Notitie Tussenstap sociale agenda
d.d. 22 januari 2008
1
I. Inleiding Het beleidsplan Welzijn 2005-2008 "wel ( en ) levend Groningen" zal per 1-1-2009 aflopen, maar er komt een vervolg in de vorm van een sociale agenda met daaraan gekoppelde uitwerkingsprogramma's. Het sociaal beleid voor de periode 2009- 2012 komt tot stand via de volgende 3 stappen: 1. Sociaal rapport 2. Sociaal debat 3. Sociale agenda. Het sociaal rapport is eind 2006 verschenen. Het rapport schetst hoe Groningen er in sociaal opzicht voor staat. Het sociale debat is in de periode oktober - november gehouden. Tegelijkertijd heeft het POP debat plaatsgevonden (Provinciaal Omgevings Plan). Het is nu tijd om de balans op te maken: wat zijn de resultaten van beide debatten, welke thema's vinden de deelnemers aan de debatten belangrijk en hoe denken zij over de provinciale rol op sociaal terrein? Wij gaan hierna eerst nog eens kort in op de inhoud van het sociaal rapport, vervolgens vatten wij de resultaten van het sociaal debat en het POP debat samen en daarna gaan we in op de vraag: wat moeten de hoofdthema's van de nieuwe sociale agenda worden?
2
II. Sociaal rapport, sociaal debat, POP debat Uit het Sociaal rapport komt Groningen naar voren als een provincie met een aantrekkelijk woon-en leefklimaat. Maar er liggen ook opgaven en uitdagingen voor de toekomst. In het sociaal rapport krijgen de demografische ontwikkelingen veel aandacht. . De verwachting is dat de Groningse bevolking na 2010 zal afnemen. Deze daling vindt vooral plaats onder jeugdigen tot 19 jaar (- 8% in 2020) en onder 20-65 jarigen(- 6% in 2020). Het aantal 65+sers zal sterk stijgen (= 33%) in 2020. De sterke toename van het aantal ouderen en de afname van het aantal jongeren heeft tot gevolg dat de verhouding tussen het werkende deel en het werkende deel van de Groningse samenleving verandert. Vooral een sterke stijging van het aantal 65 plussers (+ 33% in 2020) zal zorgen voor extra druk op de beroepsbevolking. De situatie in Groningen wijkt op een aantal punten af van die in Nederland. De groene druk is in 2008 al lager dan het landelijk gemiddelde en de grijze druk hoger. Bovendien is de verwachting dat het aantal jeugdigen tot 19 jaar in Nederland zal toenemen, terwijl dit aantal in Groningen zal afnemen. Zoals gezegd zal het aantal inwoners in de provincie Groningen naar verwachting dalen. Het aantal huishoudens zal echter toenemen, omdat er gemiddeld minder personen per huishouding zullen zijn. Verder zal de afname van de bevolking niet gelijkmatig plaatsvinden over de provincie. De terugloop zal het sterkst zijn in Noordoost- en Oost- Groningen. Deze krimp is daar in sommige gemeenten nu al zichtbaar. In de gemeente Groningen en omgeving zal de bevolking juist in omvang toenemen. Samengevat zijn de meest opvallende conclusies uit het sociaal rapport: 1. De demografische ontwikkeling, waarbij de groei van de ouderen zorgt voor een extra druk op de werkzame beroepsbevolking. Tegelijkertijd neemt het aantal jeugdigen af (zie ook conclusie 7); 2. In vergelijking tot Nederland is de arbeidsparticipatie van 55 - 64 jarigen in de provincie Groningen laag. Wellicht is het mogelijk meer arbeidspotentieel te betrekken uit deze leeftijdscategorie; 3. De werkgelegenheid in de sector "Zorg en Welzijn" groeit verder; 4. Groningen kent een groot aantal huishoudens met een laag inkomen (één op de tien); 5. Naar schatting één op de tien Groningers van 18 jaar en ouder participeert beperkt in het maatschappelijk leven; 6. De provincie Groningen heeft een aantrekkelijk woonklimaat; 7. Het aantal jeugdigen neemt af. Dit is van belang voor voorzieningen als het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het basisonderwijs. De werkgelegenheid zal in de komende jaren groeien. Dit biedt kansen voor de Groninger jeugd; 8. Het aantal kwetsbare inwoners zal toenemen. Een groot deel van deze toename bestaat uit ouderen met beperkingen. De zorg voor kwetsbare groepen verplaatst zich naar de thuissituatie. Na het uitkomen van het sociaal rapport hebben wij in de periode november 2006 tot februari 2007 vijf ronde tafelgesprekken over het sociaal beleid georganiseerd. "Sleutelfiguren" hebben hun mening over sociale vraagstukken en over de rol van de provincie gegeven. Resultaten van sociale debat en het POP debat en de kamer wonen in Groningen. Het sociale debat kende verschillende onderdelen: • Burgers konden via de web site 'zegerwatvan' hun mening geven en reageren op een aantal stellingen. De resultaten zijn op 26 november tijdens het slotdebat gepresenteerd. • De gedeputeerde heeft in oktober en november 2007 een reeks werkbezoeken afgelegd, waarbij zij met jongeren, burgers en deskundigen in gesprek is gegaan over hun behoeften en ideëen. Het betrof: - deelname aan een scholendebat, georganiseerd door het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO) - een bijeenkomst met het provinciale Trendteam jongeren - een gesprek met bewoners van een herstructureringswijk in de gemeente Delfzijl, bewoners die participeren in wijkteams,/ wijkplatforms
3
- deelname aan het wandelevenement "Tocht om de Noord" waarbij met deelnemers over het thema bewegen is gesproken - een gesprek met jongeren op school na afloop van een theatervoorstelling over de jeugdzorg • Er zijn bestuurlijke bijeenkomsten met gemeenten geweest, waaraan door wethouders van vrijwel alle gemeenten is deelgenomen • Op 24 november 2007 kwam de kamer "Wonen in Groningen" bijeen • Op 26 november 2007 is er een slotdebat over het sociale beleid georganiseerd met 90 deelnemers: burgers en mensen die in de praktijk nauw bij de uitvoering van het sociale beleid betrokken zijn. De verslagen van de gesprekken met de gemeenten en het verslag van het slotdebat voegen wij hier als bijlage bij. Opvallend in zowel het sociale als het POP debat was de oproep om vooral gebruik te maken van de creativiteit en ideeën van burgers. Zo verwacht men veel van dorpsvisies die door burgers zelf worden opgesteld. Laat mensen meer de eigen regie voeren, betrek mensen bij het beleid en laat jongeren aan het woord, dat is een "rode draad" uit de debatten. Verdere hoofdlijnen uit de debatten : Ouderen en kwetsbare burgers Benadrukt is dat mensen zo lang mogelijk de regie in eigen hand moeten houden. Zowel in het POP debat als het sociaal debat was er brede steun voor de gedachte dat het voor ouderen en kwetsbare burgers mogelijk moet zijn om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, ook in kleine dorpen. Domotica en ict oplossingen moeten daarbij als hulpmiddelen worden benut. Meer woningen voor ouderen die levensloopbestendig zijn (leeftijd, zorgbehoefte, kwaliteit, voorzieningen). Kleinschaligheid scoort hoog. Woonvormen van ongeveer zes ouderen in dorpen, woonwijken en bij winkelcentra. Er is gepleit voor kleinschalige woonzorg voorzieningen voor ouderen die minder traditioneel zijn en voor mogelijkheden dat ouderen in een "aanleunwoning" bij hun kinderen wonen. Er is aandacht voor gevraagd dat eigen woningbezitters gestimuleerd moeten worden om te investeren in de eigen woning. De stijgende vraag naar zorg brengt ook kansen met zich mee. De zorgsector is een kans voor werklozen en jongeren. De zorgsector kan ook op het platteland voor werkgelegenheid zorgen. Kijk naar mogelijkheden voor kleinschalige woonvoorzieningen in leegstaande boerderijen of vormen van dagvoorzieningen voor ouderen en mensen met een handicap. Krimp en leefbaarheid. Uit de debatten blijkt dat men zich afvraagt welke gevolgen een krimpende bevolking heeft voor het voorzieningen. Er is voor gepleit om in regio's met krimp een visie te ontwikkelen op het voorzieningenniveau; welke voorziening moet op welk niveau aanwezig zijn en wat zijn minimale afstanden? De positie van kleine dorpen kreeg veel aandacht. Er is ingebracht dat het negatieve gevolgen heeft voor de leefbaarheid van kleine dorpen wanneer ouderen vanwege het voorzieningenniveau naar grotere kernen vertrekken. Er is een lans gebroken voor dorpsvisies met grote betrokkenheid van burgers. Die visies zouden dan niet alleen betrekking moeten hebben op steen en groen maar ook op leefbaarheid en sociale aspecten. De dorpsloketten zouden zich ook meer op het sociale beleid moeten richten. Bij het onderwerp "dorpsvisies" is van gemeentelijke zijde opgemerkt, dat vooraf door de gemeenten bepaalde richtlijnen moeten worden meegegeven. Genoemd is dat een dorpshuis cruciaal is voor de leefbaarheid van kleine dorpen. Men onderschrijft dat de provincie het ontwikkelen van multifunctionele gebouwen stimuleert. Bij het clusteren van voorzieningen kan ook naar zorg en het onderwijs en buitenschoolse voorzieningen worden gekeken. Verder is het openbaar vervoer als aandachtspunt naar voren gekomen Toegankelijkheid is niet alleen een kwestie van beschikbaarheid van voorzieningen maar ook van bereikbaarheid per vervoer. Er is gepleit voor goede verbindingen tussen kleine kernen en de "hoofdkern" en voor een nog verdere verbetering van het doelgroepen vervoer. Gemeenten hebben ervoor gepleit om in meer gemeenten te starten met een buurt - en wijkaanpak dan nu het geval is.
4
Participatie Bij het onderwerp participatie is gesproken over laagdrempelige en bereikbare voorzieningen. De jeugd moet kansen krijgen om mee te doen. Dat wordt erg belangrijk gevonden. Het belang van het vrijwilligerswerk wordt algemeen onderschreven. Men vindt het belangrijk dat mensen zich betrokken voelen bij de eigen buurt of wijk. Ook de mantelzorg is als aandachtspunt genoemd. Mensen moeten niet tegenover elkaar komen te staan: polarisatie tussen bijvoorbeeld jongeren en ouderen of allochtonen en autochtonen moet worden tegengegaan. Huiselijk geweld en mondiale bewustwording zijn eveneens genoemd. Jeugd. Bij de jeugd staat hoog op het lijstje: afstemming en samenwerking tussen voorzieningen zodat de hulp gemakkelijker bereikbaar wordt. Er moet afstemming komen tussen gemeentelijk en provinciaal beleid. Preventie en hulp in de eigen woonomgeving of uit het eigen sociale netwerk scoren hoog. Verder is gepleit voor aansluiting tussen voorzieningen voor jongeren van 0-23 jaar. Voor de aansluiting tussen onderwijs en werk is het Waddenmodel ontwikkeld. Ook voor de komende periode is dit een belangrijk thema. Sport Een gezonde levensstijl wordt belangrijk gevonden. Een aanbeveling is: bevorder de bewustwording en zorg ervoor dat het beklijft. Draag zorg voor een brede aanpak van sport en beweging en draag het uit. Steun verenigingen, laat ze over de eigen heg heenkijken. Verstevig het accommodatiebeleid. Gebruik je sterke punten: de provincie kan bijvoorbeeld haar boegbeelden inzetten om mensen te stimuleren tot meer bewegen. Rol van de provincie De deelnemers aan de debatten vinden dat de provincie een rol kan spelen: • als aanjager en innovator. Men vindt dat de provincie moet inspelen op actuele zaken en nieuwe ontwikkelingen. De provincie moet het doorvoeren van vernieuwingen stimuleren. • als stimulator voor samenwerking. Bevorder de samenwerking tussen organisaties en ga versnippering tegen. De provincie heeft een rol om in regionaal verband of op bovengemeentelijke schaal zaken meer op elkaar af te stemmen en de samenhang te bewaken • Kennisuitwisseling. Zorg voor kennisuitwisseling, kijk naar goede voorbeelden (best practises) en draag deze uit. Wij hebben zowel het sociale debat als het POP debat erg inspirerend gevonden. Veel deelnemers hebben ons constructieve ideeën en suggesties aangereikt. Het is nu aan ons om die in beleid te vertalen.
5
III. De sociale agenda Inleiding De demografische ontwikkelingen zullen in de komende periode voor het sociaal beleid een factor van betekenis zijn. Het aantal jongeren en de werkende bevolking zullen in de komende periode afnemen: het aantal ouderen neemt toe. Sommige gebieden in onze provincie krijgen bovendien te maken met een teruglopend inwoneraantal. Wij vinden het een uitdaging om deze trends niet alleen als een probleem te zien, maar ook als een kans : hoe kunnen wij samen met burgers, vrijwilligersorganisaties en gemeenten creatieve oplossingen bedenken om Groningen leefbaar te houden en de sociale samenhang te versterken? Dat staat voor ons centraal. Wij zijn er van overtuigd dat velen in onze provincie zich daarvoor ook willen inzetten. Kernwoorden voor ons zijn : de eigen kracht en mogelijkheden van burgers mobiliseren, stimuleren, ondersteunen, kansen creëren, verbindingen leggen en coalities aangaan. In de Sociale Agenda presenteren wij de thema's die in de komende tijd prioriteit krijgen. Wij streven naar een herkenbaar provinciaal beleid met duidelijke accenten. Wij stellen drie programmalijnen voor: • jeugd • participatie • wonen, welzijn en zorg. Bij de invulling van onze taken geldt een onderscheid tussen het terrein van de jeugdzorg en de overige terreinen. • Voor de jeugdzorg draagt de provincie op grond van de Wet op de Jeugdzorg een wettelijke verantwoordelijkheid. • Voor de andere terreinen van het sociale beleid is genuanceerder. Hier is de provinciale rol aanvullend op en ondersteunend voor de primaire verantwoordelijkheid van (in het bijzonder) de gemeenten en maatschappelijke organisaties. Wij zien onze rol dan vooral als: monitor, coördinator, stimulator en initiator. Wij willen hierbij samenwerken met burgers, gemeenten, organisaties en zorgverzekeraars. Wij zullen daarbij geen taken of verantwoordelijkheden van anderen overnemen. Bij de sociale agenda is ons uitgangspunt, dat het sociaal beleid steeds minder los kan worden gezien van andere beleidssectoren. Er bestaat een nauwe verwevenheid met bijvoorbeeld wonen, economie en arbeidsmarkt, vervoer en milieu . Vaak zal er bij het zoeken naar oplossingen en het creëren van kansen naar een combinatie van maatregelen op verschillende terreinen moeten worden gezocht. Een duurzame toekomst voor Groningen vraagt om een samenhangende inzet van economisch, ecologisch en sociaal cultureel kapitaal waarbij wordt gezocht naar een balans. Sociale beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd via economisch en ruimtelijk beleid en omgekeerd.
6
A. Programmalijn jeugd : toekomst voor de jeugd, de jeugd heeft de toekomst Waarom deze programmalijn? Investeren in jeugd is investeren in de toekomst. De talenten van jeugdigen dienen optimaal te worden benut. Dit geldt zeker voor een samenleving waarin sprake is van ontgroening. Voorkomen moet worden dat jeugdigen op jonge leeftijd al achterstand oplopen of aan de zijlijn komen te staan. Wij willen voorwaarden scheppen waarin kinderen en jongeren veilig en gezond kunnen opgroeien tot zelfstandige en evenwichtige volwassenen en waarbij ze niet met zorg in aanraking hoeven komen. In de gevallen waarin jongeren wél zorg nodig hebben moeten in de provincie voldoende voorzieningen aanwezig zijn die de benodigde zorg kunnen leveren. Het gaat hierbij niet alleen om de jeugdzorgvoorzieningen waar jongeren terecht komen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen, maar ook om gemeentelijke voorzieningen die als eerste in beeld komen als zich problemen bij jongeren voor gaan doen. Als de problemen van de jongeren te zwaar voor de gemeentelijke voorzieningen worden komt de provinciale jeugdzorg in beeld. Op het gebied van jeugd staan vier thema’s centraal: preventie, jeugdzorg ,onderwijs, en jongerenparticipatie. Met jeugd bedoelen wij alle kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 23 jaar. Het is van groot belang dat jongeren mee doen in onze samenleving. Jongeren hebben ideeën die er toe doen. We leven in een democratie waar de minimum leeftijd om te stemmen 18 jaar is, maar jongeren kunnen al op jongere leeftijd bij het beleid (van de provincie) worden betrokken. Participatie van jongeren is op veel verschillende terreinen inzetbaar. Dat geldt zeker voor het provinciale jeugd(zorg) beleid. Door met jongeren in dialoog te zijn kan de provincie haar beleid beter op de behoeften van jongeren afstemmen. Ouders en opvoeders zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Maar ouders moeten een beroep kunnen doen op hulp en ondersteuning wanneer dat nodig is. Het is de taak van verschillende overheden en organisaties om voor het opgroeien van jeugd een zo goed mogelijk klimaat te scheppen. Er is aandacht nodig voor onderwerpen als: • het ontwikkelen van een preventiebeleid waarbij risicofactoren en dreigende achterstand tijdig worden gesignaleerd en bestreden • de aanpak van onacceptabel gedrag als schoolverzuim en criminaliteit • aansluiting tussen school en werk • de juiste zorg wanneer dat nodig is • afstemming tussen voorzieningen Tijdens het opgroeien van kinderen en jeugdigen is het tijdig signaleren van achterstanden of dreigende problemen erg belangrijk. Daardoor kan worden voorkomen dat problemen erger worden of escaleren. Tegelijkertijd is het nodig dat er begeleiding en hulp voor kinderen en ouders beschikbaar is die past bij het kind (hulp op maat) en waarbij het kind centraal staat (vraaggericht). In de ontwikkeling van kinderen vervult het onderwijs een belangrijke functie. Hoewel kinderen pas vanaf hun vijfde levensjaar verplicht zijn om naar school te gaan, spelen voor- en vroegschoolse voorzieningen al een belangrijke rol in de ontwikkeling. Daarbij kan vooral het tijdig opsporen van taal- en ontwikkelingsachterstanden worden genoemd. Als ouders of kinderen hulp nodig hebben tijdens het opgroeien moeten ze die hulp kunnen krijgen. Omdat ieder kind anders is moet de hulp aangepast worden aan de vraag. Als kinderen jeugdzorg nodig hebben, dan moet deze zorg binnen een redelijke termijn beschikbaar zijn. . Bij het afronden van de schoolcarrière is het belangrijk dat jongeren met een startkwalificatie of arbeidskwalificatie de arbeidsmarkt op kunnen. Nog steeds verlaten teveel jongeren de school zonder diploma. Dit staat in schril contrast met het arbeidskapitaal dat de komende jaren hard nodig is. Een integrale aanpak op het gebied van jeugd is nodig om een sluitende en op elkaar afgestemd aanbod van voorzieningen voor jeugdige problemen te kunnen waarborgen. Hierbij moet samenwerking tussen organisaties en overheden het doel zijn. .
7
Welke rol kan de provincie op zich nemen (waar liggen de uitdagingen voor de provincie) In het kader van de Wet op de jeugdzorg is de provincie verantwoordelijk voor de regie, planning en financiering van de jeugdzorg in de provincie Groningen. De provincie moet zorgen voor passende geïndiceerde hulp voor jongeren met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Jongeren die door de rechter uit huis worden geplaatst vanwege een onveilige thuissituaties en jongeren die een strafbaar feit hebben gepleegd vallen ook onder de werking van de jeugdzorg en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de provincie. Naast deze wettelijke taken op het gebied van (geïndiceerde) jeugdzorg heeft de provincie een taak in de aansluiting tussen jeugdzorg en het lokale jeugdbeleid. Gemeenten hebben op het gebied van jeugd ook wettelijke verantwoordelijkheden. In het kader van de WMO zijn ze verantwoordelijk voor de uitvoering van preventief jeugdbeleid en huiselijk geweld. In het kader van de Wet op de jeugdzorg zijn ze verantwoordelijk voor het realiseren van Centra voor Jeugd en Gezin. Er ligt een uitdaging om samen met de gemeenten de samenwerking verder vorm te geven zodat er een sluitende ketensamenwerking wordt gerealiseerd. Hierbij is ook een goede aansluiting op de zorgstructuur van het onderwijs van groot belang. Vanuit de WMO steunfunctietaak kan de provincie de gemeenten ondersteunen bij de ontwikkeling van beleid. Op het brede terrein van de jeugd kan de provincie stimuleren, faciliteren en vanuit de onderzoeksfunctie de ontwikkelingen monitoren. Versterking van en afstemming tussen voorzieningen is een randvoorwaarde voor een effectieve aanpak van problemen. Daarbij is ook een goede informatie-uitwisseling van essentieel belang. De provincie levert ook vanuit de invalshoek ''jeugd' een bijdrage aan de bestrijding van huiselijk geweld. In overleg met de gemeenten zal nog worden bezien welke rol de provincie op zich kan nemen. Op het gebied van jongerenparticipatie ligt er de uitdaging om de methode van jongerenparticipatie verder te ontwikkelen en provincie breed in te zetten. Welke onderwerpen vragen om een aanpak Welke onderwerpen vragen om een aanpak 1. aansluiting van de jeugdzorg met lokaal jeugdbeleid en onderwijs (centra voor Jeugd en Gezin en de aansluiting met Bureau Jeugdzorg en met de zorgadviesteams; multiprobleem gezinnen; passend onderwijs; sluitende aanpak kindermishandeling) 2. vroegsignalering en aanpak van risicofactoren op het gebied van jeugd (middelengebruik, radicalisering, jeugdcriminaliteit, onderwijsachterstanden, schooluitval, huiselijk geweld) 3. jongerenhuisvesting en begeleid wonen/leren/werken 4. 'ontgroening' in relatie tot voorzieningen (onderwijs, jeugdbeleid) 5. betrekken en informeren van jongeren bij het provinciaal beleid (jongerenparticipatie) Hierbij zijn informatievoorziening, monitoring en een kennisplatform belangrijke instrumenten. Doelstellingen specifiek op het terrein van de jeugdzorg zijn opgenomen in het huidige beleidskader jeugdzorg (Samen Sterk). Wat is de relatie met andere beleidsvelden Er zijn raakvlakken met de beleidsgebieden : economische zaken, ruimtelijke ordening, vervoer , het plattelandsbeleid en het sportbeleid. Een goede aansluiting tussen het onderwijs en het bedrijfsleven vereist een relatie met het arbeidsmarktbeleid. Vanuit economisch oogpunt is het ook van belang dat voorkomen wordt dat jongeren (verder) wegtrekken uit plattelandsgebieden. Dit hangt samen met de beschikbaarheid van voorzieningen voor de jeugd. Er is een relatie met (volks)huisvesting in het kader van jongerenhuisvesting en begeleid wonen. Verder het verkeers- en vervoersbeleid : veilige routes naar school en openbaar vervoer zijn van belang. Vanuit het oogpunt van leefbaarheid is het belangrijk dat het beschikbare voorzieningenaanbod niet verder onder druk komt te staan. Dit geeft een relatie met ruimtelijke ordening, volkshuisvesting,
8
landelijk gebied en plattelandsbeleid. Er zijn tevens raakvlakken met het sportbeleid : gezondheid en bewegen. Het instrument jongerenparticipatie kan voor andere beleidsterreinen worden ingezet. Jongeren kunnen zelf goed aangeven wat verbeterpunten voor hen zijn. B. Programmalijn participatie Waarom deze programmalijn? Wij vinden het belangrijk dat alle inwoners zich volwaardig lid voelen van de samenleving en dat zij daarin actief kunnen participeren. Sociale uitsluiting of sociaal isolement (bijvoorbeeld door armoede of taalachterstand) moet worden tegengegaan. Het vrijwilligerswerk, verenigingsleven, sport, activiteiten in de eigen wijk/dorp en een goed voorzieningenniveau dragen bij aan het in stand houden van een goed functionerende samenleving en een prettig leefklimaat. Bij de programmalijn participatie besteden we aandacht aan : - vrijwillige inzet en civil society - armoedebeleid - mondiale bewustwording - sport - volksgezondheid en zorgvragersbeleid Op het onderwerp jeugdparticipatie zijn wij hiervoor ingegaan bij de programmalijn jeugd. B1. Vrijwilligerswerk en civil society Waarom dit thema Het versterken van het vrijwilligerswerk draagt bij aan een leefbare samenleving. Vrijwillige inzet is van groot belang voor de sociale cohesie: mensen worden aangesproken op hun maatschappelijke betrokkenheid. Ondanks het feit dat vele Groningers zich op diverse terreinen vrijwillig inzetten dreigt er een tekort aan vrijwilligers, vooral vanuit de jongere generatie. Tegelijkertijd neemt de vraag naar vrijwilligers toe, omdat steeds meer initiatieven op het sociale terrein aan het particuliere initiatief worden overgelaten. Dit komt vooral voort uit de vermaatschappelijking van de zorg en de WMO. Het is daarom zaak om de huidige vrijwilligers gemotiveerd te houden door een goede ondersteuning te bieden. Maar ook zullen nieuwe vormen van vrijwilligerswerk geïnitieerd moeten worden, passend bij de actieve individuele levensstijl van potentiële vrijwilligers. Een belangrijke ontwikkeling is het maatschappelijk ondernemen, waarbij het bedrijfsleven wordt ingeschakeld bij het vrijwilligerswerk ofwel samenwerkt met vrijwilligersorganisaties. Het bevorderen van de ‘civil society’: het vergroten van de solidariteit tussen mensen onderling en van de maatschappelijke betrokkenheid, is eveneens van belang. Begrippen als zorg voor elkaar, menselijke maat, eigen verantwoordelijkheid en wederzijds respect zijn daarbij essentieel. Dit is echter niet alleen een taak van de overheid. Voor een leefbare samenleving zal de eigen kracht en het creatieve vermogen van inwoners, organisaties en samenwerkingsverbanden moeten worden aangeboord. Het blijven bieden van een platform voor belangenbehartiging en initiatieven vanuit de dorpen is daarbij een van de invalshoeken. De samenleving wordt steeds meer multicultureel. Uitgangspunt bij het sociale beleid is dat iedereen kan (blijven) participeren: of het nu gaat om allochtonen, asielzoekers, jongeren, ouderen, kwetsbare groepen of mensen met een maatschappelijke achterstand. Niet het 'afschrijven' van mensen, maar hen juist extra stimuleren om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Voorkomen moet worden dat bevolkingsgroepen tegenover elkaar komen te staan of geen begrip meer voor elkaar kunnen opbrengen. Wat is de provinciale rol? De provinciale rol ligt vooral op het terrein van ontwikkeling en ondersteuning. Op grond van artikel 13 van de WMO heeft de provincie een steunfunctietaak. Dit artikel luidt: "Provinciale Staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten dragen zorg voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk". Er is ruimte voor een eigen invulling door de provincie omdat de WMO hiervoor geen verdere richtlijnen bevat.
9
Welke onderwerpen vragen om een aanpak? • Aandacht voor laaggeletterdheid, het kunnen lezen of schrijven is een belangrijke voorwaarde voor participatie in de samenleving. • Versterken van de ondersteuningsstructuur voor vrijwilligers en hun organisaties, zoals de regionale en lokale steunpunten vrijwilligerswerk. • Versterken van het Platform Maatschappelijk Ondernemen: het bedrijfsleven verder betrekken bij het vrijwilligerswerk. • Toegankelijker maken van het vrijwilligerswerk om zo ‘nieuwe’ vrijwilligers te vinden en te binden, extra aandacht voor jongeren. • Verdere ondersteuning van de succesvolle portal www.vrijwilligersgroningen.nl, als makelaar tussen vraag en aanbod van vrijwilligerswerk, inclusief de informatie- en adviesfunctie. • Bevorderen civil society, bijv. door buurtgerichte projecten. • Aandacht voor multiculturele samenleving: bevorderen participatie asielzoekers (zgn. ‘pardonners’), bevordering adequate huisvesting. • Continuering provinciaal accomodatiefonds. Wat is de relatie met andere beleidsvelden? Participatie is voor alle beleidsvelden van betekenis. Het vrijwilligerswerk is zo gevarieerd (bv. in de zorg, sport, natuurbeheer, cultuur, jeugdwerk, politiek, dorpshuizen, etc.) dat er eveneens relaties liggen met vrijwel alle andere beleidsvelden. Vanuit het Progamma Landelijk Gebied (thema sociaal economische vitalisering) worden buurt- en dorpsactiviteiten ondersteund. B2 Armoedebeleid Een deel van de Groningers kampt met een tekort aan financiële middelen en de daaruit voortvloeiende problemen. Maar het gaat niet alleen om de financiële aspecten van armoede. Ook of mensen voldoende middelen en mogelijkheden hebben om deel te kunnen nemen aan de samenleving speelt een rol. De sociale en culturele aspecten van armoede zoals eenzaamheid, uitsluiting, fysieke en psychische handicaps zijn eveneens van betekenis. Opgroeien in armoede betekent ook dat kinderen vaak uitgesloten zijn van sportclubs en andere vrijetijdsbesteding en dat zij vaker afzien van een vervolgopleiding. Zo is er een grote kans dat armoede van generatie op generatie wordt overgedragen. Wat is de provinciale rol? Gemeenten en rijk zijn primair verantwoordelijk voor het armoedebeleid. De provincie kiest voor een ondersteunende en initiërende rol in samenwerking met gemeenten en het maatschappelijk middenveld. Taken liggen vooral op het terrein van: • voorlichting en deskundigheidsbevordering • activering van preventief beleid en projecten • het goed in beeld krijgen en brengen van de doelgroep • beschrijven en beschikbaar stellen van best practises • het zoeken naar projecten en activiteiten die gericht zijn op structurele verbeteringen • stimuleren en faciliteren van informatie- en kennisuitwisseling over armoede en armoedebestrijding tussen gemeenten Welke onderwerpen vragen om een aanpak? Uitvoering van het actieprogramma armoede en armoedebestrijding provincie Groningen 2008 tot 2011. In het actieprogramma worden 19 projecten beschreven. Wat is de relatie met andere beleidsvelden? Armoede is een breed beleidsterrein. Er is een relatie met activiteiten die erop gericht zijn sociale uitsluiting te voorkomen en participatie te bevorderen, met het sportbeleid, het vrijwilligerswerk, het onderwijsbeleid en openbaar vervoer.
10
B3. Volksgezondheid, mantelzorg en zorgvragersbeleid Waarom dit thema.? Het beroep op de ouderenzorg en de gezondheidzorg zal in de komende periode blijven toenemen. De zorg (en welzijnssector) groeit en is sterk in beweging. Het einde daarvan is nog niet in zicht. Innovatie in de gezondheidszorg en ketensamenwerking is nodig om een goed aanbod van zorg te kunnen blijven bieden. De zorgsector levert voor onze provincie veel werkgelegenheid op. Dit creëert kansen die wij willen benutten (bijv. Vitaal platteland, mensen die moeilijk aan de slag komen aan het werk helpen). Voor de ambulancezorg heeft de provincie een wettelijke taak. Een belangrijke opgave hierbij is dat alle inwoners van de provincie, en dan vooral in situaties waar spoed geboden is, zo snel mogelijk eerste- hulp krijgen van het ambulancepersoneel en waar nodig naar het ziekenhuis worden vervoerd. Bij het zorgvragersbeleid staat centraal dat gebruikers van zorg invloed kunnen uitoefenen op de zorg die ze ontvangen. Die beïnvloedingsmogelijkheden moeten zowel kwantitatieve aspecten (beschikbaarheid en bereikbaarheid) betreffen als kwalitatieve aspecten (zorg moet effectief zijn en van hoog niveau). Zowel collectief als individueel moet invloed kunnen worden uitgeoefend Om als zorgvragers serieus te worden genomen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan: - vertegenwoordigers van zorgvragers moeten voldoende kennis hebben om mee te kunnen praten; - zorgvragersorganisaties moeten gezamenlijk optrekken en zo hun (gezamenlijke) belangen beter verdedigen; - er is een goede basisinfrastructuur nodig voor de uitvoering van de kernfuncties in het kader van de ondersteuning. Mantelzorgers zijn actief betrokken burgers. Zij zorgen voor mensen die hun na staan: partners, familieleden of vrienden. Het sociaal rapport "Weten waar we staan" geeft aan dat één op de acht 65 plussers in de provincie mantelzorg krijgt en dat één op de zes Groningers mantelzorg geeft. De bijdrage van de mantelzorg in het totaal van de zorg is groot. Zonder mantelzorgers zou het er met de zorg in Nederland niet best voorstaan. Er is in de laatste jaren veel meer aandacht voor de mantelzorg gekomen en dat is terecht. Mantelzorgers hebben niet altijd een vrije keuze. Mantelzorg wordt vaak gekenmerkt door ''onvermijdelijkheid", een doorgaans grote intensiteit en langdurigheid en de noodzaak om hier dingen voor op te geven. Mantelzorgers verdienen steun en erkenning voor hun werk. Het beroep dat op de mantelzorgers wordt gedaan is soms te groot, waardoor er overbelasting dreigt. In Groningen zijn in vrijwel alle gemeenten lokale steunpunten opgezet. Het is belangrijk dat die goed blijven functioneren. De provincie kan daar met een provinciale ondersteuningsstructuur aan bijdragen De SOS Telefonische Hulpdienst Groningen/Drenthe (THD) verleent laagdrempelige en anonieme 7x24 uurs-telefonische hulp met behulp van goed opgeleide vrijwilligers (telefoonwachten). De THD draagt hiermee bij aan het bestrijden van een belangrijk maatschappelijk probleem (bij vooral kwetsbare groepen), namelijk vereenzaming en sociaal isolement. De THD is aan het vernieuwen. Men zoekt naar nieuwe doelgroepen en werkwijzen, zoals het uitvoeren van leun- en steuncontacten voor professionele organisaties van hulpverlening (bijvoorbeeld OGGz-cliënten), 'uitbellen' (periodiek telefonisch contact met mensen die -dreigen te- vereenzamen of zich eenzaam voelen) en 'chatten'. Rol van de provincie: De provincie heeft een wettelijke taak op het terrein van de ambulancezorg. Op grond daarvan moeten wij zorgdragen voor een spreidingsplan ambulances en het verlenen van een vergunning aan de organisatie die ambulancezorg c.q. -vervoer verricht in de provincie. Of de provincie deze wettelijke taken blijft behouden, hangt af van de instemming van de Eerste Kamer met het wetsvoorstel Ambulancezorg, die de Wet ambulancevervoer moet vervangen en waarin geen taak meer is weggelegd voor de provincie. De inschatting is dat deze wet niet eerder dan 2009/2010 van kracht wordt. In het verleden is verschillende malen een beroep gedaan op de provincie, als boven de partijen staande instantie, om (dreigende) problemen in de zorg door middel van een gecoördineerde aanpak tot een oplossing te brengen. Voorbeelden hiervan zijn het (dreigende) huisartsentekort op het platteland en de acute zorg buiten kantooruren. Dit is een rol die de provincie past en die ook zeer gewaardeerd wordt door betrokken partijen. De provincie wil deze rol ook in de toekomst blijven vervullen, zeker waar de bereikbaarheid van de zorg in het geding is. De provincie verleent een subsidie voor de provinciaal georganiseerde patiënten- en consumentenorganisaties in Groningen en het ondersteuningplatform Zorgbelang Groningen. Vanaf
11
1994 doet de provincie dit in het kader van een gedecentraliseerde rijksverantwoordelijk. De provincie is niet de enige partij als het gaat om zorgvragers. Zorgaanbieders, verzekeraars en gemeenten hebben eveneens een verantwoordelijkheid. Het beleid van de provincie is vooral aanvullend, innoverend en ondersteunend. Welke onderwerpen vragen om een aanpak: • vernieuwingen in de zorg en ketensamenwerking • zorgvragersbeleid • aandacht voor de positie van mantelzorgers en een goede toerusting van de lokale steunpunten voor de mantelzorg via een provinciale ondersteuningsstructuur; initiatieven waardoor werk en mantelzorg gecombineerd kunnen worden krijgen steun; • alert zijn op mogelijke personeelstekorten of gebrek aan stageplaatsen in de zorg • ICT toepassingen in de gezondheidszorg in het kader van het IAG (Innovatief Actieprogramma Groningen). Wat is de relatie met andere beleidsvelden. Er zijn raakvlakken met het beleidsgebied Onderwijs, Economische zaken en het arbeidsmarktbeleid. De werkgelegenheid in de zorg is een gemeenschappelijk aandachtspunt. Toepassingen van ICT in de zorg zijn niet alleen voor de zorg van belang maar leveren ook kansen op voor bedrijven in onze provincie. Op dit punt is er een relatie met Economische Zaken. Er is verder een nauwe samenhang met het onderwerp "wonen, welzijn en zorg" voor kwetsbare doelgroepen. Bovendien zijn er dwarsverbanden met sport en het promoten van een gezonde levensstijl. B4. Mondiale bewustwording Waarom dit thema. Er bestaat een fundamentele ongelijkheid tussen mensen hier en elders in de wereld: Internationaal erkende rechten van mensen worden wereldwijd overtreden, (mondiale) milieuproblemen, oorlogen en conflicten zijn aan de orde van de dag. Wij vinden het van belang dat de inwoners van Groningen oog hebben voor deze mondiale problematiek en dat zij zich bewust zijn van het feit dat wij allen wereldburgers zijn. De mondiale problematiek gaat iedereen aan. Het eigen doen en denken is wel degelijk van invloed op duurzame ontwikkelingen. Voor het beleid mondiale bewustwording /ontwikkelingssamenwerking gaan wij uit van de (inter)nationale beleidsdoelstellingen van de Verenigde Naties, Europa en de Nederlandse overheid. Wij zoeken zo veel mogelijk aansluiting bij de ontwikkelingen in Groningen en de kenmerken van de Groninger samenleving, zodat er een groter draagvlak ontstaat. Wat is de provinciale rol De provincie heeft een voorbeeld functie (Mikro krediet, Max Havelaar koffie, tropisch hardhout) en kan laten zien hoe het eigen doen en denken kan bijdragen duurzaamheid: het voorzien in de behoefte van de huidige generatie wereldwijd, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provinciale rol komt verder tot uitdrukking door het stimuleren en faciliteren van provinciale en regionale organisaties die zich richten op mondiale bewustwording. Welke onderwerpen vragen om een aanpak? • COS Groningen is onze belangrijkste partner om projecten op het gebied van mondiale bewustwording/ontwikkelingssamenwerking op te zetten. • Er zal een kleine jaarlijkse subsidie worden gegeven aan o.a. het districtteam Wereldwinkels Groningen en de Stichting Gered Gereedschap Groningen. • Meer dan 100 Groningse instellingen en organisaties werken in de provincie aan mondiale bewustwording/internationale samenwerking. De provincie wil door het geven van een bijdrage in de kosten van fondsenwerving en voorlichting bovenlokaal werkende Groningse organisaties ondersteunen. Wat is de relatie met andere beleidsvelden Er is een relatie met verschillende beleidsterreinen: o.m. welzijn, multiculturaliteit, jeugd, jongerenparticipatie, cultuur, onderwijs, sport, veiligheidsbeleid, water en milieu, duurzaamheid . Mondiale bewustwording draagt bij aan het versterken van sociale cohesie en integratie van autochtone en allochtone burgers in onze provincie
12
B5 .Sport Sport en bewegen is belangrijk, voor lichaam en geest, voor gezondheid en welzijn. Ook draagt het bij aan betrokkenheid bij de samenleving, zowel voor jong als oud. Het sociale aspect van sportbeoefening is aanzienlijk. Sport levert nieuwe contacten op, vermindert de kans op sociaal isolement en kan een middel zijn voor sociaal-culturele integratie. Bovendien levert sport, en in het bijzonder de sportvereniging, een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid. De maatschappelijke waarde van sport en bewegen is dus omvangrijk. In de sportnota 'Mitdoun is Goud!' staan de provinciale plannen voor het nieuwe sportbeleid 2007 t/m 2010. Daarin is nog meer dan voorheen de nadruk op gezondheid gelegd. Gezondheidsrisico’s worden steeds groter door te weinig beweging en doordat het gewicht van mensen toeneemt. In onze provincie hebben we te maken met een groter aantal mensen met overgewicht dan het gemiddelde in Nederland en is de gezondheidsituatie van Groningers ongunstiger is dan gemiddeld in Nederland. De lagere sociaal-economische status in Groningen en de daaraan gerelateerde ongezonde leefwijze en leefomgeving, zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. In het kader van de Breedtesportimpuls provincie, die een looptijd heeft van 2002 t/m 2008, worden o.a. mensen met een beperking en chronisch zieken gestimuleerd om meer te gaan bewegen. Beleidsdoelen Voor de beleidsdoelen wordt verwezen naar de sportnota 'Mitdoun is Goud!' De provinciale rol De opgave is ervoor te zorgen dat de gezondheidswinst onder de Groningers wordt vergroot door het stimuleren van sport en beweging en een gezonde leefstijl. Meer bewegen en gezonder eten kan de negatieve gevolgen van bewegingsarmoede een halt toe roepen. Hiervoor dient de provincie een ondersteunende en stimulerende rol op zich te nemen. Naast deze rollen kan de provincie ook een meer initiërende en regisserende rol op zich nemen, bijvoorbeeld bij het tot stand komen van (meer) sportaanbod voor mensen met een beperking en chronisch zieken. De provincie kan daartoe een vervolg geven aan de goede samenwerking met gemeenten en diverse (sport)ondersteuningsorganisaties om met succes: sport en bewegen, sportbeoefening, en een gezonde leefstijl onder de burgers te kunnen stimuleren. Samenwerking die vorm krijgt in projecten zoals bijvoorbeeld Buurt, Onderwijs en Sport (BOS). Welke onderwerpen vragen om een aanpak? • bevorderen van een gezonde en actieve leefstijl voor jong (speelvoorzieningen) en oud • bevordering deelname aan sport en recreatie; • stimuleren van gedragsverandering bij de jeugd; • vergroten van de toegankelijkheid (laagdrempelig) tot en van sportbeoefening; • vergroten sportaanbod voor specifieke doelgroepen zoals ouderen, mensen met een beperking en chronisch zieken; • ontwikkeling van initiatieven en projecten waarbij een relatie wordt gelegd tussen Sport en Bewegen met Jeugd, Onderwijs en Buurt en/of Wijk; • vergroten sportaanbod van sportverenigingen; • versterken en ondersteunen sportverenigingen, in het bijzonder aandacht voor samenwerking tussen verenigingen en bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van omnisportverenigingen; • bevorderen initiatieven die zich richten op de combinaties sport en werk; • stimuleren talent- en topsport door o.a. topsportevenementen naar Groningen te halen en door topsporters in te zetten voor het geven van clinics. Wat is de relatie met andere beleidsvelden? De dwarsverbanden die het thema sport, bewegen en gezondheid heeft liggen voornamelijk op het terrein van welzijn (jeugd, ouderen, vrijwilligers, buurt/wijk) en zorg (gezondheid, bewegingsarmoede, overgewicht, blessures). Daarnaast zijn er duidelijk raakvlakken met Onderwijs en Recreatie. Er zal moeten worden ingespeeld op de toename van het aantal ouderen in onze provincie (vergrijzing) en het vergroten van het aanbod voor ongeorganiseerd sporten en bewegen.
13
C. Programmalijn wonen welzijn en zorg Deze programmalijn heeft betrekking op de onderwerpen waarbij fysieke en sociale aspecten samenkomen. Het onderwerp woont, welzijn en zorg komt zowel in het Provinciaal Omgevingsplan als de Sociale Agenda aan de orde. POP en sociale agenda bepalen samen het nieuwe provinciale beleid op het gebied van wonen, welzijn en zorg, waarbij een integrale aanpak centraal staat. POP en Sociale Agenda zullen elkaar in de komende maanden wederzijds beïnvloeden. Wij willen ons nadrukkelijk inzetten om voor alle inwoners een goede woon - en leefomgeving te realiseren. Binnen wonen en welzijn en zorg kiezen wij voor drie sporen: - wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen - verbetering van leefbaarheid van buurten en wijken - bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen op het platteland C1. Wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare doelgroepen Waarom dit thema Op dit moment behoort naar schatting één op de acht inwoners van de provincie Groningen tot een groep die weliswaar zelfstandig woont, maar kwetsbaar is en gebruik moet maken van (mantel)zorgen welzijnsvoorzieningen. Met kwetsbare inwoners worden mensen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen bedoeld. Deze groep kwetsbare inwoners zal in omvang toenemen, van ongeveer 75.000 nu tot bijna 90.000 in 2020. Een groot deel van deze toename bestaat uit ouderen met lichamelijke beperkingen en/of dementie. De vraag naar zorg, hulp en welzijnsvoorzieningen zal hierdoor toenemen. Ouderen en mensen met een handicap willen zo lang en zo veel mogelijk als normale burgers in onze samenleving kunnen leven en participeren. Dat betekent dat zij zo zelfstandig mogelijk willen (blijven) wonen en in hun eigen huis of in een kleinschalige woonvorm hulp willen ontvangen. We zien dan ook dat een deel van de zorg zich verplaatst van intramuraal (bijvoorbeeld verzorgingshuis of verpleeghuis) naar extramuraal (thuissituatie). Overigens woont negen van de tien 75-plussers op zichzelf. Daarvoor is wel nodig dat er voldoende geschikte, levensloopbestendige woningen beschikbaar komen. Verder gaat het om maatregelen als: - het bevorderen van een gezonde levensstijl (om het beroep op zorg te verminderen); - ervoor zorgen dat er voldoende geschikte woningen komen; - het bevorderen van mantelzorg en de inzet van vrijwilligers; - beter benutten van de mogelijkheden van ouderen en kwetsbare groepen voor arbeid of vrijwilligerswerk; - voldoende aanbod van (welzijns)diensten op maat; - (aangepaste vormen van) openbaar vervoer; - toegankelijke (openbare) gebouwen; - toepassing van ICT (domotica); - bevordering deelname aan sport, recreatie en cultuur; - oprichting dienstencentra, steunstees, multifunctionele centra, zorgposten e.d. in wijken en dorpen; - werkgelegenheid: aantrekkelijk maken om in de zorg te werken. Wat is de provinciale rol? Op grond van de WMO spelen de gemeenten een hoofdrol. Samen met de adviesraden op grond van de WMO, woningcorporaties, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen en de zorgverzekeraars maken zij plannen om voor een goed aanbod van wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare groepen te zorgen. De provincie wil een steunende, innoverende en stimulerende rol vervullen: zowel in het sociaal beleid als in het provinciaal omgevingsbeleid komt dit tot uitdrukking. De provincie heeft met de gemeenten een convenant met actieprogramma ondertekend voor de regio Groningen Assen en gaat dat in de loop
14
van 2008 nog doen voor het gebied van de overige gemeenten in de provincie. In deze convenanten is vastgelegd dat de provincie een stimulerende rol speelt en bijdraagt aan de uitvoering van de aan de convenanten gekoppelde actieprogramma's . Welke onderwerpen vragen om een aanpak • Subsidies verlenen voor de uitwerking van vernieuwende initiatieven of ideeën (Stimuleringsfonds • Zorg) • Verlenen of verwerven van subsidies voor de uitvoering van pilots in het kader van de convenanten met gemeenten bijvoorbeeld gericht op: - toepassingen van ICT waardoor mensen langer in de eigen woonomgeving kunnen blijven wonen; - zorgvernieuwing via breedband; - woningverbetering ook in de particuliere sector - ontwikkeling van nieuwe welzijnsdiensten, tegengaan van eenzaamheid; - ontwikkeling van woonservicezones • Voor het Investeringsfonds Wonen, Welzijn en Zorg zullen wij nieuwe subsidie criteria formuleren, zodat dit fonds het meest doeltreffend kan worden benut. Wat is de relatie met andere beleidsvelden? Behalve met het POP is er een relatie met Economische Zaken: werkgelegenheid en het plattelandsbeleid. Er zijn raakvlaken met het thema sociaal economische vitalisering van het Programma Landelijk gebied. Vanuit het LPG worden projecten die de leefbaarheid bevorderen ondersteund. Zorg kan een rol spelen bij de vitalisering van het platteland . Verder zijn er relaties met participatie en sociale cohesie, het vrijwilligerswerk de mantelzorg en het milieubeleid (duurzaam bouwen). C 2. Verbetering van buurten en wijken Waarom dit thema Verschillende factoren beïnvloeden de leefbaarheid in buurten en wijken: de kwaliteit van het woningbestand, de inrichting van de buurt, de aanwezige voorzieningen, de samenstelling van de bevolking en de mate van sociale cohesie. Er zijn veel wijken waar het goed gaat maar er zijn ook wijken met een concentratie van problemen: woningen die in de huidige tijd niet meer voldoen, relatief veel armoede, werkloosheid, overlast en een gebrek aan sociale samenhang. In zulke gevallen kan een aanpassing van de woningvoorraad, woningverbetering en een herinrichting van de wijk met meer groen niet alleen de oplossing zijn. Aanpassingen van de fysieke omgeving dienen hand in hand te gaan met sociale vernieuwing. Wij willen stimuleren dat onder regie van gemeenten, maatschappelijke instellingen en andere betrokkenen werken aan de verbetering van de sociale infrastructuur in buurten en wijken. In de afgelopen acht jaar is via de door ons gesubsidieerde aanpak van "Heel de buurt/De Buurt de Baas " met succes gewerkt aan de verbeteringen van de wijken in de verstedelijkte gebieden van onze provincie. De betrokkenheid van de bewoners bij elkaar is toegenomen, onder meer door nieuwe activiteiten te organiseren. Er is ook gewerkt aan de kunst van "leven en laten leven": het vergroten van de tolerantie en acceptatie van bewoners onderling. Ook is veel vooruitgang geboekt in de afstemming tussen de bewoners en organisaties als gemeente, kinderopvang, hulpverleningsinstellingen, maatschappelijk werk, Centra voor Werk en Inkomen en sportverenigingen. Wij zijn er voorstander van om de "heel de buurt" aanpak te verbreden, zodat die ook in andere gemeenten kan worden toegepast in combinatie met verbeteringen in de fysieke omgeving. Wij richten ons daarbij op gebieden waar de problemen het grootst zijn en willen hierbij vooral aandacht geven aan de problematiek in de regio's Eemsdelta en Oost Groningen. Wat is de provinciale rol De provincie speelt een innoverende en ondersteunende rol, waarbij aandacht is voor kennisuitwisseling en het vragen van aandacht voor best practises van elders.
15
Welke onderwerpen vragen om een aanpak De plattelandsgemeenten in onze provincie hebben gevraagd om expertise en ondersteuning bij de ontwikkeling van het wijk- en dorpsgerichte werken, zoals deze expertise beschikbaar is en wordt uitgevoerd in de G6-gemeenten. Het gaat daarbij vooral om participatie van burgers bij deze processen, de regierol van de gemeente, en de samenwerking met betrokken professionele instellingen. De uitrol van de G6-expertise met betrekking tot het dorpsgerichte werken naar de gemeenten zal in 2008 en 2009 in eerste aanleg worden ontwikkeld in de regio Oldambt, in de gemeenten Scheemda, Reiderland en Bellingwedde. Inleidende gesprekken hebben met deze gemeenten reeds plaatsgevonden. Het is de bedoeling dat door deze werkwijze voor de dorpen in de genoemde gemeenten een naadloze overgang kan worden bewerkstelligd naar de nieuwe gemeente Blauwestad per 1.1.2010. Wat is de relatie met andere beleidsvelden Bij dit thema is er een sterke relatie met de beleidsterreinen van het POP. Binnen het ISV beleid is de herstructurering van buurten en wijken een belangrijk speerpunt. Er zullen in het kader van de stedelijke vernieuwing extra financiële middelen moeten worden ingezet vanwege de noodzakelijke samenhangende aanpak van fysieke en sociale maatregelen. Bovendien is er een relatie met het PLG, met name onder de noemer van leefbaarheid en sociale vitalisering. Er is ook een relatie met het vrijwilligersbeleid, het armoede beleid en het sportbeleid, evenals met wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare doelgroepen. C3. De bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen op het platteland. Waarom dit thema Veranderingen in demografisch opzicht hebben grote betekenis voor de zorg, het voorzieningenniveau en de leefbaarheid. De Groninger bevolking ontgroent en vergrijst. In sommige regio's leidt dat tot krimp van de bevolking, vooral in Oost-Groningen en de regio Noord Oost Groningen. Deze situatie heeft gevolgen voor het voorzieningenniveau en daardoor voor de leefbaarheid en de mogelijkheden om te participeren in de samenleving. Dat geldt vooral voor het platteland. Het zal moeilijk worden om voorzieningen in de sfeer van welzijn en zorg (maar ook onderwijs) kwalitatief op het huidige niveau te handhaven. Voorzieningen hebben een bepaalde bevolkingsomvang nodig om te kunnen bestaan. De positie van de kleine dorpen en dorpshuizen zal verder onder druk komen te staan. In zowel het sociale debat als het POP debat is aandacht gevraagd voor de mogelijkheid dat ouderen zo lang mogelijk in de eigen omgeving kunnen blijven wonen. Wat is de rol van de provincie? Stimulerend en innoverend. Problemen in kaart brengen en daarvoor mede oplossingen aanreiken. faciliteiten aanbieden en expertise aanreiken, subsidies voor pilotprojecten Welke onderwerpen vragen om een aanpak. • in kaart brengen wat de gevolgen van krimp zijn voor voorzieningen; • samen met gemeenten een visie ontwikkelen op de bereikbaarheid van voorzieningen. Gestart kan worden met een pilot in een nog nader te benoemen regio; • vernieuwing door toepassing van ICT; • faciliteiten aanreiken voor het betrekken van de bevolking; • Ondersteunen en versterken van de Vereniging Groninger Dorpen (VGD) als platform en belangenbehartiger voor alle verenigingen dorpsbelangen en de dorpshuizen;. • het dorpsloket meer inzetten voor sociaal beleid, in dorpsvisies komen ook sociale aspecten aan de orde; • zo breed mogelijke multifunctionele centra stimuleren. Wat is de relatie met andere beleidsvelden: Er liggen relaties met de beleidsvelden ruimtelijk beleid, economische zaken, onderwijs, zorg, plattelandsbeleid.
16
IV.Verdere uitwerking Hiervoor zijn de hoofdlijnen van het beleid voor de komende periode beschreven. Wij willen nu eerst met de Statencommissie voor Welzijn , Cultuur en Sociaal Beleid in debat. Hierna komen wij met een voorontwerp voor een sociale agenda en een verdere uitwerking voor de programmalijnen: jeugd, participatie en wonen, welzijn, zorg. Daarbij zullen wij ook ingaan op de instrumenten waarmee het sociale beleid kan worden uitgevoerd. Het is ons voornemen om aan de verschillende programmalijnen budgetten te koppelen. Informatie over de verdere planning is te vinden in bijlage 1.
17
Bijlage 1 Planning Sociaal beleid d.d. 22 januari 2007 Bespreking tussenstap sociale agenda in Statencommissie welzijn, cultuur en sociaal beleid Voorontwerp agenda met bijbehorende uitwerking in G.S Inspraak ; AWB termijn = 6 weken Ontwerp in GS. Statencommisie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid Provinciale Staten
20 februari 4 maart 10 maart tot 21 april eind mei/ begin juni 27 augustus 17 september (begrotingsbehandeling in staten) of 5 november
Concept Planning POP versie 17 januari 2008 Vaststelling keuzedocument POP in GS Informele bijeenkomst PS statencommissie Omgeving en Milieu symposium / POP avond
18 februari of 4 maart 13 februari 9 april maart/april
Behandeling in PS Voorontwerp in GS Behandeling in Statencommissie OM Behandeling in PS Inspraak Definitief POP : vaststelling door GS Vaststelling PS
23 april 17 juni 3 september 17 september november /december januari 2009 februari 2009
Hoe verhouden de planning voor het sociaal beleid en de POP planning zich met elkaar? Deze vraag is vooral voor de programmalijn wonen,welzijn en zorg van belang. • Naast de notitie tussenstap stellen G.S. in februari een keuzedocument voor het POP vast. Voor het onderdeel welzijn en zorg loopt de inhoud parallel. • De bovenstaande planning gaat er vanuit dat G.S. na de bespreking van de notitie tussenstap in uw commissie in maart met een voorontwerp sociale agenda + bijbehorende uitwerking naar buiten komt, waarna inspraak volgt. In de inspraakperiode willen o.a. overleg plegen met de gemeenten. • Voor het POP wordt een andere procedure voorzien: de POP planning gaat ervan uit dat het keuzedocument POP op 23 april in P.S. wordt besproken . • Voor het onderwerp wonen, welzijn en zorg zal een integraal beleid worden geformuleerd. • In de voorontwerp agenda sociaal beleid die in maart uitkomt zal worden ingegaan op de stand van zaken en voortgang rond het formuleren van een integraal beleid. De verdere uitwerking van dit onderdeel wacht op behandeling van het keuzedocument POP in provinciale staten • Het voorontwerp POP en de ontwerp sociale agenda zullen beide voor de zomervakantie door G.S. worden vastgesteld. De uitwerking voor het onderdeel wonen, welzijn en zorg zal worden opgenomen in het voorontwerp POP en in de ontwerp sociale agenda (verwijzing over en weer). De vaststelling van het definitieve POP vindt in februari 2009 plaats. De vaststelling van het nieuw sociaal beleid kan daar niet op wachten, want dit beleid moet 1-1-2009 ingaan. Voor het onderdeel wonen welzijn zorg moet na medio september nog bekeken worden hoe met dit verschil in tijd wordt omgegaan.
18