CULTUURHISTORISCH PROFIEL Plangebied Oostelijke Waalkade / omgeving Stratemakerstoren Gemeente Nijmegen Onderzoek in opdracht van de gemeente Nijmegen, Bureau Archeologie en Monumenten oktober 2011
MONUMENTEN ADVIES BUREAU drs. C.J.B.P. Frank drs. F.A.C. Haans
COLOFON Opdrachtgever Gemeente Nijmegen Bureau Archeologie en Monumenten Samenstelling en teksten Bureau Archeologie en Monumenten drs. C.J.B.P. Frank Beeldmateriaal Gemeente Archief Nijmegen Bureau Archeologie en Monumenten, gemeente Nijmegen Dit is een uitgave van Bureau Archeologie en Monumenten en Monumenten Advies Bureau, Nijmegen Oktober 2011
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 2
mw. drs. C.H.J.M. van den Broek mw. V. Delmee BSc drs. J.H.J. van Hest ing. G. Korenberg mw. drs. M. Lemmens mw. drs. L. Valckx Bredestraat 1 6542 SN NIJMEGEN tel: 024-3786742
fax:024-3792477 www.monumentenadviesbureau.nl
CULTUURHISTORISCH PROFIEL PLANGEBIED OOSTELIJKE WAALKADE STRATEMAKERSTOREN IN NIJMEGEN
/
OMGEVING
INHOUDSOPGAVE: 1 INLEIDING 1.1 Cultuurhistorisch profiel 1.2 Bronnen 1.3 Waardenkaart 1.4 Opzet profiel
5 5 5 5 5
2 SCHETS PLANGEBIED 2.1 Ligging en begrenzing 2.2 Algemeen historisch ruimtelijk beeld 2.3 Het plangebied nader beschouwd: objecten en structuren met cultuurhistorische waarde
9 9 9
3 CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK IN HET VERLEDEN 3.1 Inleiding 3.2 Monumenteninventarisaties en cultuurhistorisch onderzoek 3.3 Archeologische opgravingen en waarnemingen in en nabij het plangebied 3.4 Nieuwe ontwikkelingen in het interbellum 3.5 Na de Tweede Wereldoorlog
19 19 19 19 28 29
4 HISTORISCH RUIMTELIJKE ONTWIKKELING 4.1 De ondergrond – stuwwal en Waal 4.2 De Romeinse tijd – Nijmegen bewoond 4.3 Vroege Middeleeuwen (ca.450-900) 4.4 Volle Middeleeuwen (ca.900-1250)
27 27 28 32 33
9
4.5 Late Middeleeuwen (ca.1230-1500) 4.6 Stadsomwallingen in de omgeving van het plangebied 4.7 De 17e en 18e eeuw – verfraaiing en verval 4.8 De 19e eeuw – van rood naar groen 4.9 De late 19e eeuw – ontmanteling en stadsuitleg 4.10 De 20e eeuw – infrastructuur, oorlog en wederopbouw
36 37 39 40 41 43
5 HET PLANGEBIED EN DE HISTORISCHE BRONNEN 5.1 Inleiding 5.2 Veerpoort 5.3 Oeverversterkingen en kademuren 5.4 Stratemakerstoren 5.5 Lange Baan 5.6 Lindenberg / Groene Balkon 5.7 Waalkade 5.8 Cultureel Centrum De Lindenberg 5.9 Veerpoorttrappen
47 47 47 49 51 52 60 67 70 73
6 CULTUURHISTORISCHE KWALITEITEN 6.1 Inleiding: de waardevolle kenmerken van het gebied 6.2 Historische ruimtelijke structuren 6.3 Historische bouwkunde 6.4 Archeologie 6.5 Historische groenstructuren
76 76 76 78 79 80
7 LITERATUUR / BRONNEN
81
BIJLAGEN : - Cultuurhistorische waardenkaart
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 3
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 4
1.2 Bronnen
1 INLEIDING 1.1 Cultuurhistorisch profiel Het Museum De Stratemakerstoren, gevestigd te Nijmegen, Waalkade 83-34, is voornemens samen met een drietal partners de museumaccommodatie uit te breiden. Daarbij heeft men het nog onbebouwde gebied in de hoek Lange Baan – Valkhofheuvel – Groene Balkon / Veerpoorttrappen in gedachten. Dit plangebied ligt binnen het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad en valt op de Archeologische Beleidskaart binnen het terrein Z-08 (NijmegenCentrum), een terrein van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Daarnaast bevinden zich in het gebied en de omgeving daarvan een groot aantal beschermde monumenten en voorts vele aspecten, die getuigen van een complexe en interessante ontwikkelingsgeschiedenis. De cultuurhistorische component van het gebied wordt ten behoeve van de planvorming gepresenteerd in deze cultuurhistorische rapportage. Het rapport, samengesteld in opdracht van het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen, is een bundeling van de beschikbare cultuurhistorische informatie over het plangebied rondom de Stratemakerstoren aan de Waalkade in Nijmegen. Het gebied omvat de voet van het Valkhofpark, de Veerpoorttrappen, het Groene Balkon en de Oostelijke Waalkade.
De tekst van het Cultuurhistorisch profiel is samengesteld uit reeds beschikbare informatie, die door de gemeente Nijmegen verzameld is. Het gaat om verslagen van archeologisch en bouwhistorisch onderzoek, historische tekeningen, foto’s en kaarten en in het recente verleden om uiteenlopende redenen vervaardigde teksten en publicaties. Al deze informatie is in het profiel geordend, geanalyseerd en verwerkt tot een handzaam rapport. Het materiaal is digitaal ter beschikking gesteld. Zo veel mogelijk zijn de bestaande teksten, uiteraard na inhoudelijke controle, in het profiel overgenomen en zo nodig aangevuld. Tevens heeft aanvullend bronnen- en literatuuronderzoek plaats gevonden naar belangrijke leemten in de beschikbare informatie (bijvoorbeeld over Cultureel Centrum De Lindenberg, het Groene Balkon en de Veerpoorttrappen).
1.3 Waardenkaart Bij het profiel behoort een cultuurhistorische waardenkaart, waarop de verschillende cultuurhistorisch waardevolle aspecten (structuren, bebouwing, objecten) zijn weergegeven. Deze is als bijlage bij het rapport gevoegd.
1.4 Opzet profiel Het onderzoek wordt gepresenteerd als een zogenaamd “Cultuurhistorisch profiel” of omgevingsrapport, dat de volgende cultuurhistorische karakteristieken in kaart brengt: de stedenbouwkundige geschiedenis van het gebied, de geografische ligging, de bouwhistorie van zowel bestaande als verdwenen historische gebouwen en de resultaten van tot nu toe verrichte archeologische opgravingen. Samenvattend draagt het Cultuurhistorisch Profiel een inventariserend, analyserend en door het vele beeldmateriaal ook inspirerend karakter. Het profiel kan worden ingezet bij de planvorming, maar ook als basis dienen bij de plantoetsing, omdat het inzicht geeft in de in en nabij het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.
De volgende onderdelen komen in de analyse aan de orde: Een globale schets van het plangebied met duiding van het algemene historisch-ruimtelijk beeld en overzichten van de in het gebied aanwezige beschermde cultuurhistorie (beschermd stadsgezicht, rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, panden met uiteenlopende bouwhistorische waarden, structuren met archeologische waarden, groene monumenten) en waardevolle elementen zonder status. Dit onderdeel wordt gepresenteerd in hoofdstuk 2; Een overzicht van cultuurhistorisch onderzoek en analyses in het verleden in het gebied rond de Stratemakerstoren (hoofdstuk 3); Een overzicht van de historisch ruimtelijke ontwikkeling vanaf het ontstaan van het landschap tot heden (hoofdstuk 4); Hoofdstuk 5 vormt de verdieping van de algemene ontwikkelingen in
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 5
hoofdstuk 4. Er wordt ingezoomd op enkele belangrijke structuren en objecten in het plangebied bi de Stratemakerstoren. Dit gebeurt aan de hand van de vermelding van enkele historische bronnen en feiten en vooral ook via veel historische afbeeldingen en recente foto’s; In hoofdstuk 6 worden de cultuurhistorische kwaliteiten beschreven en opgesomd. Samen met hoofdstuk 2 is dit de toelichting bij de cultuurhistorische waardenkaart; Tot slot wordt een overzicht van de gebruikte en geciteerde bronnen gegeven in hoofdstuk 7;
Monumenten Advies Bureau, oktober 2011
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 6
afb. 1 Luchtfoto plangebied, situatie 2009, via bingmaps.com
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 7
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 8
2 SCHETS PLANGEBIED
Stratemakerstoren; een compact restant van de oude Nijmeegse binnenstad tussen Ridderstraat, Ottengas en Cultureel Centrum De Lindenberg. Centraal in dit gebied met aaneengesloten, deels nog laatmiddeleeuwse bebouwing bevindt zich de St. Anthoniusplaats met onder meer het Cellenbroederenhuis en het klooster Bethlehem; 4. het complex van Cultureel Centrum De Lindenberg, oorspronkelijke huisvesting van de muziekschool, de openbare bibliotheek en de Vrije Academie (1963-1972, architecten J.W.C. Boks, W. Eijkelenboom en A. Middelhoek); Daarnaast bewaart het plangebied in de bodem tal van sporen van oudere ontwikkelingsfasen (prehistorie, Romeinse tijd, vroege middeleeuwen). 3.
2.1 Ligging en begrenzing Het plangebied bevindt zich in de noordoosthoek van het Nijmeegse binnenstadsgebied. Globaal bestaat het uit de onmiddellijke omgeving van de Stratemakerstoren aan de oostelijke Waalkade. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Waalkade, aan de westzijde door het Casino en het Groene Balkon, aan de zuidzijde door de Ridderstraat, de Lindenberg en de voet van de Valkhofheuvel. Zijdelings zal ook aandacht worden besteed aan de gehele Valkhofheuvel en de aangrenzende delen van de binnenstad.
2.3 Het plangebied nader beschouwd: objecten en structuren met cultuurhistorische waarde
2.2 Algemeen historisch ruimtelijk beeld In het algemeen kan het plangebied worden ervaren als een wat in de periferie van de binnenstad gelegen gebied, dat sterk wordt bepaald door nadrukkelijk aanwezige structuren als de Waalkade, de Valkhofheuvel, de Veerpoorttrappen en niet in de laatste plaats het opvallende reliëf. Het gebied toont een merkwaardige mix van structuren en gebouwen uit zeer uiteenlopende ontstaansperioden, het gevolg van de turbulente geschiedenis aan de voet van het Valkhof en grote infrastructurele wijzigingen als gevolg van militair-strategische ingrepen, oorlogsverwoesting, wederopbouw en binnenstadssanering. Daarnaast is er sprake van een aantal, eveneens nogal uiteenlopende functies op het gebied van cultuur, leisure en wonen, met voorzieningen als een casino, cultureel centrum, horeca, museum, appartementengebouwen, parkeerplaatsen, etc. De stedenbouwkundige structuur dateert gedeeltelijk uit de naoorlogse periode (Groene Balkon, Veerpoorttrappen), maar borduurt voort op de in de middeleeuwen ontstane structuren (Waalkade, Lange Baan, Vleeshouwerstraat, Ridderstraat). Er is sprake van een aantal historische ensembles, die slechts in beperkte mate ruimtelijk (en historisch!) met elkaar in verbinding staan: 1. de Valkhofheuvel met de restanten van de Valkhofburcht, de middeleeuwse stadsomwalling en de 19e-eeuwse parkstructuren; 2. de historische kadebebouwing aan de Waalkade, oostelijk van de Veerpoorttrappen en aan de achterzijde ontsloten door de Lange Baan. Het betreft een grotendeels in de late 19e eeuw tot stand gekomen bouwblok, gebouwd op de restanten van de stadsmuur en de 16e-eeuwse
Kaartje met de bebouwing Afbeelding 2 geeft een indruk van de in het gebied aanwezige historische bebouwing met een beschermde status. In één van de volgende paragrafen staat een overzicht van de rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle objecten in het gebied. Beschermd stadsgebied Het plangebied valt volledig binnen het in 1975 aangewezen rijksbeschermde stadsgezicht “Benedenstad”. De begrenzing is aangegeven op het bijgaande kaartje in afbeelding 2. Beschermde monumenten In en direct rond het plangebied bevindt zich een groot aantal van rijks- en gemeentewege beschermde objecten, beeldbepalende panden en enkele bijzondere, thans niet beschermde gebouwen met cultuurhistorische waarde. Voorts bevindt zich hier een archeologisch monument. De beschermde objecten zijn weergegeven op het hierbij afgebeelde kaartje (afbeelding 2), een uitsnede uit de Historische @tlas Nijmegen. Het gaat om de volgende objecten:
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 9
Rijksmonumenten (zie afbeelding 2) Hoogstraat, to 3, Spoorwegmonument uit 1884, naar ontwerp van Jan Jacob Weve, met een afgietsel van Victoriastandbeeld van Christian Daniel Rauch; Ottengas 29-31: dubbel woonhuis, 18e eeuw; Ridderstraat 13: herenhuis, oorspronkelijk 18e eeuw; St. Anthoniusplaats 1: herenhuis 19e eeuw, met oudere ingangsomlijsting uit het pand Ridderstraat 4; St. Anthoniusplaats 9 / Ottengas 15; Cellenbroederenhuis, laatmiddeleeuws complex met trapgevels; St. Anthoniusplaats 15-16: groot, mogelijk 15e-eeuws huis met trapgevels; Voerweg 1: Valkhofheuvel met beplanting en de in de heuvel nog aanwezige restanten van de burcht; Voerweg 1: St. Nicolaaskapel, circa 1030 en later; veelhoekige kapel op het Valkhof; Voerweg 1: Barbarossa-ruïne, circa 1155, tufstenen apsis van kapel in het door Frederik Barbarossa gebouwde paleis; Voerweg 1: restanten tufstenen toren met flankerende muren, 12e eeuw, onderdeel ommuring van het burchtterrein; Voerweg 1: delen van in 1388-1390 gebouwde ringmuur van de burcht; Voerweg 1: gedeelte van de stadsmuur uit het tweede kwart van de 14e eeuw met twee halfronde torens; Voerweg 1: voetbrug met toegangshek naar het Valkhofterrein, 1886, door Jan Jacob Weve. Waalkade 70-79: groot herenhuis, derde kwart 19e eeuw, in eclectische trant; thans verbouwd tot appartementen; Waalkade 80-83: groot gepleisterd herenhuis, derde kwart 19e eeuw, in eclectische trant; thans verbouwd tot appartementen; Waalkade 84: Stratemakerstoren, verdedigingstoren, 1525-1526; Gemeentelijke monumenten (zie afbeelding 2) Ridderstraat 1-3: groot laatmiddeleeuws/17e-eeuws huis op hoek met Ottengas; thans verbouwd tot appartementen; Ridderstraat 5-7: voormalig bedrijfspand met bovenwoning, circa 1885-1890;
afb. 2 Het plangebied (in de blauwe cirkel) ligt volledig in het rijksbeschermde stadsgezicht “Benedenstad”, aangewezen in 1980. De begrenzing van het gezicht is aangegeven door middel van de roze lijn. In rood zijn de rijksmonumenten gemarkeerd, in groen de gemeentelijke monumenten en in blauw de beeldbepalende objecten.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 10
Ridderstraat 15: woonhuis, oorspronkelijk vroege 19e eeuw, verbouwd eind 19e eeuw; St. Anthoniusplaats 2, 3, 4: blokje van drie eenvoudige volkswoningen uit het derde kwart van de 19e eeuw; St. Anthoniusplaats 5-5a. woning met werkplaats, circa 1895. St. Anthoniusplaats 7, 7a, 8: blok van drie volkswoningen, 1898; St. Anthoniusplaats 10: Klooster Bethlehem, laatmiddeleeuwse grondvorm, complex verbouwd en in 1927 aanzienlijk vergroot herenhuis uit 1770; St. Anthoniusplaats 12-13-14: 19e-eeuws pakhuis (1859) met oudere kern, waaronder grote gewelfkelder; (bouwhistoriemonument); Beeldbepalende objecten (zie afbeelding 2) Ottengas 11-13, gepleisterd tweelaags pand, 19e-eeuws, mogelijk oudere kern; St. Anthoniusplaats 17-19, gepleisterd, vermoedelijk 19e-eeuws pand, mogelijk oudere kern; Waalkade 107: voormalig bedrijfspand, thans Nationaal Fietsmuseum Velorama, circa 1900 Waalkade 109: voormalig bedrijfspand, thans hotel, circa 1900. Waalkade 111-112-113: voormalig bedrijfspand met bovenwoning, thans hotel, circa 1900; Waalkade z.n. (114?): 19e-eeuws pakhuis;
afb. 3 en afb. 4 RM: Spoorwegmonument en Ottengas 29-31. afb. 5 en afb. 6 RM: Ridderstraat 13 en St. Anthoniusplaats 1. afb. 7 en afb. 8 RM: St. Anthoniusplaats 9 en 15-16.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 11
afb. 9 en afb. 10 RM: Voerweg 1, Valkhofpark en St. Nicolaaskapel. afb. 11 en afb. 12 RM: Voerweg 1, Barbarossaruïne en stadsmuur. afb. 13 en afb. 14 RM: Voerweg, voetbrug en hek; Waalkade 70-79 en Waalkade 80-83.
afb. 15 en afb. 16 RM: Waalkade 84, Stratemakerstoren; GM: Ridderstraat 1-3 (links) en 5-7 (midden). afb. 17 en afb. 18 GM: Ridderstraat 15 en St. Anthoniusplaats, van links naar midden nrs. 2-3-4, 5-5a en 7-7a-8. afb. 19 en afb. 20 GM: St. Anthoniusplaats 10 en 12-13-14.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 12
Panden met bouwhistorische waarde (zie afbeelding 26) Ottengas 29-31; Ridderstraat 1-3; Ridderstraat 5-7; Ridderstraat 13; Ridderstraat 15; St. Anthoniusplaats 9 / Ottengas 15; St. Anthoniusplaats 10; St. Anthoniusplaats 12-13-14; Voerweg 1: St. Nicolaaskapel; Voerweg 1: Barbarossa-ruïne; Voerweg 1: restanten tufstenen toren met flankerende muren; Voerweg 1: gedeelten van de in 1388-1390 gebouwde ringmuur; Voerweg 1: gedeelte van de stadsmuur; Waalkade 84: Stratemakerstoren; Panden met historische structuur waarde (zie afbeelding 3) St. Anthoniusplaats 1; St. Anthoniusplaats 2, 3, 4; Panden met indicatieve bouwhistorische waarde (zie afbeelding 3) St. Anthoniusplaats 5-5a; Panden met indifferente bouwhistorische waarde (zie afbeelding 3) St. Anthoniusplaats 7, 7a St. Anthoniusplaats 17-19
afb. 21 en afb. 22 BB: Ottengas 11-13 en St. Anthoniusplaats 17-19 afb. 23 en afb. 24 BB: Waalkade 107 en 109-113 afb. 25 BB: Waalkade zn.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 13
Archeologische beleidskaart (zie afbeelding 27 en 29) Op de nog vast te stellen archeologische beleidskaart (tevens op te nemen in het Bestemmingsplan Binnenstad-Centrum) zijn in het plangebied verschillende waardengradaties aangegeven: de Valkhofheuvel heeft waarde 4 (archeologisch monument); voorts is er sprake van waarde 3, uitgezonderd locaties, die door recente bouwactiviteiten zijn verstoord (waarden 0). Archeologische monumenten (afbeelding 27) Valkhofheuvel; Archeologische visualisaties (zie afbeelding 28) Een deel van de Romeinse muur, opgegraven op de plek van het huidige Casino. Een deel van de fundering en de eigenlijke, 1,40 meter dikke muur uit de 3e en 4e eeuw is bewaard gebleven en zichtbaar achter glas in de onderdoorgang van het casino; Hypocaustum van overigens volledig verdwenen Romeins huis, eveneens aangetroffen bij opgravingen ter plaatste van het Casino. Nu te zien via ruit in de voorgevel van het Casino.
afb. 26 Uitsnede Bouwhistorische waardenkaart. De kaart is op 27 januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. De kaart dient als basis voor de bescherming van panden met bouwhistorische waarden. Bron: gemeente Nijmegen.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 14
afb. 27 Uitsnede van de Archeologische beleidskaart gemeente Nijmegen. Zie ook afbeelding 29 voor de volledige kaart. De code Z-02 staat voor het archeologische rijksmonument Valkhofheuvel.
. afb. 28 Kaartje met locatie Romeinse muur, afkomstig van website Gemeente Nijmegen.
afb. 29 Archeologische beleidskaart gemeente Nijmegen (bron: Bureau Archeologie en Monumenten).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 15
Overige bijzondere objecten en complexen met cultuurhistorische waarde, in volgorde van ontstaanstijd; zonder beschermde status Kazemat uit de Tweede Wereldoorlog, in noordflank Valkhofheuvel; Keermuur van het Groene Balkon, 1953, tot stand gekomen in het kader van de werkverschaffing, geen officieel onderdeel van het wederopbouwplan van Nijmegen; geïnspireerd op het uit 1939 daterende ontwerp van Pieter Verhagen; Ridderstraat 11, winkel-woonhuis uit 1957, naar ontwerp van architect F.J.A. Cousin uit Nijmegen; karakteristiek wederopbouwpand, waarvan hoofdvorm (met steile kap) en gekanteelde voorgevel zijn geïnspireerd door de middeleeuwse woonhuisarchitectuur; Cultureel Centrum De Lindenberg oorspronkelijke huisvesting van de muziekschool, de openbare bibliotheek en de Vrije Academie (1963-1972, architecten J.W.C. Boks, W. Eijkelenboom en A. Middelhoek); Veerpoorttrappen, 1989, door architect P.E. Hoeke; imposante verbinding van de Waalkade met de bovenstad; vooral het idee van de herstelde verbinding is van belang, evenals de in de structuur verwerkte kunstwerken. Beeldende kunst Nieuwe Vleeshouwerstraat, keermuur Groene Balkon (net buiten het plangebied): Mozaïek Moeder Gods als beschermster van de schippers, 1966, Hans Truijen (1928-2005); op het kleurrijke mozaïek is naast Maria ook Sint Nicolaas te herkennen; Ridderstraat, Cultureel Centrum De Lindenberg: Wandsculptuur, 1972, Krijn Giezen; bestaat uit acht bronzen platen met florale motieven; St. Anthoniusplaats 13: Gevelsteen “Man rolt ton”, 1947, Ed van Teeseling (1924-2008), in opdracht van wijnhandel E. Broekkamp; Valkhofpark: Kastanjedroom, 2006, Carel Lanters (1955), bronzen deksel op boomstronk; Veerpoorttrappen: Dubbelkoppige adelaar, 1958, Han Rädecker (19211976), oorspronkelijke locatie tegen het Groene Balkon, in 1988 verplaatst naar de Veerpoorttrappen; Veerpoorttrappen: Twee kalkstenen leeuwen, 1941-1943, Jac. Maris (1900-1996), oorspronkelijk gemaakt voor de in 1940-1942 gebouwde stadhuisvleugel (topgevelbekroningen raadzaal); sinds 1989 geplaatst bij de Veerpoorttrappen;
afb. 30 en afb. 31 Duitse bunker en keermuur Groene Balkon. afb. 32 en afb. 33 Ridderstraat 11 en Cultureel Centrum de Lindenberg. afb. 34 Veerpoorttrappen.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 16
Historisch groen In het plangebied zijn de volgende waardevolle groenstructuren en –objecten aanwezig: Valkhofpark Het Valkhofpark met zijn relicten van de 19e-eeuwse parkaanleg als Rijksmonument beschermd. In het park bevindt zich een groot aantal waardevolle en monumentale bomen. Solitaire bomen Van beeldbepalend belang zijn de platanen aan de zuidzijde van Cultureel Centrum De Lindenberg en de beplanting (linden) op de St. Anthoniusplaats. Op de St. Anthoniusplaats bevindt zich bovendien een als monumentaal aangemerkte pseudoplataan. Verder zijn de volgende aspecten in het gebied van belang: de bijzondere zeer gelaagde ontwikkelingsgeschiedenis vanaf de vorming van het onderliggende landschap, de eerste occupatie, de ontwikkelingen in de Romeinse tijd, de Middeleeuwen en de recente geschiedenis, met zowel onder- als bovengronds veel sporen van dat gelaagde verleden; de stedenbouwkundige structuur van het gebied, met elementen van de historische verkavelingen, het reliëf, de middeleeuwse en 19eeeuwse ingrepen en de periode van verwoesting in en wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog;
afb. 35 en afb. 36 Mozaïek tegen keermuur Groene Balkon. afb. 37 en afb. 38 Wandplastiek binnenplaats de Lindenberg en gevelsteen St. Anthoniusplaats 12-14 afb. 39 en afb. 40 Kalkstenen leeuw en adelaar, Veerpoorttrappen.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 17
afb. 41 De waardevolle (blauw) en monumentale (paars) bomen in het plangebied. Bron: website gemeente Nijmegen.
afb. 43 Het westelijke deel van het Valkhofpark (foto MAB, 2o11).
afb. 42 Waardevolle boom op de St. Anthoniusplaats (foto MAB, 2011).
afb. 44 Karakteristieke beplanting bij De Lindenberg (foto MAB, 2011).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 18
3 CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK IN HET VERLEDEN
Op 27 januari 2010 heeft de gemeenteraad de kaart vastgesteld. De bouwhistorische waardenkaart zal als basis dienen voor de bescherming van panden met bouwhistorische waarden.
3.1 Inleiding
Van zeer recente datum is de inventarisatie van waardevolle en monumentale bomen in de gemeente Nijmegen. De inventarisatie is in mei 2011 op een via de website van de gemeente Nijmegen te raadplegen kaart gepresenteerd.
Binnen en nabij het plangebied is in de periode vanaf circa 1950 door diverse instanties cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. Het gaat om inventarisaties ten behoeve van monumentenselecties en de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van de Nijmeegse benedenstad en een hele reeks archeologische opgravingen en waarnemingen. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste onderzoeken.
3.2 Monumenteninventarisaties en cultuurhistorisch onderzoek In 1973 en 1976 is in de Nijmeegse binnenstad een groot aantal Rijksmonumenten aangewezen, naar aanleiding van verschillende inventarisatierondes in de vroege 20e eeuw (De Voorlopige Lijst) en de vroege jaren zestig. Het betreft panden uit de periode vóór 1850. Begin jaren negentig heeft het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), gevolgd door het Monumenten Selectie Project (MSP) het gebouwde erfgoed uit de periode 1850-1940 in kaart gebracht. Ruim tien jaar later heeft dit in Nijmegen geresulteerd in de aanwijzing van een reeks nieuwe Rijksmonumenten. Nabij het plangebied gaat het om het Spoorwegmonument en de brug over de Voerweg, beide in 2001 aangewezen. De Gemeentelijke Monumentenlijst is in de jaren tachtig en negentig samengesteld naar aanleiding van inventarisatie- en selectierondes. In 2002 is een inventarisatie uitgevoerd van de structuren en gebouwen, die tijdens de wederopbouw van het centrum van Nijmegen zijn gerealiseerd. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de aanwijzing van enkele gemeentelijke monumenten, echter niet binnen het plangebied. Voorts heeft de gemeente Nijmegen een kaart van de binnenstad gemaakt waarop alle nog aanwezige middeleeuwse gebouwen of restanten van middeleeuwse gebouwen te zien zijn. De kaart vormt de conclusie van de bouwhistorische verkenningen die in 2002- 2003 in de opdracht van de gemeente in de binnenstad zijn uitgevoerd.
De Stratemakerstoren is in 1995 en 2011 onderwerp geweest van een bouwhistorisch onderzoek (zie bronnenopgave). In 2007 is een doctoraalscriptie over Cultureel Centrum De Lindenberg gereed gekomen. Dit onderzoek beschrijft de voorgeschiedenis, de ideeën- en planvorming, de bouw en de architectuurhistorische betekenis van De Lindenberg.
3.3 Archeologische opgravingen en waarnemingen in en nabij het plangebied Binnen en nabij het onderzoeksgebied zijn in de periode vanaf ca. 1950 door diverse instanties archeologische opgravingen en waarnemingen uitgevoerd1. Probleem is dat de resultaten van bedoelde activiteiten slechts zeer ten dele zijn gepubliceerd. Ook bestaat er nog geen gedegen archeologisch samenhangend verhaal. Archeologische werkzaamheden RMO / Brunsting (1950-1960) In de periode 1950 – 1960 werd door de gemeente Nijmegen het Saneringsplan Benedenstad uitgevoerd. Onderdeel van dit Saneringsplan vormde de sloop van vervallen panden en herinrichting van het gebied, globaal begrensd door Waalkade, Lindenberg, Burchtstraat en Grotestraat. Binnen en nabij het plangebied betekende dat de sloop van panden langs de Lange Baan, Lindenberg en Steenstraat, alsmede de bouw van het zgn. Groene Balkon. Het sloop- en graafwerk werd in die periode min of meer in de gaten gehouden door de ook op vele andere plaatsen in Nijmegen actief opererende prof. H. Brunsting, indertijd verbonden aan het RMO te Leiden, nauw
1 Dit overzicht is overgenomen uit Den Braven 2011 2 Brunsting 1955 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 19
samenwerkend met de ROB. Brunsting heeft slechts in één publicatie 2 - beknopt - verslag gedaan van hetgeen hij tijdens de graaf- en sloopwerkzaamheden binnen en nabij het plangebied heeft waargenomen. Brunsting beschrijft dat in het oostelijke deel van de bouwput van het Groene Balkon zwaar Romeins tufstenen/natuurstenen muurwerk te zien was. Bedoeld muurwerk eindigde in een kelderstructuur. Brunsting meldt dat de muurresten vermoedelijk restanten zijn van een villa-achtig Romeins gebouw tegen de voet van de helling of van een terrasmuur. Aan de noordelijke voet van het muurwerk heeft Brunsting overal sporen van intense bewoning aangetroffen (paalgaten en funderingen van veldkeien). De stratigrafie leverde woon- en ophogingslagen uit de tijd van de Flavii op. De sporen dateren volgens Brunsting uit de 1e tot en met de 4e eeuw. Sloop huizen oostzijde Lindenberg (1940, 1955) Aan de oostzijde van de Lindenberg stonden in de periode 1850-1955 drie panden (perceelsnummers 4883, 4246 en 3302). Het pand met perceelsnummer 3302 werd in 1940 gesloopt. Beide andere panden werden omstreeks 1955 gesloopt. De sloopwerkzaamheden werden niet archeologisch begeleid en het is niet bekend tot hoe diep deze panden zijn gesloopt.
2 Brunsting 1955
afb. 45 Bouwactiviteiten Groene Balkon 1954 (RAN F1925)
afb. 46 Pand perceel Lindenberg 4883/4246 omstreeks 1950 (RAN F27532)
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 20
Collectie Stads Kern Onderzoek Nijmegen (1954)/ Regionaal Archief Nijmegen In het Regionaal Archief te Nijmegen (RAN) bevinden zich diverse stukken, ondergebracht binnen de Collectie Stads Kern Onderzoek Nijmegen. 3 In de collectie bevinden zich o.a. diverse omstreeks 1954 door de afdeling Fotografie van het Commissariaat van Politie te Nijmegen gemaakte foto’s. De foto’s zijn vermoedelijk gemaakt tijdens de sloopwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van het Groene Balkon. Niet in alle gevallen is duidelijk wat er wordt afgebeeld (doorgaans muurwerk) of waar de foto’s zijn gemaakt. In enkele gevallen wordt een nadere plaatsaanduiding vermeld: - funderingsmuren dwars door de Lindenberg ter plaatse van de benedenverdieping van het klooster Hallo 4, - steunmuur van de Valkhofheuvel ten oosten van de Lindenberg onder de tuin van Unitas 5, - tufstenen kelder in de Steenstraat bij de samenkomst LindenbergSteenstraat, - tufstenen muren achter de voormalige Proosdijhuizen onder de tuin van Bethlehem 6, - oude vloer of plaveisel in de Lindenberg. Waarneming en begeleiding OGA / Bogaers (1969): westzijde Lindenberg Nadat in november 1968 een begin was gemaakt met het grondwerk voor het cultureel centrum “De Lindenberg” (westzijde Lindenberg en ten zuiden van het Groene Balkon) werden door studenten van de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen met regelmaat waarnemingen uitgevoerd in de bouwput. De activiteiten werden begeleid door het aan de universiteit verbonden Instituut Oude Geschiedenis en Archeologie (OGA) van prof. J.E. Bogaers. Bogaers legde hetgeen werd waargenomen ook – summier – vast. 7 In de bouwput werden de restanten van een Romeinse spitsgracht aangetroffen. De spitsgracht moet hebben behoord tot de Romeinse versterking die omstreeks de 4e eeuw op de Valkhofheuvel moet hebben gelegen. De spitsgracht is over een afstand van 25 tot 30 meter gezien en 3 RAN, 591 Collectie Stads Kern Onderzoek Nijmegen, nr. 42 Lindenberg 4 Het klooster Hallo bevond zich langs de westzijde van de Lindenberg, globaal tussen Lindenberg, Steenstraat en Strikstraat. Het klooster is in 1954 gesloopt. 5 Het pand van Unitas stond aan de oostzijde van de Lindenberg, ongeveer halverwege. 6 De Proosdijhuizen stonden aan de zuidzijde van de (oude) Vleeshouwerstraat, recht onder het hoger gelegen klooster Bethlehem. 7 Bogaers 1969
kende een noord-zuid oriëntatie. De gracht heeft zich ongetwijfeld nog verder in noordelijke richting (richting de Waal) voortgezet. Opgravingscampagnes ROB (1979-1989) Onder verantwoordelijkheid van de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) werden in de periode 1979-1989 in de benedenstad van Nijmegen en op/nabij de Waalkade diverse opgravingscampagnes en waarnemingen uitgevoerd. 8 Binnen het plangebied (Lb6) is ROB-opgravingsput 1056 relevant. De put (proefsleuf) is in april 1989 aangelegd. Aanleg Veerpoorttrappen (1988-1989) In de periode 1988-1989 werd het gedeelte van het Groene Balkon, gelegen aan de zijde van de Waalkade en gelegen in het verlengde van de voormalige Lindenberg, “doorbroken” ten behoeve van de aanleg van de zgn. Veertpoorttrappen. Het gedeelte van het Groene Balkon gelegen aan de oostzijde van de voormalige Lindenberg (thans hoek Lange Baan/Valkhoftrappen) is daarbij onaangetast gebleven. Aangezien de aanleg van de Veertrappen voornamelijk werd gerealiseerd in het ten tijde van de bouw van het Groene Balkon met grond aangevulde deel, werden de graaf- en bouwwerkzaamheden archeologisch niet begeleid en ontbreekt derhalve enige archeologische informatie.
afb. 47 Lange Baan, 1989. Opgraving voor de bouw van de Veerpoorttrappen (foto RAN F20642).
8 Zie o.a. Clevis 1987/1988 en Sarfaty 1985/1987
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 21
Opgravingscampagnes SSN (1991-1993) & BAMN (1990-2004) In de periode 1991 – 1993 werden door de Stichting Stadsarcheologie Nijmegen (SSN) aan de Lange Baan drie archeologische projecten uitgevoerd (Lb1 t/m 3). Aangezien bedoelde projecten betrekking hadden op archeologische werkzaamheden binnen de Stratemakerstoren, worden zij hier buiten beschouwing gelaten. In de periode 1990 – 2004 werden door het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen binnen en in de omgeving van het onderzoeksgebied diverse archeologische projecten uitgevoerd (Lb4 en Li1 t/m 5). Voor ons onderzoek zijn uitsluitend de projecten Lb4 en Li3 van belang. De overige projecten liggen te ver van het onderzoeksgebied verwijderd. In november 1993 werd door medewerkers van het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen tijdens het graven van de funderingskuil (in de voet van de Valkhofheuvel) ten behoeve van een transformatorhuisje een waarneming uitgevoerd nabij de toenmalige Valkhoftrappen, ten zuiden van de Lange Baan (Lb4). Er werden sporen van muurwerk aangetroffen, daterend uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. In de periode april-mei 1998 werden door medewerkers van het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen onder de projectcode Li3 meerdere waarnemingen gedaan aan de Lindenberg.
afb. 48 Bouw Veerpoorttrappen in 1989 (RAN F28505)
Een van de waarnemingen betrof het aantreffen muurwerk in een gegraven funderingssleuf ten behoeve van de bouw van een nieuwe grondkerende muur langs de westzijde van het Valkhofplateau (oostzijde Lindenberg, ongeveer halverwege de Lindenberg). In de funderingssleuf werden restanten van een bakstenen muur uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd aangetroffen. Vermoedelijk betrof het hier een restant van de fundering van het omstreeks 1950 gesloopte gebouw van de Sociëteit Burgerlust. De andere waarneming betrof het aantreffen van een deel van de Romeinse gracht in een midden in de Lindenberg gegraven rioolsleuf (globaal tussen Veerpoorttrappen en Voerweg). Het aangetroffen deel van de gracht moet onderdeel zijn geweest van de langs de westzijde van het 4e-eeuwse castellum aangelegde gracht. De gracht was noord-zuid georiënteerd. In het vrijliggende deel van de gracht werden diverse fragmenten aardewerk aangetroffen (Romeins t/m Nieuwe Tijd). In de rioolsleuf werden verder de
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 22
restanten van een met recent puin gevulde bomkrater uit de Tweede Wereldoorlog en het restant van een keldervloer (baksteen, late middeleeuwen aangetroffen. Andere opgravingsputten van de ROB Direct in de nabijheid van het onderzoeksgebied zijn ten tijde van de opgravingscampagnes van de ROB nog diverse andere opgravingsputten aangelegd. Bedoelde putten bevinden zich even ten westen van het onderzoeksgebied (o.a. in de zone waar nu het pand van Holland Casino staat). De gegevens van de ROB-opgravingscampagnes zijn slechts zeer ten dele uitgewerkt en gepubliceerd. De publicaties van o.a. Brunsting 9, Bogaers 10, van Tent 11, Sarfaty 12 en Clevis 13 geven - in samenhang met elkaar bezien - een goed beeld van hetgeen er in de oostelijke zone langs de Waalkade in het verleden aan de hand is geweest. Aangetroffen sporen duiden op nagenoeg onafgebroken intensieve bewoningsactiviteit vanaf de Romeinse tijd. 14 Meer in het bijzonder betrof het hier sporen die duiden op houtbouw vanaf de 1e eeuw, villa-achtige, deels stenen bebouwing vanaf de 1ee eeuw, een (versterkte?) handelsnederzetting vanaf de 4e eeuw, bewoningslagen uit de Merovingische en Karolingische periode, 11e/12e- eeuwse huisplattegronden binnen vermoedelijk een handelsnederzetting, 13e/14e- eeuwse bebouwing (deels versteend), alsmede kade- en verdedigingswerken.
9 Brunsting 1955 10 Bogaers 1969 11 v. Tent 1973 12 Sarfaty 1985 en 1987 13 Clevis 1988 14 Zie ook Thijssen 1987, 1988 en 1999
afb. 49 Lange Baan in oostelijke richting met rechts de in 1950 gesloopte panden (RAN F18310).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 23
Archeologisch onderzoek door BAM, gemeente Nijmegen (2011) Het archeologisch onderzoek is in opdracht van het Projectbureau van de gemeente Nijmegen verricht door Bureau Archeologie en Monumenten, onder leiding van F. de Roode (projectleider / senior KNA-archeoloog). Het betreft een waardestellend inventariserend veldonderzoek (IVO) proefsleuven, uitgevoerd direct ten zuiden van de Lange Baan, net buiten het archeologisch rijksmonument Z-02 Het Valkhof. 15 Het doel van het IVO is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek en Programma van Eisen. Middels het IVO wordt (extra) informatie verkregen over bekende en /of verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Het archeologisch onderzoek bestond uit een enkele proefsleuf, gelegen op het terrein net buiten het rijksmonument (de Valkhofheuvel). Het onderzoek heeft geresulteerd in een kleine hoeveelheid sporen en vondsten. Zo bestaat het oudste antropogene spoor uit een fragment muurkern van een muur uit de laat-Romeinse tijd. Voorts is een bakstenen fundering aangetroffen uit mogelijk de 15e of de 16e eeuw. Het is echter niet uitgesloten dat oude bakstenen zijn hergebruikt en dat de fundering in werkelijkheid een jongere datering heeft. Ook is in het zuidelijke deel van de proefsleuf met het afsteken van het oostprofiel de zuidwesthoek van een bakstenen kelder aangetroffen. De westelijke keldermuur (1-steens dik) is over een lengte van circa 1,5 meter waargenomen. De baksteenformaten doen vermoeden dat de kelder uit de 18e eeuw of vroege 19e eeuw dateert. N.a.v. het proefsleuvenonderzoek is geconcludeerd dat de vindplaats (plaatselijk) sterk is verstoord. Het is onduidelijk of de rest van het beoogde plangebied dezelfde mate van verstoring kent. Gelet op het bovenstaande moet men er rekening mee houden dat zich in het onderzoeksgebied nog talloze sporen uit de Romeinse tijd en later in de bodem kunnen bevinden. In sommige gevallen kunnen bedoelde restanten zich meters onder het maaiveld bevinden.
afb. 50 Ligging van de onderzoekslocatie en overzicht van alle sporen en hun datering. Uit: Den Braven, 2011.
15 Het onderzoek is vastgelegd in Den Braven, 2011
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 24
afb. 51 Impressie van het archeologische onderzoek vanaf de Lange Baan (a) en vanaf de Valkhofheuvel (b), uit: Den Braven, 2011.
afb. 53 Onderzoeksgebied met werkputten ROB en BAMN, uit: Den Braven, 2011 afb. 52 Het laat-Romeinse muurwerk gezien richting het zuidwesten (links) en de bakstenen fundering uit de 15e/16e eeuw richting het zuidoosten, uit: Den Braven, 2011.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 25
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 26
4 HISTORISCH RUIMTELIJKE ONTWIKKELING16 4.1 De ondergrond – stuwwal en Waal Het onderzoeksterrein is gelegen op het overgangsgebied van de spoelzandwaaier (sandr) van de stuwwal bij Nijmegen en de Holocene oeverafzettingen van de Waal. Dit overgangsgebied is een bijzondere locatie waar rivierenland en stuwwal elkaar treffen. Zonder ijstijd zou er geen Valkhofheuvel zijn geweest en evenmin zou de rivier de Waal aan haar voet hebben gestroomd. Zo’n 150.000 jaar geleden vinden de grootscheepse veranderingen plaats in het landschap van Oost Nederland en het aangrenzende gebied in Duitsland. Gletsjers banen zich een weg door het landschap en graven zich letterlijk in. Plaatselijk rivierzand en grind worden opzij en omhoog geschoven. Grote niveauverschillen zijn het gevolg en de landschapsvorm stuwwal is een feit. De jonge stuwwallen veranderen vervolgens door verschillende klimaatwisselingen. Er treedt erosie op en de ruwe, ongelijkmatige heuvels vlakken af en krijgen meerdere plateaus. Smeltwater geeft vorm aan de hellingen en verplaatst de losse deeltjes naar de voet van de heuvels. Op veel van de plateaus ontstaan weelderige bossen die in latere periodes weer worden gekapt door de mens. De plateaus blijken in veel gevallen een ideale vestigingsplaats. Hoog genoeg om overzicht te hebben over de omgeving en zich dus te kunnen verdedigen, maar dikwijls ook in de buurt van een rivier en een voedselrijke oever. Voor Nijmegen is deze omschrijving zeker van toepassing. Uit archeologisch onderzoek is bekend dat er vanaf de periode na de laatste ijstijd sprake is van toenemende menselijke activiteit in het gebied. Aanvankelijk gaat het nog slechts om activiteiten van jagers en verzamelaars, maar vanaf het laat-neolithicum is er steeds meer sprake van permanente
16 Dit hoofdstuk is samengesteld uit tekstfragmenten uit: Den Braven 2011, Kuppens 2011, Van Tienen 2005 en teksten van het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen. Waar nodig is de tekst aangevuld en gecorrigeerd door de samensteller van dit Cultuurhistorisch Profiel.
afb. 54 Periodekaart prehistorie (2500-15 v. Chr.). Archeologische Atlas, op website gemeente Nijmegen.
bewoning met de daarbij horende activiteiten, zowel op de Nijmeegse stuwwal als op de lager gelegen gronden langs het stroomgebied van de Waal. Bij archeologisch onderzoek in de historische binnenstad van Nijmegen zijn neolithische begravingen en een grafveld uit de late Bronstijd en Vroege IJzertijd aangetroffen. Op het Valkhofterrein zijn twee grafheuvels uit de urnenveldentijd aangetroffen. De graven moeten tot hetzelfde grafveld hebben behoord als de graven die op Kelfkensbos zijn gevonden.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 27
Oorsprong Waalkade Het verloop van de Waalkade is allereerst landschappelijk bepaald. Gedurende de ontstaansgeschiedenis van Nijmegen stroomde de Waal nu eens vlak onder de stuwwal langs en dan weer kilometers meer naar het noorden. Ondanks zijn slijtende werking, bleef de stuwwal nagenoeg onaangetast en bleef een stabiel rustpunt in tegenstelling tot het voortdurend transformerende landschap aan de oostkant (Ooypolder etc.) Stuwwal en smeltwaterhellingen zijn van oudsher geschikt geweest voor bewoning en het legeren van soldaten. De omringende –zachte- kleigronden, komgronden en uiterwaarden werden op een heel andere wijze gebruikt. Die situatie maakt Nijmegen dan ook zo bijzonder. De stad ligt op een locatie waar rivierenland en stuwwal elkaar treffen. De Waalkade vormt letterlijk de overgangszone tussen het water en de smeltwaterhellingen en daarmee tussen het water (natuur) en de stad (cultuur).
4.2 De Romeinse tijd – Nijmegen bewoond In de Vroeg Romeinse tijd voert een Romeinse weg vanaf de kop van de stuwwal naar het westelijk gelegen heiligdom aan de Winseling. De oost west route doorsnijdt het plateau waar nu het Valkhofpark, het Kelfkensbos en het Hunnerpark zijn gelegen. Rond de eeuwwisseling ligt daar de Bataafse nederzetting Oppidum Batavorum. De bewoners van deze vroeg stedelijke nederzetting, zijn de eerste burgers van Nijmegen. Zij begraven in die periode hun doden onder aan de Valkhofheuvel bij de Waal. Van de nederzetting zijn op Kelfkensbos en het aanpalende St. Josephhof vele resten aangetroffen. De nederzetting moet zich ook over het Valkhof hebben uitgestrekt. De afwezigheid van direct aan de Romeinse tijd voorafgaande bewoningssporen doet vermoeden dat deze nederzetting door de Romeinen is gesticht. De archeologische overblijfselen tonen een sterk geromaniseerde samenleving. De opzet en het stratenplan van de nederzetting en de rijk ingerichte huizen en vondsten verraden een sterk geromaniseerde bevolking en grote welstand. Het lijkt er dan ook op dat hier weinig Bataven gewoond hebben; we moeten eerder denken aan lieden uit Gallië (Frankrijk) en Italië. Aannemelijk is dat het aan de rivier gelegen Oppidum Batavorum beschikte over haven- en kadewerken.
afb. 55 Periodekaart Romeinse tijd – vroeg (20 v. Chr. – 70 na Chr). Archeologische Atlas, op website gemeente Nijmegen.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 28
Gelet op in de tweede helft van de vorige eeuw aangetroffen structuren uit de Romeinse periode op slechts enkele tientallen meters ten westen en noordwesten van het plangebied, kunnen sporen en structuren uit deze periode zich nog in de bodem van het onderzoeksgebied bevinden, zij het op een diepte van 2 tot 4 meter (en soms meer) onder het huidige maaiveld. Bataafse opstand Tijdens de Bataafse opstand in 69/70 na Chr. is de stedelijke nederzetting door Julius Civilis en zijn mede-opstandelingen in brand gestoken en daarna niet meer opgebouwd. De opstand wordt neergeslagen en er wordt een nieuwe stedelijke structuur gevestigd in het huidige waterkwartier, het latere Ulpia Noviomagus. Na de Bataafse Opstand komt het gedurende de Romeinse periode tot een gewijzigde inrichting van het gebied. Hoewel de civiele bewoning binnen de grenzen van het voormalige Oppidum Batavorum niet geheel zal zijn verdwenen (recent archeologisch onderzoek duidt op enige continuïteit van bewoning), krijgt het gebied een wat duidelijker karakter. Naast militaire aanwezigheid op de Valkhofheuvel (o.a. het 4e-eeuws eeuws castellum) ontstaat op de oeverzone ten noordwesten van de Valkhofheuvel een ommuurde nederzetting. Tijdens opgravingen aan de voet van de heuvelrand in de tweede helft van de vorige eeuw zijn belangrijke restanten van het zuidelijke deel van die op de oeverzone van de Waal gelegen nederzetting aangetroffen. Aanvankelijk fungeert een aarden wal als begrenzing. Later wordt die versterkt tot muur met aan de buitenkant twee droge grachten van zo’n tien meter breed en 3,5-4 meter diep. Tussen de grachten bevindt zich nog een brede berm (15 meter). Op respectabele afstand van deze verdedigingsgrachten, ligt een “juridische” gracht die functioneert als afbakening van het Castellum-terrein. De restanten van deze verdedigingswerken zijn bij Cultureel Centrum De Lindenberg en op het Kelfkensbos aangetroffen. Andere resten zullen in de bodem van het Valkhof en de directe omgeving bewaard zijn gebleven.
afb. 56 Periodekaart Romeinse tijd - midden (70 – 270 na Chr.). Archeologische Atlas, op website gemeente Nijmegen.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 29
De bebouwing van het castellum heeft waarschijnlijk dicht bij de muren gelegen, waardoor een soort plein ontstond. Er wordt verondersteld dat de muur ook aan de Waalkant heeft doorgelopen, maar dit is nog niet met bewijzen gestaafd. Grachten en ommuring zijn op het huidige Kelfkensbos nog lange tijd van belang geweest. De grachten zijn pas in de 13e eeuw gedempt en hebben de kavelgrens bepaald van het latere stadspaleis. Haaks op deze grachten, is de stadsomwalling van 1540 gebouwd. Bij de bouw van Museum het Valkhof is voor het eerst afgeweken van de historische lijnen. In plaats daarvan zijn de Romeinse structuren zichtbaar gemaakt in de bestrating voor het museum. Hoofdroutes uit de Romeinse tijd zijn nog steeds herkenbaar in het huidige stratenpatroon. De Veerpoorttrappen leiden nu naar de voormalige oversteekplaats van de Romeinen. De Waalkade in de Romeinse tijd Voor zover bekend zijn de oevers van de Waal bewoond vanaf de prehistorie en is de huidige Waalkade en omgeving ook een vestigingsplaats geweest voor de Romeinen. Het deel van de Waaloever tussen de Grotestraat en de Westrand van de Nieuwe Haven (globaal) is echter onbewoond gebleven, zo wordt algemeen verondersteld. Dit is wellicht te verklaren door de geologische omstandigheden. Het stuifzand op de smeltwaterhellingen heeft zich kennelijk veel beter geleend voor bewoning dan de veel grovere hellingafzettingen aan de westkant van de Waalkade. Deze tweedeling is tot in de late Middeleeuwen blijven bestaan. Tot 1547 werd de Lage Markt beschouwd als onderdeel van de “Weyer” en ook zo genoemd. Het gebied van de Weyer strekte zich tot voorbij de Hezelpoort uit. Het Middelnederlands woord verwijst naar een drassig gebied of restgeul (haven). Op tekeningen uit de 16e eeuw is het verschil zichtbaar tussen een harde kade (oost) en strand (west). In de Vroeg Romeinse periode heeft er ten oosten van de Grotestraat een nederzetting gelegen. Ook zou er mogelijk een kleine haven zijn geweest. Rond deze locatie zijn ook verschillende vondsten gedaan met betrekking tot de Laat Romeinse periode. De meest opzienbarende vondst is ongetwijfeld de tufstenen muur. Deze goed bewaarde muur is tussen 1985 en 1987
afb. 57 Periodekaart Romeinse tijd - laat (270 – 450 na Chr.). Archeologische Atlas, op website gemeente Nijmegen.
afb. 58 Locatie Romeinse muur en hypocaustum onder het casino aan de Waalkade (bron: website gemeente Nijmegen).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 30
blootgelegd over een lengte van 100 meter en zal gelopen hebben vanaf het Besiendershuis aan de Steenstraat tot even ten oosten van het huidige casino. Het is aannemelijk dat de muur alleen heeft kunnen functioneren in combinatie met een verdedigingswerk op de hoge heuvel waar later het Valkhof is gebouwd. Na de opgraving is een groot deel van de muur gesloopt. Er is nog een (verplaatst) deel zichtbaar aan de achterzijde van het in 1988 gebouwde casino. Oost-West-Noord-Zuid Alhoewel de Waalkade zelf dus niet in z’n volle lengte is bewoond door de Romeinen, kan de weerspiegeling van de Waal symbolisch worden teruggevonden in de oude Romeinse weg van oost naar west. De lijn langs de huidige Burchtstraat, Stikke Hezelstraat en Lange Hezelstraat is structuurbepalend gebleven tijdens de Middeleeuwen en vormt nog steeds een bijzondere verbindingslijn van oost- naar west-Nijmegen. Haaks daarop zijn oude Romeinse wegen en Middeleeuwse wegen bepalend geweest voor het contact tussen de hoger gelegen stad en het water. Zowel in het oostelijk als het westelijk deel van Nijmegen zijn enkele van deze wegen direct door te trekken naar de overzijde van de Waal. Ooit was de Waal nog zo smal en ondiep dat er kon worden overgestoken via doorwaadbare plaatsen. Op een ander moment moet er een Romeinse brug zijn geweest. Ter hoogte van de Winseling en de Veerpoort zou er sprake zijn geweest van oversteekplaatsen voor varend verkeer. Er zullen dan ook al verstevigde oevers of kades zijn geweest. De Waal lag in de Romeinse tijd ter hoogte van het onderzoeksgebied noordelijker dan vandaag. 17 Resten van de gedeeltelijk bewaarde nederzetting onder de Waalkade bij het
Holland Casino bewijzen dat. Hoe ver noordwaarts deze Romeinse nederzetting reikte, is niet duidelijk. De nederzetting kan een overslagplaats ter bevoorrading van het Tiende Legioen geweest zijn, toen dit na afloop van de Bataafse Opstand op de Hunnerberg werd gelegerd. Maar eerder al lijkt hier tegen de helling aan de voet van het Valkhof een houten woongebouw gestaan te hebben, wellicht nog binnen de grenzen van Oppidum Batavorum. In de loop van de 1e eeuw mogelijk al voor 70 na Chr. - werd het tot een villa-achtig stenen gebouw getransformeerd. Aan de noordzijde van de tufstenen muur lagen onder meer een verbrande houten vloer en een oorspronkelijk houten, maar later versteende kelder. Deze handelsnederzetting of havenplaats aan de Waal, met vermoedelijk een langwerpige vorm, werd in de eerste helft van de 4e eeuw weer nieuw leven ingeblazen, nadat schuin erboven, op het Valkhof, een castellum was verrezen. De aan de rivier gelegen nederzetting werd aan de zuidzijde begrensd door een tufstenen muur met een dikte van gemiddeld 1,4 m. Hiervan zijn delen vastgesteld bij het graven van de bouwputten voor het Groene Balkon (1954) en het Holland Casino (1987), en eerder al bij het westelijker gelegen Besiendershuis. In deze muur was ter plekke van het casino een muur opgenomen van het inmiddels vervallen villa-achtige gebouw dat hier al in de 1e eeuw stond. Van de te veronderstellen dwarsmuren is nog geen restant bekend. Gezien de situering van de muur en de benodigde ruimte voor de nederzetting zal de rivier zijn loop hier toch minstens verscheidene tientallen meters noordelijker gehad hebben dan heden ten dage.
17 We moeten rekening houden met het gegeven dat het stroombed van de Waal in de Romeinse tijd ter plaatse tussen de 50 en 100 meter noordelijker heeft gelegen. In de periode daarna verlegde het stroombed zich geleidelijk in zuidelijke richting. De aanval van de rivier op de heuvelrand nabij de huidige Waalkade kwam mede onder invloed van regulerende maatregelen (o.a. bedijking en het aanleggen van kribben) pas in de 12e of 13e eeuw min of meer tot stilstand. Het opschuiven van het stroombed van noord naar zuid had tot gevolg dat veel tussen de Romeinse tijd en de 12e/13e eeuw aangelegde structuren in de oeverzone door de rivier werden ondergraven. Overblijfselen uit genoemde periode kunnen en zullen zich nog in de bodem bevinden, zij het op grote diepte en niet meer op de oorspronkelijke plaats. Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 31
4.3 Vroege Middeleeuwen (ca.450 -900) Vanaf het midden van de 5e eeuw is het in onze contreien definitief afgelopen met de Romeinse invloedsfeer. Frankische bevolkingsgroepen krijgen het er voor het zeggen en nemen bezit van de in oorsprong Romeinse structuren (of wat daar nog van over is). Er ontstaat vanuit de in oorsprong Romeinse nederzetting aan de voet van de Valkhofheuvel een Merovingische, later Karolingische nederzetting van inwoners en koop- en handelslieden. Door koninklijke schenking komt in de 7e eeuw een deel van het Valkhof en Kelfkensbos in bezit van de Merovingische bisschop van Keulen, die er een parochiekerk gewijd aan Sint Stephanus laat bouwen. Gegevens over de vroegmiddeleeuwse periode in en rond Nijmegen zijn schaars. Archeologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat er gedurende de Merovingische (en later Karolingische) periode sprake moet zijn geweest van activiteit op en rond de Valkhofheuvel, inclusief de daaraan grenzende oeverzone. Door sommigen wordt zelfs vermoed dat in het gebied van de in oorsprong Romeinse nederzetting aan de voet van de Valkhofheuvel continuïteit van bewoning aan de orde is. Het zou dan kunnen gaan om een uit de Romeinse nederzetting voortgekomen Frankische, Merovingische en later Karolingische nederzetting die qua structuur vergelijkbaar was met Dorestad 18, zij het veel minder groot. Dat houdt in dat er hier een reeks van percelen naast elkaar moet hebben gelegen, met op het noordelijke uiteinde een aanlegsteiger of haven, meer landinwaarts woningen van kooplieden en zuidelijk daarvan (vermoedelijk tot aan de aangetroffen Romeinse muur onder het huidige Casino) landbouwgrond. Afkalving door de rivier zou het grootste gedeelte van deze percelen in later tijd verloren hebben doen gaan, evenals de meeste sporen van de Romeinse nederzetting ter plaatse. Er bleef slechts een smalle strook grond bij de Romeinse muur behouden, t.w. het agrarisch gebruikte gedeelte.
afb. 59 Kaartlaag 450 – 725 na Chr. in Historische @tlas Nijmegen.
afb. 60 Kaartlaag 725 - 900 na Chr. in Historische @tlas Nijmegen.
18 Archeologisch gezien is een “Klein Dorestad” op de Waaloever bij Nijmegen niet aantoonbaar. Ook in de historische bronnen ontbreekt daarvoor elke aanwijzing.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 32
De nederzetting aan de Waal groeit vanaf ca. 700 heel geleidelijk. De Waal heeft ook in deze periode recht op de stad afgestroomd. De structuren in de buitenbocht van de Waal waren ook in de middeleeuwen de eerste slachtoffers. Zo blijkt de Waal al in de vroege middeleeuwen de daar gelegen nederzetting binnengedrongen te zijn tot voorbij de Lage Markt. Het bewijs hiervoor is dat er holocene rivierafzetting direct op pleistoceen is aangetroffen. En er kan op grond van palynologisch onderzoek een datering gegeven worden tussen laat-Romeins en laat-Merovingisch19. C14-datering van takjes geeft een datering van laat-Merovingisch of vroeg-Karolingisch. De (weinige) Merovingische vondsten die aan de Waaloever zijn gedaan, bevinden zich in jongere context. Het is aannemelijk te veronderstellen dat deze vondsten afkomstig zijn van de hoger gelegen plateaus en via erosie in de laag gelegen Waaloever zijn beland. In de profielen zijn dan ook meerdere erosielagen zichtbaar. De Merovingische en vroeg-Karolingische bewoning moet dus zuidelijker (hoger) worden gezocht dan nu wordt voorgesteld. De nederzetting aan de Waal, wordt tot begin 13e eeuw begrensd door een uit de Romeinse tijd achtergebleven tufstenen muur. Daarna schuift het centrum van de bewoningskern op in zuidwestelijke richting. De eerste schriftelijke melding van het gebruik van de Valkhofheuvel na het vertrek van de Romeinen, dateert uit 777. Karel de Grote bezoekt de stad Nijmegen en verblijft in zijn “keizerlijke palts”. Het paltsterrein strekt zich uit tot over het Kelfkensbos en de palts is aantrekkelijk voor belagers. In een opstand tegen het keizerlijk gezag, gaat de palts in vlammen op (1047).
afb. 61 De eerste omwalling van Nijmegen, begin 13e eeuw, uit: Gorissen. 1956.
4.4 Volle middeleeuwen (ca. 900 – 1250) 20 Na 1000 begint een aanhoudende ontginningsbeweging van bos en laagveenstreken rondom Nijmegen en neemt het volume van agrarische investeringen en productie toe. In de tweede helft van de 10e eeuw begint het herstel van handelsstromen in het Nederlandse rivierengebied. Vooral Utrecht,
19 Theunissen 1988 20 Kuys en Bots 2005 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 33
Tiel en Deventer worden omstreeks 1000 genoemd. Nijmegen neemt in de 10e eeuw en 11e eeuw een ondergeschikte positie in ten opzichte van Utrecht, Tiel en Deventer. Vooral Tiel ontwikkelt zich vanaf de 10e eeuw als commercieel handelscentrum. Vanwege haar gunstige ligging ten opzichte van het handelsverkeer via Maas en Waal en het bezit van een rijkstol had Tiel zich als stapelplaats een monopoliepositie veroverd. Ook het koninklijk privilege aan het begin van de 11e eeuw stond toe dat Tiel eigen recht mocht spreken. Tiel sloeg enorme hoeveelheden muntgeld. 21 Ergens tussen 950 en 1047 wordt door de koning aan Nijmegen het zogenaamde koopliedenrecht van Stavoren verleend. Nijmegen kon er echter door de grote concurrentie van Tiel niet van profiteren. Aan de Waaloever bevond zich circa 1000 een nederzetting waar een trage overgang plaatsvond van hout- naar steenbouw.22 Vanaf de 10e eeuw krijgen we meer zicht op de aard van de bebouwing in de oostelijke oeverzone langs de Waal. In de smalle reep grond tussen de Waaloever en de Romeinse muur vermoedt men de aanwezigheid van een beginnende handelsnederzetting, waarbij het voorhanden zijn van Romeinse bouwresten en het nog overeind staan van de Romeinse muur, als gunstige vestigingsfactoren hebben gediend. We treffen er houten huizen aan (o.a. sporen van dakdragende paalconstructies, lemen vloeren, met leem bestreken vlechtwerkwanden, haardplaatsen). Het terrein van de nederzetting zal ook toen nog breder zijn geweest dan de strook grond waarop de huidige Waalkade ligt. 23 In de 11e en 12e eeuw raakt Nijmegen betrokken bij diverse oorlogen, waardoor de palts op de Valkhofheuvel en bijbehorende nederzetting platgebrand worden. Omstreeks 1050 laat Hendrik III enkele herstelwerkzaamheden uitvoeren en wordt de St. Nicolaaskapel door hem gebouwd. De keizer ziet de kapel als symbool voor zijn keizerlijke rechten en 21 Kuys en Bots 2005 22 Kuys en Bots 2005. Deze nederzetting is gebaseerd op archeologische opgravingsgegevens van het ROB-onderzoeksproject - “Urbanisatieproject in het rivierengebied tijdens de Middeleeuwen” (Nijmegen vanaf 1979 t/m 1984/85). Helaas is het overgrote deel van de opgravingen uitgevoerd in het urbanisatieproject, in beperkte mate uitgewerkt en gepubliceerd. 23 Archeologische resultaten afkomstig uit het ROB-onderzoeksproject “Urbanisatieproject in het rivierengebied tijdens de Middeleeuwen”.
afb. 62 Kaartlaag 900-1250 na Chr. in Historische @tlas Nijmegen.
afb. 63 Nijmegen na de stadsuitleg in westelijke richting, circa 1350, uit: Gorrissen, 1956.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 34
kiest bij de plaatsing voor een zo opvallend mogelijke plaats, de uiterste rand van de stuwwal. Pas na 1125 komt de palts in Nijmegen weer onder strenge controle van de koning. Het feitelijke keerpunt in de concurrerende verhouding tussen de handelsnederzettingen Tiel en Nijmegen komt eerst rond 1174. Het besluit van Frederik Barbarossa de rijkstol van Tiel te verplaatsen naar Kaiserswerth geeft Nijmegen de gelegenheid de controle van het handelsverkeer over de rivier de Waal volledig naar zich toe te trekken. In 1152 blijkt dat het herstel van de palts als domeinorganisatie weer een feit is. De herbouw van de palts is groots opgepakt door keizer Frederik Barbarossa. Hij leeft in de overtuiging dat de palts een Romeins bouwwerk is en geeft opdracht om het paleis van Karel de Grote te herstellen. De gerenoveerde palts wordt onderdeel van een complete burcht met donjon (hoofdtoren). De huidige Barbarossa-ruïne aan de oostkant van het Valkhofpark heeft deel uitgemaakt van deze burcht. In 1145 en 1184 is er sprake van een tol bij Nijmegen. In de 12e eeuw is er tevens sprake van een herstelproces: de herbouw van de palts door Frederik Barbarossa (1155) en wordt een handelsnederzetting genoemd (1184, 1204). Eind 12e eeuw wordt er weer munt geslagen op de palts, onder meer onder Hendrik VI. In 1204 valt Nijmegen weer terug onder keizerlijk gezag en wordt in 1208 een keizerlijke handelsplaats genoemd. De geprivilegieerde positie van Tiel gaat in deze periode verloren, maar Nijmegen heeft daarvan niet ten volle geprofiteerd ten gevolge van machtstrijd tussen de hertog van Brabant en een verzwakte invloed van de koning.24 Ook op grond van archeologische informatie kan worden aangetoond dat in de 11e en 12e eeuw de bewoningsintensiteit langs de Waaloever verder toe neemt. De middeleeuwse nederzetting aan de voet van de Valkhofheuvel breidt zicht langs de Waaloever in westelijke richting uit (waarschijnlijk tot aan de huidige Priemstraat).25
24 Kuys en Bots 2005 25 Archeologische resultaten afkomstig uit het ROB-onderzoeksproject “Urbanisatieproject in het rivierengebied tijdens de Middeleeuwen”.
afb. 64 St. Nicolaaskapel op het Valkhof, foto MAB, 2011.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 35
Nog vóór het midden van de 13e eeuw lijkt de nederzetting langs de Waal definitief uit haar voegen te barsten. De Romeinse muur, die tot dan toe de zuidelijke begrenzing van de nederzetting vormt, verliest haar functie. De muur wordt deels overbouwd met nieuwe huizen en deels afgebroken/omgetrokken. De funderingen en kelders van die nieuw gebouwde huizen worden in steen uitgevoerd. Daarbij maakt men gebruik van Romeins sloopmateriaal (tufsteen, kwartsiet, baksteen). In die zelfde periode zien we dat de bebouwing zich vanaf de oeverzone via vooral de Grotestraat in snel tempo in zuidelijke richting uitbreidt (als het ware de heuvel op kruipt). Nijmegen begint de allure van een stad te krijgen.
4.5 Late Middeleeuwen (ca.1230-1500) De tweede helft van de 13e eeuw is een omkeerpunt en doorbraak in de ontwikkeling van Nijmegen naar een regionaal en zelfs interregionaal handelscentrum. In 1230 wordt Nijmegen door Rooms-koning Hendrik VII een rijksstad en verwerft stadsrechten, die in hoge mate economisch en sociaal van aard zijn. In 1247 komt de Rijksstad, met het Rijk van Nijmegen, in Gelderse handen. In 1247 verpandt Rooms-koning Willem van Holland de Valkhofburcht aan graaf Otto II van Gelre. De graaf van Gelre krijgt daarmee ook het gezag over de stad Nijmegen en haar bewoners. De bewoners van Nijmegen verwerven het burgerrecht.26 Vanaf deze periode begint de stad Nijmegen te groeien en start een omvangrijk stedelijk bouwprogramma. Er vindt in de 13e en 14e eeuw een proces van occupatie van grond, en dus groei van de stadsbebouwing plaats. Open ruimtes worden in gebruik genomen. De percelen zijn relatief groot, de huizen staan los van elkaar en zijn afgeleid van de agrarische bewoning. Vervolgens neemt de gebruiksintensiteit van de gronden toe en worden bestaande percelen volgebouwd of opgedeeld in kleinere eenheden. De erosie van de rivier op de heuvelrand nabij het onderzoeksgebied komt mede onder invloed van regulerende maatregelen, onder andere bedijking en het aanleggen van kribben, pas in de 12e en 13e eeuw min of meer tot stilstand.
26 Kuys en Bots 2005
afb. 65 Nijmegen, de derde uitleg, circa 1550 (naar Gorissen, 1956).
afb. 66 Stadsplattegrond circa 1560, door Jacob van Deventer.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 36
Rond 1250 wordt een gracht gegraven die het voormalige paltsterrein scheidt van de kerkelijke eigendommen (terrein Ubbergse heerlijkheid). De steile rand aan de westzijde van de burcht werkt van zichzelf al als een duidelijke grens. De gracht moet hetzelfde aan de andere kant bewerkstelligen.
4.6 Stadsomwallingen in de omgeving van het plangebied De periode vanaf de tweede helft van de 13e eeuw kenmerkt zich door grote bouwprojecten. Zo heeft de zich ontwikkelende stad achtereenvolgens drie omwallingen gekend, waarvan de eerste nog steeds hypothetisch is (zie afbeelding 67, links). 27 Korte tijd na de verpanding van Nijmegen in 1247 lijken de graaf en de burgers van de stad een samenwerkingsverband te zijn aangegaan, waarbij ook de burcht op het Valkhof en de Valkhofheuvel worden opgenomen in de stadsomwalling/-ommuring. De aanleg van een kade- annex verdedigingsmuur aan de Waalkade (in de late 13e of 14e eeuw) lijkt het sluitstuk van dit project.
afb. 67 Omgeving Valkhof eind 13e eeuw en omstreeks 1450 (naar Gorissen, 1956),
De eerste vermelding van de oudste stadsomwalling is afkomstig uit een oorkonde uit 1303. De loop van deze vermoedelijk in eerste instantie aarden omwalling is gebaseerd op 13e- en 14e-eeuwse bekende bebouwing. Door Verbeek & Hermans wordt echter gesteld dat met de werkzaamheden geruime tijd vóór de 1303 een aanvang moet zijn gemaakt. afb. 68 Omgeving Valkhof omstreeks 1550 (naar Gorissen 1956)
Aan de noordkant van de stad, langs de Waal, wordt verondersteld geen aarden omwalling te hebben gelegen. Deze zou bij hoog water namelijk al te zeer hebben geleden. Totdat de stad aan deze noordzijde wordt versterkt door stenen muren en poorten, waarvan de eerste vermeldingen afkomstig zijn uit de zeventiger jaren van de 14e eeuw (zie hieronder), was de stad hier hoofdzakelijk beschermd door rijen huizen en op de oostelijke Waaloever is er sprake van de stenen Romeinse muur die tot in de 13e eeuw heeft gefunctioneerd als begrenzing van de aldaar gelegen nederzetting. 28
27 Gorissen 1956 28 Verbeek en Hermans, 1982, p. 101.
Volgens Verbeek & Hermans maakt de 13e-eeuwse rond de stad Nijmegen aangelegde aarden omwalling tussen het midden van de 14e en het begin van de 15e eeuw plaats voor een stenen stadsmuur (met veld- en waterpoorten). Bij deze onderneming wordt ook de onbeschermde Waalzijde van poorten (waterpoorten) en enkele tussenliggende muren voorzien.29 De oudste of eerst vermelde stadspoorten en –torens in de omgeving van het onderzoeksgebied zijn: de (voorganger van de) Stratemakerstoren (1350) en de Veerpoort (1372). In 1378 is er sprake van een stadsmuur bij de Steenstraat (zie afbeelding 67, rechts).
29 Verbeek en Hermans, 1982, p. 103 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 37
De eind 13e of begin 14e eeuw rond de Valkhofheuvel aangelegde stadsmuur met torens wordt in de periode tussen 1520 en 1530 versterkt en deels vernieuwd. Ter plaatse van een in de oude stadsomwalling staande toren (vermoedelijk de Werner van Heze toren) bouwt men een zwaar half rond rondeel, de Stratemakerstoren (zie afbeelding 68). 30 Nijmegen ontwikkelt zich in deze periode tot welvarende handelsstad, maar verandert vervolgens in een vestingstad. Aanvankelijk zijn het de Bourgondische hertogen en Habsburgse vorsten die de dienst uitmaken. In 1568 breekt de 80-jarige oorlog uit. Nijmegen is beurtelings belegerde partij en uitvalsbasis voor verschillende troepen. Verdediging tegen het water De stadsmuur heeft niet uitsluitend gefunctioneerd als verdediging tegen een mogelijke vijand. Naarmate door de eeuwen heen het waterpeil van de rivieren stijgt, de rivieren tegelijkertijd in hun bewegingsvrijheid worden beperkt en er door heel het land meer dijken worden opgeworpen, ontstaat er ook meer dynamiek en wordt de dreiging van doorbraak en overstroming groter. De muurwoningen houden het water enigszins tegen, maar worden afgewisseld met de verschillende poortgebouwen en torens die min of meer coupures vormen in het gesloten front. Bij dreigende wateroverlast worden deze openingen afgedicht en de kleinere poorten worden in de 16e eeuw zelfs dichtgemetseld waardoor hun functie kwam te vervallen. De Waalwal is een tijdelijke versterking van de Waalkade en wordt op verzoek van de burgers meerdere keren opgehoogd (1574, 1638 en 1649) in de hoop op die manier de wateroverlast in de binnenstad te kunnen beperken. Uiteraard hebben deze verhogingen gevolgen voor de wijze waarop de huizen zich in de openbare ruimte bevinden. In de 17e eeuw is de Waalwal als wandelpad gebruikt, waarbij een tourniquet er in voorziet dat uitsluitend wandelaars de wal zouden betreden. De complete Lage Markt is tussen 1614 en 1620 ook nog eens met enkele “voeten” zand verhoogd.
afb. 69 Plattegrond Stratemakerstoren en omgeving. De Stratemakerstoren is in oranje weergegeven, de eronder liggende restanten van de middeleeuwse Werner van Hezetoren is blauw gekleurd. Illustratie door J. Soenthgerath, uit Hundertmark 2011.
30 v. Schevichaven 1910
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 38
4.7 De 17e en 18e eeuw – verfraaiing en verval De tachtigjarige oorlog markeert de verandering van karakter in oorlogsvoering en maakt een einde aan de betrokkenheid van burgers bij de gevechtshandelingen. Het Spaanse leger neemt de regie over en dwingt Nijmegen tot kostbare verbeteringen aan de vestingwerken. Rond de muurring worden nieuwe bolwerken aangelegd en elders worden de vestingwerken met aarde verstevigd. Na een machtswisseling in 1591 en het aantreden van Prins Maurits worden de vestingwerken opnieuw grondig aangepakt. Door vestingbouwer Anthonisz worden de eerste bastions gebouwd die leiden tot een nieuwe vorm van de stad: de karakteristieke stervorm die nu nog bij veel vestingsteden herkenbaar is. Aan het einde van de 17e eeuw worden de vestingwerken opnieuw gemoderniseerd, dit keer onder begeleiding van Menno van Coehoorn. Hij creëert een ononderbroken stelsel van linies waardoor een soort niemandsland ontstaat tussen de verschillende werken. Voor het gebied rond het Valkhof wordt de afstand tot de Ooypolder vergroot, maar de doorgang bij de Hunnerpoort blijft van groot belang. Temeer daar de St. Jorispoort is afgesloten. Op die plaats voert een trap naar de bovenzijde van de brede wal. De muur functioneert niet alleen als onderdeel van verdediging, maar wordt ook bewandeld en gebruikt voor het weiden van vee. Nijmegen verandert qua innerlijke structuur nauwelijks in deze periode. Wel treedt het verval op van de burcht, maar dit gaat gelijk op met de verfraaiing rondom de burcht. De Belvedèretoren wordt verbouwd van verdedigingstoren tot speelhuis en de poel wordt ommuurd. Het Kelfkensbos wordt beplant met iepen en de Voerweg verandert in een bomenlaan. De Voerweg wordt bebouwd met enkele aantrekkelijke panden en waar nu Museum het Valkhof staat, wordt het stadspaleis van de familie Van Neukirchen Nievenheim gebouwd. Het is één van de zeldzame perioden in de geschiedenis van de Valkhofheuvel waarin de meeste open ruimte gevuld is. Een uitzondering vormt het voorplein bij de burcht. Voordat de burcht Valkhof is gaan heten, zou de naam bij het voorliggende plein hebben behoord. Daar was immers een kooi met valken te bewonderen.
afb. 70 Stadsplattegrond van Nijmegen, circa 1645-1650, door J. Blaeu. De middeleeuwse vesting is uitgebreid met een reeks bastions, door vestingbouwer Anthonisz.
afb. 71 Detail plangebied op de stadsplattegrond van Feltman uit 1669.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 39
In 1796 wordt begonnen met de sloop van de burcht. De bouwwerken hebben hun functie verloren en worden door de provincie (eigenaar) als een kostenpost beschouwd. Handelaren in tras (materiaal dat nodig is bij aanmaak cement) staan te popelen om de tufstenen delen van de burcht te bemachtigen. Achteraf gezien is het nog wonderbaarlijk dat de Barbarossaruïne en St. Nicolaaskapel behouden zijn gebleven. 4.8 De 19e eeuw – van rood naar groen Het begin van de 19e eeuw staat voor het verlangen naar vrijheid, romantiek en voor een zoektocht naar de natuur. Het is ook de periode van een serieus conflict met het Zuid Nederlandse deel van het Koninkrijk Nederland. In 1830 wordt Nijmegen de oorlog verklaard. In 1839 maakt België zich los van de Nederlanden. Tenslotte is daar nog de Industriële Revolutie. Een ontwikkeling waar Nijmegen nauwelijks aan toekomt. De aanwezigheid van de vestingwerken isoleert en houdt tot 1874 vrijwel iedere wijziging in structuur van de stad tegen. Wel blijft men aan de vestingwerken sleutelen en worden er waar mogelijk nog huizen bijgebouwd.
afb. 72 Het Valkhof op een anonieme tekening uit 1724, RAN, F34580.
De Valkhofheuvel zelf ondergaat een ingrijpende verandering. Het burchtterrein wordt verkleind en J.D. Zocher senior krijgt de opdracht het burchtterrein om te vormen tot een park. Hij kiest voor een simpele basisvorm met een centrale ruimte. Voor de St. Nicolaaskapel houdt hij een specifieke plek vrij, terwijl de eye catcher binnen het park de Barbarossa-ruïne is. Zocher creëert een rondgang om de centrale ellipsvormige ruimte (gazon) en aan de buitenkant van het park. Zichtlijnen vanuit de centrale ruimte zorgen voor het contact met de omgeving. Voor Zocher is het park de groene belichaming van de burcht, maar gelijktijdig beschouwt hij het park als onderdeel van de omgeving. De burchtassociatie wordt bereikt door de beplanting van hoogopgaande (Italiaanse) populieren. Het parkontwerp van Zocher kent geen lang bestaan en verliest al snel zijn oorspronkelijkheid. In 1826 worden de eerste verfraaiingen aangebracht waaronder bloemperken op het oude gazon. Er komt een kastanjelaan vanaf het Valkhof richting Kelfkensbos die de oorspronkelijke lijnen doorbreekt. In 1832 krijgt Hendrik van Lunteren de opdracht tot aanleg van een nieuw park. afb. 73 Zicht over Nijmegen richting Valkhof, 1810, door H. Hoogers. RAN, F34889.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 40
Er wordt een kleine strook grond gekocht aan de Rozemarijngas om een verbinding mogelijk te maken met de Belvedère en het Kelfkensbos. Een en ander gebeurt in het kader van een werkverschaffingsproject. Het park ontwikkelt zich in de tweede helft van de 19e eeuw tot een echt publiekspark en er wordt van alles gedaan om het zo toegankelijk mogelijk te maken. Het bouwen van een trap bij de St. Nicolaaskapel en het plaatsen van een brug naar het Kelfkensbos zijn daar voorbeelden van. Verder wordt het park aangekleed met - door particulieren geschonken - banken, een ijzeren hekwerk, een kiosk, een muziekkapel en dergelijke. Het is definitief gedaan met de sobere en klassieke uitstraling van het Zocherontwerp.
4.9 De late 19e eeuw - ontmanteling en stadsuitleg De Vestingwet van 1874 luidt de ontmanteling in van de vestingwerken rond Nijmegen. Met uitzondering van het fort Krayenhoff en de forten Boven en Beneden Lent mogen alle vestingwerken tot de grond toe worden afgebroken. In grote lijnen gebeurt dat ook. Het bewonersaantal van de stad is in de achterliggende eeuwen in hoog tempo gegroeid en de roep om stadsvoorzieningen en meer woningbouw is groot. Bij de afbraak van de vestingwerken wordt een uitzondering gemaakt voor muurdelen en enkele torens aan zowel de oost- als westkant van Nijmegen. Deze relicten worden opgenomen in het nieuwe Kronenburgerpark (west) en Hunnerpark. In 1878 ligt er een stadsuitbreidingsplan op tafel van de stadsingenieur van Groningen, Bert Brouwer. De uitgangspunten van het plan zijn nu nog goed herkenbaar. Het gaat door het leven als het singelplan, afgeleid van de dominante hoofdstructuur van groene singels met aan de uiteinden de twee parken. De sloop van de stadswallen heeft grote gevolgen voor de Valkhofheuvel en omgeving. Door de uitbreiding van het Valkhofpark en de aanleg van het Hunnerpark, ontstaat er een doorgaande groene route langs de Waal en is het contact met de Ooypolder hersteld. Alhoewel er ten oosten van de Valkhofheuvel aanvankelijk nog wat huizen worden gebouwd, verdwijnen die ook weer binnen enkele decennia. De bebouwing langs de Voerweg verdwijnt en de inmiddels tot krotten verworden woningen in de Rozemarijngas maken
afb. 74 Plattegrond van Nijmegen, 1897. De vesting is ontmanteld, er wordt druk gebouwd in het nieuwe singelgebied. In Kronenburgerpark en Hunnerpark zijn restanten van de middeleeuwse vestingwerken opgenomen. Bron: Regionaal Archief Nijmegen.
afb. 75 De Barbarossaruïne in het Valkhofpark, 1880, uit: RAN, F2786. Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 41
plaats voor “de tuin van het Benedenhof’ Voor het Valkhofpark wordt een uitbreiding getekend door Pierre Livin Rosseels. De architect heeft eerder met succes het ontwerp voor het Kronenburgerpark en het parkje op het Keizer Karelplein getekend. Rosseels staat ook te boek als ontwerper van het Hunnerpark dat in 1885 wordt ontworpen. De door Rosseels ontworpen parken kenmerken zich door de niveauverschillen, uitkijkjes over vrije gazons door middel van “eilanden” van struiken en alleenstaande bomen. De hellingen van de Valkhofheuvel worden zoveel mogelijk benut waardoor definitief wordt afgerekend met de gesloten compositie van Zocher. Het park opent zich nu zowel naar het noorden als naar het zuiden. Ook in deze periode worden verschillende verfraaiingen geïntroduceerd die tevens functioneel zijn. Zo wordt er een voetbrug gebouwd om het Valkhofpark en Kelfkensbos op een goede manier te verbinden. De vestingmuur achter het Kelfkensbos wordt doorbroken voor een toegang naar het Hunnerpark die vervolgens ook weer wordt overbrugd.
de situatie aan de voet van de Valkhof burcht ingrijpend veranderd. De Stratemakerstoren ligt als gevolg daarvan nu ver van de rivier achter een sterk oplopende weg die tevens als hoogwaterkering dienst doet.
Ontwikkelingen op de Waalkade Het afkondigen van de Vestingwet heeft grote gevolgen gehad voor de stad, zo ook voor de Waalkade en de Benedenstad. Het Waalfront is enorm veranderd, maar het gaat te ver om daar in dit verhaal op in te gaan. Nadere informatie over aanpassingen aan de rivierzijde kan in het archief van de Commissie voor de stadsuitleg worden gevonden. In 1823 schreef vestingbouwer en waterbouwkundige baron Krayenhoff, de “Proeve van ontwerp tot scheiding der rivieren de Whaal en Boven-Maas”. Dit plan werd pas halverwege de 20e eeuw uitgevoerd, maar de Nijmegenaar toonde zijn tijd ver vooruit te zijn. Zijn adviezen om Nijmegen beter te beschermen tegen het water, werden ook pas na zijn dood opgevolgd. Omstreeks 1880 werden er verschillende plannen gemaakt om het hoofd te bieden aan de hoge waterstanden van de rivier. Het verhogen van de kade behoorde tot de opties, het aanbrengen van keermuren en de afsluiting van de Oude Haven. Bij de verschillende ontwerpen was er zelfs één die de laag gelegen kade geheel wil ophogen tot een watervrije hoogte van 14,50 +NAP. Dat is ongeveer de bovenzijde van de huidige keermuur. Uiteindelijk is besloten de oude haven en de St. Jacobsgracht te dempen en de vrij gekomen ruimte te gebruiken als bouwterrein. In dezelfde periode is ook
afb. 76 Na aanpassing en verbreding van de Waalkade kwam in het derde kwart van de 19e eeuw ook het oostelijke deel in beeld als bouwlocatie (foto MAB, 2011).
4.10 De 20e eeuw - infrastructuur, oorlog en wederopbouw Zo ingrijpend als de sloop van de wallen is geweest, zo groot zijn de gevolgen van het bouwen van een stadsbrug over de Waal. Met de aanleg van de stadsbrug (1936) , is de doorsnijding van het gebied Valkhofheuvel en omgeving een feit. Er ontstaat een onneembare ruimtelijke barrière. De brug trekt zich niets aan van historische grenzen, maar wordt gebouwd uit functioneel en economisch oogpunt. Diverse oude structuren verdwijnen. De doorgaande route Voerweg-Ubbergsche weg wordt afgekapt en de Voerweg
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 42
krijgt een nieuwe wending richting Waal. Van daaruit wordt een nieuwe weg gemaakt die onder de brug door voert en aansluit op de Ubbergsche weg. Om dit te kunnen realiseren, moet de lage parkruimte van het Valkhof worden doorsneden. De monding van “het Meertje” wordt naar het oosten verlegd en versmald en het westelijke deel van de Waalkade verandert van vorm. Onder de brug ontstaat een grote restruimte. Het Hunnerpark wordt geminimaliseerd, doorsneden en in stukjes gehakt door brede wegen en een hoofdweg naar de brug. Het handhaven van doorgaande groene verbindingen wordt hierdoor bemoeilijkt. De ligging van de paden in het Hunnerpark worden aangepast. Aan de noordoostkant van de Valkhofheuvel, ontstaat er een verkeersplein: het Keizer Lodewijkplein. In de overgebleven stukjes groen tussen de wegen wordt het groen en de paden weer aangepast. In het groen aan de Batavierenweg worden enkele uitzichtplekken gerealiseerd. Verval benedenstad De komst van de Waalbrug luidt een verder verval van de benedenstad in. Het economische zwaartepunt is met de komst van grote winkelbedrijven en kantoren vanaf het einde van de 19e eeuw al verschoven naar de bovenstad. De trek naar de nieuwe (arbeiders)wijken buiten de oude kern heeft tot grote leegstand geleid in de oude stadswijk. Met het wegvallen van de gierpont tussen Lent en Nijmegen hoeft het verkeer niet meer door de Grotestraat, wat de rondomliggende wijk nog meer achteruit zet. In 1935 schrijft het Volksblad: “(…) de eens zo trotse straten aan de Waal verwerden tot een jammerlijke vervalbuurt. Schilderachtige zeker, maar vies en bouwvallig, smerig en onbewoonbaar”. In 1934 presenteert de stedenbouwkundige P.A.M. Siebers (1893-1970) al een “Plan tot verbetering van de oude stad”, waarin de verdere leegloop door aanleg van de Waalbrug wordt voorzien. Het plan belooft een nieuwe toekomst voor de benedenstad als aantrekkelijk voetgangers- en woongebied. Het ambitieuze plan is wegens te hoge kosten en gebrek aan draagvlak niet uitgevoerd. afb. 77 en afb. 78 De bouw van de Waalbrug, circa 1932 (RAN 47045).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 43
Vanaf 1939 wordt opnieuw gestreefd naar een saneringsplan voor de benedenstad. Unaniem wordt na het uitzetten van een meervoudige opdracht door een commissie van deskundigen een plan van de stedenbouwkundige Pieter Verhagen (1882-1950) van het Bureau Granpé Molière, Verhagen en Kok verkozen. Verhagen gaat uit van de ontwikkeling van een rustige woonwijk met een ruime groenvoorziening en veel wandelmogelijkheden. Het Groene Balkon Hoofdelement in Verhagens saneringsplan is het zogenaamde Groene Balkon, dat de benedenstad via een gordel van groen zou scheiden van de bovenstad en tegelijk de verbinding met het Valkhof zal leggen. De bebouwing langs de Waalkade blijft intact, de hellende overgangszone naar de bovenstad wordt aanzienlijk opgetild, opgevangen door een hoge keermuur en geschikt gemaakt voor een de bouw van nieuwe woningen en de aanleg van veel groen en terrassen. Het Groene Balkon splitste de steile helling dus in een hoger en een lager gedeelte, gescheiden door een grondkerende muur van ongeveer 10 meter hoogte. Het plan valt in zeer goede aarde en is in 1940 met veel enthousiasme gepresenteerd. De algehele bouwstop gooit in 1942 echter roet in het eten, van de uitvoering van het plan Verhagen is voorlopig geen sprake.
afb. 79 Granpré Molière, Verhagen en Kok, “Saneering Oude Stad, Het Groene Balkon”, uit 1939. Een wandelweg op twee niveaus voert van het Valkhofpark in westelijke richting langs de nieuwe keermuur. Op de aansluiting van de keermuur op het Valkhof is een groot gebouw geprojecteerd (in de cirkel). Illustratie uit Steenhuis, 2007.
Oorlogsgeweld Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de omgeving van het Valkhof en Hunnerpark zwaar getroffen. De bebouwing op het Kelfkensbos wordt grotendeels verwoest. Hetzelfde geldt voor de oude gevelwand ten zuiden van het Kelfkensbos. De laatste bebouwing aan de noordzijde van de Voerweg wordt vernietigd en woningen aan de Lindenberg worden deels verwoest. Het blok Hoogstraat wordt weggevaagd en ook de villa’s bij het Hunnerpark worden vernietigd. Sociëteit Burgerlust en de villa van de familie Francken ten westen van het Valkhofpark raken zwaar beschadigd tijdens de oorlog.
afb. 80 Vogelvluchtimpressie van het Groene Balkon door het bureau van Verhagen (RAN, illustratie uit Steenhuis, 2007).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 44
Kort na de oorlog wordt begonnen aan het opstellen van een wederopbouwplan voor de stad. Zowel ingenieur A. Siebers als P. Verhagen levert een voorstel, waarbij dat van Verhagen wordt gekarakteriseerd als een “modernistische stadsreparatie”. Uiteindelijk besluit men tot een wederopbouwplan dat bestaat uit een compromis tussen een gesloten, traditionalistische opzet en een meer open modernistische stadsbeeld. Voor de omgeving van het plangebied en met name het Kelfkensbos betekent dit een volledig nieuwe uitstraling met een eigentijdse architectuur, waardoor de sfeer er ingrijpend verandert. Op sommige plaatsen komen geen huizen, maar kantoren terug. Bij het puinruimen na de oorlog wordt het Valkhofpark aan de westkant weer iets uitgebreid. Afgezien van een opknapbeurt en herstelwerkzaamheden, worden er geen opzienbarende nieuwe plannen voor het park gemaakt. Toch een “Groen Balkon” Aanvankelijk maakt het Groene Balkon ook deel uit van het wederopbouwplan. In 1950 wordt echter bepaald dat de benedenstad –en daarmee ook het plangebied- buiten het plan moet worden gehouden. Toch besluit de gemeente in het kader van de werkverschaffing tot de bouw van een gedeelte van de metershoge keermuur uit het balkonplan. De muur beloopt echter een iets ander tracé en ook de arcadebogen en de woonbebouwing op de muur blijven achterwege. Hoewel het effect van een groot balkonterras, hangend aan de bovenstad, voor een deel wordt bereikt, heeft het resultaat nauwelijks iets met van doen met het oorspronkelijke idee van Verhagens vooroorlogse ontwerp. Bovendien gaat de bouw van de muur ten koste van honderden oude panden, waardoor de historische sfeer van de benedenstad ernstig aangetast raakt. Het is de opmaat naar de nog veel grootschaliger saneringen van de jaren zestig en zeventig.
afb. 81 Uitsnede van het Wederopbouwplan door P. Verhagen en B. Fokkinga, december 1945. In: Nationaal Archief Den Haag, illustratie in Steenhuis, 2007. Het Groene Balkon maakt dan nog deel uit van het wederopbouwplan van Nijmegen.
afb. 82 Uitsnede van de kaart waarop de in de Tweede Wereldoorlog beschadigde en verwoeste percelen staan aangegeven. Duidelijk zichtbaar is dat het plangebied relatief ongeschonden de oorlog is doorgekomen. Bron: Historische @tlas Nijmegen.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 45
Veranderingen op de Waalkade De veranderingen aan Waalkade en Benedenstad zijn in de 20e eeuw sterk toegenomen. De saneringsplannen van de jaren dertig en de introductie van het Groene Balkon worden gelanceerd als redding van de Benedenstad. In 1956 wordt als vervolg op het Vijfheuvelenplan de sloop van alle bebouwing in het gebied ingezet. Protesten uit de bevolking maken hier een einde aan en in 1972 valt het besluit tot renovatie. In 1975 is de Benedenstad aangewezen als “Beschermd stadsgezicht”. Het is een teken voor de start van een sanering. Gelijktijdig wordt de herinrichting van de Waalkade aangepakt in verband met een nieuwe waterkering. Binnen deze ontwikkeling is het profiel van de Waalkade ingrijpend gewijzigd en het voorste deel van de kade afgegraven. Als waterkering is een hoge stenen muur aangebracht met schotten ter plaatse van de wegen en trappen. De Waalwal is in de aanleg opgenomen als onderdeel van het wandelpad achter de waterkering. Door het verharden van het westelijk deel van Waalkade zijn de verschillen tussen oost en west veel kleiner geworden. Laatste ontwikkelingen - rehabilitatie en herstel Na de jaren zeventig verandert er nog wel het één en ander in het gebied rondom de Valkhofheuvel, maar het gaat daarbij vooral om architectonische wijzigingen en verbeteringen van het wegennet en de infrastructuur. De stokoude hoofdstructuur blijft bestaan, evenals het grote ruimtelijke contrast tussen de binnenstad en de Valkhofheuvel en zijn directe omgeving. Wel wordt het Valkhofpark nog een keer flink aangepakt in een poging om gerezen beheerproblemen op te lossen. In 1984 wordt een flink deel van het bomenbestand van het park gekapt. Het groen is niet langer goed te beheren en er wordt getracht een nieuwe open ruimte á la Zocher te creëren. Het beoogde effect wordt nauwelijks bereikt. In de laatste decennia verliest het park belevingswaarde en groeien de beheerproblemen opnieuw. De in de jaren zeventig aangebrachte infrastructurele wijzigingen hebben een behoorlijke impact op het gebied. Zo verdwijnt de rotonde van het Keizer Lodewijkplein en wordt de plek omgevormd tot het huidige Trajanusplein. Als gevolg van deze ingreep verliest de groene aansluiting met de singelstructuur aan betekenis. De nieuwe verkeersweg krijgt bovendien een dusdanige omvang dat hij als een flinke barrière gaat werken. De doorsnijding van het gebied is met de ingreep definitief een feit en het Hunnerpark heeft niet langer een relatie met het groen aan de oostkant van de weg.
afb. 83 en afb. 84 Valkhofpark en Groene Balkon in oktober 2011, foto MAB.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 46
5 HET PLANGEBIED EN DE HISTORISCHE BRONNEN 5.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van historische bronnen en vooral historisch beeldmateriaal rondom de belangrijkste structuren en gebouwen, die zich binnen en op korte afstand van het plangebied bij de Stratemakerstoren bevinden of zich volgens (historische) bronnen hebben bevonden31. Het betreft een aanvulling en verdieping van hoofdstuk 4, waarin de algemene historisch ruimtelijke ontwikkeling van het stadsgebied is geschetst. De volgende elementen komen aan de orde: de in oorsprong uit de 13e of 14e eeuw daterende Veerpoort; 15e-eeuwse (en latere) oeverversterkingen en kademuren; de Stratemakerstoren (met voorganger) en aangrenzende delen van de stadsmuur; het westelijke deel van de Lange Baan met daaraan grenzende bebouwing; de Lindenberg met daaraan grenzende bebouwing; delen van het zgn. Groene Balkon en de later aangelegde Veerpoorttrappen; de voet van de Valkhofheuvel; Cultureel Centrum De Lindenberg;
5.2 Veerpoort
afb. 85 Op de plattegrond van Jacob van Deventer uit circa 1560 is de Veerpoort afgebeeld als een substantieel bouwwerk met spits (grote cirkel). Rechts (oostelijk) daarvan bevindt zich de Stratemakerstoren (kleine cirkel). Het witte pijltje volgt het tracé van de Lindenberg, dat hier door middel van de stippellijn als weg staat aangegeven. Merkwaardigerwijs zijn jongere kaarten minder eenduidig over de betekenis en de begaanbaarheid van deze structuur. Bij Van Deventer lijkt de Lindenberg al een belangrijke directe verbindingsstraat te zijn tussen de bovenstad en de Veerpoort met Waalkade. De Lange Baan is niet duidelijk als een straatje op deze kaart ingetekend.
Volgens het keurboek van Nijmegen is er in 1372 sprake van een Veerpoort. De poort bestaat uit een toren met meerdere verdiepingen met tinnenkrans en schilddak. Na ernstige beschadiging door beschietingen wordt de poort in 1604 gedeeltelijk gesloopt. Vanaf 1609 is de poort als eenvoudige doorgang naar de Waalkade weer in gebruik. De Veerpoort is in 1864 geheel gesloopt.
31 De tekst is grotendeels overgenomen uit de Rapportage Bureauonderzoek Lange Baan (Project Lb5), april 2011 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 47
afb. 86 Het kort vóór 1639 door Isaac van Geelkercken vervaardigde vogelvluchtplan van de stad Nijmegen laat de Veerpoort zonder spits zien. De Stratemakerstoren is als fors bolwerk weergegeven (nr. 47) 33 . Achter de muur tussen de Stratemakerstoren en de Veerpoort staat een enkel gebouw, dat dus aan de noordzijde van de Lange Baan stond. Langs de zuidzijde van de Lange Baan is geen bebouwing te zien. Langs de Strikstraat en de Steenstraat is wél bebouwing ingetekend. De Lindenberg lijkt een onverharde holle weg. De voet van de Valkhofheuvel laat iets van een keermuur zien.
33 Opgenomen in: Johan Isaac Pontanus, Historiae Gelricae, Harderwijk 1639
afb. 87 Het kort vóór 1649 door Henric Feltmann gemaakte vogelvluchtplan van de Stad Nijmegen toont enkele gebouwen tussen de Veerpoort en de Stratemakerstoren (vermoedelijk langs de noordzijde van de Lange Baan) 35. Op de hoek van de Lindenberg/Lange Baan zijn enkele gebouwen langs de oostzijde van de Lindenberg en enkele gebouwen langs de zuidzijde van de Lange Baan zichtbaar. De Lindenberg lijkt een onverharde holle weg. Op de tekening is mogelijk een keermuur langs de voet van de Valkhofheuvel zichtbaar. Langs de Strikstraat en de Steenstraat is bebouwing ingetekend.
35 Opgenomen in: Johan Blaeu, Toonneel der Steden van de Vereenighde Nederlanden, Amsterdam 1649
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 48
5.3 Oeverversterkingen en kademuren Tussen 1422 en 1429 is er sprake van dat de ter hoogte van de Kraanpoort liggende (oude) werf wordt verlengd. De verlengde werf tussen de Kraanpoort en de Veerpoort heet vanaf 1422 de Nieuwe Werf en vanaf 1550 Lange Werf. In 1547 wordt de houten kade tussen Meipoort en Veerpoort vervangen door een stenen kade, die vervolgens in 1555 wederom vervangen wordt door een nieuwe stenen kademuur (1562 gereed). In 1569 maakt men een begin met de aanleg van een kade/oeverversterking ten oosten van de Veerpoort aan de zogenaamde Hoge Werf (richting de Lappentoren). 36
afb. 88 Detail uit de vogelvlucht van H. Feltman, 1669. In de cirkel is de Veerpoort te zien. Links daarvan ligt de Stratemakerstoren.
36 v.Schevichaven 1896, p.205-207 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 49
afb. 90 Veerpoort, Waalkadezijde in 1850 (RAN F18500).
afb. 89 Veerpoort door P. Post 1859 (RAN F6531). Op deze uitsnede is de poort te zien vanaf de Waalkade. Duidelijk zichtbaar achter de poort is de bebouwing aan de Lindenberg en de Lange Baan.
afb. 91 Veerpoort met Stadsherberg 1865 (RAN GN10966)
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 50
5.4 Stratemakerstoren Tussen de Hoge Werf en de Lange Baan stond even ten oosten van de Veerpoort de Werner van Heze toren die omstreeks 1525 werd overbouwd door de Stratemakerstoren. Deze voorganger van de Stratemakerstoren wordt genoemd: turris ad murum civitatis (Schepenprotocol 1414,9) , tairn subtus montem castri (Schepenprotocol 1434,33), tairn by der Veerpoerten (Cartularium Broederschappen 1455,45), wachttoren achter Werner van Hese (Stadsrek.1511), Werners van Heze tairnken, tairn achter Werners van Heze (Stadsrek. 1513). Werner van Heze bezat een perceel ten oosten van de Veerpoort resp. Lindenberg. Ten tijde van de grootschalige renovatie van de stadsomwalling (periode 15201530) werd de Werner van Heze toren vervangen (en deels overbouwd) door de Stratemakerstoren: roendeel bij der Veerpoirten (Stadsrek. 1526), aen den nijhen werf beneven tgrote rondeel aen die Veerpoort (Stadsrek. 1558), des stratemekers toirn (Stadsrek.1569), Stratemekers toirn achter het hoff (Stadsrek. 1615). 37 De Stratemakerstoren is op vele kaarten en stadsplattegronden uit de late 16e en 17e eeuw afgebeeld als een kloeke halfrond uit de stadsmuur springende toren (zie afbeeldingen 86-88).
afb. 92 De Stratemakerstoren na sloop van de huizen die er in de 19e eeuw over heen zijn gebouwd, 1987, Regionaal Archief Nijmegen F 11896.
afb. 93 Uitsnede van het panorama van Nijmegen door Pieter Caspar Christ uit circa 1859 (foto in Regionaal Archief Nijmegen, F5940). 37 Gorissen 1956, p.153 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 51
5.5 Lange Baan De Lange Baan loopt thans vanaf de voet van de Veerpoorttrappen in oostelijke richting tussen de Stratemakerstoren en de voet van de Valkhofheuvel. Als weg komt de Lange Baan voor in diverse Schepenprotocollen. Langs de noordzijde van de Lange Baan is al in 1461 sprake van bebouwing: het huis van Segher van Groesbeeck Wemmerszoon, gelegen bij de Veerpoort tegenover de burcht. In 1586 is er sprake van een huis bij de Veerpoort, naast de hof van Gerit Donckers en de opweg naar het Rondeel, achter strekkende tot de berg van het Hof (Valkhof). In 1704 ontvangt meester bakker Matthijs van Roggen een zeker huisje en pand, gelegen tussen de stads Veerpoort en het Rondeel binnen de stad. En in 1726 wordt vermeld: het huis van meester Matthijs van Roggen, aangekocht door Johan van Roggen, gelegen aan de Veerpoort langs de weg van het magazijn, genaamd het Rondeel. Het Raadssignaat van 4 februari 1798 bevat een aanvraag tot het bouwen van huizen op een open plaats bij de Veerpoort, op de zogenaamde Lange Baan, met de achterzijde gelegen tegen de afgebroken toren vanouds het Rondeel genaamd, beginnend bij het huis van meester bakker van Roggen en hogerop grenzend aan het einde van het rondeel. De aanvraag bevat tevens het verzoek de weg vóór die huizen tot aan de Vildersgas (Rozemarijngas) op te hogen en behoorlijk gelijk te maken. De drie bomen die daar stonden, moesten worden verwijderd. De aanvraag ging uit van meester timmerman ten Boven die voor zichzelf langs de Lange Baan een groot huis bouwde. Het huis werd daarna tot 1845 bewoond door zijn zoon, houthandelaar ten Boven. 38 De Lange Baan heette voorheen vermoedelijk Heelstraat. Een Schepenprotocol uit 1579 vermeldt een huis staande in de Heelstraat, bij de Veerpoort, met de achterzijde grenzende aan de berg, strekkende aan het Hof (Valkhof). 39 38 v. Schevichaven 1896, p.135-136 39 v. Schevichaven 1896, p.80
afb. 94 Detail uit de vogelvlucht van H. Feltman, 1669. In de cirkel is de aan de noordzijde van de Lange Baan staande bebouwing te zien. Rechts daarvan ligt de Veerpoort.
afb. 95 Veerpoort door P. Post 1859 (RAN F6531). Op deze prent is bebouwing te zien langs de noordzijde van de Lange Baan. Eventuele bebouwing langs de zuidzijde van de Lange Baan is aan het oog onttrokken.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 52
Ook een foto uit 1865 van de Veerpoort met Stadsherberg laat bebouwing zien langs de noordzijde van de Lange Baan. Eventuele bebouwing langs de zuidzijde van de Lange Baan is niet waarneembaar (zie afbeelding 96). Een in 1930 gemaakte foto van de Lange Baan laat oostelijk van de driehoekige inham een ongeveer één meter hoge grondkerende muur zien met daarboven op een hekwerk (afbeelding 97). Het meest oostelijke deel van de Lange Baan kan rond 1789 ook Achter de Blatum hebben geheten (genoemd naar een verderop aan de Rozemarijngas/Hoenderpoort gelegen melaatsenhuis). 40 Met het pand op de hoek van de Lindenberg/Lange Baan meegerekend (zie hieronder bij Lindenberg perceelnummer 4883) lagen er volgens van der Grinten 41 in de periode 1850-1955 aan de zuidzijde van de Lange Baan vier percelen (4883, 4884, 4885 en 4886) Zie afbeelding 130). 42
afb. 97 Lange Baan in westelijke richting omstreeks 1930 (RAN F29316)
afb. 96 Veerpoort met Stadsherberg 1865 (RAN GN10966). In de cirkel de bebouwing aan de Lange Baan. 40 Hendriks 1987 en Gorissen 1956, p.128 41 v.d. Grinten 1980, p.55 42 Ten zuiden van percelen 4885 en 4885 bevindt zich nog een vijfde perceel (4887). Van der Grinten noemt dit perceel verder niet.
afb. 98 Lange Baan in westelijke richting, omstreeks 1925,foto afkomstig van website Noviomagus.nl.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 53
Van der Grinten geeft van de laatste drie panden slechts een summiere beschrijving. De panden werden vermoedelijk rond 1850 tegelijkertijd gebouwd en hadden een lang, gemeenschappelijk zadeldak dat aan het oostelijke uiteinde was afgeschuind. Na 1950 werd de hele rij woningen afgebroken. In 1856 wordt langs de zuidzijde van de Lange Baan in de noordelijke helling van de Valkhofberg een ijskelder gebouwd. De ijskelder is gebouwd “tusschen den vijfden en zesden boom, gerekend van het erf van den houtkooper Thijssen, achter het aldaar geplaatste rasterwerk.” 43 Waar die ijskelder precies lag (of misschien nog ligt), is niet meer te achterhalen. Langs de zuidzijde van de Lange Baan werd tot aan de hoek met de Lindenberg in 1882 een verdiepte open goot t.b.v. het afvoeren van hemelwater aangelegd (incl. dwarsgoten vanaf panden langs noordzijde Lange Baan). 44 In 1910 wordt in vijf huisjes langs de zuidzijde van de Lange Baan huisriolering aangelegd. Het betreft hier panden op de percelen Lange Baan 4883, 4884, 4885, 4886 en 4887. Op de bouwtekeningen van bedoeld rioleringsproject lijken de huisjes slechts een ondiepe fundering te hebben (geen kelder). De huisriolering loopt deels onder de vloer van de begane grond en sluit ondergronds vermoedelijk aan op een riool. 45
43 RAN/Oud Secretarieel Archief Nijmegen Bouwvergunningen nr. 9441 44 RAN 47 Commissie tot Uitleg van de Stad Nijmegen, 1975 – 1890, nr. 251 45 RAN 61 Publieke werken en Volkshuisvesting Gemeente Nijmegen, 1949 – 1984 (Saneringsplan Lange Baan), nr. 448
afb. 99 (links) Huisjes langs de zuidzijde van Lange Baan in 1936 (foto Beeldbank Noviomagus.nl). afb. 100 (rechts) Het straatje in oostelijke richting, rond 1930 (foto RAN F18310).
afb. 101 Bebouwing langs noordzijde Lange Baan, rond 1950 (foto RAN F29315).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 54
In 1948 verzoekt de firma Alewijnse de gemeente Nijmegen ter plaatse van de vervallen en binnen afzienbare tijd te slopen panden langs de zuidzijde van de Lange Baan (hoek Waalkade) uitbreiding van het bedrijf te mogen realiseren. De gemeente staat de gewenste uitbreiding niet toe. In plaats daarvan mag de firma Alewijnse uitbreiden in de inmiddels door de firma aangekochte panden ten oosten van het Alewijnse-pand (ten noorden van de Lange Baan tot boven de Stratemakerstoren). 46 Begin jaren ’50 wordt de noordelijke straatwand van Lange Baan gesloopt, gevolgd door de woningen aan de zuidzijde en de hoek van de Lindenberg. In 1993 wordt even ten zuiden van de Lange Baan nabij de oude Valkhoftrappen die toegang geven tot het Valkhof en het Groene Balkon, een prefab trafostation gebouwd. Het transformatorhuisje staat sindsdien te boek als Lange Baan nr. 2. Op de bij de bouwaanvraag behorende tekeningen is te zien dat het gebouwtje ondiep is gefundeerd. 47 afb. 102 Lange Baan, noordzijde, tijdens de sloop in 1952 (foto RAN F293396)
afb. 103 Lange Baan, noordzijde, tijdens de sloop in 1952 (foto RAN F29397) 46 RAN 61 Publieke werken en Volkshuisvesting Gemeente Nijmegen, 1949 – 1984 (Saneringsplan Lange Baan), nr. 16 47 Digitaal Bouwarchief RAN, Lange Baan 2 Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 55
afb. 104, 105, 106 en 107 In de fotocollectie van het Regionaal Archief bevindt zich deze serie foto’s (GN 1751, GN 1752, GN 1753, F 45544), die in 1949 zouden zijn gemaakt tijdens werkzaamheden aan de Lange Baan. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de foto’s van vlak na de sloop van een deel van de noordwandbebouwing van de Lange Baan, die in 1952 plaats vond. De blootliggende muurfragmenten worden omschreven als “rondeel”. Voor zover duidelijk zijn deze vondsten niet archeologisch onderzocht.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 56
afb. 108 en afb. 109 Blootlegging en consolidatie van de Stratemakerstoren, gezien vanaf Lange Baanzijde en Valkhof, omstreeks 1987 (foto’s RAN F20836 en F1929).
afb. 110 Stratemakerstoren en Lange Baan (uiterst rechts) in 1988 (foto RAN F2165).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 57
afb. 111 Lange Baan, 1989. Opgraving voor de bouw van de Veerpoorttrappen (foto RAN F20642).
afb. 112 Lange Baan, 1991 (foto RAN F71950), achter Waalkade 107. Het pijltje wijst naar de blootgelegde Stratemakerstoren.
afb. 113 De Lange Baan in oostelijke richting. De huisjes van afbeelding 95 stonden aan de linker zijde (foto WK).
afb. 114 Transformatorhuisje nabij oude Valkhoftrappen (foto WK)
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 58
afb. 117 Op de plattegrond van Jacob van Deventer uit circa 1560 wordt de Lindenberg als een straat weergegeven (zie markering). afb. 115 en 116 Lange Baan in westelijke richting (foto’s MAB 2011)
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 59
5.6 Lindenberg / Groene Balkon De huidige Lindenberg loopt thans vanaf het kruispunt Kelfkensbos/Voerweg in noordelijke richting via de zgn. Veertrappen naar de Waalkade. De vroegere Lindenberg was vermoedelijk eeuwenlang niet meer dan een voetpad, hoewel de middeleeuwse bronnen wel spreken van een “straat”. Diverse Schepenprotocollen noemen de weg en daaraan liggende bebouwing: 1392 - in de straat die voert naar de Veerpoort, 1397 - platea iuxta montem castri, 1412 - het erf van Willem van Heze en de woning van Geertruid, weduwe van Sander van Daernick, gelegen naast de Veerpoort onderaan de weg die van de burcht naar de Veerpoort voert, 1415 - Adam van Heeze beschikt over enig land, gelegen bij de Borchberg, 1417 -huis van Michael Hostienbacker, aan de Strikstraat, met de achterzijde grenzend aan de Borchberg, 1427 - platea versus montem, 1433 - Adam van Heze bestemt in zijn testament zijn huis als woning voor vijf begijnen, die onder de geestelijke leiding van de prior der Regulieren staan. Het huis van Adam lag aan de oostzijde van de Lindenberg, op de helling van de Valkhofheuvel en dicht bij de Veerpoort, 1451 - platea versus Veerpoert.
afb. 118 Omgeving Lindenberg, Stratemakerstoren (47) en Veerpoort (45) op een detail uit de kaart van Van Geelkercken, 1639. De Lindenberg (in de oranje ovaal) lijkt hier niet meer dan een langgerekte holleweg zonder verharding.
In de Stadsrekening van 1545 wordt vermeld dat de weg van het Valkhof naar de Veerpoort wordt opgeknapt, zodat men er met karren kan rijden. Volgens de Stadsrekening van 1556 vinden er wederom herstelwerkzaamheden aan de weg plaats, zodat men met karren zand via de Veerpoort bij de kalkputten kon komen (men was daar toen in de oeverzone bezig de werf of kade te vernieuwen). Rond het midden van de 16e eeuw wordt de Lindenberg als een straat weergegeven. Volgens het Raadsbesluit van 21 mei 1662 wordt het Veerstraatje van het Valkhof naar de Veerpoort breder gemaakt en geëgaliseerd, zodat twee karren elkaar kunnen passeren. In een Schepenprotocol uit 1722 wordt de straat/weg voor het eerst Lindenberg genoemd. 48 48 Gorissen 1956, p.101 en 122 en v.Schevichaven 1896, p.83
afb. 119 In 1649 (detail Feltman) lijkt de Lindenberg een substantiëlere wegstructuur te zijn.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 60
Volgens v.d. Grinten 49 stonden in de periode 1850-1955 binnen het onderzoeksgebied langs de oostzijde van de Lindenberg de navolgende drie panden: Op de hoek Lindenberg/Lange Baan stond een pand met perceelnummer Lindenberg 4883. Het pand was vijf meter breed en telde drie verdiepingen. Het pand was voorzien van een zadeldak (dat doorliep over de drie daarachter gelegen panden aan de zuidzijde van de Lange Baan). Daarnaast/aansluitend en ten zuiden daarvan bevond zich het pand met perceelnummer Lindenberg 4246. Het pand had een twaalf meter brede gevel en telde twee verdiepingen. Het pand werd daar rond 1920-1925 geheel nieuw gebouwd op de bestaande plattegrond. Op de begane grond bevond zich een magazijn. De eerste verdieping was woongedeelte. Het pand was voorzien van een plat dak. Daarnaast en ten zuiden daarvan bevond zich het derde pand met perceelnummer 3302. In 1860 werden op deze plaats een schuur en stalling afgebroken en in plaats daarvan werd een nieuw woonhuis met stalling gebouwd. Het pand werd omstreeks 1940 gesloopt. Verder naar het zuiden (oostzijde Lindenberg) grenst perceel 3302 aan het erf van sociëteit Burgerlust. In 1858 wordt westelijk van de Lindenberg het kasteel Bat Ouwe Zate gebouwd, een imposant neogotisch complex, dat in 1873 betrokken wordt door de kloosterorde van de Duitse Ursulinen, die er het meisjespensionaat “Mariënburg” vestigen. Rond 1902 is het pensionaat overgenomen door de Franse “dames de Sacré Coeur” en in 1914 vestigen zich de “Dames Auxiliatrices des Ames du Purgatoire in het complex. Kort na 1950 wordt het complex gesloopt ten behoeve van het Groene Balkon. In 1877 krijgt de eigenaar van het pand Lindenberg C 131 (het pand met perceelnummer 3302) van de gemeente toestemming op de begane grond een smederij te vestigen. 50 Door oorlogsgeweld en sloop in de jaren vanaf 1950 is vrijwel alle historische bebouwing aan de Lindenberg verdwenen. Thans rest alleen nog het complex van de vroegere papierhandel Eekhoff en de firma Alewijnse op de hoek met de Waalkade. Een groot gedeelte van de vóór 1954 bestaande Lindenberg is in de periode 1954-1955 vergraven ten behoeve van de bouw van het Groene
49 v.d. Grinten 1980, p.47-48 50 RAN/Oud Secretarieel Archief Nijmegen Bouwvergunningen nr. 9735
afb. 120 Lindenberg vanaf Waalkade in zuidelijke richting 1910. Geheel links voor de gevel van de latere papierhandel Eekhoff (foto RAN F27341).
afb. 121 Handelsdrukkerij en papierhandel Eekhoff aan het begin van de Lindenberg (nrs. 1-3), in 1939 (foto RAN 28528). Dit complex bestaat nog steeds en bepaalt de hoek Waalkade/Veerpoorttrappen. Het lagere pand rechts is kort na de Tweede Wereldoorlog vervangen door nieuwbouw.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 61
afb. 122 Lindenberg (links) gezien in zuidelijke richting in 1936. Het hoge pand in het midden staat met de achtergevel aan de Vleeshouwerstraat (foto RAN F5718).
afb. 123 en 124 Links bebouwing op de zuidelijke hoek van de Lindenberg (pijltje) en de Vleeshouwerstraat, gezien naar het noorden, in 1939 (foto RAN F28527). Op de rechter foto het pandje op de noordelijke hoek van Lindenberg en Vleeshouwerstraat. De Lindenberg loopt links (zie pijltje). Situatie in 1950 (foto RAN F33432).
afb. 125 De Lindenberg gezien in noordelijke richting, met op de achtergrond de Waalkade, in 1920. Links de onderbouw van het gesloopte Kasteel Hallo uit 1858-1859 (foto RAN F27332). De wandelaar staat bij de kruising Lindenberg-VleeshouwerstraatLange Baan.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 62
afb. 126 Sociëteit Burgerlust (na 1930-1935 het Rk Verenigingsgebouw Unitas), gelegen in de zuidwesthoek van het Valkhof. Uiterst rechts het Spoorwegmonument en de ingang naar het park. Links van de sociëteit daalt de Lindenberg af naar de Waalkade. Thans bevindt zich op deze locatie geen bebouwing. Het gebouw, dat de oorlog had overleefd is omstreeks 1955 afgebroken. Foto ca 1930 (RAN GN6081).
afb. 127 Het imposante, in de Tweede Wereldoorlog verwoeste Politiebureau op de hoek van de Lindenberg (geheel rechts op de foto) en de Ridderstraat (links). Situatie 1930 (foto RAN GN12184). Voordien stond hier de Valkhofkazerne.
afb. 128 Kasteel Bat Ouwe Zate (Kasteel Hallo), gezien vanuit de tuin van Burgerlust op het Valkhofplein, 1859-1860 (foto RAN F28478). Thans bevindt zich hier Cultureel Centrum De Lindenberg.
afb. 129 Een gedeelte van Kasteel Hallo, gezien in de richting van de Waal. De naar beneden lopende straat is de Lindenberg. Uiterst rechts Burgerlust. Situatie 1870 (foto RAN F28543). Het curieuze complex, dat uiteindelijk als klooster in gebruik was, overleefde de oorlogsverwoestingen maar werd begin jaren ’50 afgebroken ten behoeve van het Groene Balkonplan.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 63
afb. 130 De Lindenberg 7 in 1950, vlak voor de sloop, gezien vanaf de hoek met de Vleeshouwerstraat. Links de ingang van de Lange Baan (digitale foto collectie BAM, gemeente Nijmegen).
afb. 131 Lindenberg omstreeks 1950 kort voor de sloop van klooster Hallo (rechts) en Sociëteit Burgerlust/Unitasgebouw (foto RAN F28539).
afb. 132 Het oostelijke deel van de zuidelijke gevelwand van de Vleeshouwerstraat, gezien vanaf de hoek met de Steenstraat in oostelijke richting. Helemaal links achterin bevindt zich de Lindenberg. Rechts boven het Kasteel Hallo. De huizen zijn alle gesloopt ten behoeve van het Groene Balkon. De keermuur van dit project staat ongeveer ter plaatse van de voorgevel van de huizen op deze foto. Situatie 1938 (foto RAN GN680).
afb. 133 Zicht vanaf de Lindenberg in de Vleeshouwerstraat, na sloop van de meeste huizen in 1953. Uiterst links Kasteel Hallo, op de achtergrond klooster Bethlehem (foto RAN GN1730). De bebouwing wordt gesloopt ten behoeve van het Groene Balkon.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 64
afb. 134 Bouw Groene Balkon hoek Lindenberg/Lange Baan omstreeks 1954 (foto RAN F1930).
afb. 136 Oostzijde Groene Balkon in 1954. Rechts boven de balustrade van het balkon, achter in de doorloop naar het Valkof en de trap naar beneden, richting Lange Baan (foto RAN F28562).
afb. 135 Idem, gezien vanaf de Waalkade (foto RAN1925).
afb. 137 Idem, gezien vanaf de Valhofheuvel in 1954 (foto RAN F28561).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 65
Balkon. Het muurwerk van het Groene Balkon loopt binnen het onderzoeksgebied globaal langs de oostzijde van de oude Lindenberg tot aan de voormalige kruising met de Lange Baan. Vanaf dit punt maakt het Groene Balkon een hoek van 90 graden en vervolgt haar weg in westelijke richting. Ten behoeve van de bouw van het Groene Balkon is er in het gebied een diepe funderingssleuf gegraven. Na de bouw van het Groene Balkon is het gebied er achter aangevuld met grond uit de funderingssleuf en grond van elders. In de periode 1988-1989 werd het gedeelte van het Groene Balkon, gelegen aan de zijde van de Waalkade en gelegen in het verlengde van de voormalige Lindenberg, “doorbroken” ten behoeve van de aanleg van de zgn. Veerpoorttrappen. Het gedeelte van het Groene Balkon gelegen aan de oostzijde van de voormalige Lindenberg (thans hoek Lange Baan/Valkhoftrappen) is daarbij onaangetast gebleven.
afb. 138 Het Groene Balkon, in 1960 gezien vanaf de Waalkade. De Lindenberg heeft geen directe verbinding meer met de Waalkade. Uiterst links één van de Alewijnse panden, het nog bestaande hoekpand aan de Waalkade. Het kort na de Tweede Wereldoorlog herbouwde huis midden op de foto (grenzend aan de Lange Baan) is in de jaren tachtig gesloopt. Thans bevinden zich hier garageboxen. Rechts de keermuur van het Groene Balkon (ansichtkaart part.coll.).
afb. 139 Zicht vanaf het Groene Balkon op de Lange Baan, met de zijgevel van het wederopbouwpand van de vorige afbeelding (foto RAN11537).
afb. 140 en afb. 141 Het Groene Balkon in 2011, boven de overloop en de trap aan de oostzijde, bij het Valkhof, beneden het balkon met balustrade ter hoogte van het Besiendershuis (uiterst rechts). Foto MAB 2011.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 66
5.7 Waalkade Het binnen het plangebied gelegen deel van de Waalkade kreeg zijn huidige aaneengesloten bebouwing pas vanaf het derde kwart van de 19e eeuw, na aanzienlijke verbreding van de kade. De bebouwing volgt het tracé van de middeleeuwse stadsmuur en werd over de restanten daarvan heen gebouwd. De Stratemakerstoren werd in de bebouwing opgenomen. Sinds de vroege 20ste eeuw is de kadebebouwing niet ingrijpend veranderd. Wel is de Stratemakerstoren in de jaren tachtig blootgelegd en van een nieuwe gevelbekleding voorzien aan de zijde van de Waalkade. Enige jaren geleden is een oud pakhuis aan het oostelijke uiteinde van de rij panden gesloopt. Voor deze locatie zijn plannen voor uitbreiding van het naastgelegen hotel.
afb. 143 De stadsplattegrond van 1897 geeft een goed beeld van de veranderingen aan de Nijmeegse Waalkade. De kade is flink verbreed en er is een strekdam aangelegd. Aan de kade zijn nieuwe havenfaciliteiten geschapen (bron: Historische @tlas Nijmegen).
afb. 142 Detail uit de vogelvlucht van H. Feltman, 1669. In de cirkel het tracé van de middeleeuwse stadsmuur, met de Stratemakerstoren. Duidelijk zichtbaar is de zeer smalle kade voor de muur.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 67
afb. 144 Waalkade, oostelijk van de Lindenberg, in 1939 (foto RAN F1462).
afb. 145 De Waalkade oostelijk van de Lindenberg, in oostelijke richting in 1939. In het complex van de papierhandel Eekhoff zou zich later de firma Alewijnse vestigen (foto RAN F5771).
afb. 146 Nog bestaande gevelwand aan de Waalkade, rechts de opgang naar de Lindenberg, situatie rond 1940-1945 (foto RAN GN6183).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 68
afb. 147 Gevelwand Waalkade, foto MAB, 2011.
afb. 148 Fietsmuseum Velorama aan de Waalde, foto MAB 2011. afb. 149 Monumentale bebouwing aan de Waalkade, foto MAB 2011. Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 69
5.8 Cultureel Centrum De Lindenberg Voor het oostelijke deel van de binnenstad, globaal tussen de Lindenberg en de Ganzenheuvel-Priemstraat, ontwikkelt ir. Fokkinga in 1956 het plan “De Vijf Heuvelen”. In dat plan zouden de Stevenskerk, de Franse Plaats, het Groene Balkon, het Valkhof en de Belvedère, verbonden worden door een groene zoom. Een ambitieus plan, dat uitgaat van veel nieuwbouw, een ingrijpend gewijzigd stratenplan en veel groen. Vooruitlopend op de uitvoering (en in het kielzog van de sloopactiviteiten voor het Groene Balkon) wordt een rigoureus sloopplan ten uitvoer gebracht. De plannen zijn herhaaldelijk gewijzigd. Bovendien was nog niet geheel duidelijk of het gebied uitsluitend een woonfunctie zou krijgen of ook andere functies zou moeten huisvesten. Het plan voor Cultureel Centrum De Lindenberg is als eerste grootschalig nieuwbouwproject een belangrijke start geweest voor het Vijfheuvelenplan, dat echter onder druk van de bevolking uiteindelijk is stop gezet. Het Cultureel Centrum naast het Valkhof is nog wel gerealiseerd, in het begin van de jaren zeventig. In 1961 besluit de gemeente Nijmegen tot de realisatie van een groot cultureel centrum, waarin de muziekschool, de Vrije Academie en de Openbare Bibliotheek onderdak zullen krijgen. Stedenbouwkundige ir. Fokkinga (19161989) benadert voor het ontwerp het Rotterdamse architectenbureau Boks, Eijkelenboom en Middelhoek. Het bureau krijgt een complexe opdracht: een groot multifunctioneel gebouw op een prominente en door de helling en het Groene Balkon ook lastige locatie in de binnenstad. Na een aantal voorstudies wordt in 1968 het definitieve ontwerp vastgesteld. Op 4 juni 1968 is de eerste steen gelegd en in 1971 is het complex klaar voor gebruik. Het ontwerp is een voorbeeld van het rond 1960 als stroming in de Nederlandse architectuur opgekomen structuralisme.
afb. 150 De Lindenberg met rechts een gedeelte van Unitas en links het klooster Hallo kort voor de sloop in maart 1954 (foto RAN GN2219). Op deze locatie zal vele jaren later het Cultureel Centrum De Lindenberg verrijzen.
afb. 151 De Lindenberg in de richting van de Waal. Uiterst rechts de helling van het Valkhof, op de achtergrond de balustrade van het Groene Balkon, situatie 1960 (foto RAN F45628).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 70
afb. 152 Markt op de Lindenberg in 1965. Op het terrein links wordt enkele jaren later Cultureel Centrum De Lindenberg gebouwd (foto RAN F46271).
afb. 154 Plattegrond en aanzicht van De Lindenberg, 1968 (RAN F54708)
afb. 153 Gezicht vanaf het Groene Balkon in zuidelijke richting. Op dit terrein zal Cultureel Centrum De Lindenberg worden gebouwd. Op de achtergrond de Burchtstraat en de Hertogstraat. Situatie 1965 (foto RAN F28538).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 71
afb. 155 Situatietekening van het Cultureel Centrum de Lindenberg, uit 1970, gezien naar het zuiden (RAN F28540).
afb. 156 De Lindenberg in aanbouw, juli 1970 (foto RAN F32114). afb. 157 en afb. 158 De Lindenberg in oktober 2011 ( foto MAB, 2011).
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 72
5.9 De Veerpoorttrappen Het Groene Balkon uit de jaren vijftig vormt vanaf het gereedkomen een flinke barrière tussen de oostelijke boven- en benedenstad. De Waalkade komt nog geïsoleerder te liggen. De rehabilitatie van de kade (door de nieuwe inrichting, de bouw van het Casino, horecagelegenheden en woningen) noodzaakt tot een betere toegankelijkheid. Men besluit dan ook de oude doorgang ter hoogte van de Veerpoort te herstellen. Dat gebeurt via een monumentale trap naar ontwerp (1988-1989) van architect P.E. Hoeke.
afb. 161 Bouwtekening Veerpoorttrappen, 1988 (coll. BAM, Nijmegen).
afb. 159 Bouw Veerpoorttrappen in 1989 (RAN F28505).
afb. 160 Waalkade en Veerpoorttrappen in januari 1990. Foto Theo van Zwam, De Gelderlander, in RAN F5793). Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 73
afb. 162 Plangebied volgens de kadastrale kaart van 1832, uit: Kuppens, 2011.
afb. 163 Het plangebied, bebouwing 1944 over de huidige topografie. Let op: de lagen zijn ten opzichte van elkaar licht verschoven, uit: Kuppens, 2011
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 74
afb. 164 Het plangebied, huidige situatie. Let op: de vermelding “1832” klopt niet. Uit: Kuppens, 2011.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 75
6 CULTUURHISTORISCHE KWALITEITEN 6.1 Inleiding: de waardevolle kenmerken van het gebied Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de cultuurhistorische kwaliteit van het plangebied. In paragraaf 6.2 worden de belangrijkste historische ruimtelijke structuren benoemd en gewaardeerd. Paragraaf 6.3 gaat in op de cultuurhistorische waarde van de gebouwde omgeving en paragraaf 6.4 de archeologische component. Ten slotte wordt aandacht besteed aan het waardevolle groen in het gebied (paragraaf 6.5).
mindere mate beleefbaar gebleven. Bij de waardenbepaling van de historische ruimtelijke structuren betreft het die aanwezige c.q. zichtbare en nog goed herkenbare structuren, die kenmerkend zijn voor de perioden waarin ze zijn ontstaan, dan wel voor een specifieke ontwikkeing binnen het gebied (functie).
De oorspronkelijke geografische kenmerken van het gebied vormen vanzelfsprekend de basis voor de latere ontwikkelingen. Ondanks 2000 jaar intensieve bewoning en de ingrijpende aanleg van het Groene Balkon in de eerste helft van de jaren vijftig is het oorspronkelijke sterk geaccidenteerde terrein nog goed afleesbaar aan de hoogteverschillen tussen Waalkade en bovenstad, de Valkhofheuvel en de Lindenberg en de sterk stijgende Ottengas. De oorspronkelijke wegstructuur de Lindenberg, in de middeleeuwen een holle weg en tot circa 1950 een dichtbebouwde straat, verdween na 1950 grotendeels uit beeld. Met de aanleg van de Veerpoorttrappen is de verbinding tussen bovenstad en de diep liggende Waalkade hersteld en daarmee ook enigszins het idee van de oude hellende straat teruggekeerd. De grote hoogteverschillen in het gebied hebben niet alleen een hoge cultuurhistorische- en historischgeografische waarde, maar hebben ook een hoge attractieve waarde.
De belangrijkste nog sterk beleefbare historische ruimtelijke structuren zijn: - Het nadrukkelijk aanwezige reliëf met de Valkhofheuvel en Lindenberg als letterlijke hoogtepunten, en het contrast tussen laag (Waalkade) en hoog (bovenstad); - De Valkhofheuvel met de bovengrondse relicten uit de burchtperiode en het 19e-eeuwse landschapspark; - De Waalkade met 19e-eeuwse verkaveling, de historische kadebebouwing en sporen van de (laat)middeleeuwse verdedigingswerken; markant is het decor, waarin deze kadebebouwing wordt beleefd, met op de achtergrond de hoog oprijzende groene Valkhofheuvel en de monumentale St. Nicolaaskapel. - Het Groene Balkon, hoog gelegen terras met keermuren aan de Vleeshouwerstraat en de zijde van de Valkhofheuvel, doorbroken door de Veerpoorttrappen; - De Veerpoorttrappen als verbinding tussen hoog en laag; - Een stukje “historisch” Nijmegen met middeleeuws stratenplan, oude verkavelingsstructuren en deels in kern middeleeuwse bebouwing in het buurtje tussen Ottengas, Ridderstraat, Groene Balkon en De Lindenberg, met als hart de St. Anthoniusplaats; het buurtje heeft een besloten karakter; aan de noordzijde wordt het afgeschermd door de grote en hoog oprijzende bouwmassa van het klooster Bethlehem; - Het complex van Cultureel Centrum De Lindenberg: grootschalige structuur met binnenplein uit circa 1970, gerealiseerd op het zuidelijke deel van het Groene Balkon.
Het plangebied heeft historische betekenis vanwege de complexe ontwikkelingsgeschiedenis, waarvan vooral de twee laatste eeuwen bovengronds de meeste sporen hebben nagelaten. Vooral de grootschalige ruimtelijke ingrepen in de infrastructuur hebben vanaf het midden van de 20e eeuw het gebied gevormd tot het huidige pluriforme “binnenstadsgebied”. Daarbij zijn op vele plaatsen de onderliggende geschiedenislagen in meer of
Minder nadrukkelijk aanwezig in het gebied zijn: - De Lange Baan, een in de late middeleeuwen ontstaan straatje langs de tegen de binnenzijde van de stadsmuur gebouwde huizen. Alle op het straatje georiënteerde bebouwing is verdwenen, zodat het niet meer als een historische straatstructuur wordt ervaren; - De entree naar de Vleeshouwerstraat. Het verloop van deze straat is ter
6.2 Historische ruimtelijke structuren
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 76
-
hoogte van het Casino slechts beleefbaar aan de situering van de keermuur en de doorgang onder het Casino. Pas westelijk van het Casino krijgt de Vleeshouwerstraat weer het karakter van een binnenstadsstraat, door zijn profiel en de bebouwing, waaronder enkele historische panden; Onderdelen van de in aansluiting op het Groene Balkon gerealiseeerde infrastructuur voor voetgangers: de overloop naar de Valkhofheuvel en de trappen oostelijk van het Groene Balkon die oorspronkelijk de verbinding vormden naar de lager gelegen Lange Baan (en uiteindelijk de Waalkade).
De boven genoeme historische gelaagdheid uit zich onder meer in de aanwezigheid van interessante ruimtelijke structuren en ensembles met cultuurhistorische waarde uit sterk uiteenlopende tijdsperioden, zowel boven- als ondergronds. In de bodem zijn immers vele relicten van vroegere bewoningsfasen behouden gebleven. Dit mag blijken uit de opgravingsresultaten van de afgelopen decennia. Samen vertellen deze ensembles het verhaal van het stadsgebied: 1.
2.
De Valkhofheuvel Dé historische plek in Nijmegen, locatie met vele millennia aan geschiedenis. Van de ontwikkeling van het landschap, het gebruik in de prehistorie, de Romeinse tijd, de vroege en volle middeleeuwen (de Valkhofburcht), de middeleeuwse stadsomwalling, verval en sloop, opeenvolgende parkinrichtingen, etc.etc. Dit alles heeft vele zichtbare en onzichtbare sporen nagelaten met als hoogtepunten de heuvel zelf en de resten van de imposante Valkhofburcht. Het ensemble heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Middeleeuws Nijmegen Tussen Ottengas, Ridderstraat en De Lindenberg resteert een stukje van de Nijmeegse binnenstad, dat bij de oorlogsverwoesting gespaard is gebleven en ook de dans ontsprong bij de saneringen van de binnenstad. Binnen het historische, op de middeleeuwen teruggaande stratenpatroon bevindt zich, met behoud van eeuwenoude verkavelingsstructuren, een ensemble van deels zeer oude gebouwen, waaronder woon- en pakhuizen uit de late middeleeuwen tot de 19e eeuw, het middeleeuwse Cellenbroederenhuis en het klooster
Bethlehem, dat het laatste overblijfsel in de Nijmeegse binnenstad bevat van de grote vrijstaande 17e- en 18e-eeuwse patriciërshuizen. In het gebied bevinden zich vele rijks- en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. In de hellende Ottengas is het geaccidenteerde karakter van de middeleeuwse stad bewaard gebleven. Het ensemble heeft een hoge cultuurhistorische waarde. 3.
Historische Waalkade Oostelijk van de Veerpoorttrappen bevindt zich één van de weinige bewaard gebleven aaneengesloten historische gevelwanden van de vroegere Waalkade. Op het tracé van de middeleeuwse stadsmuur verrees in de tweede helft van de 19e eeuw een rij pak- en koopmanshuizen en herenhuizen, die als ensemble nog steeds een goed beeld geven van de vroegere kadebebouwing. In de rij huizen is de 16e-eeuwse Stratemakerstoren opgenomen. Tevens bleven resten van de oudere middeleeuwse stadsmuur behouden. In het gebied bevinden zich enkele rijks- en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. Het ensemble heeft een hoge cultuurhistorische waarde.
4. Sporen van wederopbouw en sanering Het plangebied kwam vrij ongeschonden uit de Tweede Wereldoorlog maar de omgeving is zwaar getroffen. Zo verloor Kelfkensbos vrijwel alle historische bebouwing en de verwoestingsgrens van de bovenstad lag vlakbij. Het zijn vooral de naoorlogse saneringsplannen die korte metten maakten met de historische bouwsubstantie, de perceelstructuren en straten rond en nabij de Lindenberg, Lange Baan en Waalkade. Vooral de bouw van het Groene Balkon ging ten koste van veel historische structuren en panden. Dit Groene Balkon, waarvan het grootste deel (althans van het gerealiseerde) tot op heden intact is gebleven, herinnert aan de spraakmakende en destijds hooggewaardeerde plannen van Pieter Verhagen voor de Nijmeegse binnenstad (1939-1940), hoewel pas in 1953 en op nogal van de oorspronkelijke bedoelingen afwijkende wijze uitgevoerd: soberder en zonder de daaraan gekoppelde woningbouw. Niettemin is het resultaat nog steeds een interessante, zij het
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 77
incomplete uitwerking van een midden 20e-eeuwse stedenbouwkundige ingreep in een historisch stadsgebied. Omdat de oorspronkelijk bedoelde bebouwing van het Groene Balkon achterwege is gebleven en het idee daardoor niet goed is uitgewerkt wordt het balkon als een wat wezensvreemde ingreep ervaren. Het verwezenlijkte Groene Balkonplan heeft een attentiewaarde. De latere invulling op het oostelijke deel van het balkon met het grootschalige Cultureel Centrum De Lindenberg is het enige uitgevoerde deel van het uit de jaren vijftig daterende Vijfheuvelenplan. Dit plan is evenals het Groene Balkon slechts gedeeltelijk uitgevoerd. De oorspronkelijke intenties zijn echter niet meer duidelijk beleefbaar. Op deze plek is vooral de stedenbouwkundige en architectonische uitwerking van het Cultureel Centrum zelf van belang. De bouw van de Veerpoorttrappen, bedoeld om een nieuwe verbinding te maken tussen Waalkade en bovenstad, is vooral in de vormgeving markant voor de late jaren tachtig van de 20e eeuw. De cultuurhistorische waarde is nog vrij beperkt. De komst van Cultureel Centrum De Lindenberg (voltooid 1972), het Casino (1984-1989) en de bouw van de Veerpoorttrappen (1989) dwars door het oostelijke deel van het Groene Balkon hebben samen geleid tot de vorming van de wat onsamenhangende en tot nu toe jongste laag in het stadsgebied.
6.3 Historische bouwkunde Een deel van de bebouwing in het plangebied heeft cultuurhistorische waarde. Dat wil zeggen dat er sprake is van objecten en ensembles die voldoen aan de volgende criteria: Objecten en complexen met architectuurhistorische waarden: d.w.z. met een relatief hoge ontwerpkwaliteit of representatief voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie; hiertoe behoren ook de gebouwen met bouwhistorische waarde; Objecten, complexen en ensembles met een bijzondere
stedenbouwkundig-historische of landschappelijke waarde, d.w.z. als onderdelen van bijzondere complexmatige/planmatige of meer organisch gegroeide ontwikkelingen of vanwege specifieke andere situationele aspecten (bijvoorbeeld markante locaties, focus- en oriëntatiepunten, landmarks); Gaafheid, d.w.z. objecten en ensembles die in belangrijke mate ongewijzigd zijn gebleven sinds de bouwtijd of waarbij wijzigingen zeer zorgvuldig zijn aangebracht. Objecten en complexen met een monumentenstatus (rijks- en gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, bouwhistoriemonumenten). ►►Waardering van de objecten en ensembles De bebouwing die aan de eerder in deze paragraaf genoemde criteria voldoet is weergegeven op de bijgevoegde cultuurhistorische waardenkaart . Tevens is in deze lijst in kleur de cultuurhistorische kwaliteit weergegeven, zoals die ook op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid. In de cultuurhistorische waardering van de objecten is de tijdsperiode na circa 1980 buiten beschouwing gelaten. █ Hoge cultuurhistorische waarde (Rijksmonumenten): █ Hoge cultuurhistorische waarde (Gemeentelijke monumenten): Objecten en/of ensembles, met hoge architectuurhistorische waarden: d.w.z. met een relatief hoge ontwerpkwaliteit of representatief voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie. Tevens kan er sprake zijn van bijzondere stedenbouwkundig-historische of landschappelijke waarden. Deze waarde is dusdanig hoog, dat behoud (en bescherming) van deze objecten wenselijk is. Vaak zijn deze objecten reeds beschermd als rijks- of gemeentelijk monument. De rijksmonumenten zijn op de waardenkaart in blauw weergegeven, de gemeentelijke monumenten in een rode kleur. █ Positieve cultuurhistorische waarde: Objecten en/of ensembles met architectuurhistorische waarden: d.w.z. kenmerkend voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie. Tevens kan er sprake zijn van stedenbouwkundig-historische of landschappelijke waarden, d.w.z. als onderdelen van bijzondere complexmatige ontwikkelingen
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 78
of vanwege specifieke situationele aspecten (bijvoorbeeld markante hoeklocaties, focus- en oriëntatiepunten, landmarks) Deze waarde is dusdanig hoog, dat behoud (en bescherming) van deze objecten te overwegen is. █ Attentiewaarde: Objecten en/of ensembles die voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied van (enig) historisch belang zijn, maar niet direct beschermenswaardig zijn. De objecten voegen zich in schaal, hoofdvormen en typologie min of meer binnen de historisch gegroeide situatie en dragen dus in beperkte mate bij aan de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van het gebied. █ Indifferente waarde: Objecten en/of ensembles, die niets of weinig aan de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van het gebied toevoegen en ook geen wezenlijk onderdeel vormen van de ontwikkelingsgeschiedenis. Waarden In het plangebied valt op dat vrijwel alle bebouwing van voor 1940 de status heeft van rijks- of gemeentelijk monument of is aangemerkt als beeldbepalend pand. In hoofdstuk 2 worden de objecten en structuren met een beschermde status gepresenteerd. Van de overige (naoorlogse) bebouwing bezit o.i. het Cultureel Centrum De Lindenberg een positieve cultuurhistorische waarde. Het is een typerend voorbeeld van een grootschalige en complexe binnenstadsinvulling volgens het in de jaren zestig verder ontwikkelde structuralisme. Steekwoorden als “menselijke maat”, het zoeken naar harmonie met de omgeving en de mogelijkheid om via stapeling of schakeling het complex modulair uit te breiden zijn in het ontwerp duidelijk zichtbaar. Bijzonder is het sterk gedifferentieerde geheel, waarbij een strikte maatrelatie is aangehouden om de samenhang te waarborgen en er duidelijk een overgang is te zien van de openbare functies aan de voorzijde (bibliotheek) via het binnenplein naar de achterliggende bouwdelen, die bedoeld zijn voor de meer introverte culturele bezigheden. Ook de niet beschermde kunstwerken in de omgeving van de Veerpoorttrappen hebben een positieve cultuurhistorische waarde.
zich (uitgezonder het archeologisch ofgemeentewege beschermde objecten.
rijksmonument)
geen
van
rijks-
6.4 Archeologie (zie afbeeldingen 27 en 29) Het gehele plangebied is archeologisch zeer waardevol. Een deel valt onder de bescherming van de Monumentwet en is als archeologisch monument aangewezen Op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Nijmegen is dit gebied aangegeven met waarde 4. De rest van het gebied heeft op de Archeologische Beleidskaart waarde 3 gekregen, met uitzondering van de locaties, die door recente bouwactiviteiten zijn verstoord (waarde 0). Archeologisch onderzoek en waarnemingen uit het verleden hebben aangetoond, dat zich in het plangebied en de directe omgeving een zeer rijk bodemarchief bevindt met resten uit de prehistorie, Romeinse tijd en vroege en late middeleeuwen. Uit het proefsleuvenonderzoek dat recent in het plangbied is uitgevoerd blijkt dat de bodem ter plaatse van het onderzoek sterk verstoord is. Het is echter onduidelijk of de rest van het plangebied dezelfde mate van verstoring kent. Gelet op het bovenstaande moet men er rekening mee houden dat zich in het onderzoeksgebied nog talloze sporen uit de Romeinse tijd en later in de bodem kunnen bevinden. In sommige gevallen kunnen bedoelde restanten zich meters onder het maaiveld bevinden. Het archeologisch monument mag niet worden aangtast; het rijksbeleid is “behoud in situ”. Voor ingrepen in de bodem dient en monumentenvergunning te worden aangevraagd. Voor de gebieden met waarde 3 geldt eveneens het uitgangspunt behoud in situ van het archeologisch bodemarchief. Wanneer de bescherming van de archeologische waarden in situ niet of onvoldoende mogelijk is, dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Deze voorwaarde is/wordt in de bestemmingsplannen van de betreffende gebieden opgenomen en moet worden overgenomen in elke vergunning waarbij grondwerkzaamheden te verwachten zijn.
Binnen het voorgestelde plangebied voor de uitbreiding van het museum bevinden Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 79
6.5 Historische groenstructuren Ook de waardevolle historische groenstructuren zijn op de cultuurhistorische waardenkaart weergegeven. Valkhofpark Het Valhofpark met zijn relicten van de 19e-eeuwse parkaanleg als Rijksmonument beschermd. In het park bevindt zich een groot aantal waardevolle en monumentale bomen. Solitaire bomen Van beeldbepalend belang zijn de platanen aan de zuidzijde van Cultureel Centrum De Lindenberg en de beplanting (linden) op de St. Anthoniusplaats. Op de St. Anthoniusplaats bevindt zich bovendien een als monumentaal aangemerkte pseudoplataan.
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 80
7 LITERATUUR/BRONNEN
-
Gunterman, B., Historische Atlas van Nijmegen. 2000 jaar ruimtelijke ontwikkeling in kaart gebracht, Nijmegen-Amsterdam 2003.
Uit de in blauw weergegeven rapportages zijn, met toestemming van de opdrachtgever tekstfragmenten overgenomen in het Cultuurhistorisch Profiel.
-
Hundertmark, H.F.G., Nijmegen. Naar het ideaal van Albrecht Dürer. De Stratemakerstoren. Bouwhistorisch onderzoek, juni 2011.
-
Kuppens, W.J.A. (Bureau Archeologie en Monumenten, gemeente Nijmegen), Rapportage Bureauonderzoek Lange Baan (Project Lb5), 26 april 2011.
-
Kuys, J. en H. Bots, Nijmegen; Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, deel 2: Middeleeuwen en Nieuwe Tijd, Wormer 2005
-
Lemmens, G. en F. Eliëns, …een oude vechtjas. Nijmegen tweeduizend jaar vestingstad en garnizoenstad, uitgave van de gemeente Nijmegen, afdeling Bouwkunde, 1998.
-
Sarfaty, H. e.a., “Nijmegen, Opgraving stadskern (Waalkade), Project urbanisatie in het Nederlandse rivierengebied tijdens de middeleeuwen”, in: Jaarverslag ROB 1985, Amersfoort
-
Sarfaty, H. e.a., “Nijmegen, Stadskernonderzoek (Waalkade, Lange Baan), Project urbanisatie in het Nederlandse rivierengebied tijdens de middeleeuwen”, in: Jaarverslag ROB 1987, Amersfoort
-
Schevichaven, H.D.J. van, Oud Nijmegen’s Straten, Markten, Pleinen, Open ruimten en Wandelplaatsen, Nijmegen 1896.
-
Schevichaven, H.D.J. van en J.C.J. Kleijntjens S.J., Rekeningen der Stad Nijmegen 1382-1543, Nijmegen (vanaf 1916: J.C.J. Kleijntjens en L. Sormani). 1910.
-
Steenhuis, M., Stedenbouw in het landschap. Pieter Verhagen (1882-1950), Rotterdam 2007, in het bijzonder hoofdstuk 6: “Reconstructie van binnensteden. Nijmegen en Middelburg, 1939-1940, p. 290-302.
-
Tent, W.J. van, “Excavations along the Limes, Nijmegen – Waalkade”, in: Berichten ROB, jaargang 23, 1973, Amersfoort
-
Braven, J.A. den, Archeologisch onderzoek bij de Lange Baan / Valkhofheuvel te Nijmegen: een IVO-P, Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 103, uitgave van de gemeente Nijmegen, Bureau Archeologie en Monumenten, 2011.
-
Brunsting, H., “Opgravingen aan Waalkade-Steenstraat te Nijmegen”, in: Opgravingsnieuws van de samenwerkende oudheidkundige instellingen in Nederland, ROB Amersfoort, jaargang 1, aflevering 1-3, januari-augustus 1955, Amersfoort
-
-
-
Bureau Archeologie en Monumenten, gemeente Nijmegen: teksten ten behoeve van publiekspresentatie, 2005-2006. Bureau Archeologie en Monumenten, gemeente Nijmegen, Programma van Eisen onderzoek Locatie Gemeente Nijmegen, Lange baan/Valkhofheuvel, t.b.v. project Lange Baan – uitbreiding accommodatie museum De Stratemakerstoren (Lb7), augustus 2011. Clevis, H. Nijmegen. Investigations into the Historical Topography and Development of the Lower Town between 1300 and 1500; part I in: Berichten ROB, jaargang 37, 1987 en part II in: Berichten ROB, jaargang 38, 1988 Geest, J. van, “Compromis of balans? De wederopbouw van Nijmegen”, in: K. Bosma, C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995.
-
Gemeente Nijmegen, Historische @tlas Nijmegen, raadpleegbaar via website gemeente Nijmegen.
-
Gorissen, F., Stede-atlas van Nijmegen, Arnhem 1956
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 81
Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’ met medewerking van het Nijmeegs Gemeentearchief en het Instituut voor Middeleeuwse Geschiedenis van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, Nijmegen 1982.
-
Thijssen, J.R.A.M., “Van hout naar steen. De bouwgeschiedenis van de Nijmeegse binnenstad, 1000-1300”, in: Nijmeegs Katern, 1987, Nijmegen
-
Thijssen, J.R.A.M.,”400-750, het gat gedicht. De bewoningsgeschiedenis van Nijmegen”, in: Nijmeegs Katern, 1988, Nijmegen
-
www.watwaswaar.nl
-
Website gemeente Nijmegen, monumenten.
-
Thijssen, J.R.A.M., “Nijmegen op de breuk tussen oudheid en middeleeuwen”, in: Jaarboek Numaga, 1999, Nijmegen
-
Beeldbank Regionaal Archief Nijmegen, via website.
-
Tienen, Y. van (Bureau Archeologie en Monumenten, gemeente Nijmegen), Quickscan Cultuurhistorie Waalkade, interne notitie, 28 juni 2005.
-
Tummers, T., Architectuur in Nijmegen. Een overzicht van architectuur en stedebouw vanaf 1900, Nijmegen 1994.
-
Uitterhoeve, W. en G. Lemmens, Nijmegen binnen en buiten de singels. Een rondgang door stad en buitengebied, Amsterdam 2005.
-
Thijssen, J., “Nijmegen op de breuk tussen Oudheid en Middeleeuwen”, in: Jaarboek Numaga, deel XLVI, 1999, p. 9-23.
-
Thissen, B., “De lange twaalfde eeuw. De ruimtelijke ontwikkeling van Nijmegen vanaf de elfde tot het midden van de veertiende eeuw”, in: Jaarboek Numaga, deel XLVI, 1999, p. 25-57
-
Valckx, L., Cultureel Centrum ‘De Lindenberg’. Een voorbeeld van de culturele en architectuurhistorische ontwikkeling in de jaren zestig van de twintigste eeuw, Doctoraalscriptie kunstgeschiedenis, Radbouw Universiteit Nijmegen, augustus 2007.
-
Verbeek J.J. en F.J. Hermans, “Omwalling en stadspoorten”; in: G. Lemmens (samensteller), Het Stadhuis van Nijmegen. Catalogie van het kunstbezit van de gemeente Nijmegen, nr. 4 (Uitgave van Nijmeegs
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 82
Cultuurhistorisch profiel Oostelijk Waalkadegebied Nijmegen II blad 83
Memorandum Directie Wijk & Stad Ontwikkelingsbedrijf Planeconomie
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Collegevergadering no 47 Aan
Kernteam Natuurcentrum Datum
Aanwezig: 12 december 2011 Th. de Graaf Voorzitter Opgesteld door, telefoonnummer P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, Wethouders Ilona Peters en Mieke Verstappen, 9618 P. Lucassen, J. van der Meer Onderwerp P. Eringa Gemeentesecretaris Stand van Zaken Financiën A. Kuil Communicatie M. Sofovic Verslag
Investeringen De kostenbegroting van het natuurcentrum is gebaseerd op het ontwerp Van Roosmalen Van Gessel d.d. 22-11-2011 en kostenstudie van de 2Snoeken d.d. 22-11-2011 De totale kosten voor het natuurcentrum in de Stratemakerstoren zijn nu geraamd op € 6.100.000 excl. Btw (ca. € 7,3 miljoen incl. btw).
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
De belangrijkste uitgangspunten zijn hierbij: 1. Kosten excl. Btw. Opgave is btw-belast te verhuren, zodat dit geen kostenpost is. Dit is mogelijk met het oprichten van een Stichting beheer en exploitatie. 2. Voor planschade is een stelpost aangehouden van € 40.000. Nader onderzoek is noodzakelijk. De voorzitter, De secretaris, 3. Het opknappen van en een lift voor de Veerpoorttrappen en de aanpak van ’t plein voor het natuurcentrum zit niet in deze kostenraming. 4. Het inrichten van de expositieruimten/museum is voor rekening van de afzonderlijke partijen. Er zijn wel inrichtingskosten geraamd voor een functie gebonden interieur (soort standaard inbouwpakket als balie, garderobe, pantry). 5. Er is geen rekening gehouden met tijdelijke huisvestingskosten én kostenderving Stratemakerstoren tijdens de bouw. Tijdelijke huisvesting tijdens de bouw is niet mogelijk. Op dit moment zijn de volgende bijdragen/subsidies beschikbaar ter dekking van de investeringen:
1
rapport_natuurcentrum_Mieke_en_Ilona_korte_versie_3.docx
Memorandum
Vervolgvel
1
Dekking Natuurcentrum Bijdrage gemeente
1.500.000 coalitieakkoord (zie perspectiefnota 2011 - blz 52), afdracht in 2013
GSO-4
1.100.000 Aanvraag ingediend, nog niet toegekend
Bijdrage Staatsbosbeheer
700.000 Toegezegde provinciale bijdrage o.b.v. oude plan
Verkoop natuurmuseum
550.000 Verkooptaxatie uit 2006 , vrij van huur: € 600.000 minus boekwaarde
krediet Stratemakerstoren
250.000 t.b.v. beperkte aanpassingen Stratemakerstoren
per 31-12-2010 € 33.519,--. Bijdrage grootschalig Groen
481.167 In
2010
overgemaakt
op
PIO-budget:
Is
onderzoeksbudget
Natuurcentrum (dit budget is voor een groot deel uitgeput door het oude plan voor het Natuurcentrum Rivieren bij ’t Meertje en onderzoeken tbv het nieuwe plan). Totaal
4.581.167
Restant
1.533.335
Totaal
6.114.502
Dit betekent dat er nog bijdragen/subsidies gezocht moet worden voor ca. € 1,5 miljoen. Het is mogelijk deze investering via kapitaallasten mee te nemen in de exploitatie van het gebouw. Dit betekent een verhoging van de exploitatielasten van het gebouw met ca. € 130.000 in het eerste jaar (€ 48,00 per m2 bvo). Middels een lineaire lening neemt dit bedrag jaarlijks af. Over een periode van de eerste 10 jaar is het gemiddelde € 44 per m2 bvo. Na 10 jaar is dit gemiddeld de volgende 10 jaar € 30 per m2 bvo. Wanneer gekeken wordt naar de huidige huurprijzen die de diverse musea op dit moment 1 betalen, wordt bijvoorbeeld door de grootste huurders niet meer dan € 20 per m2 bvo betaald . De huurovereenkomsten stammen namelijk uit het guldentijdperk. Gezien bovenstaande gegevens, is het niet te verwachten dat het synergievoordeel wat de samenvoeging van de diverse musea oplevert voldoende is om een investering van € 1,5 miljoen te financieren via de exploitatie (d.w.z. middels de huur). Andere keuzes zijn noodzakelijk. Bij de exploitatie gaan wij hier verder op in. Te onderzoeken kansen voor extra financiering: Er zijn nog een aantal kansen om extra bijdragen/subsidies te verkrijgen, namelijk: 1. Onderzoeken of er voor het tekort financiering kan worden gezocht bij Provincie Gelderland: Revolving Fund . 2. De provincie Gelderland heeft een eigen fonds (Gelders Restauratiefonds) waaruit laagrentende leningen worden verstrekt ten behoeve van Religieus Erfgoed. Nagaan in hoeverre het gebouw Stratenmakerstoren valt binnen Religieus Erfgoed. 3. Mogelijke extra subsidie Provincie?
1
Actuele huurprijzen (prijspeil 2011): MEC ± € 10.000 per jaar 507 m2 bvo, € 26,- per m2 bvo IVN ± € 6.500 per jaar, 52 m2 bvo,€ 125,- per m2 bvo NMS ± € 14.500 per jaar, 788 m2 bvo, € 18,- per m2 bvo STRMT € 3.800 per jaar, 293 m2 bvo, € 13,- per m2 bvo
rapport_natuurcentrum_Mieke_en_Ilona_korte_versie_3.docx
Memorandum
Vervolgvel
2
Naast de investering, brengt het gebruik van een gebouw kosten met zich mee. Deze kosten worden mede bepaald door de manier waarop wordt samengewerkt door de gebruikers in het gebouw. De manier van samenwerking wordt hier nader toegelicht.
Exploitatie De exploitatiekosten worden gedefinieerd als alle terugkerende kosten die voortkomen uit het in eigendom hebben, in stand houden dan wel gebruiken van een gebouw. Hierin kan onderscheid worden gemaakt in exploitatiekosten voor de eigenaar gemeente Nijmegen en de exploitatiekosten voor de” Stichting beheer en exploitatie Natuurcentrum”. Exploitatiekosten Ook de onderhoudskosten en het energieverbruik hangen sterk af van de mate waarin het gebouw geïsoleerd is, het soort kozijnen en glas dat is toegepast en het type afwerking van binnen- en buitenwanden, vloeren en plafonds, etc. Het is nog niet duidelijk wat de openstelling van het gebouw/de ruimte gaat worden. Dit is van invloed op het energieverbruik en op de specifieke bedrijfskosten. Het is nog niet duidelijk hoe het dagelijks beheer plaats gaat vinden, wat van invloed is op de administratieve beheerkosten en de specifieke bedrijfskosten. Het is nog niet duidelijk in hoeverre gebruik wordt gemaakt van eigen personeel dan wel vrijwilligers, wat van invloed is op de kosten van (schoonmaak)onderhoud, administratief beheer en de specifieke bedrijfskosten. Om toch inzicht te geven in de orde van grootte van deze kosten, geven wij onderstaand wel marges weer. In verband met de hierboven reeds genoemde onbekende factoren zijn deze marges echter zeer ruim en hierbij willen wij benadrukken dat de uiteindelijke kosten sterk afhankelijk zijn van nu nog onbekende factoren en daarom kunnen afwijken: • Energiekosten (gas + elektriciteit + water): € 30,-- tot € 80,-- per m2 per jaar. Aangehouden in de berekening € 50 per m2 • Onderhoudskosten en schoonmaak: € 20,-- tot € 100,-- per m2 per jaar. Aangehouden onderhoud: eigenaar opstal € 35, gebruiker opstal € 15, gebruiker inrichting € 2 Aangehouden schoonmaak:, schoonmaak € 16 = In totaal onderhoud en schoonmaak: € 68,- per m2 • Administratieve beheerkosten: € 0,-- tot € 20,-- per m2 per jaar. Aangehouden € 10,- per m2 Exploitatieopbrengsten Drie aannames zijn cruciaal voor het ramen van de exploitatieopbrengsten: 1. De netto opbrengst per bezoeker 2. De bezoekersaantallen per jaar 3. Toestaan huidig begrotingstekort
rapport_natuurcentrum_Mieke_en_Ilona_korte_versie_3.docx
Memorandum
Vervolgvel
3
1. De netto opbrengst per bezoeker Alvorens de mogelijke scenario’s te tonen, moet vooraf worden gemeld dat de potentiele inkomsten – die cruciaal zijn voor de haalbaarheid- voor het Natuurcentrum worden beperkt door een subsidieregeling uit 1996. Die regeling is nimmer geïndexeerd. In 1996 is bepaald dat gemeente Nijmegen het aanbod van de natuurmusea aan het onderwijs
stimuleert. Hierdoor kan het natuurcentrum niet meer vragen voor de entree per leerling dan € 1,40. Hogere bedragen komen ook niet – ook niet gedeeltelijk –voor vergoeding in aanmerking. Het MEC Nijmegen heeft in haar brochure dan ook staan: Het is nodig gebleken om een jaarlijks maximum voor de uitgaven vast te stellen. Mocht dit plafond in de loop van het jaar worden bereikt, dan ontvangen de deelnemende organisaties en scholen hiervan bericht en zullen zij zelf de kosten moeten dragen. Wij vinden het tarief van € 7,-- per entree reëel, hiervan blijft netto € 4,50 per entree over door verschillende kortingen. 2. Bezoekersaantallen 80.000 per jaar Conform CBS-gegevens van 2008 is geprognotiseerd dat een gemiddeld museumcomplex 80.000 bezoekers per jaar kan ontvangen. Wanneer naar de CBS cijfers wordt gekeken en de cijfers voor musea voor natuurlijke historie wordt aangehouden, is het niet te verwachten dat het museum meer dan 50.000 bezoekers per jaar zal trekken. Wanneer wordt uitgegaan van een museum met gemengde collectie, kan worden verwacht dat de geprognotiseerde 80.000 bezoekers haalbaar is. Staatsbosbeheer gaat uit van 100.000 bezoekers. Ergens tussen de 50.000 – 100.000 ligt de waarheid. In de berekeningen is rekening gehouden met 80.000 bezoekers per jaar. 3. Toestaan huidig begrotingstekort Op dit moment zit er op de bestaande gebouwen (natuurmuseum, Stratenmakerstoren en MEC) een begrotingstekort van € 38.720 per jaar. Dit is een soort huursubsidie. Het huidig begrotingstekort wordt gehandhaafd.
Exploitatieresultaat Bij 80.000 bezoekers per jaar, een netto opbrengst van € 4,50 per entree, een investeringstekort van € 1,5 miljoen aan kapitaallasten (5%) in de exploitatie verdisconteert en het toestaan van het huidig begrotingstekort is de exploitatie dekkend. Met andere woorden er is een neutraal exploitatieresultaat. Conclusie: het investeringstekort kan enkel in de exploitatie worden opgevangen, wanneer de entreeprijzen worden verhoogd naar € 7,- per persoon en hiermee dus ook de entreeprijsbeperking a.g.v. de declaratieregeling wordt aangepast.
rapport_natuurcentrum_Mieke_en_Ilona_korte_versie_3.docx
Memorandum
Vervolgvel
4
Ter verduidelijking, bij ieder scenario geldt dat bij een investeringslast van € 4,6 mlj een m2 prijs 2 hoort van gemiddeld € 129 per m2 bvo over de eerste 10 jaren . Het handhaven van de bestaande begrotingstekorten op de gebouwen (natuurmuseum, stratenmakerstoren, MEC) betekent een huursubsidie van € 15,- per m2 bvo. Totale huursubsidie is voor ieder scenario afgerond € 144,- per m2 bvo.
Risico’s • Onduidelijkheid over kostenpost collectie (valt onder post activiteiten): op grond van natuurmuseum € 75.000. Staatsbosbeheer zegt dat dit varieert van € 150.000 - 500.000.
• •
Aantal bezoekers zijn afhankelijk van de markt en zijn relatief hoog t.o.v. CBS-cijfers.
•
Op dit moment huren IVN, MEC en het Natuurmuseum gebouwen van gemeente Nijmegen. Wanneer zij de bestaande locaties verlaten, zal daar leegstand kunnen ontstaan terwijl er al een begrotingstekort op deze gebouwen zit. Niettemin zit er ook een kans in, omdat de musea op dit moment tegen lage huurprijzen huren.
Het opvangen van de kapitaallasten voor een investeringslast van € 1,5 miljoen, met een looptijd van 20 à 40 jaar, in een exploitatie waar een huurovereenkomst van 10 jaar tegen over staat met gesubsidieerde huurders is een risico. Niettemin is dit risico na 10 jaar ongeveer € 30 per m2 bvo en dus aannemelijk dat dit kan worden opgevangen in de huurprijs bij een nieuwe huurovereenkomst.
Eventuele additionele inkomstenbronnen of kostenverlagende maatregelen op de exploitatie moeten nog onderzocht worden.
2
Bij een gemiddelde van 40 jaar is dit € 81,,- per m2 bvo. Na de eerste 10 jaren verhuur. Is de last de volgende 10 jaren € 94 per m2 bvo.
rapport_natuurcentrum_Mieke_en_Ilona_korte_versie_3.docx
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
1/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
Opstellers: Pierre Veenman (Bouwmanager/ Architect) Mathieu Schouten (Landschapsarchitect) Gemeente Nijmegen
2/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
INHOUDSOPGAVE Inleiding Doel en scope beeldkwaliteitsplan Aanleiding voor de brug
blz. 4 blz. 4
Planologisch kader Hoofdstructuren
blz. 5
Beeldkwaliteitseisen Algemeen
blz. 6 blz. 8 blz. 9 blz. 10 blz. 11
Hoofdoverspanning Balustrade Landhoofden (aanlandingen)
Tussensteunpunten
3/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
Inleiding Doel en scope beeldkwaliteitsplan Het beeldkwaliteitsplan van de Voetgangersbrug ’t Meertje heeft als doel een passend kwaliteitsniveau te bereiken bij de uitvoering van dit project. Alszodanig is dit document geschreven, enerzijds voor de ontwerpende partij als esthetisch kader voor het ontwerp en anderzijds voor de Commissie Beeldkwaliteit die dit document als richtlijn voor haar beoordeling van het ontwerp zal gebruiken. De scope van dit beeldkwaliteitplan betreft de voetgangersbrug in zijn geheel inclusief alle onderdelen van de brug met de aansluitingen op de directe omgeving. Wij verwachten van de ontwerpende partij dat zij kan analyseren en beargumenteren hoe ze is omgegaan met de beeldkwaliteiteisen, zoals in dit document geformuleerd. De opgave is eerder een puzzel dan een optelsom, wij laten ons graag overtuigen door de inventiviteit en het nut van de oplossingen, die we wellicht zelf niet voor mogelijk hadden gehouden.
Aanleiding voor de brug Aanleiding voor deze voetgangersbrug is de wens om de verbinding tussen de binnenstad en met name de Waalkade en de Ooijpolder te verbeteren voor wandelaars. De toekomstige realisatie van het nieuwe Natuurmuseum in de Stratemakerstoren aan de Waalkade versterkt deze wens. Vanaf dit nieuwe natuurmuseum zal er een directe looproute over ’t Meertje naar het aangrenzende natuurgebied lopen. De voetgangersbrug is onderdeel van deze route en zal niet alleen door bezoekers van het museum gebruikt gaan worden, maar is openbaar toegankelijk.
afb 1: Route vanaf stratenmakerstoren naar natuurgebied over de voetgangersbrug
4/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
Planologisch kader Hoofdstructuren De voetgangersbrug is gesitueerd op de grens tussen de binnenstad van Nijmegen en het Ooijpoldergebied aan de voet van de Waalbrug. De brug past in het natuurlijke karakter van het gebied en bevindt zich ten opzichte van de Waalbrug vrij laag in het landschap. Doordat de brug zich in haar geheel in de uiterwaarde bevindt, is de brug bij elke waterstand steeds anders zichtbaar in het landschap. Ze torent niet hoog uit boven het landschap in de laagwatersituatie. De brug wordt voornamelijk gebruikt door wandelaars. Het recreatieve gebruik van het gebied wordt door de vorm van de brug gestimuleerd. Aan de Noordzijde stroomt de Waal, deze is de drukstbevaren rivier van Nederland. De Ooijpolder heeft een belangrijke recreatieve waarde voor de inwoners van de stad Nijmegen. Het is een gebied met een natuurlijk karakter van uitzonderlijke kwaliteit. Het gebied, direct grenzend aan de westkant van ’t Meertje, is de uitloop van de Waalkade. Ook de Waalkade heeft een belangrijke recreatieve waarde voor de stad, zij het dat deze een stedelijk en dynamisch karakter heeft. De directe omgeving wordt gekenmerkt door een rijke historie die in ieder geval teruggaat tot aan de Romeinse tijd. Deze historie is heden ten dage nog steeds beleefbaar in het gebied van het Valkhof, Kelfkensbos en de Waalkade. De brug leent zich bij uitstek om de verbinding tussen de stad en de Ooijpolder betekenis te geven. Het is een verbeelding van deze verbinding tussen het stedelijk/dynamische karakter van de stad en het natuurlijke/recreatieve karakter van de Ooijpolder.
afb 2: Stedenbouwkundige elementen in de directe omgeving
Directe omgeving De directe omgeving van de voetgangersbrug is een uiterwaarde, de brug loopt dus van uiterwaarde naar uiterwaarde. Bij hoog water zal de voetgangersbrug deels onder water komen te staan. Het peil van het omringend terrein is gemiddeld 10,1m +NAP, ’t Meertje zelf ligt lager en heeft een gemiddelde waterstand tussen de 7 à 8m + NAP.
5/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
Noordzijde: Aan de noordzijde bevindt zich de monding van ’t Meertje, aan deze monding ligt, aan de Waalbrugzijde een krib bedekt met basaltblokken. De wortel van de krib ligt op enkele meters van het landhoofd van de voetgangersbrug. Westzijde: Aan de westzijde loopt de Waalbrug, zo’n 15 meter boven het omringend terrein. De Waalbrug is een rijksmonument. Onder en nabij de aanbruggen van de Waalbrug ligt een parkeerterrein voor bussen, omzoomd met een wandelpad. De gemeente Nijmegen is bezig te onderzoeken hoe dit gebied te revitaliseren, wellicht door het als park in te richten, vooralsnog is hier nog te weinig van bekend om hierover meer informatie te verstrekken. De voetgangersbrug sluit aan op het wandelpad en is daarmee aan deze zijde verankerd aan de stad. Zuidwestzijde: Ten zuidwesten van de voetgangersbrug loopt de waterkering (winterkering), op deze waterkering loopt ook een voetpad, en in de bocht is nu een bankje dat nu nog met name door zwervers wordt gebruikt. Zuiden (’t Meertje): Ten zuiden ligt het gebied van ’t Meertje zelf met daarin een veertiental woonboten gelegen. De bewoners van de woonboten kijken uit over de monding van ’t Meertje, na realisatie zullen deze bewoners op de nieuwe brug uitkijken. Dit zicht zal door een sterk fluctuerende waterstand (in totaal 10 meter hoogteverschil) telkens anders zijn. Het gebied heeft een natuurlijke uitstraling. Rondom ‘t Meertje staan bomen en in de directe nabijheid van de landhoofden staan enkele knotwilgen. Oosten: Ten oosten ligt een natuurgebied van Staatsbosbeheer. De voetgangersbrug landt hier in een groene kamer, een weiland omzoomd met bomen. De meest logische wandelroute vanaf de brug is langs de bomenrij aan de oever van de Waal, maar door het ontbreken van wandelpaden in de directe nabijheid staat het de wandelaar vrij een route te kiezen.
Beeldkwaliteitseisen Algemeen A1. De brug is een kunstwerk van hedendaagse techniek en vormgeving en vormt samen met de aanlandingspunten één architectonisch gebaar. A2. Alle onderdelen vragen gelijke ontwerp aandacht en hebben daarom een gelijkwaardig afwerkingsniveau wat betreft de detaillering en materialisering. A3. De balustrade nodigt uit om op te leunen (leuning van hout, met minimale breedte van 15cm) De onderzijde van de brug wordt uitgevoerd als zichtzijde (over de volle breedte een gesloten doorsnede met een vlakke en strakke afwerking). Op maaiveldniveau en aan de onderzijde heeft de brug door haar vormgeving en afwerking een positieve uitstraling en draagt bij aan de beeldkwaliteit. A4. De totale brug heeft een eigen interne samenhang en een vorm die voortvloeit uit de constructieve noodzaak en is duurzaam en toekomstgericht. A5. Het trace van de wandelpaden dient (op driedimensionale wijze) vloeiend over te lopen in de brug. A6. De brug moet uitgevoerd worden als vaste brug, de brug mag wel demontabel worden uitgevoerd. A7. De overspanning van de brug mag met maximaal 2 tussensteunpunten uitgevoerd worden. A8. De brug als geheel loopt vloeiend over in het wandelpad aan de westzijde A9. Het taludprofiel loopt vloeiend onder de brug door. De landhoofden mogen maximaal1/4 van het talud bestrijken (vanaf de bovenzijde).
6/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
afb 3: Aansluiting Landhoofd op bestaand wandelpad aan de westoever
afb 4: aansluiting landhoofd op veerooster, oostzijde
A10. De aansluiting van de brug aan de oostelijke zijde op het natuurgebied is bij voorkeur (visueel) zwevend op het landschap. In ieder geval is een benadrukking van het (betonnen) landhoofd hier niet gewenst. Voorzieningen om ervoor te zorgen
7/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
dat dieren (grote grazers) niet op de brug kunnen, zoals bijvoorbeeld veeroosters, dienen zo onopvallend mogelijk in het landschap te worden opgenomen. A11. Er mag geen bebording (bewegwijzering e.d.) op de brug aangebracht worden. A12. De brug mag visueel geen hikjes vertonen, maar moet strak en vloeiend zijn, ook als men in langsrichting naar de brug kijkt.
Hoofdoverspanning H1. De hoofdoverspanning (brugconstructie - zonder tussensteunpunten - tussen de landhoofden) moet in zijn geheel zo laag, slank en transparant mogelijk worden uitgevoerd. Zo laag mogelijk betekent dat de brug zo strak mogelijk om het vrije doorvaartprofiel zit en dat de constructiehoogte zo klein mogelijk is. Zo slank als mogelijk, betekent dat de constructiehoogte zo klein mogelijk is en dat de doorsnedevorm er voor zorgt dat de brug er visueel zo slank mogelijk uitziet. En zo transparant mogelijk gaat over de balustrade, deze moet visueel, in alle richtingen, zo transparant mogelijk zijn (zie afb. 7). H2. De hoofdoverspanning is vervaardigd uit (kunststof) composiet. H3. De kleur van de composiete hoofdoverspanning (onder- en bovenzijde en zijkanten) is een zandkleur en moet in vijf verschillende kleurtinten bemonsterd worden en moet goed combineren met het op locatie aanwezige zand.
afb 5: impressie in natuur voorkomende zandtinten en voorbeeld van brug met traptreden en vlak middenstuk.
H4. Het loopvlak is afgewerkt met een anti-slip slijtlaag waarvan de kleur, ook zandkleurig is, maar dan iets meer verzadigd dan de kleur van de brug, ook deze kleur dient goed te combineren met het op locatie aanwezige zand en zal in drie verschillende kleurtinten bemonsterd moeten worden.
8/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
H5. De traptreden op het brugdek dienen een vaste aantredemaat te hebben, die afgestemd is op het ritme van de balusters. De optrede neemt steeds meer af naar het midden van de brug. H6. In het midden is het loopvlak zonder treden uitgevoerd. Dit ‘vlakke’ deel heeft een maximale helling van 5%, hellingen steiler dan 5% dienen met traptreden te worden overbrugd. H7. De treden zonder wel uitvoeren (bloktreden). De treden mogen verzonken uitgevoerd worden, danwel bovenopliggend (zie afbeelding). H8. De trappen dienen comfortabel beloopbaar te zijn. H9. De traptreden op de gehele composiete brugconstructie dienen in composiet te worden uitgevoerd, de hoeken dienen strak en duidelijk gedefinieerd te zijn, ook de slijtlaag dient strak gedemarkeerd te zijn ook bij eventuele hoeken.
afb 6: Traptreden
Balustrade B1. De bevestigingen van de demontabele balustraden (i.v.m. kruiend ijs) mogen geen storend effect hebben op de architectonische samenhang, bij voorkeur is de balustrade blind bevestigd. B2. De balustradevulling is zo transparant mogelijk, bij voorkeur met een RVS staalkabelvulling. De balustraden zijn bijgevolg opengewerkt en zo transparant mogelijk. B3. De balusters en regels van de balustrade zijn van gepolijst RVS buisprofielen.
9/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
afb 7: Transparante balustrade, met hardhouten leuning.
Landhoofden (aanlandingen) L1. Bij de aansluiting op de wandelpaden aan de westelijke zijde dient visueel tot uitdrukking gebracht te worden dat dit knooppunt een mogelijk verzamel/instructiepunt is voor bezoekers vanuit het museum. L2. Indien de landhoofden van beton vervaardigd worden dienen de zichtdelen in schoonbeton te worden uitgevoerd volgens de CUR-100 ‘Aanbevelingen schoon beton: B-1 voor in het werk gestort beton en B-2 voor prefab beton. Deze zichtzijden dienen in een gladde bekisting te zijn uitgevoerd, waarbij de plaatnaden niet zichtbaar mogen zijn. Vellingkanten maximaal 15mmx15mm. In het zicht blijvend beton moet licht van kleur zijn en blijven en dient beschermd te zijn met een antigraffiti-coating. Er dienen van dit beton 4 kleurmonsters te worden ingediend. L3. De funderingsmassieven dienen diep genoeg onder de grond te zitten, zodat de groei van gras en kruidachtigen hierop niet verhinderd wordt. L4. Indien, voor het voetgangerscomfort, dempers aan de brugconstructie nodig zijn dan moeten deze dempers aan het zicht onttrokken zijn. L5. De traptreden van het landhoofd mogen steenachtig/beton zijn. De anti-slip slijtlaag van het brugdek, mag hierover doorlopen. De treden van het landhoofd en van het brugdek moeten famillie van elkaar zijn. De aantredemaat is in elk geval gelijk en ook hier uitgelijnd op het ritme van de balusters. L6. De vorm en de afwerking van de traptreden op het landhoofd en op het landhoofd moeten familie van elkaar zijn.
10/11
Beeldkwaliteitsplan Voetgangersbrug ’t Meertje | 11 november 2011
Tussensteunpunten T1. De aansluiting van de tussensteunpunten met het brugdek moet zonder zichtbare kesp worden uitgevoerd. De steunpunten komen bij voorkeur vloeiend uit het brugdek voort of sluiten zonder zichtbare bevestiging aan op het brugdek. T2. De tussensteunpunten hebben een ronde doorsnede en zijn zo slank mogelijk. T3. De kleur van de tussensteunpunten is donker tegen het zwarte aan, bij voorkeur een donkere tint van de kleur van de onderzijde van het composiete brugdek. De kleur, afwerking en materiaal van de ‘onzichtbare’ kesp is aan de zichtzijde hetzelfde als de rest van de composiete brugconstructie. T4. Eventuele funderingsmassieven van de tussensteunpunten dienen diep genoeg in de bodem te liggen, zodat deze bij laag water niet zichtbaar zijn. T5. Tegengaan van schade aan de tussensteunpunten dient op een andere wijze te geschieden dan met remmingswerken.
afb 8: Aansluitingsprincipe eventuele tussensteunpunten op brugdek
11/11
Communicatie en Representatie Communicatie
PERSBERICHT Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax
(024) 329 23 78
E-mail
[email protected]
Postadres Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum
Nummer persbericht
30 januari 2012
120123L
Uitkomsten haalbaarheidsonderzoek Natuurcentrum Rivieren positief Realisatie van een Natuurcentrum Rivieren in de Stratemakerstoren lijkt haalbaar. Dat blijkt uit een haalbaarheidsonderzoek dat onlangs is afgerond. In het Natuurcentrum Rivieren willen Staatsbosbeheer, het Natuurmuseum Nijmegen, Milieu Educatie Centrum Nijmegen en IVN Rijk van Nijmegen samen met museum De Stratemakerstoren een bezoekerscentrum realiseren dat een brug slaat tussen de stad, de rivier en de natuur. Nadat eerdere plannen voor een Natuurcentrum Rivieren ten oosten van de Waalbrug niet haalbaar bleken, is onderzocht of een samenwerking mogelijk is met Museum de Stratemakerstoren. Daarnaast zijn de ruimtelijke mogelijkheden en de financiële aspecten onderzocht. Over samenwerking zijn alle partijen positief. Door de samenwerking kan een bezoekerscentrum ontstaan dat niet alleen informatie geeft over de rivier en de natuur maar dat ook de historische relatie tussen stad en rivier laat zien. Uit het architectonisch onderzoek kwam naar voren dat de Statemakerstoren een geschikte locatie is, maar dat het gebouw niet groot genoeg is. Dit kan worden opgelost door ook het terrein achter de Stratemakerstoren te benutten. Wanneer ook de omgeving van de Veerpoorttrappen wordt aangepakt, ontstaat bovendien een betere relatie tussen beneden- en bovenstad en een betere verbinding met Valkhofpark en Donjon. Belangrijk in de haalbaarheidsstudie was ook de financiële haalbaarheid. De kosten voor realisatie worden geraamd op ruim 6 miljoen euro. Aan bijdragen en subsidies is op dit moment 4,5 miljoen euro beschikbaar. Voor de overige 1,5 miljoen moet gezocht worden naar aanvullende subsidies of moeten de exploitatielasten worden verhoogd. Bij een bezoekersaantal van 50.000 tot 80.000 per jaar is het mogelijk om het bezoekerscentrum kostenneutraal te exploiteren. De komende maanden worden de schetsen en de exploitatie verder uitgewerkt. Naar verwachting zal in mei 2012 een plan ter goedkeuring aan de Raad worden voorgelegd. Als de raad akkoord is worden de plannen verder uitgewerkt en moet het bestemmingsplan worden gewijzigd. De bouw kan dan starten in het voorjaar van 2013. Oplevering kan dan in 2015 plaatsvinden. Voor het bezoekerscentrum is het belangrijk dat het zich bevindt op de grens van stad en natuur. Daarom wordt dit jaar nog een voetgangersbrug over het Meertje aangelegd, die moet zorgen voor een goede verbinding tussen het bezoekerscentrum / stadscentrum en de Stadswaard/Ooijpolder.
\\karelstad\data\groepsdata\kb\kb30\publiceren\_bis_werk_2011\b&w voorstellen o\c20120130\c20120130 3.06rbr ob10 voortgangsinformatie haalbaarheidsonderzoek stratemakerstoren\120123l haalbaarheid natuurcentrum rivieren.doc
Gemeente Nijmegen Communicatie en Representatie Communicatie
Vervolgvel
1
Kansen voor het gebied rond de Stratemakerstoren
\\karelstad\data\groepsdata\kb\kb30\publiceren\_bis_werk_2011\b&w voorstellen o\c20120130\c20120130 3.06rbr ob10 voortgangsinformatie haalbaarheidsonderzoek stratemakerstoren\120123l haalbaarheid natuurcentrum rivieren.doc