopbaan en burgerschap. Voldoende beheersing van de eisen op dit gebied is net zo belangrijk als de beheersing van de kerntaken van het beroep en dus net zo nodig om je mbo-diploma te krijgen. Bij burgerschap gaat het om het functioneren van burgers in de samenleving. Er wordt aandacht besteed aan politieke, economische en sociaal-culturele aspecten van het ‘burger-zijn’. Bij leren en loopbaan staat het ‘leven lang leren’ centraal. Een veranderende samenleving vraagt om mensen die hun talenten altijd weer willen en kunnen ontwikkelen. Vandaar de aandacht voor het zelf sturing geven aan je eigen ontwikkeling. Ook bij leren, loopbaan en burgerschap is er sprake van kerntaken en werkprocessen. In de schema’s kun je lezen aan welke kerntaken en bijbehorende werkprocessen er aandacht wordt besteed en welke competenties je daarvoor nodig hebt.
Kerntaak 1:
Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken Competenties A
J
M
N
O
P
Q
W
Beslissen en activiteiten initiëren
Formuleren en rapporteren
Analyseren
Onderzoeken
Creëren en innoveren
Leren
Plannen en organiseren
Gedrevenheid en ambitie tonen
X
X
X
Werkprocessen 1.1 Benoemt leerdoelen voor eigen ontwikkeling 1.2
Inventariseert geschikte manieren van leren
1.3
Kiest bij situatie en zichzelf passende leermanieren
X
1.4
Plant zijn eigen leerproces en voert het uit
X
1.5
Evalueert de gekozen manier van leren
Kerntaak 2:
X X
X X X X
X
X
Stuurt de eigen loopbaan Competenties N
U
W
Beslissen en activiteiten initiëren
Omgaan met verandering en aanpassen
Gedrevenheid en ambitie tonen
X
X
Werkprocessen 2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven 2.2
Onderzoekt welk werk er is en bij hem past
2.3
Stuurt eigen loopbaan en onderneemt de nodige acties
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
Onderzoeken
M Analyseren
G Relaties bouwen en netwerken
D Aandacht en begrip tonen
A
X
X
X
X
X
X
X X
cohort 2010-2013
X
X X
Pagina 13
Kerntaak 3:
Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding Competenties A
H
M
N
T
Beslissen en activiteiten initiëren
Overtuigen en beïnvloeden
Analyseren
Onderzoeken
Instructies en procesdures opvolgen
X
X
Werkprocessen 3.1 Oriënteert zich op onderwerpen m.b.t. politieke besluitvorming 3.2
Vormt een eigen mening
X
3.3
Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen
X
Kerntaak 4:
X X
X
Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie Competenties
Beslissen en activiteiten initiëren
Samenwerken en overleggen
Ethisch en integer handelen
Overtuigen en beïnvloeden
Onderzoeken
X
X
X
X
Werkprocessen 4.1 Gedraagt zich als werknemer bij uitvoering werk 4.2
Maakt gebruik van werknemersrechten
4.3
Stelt zich collegiaal op
Kerntaak 5:
X X
P S
X X
T
U
V Met druk en tegenslag omgaan
N
Omgaan met verandering en aanpassen
H
Instructies en procedures opvolgen
F
Kwaliteit leveren
E
Leren
A
X
X
X
X
X
Functioneert als kritisch consument Competenties J
M
N
P
T
Overtuigen en beïnvloeden
Formuleren en rapporteren
Analyseren
Onderzoeken
Leren
Instructies en procedures opvolgen
93500 Onderwijsassistent BOL
H
Samenwerken en overleggen
Niveau 4
E
Beslissen en activiteiten initiëren Werkprocessen Oriënteert zich op de consumentenmarkt en houdt 5.1 rekening met eigen wensen en mogelijkheden Onderneemt acties om producten en diensten 5.2 aan te schaffen
A
X
X
X
X
X X
cohort 2010-2013
X
X
Pagina 14
X
Kerntaak 6:
Deelnemen in allerlei sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte Competenties A
D
E
F
N
Q
T
Beslissen en activiteiten initiëren
Aandacht en begrip tonen
Samenwerken en overleggen
Ethisch en integer handelen
Onderzoeken
Plannen en organiseren
Instructies en procedures opvolgen
X
X
X
X
X X
X
Werkprocessen Neemt deel in diverse sociale verbanden en leeft in 6.1 de openbare ruimte Voert activiteiten uit voor de leefbaarheid van zijn 6.2 sociale omgeving
Kerntaak 7:
X
X
Zorgt voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap) Competenties A
E
F
K
L
M
N
T
Beslissen en activiteiten initiëren
Samenwerken en overleggen
Ethisch en integer handelen
Vakdeskundigheid toepassen
Materialen en middelen inzetten
Analyseren
Onderzoeken
Instructies en procecedures opvolgen
X
X
Werkprocessen 7.1 Zoekt informatie over een gezonde leefwijze
X
7.2
Beslist op basis van informatie en handelt ernaar
X
7.3
Onderneemt activiteiten ter bevordering gezondheid
3.2.3
X X
X X
X
X
Nederlands, Engels en rekenen / wiskunde
De beheersing van de Nederlandse taal is een eerste vereiste om als burger in de samenleving te kunnen functioneren. Daarom is het verplicht dat je aan het eind van je opleiding op een bepaald niveau je Nederlands beheerst. Bij de vaststelling van dit niveau is gekeken naar wat je aan Nederlands nodig hebt voor je beroep én wat je nodig hebt voor een eventuele vervolgopleiding. In de tabel hieronder kun je zien welke onderdelen van Nederlands in je opleiding aan de orde komen. Ook is het beheersingsniveau aangegeven. Het programma van Nederlands is zo opgezet dat je aan het eind van de opleiding het vereiste niveau beheerst. Mondelinge taalvaardigheid
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en taalbeschouwing
Niveau 3F
X
X
X
X
Niveau 2F
X
X
X
X
Niveau 1F
X
X
X
X
NEDERLANDS Niveau 4F
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 15
In een steeds internationaler wordende wereld is ook het belang van moderne vreemde talen groot. Daarom is in jouw opleiding Engels een verplicht onderdeel. Ook bij de vaststelling van het eindniveau van Engels is gelet op wat eventueel nodig is bij de uitoefening van je beroep. In onderstaande tabel kun je zien aan welke onderdelen bij Engels aandacht wordt besteed en op welk niveau je moet worden gebracht. Het programma van Engels is zo opgezet dat je aan het eind van de opleiding het vereiste niveau beheerst.
ENGELS
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1 – niveau
X
X
X
X
X
A2 – niveau
X
X
X
X
X
A1 – niveau
X
X
X
X
X
C1 – niveau B2 – niveau
Naast de beheersing van de Nederlandse en Engels taal is het ook nodig dat je goed kunt rekenen om als burger in de samenleving te kunnen functioneren. Daarom is het verplicht dat je aan het eind van je opleiding op een bepaald niveau rekenen beheerst. Bij de vaststelling van dit niveau is gekeken naar wat je aan rekenvaardigheden nodig hebt als burger, wat je nodig hebt voor je beroep én wat je nodig hebt voor een eventuele vervolgopleiding. In de tabel hieronder kun je zien welke onderdelen van rekenen in je opleiding aan de orde komen. Ook is het beheersingsniveau aangegeven. Het programma van rekenen is zo opgezet dat je aan het eind van de opleiding het vereiste niveau beheerst.
REKENEN
Getallen
Verhoudingen
Meten en meetkunde
Verbanden
Niveau 3F
X
X
X
Niveau 2F
X
X
X
X
Niveau 1F
X
X
X
X
Niveau 4F
3.2.4
Godsdienst en levensbeschouwelijke vorming
Uiteraard komen ook in deze opleiding de onderdelen Godsdienst en levensbeschouwelijke vorming aan bod. Dit staat in nauw verband met de grondslag van de school. Eerder is al genoemd dat de grondslag van het Hoornbeeck College de Bijbel is en de daarop gebaseerde reformatorische belijdenisgeschriften. Daarom zal in de opleiding in ieder geval aandacht worden geschonken aan de Bijbel, de Belijdenisgeschriften, de Reformatie en de Nadere Reformatie. Wat levensbeschouwelijke vorming betreft, wordt aandacht besteed aan het handelen als christen in het toekomstige beroep.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 16
3.3
De begeleiding
Tijdens je schoolloopbaan word je door diverse personen binnen de school begeleid: • Allereerst is er het kernteam dat zich richt op de opleiding. De docenten uit dit team dragen zorg voor de onderwijsactiviteiten. • Daarnaast heeft iedere student een studieloopbaanbegeleider (SLB’er). Dit is een docent aan wie de bijzondere zorg voor een groep studenten is toevertrouwd. Bij hem kun je terecht met vragen en problemen op het gebied van de studie in het algemeen, de beroepskeuze of sociale vaardigheden. Hij is het aanspreekpunt voor jou, onderhoudt de contacten met de ouders en verwijst eventueel door naar andere personen, zoals bijvoorbeeld iemand van het Studenten Zorg Team. • De decaan is belast met de begeleiding van de student bij de keuze van een eventuele vervolgopleiding en het verstrekken van voorlichtingsmateriaal. • Tot slot noemen we de unitmanager. Deze persoon bewaakt de goede gang van zaken binnen de opleiding.
3.4
Wanneer krijg ik wat?
Hieronder zie je de lessentabel voor het 1e leerjaar van de opleiding Onderwijsassistent. In de eerste twee perioden van het 1e leerjaar is er sprake van volledige lesweken. In de 3e en 4e periode volg je gedurende 2 dagen per week de beroepspraktijkvorming. De overige dagen word je op school verwacht voor lessen, projecten en actviteiten. De urentabel geeft een goede indruk van wat je krijgt. De weekindeling wordt bekendgemaakt één of twee weken voordat een periode begint. Je krijgt dan het rooster uitgereikt waarop per dag staat aangegeven welke uren aan welke onderdelen besteed moeten worden. In verband met verschillen in de jaarplanning van de vijf locaties van het Hoornbeeck College kunnen bepaalde onderdelen, projecten en/of modulen tijdens verschillende lesperiodes en volgens een ander rooster worden aangeboden.
LESSENTABEL & CODERING ONDERWIJSASSISTENT (1e leerjaar) Omschrijving
Roostercode
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Pedagogiek
OA-PED
3
3
--
2
Methodiek - Didactiek
OA-MDI
--
2
2
2
Maatschappijleer
OA-PMV
2
2
1
1
Godsdienst
OA-GDT
2
2
1
1
Nederlands
OA-NED
2
2
3
1
Rekenen
OA-REK
1
1
1
1
Sociale vaardigheden
OA-SAV
2
2
2
2
Beeldende Vorming
OA-BVM
3
3
2
2
Voordrachtskunst / AVV
OA-VAV
2
--
1
1
Muziek
OA-MUZ
2
2
1
1
Informatica
OA-INF
2
2
--
--
Sport en Spel
OA-S&S
2
2
--
--
Studieloopbaanbegeleiding
OA-SLB
3
3
2
2
BPV-begeleiding
OA-MWB
--
--
1
1
Engels
OA-ENG
2
2
1
1
28
28
18
18
TOTAAL
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 17
3.5
Beroepspraktijkvorming (BPV)
3.5.1
Het doel van de beroepspraktijkvorming
Omdat je een beroepsopleiding volgt, ben je voor een belangrijk deel van je opleiding in de beroepspraktijk bezig. Hiervoor ga je regelmatig op beroepspraktijkvorming (bpv). De werkprocessen die bij het beroep horen kun je hier meemaken en oefenen. Ook kun je dan laten zien of je deze werkprocessen beheerst.
3.5.2
De inhoud van de beroepspraktijkvorming
De inhoud van de bpv is net zoals de lesinhoud gebaseerd op de kerntaken en de werkprocessen die in paragraaf 3.2.1 genoemd zijn. Tijdens de bpv neem je deel aan de dagelijkse werkzaamheden in de bpv-instelling en werk je aan specifieke bpv-opdrachten. Wat precies van je wordt verwacht tijdens de bpv staat in de bpv-gids. Deze gids is een onderdeel van de OER en ontvang je voordat je op bpv gaat. Op school wordt deze gids uitgebreid besproken, zodat je goed voorbereid op bpv gaat.
3.5.3
Het zoeken van een bpv-plaats
Het Hoornbeeck College onderhoudt contacten met bpv-instellingen. Elke bpv-instelling moet een erkend leerbedrijf zijn. De bpv-coördinator van de opleiding zorgt ervoor dat aan iedere student een bpv-plaats toegewezen wordt. Over het algemeen wordt voorafgaand aan de plaatsing jouw motivatie voor een bepaalde bpv-plaats gevraagd. Als student neem je nooit zelf contact op met een instelling om te vragen of zij een plaats voor je hebben. Wanneer je een idee hebt over een bpv-plaats en je weet niet of de bpv-coördinator dit adres ook kent, neem je hierover met hem of haar contact op.
3.5.4
De begeleiding tijdens de bpv
Tijdens de bpv word je begeleid door een praktijkbegeleider van de bpv-instelling. Deze persoon stelt je in staat om aan de bpv-eisen te voldoen. Vanuit de school word je begeleid door je bpv-docent. Deze docent bewaakt de goede voortgang van de bpv, legt bezoeken af aan de stage-instelling en is voor jou het eerste aanspreekpunt voor allerlei vragen over de bpv.
Begeleiding vanuit de bpv-instelling Elke instelling heeft de begeleiding anders geregeld. Ook zijn er verschillende benamingen voor de begeleiding. Dit kan zijn: werkbegeleider, praktijkbegeleider, praktijkcoördinator, etc. Hieronder lees je de algemene regels die belangrijk zijn voor de begeleiding vanuit de instelling: - Als stagiair(e) word je elke dag begeleid door een collega die gediplomeerd is. - Je hebt regelmatig een gesprek met je begeleid(st)er over hoe het gaat op de afdeling. - Je hebt een voortgangsgesprek met je begeleid(st)er vanuit de instelling en de begeleidingsdocent vanuit het Hoornbeeck College. - Je bespreekt je leerdoelen en opdrachten en je hebt tijd om hier aan te werken. - Je bent boventallig, dat wil zeggen dat je niet ingepland staat op.
Begeleiding vanuit het Hoornbeeck College De bpv vindt tijdens een aantal perioden plaats gedurende een aantal dagen per week. De andere dagen worden de studenten op school verwacht voor de lessen. Er wordt tijdens die lesdagen ook aandacht besteed aan methodische werkbegeleiding. Aan het begin van een bpvperiode vindt een introductie plaats. Je wordt dan definitief voorbereid op het functioneren in de instelling. Tevens worden afspraken gemaakt over de organisatie van en de begeleiding tijdens de bpv-periode. De volledige organisatie van de bpv is opgenomen in de bpv-gids. Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 18
3.5.5
De beoordeling van de bpv
De school heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling van de stage. De wijze van beoordeling staat in de BPV-gids beschreven.
3.5.6
De duur van de bpv
Tijdens de opleiding ga je diverse keren op bpv (lees ook paragraaf 2.3.1). Per stageperiode wordt vastgesteld hoeveel bpv-uren er minimaal gehaald moeten worden. Dit urenaantal wordt ook opgenomen in de praktijkovereenkomst. Wanneer je een keer ziek bent, moet je deze dagen later inhalen door bijvoorbeeld de vakantie door te werken. Wanneer dit niet lukt dan mag je maximaal 10% verzuim hebben. Lukt het niet om aan deze uren te voldoen, dan vindt overleg plaats met de docent over een verlenging van de bpv-periode.
3.5.7
De Praktijkovereenkomst
Voordat je op bpv gaat, wordt er een praktijkovereenkomst (POK) gesloten tussen het Hoornbeeck College, de bpv-instelling en jou als student. De POK is een contract waarin verschillende afspraken vastgelegd zijn die gelden tijdens je bpv-periode. Onderdeel van de POK is het Reglement Praktijkovereenkomst. In dit reglement staan de rechten en plichten van zowel de school, de bpv-instelling als van de student. De POK wordt door school, de instelling en door jou ondertekend en ieder krijgt hiervan een exemplaar. Wanneer de afspraken die in de POK staan niet worden nagekomen worden, kan de bpv worden gestopt.
3.6
De weg naar mijn diploma
3.6.1
Deelname aan onderwijsactiviteiten
In de inleiding van hoofdstuk 1 van deze OER is al gezegd dat als je een opleiding op het Hoornbeeck College volgt, er een onderwijsovereenkomst getekend moet worden. In het Reglement bij deze overeenkomst staan de rechten en plichten van de school en van de student. Een belangrijke regel uit het reglement is de verplichte deelname aan de onderwijsactiviteiten. Het betreffende artikel 11 ‘Inspanningsverplichting student’ uit het Reglement Onderwijsovereenkomst luidt als volgt: “De student is gehouden zich naar beste vermogen in te spannen de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. In het bijzonder is de student gehouden daadwerkelijk aan de opleidingsactiviteiten deel te nemen, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem/haar gevergd kan worden.” Ook is volgens het Examenreglement deelname aan de toetsen verplicht. Als je dan ook bepaalde onderwijsactiviteiten niet kunt bijwonen, moet je verlof vragen. Per student wordt er bijgehouden wanneer en waarom er onderwijsactiviteiten verzuimd zijn en zonodig worden er maatregelen genomen.
3.6.2
Toetsing
Je wilt tijdens je studie graag weten hoe je vorderingen zijn. Een belangrijke manier om dat na te gaan is het maken van toetsen. Er zijn toetsen die bedoeld zijn om de studievoortgang te meten. Je wilt tijdens je studie graag weten hoe je vorderingen zijn. Een belangrijke manier om dat na te gaan is het maken van toetsen. Er zijn toetsen die bedoeld zijn om de studievoortgang te meten. Dit worden ontwikkelingsgerichte toetsen genoemd. Ze geven aan welke onderdelen je voldoende beheerst en aan welke onderdelen je meer aandacht moet besteden. De uitkomst hiervan komt niet op je diploma te staan. Deze ontwikkelingsgerichte toetsen kunnen voorwaardelijk zijn voor deelname aan de kwalificerende toetsen. Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 19
De kwalificerende toetsen zijn bedoeld na te gaan of je voldoende kwaliteiten bezit voor beginnend beroepsbeoefenaar. Als je een kwalificerende toets voldoende maakt, toon je aan dat je een bepaald onderdeel van de opleiding beheerst. Een kwalificerende toets kan een onderdeel van een kerntaak betreffen, maar kan ook gaan over één of meerdere kerntaken. In het toetsplan kun je lezen welke ontwikkelingsgerichte en welke kwalificerende toetsen er tijdens jouw opleiding afgenomen worden. Dit toetsplan is als bijlage bij deze OER opgenomen. Het afnemen van toetsen is een officieel gebeuren. Bij kwalificerende toetsen spreken we dan ook van examinering en de uiteindelijke resultaten hiervan komen op je diploma te staan. Daarom is er met betrekking tot de toetsing een Examenreglement opgesteld. Je kunt dit vinden op de website van het Hoornbeeck College. Hierin lees je ook de regels die gelden in geval van afwezigheid bij toetsen. Neem hier goed kennis van! Schriftelijke en/of praktijktoetsen worden meestal afgenomen in de toetsweek. Dit is de laatste week van een periode. Twee weken voor een toetsweek ontvang je een toetsrooster. Hierop staat wanneer welke toets afgenomen wordt, waar je moet zijn en hoeveel tijd je voor de toets krijgt. Voor alle kwalificerende toetsen is het Examenreglement van toepassing. We maken voor de examinering gebruik van producten die mede gebaseerd zijn op materialen van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Deze organisatie is een samenwerkingsverband van mboscholen voor o.a. de sectoren Zorg en Welzijn.
3.6.3
Inhalen van toetsen
Er kunnen geldige redenen zijn waardoor je verhinderd bent een toets bij te wonen. Je krijgt dan volgens het examenreglement gelegenheid deze toets in te halen. In het toetsplan is aangeven welke toetsen en welke opdrachten gemaakt of ingeleverd moeten worden. Voor het inhalen van toetsen die door bijzondere omstandigheden niet tijdens de geplande toetsmomenten afgelegd konden worden en het inleveren van opdrachten / werkstukken gelden de volgende regels: 1.
Voor de student die wegens bijzondere omstandigheden langdurig niet aanwezig is geweest, wordt - zo mogelijk - een individuele regeling getroffen.
2.
Per werkstuk (of opdracht) stelt de vakdocent de datum vast waarop dit werkstuk moet worden afgerond en/of ingeleverd. Als een werkstuk niet op tijd wordt ingeleverd vindt aftrek plaats van 20% van de waardering (in de vorm van punten of cijfer) die dat werkstuk volgens de vakdocent waard is. Als door deze vermindering het resultaat van het werkstuk onvoldoende is, heeft de student recht op een herkansing volgens de geldende regeling.
3.
Als er volgens de student sprake is van bijzondere omstandigheden, kan hij/zij voor de vastgestelde inleverdatum om uitstel vragen. Dit uitstel moet dan wel minstens drie dagen voor die datum schriftelijk aangevraagd te worden bij de vakdocent. Om voor plaatsing in het tweede leerjaar in aanmerking te komen, moeten aan het einde van het cursusjaar in ieder geval alle toetsen gemaakt en alle werkstukken/opdrachten ingeleverd te zijn.
3.6.4
Herkansingen
Om voor diplomering in aanmerking te komen moeten alle kerntaken met een voldoende beoordeling worden afgesloten. Als het eindresultaat van een of meerdere kerntaken niet voldoende is, heb je recht op hertoetsing. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: -
Herkansing is van toepassing op de kwalificerende toetsen en op het gedeelte van de ontwikkelingsgerichte toetsen dat voorwaardelijk is voor het afleggen van kwalificerende toetsen of voor plaatsing in een hoger leerjaar c.q. het volgen van de bpv. Alleen onvoldoende toetsen mogen opnieuw afgelegd worden. De grens tussen onvoldoende en voldoende staat op de toets aangegeven. Het resultaat van de herkansing komt in plaats van het eerder behaalde resultaat.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 20
-
-
Een herkansing vindt plaats op vastgestelde data. Deze data zijn meestal gelijk aan die van de inhaaltoetsen. Voor de herkansing van een Proeve van Bekwaamheid kan een afwijkende datum worden vastgesteld. Je bent zelf verantwoordelijk voor het tijdig en juist aanvragen van een herkansing. Een eenmaal aangevraagde herkansingstoets moet worden gemaakt. Een onwettig verzuimde aangevraagde herkansingstoets levert het cijfer 1,0 op. Wanneer je na het benutten van deze herkansing alsnog een onvoldoende eindbeoordeling hebt voor het betreffende examenonderdeel, kun je het huidige opleidingstraject niet vervolgen en wordt bezien welk traject je verder gaat volgen.
3.6.5
Beoordeling
Binnen vijftien schooldagen na het afnemen van de toets ontvang je de uitslag van de beoordeling. Dit gebeurt meestal door de docent die jouw toets heeft beoordeeld. Deze docent geeft je ook de gelegenheid om het beoordeelde werk in te zien. Het kan dan voorkomen dat je het niet eens bent met de beoordeling. Dit bespreek je eerst met de betreffende docent. Wanneer er dan een verschil van mening over de beoordeling blijft bestaan, kun je een aanvraag doen voor een tweede beoordeling. Hier moet je dan wel goede redenen voor hebben. Een tweede beoordeling moet je daarom ook schriftelijk aanvragen bij de examencommissie (via de unitmanager) met de redenen erbij vermeld. Je krijgt dan binnen twee weken van de examencommissie hierover bericht. Ben je het met de uitspraak van de examencommissie niet eens, dan bestaat er nog een mogelijkheid om bezwaar hiertegen aan te tekenen. Hoe dit in zijn werk gaat, kun je lezen in het examenreglement dat je kunt vinden op de website van het Hoornbeeck College.
3.6.6
Voortgangsrapportage en advisering
Na iedere toetsperiode wordt er een resultatenvergadering gehouden. Na deze vergadering worden de rapporten uitgedeeld aan de studenten. Indien nodig wordt het rapport opgestuurd. Als er aanleiding voor is, wordt het rapport door je studieloopbaanbegeleider met jou doorgesproken. Eventueel wordt er contact met thuis opgenomen. Voor wat betreft studie-advies en studiebesluit geldt het volgende: 1.
Na afloop van periode 2, 3 en 4 bepaalt de docentenvergadering voor elke student een studieadvies. Dit advies kan groen of oranje zijn. - Groen wil zeggen: de behaalde resultaten zijn tot tevredenheid. - Oranje wil zeggen: de behaalde resultaten geven aanleiding tot bezorgdheid over het vervolgtraject van de opleiding. Van dit oranje advies ontvangt elke student een brief in tweevoud. Eén van de twee brieven dient ondertekend voor gezien retour te komen naar school.
2.
Een oranje studie-advies wordt maximaal twee keer verstrekt: na periode 2 en/of aan het einde van periode 3. Als een student geen of onvoldoende verbetering van de resultaten laat zien, ontvangt hij/zij bij het volgende adviesmoment een (negatief) studiebesluit. Dit studiebesluit houdt in dat de student het huidige opleidingstraject niet kan vervolgen. Het studiebesluit wordt voorbereid door de docentenvergadering en bekrachtigd door de examencommissie. Van dit besluit ontvangt de student een brief namens die commissie. De de student wordt met zijn/haar ouder(s)/verzorger(s) op school uitgenodigd om te bezien voor welk vervolgtraject het beste gekozen kan worden.
3.
Een studie-advies en een studiebesluit is gebaseerd op het traject dat met de student is afgesproken. Dit betreft het gewone traject of een maatwerktraject. In bijzondere situaties kan besloten worden tot het nogmaals verstrekken van een oranje studie-advies.
4.
De student of bij minderjarigheid de ouder(s) / verzorger(s) kan tegen het studiebesluit bezwaar aantekenen bij de examencommissie en bij afwijzing van zijn bezwaar in beroep gaan bij de Commissie van Beroep voor de examens volgens de werkwijze zoals beschreven in hoofdstuk 5 van het examenreglement.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 21
3.6.7
Uitwerking studie-advies en studiebesluit
Hieronder wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste uitgangspunten die gelden ten aanzien van een studie-advies een studiebesluit. Voor het opstellen van een advies of besluit wordt gebruik gemaakt van “bewijsmaterialen”. Je kunt hierbij denken aan de studieresultaten van de (ontwikkelingsgerichte) toetsen, het beroepshoudingsinstrument, beoordelingslijsten van leerprestaties en reflectieverslagen. Uiteraard speelt hierbij ook de (eind)beoordeling van de 1e periode van beroepspraktijk vorming een belangrijke rol. De uitgewerkte criteria voor het studie-advies en het studiebesluit worden aan het begin van de opleiding uitgereikt en toegelicht.
Toelichting studie-advies Onder een studieadvies wordt verstaan een advisering voor de student ten aanzien van het vervolgen van de opleiding. Dit advies kan positief zijn (groen), maar kan ook een waarschuwingssignaal voor de student inhouden (oranje). Het studie-advies wordt in het eerstvolgende SLB-gesprek meegedeeld. Studenten met zo’n advies krijgen een brief in tweevoud ter ondertekening. Zij komen met voorrang in aanmerking voor een SLB-gesprek. Tijdens dat gesprek wordt besproken waarom een negatief advies is uitgebracht. Samen met de student wordt een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP) en een Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP) voor de komende periode opgesteld. De SLB-docent bewaart een kopie van die plannen als bewijsmateriaal. Tussentijds en aan het einde van de volgende periode wordt de voortgang in kaart gebracht. Indien nodig en mogelijk worden de plannen dan nog aangepast of aangevuld. Als de student onvoldoende voortgang boekt wordt de student na afloop van periode 3 nogmaals besproken tijdens de deelnemersbespreking. Daarbij wordt ook de beoordeling van de eerste bpv-periode. Op grond van deze bespreking kan nogmaals een negatief advies gegeven worden en wordt zo nodig een nieuw POP en PAP opgesteld. Studenten die 1 of 2 “oranje” studie-adviezen hebben ontvangen, worden besproken tijdens de afsluitende docentenvergadering aan het einde van het 1e leerjaar. Als op grond van de vastgestelde en afgesproken criteria geen of onvoldoende verbetering wordt geconstateerd, wordt een negatief studiebesluit opgesteld.
3.6.8
Diplomering
Aan het einde van de opleiding ontvang je een diploma als je bewezen hebt dat je geschikt bent als beginnend beroepsbeoefenaar. Dit betekent dat je hebt aangetoond dat je de vereiste competenties beheerst en dat je kerntaken op het juiste niveau kan uitvoeren. Nederlands en Engels Op het diploma komt ook het bereikte beheersingsniveau te staan voor de aandachtsgebieden.
3.7
Ten slotte
In dit hoofdstuk heb je gedetailleerd kennisgemaakt met de opleiding Onderwijsassistent. Er is geprobeerd om je een zo volledig mogelijk beeld te geven van de opleiding. We hopen dat we daarin zijn geslaagd. Je zult vast nog wel vragen hebben. Blijf hier niet mee lopen. Stel ze aan je studieloopbaanbegeleider of aan je unitmanager.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 22
Hoofdstuk 4 Toetsplan
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk tref je een overzicht aan van de toetsen die je tijdens je opleiding maakt.
4.2
Wat staat er in het toetsplan
In het schema van het toetsplan kom je termen tegen die hieronder worden toegelicht. Gebruikte term
Toelichting
Naam toets Naam cluster van werkprocessen
De naam van de toets zoals deze wordt afgenomen. De naam van het cluster van werkprocessen zoals dit is gevormd, bijvoorbeeld: de naam van een project de naam van een thema De code van de toets zoals deze op je rapport wordt afgedrukt. De kerntaak waaronder de toets valt: - Is het een kerntaak uit het kwalificatiedossier van je opleiding, dan begint de code van deze kerntaak met KD. - Is het een kerntaak uit het document ‘Leren, loopbaan en burgerschap’ dan begint de code van deze kerntaak met LLB. Als in een toets meerdere (delen van) kerntaken beoordeeld worden, is bij deze toets voor elke taak een aparte regel in het toetsplan ingevuld. De werkprocessen die in de toets worden beoordeeld. De competenties die bij de werkprocessen horen.
Toetscode Kerntaak
Werkproces(sen) Competentie(s)
Leerdoel(en)
Beoordelingsvorm Context
Periode Duur Kwalificerend of Ontwikkelingsgericht
De letters van de competenties komen uit het kwalificatiedossier van jouw opleiding en/of uit het document ‘Leren, loopbaan en burgerschap’. Beschrijft (een) streefsituatie(s) voor het zich eigen willen maken van kennis, vaardigheden en/of houding; dit op het bijpassende reproductieve, productieve of zelfsturende niveau. De vorm van de toets, bijvoorbeeld: - proeve van bekwaamheid - portfolio-assessment De omgeving waarin de toets plaatsvindt, bijvoorbeeld: - school - bpv - simulatie De periode waarin de toets over het algemeen wordt afgenomen (indien van toepassing). De tijdsduur van de toets (indien van toepassing). Een kwalificerende toets ((K) telt mee voor je diploma. Een ontwikkelingsgerichte toets (O) telt niet mee voor je diploma.
In het toetsplan van Nederlands en Engels kom je in plaats van kerntaak, werkproces en competentie enkele andere termen tegen: Taal
De taal die wordt getoetst. Bijvoorbeeld: Nederlands of Engels.
Aandachtsgebied
Het onderdeel van Nederlands of Engels dat wordt beoordeeld, te weten: luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken en schrijven.
Beheersingsniveau
Het niveau waarop Nederlands of Engels wordt getoetst. Hiervoor wordt een landelijk opgestelde nummering gebruikt. Bijvoorbeeld: B1.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 23
De codering van de toetscodes voor de opleiding Onderwijassistent is als volgt opgebouwd:
Positie
Inhoud positie
1
Sectoraanduiding W = Welzijn
2
Opleidingsaanduiding O = Onderwijsassistent
3
Leerroute-aanduiding O = BOL
4
Verwijzing naar brondocument K = kerntaak uit kwalificatiedossier L = kerntaak uit document Leren, loopbaan, burgerschap N = Nederlands E = Engels R = rekenen/wiskunde G = godsdienst/levensbeschouwing
5
Bij kerntaak uit KD en LLB: Kerntaaknummer 1 = kerntaak 1, 2 = kerntaak 2, enzovoorts Bij Nederlands en Engels: Aandachtsgebied M = mondelinge taalvaardigheid L = leesvaardigheid S = schrijfvaardigheid T = taalververzorging en taalbeschouwing Bij Rekenen : Aandachtsgebied G = getallen, hoeveelheden, maten V = verhoudingen M = meten en meetkunde V = verbanden
6
Aanduiding van de toetsvorm B = proeve van bekwaamheid S = schriftelijk tentamen V = vaardigheden tentamen P = portfolio-assessment W = werkstuk c.q. praktijkopdracht
7
Nummer toets, gelinkt aan voorgaande combinatie van 6 letters/cijfers (1-9)
8 en 9
Positie 8 en positie 9 worden gebruikt voor vermelding van de vakrichting.
10
Kwalificerend of ontwikkelingsgericht K = kwalificerend O = ontwikkelingsgericht
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 24
4.3
Het toetsplan van het 1e leerjaar van de opleiding Onderwijsassistent
Naam kwalificatie Crebocode kwalificatie Opleidingsvariant Toetsplan
Naam toets
: : : :
Onderwijsassistent 93500 Beroepsopleidende leerweg 1e leerjaar (cohort 2010-2013)
Toetscode
Kerntaak
Werkproces
Competenties
Beoordelingsvorm
Context
Periode
Duur
K/O
Kernactiviteit 0 - Van Intro naar professie Opleidingsbeeld
WOOL2W1OBO
LLB2
2.3
AGNUW
Werkstuk
Opleiding
1
10 weken
O
Leren Leren
WOOL1W2LLO
LLB1 LLB2
1.1, 1.2, 1.3 2.2
AJDGM MNOW
Werkstuk
Opleiding
2
5 weken
O
Beroepsbeeld
WOOL1W3BBO
LLB1 LLB2
1.1, 1.2, 1.3 2.2
AJDGM MNOW
Werkstuk
Opleiding
2
5 weken
O
Zelfbeeld
WOOL2W4ZBO
LLB2
2.1
DGMN
Werkstuk
Opleiding
3
10 weken
O
Samenwerken
WOOL1W5SWO
LLB1
1.2 1.3 1.4 1.5
AMNOPQ
Werkstuk
Opleiding
4
10 weken
O
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 25
Naam toets
Toetscode
Kerntaak
Werkproces
Competenties
Beoordelingsvorm
Context
Periode
Duur
K/O
Kernactiviteit 1 - Assisteren bij onderwijstaken (ontwikkelingsgerichte toetsing) Musisch-creatieve Vorming en S&S (1)
WOOK1S1MVO
KT 1
1.2 1.3
BATSLK
Schriftelijk
Opleiding
1
50 min.
O
OntwikkelingsPsychologie(deel 1)
WOOK1S1OPO
KT 1
1.1 – 1.3
KP
Schriftelijk
Opleiding
1
50 min.
O
Ontwikkelingspsychologie (deel 2)
WOOK1S2OPO
KT 1
1.1 – 1.3
KP
Schriftelijk
Opleiding
2
50 min.
O
Musisch-creatieve Vorming en S&S (2)
WOOK1S2MVO
KT 1
1.2 1.3
BATSLK
Schriftelijk
Opleiding
2
50 min.
O
Methodiek / Didactiek
WOOK1P1MDO
KT1
1.3 1.4
ABCDFKL TUV
Praktijk
Opleiding
2
1 dag
O
Sociale Vaardigheden / Feedback
WOOK1P1SVO
KT 1
1.1 1.2 1.3 1.4
EDV
Praktisch / kritische beroepssituatie
Opleiding
2
100 min.
O
Sociale Vaardigheden / Feedback en assertiviteit
WOOK1P2SVO
KT 1
1.1 1.2 1.3 1.4
EDV
Praktisch / kritische beroepssituatie
Opleiding
3
100 min.
O
Musisch-creatieve Vorming en S&S (1)
WOOK1P1MVO
KT 1
1.2 1.3
BATSLK
Praktijk
Opleiding
1
Per 1
O
Musisch-creatieve Vorming en S&S (2)
WOOK1P2MVO
KT 1
1.2 1.3
BATSLK
Praktijk
Opleiding
2
Per 2
O
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 26
Vervolg Kernactiviteit 1 - Assisteren bij onderwijstaken (ontwikkelingsgerichte toetsing) Godsdienst
WOOL4S1GDO
LLB 4
4.1 – 4.3
K
Schriftelijk
Opleiding
1
50 min. 2 dgn 100 min.
O
Nederlands Kinderliteratuur Burgerschap / Levensbesch. (1)
WOOL4S1NKO
LLB 4
4.1 – 4.3
K
Praktijk
Opleiding
3
WOOL4S1BLO
LLB 4 LLB 8
4.1 – 4.3
K
Schriftelijk
Opleiding
2
Burgerschap / Levensbesch. (2)
WOOL4S2BLO
LLB 4 LLB 8
4.1 – 4.3
K
Schriftelijk
Opleiding
4
100 min.
O
Godsdienst
WOOL4P1GDO
LLB 4
4.1 – 4.3
K
Praktijk
Opleiding
2
1 dag
O
Naam toets
Toetscode
Vak
Aandachtsgebied
Beheersingsniveau
Beoordelingsvorm
Context
Periode
Duur
100 min. 50 min. 50 min.
O O
K/O
Kernactiviteit 1 - Assisteren bij onderwijstaken (ondersteunende vakgebieden) Engels
WOOE1S1ENO
Engels
LEGSR
F2
Digitaal
Opleiding
4
Nederlands
WOON1S1NEO
LEGSR
F2
Digitaal
Opleiding
4
Rekenen
WOOR1S1REO
Nederlands Rekenen
G R I V
F2
Digitaal
Opleiding
4
Naam toets
Toetscode
Kerntaak
Werkproces
Competenties
Beoordelingsvorm
Context
O O O
Periode
Duur
K/O
Kernactiviteit 1 - Assisteren bij onderwijstaken (kwalificerende toetsing) Integrale kennistoets
WOOK1S1IKK
KT 1
1.1
FJKT
Schriftelijk
Opleiding
4
100 min.
K
ICT (deel 1)
WOOK1P1ICK
KT 1
1.4
L
Praktijk
Opleiding
1
K
ICT (deel 2)
WOOK1P2ICK
KT 1
1.4
L
Praktijk
Opleiding
2
50 min. 50 min.
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 27
K
Naam toets
Toetscode
Kerntaak
Werkproces
Competenties
Beoordelingsvorm
Context
Periode
Duur
K/O
Kernactiviteit 1 - Assisteren bij onderwijstaken (BPV-opdrachten) Wegwijs in de school
WOOL4W1PKO
LLB 4
4.1
FTS
Praktijkopdracht
BPV1
3
2 dagen
O
Kijkwijzer
WOOK1W1KIO
KT 1
1.1
FJTK
Praktijkopdracht
BPV1
4
3 dagen
O
Kindertekening
WOOK1W1KTO
KT 1
1.1
FJTK
Praktijkopdracht
BPV1
4
2 dagen
O
‘Om de hoek’ incl. rapportage + kennis MCV
WOOK1W1OKO
KT 1
1.2 1.3
BATSLK
Praktijkopdracht
BPV1
4
4 weken
O
Observeren
WOOK1W1OBO
KT 1
1.1
FJTK
Praktijkopdracht
BPV1
4
2 dagen
O
Voorbereiden van lesactiviteit
WOOK1W1VLO
KT 1
1.2
BATSLK
Praktijkopdracht
BPV1
4
2 dagen
O
Assisteren bij lesactiviteit
WOOK1W1ALO
KT 1
1.3
BATSLK
Praktijkopdracht
BPV1
4
2 dagen
O
Niveau 4
93500 Onderwijsassistent BOL
cohort 2010-2013
Pagina 28