Nota horecabeleid Schiedam 2013 – 2017
Vastgesteld door de gemeenteraad op xxx Vastgesteld door de burgemeester op xxx
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
4.
5.
Inleiding ........................................................................................................................................... 5 1.1
Horecastad Schiedam ............................................................................................................ 5
1.2
Wijzigingen ten opzichte van de vorige beleidsperiode ........................................................ 6
1.3
Reikwijdte horecabeleid ........................................................................................................ 9
1.4
Totstandkoming en besluitvorming nota ............................................................................. 10
1.5
Evaluatie............................................................................................................................... 10
1.6
Leeswijzer............................................................................................................................. 10
Analyse, visie en doelstellingen..................................................................................................... 13 2.1
Schiedamse horeca: kenmerken en ontwikkelingen ........................................................... 13
2.2
Visie op horeca ..................................................................................................................... 16
2.3
Doelstellingen en activiteiten .............................................................................................. 17
Gebiedsgericht beleid.................................................................................................................... 25 3.1
Functie van gebiedsgericht beleid ....................................................................................... 25
3.2
Karakterisering van de deelgebieden .................................................................................. 25
3.3
Het gebiedsgerichte beleid voor horeca in Schiedam ......................................................... 26
Vergunningen, ontheffingen en meldingen .................................................................................. 33 4.1
Het proces van aanvragen en melden ................................................................................. 33
4.2
Exploitatievergunning .......................................................................................................... 36
4.3
Drank- en horecavergunning ............................................................................................... 39
4.4
Ontheffing van de openings- en sluitingstijden ................................................................... 40
4.5
Geluid: incidentele en collectieve festiviteiten.................................................................... 43
4.6
Aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten .......................................................... 44
4.7
Vergunning voor een speelautomatenhal ........................................................................... 45
Handhaving.................................................................................................................................... 47 5.1
Nalevingsstrategieën ........................................................................................................... 47
5.2
Prioriteiten voor toezicht en handhaving ............................................................................ 48
5.3
Het handhavingsproces....................................................................................................... 48
Bijlage 1
Tabel gebiedsgericht beleid ............................................................................................. 53
Bijlage 2
Kaarten gebiedsgerichte beleid ....................................................................................... 55
Bijlage 3
Wijzigingen gebiedsgerichtbeleid t.o.v. 2008 – 2012 ...................................................... 57
Bijlage 4
Indieningsvereisten ......................................................................................................... 59
Bijlage 5
Vergunningvoorschriften ................................................................................................. 61
Bijlage 6
Intrekkings- en wijzigingsstrategieën .............................................................................. 63
Bijlage 7
Risicomatrix ..................................................................................................................... 69
3
4
1.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een korte schets van de uitgangspunten van het beleid (par. 1.1) , de belangrijkste ontwikkelingen (par. 1.2) en de reikwijdte van het beleid (par. 1.3). Verder wordt beschreven hoe de nota tot stand is gekomen (par. 1.4) en hoe ze zal worden geëvalueerd (par. 1.5). Afgesloten wordt met een leeswijzer van de nota (par. 1.6).
1.1
Horecastad Schiedam
In Schiedam is het prettig en veilig uitgaan. De aanwezigheid van aansprekende en uitnodigende horeca verhoogt de aantrekkelijkheid van Schiedam als stad om te wonen en te bezoeken. Horeca vormt bovendien, als onderdeel van het bredere voorzieningenniveau binnen een gemeente, een belangrijke secundaire vestigingsvoorwaarde voor bedrijven. Goede horecavoorzieningen zijn dan ook van groot recreatief en economisch belang voor een stad. Naast de nodige werkgelegenheid (in Schiedam werkten in 2012 meer dan 600 mensen in de horeca)1 leveren de 250 à 300 horecabedrijven in Schiedam een essentiële bijdrage aan de levendigheid en sfeer in de stad. Met name in de binnenstad draagt horeca bij aan het unieke karakter van Schiedam. Maar ook buiten de binnenstad is genoeg horeca te vinden. Vrijheid door kaders Het uitgangspunt van deze nota is om horecaondernemers zoveel mogelijk ruimte te bieden om hun activiteiten te ontplooien. Zeker nu het economische klimaat minder goed is, wil de gemeente er alles aan doen om horecaondernemers te faciliteren. Waar het kan, zijn er ruimere mogelijkheden en minder regels. Hoewel deregulering zoveel mogelijk wordt nagestreefd, is het onontkoombaar om kaders en regels te stellen. Het eerste doel van kaders is om de ruimte aan te geven waarbinnen horecabedrijven kunnen opereren, om horecabedrijven zo veel mogelijk vrijheid te bieden. Tegelijkertijd is zo voor omwonenden van Schiedam duidelijk welke mate van overlast die hoort bij het exploiteren van een horecabedrijf zij moeten tolereren. Als inwoners van Schiedam profiteren zij immers ook van een levendiger stad en bruisende horeca. Dit geldt sterker voor inwoners van de binnenstad dan van de overige woongebieden. Eigen verantwoordelijkheid De ruimte die horecabedrijven krijgen, brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. Het feit dat de overheid kaders heeft gesteld, betekent geen vrijbrief. Van horecaondernemers wordt verwacht dat zij rekening houden met omwonenden en de dialoog met hen opzoeken. Hetzelfde geldt voor omwonenden. Als een omwonende overlast ervaart, moet hij niet direct naar de gemeente wijzen om dit op te lossen, maar eerst zelf contact opnemen met het horecabedrijf. Handhaving van regels wordt dan zoveel mogelijk pas ingezet als partijen er onderling niet uitkomen. Horeca als onderdeel van stadsontwikkelingen Met het vaststellen van de Stadsvisie 2030 wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de stad. Horeca is onlosmakelijk verbonden met Schiedam en speelt daarin dan ook een belangrijke rol en dan met name bij de volgende ontwikkelingen: 1. 2. 3. 4.
1
Uitvoering Ontwikkelingsvisie Binnenstad Voortgang Schieveste. Hof van Delfland/Poorten van Schiedam Het aanleggen van de A4-noord
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland
5
In paragraaf 2.1.2 worden deze ontwikkelingen en de rol die daarbij voor horeca is weggelegd, toegelicht.
1.2
Wijzigingen ten opzichte van de vorige beleidsperiode
Tegelijk met deze nota wordt de Algemene plaatselijke verordening Schiedam (APV) gewijzigd. Alhoewel in deze nota en in de APV de hoofdlijnen uit de vorige beleidsperiode worden voortgezet, zijn er toch enkele belangrijke wijzigingen ten opzichte van de periode 2008 – 2012. Ze zijn ingegeven door wijzigingen van landelijke regelgeving en door ervaringen in de Schiedamse praktijk. Sluitingstijden De sluitingstijden voor horecabedrijven in het Centrum worden op vrijdag en zaterdag met een uur verruimd 03.00 uur. Deze verruiming is ingegeven door de wens om de grote verscheidenheid aan ontheffingsmogelijkheden terug te brengen en zodoende meer uniformiteit aan te brengen in het sluitingstijdenbeleid. Dit maakt toezicht en handhaving op sluitingstijden eenvoudiger en creëert ook een gelijk speelveld voor horecabedrijven. In de vorige beleidsperiode waren de sluitingstijden beperkter, maar konden horecabedrijven tienmaal per jaar individueel ontheffing krijgen van de sluitingstijden en werden meermalen per jaar collectieve ontheffingen van de sluitingstijden verleend. Nu de sluitingstijden zijn verruimd, wordt het aantal te verlenen ontheffingen van de sluitingstijd teruggebracht tot maximaal vijf per jaar. Op de Koemarkt blijft de mogelijkheid om een nachtontheffing aan te vragen, bestaan. De sluitingstijd voor bedrijven met een nachtontheffing wordt eveneens verlengd, van 04.00 tot 05.00 uur. De verruiming van de sluitingstijden in het Centrum tijdens het weekend is met name bedoeld om drankverstrekkers meer ruimte te geven in de exploitatie van hun bedrijf. Het is niet wenselijk dat ook horecabedrijven die primair zijn gericht op verstrekking van driecomponentenmaaltijden (restaurants, bistro’s)2 in het weekend tot 03.00 uur geopend zijn. Zij zijn namelijk vaker in rustiger (woon)gebieden gelegen. Voor deze categorie geldt daarom dat zij de gehele week tot 01.00 uur geopend mogen zijn. De sluitingstijden voor horecabedrijven die primair gericht zijn op verstrekking van kleinere etenswaren (snackbars, grillrooms, etc.) 3blijven ongewijzigd. De clientèle van drankverstrekkers overlapt voor een aanzienlijk deel met die van de snackverstrekkers. Bovendien zijn snackverstrekkers minder vaak in rustige gebieden van de stad te vinden. Dit komt onder meer tot uiting in het gebiedsgerichte beleid uit hoofdstuk 3. Behandeling van een vergunningaanvraag De beslistermijn voor exploitatievergunningen wordt verkort van twaalf weken tot acht weken. Dit is in lijn met de verkorting van de beslistermijn voor een drank- en horecavergunning tot acht weken. Daarnaast wordt in de APV nog een wijziging doorgevoerd die is ingegeven door wijziging van de drank- en horecawet. Met ingang van 1 januari 2013 mogen leidinggevenden voor wie bijschrijving is aangevraagd op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning, al in het horecabedrijf beginnen voordat ze daadwerkelijk zijn bijgeschreven. Omdat een drank- en horecavergunning vrijwel altijd samen met een exploitatievergunning wordt aangevraagd, zal dezelfde regeling ook gaan gelden voor de bijschrijving van houders op een exploitatievergunning. Om misbruik van deze mogelijkheid tegen te gaan, kan de burgemeester, net als bij een drank- en horecavergunning, de exploitatievergunning intrekken als hij binnen twee jaar minimaal driemaal bijschrijving van een houder heeft geweigerd.
2 3
Categorie C-bedrijven (zie par. 3.3) Categorie E-bedrijven (zie par. 3.3)
6
Bevoegdheid tot intrekken van een vergunning Zowel voor de exploitatievergunning als de vergunning om een speelautomatenhal te mogen exploiteren gold dat in een aantal gevallen de vergunning van rechtswege verviel. Dit had voornamelijk betrekking op zogeheten administratieve wijzigingen: wijzigingen waardoor de werkelijke situatie afwijkt van de vergunde situatie. Bijvoorbeeld als een onderneming van rechtsvorm verandert of een exploitant niet meer als zodanig functioneert. Horecabedrijven mochten dan alleen geopend zijn als zij voldeden aan de eisen voor vergunningvrije horecabedrijven. Dit gold ook voor ondergeschikte wijzigingen waarvoor het vervallen van een exploitatievergunning een onevenredig zwaar middel was. Echter, omdat de vergunning van rechtswege was vervallen, was de enige mogelijkheid het aanvragen van een compleet nieuwe vergunning. Daarom is voor vrijwel alle administratieve wijzigingen bepaald dat de burgemeester de vergunning kan intrekken. In welke gevallen de burgemeester de vergunning vervolgens intrekt en wanneer een exploitant de gelegenheid krijgt om de bestaande vergunning te laten wijzigen, staat in hoofdstuk 4 van deze nota. Tijdelijke horecabedrijven Een landelijk trend is het openen van tijdelijke horecabedrijven, zoals pop-up-restaurants, in onder meer leegstaande winkelruimtes. Tijdelijke horeca kan zo bijdragen aan een gezelliger binnenstad, zeker nu er veel leegstand is als gevolg van het slechte economische tij. Het past daarmee binnen het stimuleringsbeleid voor met name het Centrum, maar kan ook in andere gebieden een positief effect hebben. Tijdelijke horeca kan niet alleen het straatbeeld verlevendigen, maar biedt ook potentie voor horecabedrijven. Een recent voorbeeld hiervan is het project Schiebaraj (eind 2012), waarbij een lokaal horecabedrijf het bijbehorende pop-up-restaurant heeft geëxploiteerd. In deze nota wordt expliciet bepaald dat voor tijdelijke horeca-initiatieven kan worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid uit hoofdstuk 3. Het is dan echter wel wenselijk dat een horecabedrijf kan worden gehouden aan zijn tijdelijke karakter. Een exploitatievergunning voor een beperkte duur (6 maanden) is daarvoor het geëigende instrument. Hiervoor is wel een wijziging van de APV nodig. Sinds 2008 wordt een exploitatievergunning in principe namelijk voor onbepaalde tijd verleend. Alleen in het belang van de openbare orde en de woon- en leefsituatie kan een exploitatievergunning voor een beperkte periode worden verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij coffeeshops. Daarom wordt in de APV opgenomen dat ook in geval van tijdelijke horeca-initiatieven een tijdelijke exploitatievergunning kan worden verleend. In deze nota wordt bepaald dat een tijdelijke exploitatievergunning in een dergelijk geval voor maximaal zes maanden wordt afgegeven. Uitbreiding en beperking mogelijkheden exploitatievergunningvrije bedrijven Artikel 2:28b van de APV noemt de categorieën horecabedrijven die geen exploitatievergunning nodig hebben. Voor drie van deze categorieën geldt onder meer de verplichting dat zij geen alcoholhoudende dranken mogen schenken. Deze beperking wordt verruimd: de bedrijven hebben evenmin een exploitatievergunning nodig als zij zwakalcoholhoudende dranken schenken. Hiervoor moeten zij overigens nog altijd wel een drank- en horecavergunning aanvragen. Voor de categorieën horecabedrijven die in artikel 2:28b, lid vier en vijf, zal een meldingsplicht gaan gelden. Alvorens een dergelijk horecabedrijf te openen, moeten zij een korte melding doen bij de gemeente. Hiermee moet meer zicht komen op welke horeca-activiteiten er worden ontwikkeld, met name in aandachtswijken. Gekozen is om deze twee categorieën bedrijven meldingsplichtig te maken, omdat er relatief zware vormen van horeca onder vallen met overlastrisico en risico op banden met criminaliteit. Het is noodzakelijk om te weten dat deze bedrijven er zijn om er toezicht op te kunnen houden.
7
Tegelijkertijd worden in bepaalde gebieden de mogelijkheden om vergunningvrij te exploiteren beperkt. De ervaring is dat de mogelijkheden om zonder exploitatievergunning een horecabedrijf te openen in bepaalde gebieden leidt tot ernstige overlast voor omwonenden. In deze gebieden liggen tevens relatief veel bedrijven die geen of weinig overlast veroorzaken, maar die wel illegale activiteiten ontplooien (illegaal gokken, witwassen van geld) dan wel nauwe banden hebben met criminaliteit (illegale, mogelijk gedwongen prostitutie). Daarom krijgt de burgemeester de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waar geen exploitatievergunning nodig is voor het exploiteren van een horecabedrijf. In de overige gebieden is dan automatisch een exploitatievergunning nodig. In eerste instantie zal voor de wijken Nieuwland en Oost de exploitatievergunningplicht weer deels wordt ingevoerd. In deze aandachtswijken is veel overlast door horecabedrijven, die zonder een vergunningplicht moeilijk kunnen worden aangepakt. Tevens zijn er relatief veel bedrijven waarvan het vermoeden bestaat dat zij banden hebben met criminaliteit dan wel illegale activiteiten ontplooien. Dit blijkt ook uit integrale controles die in deze wijken zijn uitgevoerd. Mochten problemen zich verplaatsen naar aangrenzende wijken, zoals Zuid of Kethel, dan kan worden overwogen om de vergunningplicht ook naar die wijken uit te breiden. Geluid Bij horeca hoort een zeker mate van geluidsoverlast voor de woon- en leefomgeving: muziek draait, klanten die komen en gaan, een terras waar op een zomerse avond gezellig gepraat wordt. Omwonenden die in de buurt van een horecabedrijf wonen, zullen hier rekening mee moeten houden. Echter, horecabedrijven mogen, net als andere bedrijven, niet meer geluid maken dan het Activiteitenbesluit toestaat. Schiedam wil een evenwicht vinden tussen de belangen van de horeca en die van omwonenden. Om te komen tot een beter evenwicht, worden de volgende wijzigingen doorgevoerd ten aanzien van geluid. De eerste wijziging betreft de incidentele festiviteiten. In de APV was geregeld dat horecabedrijven zich maximaal tienmaal per jaar niet hoeven te houden aan de wettelijke geluidsnormen (een incidentele festiviteit). Dit moest dan wel veertien dagen tevoren gemeld worden bij de gemeente. Dit maximumaantal wordt teruggebracht tot vijf en de meldingstermijn gaat van veertien dagen tot twee werkdagen voorafgaand aan de incidentele festiviteit. De reden voor het terugbrengen van het maximumaantal meldingen is dat horecabedrijven vrijwel om de week meer geluid mochten maken dan wettelijk toegestaan. Naast incidentele festiviteiten kan het college namelijk maximaal twaalf maal per jaar bepalen dat collectief mag worden afgeweken van de wettelijke geluidsnormen. Dit alles bij elkaar genomen zorgt ervoor dat horecabedrijven maximaal 22 maal per jaar meer geluid mochten produceren dan wettelijk toegestaan. Omdat dit een grote druk legt op de woon- en leefomgeving wordt het maximumaantal incidentele festiviteiten teruggebracht tot vijf per jaar. Om de geluidsbelasting voor de omgeving nog verder te beperken geldt een incidentele festiviteit tot 02.00 uur ’s nacht en kan er maximaal tweemaal per maand gebruik van worden gemaakt.
8
OPTIE 1 Een tweede instrument om geluidsoverlast tegen te gaan, is het verplicht laten uitvoeren van een akoestisch onderzoek als een horecabedrijf zeer regelmatig meer geluid zal produceren dan achtergrondmuziek. Het akoestisch onderzoek moet samen met de aanvraag om een exploitatievergunning worden ingediend. Te denken valt aan onder meer muziekcafés of discotheken, plaatsen waar zeer regelmatig versterkte muziek ten gehore wordt gebracht. Omdat Schiedam veel oude panden heeft, zonder moderne geluidisolatie, kan een dergelijk bedrijf al snel overlast produceren voor de omgeving. In zo’n geval wordt vaak een handhavingsprocedure gestart vanwege overschrijding van de wettelijke geluidsnormen, waarbij de exploitant alsnog verplicht wordt om een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren. Het is daarom zowel in het belang van omwonenden als van de horeca-exploitant wanneer voorafgaand aan het starten van een geluidsgevoelig horecabedrijf wordt nagegaan of het pand wel geschikt is. Als blijkt dat een pand niet voldoet, kan de ondernemer beslissen aanpassingen uit te voeren of op zoek te gaan naar een ander, geschikt pand. Dit is te prefereren boven de huidige situatie waarin pas een akoestisch onderzoek moet worden ingediend als er al een handhavingstraject loopt vanwege geluidsoverlast. Een langdurig handhavingstraject dat belastend is voor zowel de exploitant als de gemeente. De groep horecabedrijven die te maken krijgt met deze indieningseis is bovendien klein. Horecabedrijven die af en toe versterkte muziek spelen, kunnen hiervoor namelijk een incidentele festiviteit aanvragen en hoeven geen akoestisch onderzoek uit te laten voeren. OPTIE 2 Het akoestisch onderzoek wordt geen indieningsvereiste. Het staat een exploitant van een horecabedrijf dat zeer regelmatig meer geluid zal produceren dan achtergrondmuziek natuurlijk vrij om vooraf zelf een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren, maar dit zal geen indieningsvereiste worden voor de exploitatievergunning. In tegenstelling tot optie 1 zal het tegengaan van geluidsoverlast worden bereikt door middel van handhaving. In een dergelijk handhavingstraject zal dan van het horecabedrijf worden geëist dat het alsnog een akoestisch onderzoek uitvoert. Dit gebeurt dan echter niet op basis van de APV, maar van de Wet milieubeheer. Tot slot zal handhaving op geluidsoverlast vaker plaatsvinden via de APV en wel op grond van 2:31a, tweede lid. Op deze wijze kan sneller en efficiënter gehandhaafd worden dan via de Wet milieubeheer, waarbij een gebruik gemaakt kan worden van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. Tussen het opleggen van een last onder dwangsom en de daadwerkelijke inning van een dwangsom kan al snel een jaar of meer zitten. Handhaving via de APV is een veel korter traject. Dit is gunstig voor de gemeente, in termen van inzet van capaciteit en andere kosten en het zorgt ervoor dat overlast voor de omgeving sneller kan worden opgelost. Tot slot schept deze wijze van handhaven ook meer duidelijkheid voor het horecabedrijf dat de geluidsnormen overtreedt. Doordat de sanctie veel sneller op de overtreding volgt, is het verband tussen overtreding en sanctie duidelijker.
1.3
Reikwijdte horecabeleid
Deze nota bevat, samen met de APV en landelijke regelgeving, kaders voor de exploitatie van horecabedrijven in Schiedam. Het uitgangspunt van de nota is in de eerste plaats de bescherming van openbare orde, veiligheid en van de woon- en leefsituatie. Gezien de belangrijke rol van horeca in de 9
economie van Schiedam wordt in de nota tevens aandacht geschonken aan enkele economische uitgangspunten. Het betreft echter geen uitgewerkt economisch aquisitieprogramma. Als daartoe behoefte is, wordt dit op een later moment apart uitgewerkt. Evenmin gaat deze nota in op het onderwerp van paracommercie: (semi-) commerciële horecaactiviteiten van verenigingen en stichtingen die los staan van hun doelstellingen. Bijvoorbeeld de organisatie van feesten door sportverenigingen of religieuze genootschappen. Dit betreft zulke specifieke materie dat dit in apart beleid zal worden geregeld.4 Het horecabeleid heeft een looptijd van ruim vier jaar: van 2013 tot en met 2017 en bevat het algemene horecabeleid van de gemeente Schiedam. Voor sommige onderwerpen zijn aanvullende beleidsnota’s opgesteld, bijvoorbeeld het coffeeshopbeleid en het terrasbeleid. Waar in deze aanvullende beleidsnota’s iets niet geregeld is, geldt het gestelde in de Nota horecabeleid Schiedam 2013 – 2017.
1.4
Totstandkoming en besluitvorming nota
In deze nota zijn de resultaten van de evaluatie van de Nota Horecabeleid 2008 - 2012 (eind 2011) meegenomen. De evaluatie heeft plaatsgevonden met medewerking van de afdeling Schiedam van Koninklijke Horeca Nederland (KHN), de politie Rotterdam-Rijnmond en diensten binnen de gemeente. Vervolgens hebben de raadsfracties in september 2012 deelgenomen aan een opiniërende en informerende bijeenkomst over het nieuwe horecabeleid. Opmerkingen uit deze bijeenkomst zijn eveneens verwerkt in de nota. Dezelfde partijen die hebben meegedaan aan de evaluatie van de vorige nota zijn eveneens bij de totstandkoming van deze nota betrokken geweest. Zij hebben deelgenomen aan een startbijeenkomst waarin nog enkele aandachtspunten zijn meegegeven die niet uit de evaluatie bleken en hebben input kunnen geven voor de doelstellingen voor de komende vijf jaar. Ook hebben deze partijen zienswijzen kunnen uiten op het concept van de Kadernota die vier weken ter inzage heeft gelegen. De ingediende zienswijzen en de verwerking ervan zijn opgenomen in bijlage 4 bij deze nota. Met KHN is tijdens de inzageperiode nog een apart gesprek gevoerd over hun zienswijze op de nieuwe nota. De nota bevat voornamelijk onderwerpen die tot de bevoegdheid van de burgemeester behoren en wordt ook door hem vastgesteld. Alleen de vaststelling van de doelstellingen in paragraaf 2.3 en de wijzigingen van de APV worden, vanwege hun kaderstellende karakter, vastgesteld door de raad.
1.5
Evaluatie
De looptijd van het beleid is ruim vier jaar. In deze periode zal het beleid minimaal tweemaal geëvalueerd worden. De eerste evaluatie zal plaatsvinden halverwege 2014, als het beleid een jaar loopt. Op grond van deze evaluatie zal besloten worden of het beleid tussentijds wordt aangepast. De tweede evaluatie vindt plaats in 2017 en vormt de opmaat voor een nieuwe nota.
1.6
Leeswijzer
De nota is als volgt opgebouwd. Naast dit inleidende hoofdstuk bevat de nota nog vier hoofdstukken. Hoofdstuk 2 bevat een analyse van de ontwikkelingen waarmee Schiedamse horeca te maken krijgt en de doelstellingen van het horecabeleid voor de periode 2013 – 2017. Hoofdstuk 3 bevat het gebiedsgerichte beleid: de voorwaarden die gelden voor de gewijzigde en ongewijzigde overname 4
Bij wijziging van de Drank- en horecawet per 1 januari 2013 is bepaald dat gemeenten uiterlijk op 31 december 2013 paracommercieel beleid moeten hebben vastgesteld.
10
van een horecabedrijf en voor nieuwe vestiging van een horecabedrijf. In hoofdstuk 4 wordt het proces van vergunningverlening beschreven. Hoofdstuk 5, ten slotte, bevat procedures voor het handhaven op overtredingen.
11
2.
Analyse, visie en doelstellingen
Hoofdstuk 2 geeft een beeld van de situatie van de Schiedamse horeca en de ontwikkelingen die daarop van invloed zijn (par. 2.1). Op basis van deze analyse en reeds bestaand gemeentelijk beleid wordt een visie geformuleerd (par. 2.2) en doelen gesteld (par. 2.3).
2.1
Schiedamse horeca: kenmerken en ontwikkelingen
Horeca in Schiedam is er in alle soorten en maten, variërend van restaurants en cafés tot terrasjes bij de bakker en kantines van sportverenigingen. Het merendeel van het horeca-aanbod is te vinden in de binnenstad van Schiedam. De drankensector, bestaande uit onder meer cafés, coffeecorners en zalencentra, vormt het grootste horeca-aanbod. Gevolgd door de fastservicesector (bijvoorbeeld ijssalons, cafetaria en shoarmazaken) en de restaurantsector. Tot slot heeft Schiedam ook nog een kleine hotelsector en zijn er enkele partycateringbedrijven.5 2.1.1 Economisch klimaat Een andere uitdaging waar Schiedamse horeca mee te maken heeft, is het economische klimaat. De economische neergang waarmee Nederland sinds 2007 te maken heeft, is ook aan de horecasector niet voorbij gegaan. Ontwikkeling aantal en soorten horecabedrijven In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het aantal horecabedrijven tussen 1997 en 2012 weergegeven.
Figuur 1 Ontwikkeling van het aantal horecabedrijven (1997-2012)
Te zien is dat het aantal horecabedrijven sinds het begin van deze eeuw gestaag daalt. Dit geldt voor alle sectoren met uitzondering van de restaurantsector, waar de daling pas na 2005 inzette. De daling na 2007 was het sterkst, met als dieptepunt 2009, toen er 168 bij het Bedrijfschap Horeca en Catering geregistreerde bedrijven waren ten opzichte van 201 bedrijven in 2001. In 2010 en 2011 leek er sprake te zijn van herstel, maar in 2012 is het aantal horecabedrijven inmiddels weer gedaald. 5
Bron: www.kenniscentrumhoreca.nl/feiten-en-cijfers.html, geraadpleegd op 17 augustus 2012
13
Momenteel zijn er 174 horecabedrijven ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. 6 Volgens eigen gegevens van de gemeente Schiedam zijn er tussen de 250 en 300 horecabedrijven actief in Schiedam.7 De Drankensector lijkt het meest te lijden onder het economische klimaat. Tussen de vaststelling van de vorige horecanota in 2008 en 2012 is het aantal horecabedrijven in de drankensector met 7,5% afgenomen. Het aantal bedrijven in de fastservicesector (verstrekkers van kleine eetwaren) en de restaurantsector is in dezelfde periode juist toegenomen, met 2% respectievelijk 5,3%. Het aantal hotels is in deze periode min of meer stabiel gebleven. Een andere ontwikkeling is dat het aantal kwalitatief hoogwaardige, toonaangevende restaurants de laatste jaren terugloopt. Schiedam heeft gedurende tientallen jaren een goede naam gehad op het gebied van haute cuisine, maar hier lijkt een einde aan te zijn gekomen. Positief is wel dat in het Centrum diverse nieuwe, goedlopende horecabedrijven, waaronder restaurants, zijn gevestigd. Omzet horecabedrijven Sinds 2008 is het omzetvolume(aantal gebruikte consumpties)landelijk in de horeca flink afgenomen, net als de omzetbedragen. Vanwege prijsstijgingen is de omzetdaling in euro’s echter beperkter dan de daling van het omzetvolume. De verwachting is dat deze daling zich voortzet, met name in de drankensector. Echter, ook de restaurantsector en de hotelsector krijgen te maken met terugloop van bezoekers, zij het minder ernstig dan de drankensector. Alleen de fastservicesector verwacht meer bezoekers te trekken.8 De verwachting is dat dit ook geldt voor Schiedam. Minder omzet betekent ook minder werkgelegenheid. Tussen 2010 en 2012 is het aantal personen werkzaam in Schiedamse horeca met 200 afgenomen.9 2.1.2 Ruimtelijke en economische ontwikkelingen Voor de komende jaren staan de volgende ruimtelijke en economische ontwikkelingen op stapel, die van belang zijn voor horeca. Leidend daarbij is de Stadsvisie 2030. Hieronder worden de belangrijkste ruimtelijke en economische ontwikkelingen genoemd die van invloed zijn op de horeca. 1. Uitvoering Ontwikkelingsvisie Binnenstad De Ontwikkelingsvisie voor de Binnenstad ‘Stad aan de Schie’ is een uitwerking van de Stadsvisie 2030. De doelstelling is om meer mensen naar de binnenstad te trekken. Het accent wordt gelegd op het struingebied tussen de Lange Haven en de Hoogstraat, met bijpassende mogelijkheden voor horeca. De zichtbaarheid en levendigheid van ‘strategische’ locaties zoals het museumkwartier, de Grote markt en de Koemarkt wordt versterkt. 2. Voortgang Schieveste. Schieveste is het tweede regionale vervoersknooppunt naast Rotterdam Centraal Station. Fase 2 en fase 5 van het project Schieveste komen dichter bij realisatie, met horeca bij kantoren, station en school, respectievelijk het geplande hotel en de bioscoop.
6
De grafiek is ontleend aan www.kenniscentrumhoreca.nl/feiten-en-cijfers.html, geraadpleegd op 17 augustus 2012. Niet alle horecabedrijven in Schiedam zijn geregistreerd bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Echter, de gegevens van het Bedrijfschap lijken de algemene ontwikkelingen in de horeca in Schiedam weer te geven. 7 Niet alle horeca is exploitatievergunningplichtig. De gemeente heeft een overzicht van alle vergunningplichtige horecabedrijven in Schiedam. In april 2012 waren dit er 214, inclusief horeca bij sportverenigingen. Niet vergunningplichtige horecabedrijven worden niet geregistreerd, zodat een exact aantal niet te geven is. 8 Bron: www.kenniscentrumhoreca.nl/feiten-en-cijfers.html. 9 Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland
14
3. Hof van Delfland/Poorten van Schiedam Er wordt ingezet op versterking van de stad-land verbindingen (de overgangsgebieden tussen stedelijk en landelijk gebied) tussen Schiedam en Midden Delfland. Horeca gericht op recreanten (tot 22.00 uur) is wenselijk. Bijzondere aandacht is er voor het Beatrixpark. Dit maakt onderdeel uit van de stad-land verbindingen en de groenstructuur, maar heeft ook een zelfstandige recreatieve functie. 4. Het aanleggen van de A4-noord Hiermee ontstaat een internationale noord-zuid verbindingsroute langs/door Schiedam, met grootschalige ruimtelijke stedelijke ontwikkelingen tot gevolg. Dit heeft de volgende consequenties voor horecavoorzieningen: Sportvoorzieningen, inclusief sportkantines, verschuiven o.a. naar het tunneldak van de A4; Rondom de Schiedamse afritten van de A4 (Vijfsluizen, Harga Noord) onstaat een aantrekkelijk vestigingsgebied voor horecabedrijven als wegrestaurants, fast foodrestaurants en hotels, die ook na 22.00 uur geopend zijn Ondersteunende horeca bij geplande commerciële invulling van Harga Noord. 5. Stad-strand route Dit is de fietsroute die vooralsnog vanaf Rotterdam centrum naar Hoek van Holland voert, langs de Nieuwe Maas. In Schiedam is met name de Maasboulevard hierin van belang. Streven naar bijpassende horecavoorzieningen. 2.1.3 Invloed op de woon- en leefomgeving Hoewel Schiedam een middelgrote stad is, heeft het door zijn ligging naast Rotterdam ook te maken met grootstedelijke uitdagingen. Dit uit zich bij horecabedrijven voornamelijk in overlastproblemen, zoals geluidsoverlast en overlast door bezoekers, waarbij de soort overlast verschilt per wijk. In wijken als Oost, Nieuwland en in mindere mate in Zuid en delen van Noord is de horecagerelateerde overlast vaak gerelateerd onderdeel van een bredere overlast, bijvoorbeeld het op straat en voor de deur van horecabedrijven rondhangen van personen. In het centrum betreft de overlast eerder dronken bezoekers, wildplassen en geluidsoverlast. 2.1.4 Tijdelijke horeca-initiatieven De laatste jaren is een nieuwe vorm van horeca in opkomst. In plaats van de traditionele horeca, waarbij bedrijven jaren lang op eenzelfde plek, dezelfde vorm van horeca bedrijven, zijn er steeds meer tijdelijke horecabedrijven, bijvoorbeeld zogeheten pop up-restaurants. Tijdelijke horecainitiatieven kunnen een middel zijn tegen (tijdelijke) leegstand van panden, maar ook onderdeel vormen van bijvoorbeeld kunstprojecten. Een voorbeeld van dit laatste is het tijdelijke restaurant Schiebaraj dat eind 2012, als onderdeel van een breder project, werd geëxploiteerd door een locale horecaondernemer. Het huidige stelsel van exploitatievergunningen en drank- en horecavergunningen is niet ingericht op tijdelijke initiatieven. Beide vergunningen worden nu voor onbepaalde tijd verleend. Bij tijdelijke horeca is dit niet wenselijk, omdat er geen middel is om in te grijpen als een horecabedrijf langer dan de aangevraagde termijn openblijft. Dit kan immers oneigenlijk gebruik van exploitatievergunningen in de hand werken. Sommige gemeenten hebben daarom een tijdelijke exploitatievergunning ingevoerd, speciaal voor tijdelijke horeca-initiatieven. 2.1.4 Wijziging Drank- en Horceawet Op 1 januari 2013 treedt de gewijzigde Drank- en Horecawet in werking. Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik door jongeren en lastenverlichting voor ondernemers. De voor gemeenten belangrijkste wijziging is dat het toezicht op de wet overgaat 15
van de NVWA naar de gemeente. Ook krijgt de gemeente instrumenten om schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Zo kan de gemeenteraad toegangsleeftijden van klanten koppelen aan openingstijden van horecabedrijven, happy hours aan banden leggen en jongeren onder de 16 jaar die alcohol bij zich hebben in de openbare ruimte, beboeten. Verder wordt vergunningverlening vergemakkelijkt en worden gemeenten verplicht algemene regels te vast te stellen voor paracommercie. Waarschijnlijk wordt de DHW binnenkort nogmaals gewijzigd en gaat de leeftijd voor de consumptie van zwakalcoholhoudende dranken van 16 naar 18 jaar. Omdat de consumptie van sterke drank nu al voorbehouden is aan personen boven de 18 jaar, betekent dit dat helemaal geen alcohol meer mag worden verkocht aan personen jonger dan 18 jaar.
2.2
Visie op horeca
Uit voorgaande paragraaf komt een spanningsveld naar voren tussen de belangen van horecaondernemers en de leefomgeving van omwonenden. Dit spanningsveld kan worden geïllustreerd aan de hand van de resultaten van de enquête die is gehouden bij de totstandkoming van de Stadsvisie 2030: horeca wordt genoemd in zowel de lijst van wat er weg moet uit Schiedam als hetgeen behouden moet worden.10 Deze uitkomsten laten zien dat de visie uit de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 nog steeds actueel is: een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat en waarbij het woon- en leefgenot gewaarborgd blijft en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft. Dit betekent het volgende. Bloeiende Schiedamse horeca Het aantal, de soort en staat van aanwezige horecabedrijven in een stad kan gezien worden als een graadmeter voor hoe een stad(scentrum) er economisch voor staat. Omdat horeca een luxe is waar op bezuinigd wordt in slechtere tijden, zijn goede, zichtbare horecavoorzieningen die in brede behoefte voorzien een teken van economische ontwikkeling. Een algemeen streven is daarom naar een boeiende en bloeiende horeca, gericht op zowel de inwoners van Schiedam als op bezoekers van de stad, en zowel overdag als ’s avonds. Dit streven wordt als volgt gespecificeerd:
10
diversiteit in soorten horeca: een gevarieerd horeca-aanbod speelt in op wensen van verschillende bevolkingsgroepen en biedt daarnaast keuzemogelijkheid. Een goede mix tussen ‘uitnodigende’ horeca, met open uitstraling in toeristischer delen van de stad en de meer op buurtniveau opererende en faciliterende horeca in de woonwijken; versteviging van het imago van Schiedam als horecastad van formaat, mede gezien en aansluitend bij het levende jeneververleden en de (voormalige) positie als vestigingsplaats voor hoogwaardige restaurants. Inzet op omkering van de teruggang in kwalitatief hoogwaardige horecazaken en streven naar (weer) een breed culinair aanbod. Als Schiedam toeristische trekpleister wil worden/blijven, dan is bijpassende kwalitatief bijzondere en/of hoogwaardige horeca onontbeerlijk. bevordering van de ‘unique selling points’ van Schiedam: de historische binnenstad, het regionale knooppunt Schieveste, het Beatrixpark, wellnesscluster, Maasboulevard en de poorten naar Midden Delfland, door het bieden van mogelijkheden en stimuleren van passende aanvullende en ondersteunende horeca; Stadsvisie 2030, p. 97 en 98
16
Bovenstaande visie moet worden gerealiseerd in een moeilijk economisch klimaat. Horecabedrijven hebben het de afgelopen jaren moeilijk gehad om het hoofd boven water te houden en deze situatie lijkt op korte termijn niet te verbeteren. Met name in de drankensector en in mindere mate de restaurantsector zullen bedrijven te kampen krijgen met verder teruglopend bezoek. Het is daarom van belang dat de gemeente horecabedrijven de ruimte geeft om activiteiten te ontwikkelen. Deze ruimte uit zich in vermindering van regeldruk en het ruim baan te geven aan (verantwoordelijke) ondernemers door middel van snellere vergunningprocedures, flexibiliteit, en ruimte voor initiatieven. Leefbaarheid voor omwonenden Tevens moet rekening worden gehouden met de belangen van omwonenden van horecabedrijven. Meer ruimte voor horeca-activiteiten kan meer overlast in de openbare ruimte met zich meebrengen. En hoewel horeca een ondersteunend en stimulerend effect kan hebben voor de locale economie, kan vestiging van horeca in de sociaal-economisch zwakkere wijken van Schiedam de leefbaarheid van deze wijken juist negatief beïnvloeden. In dit kader wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van het Coalitieakkoord 2010-2014 waarin het bestrijden van overlast en het wegnemen van onveiligheidsgevoelens worden ingezet om de leefbaarheid in wijken te bevorderen. Algemeen uitgangspunt Het uitgangspunt van deze nota is gezien het bovenstaande dat horecabedrijven ruimte moeten krijgen om initiatieven te ontwikkelen, maar dat de leefomgeving er niet negatief door mag worden beïnvloed. Horecaondernemers hebben hierbij een ruime eigen verantwoordelijkheid en de gemeente wil hen daarbij zo veel mogelijk ondersteunen. Keerzijde van deze vrijheid is dat toezicht en handhaving worden aangescherpt. Horecaondernemers die niet kunnen omgaan met deze vrijheid, krijgen te maken met verscherpt toezicht en strengere handhaving.
2.3
Doelstellingen en activiteiten
Op grond van het voorgaande zijn de volgende doelstellingen gesteld voor de periode 2013 – 2017. 1. Horeca blijft bijdragen aan een aantrekkelijke binnenstad van Schiedam; 2. Vermindering van horecagerelateerde overlast; 3. Horecaondernemers kunnen sneller inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven ontplooien Om aan het einde van de looptijd van deze nota te kunnen bepalen of de doelstellingen zijn bereikt, worden per doelstellingen indicatoren gesteld. In onderstaande tabel staat per doelstelling weergegeven welke indicatoren zijn vastgesteld en welke instrumenten moeten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen. Een uitleg van de doelstellingen, indicatoren en instrumenten volgt na de tabel.
17
Doelstellingen
Indicatoren
Instrumenten
Horeca blijft bijdragen aan een aantrekkelijke binnenstad van Schiedam
Een positieve waardering van inwoners en bezoekers over horeca in de wijk Centrum.
Vermindering van horecagerelateerde overlast
Het aantal bedrijven waarover drie of meer overlastgerelateerde overtredingen zijn geconstateerd, is met 10% afgenomen ten opzichte van de periode 20132014.
Horecaondernemers kunnen sneller inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven ontplooien
De gemiddelde doorlooptijd ondergeschikte wijzigingen in de exploitatie is 3 weken De gemiddelde doorlooptijd van grote exploitatie-wijzigingen is 6 weken. Meldingsprocedures zijn verkort en vereenvoudigd
Gebiedsgericht beleid afstemmen op de Ontwikkelingen in de binnenstad Terrassenbeleid uitvoeren Regelmatig overleg met horeca Handhaven op overlast Akoestisch rapport als indieningsvereiste bij aanvraag exploitatievergunning voor horecabedrijven met geluidsgevoelige bedrijfsvoering (OPTIONEEL) Overleg en voorlichting Risicogericht toezicht en handhaving Faciliteren van de Collectieve Horecaontzegging Regelmatig overleg met horeca Digitaliseren vergunningverleningsprocedure en meldingsprocedure Indieningsvereisten worden vereenvoudigd of geschrapt Voorlichting aan ondernemers over procedures Gebiedsgericht beleid verruimen ten aanzien van tijdelijke initiatieven Flexibilisering van bestemmingsplannen Voorlopige toestemming na melding nieuwe houder resp. leidinggevende op de exploitatievergunning resp. drank- en horecavergunning Openingstijden verruimen en het aantal ontheffingen terugbrengen
Tabel 1 Doelstellingen, indicatoren en activiteiten
2.3.1 Doelstelling 1: horeca blijft bijdragen aan een aantrekkelijke binnenstad Schiedam is rijk aan horecabedrijven, waarvan een aanzienlijk deel is gevestigd in de binnenstad (i.e. wijk Centrum). Zoals blijkt uit de eerder genoemde enquête bij de Stadsvisie 2030 wordt horeca zowel als een aanwinst voor de stad als een ergernis beschouwd door de respondenten. Het doel is om Schiedamse horeca onderdeel te laten zijn van de aantrekkingskracht van de binnenstad. Indicator Hoe wordt bepaald of de doelstelling dat horeca bijdraagt aan een aantrekkelijker binnenstad, is bereikt? Dit is lastig te bepalen. Overwogen is om hiervoor de fysieke uitstraling van horecabedrijven in kaart te brengen(bouwkundige staat van de horecabedrijven, de inrichting van de terrassen, etc.). Dit is echter te beperkt. Waar het om gaat is dat inwoners en bezoekers van de binnenstad horeca als een waardevol onderdeel vinden van een aantrekkelijke binnenstad. Daarom zullen inwoners en bezoekers van de wijk Centrum periodiek worden gevraagd naar hun waardering van de horeca in de 18
binnenstad. De uitkomsten kunnen niet alleen worden gebruikt om te bepalen hoe zij over de horeca denken, maar kunnen eveneens gebruikt worden om het horecabeleid op dit punt aan te passen. Om een concretere indicator te kunnen bepalen voor deze doelstelling zal eerst een nulmeting moeten worden uitgevoerd. Pas dan kan worden aangegeven naar welke mate van waardering van inwoners en bezoekers er wordt gestreefd. Instrumenten Om te bereiken dat de horeca (nog beter dan nu het geval) bijdraagt aan een aantrekkelijke binnenstad, worden de volgende acties ondernomen. 1. Het gebiedsgericht beleid afstemmen op ontwikkelingen in de binnenstad In het gebiedsgerichte beleid wordt aangegeven welke horeca waar is toegestaan en onder welke voorwaarden. Hiermee kan gestuurd worden waar horecabedrijven zich in de binnenstad vestigen. 2. Terrassenbeleid Een terras is het visitekaartje van een horecabedrijf. Het uiterlijk aanzien van een terras heeft ook invloed op de omgeving. Een mooi, verzorgd terras draagt bij aan een prettige omgeving, terwijl een onverzorgd en slecht geplaatst terras hier juist afbreuk aan doet. Daarom is in 2012 terrassenbeleid vastgesteld met daarin voorwaarden aan de locatie en het uiterlijk aanzien van een terras. Uitvoering en handhaving van dit beleid kan bijdragen aan een mooie openbare ruimte en daarmee een aantrekkelijk struingebied in de binnenstad. 3. Regelmatig overleg met horeca Naast regelgeving is ook overleg met de horeca een effectief instrument om te komen tot een aantrekkelijke horeca in de binnenstad. Voor de binnenstad (en daarmee dus ook het hierboven genoemde struingebied) is ten eerste de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) een geschikt forum. Dit overleg tussen horecabedrijven, Koninklijke Horeca Nederland, politie en de gemeente Schiedam is het instrument om (overlast)problemen van uitgaanspubliek met behulp van ondernemers aan te pakken. Ook heeft het overleg een signaalfunctie: ondernemers kunnen de gemeente attenderen op zaken waar zij tegenaan lopen. Met de Kwaliteitsmeter Veilig uitgaan zijn al goede resultaten behaald. Daarnaast is er periodiek het Horecaoverleg Schiedam (HOS). Dit overleg is breder dan de KVU en betreft horeca in de gehele stad Schiedam. Daarnaast zijn de onderwerpen die in het HOS worden besproken breder dan veiligheid in het uitgaansleven. Tot slot is er ook het periodieke overleg met de coffeeshophouders: het Coffeeshopoverleg Schiedam (COS). 4. Handhaven op overlast Waar voorgaande instrumenten geen soelaas bieden, zal repressief moeten worden opgetreden tegen overlast. Dit is een taak van gemeente in samenwerking met de politie, Eenheid Rotterdam. 2.3.2 Doelstelling 2: vermindering van horecagerelateerde overlast Doelstelling 1 richt zich op de binnenstad. Doelstelling 2 daarentegen, ziet op de gehele gemeente Schiedam. Overlast door horeca kan een bron van ergernis zijn voor omwonende en kan zorgen voor onveiligheidsgevoelens, verminderd woongenot en waardevermindering van panden. Het is daarom belangrijk om overlast door horecabedrijven tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Tot een aanvaardbaar niveau, want bij horeca hoort een bepaalde mate van overlast die omwonenden moeten accepteren.
19
Indicator Een bedrijf wordt aangemerkt als overlastgevend als er binnen een kalenderjaar drie of meer waarschuwingen of bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd vanwege overlast, zoals geluidsoverlast en overlast door dronken bezoekers die de openbare orde verstoren. De doelstelling om het aantal overlastgevende horecabedrijven te doen afnemen is bereikt als het aantal bedrijven in Schiedam dat als zodanig wordt aangemerkt, met tien procent is afgenomen. Instrumenten Om het aantal overlastgevende horecabedrijven te verminderen worden de volgende instrumenten ingezet. 1. Akoestisch rapport als indieningsvereiste voor een exploitatievergunning Er zijn nu, naast de reguliere bouweisen, geen eisen gesteld aan de geschiktheid van horecapanden voor de exploitatievorm die daarin bedreven wordt. Het komt dan ook voor dat er horecabedrijven in panden zijn gevestigd die door de ongeschiktheid van het pand overlast geven voor de omgeving. Te denken valt aan een bedrijf waarin veel live muziek wordt gespeeld, terwijl er geen geluidsisolatie is aangebracht. Als dit voorkomt kan de DCMR (milieudienst) namens het college horecabedrijven opdragen een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren, om na te gaan of het pand geschikt is voor de geluidsveroorzakende activiteiten die er plaats vinden. Op basis van de uitkomst van het akoestisch onderzoek kan de DCMR namens het college maatwerkvoorschriften opleggen om het pand aan te passen. Te denken valt aan het plaatsen van dubbel glas, geluidisolatie of een geluidsbegrenzer op muziekinstallaties. Indien een ondernemer niet voldoet aan de maatwerkvoorschriften, kan dit door middel van handhaving worden afgedwongen. Door bij de aanvraag van een exploitatievergunning voor een bedrijf dat regelmatig activiteiten organiseert die het niveau van achtergrondmuziek te boven gaan een akoestisch rapport verplicht te stellen, kan geluidsoverlast met daarbij behorende handhavingsprocedures worden voorkomen. OPTIONEEL (ZIE PAR. 4.2.2) 2. Overleg en voorlichting Soms zijn overlastgerelateerde overtredingen ook het gevolg van onwetendheid of onbekendheid met regelgeving. Daarom zal de voorlichting aan ondernemers hoe zij overlast kunnen voorkomen en reeds bestaande overlegstructuren worden voortgezet. Te denken valt aan voorlichting op de gemeentelijke website, overleg met individuele ondernemers en bestaande overlegstructuren zoals het Horecaoverleg Schiedam. De bestaande voorlichting wordt gecontinueerd en waar nodig aangevuld. Tevens zal de papieren horecanieuwsbrief, die in 2011 is gestopt, in digitale vorm worden voortgezet. 3. Risicogericht toezicht en handhaving Preventie in de vorm van een akoestisch rapport, voorlichting en overleg verdient de voorkeur. Indien dit echter niet het gewenste effect sorteert, kan repressief worden opgetreden. Toezicht en handhaving dient daarbij te worden gericht op bedrijven waar het risico op overlast het grootst is. Zo kan beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk worden ingezet en krijgen bedrijven waarover geen klachten bekend zijn, zelf de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke exploitatie. Indien echter blijkt dat een horecabedrijf dit vertrouwen beschaamt, zal het toezicht daarop worden verscherpt tot blijkt dat de bedrijfsvoering weer op orde is en de overlast zich niet meer voordoet. 2.3.3 Doelstelling 3: horecaondernemers kunnen sneller inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven ontplooien Ondernemers moeten snel kunnen inspelen op veranderingen, zo ook horecaondernemers. Voor een aantal veranderingen zijn zij afhankelijk van de gemeente, omdat ze vergunningplichtig zijn. Zo 20
mogen nieuwe leidinggevenden en nieuwe houders pas als zodanig optreden (en dus alleen in de horeca-inrichting aanwezig zijn) als ze zijn bijgeschreven op de drank- en horecavergunning respectievelijk de exploitatievergunning. Doelstelling is daarom om horeca-ondernemers in staat te stellen dergelijke wijzigingen sneller door te voeren. Deze doelstelling is een voortzetting van de in de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 ingezette deregulering en flexibilisering. Daarnaast moet het ook makkelijker worden om tijdelijke initiatieven te ontplooien. Initiatieven als pop up-horeca kunnen een meerwaarde hebben voor zowel de ondernemer als voor de stad Schiedam. Indicatoren De doelstelling is tweeledig: ondernemers moeten sneller kunnen inspelen op veranderingen en ze moeten gemakkelijker initiatieven kunnen ontplooien. Hiervoor zijn de volgende indicatoren geformuleerd 1. Gemiddelde doorlooptijd vergunningaanvragen voor ondergeschikte veranderingen is drie weken en 2. Gemiddelde doorlooptijd vergunningaanvragen voor grote exploitatiewijzigingen is zes weken De gemiddelde doorlooptermijn voor de afhandeling van aanvragen is acceptabel, doch realistisch. Voor ondergeschikte wijzigingen, zoals het bijschrijven van houders en leidinggevenden op vergunningen, bedraagt die termijn gemiddeld drie weken na ontvangst van de aanvraag. Voor grote wijzigingen (o.a. gewijzigde en ongewijzigde overname, aanvraag terras, wijziging van de bestaande exploitatievorm) bedraagt de termijn gemiddeld zes weken. Deze doelstelling doet niets af aan de wettelijke termijn van acht weken die voor de behandeling van aanvragen geldt. Deze termijn blijft gelden en het is dus mogelijk dat de afhandeling van een aanvraag langer duurt dan drie respectievelijk zes weken. Onder doorlooptermijn wordt verstaan de termijn die gebruikt wordt om de vergunningaanvraag af te handelen, met uitzondering van de termijn waarmee de procedure wordt opgeschort omdat de aanvraag niet compleet is. 2. Meldingsprocedures zijn verkort en vereenvoudigd Het betreft dan de ontheffing van de sluitingstijden (het ‘verlaatje’) en de incidentele festiviteit (ontheffing van de geluidsnormen). Het verlaatje en een incidentele festiviteit vormen een toestemming voor horecabedrijven om tienmaal per jaar later open zijn of de geluidsnormen uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) overschrijden. Ten tijde van het schrijven van deze beleidsnota moeten horeca-inrichtingen veertien dagen van tevoren met een papieren formulier melden dat zij gebruik willen maken van een incidentele festiviteit. Voor verlaatjes geldt dat horecaondernemers een fysieke stempelkaart krijgen (aanvraagtermijn acht weken), waarop voor ieder verlaatje een stempel wordt gegeven. Deze stempel moet uiterlijk drie dagen voor de gewenste datum worden aangevraagd. Deze procedures zijn omslachtig. Vereenvoudiging van de procedures en verkorting van de termijnen zijn daarom een indicator dat de organisatie van een initiatief gemakkelijker is geworden. Instrumenten Om horecaondernemers in staat te stellen sneller te kunnen inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven te laten ontplooien, worden de volgende instrumenten ingezet. 1. Digitalisering van vergunningverlenings- en meldingsprocedure Formulieren voor de aanvraag van een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning staan in PDF-formaat op de gemeentelijke website. Dit is een eerste stap in de digitalisering van 21
vergunningverlening. In de periode van 2013 tot en met 2017 moet de volgende stap worden gezet: een horecaondernemer moet zijn vergunningen digitaal kunnen aanvragen. De meldingsprocedure voor een verlaat sluitingsuur of een incidentele festiviteit wordt vereenvoudigd en gedigitaliseerd. 2. Voorlichting aan ondernemers over procedures Onbekendheid met procedures is een van de oorzaken waarom de behandeling van vergunningaanvragen lang duren of vergunningaanvragen zelfs kunnen worden afgewezen. De bestaande voorlichting zal worden voortgezet. Zo worden ondernemers op de website van de gemeente duidelijk geïnformeerd over de termijnen, indieningsvereisten en stukken die benodigd zijn om aanvragen in te dienen. Zodoende zouden steeds meer aanvragen in één keer compleet moeten kunnen worden ingediend, wat de totale afhandeltermijn van een aanvraag kan verkorten. Ook wordt de Horecanieuwsbrief voortgezet, zij het wel dat de papieren versie niet meer verschijnt en wordt vervangen door een digitale versie. 3. Gebiedsgericht beleid verruimen ten aanzien van tijdelijke initiatieven Het gebiedsgerichte beleid bepaalt waar, welke categorie horeca is toegestaan. De overwegingen bij het gebiedsgerichte beleid gaan uit van permanente vestiging van horeca.11 Voor tijdelijke vestiging van horeca voor een periode van maximaal zes maanden kunnen echter minder strikte eisen gelden. De invloed die een dergelijk bedrijf heeft op de openbare orde en de leefomgeving is slechts tijdelijk. Daarom wordt in het gebiedsgerichte beleid opgenomen dat onder voorwaarden van het beleid kan worden afgeweken ten behoeve van tijdelijke horeca. 4. Flexibilisering van bestemmingsplannen Gelet op het huidige horecabeleid zijn de bestemmingsplannen voor wat betreft de vestiging van horecabedrijven restrictief opgesteld. Dit heeft tot gevolg dat voor de vestiging van een horecabedrijf in veel gevallen tevens een omgevingsvergunning vereist is waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Om de procedure voor ondernemers te versoepelen verdient het aanbeveling om de bestemmingsplannen ruimer en flexibeler op te stellen door horeca breder toe te laten. Op grond van de uitgangspunten van het gebiedsgericht horecabeleid zal vervolgens worden beoordeeld of de vestiging van een horecabedrijf op die locatie mogelijk is of dat sprake is van een dusdanige concentratie dat een goed woon- en leefklimaat zich daartegen verzet. 5. Voorlopige toestemming na melding nieuwe houders en leidinggevende De landelijke wetgever heeft dit principe opgenomen in de wijziging van de Drank- en Horecawet . Met ingang van 1 januari 2013 hoeft bij wijziging van leidinggevenden geen nieuwe drank- en horecavergunning te worden verleend, maar kan volstaan worden met bijschrijving van de leidinggevende op een aanhangsel bij de vergunning. Ook kan een leidinggevende na melding bij de burgemeester direct als zodanig optreden in afwachting van bijschrijving op het aanhangsel. Dit principe zal ook worden toegepast op de exploitatievergunning. Nieuwe houders die worden gemeld, kunnen direct aan de slag. Het risico dat een houder niet kan worden bijgeschreven op de exploitatievergunning is echter voor rekening van de ondernemer. Hij moet dit risico zelf afdekken door bijvoorbeeld afwijzing van een aanvraag tot bijschrijving op de exploitatievergunning als ontbindende voorwaarde op te nemen in de arbeidsovereenkomst. 6. Openingstijden verruimen in het Centrum en het aantal ontheffingen terugbrengen Door de openingstijdenin het Centrum te verruimen en het aantal ontheffingen terug te brengen, worden de administratieve lasten voor bedrijven terug gebracht. De meeste horecabedrijven die nu tot 01.00 dan wel 02.00 uur zijn geopend, bevinden zich in het Centrum. Door de openingstijden met 11
Zie paragraaf 3.3 voor de overwegingen
22
een uur te verruimen, kunnen ze zonder aanvraag langer open zijn. Als er dan toch de behoefte is om nog langer open te blijven, kan alsnog een ontheffing worden aangevraagd.
23
3.
Gebiedsgericht beleid
Hoofdstuk 3 bevat het gebiedsgerichte beleid voor horeca in Schiedam. In dit hoofdstuk wordt per deelgebied aangegeven waar uitbreiding van horeca is toegestaan en voor welke type bedrijven (horecacategorie) dit mag.
3.1
Functie van gebiedsgericht beleid
Het gebiedsgerichte beleid vormt een leidraad bij de vestiging van nieuwe horecabedrijven en horecafuncties in niet-horecabedrijven (bijv. een bakker die tevens koffie en gebak voor consumptie ter plaatse serveert). Ook speelt het een rol bij de al dan niet gewijzigde overname van een bestaand horecabedrijf of een bedrijf dat tevens een horecafunctie heeft. Aanvragen om een exploitatievergunning worden getoetst aan het gebiedsgerichte beleid en ook voor exploitatievergunningvrije horeca geldt dat dit alleen mag worden gevestigd op locaties die in het gebiedsgerichte beleid worden genoemd. Daarnaast dient het gebiedsgerichte beleid tevens als toetsingskader bij aanvragen om een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan om een nieuw horecabedrijf of nieuwe horecafunctie te vestigen. Indien de in dit hoofdstuk opgenomen tabel uitbreiding van horeca op die locatie niet toestaat, zal de aanvraag om een omgevingsvergunning in beginsel worden afgewezen. Met de flexibilisering van bestemmingsplannen (zie ook paragraaf 2.3.3) is het overigens de bedoeling het gemakkelijker wordt om zonder omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan een horecabedrijf te beginnen.
3.2
Karakterisering van de deelgebieden
Om een afweging te maken over de wenselijkheid van typen horecabedrijven in deelgebieden van Schiedam, moet rekening worden gehouden met de karakters van de deelgebieden. Op basis van deze gegevens kan worden bepaald welke typen horeca waar zal worden toegestaan. In het horecabeleid worden de Schiedamse wijken onderverdeeld in zes deelgebieden: Centrum, Nieuwland, Oost, West, Zuid en Noord ( bestaande uit de wijken Groenoord, Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken) en de Industriegebieden ’s-Gravenlandse Polder en Vijfsluizen. Centrum Het centrum van Schiedam heeft diverse prominente functies. Naast centrumbewoners trekt het centrum vanwege de winkels, horecabedrijven en bezienswaardigheden Schiedammers uit de overige wijken van de stad en toeristen. In het centrum zijn voor wat betreft horeca al verschillende thema- en concentratiegebieden aan te merken, zoals de Koemarkt en de Grote Markt. Noord Schiedam Noord bestaat uit de wijken Groenoord, Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken. Het is een groot deelgebied waarin de hoofdfunctie wonen betreft. Op verschillende plekken in dit deelgebied zijn faciliterende centra, zoals het Hof van Spaland, winkelcentrum De Ketel (Borodinlaan) en de Contrabas (Laan van Bol’es), met winkels, supermarkten en horecabedrijven die vooral zijn gericht op bewoners van Noord. Ook is er een horecaconcentratiegebied aan de Schiedamseweg. Vanwege deze concentratiefunctie is het wenselijk om hier, net als in het Centrum, een afkoeluur in te voeren.
25
Nieuwland Nieuwland heeft voornamelijk een woonfunctie. Het ligt dichtbij het centrum en ook in deze wijk zijn van oudsher gebieden aan te wijzen waar zich een grotere concentratie winkels en horecabedrijven bevindt (Dr. Wibautplein, Mgr. Nolenslaan, een deel van de Parkweg en de ’s-Gravenlandse weg). Gezien de woonfunctie en het feit dat het centrum dichtbij is, is het niet wenselijk om de horecamogelijkheden verder uit te breiden. Uitzondering vormt de Margriethal, waar behoefte is om de horeca-activiteiten uit te breiden. Oost Het overgrote deel van Schiedam Oost is woongebied. Aanwezige horecafuncties voorzien grotendeels in de behoefte van de bewoners. In de woongebieden treden er daarom geen wijzigingen op. Het gebied rond het Stationsplein en op Schieveste is de laatste vier jaar verder ontwikkeld. Met name het Stationsplein en de Singel tussen het Stationsplein en de Overschiese Dwarsstraat hebben steeds meer een horecaconcentratiefunctie gekregen. Vanwege de ligging bij het station, komt er ook veel uitgaand publiek langs. Het is daarom wenselijk om het afkoeluur ook in dit gebied te laten gelden. West De voornaamste functie in Schiedam West is wonen. In dit gebied zijn geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien in de behoefte van de bewoners. Zuid Ook in Schiedam Zuid is wonen de voornaamste functie en zijn geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien in de behoefte van de bewoners. Industriegebieden en bedrijventerreinen In de gebieden ’s Gravelandsepolder en Vijfsluizen wordt nagenoeg niet gewoond. Er bevinden zich hoofdzakelijk dienstverlenende bedrijven van diverse grootte en enige industrie. Op bedrijventerrein Vijfsluizen is een groot aantal dienstverlenende bedrijven gevestigd. Het terrein ligt relatief ver van winkels of horecabedrijven. Er is daarom ruimte voor verstrekkers van kleine etenswaren die binnen de reguliere winkeltijden (tot 22.00 uur) zijn geopend. Latere openingstijden zijn niet nodig omdat het terrein in de avonduren niet of nauwelijks meer bevolkt is. Vanwege de nabijheid van eet- en drinkgelegenheden op het Rubensplein en omgeving zijn cafés en restaurants in dit gebied niet noodzakelijk/wenselijk. Ook in de ’s Gravelandsepolder is er voornamelijk ruimte voor verstrekkers van kleine etenswaren die binnen de reguliere winkeltijden (tot 22.00 uur) zijn geopend. Uitzondering vormt het filiaal van de Burger King waarvoor ruimere sluitingstijden gelden vanwege zijn ligging naast de afrit van de snelweg A20 Voor eventuele zakenlunches en dergelijke zijn restaurants en cafés op de ’s Gravelandseweg en in het centrum voldoende nabijgelegen. Uitbreiding van deze categorieën in de industriegebieden is niet noodzakelijk en wenselijk.
3.3
Het gebiedsgerichte beleid voor horeca in Schiedam
Onder de term ‘horeca’ vallen veel verschillende soorten activiteiten. Dit kan variëren van snackbar tot café en van ijssalon tot discotheek. Iedere activiteit brengt andere gevolgen voor de openbare orde en leefomgeving met zich mee. Niet iedere horeca-activiteit is daarom geschikt voor iedere 26
locatie in Schiedam. Door middel van gebiedsgericht beleid kan een balans worden aangebracht in de belangen van horecaondernemers en van omwonenden. De basis van dit gebiedsgerichte beleid wordt gevormd door artikel 2:28a, tweede lid, van de APV (voor exploitatievergunningplichtige bedrijven) en artikel 2:28b, zesde lid, van de APV (voor exploitatievergunningvrije bedrijven). 3.3.1 Overwegingen De inrichting van het gebiedsbeleid is in de eerste plaats ingegeven door overwegingen van openbare orde. Bepaalde horecacategorieën horeca brengen meer overlast mee dan andere. Het kan dan wenselijk zijn om een maximum te stellen aan het aantal horecabedrijven in een bepaald gebied, de horeca te spreiden of juist op een bepaalde plek te concentreren. Een tweede overweging om gebiedsgericht beleid vast te stellen is van ruimtelijke aard. Horeca is één van de voorzieningen die een gebied aantrekkelijk kunnen maken voor (potentiële) inwoners van Schiedam en toeristen. Zo wordt horeca in de Binnenstadsvisie genoemd als één van de instrumenten om de binnenstad te revitaliseren. De derde overweging is van economische aard. Horeca kan een impuls geven aan de locale economie. Dit kan zowel zelfstandig als ter ondersteuning van de winkels in de stad. Er moet echter wel enige sturing zijn ten aanzien van de gebieden waarin horecagelegenheden zich vestigen, om dit economische potentieel te kunnen realiseren. Hiervoor zijn de vestigingseisen gesteld, die overigens niet zijn ingegeven door concurrentie- of branchebescherming.12 3.3.2 Horecacategorieën In deze beleidsnota worden horecabedrijven onderscheiden naar de activiteiten die er plaatsvinden (tabel 2). De horecacategorieën zijn ingedeeld naar de mate van overlast en risico’s voor de openbare orde, die de horecabedrijven binnen een categorie opleveren.
12
Dit is niet toegestaan op grond van de Dienstenwet.
27
Categorie Omschrijving type horecabedrijf
Voorbeelden
A
Horecabedrijf in het bezit van een nachtontheffing Horecabedrijf primair gericht op het verstrekken van alcoholische en/of nonalcoholische dranken Horecabedrijf primair gericht op verstrekking van driecomponentenmaaltijden
Nachtcafé, discotheek
Horecabedrijven als bedoeld in artikel 2:28b, vijfde lid, van de APV (geopend tussen 07.0022.00 uur, geen sterke dranken geschonken, beperkt terras) Horecabedrijven als bedoeld in artikel 2:28b, vierde lid, van de APV (horeca in winkels)
Lunchroom, broodjeszaak, fast food, poffertjesrestaurant, pannenkoekenrestaurant, ijssalon, koffiecorner, theeschenkerij
Horecabedrijven primair gericht op verstrekking van kleinere etenswaren, ook buiten winkeltijden Horecabedrijven primair gericht op verstrekking van al dan niet gecaterde etenswaren en dranken: bij zaalhuur; in commerciële sport- en recreatiecentra waar alcoholhoudende dranken worden geschonken
Snackbar, grillroom, fast food, afhaalcentrum, bezorgcentrum
B
C
D1
D2
E
F
Café, bar, grandcafé, brasserie, wijnbar, lifestylebar, koffiehuis Restaurant, bistro
Winkel met etenswaren en de mogelijkheid om etenswaren ter plaatse te consumeren.
Zalencentrum, partycentrum, congresruimte, bowlingbaan, tenniscentrum
G
Horecabedrijven ondersteunend aan: Sportkantines, verenigingskantines al dan niet besloten sportverenigingen en sportstichtingen; al dan niet besloten recreatieverenigingen en recreatiestichtingen; commerciële sport- en recreatieclubs waar geen alcoholhoudende dranken worden geschonken
H
Horecabedrijf primair gericht op cannabisproducten Logiesverstrekkende bedrijven en kamerverhuur
I
Coffeeshop Hotel, pension, bed & breakfast
Tabel 2 Horecacategorieën
Het gebiedsgerichte beleid is voornamelijk gericht op de horecacategorieën A tot en met F. Voor deze categorieën wordt aangegeven waar ze mogen worden gevestigd en kunnen maxima gelden. Onbeperkt toegestaan Voor de categorieën D2, G en I geldt dat ze onbeperkt worden toegestaan in de gehele stad. De enige beperking voor deze bedrijven zijn van ruimtelijke aard (bestemmingsplan). Categorie H-bedrijven, coffeeshops, zijn voor de volledigheid genoemd in bovenstaande tabel, maar worden verder niet genoemd in het gebiedsgerichte beleid. Voor de nadere regels over locaties en het maximumaantal toe te staan coffeeshops wordt verwezen naar het coffeeshopbeleid.
28
3.3.3 Uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid Het gebiedsgerichte beleid geeft regels voor de vestiging en overname van horecabedrijven en horecafuncties. 13 In grote lijnen is het een voortzetting van het gebiedsgerichte beleid in de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012. De wijzigingen ten opzichte van het vorige gebiedsgerichte beleid staan in bijlage 3 van deze nota. De vorm van het gebiedsgerichte beleid is wel gewijzigd. Waar in de vorige nota werd aangegeven waar nieuwe horecabedrijven zijn toegestaan, geeft het huidige gebiedsgerichte beleid in bijlage 1 het maximumaantal toegestane horecabedrijven op een locatie. Ter illustratie: indien in een straat in de categorie ‘beperkt’ staat dat er vier horecabedrijven uit categorie B zijn toegestaan, betekent dit dat op enig moment in de gehele straat er maar vier categorie B-bedrijven mogen zijn gevestigd. Voor alle in de tabel in bijlage 1 genoemde straten geldt dat er momenteel minder horecabedrijven zijn gevestigd, dan er op basis van de tabel is toegestaan. Er is dus nog ruimte voor uitbreiding. Voor straten die niet in de tabel zijn genoemd, geldt dat alleen ongewijzigde overname is toegestaan (zie ook punt 2 hieronder). Het gebiedsgerichte beleid is visueel weergegeven op de kaarten in bijlage 2. Mochten de kaarten onverhoopt afwijken van hetgeen in de tabel is vermeld, dan geldt het gebiedsgerichte beleid dat is weergegeven in de tabel in bijlage 1. Het gebiedsgerichte beleid steunt op de volgende uitgangspunten. 1. Ongewijzigde overname is in principe overal toegestaan Onder ongewijzigde overname wordt verstaan de overgang van een horecabedrijf van de huidige exploitant op een nieuwe exploitant, waarbij de exploitatiewijze niet wordt gewijzigd: de horecacategorie blijft hetzelfde, het eventuele terras blijft ongewijzigd, et cetera. Indien de openbare orde, de veiligheid en de woon- en leefsituatie zich er niet tegen verzetten, kan voor de nieuwe exploitatie op ondergeschikte punten worden afgeweken van de oude exploitatie. Te denken valt aan een afwijkend terras of een grotere oppervlakte van het horecabedrijf. Ongewijzigde overname van horecabedrijven is, tenzij de openbare orde, veiligheid en de woon- en leefsituatie zich daartegen verzetten, op alle locaties in Schiedam toegestaan. In dat geval kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld aan de exploitatievergunning van de nieuwe exploitant. 2. Nieuwe vestiging is beperkt toegestaan De tabel in bijlage 1 bevat niet alle straten in Schiedam. Nieuwe vestiging en gewijzigde overname van horecabedrijven is alleen toegestaan in de straten die in de tabel in bijlage 1 worden genoemd, voor zover het maximumaantal bedrijven in een straat nog niet is bereikt. Onder nieuwe vestiging wordt verstaan de vestiging van een horecabedrijf op een plek waar voorheen geen horecabedrijf was gevestigd en een wijziging van horecacategorie. Dit laatste kan zowel door de huidige exploitant gebeuren als door een nieuwe exploitant in geval van een gewijzigde overname. Voor panden waarin een horecabedrijf gevestigd is, dat daarna een andere bestemming krijgt (bijvoorbeeld wonen of detailhandel), geldt dat er in de toekomst alleen opnieuw een horecabedrijf in gevestigd mag worden, indien de straat is genoemd in de tabel in bijlage 1. Anders gezegd: indien een horecapand van bestemming wijzigt, wordt het vestigen van een horecabedrijf in het pand in de toekomst beschouwd als nieuwe vestiging.
13
Zie voor het onderscheid tussen horecabedrijven en horecafunctie paragraaf 3.1.
29
3. Ruimte voor tijdelijke initiatieven In geval van tijdelijke initiatieven met een maximumduur van zes maanden kan worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid indien het initiatief de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde en veiligheid niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.14 Voor horeca waarbij moet worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid is altijd een exploitatievergunning nodig. Voor tijdelijke horecabedrijven die geen exploitatievergunning behoeven, geldt dat zij alleen gevestigd mogen worden op plekken waar het gebiedsgerichte beleid dit toestaat. Indien het gebiedsgerichte beleid dit niet toestaat, zal een exploitatievergunning moeten worden aangevraagd met het verzoek af te wijken van het gebiedsgerichte beleid. 4. Herbestemming van monumentale en karakteristieke panden voor horeca is wenselijk Herbestemming van monumentale en karakteristieke panden voor horecadoeleinden is een wenselijke ontwikkeling, waarvoor van het gebiedsgerichte beleid kan worden afgeweken. Voorwaarde is wel dat dit de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde en veiligheid niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt. Onder monumentale panden worden monumenten verstaan in de zin van de Monumentenwet 1988 en monumenten in de zin van de Erfgoedverordening Schiedam 2010. Daarnaast is er een categorie gebouwen die niet aan te merken is als monumentaal pand, maar die wel van toegevoegde waarde is voor Schiedam. Daarom kan ook voor karakteristieke panden worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid. Het gaat dan om panden die vanwege hun architectuur en/of structuur kenmerkend zijn voor de Schiedamse historie en aantoonbaar een meerwaarde vormen voor de stedenbouwkundige situering. Advisering door de Monumentencommissie is doorslaggevend bij de bepaling of er sprake is van een karakteristiek pand. 5. Het is mogelijk om af te wijken van het gebiedsgerichte beleid Naast de in deze nota genoemde situaties, kan er ook in andere gevallen van het gebiedsgerichte beleid worden afgeweken, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dit kan in ieder geval indien afwijking van het beleid bijdraagt aan een verbetering van de openbare ruimte, de openbare orde, de locale economie of de ruimtelijke ordening. Tevens kan worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid indien toepassing ervan leidt tot een disproportioneel nadeel van een betrokkene (een horeca-exploitant, een omwonende of een andere belanghebbende). Ten tijde van het schrijven van deze nota zijn er op diverse locaties die niet worden genoemd in de tabel in bijlage 1 plannen om horecabedrijven te vestigen. Deze plannen hebben een toegevoegde waarde op de betreffende locatie, maar zijn nog niet (volledig) gerealiseerd. Om deze reden en het feit dat het niet gewenst is om op die locaties meer horeca toe te staan, zijn zij niet opgenomen in de tabel in bijlage 1. Het betreft de volgende horeca:
Rotterdamsedijk 54c – dag- en avondhoreca in het Waterpompstation (horecacategorie B, C, D en/of E); Hoek Vlaardingerdijk/Karel Doormanweg – fastfoodrestaurant (horecacategorie C/E); Nieuwe Damlaan 5 (Margriethal) – eetcafé in plaats van sportondersteunende horeca (horecacategorie B/C) ; Schieveste – alle vormen van horeca met uitzondering van coffeeshops (horecacategorie H); Gebied langs A4 – horeca ter ondersteuning van sport- en recreatieverenigingen en –stichtingen (horecacategorie G)
14
Voor een nadere invulling van deze begrippen wordt aangesloten bij de weigeringsgronden voor een exploitatievergunning die zijn genoemd in artikel 2:28a, tweede lid, van de APV.
30
In geval de horecaplannen op deze locaties worden gerealiseerd, zal dit in beginsel worden toegestaan. Slechts als de plannen leiden tot een ontoelaatbare aantasting van de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefomgeving, zullen ze niet of in een afwijkende vorm worden toegestaan. 6. Zwaarte categorieën A tot en met D Voor de horecacategorieën A tot en met D geldt dat zij aflopen in zwaarte: categorie A is de zwaarste categorie, D de lichtste categorie. Voor bestaande bedrijven en functies geldt dat waar een zwaardere categorie horeca is toegestaan, een lichtere categorie eveneens is toegestaan. Ter illustratie: op de locatie waar een bar (categorie B) mag worden gevestigd, mag ook een lunchroom worden gevestigd (categorie D).
31
4.
Vergunningen, ontheffingen en meldingen
In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke toestemmingen horecabedrijven nodig hebben om een horecabedrijf te exploiteren, alcoholhoudende dranken te schenken, later geopend te zijn, meer geluid te maken en kansspelautomaten aanwezig te hebben. Hierbij wordt aandacht besteed aan het proces van aanvragen en melden, maar ook aan het wijzigen en intrekken van vergunningen. Opgemerkt wordt dat de burgemeester te allen tijde kan afwijken van het gestelde in dit hoofdstuk, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Paragraaf 4.1 beschrijft de algemene procedure voor het aanvragen van een vergunning en ontheffing. In paragraaf 4.2 en verder wordt per vergunning, ontheffing en melding de bijzonderheden beschreven van een aanvraag. Het intrekken van een vergunning als sanctie voor een overtreding komt aan de orde in het hoofdstuk handhaving (hoofdstuk 5).
4.1
Het proces van aanvragen en melden
Wanneer een exploitant een horecabedrijf wil openen of iets wil wijzigen in de bestaande exploitatie is daarvoor vaak toestemming van de gemeente nodig in de vorm van een vergunning, ontheffing of melding. Het is in dat geval verstandig om eerst advies bij de gemeente te vragen voordat wijzigingen worden doorgevoerd. Op basis van het verhaal van de exploitant adviseren medewerkers van de gemeente om al dan niet een vergunning of ontheffing aan te vragen, dan wel een melding te doen van de gewenste activiteit. 4.1.1 Indiening van de aanvraag Aanvraag- en meldingsformulieren zijn te verkrijgen bij het Omgevingsloket van de gemeente en op de gemeentelijke website. Vooralsnog moeten formulieren op papier worden ingevuld, in de toekomst komt hier verandering in. Het aanvraag- en meldingsproces wordt steeds verder gedigitaliseerd, waarbij de mogelijkheid om aanvragen op papier in te dienen blijft bestaan. Intakegesprek Als een horeca-exploitant een vergunning of ontheffing aanvraagt, wordt hij vrijwel altijd uitgenodigd voor een intakegesprek. Eenvoudige aanvragen (bijvoorbeeld een aanvraag om het bijschrijven van een houder of leidinggevende) kunnen ook per post of per e-mail worden ingediend. Wanneer de aanvraag niet compleet is of er onduidelijkheden zijn, wordt contact opgenomen met de aanvrager en besloten of er alsnog een gesprek moet plaatsvinden. Tijdens het intakegesprek wordt het ingevulde aanvraagformulier samen met de exploitant doorgenomen en waar nodig aangevuld. Ook wordt gekeken of alle voor de aanvraag benodigde bijlagen (zie bijlage 4) aanwezig zijn. Als de aanvraag compleet is, worden het formulier en de bijlagen ingenomen door de behandelende medewerker. 4.1.2 Behandeling van de aanvraag Een aanvraag die compleet is bevonden, wordt vervolgens in behandeling genomen. Advisering Bij de beoordeling van aanvragen kan advies worden ingewonnen bij gemeentelijke en externe partijen. Vrijwel altijd wordt advies gevraagd aan de politie over het levensgedrag van (beoogde) exploitanten, houders en leidinggevenden. Ook kan advies worden gevraagd aan andere partijen
33
over bijvoorbeeld de verkeerssituatie en de woon- en leefsituatie. Per aanvraag wordt beoordeeld aan welke partijen advies moet worden gevraagd om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. BIBOB Tevens kan voor de aanvraag om een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning advies worden gevraagd aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB). In de toekomst wordt deze mogelijkheid waarschijnlijk uitgebreid naar alle gemeentelijke vergunningen. Indien op grond van de aanvraag en de daarbij ingediende informatie het vermoeden bestaat dat er een risico is dat door verlening van de exploitatievergunning criminele activiteiten worden gefaciliteerd, kan de burgemeester de aanvrager verzoeken een zogeheten BIBOB-formulier in te vullen. Met dit formulier wordt nadere informatie gevraagd over bijvoorbeeld financiering en exploitatie van het horecabedrijf en achtergronden van betrokkenen. Indien de informatie uit het formulier de twijfels niet heeft weggenomen, kan de burgemeester het Bureau BIBOB verzoeken de achtergronden van de aanvrager en andere belanghebbenden bij het horecabedrijf te toetsen en aan hem advies hierover uit te brengen. De burgemeester stemt uiteindelijk met het Bureau af of daadwerkelijk een adviesverzoek wordt ingediend naar aanleiding van het ingevulde BIBOBformulier. Zowel voor het toetsen van het BIBOB-formulier door de gemeente als voor de advisering door Bureau BIBOB worden leges in rekening gebracht bij de horeca-exploitant. Ter inzagelegging en zienswijzen Van bepaalde vergunningen wordt een concept ter inzage gelegd voordat de vergunning wordt verleend. Belanghebbenden kunnen dan hun zienswijze uiten op het voorgenomen besluit. Te denken valt aan omwonenden of andere (horeca)bedrijven. Ingediende zienswijzen worden meegenomen in het definitieve besluit op de aanvraag. In onderstaande paragrafen wordt expliciet aangegeven voor welke aanvragen de inzageprocedure wordt gevolgd en hoe die eruit ziet. 4.1.3 Beslistermijnen De beslistermijn voor de alle in dit hoofdstuk genoemde vergunningen en ontheffingen is acht weken, gerekend vanaf het moment dat een aanvraag is ingediend. Als blijkt dat niet binnen deze termijn op een aanvraag kan worden beslist, wordt de termijn verlengd. Voor meldingen van incidentele festiviteiten geldt een afwijkende termijn, namelijk maximaal twee werkdagen voorafgaand aan de festiviteit. Hierbij geldt dat niet-feestdagen, waarop de gemeente wel is gesloten (bijvoorbeeld brugdagen) niet gelden als werkdagen. Deze termijn kan niet worden verlengd. Daarnaast gelden andere termijnen voor aanvragen waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is (voor paracommerciële drank- en horecavergunningen). De beslistermijn is dan zes maanden en kan alleen binnen de eerste acht weken verlengd worden. Als een aanvraag niet compleet is, bijvoorbeeld omdat een aanvraagformulier niet volledig is ingevuld of als er bijlagen ontbreken, wordt de beslistermijn opgeschort. Dit betekent dat de beslistermijn gedurende deze periode niet doorloopt. De opschortingstermijn is standaard twee weken, maar kan worden langer of korter zijn als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. De termijn loopt af op het moment dat de gevraagde gegevens worden ingediend of als de opschortingstermijn ongebruikt is verlopen. In het laatste geval kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Als niet binnen de beslistermijn op een aanvraag wordt beslist en de termijn niet tijdig is verlengd, kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen. Dit betekent dat hij de gemeente schriftelijk 34
meedeelt dat er nog geen besluit is genomen. Ingebrekestelling kan pas nadat de beslistermijn is verlopen. De gemeente heeft vervolgens nog twee weken om een besluit te nemen, gerekend van de dag na ontvangst van de ingebrekestelling. Als de gemeente na deze twee weken nog geen besluit heeft genomen, dan verbeurt de gemeente iedere dag dat er nog geen besluit is, een dwangsom. Deze dwangsom moet aan de aanvrager worden betaald.15 Naast de dwangsomprocedure vanwege het niet tijdig beslissen kan ook beroep worden ingesteld bij de rechtbank Rotterdam. Net als bij de dwangsomprocedure moet de gemeente eerst twee weken in de gelegenheid worden gesteld om alsnog een besluit te nemen. 16 4.1.4 Vergunnings- en ontheffingsvoorschriften Naast de voorschriften uit de APV of landelijke wetgeving, kan de burgemeester aanvullende eisen stellen aan horecaondernemers. Dit gebeurt door middel van het verbinden van voorschriften aan de vergunning of ontheffing. In bijlage 5 worden per vergunning de standaardvoorschriften genoemd. Deze voorwaarden worden aan alle vergunningen verbonden. In aanvulling daarop kan de burgemeester wanneer dit nodig is altijd aanvullende, bijzondere voorschriften verbinden aan individuele vergunningen. 4.1.5 Intrekken of wijzigen van de vergunning of ontheffing Het recht dat een vergunning of ontheffing geeft, is niet onbeperkt. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor de burgemeester een vergunning of ontheffing intrekt of wijzigt. Ook kan het zijn dat de werkelijke situatie niet (meer) overeenkomt met de vergunde situatie. Omdat het voor het toezicht op de horeca belangrijk is dat de gemeente op de hoogte is van de actuele situatie moeten horecabedrijven wijzigingen doorgeven aan de gemeente. Indien zij dit niet doen, worden ze hierop aangesproken. In de meeste gevallen krijgen zij alsnog de gelegenheid om wijzigingen door te geven en (wijziging van) hun vergunning of ontheffing aan te vragen. Pas als dit niet gebeurt of als de afwijking te ernstig is, zal de burgemeester de vergunning of ontheffing wijzigen of intrekken. Wanneer de burgemeester voornemens is om een vergunning in te trekken of ten nadele van de exploitant te wijzigen, zal de exploitant altijd in de gelegenheid worden gesteld hierop een zienswijze in te dienen (te reageren). De zienswijze van de exploitant wordt dan meegewogen in het besluit om de vergunning al dan niet te wijzigen of in te trekken.17 In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheid om vergunningen of ontheffingen in te trekken of te wijzigen. 4.1.6 Bezwaar en voorlopige voorziening Iedere belanghebbende kan bezwaar maken tegen een verleende vergunning. Dit kan ook tegen het weigeren van een vergunningaanvraag en het intrekken of (gedeeltelijk) wijzigen van een bestaande vergunning. Indien niet tijdig op een bezwaar wordt beslist of de termijn niet tijdig wordt verlengd, kan de bezwaarmaker de gemeente in gebreke stellen of beroep instellen bij de rechtbank. Zie voor een gedetailleerdere beschrijving paragraaf 4.1.3. Een belanghebbende kan een omwonende zijn die het niet eens is met de verlening van de vergunning, maar ook de horeca-exploitant zelf die het niet eens is met de voorschriften in de vergunning. Het bezwaar kan worden ingediend bij de burgemeester. In spoedeisende gevallen kan, naast het indienen van een bezwaar, ook een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de
15
Zie par. 4.1.3.2 van de Awb Zie afdeling 8.2.4a van de Awb 17 Zie artikel 4:8 van de Awb 16
35
voorzieningenrechter. Deze rechter kan besluiten om bijvoorbeeld een vergunningen (gedeeltelijk) op de schorten totdat op het bezwaar is beslist. In een enkel geval kan de fase van bezwaar worden overgeslagen en direct beroep worden aangetekend tegen een besluit. Dit is het geval als de vergunning is verleend met gebruikmaking van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook in dit geval kan daarnaast een voorlopige voorziening worden gevraagd.
4.2
Exploitatievergunning
Om een horecabedrijf te mogen exploiteren is in veel gevallen een exploitatievergunning vereist. Artikel 2:28 van de APV bepaalt namelijk dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren. 4.2.1 Vergunningvrije horecabedrijven Niet alle horecabedrijven hebben echter een exploitatievergunning nodig. Categorieën horecabedrijven die zijn genoemd in artikel 2:28b van de APV zijn vrijgesteld van deze vergunningplicht. Reden is dat voor deze categorieën horecabedrijven de risico’s voor openbare orde en veiligheid beperkt zijn. De bescherming van de openbare orde en veiligheid weegt niet op tegen de lasten die de aanvraag van een exploitatievergunning met zich meebrengt. Vergunningvrije horecabedrijven zijn wel gebonden aan het gebiedsgerichte beleid uit hoofdstuk 3 van deze nota en hoofdstuk 2, afdeling 8 van de APV. Dit beleid heeft als doel het beschermen van de woon- en leefsituatie en ook vergunningvrije horecabedrijven hebben invloed op de woon- en leefomgeving. Niet iedere locatie is geschikt voor ieder bedrijf. 4.2.2 Aanvraag exploitatievergunning De aanvraag om (wijziging van) een exploitatievergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. Aanvragen voor de vestiging van een nieuw horecabedrijf en aanvragen voor de overname van een bestaand horecabedrijf waarbij er wijzigingen in de exploitatie optreden (gewijzigde overname), wordt twee weken ter inzage gelegd. Voor een gewijzigde overname geldt de terinzagelegging alleen als de wijzigingen merkbaar zijn voor de omgeving, bijvoorbeeld doordat het nieuwe bedrijf andere activiteiten heeft dan het oude. Als het bijvoorbeeld gaat om de wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, wordt de aanvraag niet ter inzage gelegd. De terinzagelegging voor deze vergunningen is geen wettelijk vereiste en vloeit voort uit de wens om belanghebbenden tijdig te informeren over ontwikkelingen in de buurt. De voorschriften uit de Awb voor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zijn dus niet van toepassing. Indien een belanghebbende het niet eens is met de vergunning moet daarom eerst bezwaar worden gemaakt en kan er niet direct beroep worden ingesteld. Een tweede afwijking van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is dat er geen conceptbesluit ter inzage gelegd, maar alleen de aanvraag met bijbehorende stukken. Reden hiervoor is dat de aanvraag op deze wijze sneller kan worden afgehandeld.
36
OPTIE 1 Akoestisch onderzoek Bij de aanvraag om een exploitatievergunning dient de aanvullende informatie te worden ingediend, die in bijlage 4 wordt genoemd. Eén van deze eisen is nieuw ten opzichte van de vorige beleidsperiode: het akoestisch onderzoek voor horecabedrijven waarvan de activiteiten zeer regelmatig het niveau van achtergrondmuziek te boven gaan. Concreet gaat het om bedrijven die meer dan vijf keer per jaar live muziek (versterkt en onversterkt) ten gehore willen brengen. Bedrijven die maximaal vijf keer per jaar live muziek ten gehore brengen, kunnen volstaan met het melden van een incidentele festiviteit (zie par. 4.5). Te denken valt aan muziekcafés en discotheken. Reden voor het stellen van een akoestisch onderzoek als indieningsvereiste is dat exploitatie van dergelijke horecabedrijven de woon- en leefsituatie gemakkelijk op ontoelaatbare wijze nadelig kunnen beïnvloeden.1 Het is daarom van belang om na te gaan of het beoogde horecapand geschikt is voor deze geluidsbelastende activiteiten. Hiertoe dient de aanvrager een akoestisch onderzoek uit te laten voeren van het pand en dit rapport bij de aanvraag om een exploitatievergunning in te dienen. Deze eis geldt niet als de gemeente of de DCMR reeds in het bezit zijn van een akoestisch onderzoek voor een pand en er sindsdien geen wijzigingen zijn aangebracht aan het pand die van invloed zijn op de geluidisolatie ervan. Op grond van het akoestisch onderzoek wordt beoordeeld of het pand geschikt is voor de voorgenomen exploitatie of dat er aanpassingen moeten worden gemaakt. In het laatste geval kan de DCMR namens het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) maatwerkvoorschriften opleggen. De burgemeester kan in dat geval voorwaarden verbinden aan de exploitatievergunning of, in een uiterst geval, de aanvraag om een exploitatievergunning weigeren. Aanvankelijk zal de verplichting tot het indienen van een akoestisch onderzoek alleen gelden voor een vergunningaanvraag vanwege het overnemen of nieuw vestigen van een horecabedrijf. Met ingang van 1 juli 2016 zullen echter ook bestaande horecabedrijven waarvan de activiteiten het niveau van achtergrond geluid te boven gaan, een akoestisch onderzoek moeten indienen bij hun eerstvolgende vergunningaanvraag. De groep horecabedrijven die te maken krijgt met deze indieningseis is bovendien klein. Horecabedrijven die af en toe versterkte muziek spelen, kunnen hiervoor namelijk een incidentele festiviteit aanvragen en hoeven geen akoestisch onderzoek uit te laten voeren. OPTIE 2 Het akoestisch onderzoek wordt geen indieningsvereiste. Het staat een exploitant van een horecabedrijf dat zeer regelmatig meer geluid zal produceren dan achtergrondmuziek natuurlijk vrij om vooraf zelf een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren, maar dit zal geen indieningsvereiste worden voor de exploitatievergunning. In tegenstelling tot optie 1 zal het tegengaan van geluidsoverlast worden bereikt door middel van handhaving. In een dergelijk handhavingstraject zal dan van het horecabedrijf worden geëist dat het alsnog een akoestisch onderzoek uitvoert. Dit gebeurt dan echter niet op basis van de APV, maar van de Wet milieubeheer.
37
Beperking sluitingstijden categorie C-bedrijven Horecabedrijven die primair zijn gericht op verstrekking van driecomponentenmaaltijden (categorie C-bedrijven) zijn vaak gevestigd in rustiger straten en gebieden van de stad. Hiermee is ook rekening gehouden bij het opstellen van het gebiedsgerichte beleid (zie tabel 1). Met de verruiming van de openingstijden op vrijdag en zaterdag in het Centrum hebben ook deze horecabedrijven de gelegenheid om tot 03.00 uur geopend te zijn. Omdat dit vanuit het oogpunt van de woon- en leefsituatie niet wenselijk is, wordt aan iedere bestaande en nieuwe exploitatievergunning voor categorie C-bedrijven de voorwaarde verbonden dat zij tot 01.00 uur geopend mogen zijn. In de praktijk zijn categorie C-bedrijven vaak om dit tijdstip al gesloten, dus de verwachting is dat dit geen onredelijke beperking is. In geval een categorie C-bedrijf gecombineerd wordt met een zwaardere functie, bijvoorbeeld categorie B (gericht op drankverstrekking) of E (snackverstrekkers), dan geldt deze beperking niet. Eetcafés kunnen dus gebruik maken van de volledige openingstijden uit de APV. Er geldt geen beperking van de sluitingstijden voor bedrijven die primair gericht zijn op de verstrekking van kleinere etenswaren (categorie E, snackverstrekkers). De clientèle van deze bedrijven overlapt voor een aanzienlijk deel met die van de drankverstrekkers en halen daar ook deels hun omzet vandaan. Bovendien is in het gebiedsgerichte beleid rekening gehouden met de locatie van categorie E-bedrijven en zijn zij minder vaak gelegen in rustige gebieden dan categorie Cbedrijven. 4.2.3 Wijzigen, intrekken en van rechtswege vervallen van een exploitatievergunning Een bestaande exploitatievergunning kan worden gewijzigd, ingetrokken of van rechtswege vervallen als de in artikel 1:6 en artikel 2:28d genoemde administratieve wijzigingen zich voordoen. Het wijzigen en intrekken van de vergunning is de bevoegdheid van de burgemeester. Bij het van rechtswege vervallen van een exploitatievergunning hoeft de burgemeester geen besluit te nemen om de exploitatievergunning in te trekken, maar vervalt de vergunning automatisch als de betreffende situatie zich voordoet. Dit is dan ook niet meer terug te draaien. In de vorige beleidsperiode leidden veel administratieve wijzigingen tot het van rechtswege vervallen van de exploitatievergunning. In de praktijk bleek echter behoefte aan een gedifferentieerder aanpak. Daarom is de APV aangepast en heeft de burgemeester in vrijwel alle situaties waarin voorheen de vergunning van rechtswege verviel, nu de bevoegdheid om te besluiten of de vergunning al dan niet direct wordt ingetrokken. In één geval vervalt de vergunning nog van rechtswege, namelijk als alle exploitanten die op de vergunning staan niet meer als zodanig werkzaam zijn in het horecabedrijf. Dit zal zich met name voordoen als een bestaand horecabedrijf wordt overgenomen. De nieuwe exploitant kan dan niet volstaan met een wijziging van de bestaande vergunning, maar zal een nieuwe exploitatievergunning moeten aanvragen. In bijlage 6 is aangegeven hoe de gemeente omgaat met administratieve wijzigingen, indien geconstateerd wordt dat de huidige exploitatievergunning niet meer klopt. Dit neemt niet weg dat een horeca-exploitant verplicht is wijzigingen bij de gemeente te melden en een gewijzigde vergunning aan te vragen voordat de wijzigingen worden doorgevoerd. Naast de in bijlage 6 genoemde gevallen heeft de burgemeester ook altijd de mogelijkheid om de vergunning te wijzigen of in te trekken als dit nodig is om de openbare orde, veiligheid en woon- en leefsituatie te beschermen.
38
4.3
Drank- en horecavergunning
Voor het schenken van alcoholhoudende dranken dienen horecabedrijven in het bezit te zijn van een drank- en horecavergunning. Op grond van artikel 3 van de DHW is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf uit te oefenen. Dit geldt zowel voor commerciële als niet-commerciële inrichtingen. 4.3.1 Paracommerciële inrichtingen Voor niet-commerciële inrichtingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard gelden minder strenge eisen voor het exploiteren van horeca dan voor commerciële inrichtingen. Zo zijn de eisen ten aanzien van leidinggevenden voor deze paracommerciële inrichtingen anders dan voor reguliere horeca-bedrijven. Een paracommerciële vergunning kan alleen worden verleend aan hierboven bedoelde inrichtingen als zij geen naamloze vennootschap (NV) of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV) zijn. Ter voorkoming van oneerlijke concurrentie met commerciële horecabedrijven werden in het verleden voorwaarden verbonden aan de drank- en horecavergunning voor paracommerciële inrichtingen. Met ingang van 1 januari 2013 verplicht de DHW gemeenten om deze onderwerpen uiterlijk op 1 januari 2014 in de APV te hebben geregeld. Het betreft de volgende onderwerpen:
de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt; in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen; in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.
In de loop van 2013 zal de APV op dit punt worden aangepast en wordt het beleid ten aanzien van paracommercie verder ingevuld. Tot die tijd gelden de voorwaarden zoals ze in de paracommerciële drank- en horecavergunningen zijn opgenomen. 4.3.2 Aanvraag drank- en horecavergunning De aanvraag om (wijziging van) een drank- en horecavergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. In bijlage 4 is aangegeven welke informatie samen met de aanvraag moet worden ingediend. Hierbij geldt dat alleen op de aanvraag van een paracommerciële inrichting de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is. Dit betekent dat de conceptvergunning samen met relevante stukken zes weken ter inzage wordt gelegd en dat de beslistermijn langer is dan voor andere vergunningen, te weten zes maanden. Deze termijn kan verlengd worden mits dit binnen acht weken na indiening van de aanvraag aan de aanvrager is gemeld.18 4.3.3 Intrekken en van rechtswege vervallen drank- en horecavergunning De DHW biedt in de artikelen 31, 32 en 33 gronden om drank- en horecavergunningen van horecagelegenheden in te trekken indien er sprake is van een administratieve afwijking. Met uitzondering van één situatie is de burgemeester al deze gevallen verplicht de vergunning in te trekken indien de wijziging niet binnen een maand is gemeld bij de burgemeester. Hij heeft dus geen bevoegdheid om af te zien van intrekking. Alleen wanneer binnen een periode van twee jaar ten minste driemaal een verzoek tot bijschrijving van een leidinggevende op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning is geweigerd, heeft de burgemeester een eigen beoordelingsbevoegdheid. Hij kan de vergunning schorsen of intrekken. Dit 18
Zie afdeling 3.4 van de Awb
39
om misbruik te voorkomen van de mogelijkheid om leidinggevenden alvast te laten beginnen terwijl de aanvraag om bijschrijving nog loopt. In bijlage 6 is opgenomen hoe hiermee in Schiedam wordt omgegaan.
4.4
Ontheffing van de openings- en sluitingstijden
Artikel 2:29 van de APV geeft de tijden waarop horecabedrijven geopend mogen zijn en de mogelijkheden voor de burgemeester om hiervan ontheffing te verlenen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen horecabedrijven in het Centrum en horecabedrijven op overige locaties. In deze paragraaf worden de voornaamste wijzigingen ten aanzien van openings- en sluitingstijden (par. 4.3.1, 4.3.2 en 4.3.5) en de regels voor ontheffingen en meldingen beschreven (par. 4.3.3 en 4.3.4). Naast de in deze paragraaf genoemde ontheffingen kan de burgemeester altijd besluiten om andere redenen ontheffing te verlenen van de openings- en sluitingstijden. Te denken valt aan een permanente ontheffing voor horecabedrijven die eerder dan 07:00 uur geopend willen zijn, omdat dit van belang is voor hun bedrijfsvoering. 4.4.1 Standaardisering van openings- en sluitingstijden Tot nu toe werden in exploitatievergunningen openings- en sluitingstijden voor horecabedrijven opgenomen. Vrijwel altijd werden de tijden overgenomen die de aanvrager in het aanvraagformulier had vermeld. Het gevolg was dat horecabedrijven een ontheffing moesten aanvragen indien zij een keer langer open waren dan in de vergunning was toegestaan, terwijl de gewenste sluitingstijd wel binnen de in de APV genoemde tijden viel. Daarom worden er nu slechts bij uitzondering openings- en sluitingstijden in de exploitatievergunning opgenomen. In de volgende gevallen worden in de exploitatievergunning nog wel afwijkende openings- en sluitingstijden opgenomen: voor categorieën bedrijven die in de APV worden genoemd (zie paragraaf 4.2.2); voor individuele bedrijven om redenen van openbare orde en veiligheid en bescherming van de woon- en leefomgeving. Indien er geen openingstijden in de exploitatievergunning zijn vermeld, mogen bedrijven gedurende het volledige in de APV genoemde tijdsvak geopend zijn. Sluitingstijden bij overgang zomertijd en wintertijd Nog een opmerking over sluitingstijden bij de overgangen tussen zomertijd en wintertijd. In de praktijk bleek hierover onduidelijkheid te bestaan. Daarom wordt in deze nota aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan. De regel is dat de nieuwe tijd wordt aangehouden. Dus bij de overgang van wintertijd naar zomertijd (eind maart) wordt de zomertijd aangehouden. Dit betekent dat horecaondernemers feitelijk een uur verliezen. In het najaar (eind oktober) wordt dit echter gecompenseerd, omdat bij de overgang van zomertijd naar wintertijd, de wintertijd wordt aangehouden. In dat weekend hebben zij een uur extra om geopend te blijven. 4.4.2 Verruimde sluitingstijden voor Centrum Bedrijven in het Centrum mogen langer geopend zijn dan horecabedrijven buiten deze gebieden. Gebieden buiten het Centrum zijn voornamelijk woongebieden, waar beperktere openings- en sluitingstijden gepast zijn. Hetzelfde geldt voor de terrastijden, waarbij ook onderscheid wordt gemaakt naar de locatie van een horecabedrijf.
40
Ten opzichte van de vorige beleidsperiode zijn de sluitingstijden in het Centrum op vrijdag en zaterdag met een uur verruimd, van 02.00 tot 03.00 uur. Deze verruiming van de sluitingstijden is onder meer ingegeven door de wens om het aantal ontheffingen terug te brengen en zo meer eenheid te brengen in de sluitingstijden. Dit maakt toezicht en handhaving makkelijker (er zijn minder uitzonderingen om rekening mee te houden) en creëert ook een gelijk speelveld voor horecaondernemers. Door de sluitingstijden voor het Centrum te verruimen, zal er naar verwachting minder vaak behoefte bestaan aan een ontheffing van de sluitingstijden. Het aantal ontheffingsmogelijkheden zal dan ook worden beperkt. Deze beperking geldt ook voor de horecabedrijven buiten het Centrum. 4.4.3 Afkoeluur Enige jaren geleden is bij wijze van proef het afkoeluur ingevoerd. Horecabedrijven in het Centrum mochten sindsdien na het in de APV vermelde sluitingsuur een uur langer geopend blijven, om een geleidelijke uitstroom van bezoekers te realiseren en daarmee overlast voor de omgeving te voorkomen. Het afkoeluur bleek een succes en is definitief geworden. Het afkoeluur blijft gehandhaafd en bedraagt één uur, gerekend vanaf het in de APV vermelde sluitingsuur. Aan het gebruik van het afkoeluur zijn de volgende voorwaarden verbonden:
het afkoeluur geldt alleen voor horecabedrijven in het Centrum; het afkoeluur geldt alleen voor horecabedrijven in het bezit van een drank- en horecavergunning; er is geen muziek; de hoofdverlichting is aan; er worden geen consumpties meer geserveerd. Alleen consumpties die zijn verstrekt voor het sluitingsuur dat in de APV is vermeld, mogen nog worden genuttigd; het afkoeluur geldt niet voor bedrijven met een nachtontheffing of waarvoor in de exploitatievergunning afwijkende openings- en sluitingstijden zijn vastgesteld.19
Na afloop van het afkoeluur mogen alleen nog activiteiten worden uitgevoerd in het kader van de sluiting van het horecabedrijf. Hieronder vallen in ieder geval schoonmaakwerkzaamheden, opruimwerkzaamheden en administratieve handelingen ter afsluiting van de dag, zoals het tellen van de kassa. Proef Het afkoeluur zoals dit hierboven is beschreven is een ‘koud’ afkoeluur: er mag geen muziek meer spelen, hoofdverlichting moet aan zijn en er mogen geen consumpties meer geserveerd worden. Dit alles zorgt ervoor dat klanten toch redelijk snel een bedrijf verlaten, terwijl het juist de bedoeling is dat de uitloop gespreid wordt. Daarom zal vanaf 1 augustus tot en met 31 december 2013 in het gehele Centrum een proef worden gehouden met een ‘warm’ afkoeluur. Dit houdt in dat er na de sluitingstijd geen nieuwe gasten mogen worden binnengelaten, maar dat de exploitatie verder wel gewoon door mag gaan. De achtergrondmuziek mag aanblijven, de lichten mogen gedimd worden en er mag doorgeschonken worden. De overige, hierboven genoemde voorwaarden blijven van kracht.
19
Zie ook paragraaf 4.3.1: in de exploitatievergunning worden alleen nog openings- en sluitingstijden opgenomen indien de omstandigheden aanleiding geven tot afwijking van de in de APV genoemde tijden. Omdat dit een beperkt aantal horecabedrijven betreft, is het niet nodig de uitstroom van bezoekers door middel van een afkoeluur te spreiden.
41
Omdat uit de evaluatie van de vorige horecanota naar voren kwam dat er behoefte is aan een afkoeluur in het Stationsgebied (Stationsplein en de Singel tot aan de Overschiese Dwarsstraat), zal de proef van het warme afkoeluur ook in dit gebied worden uitgevoerd. Na 31 december 2013 zal geëvalueerd worden of het warme afkoeluur definitief kan worden ingevoerd en of het afkoeluur voortaan ook in het Stationsgebied kan gaan gelden. 4.4.4 Verlaat sluitingsuur horecabedrijf en terras Vanwege de redenen die in paragraaf 4.4.2 zijn vermeld, wordt het aantal malen dat een horecabedrijf later mag sluiten teruggebracht van tien naar vijf keer per kalenderjaar. Een horecabedrijf mag maximaal tweemaal per maand gebruik maken van de ontheffing van het sluitingsuur. De ontheffing geldt in beginsel alleen voor het horecabedrijf en niet voor het terras. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden wordt ook een ontheffing verleend voor het sluitingsuur van het terras. Niet gebruikte ontheffingsmogelijkheden vervallen aan het einde van het kalenderjaar. Aanvraag verlaat sluitingsuur De eerste maal dat een exploitant in een kalenderjaar een ontheffing van het sluitingsuur wenst, kan hij daartoe een aanvraag indienen. Hiervoor de aanvraagprocedure die in paragraaf 4.1 is beschreven gevolgd. Met één ontheffing kan een horecabedrijf vijfmaal per jaar langer geopend zijn. Iedere keer dat een exploitant het horecabedrijf langer geopend wil laten zijn, moet hij dit uiterlijk twee werkdagen tevoren melden bij de gemeente. De melding kan zowel schriftelijk als per e-mail worden gedaan. Voor meldingen per e-mail geldt dat een melding alleen kan worden gedaan vanaf het e-mailadres dat bij de ontheffingsaanvraag is vermeld. Dit om misbruik te voorkomen. De melding wordt vervolgens op een voor ieder toegankelijke pagina van de gemeentelijke website geplaatst, zodat ook omwonenden weten wanneer een horecabedrijf toestemming heeft om langer open te blijven. De mogelijkheid wordt onderzocht om de meldingsprocedure verder te digitaliseren. Het systeem met de stempelkaart vervalt. 4.4.5 Nachtontheffing Alleen horecabedrijven die zijn gelegen in een zogeheten horecaconcentratiegebied kunnen een nachtontheffing aanvragen. Dit is een permanente ontheffing van de sluitingstijden uit de APV. Geschiedenis In 2004 is de Koemarkt samen met het Land van Belofte aangewezen als horecaconcentratiegebied. Bij vaststelling van het horecabeleid 2008 – 2012 is het Land van Belofte als horecaconcentratiegebied vervallen, omdat er geen belangstelling was voor nachtontheffingen op deze locatie. In tegenstelling tot wat ooit de verwachting was bij de aanleg van het Land van Belofte, heeft er zich namelijk nauwelijks horeca op deze locatie gevestigd. De panden in de plint van het plein zijn ingevuld door dienstverlenende bedrijven, in de ruimtes erboven wordt gewoond. Het is daarom niet wenselijk dat hier opnieuw een horecaconcentratiegebied wordt gevestigd. De Koemarkt blijft daarom het enige horecaconcentratiegebied in Schiedam. In voorgaande beleidsperiode werden bestaande rechten werden echter wel gerespecteerd. Momenteel is er daarom nog één horecabedrijf buiten de Koemarkt dat een nachtontheffing heeft. Dit betreft de grillroom op Hoogstraat 146. Overgangsregeling grillroom In de voorgaande beleidsperiode is de grillroom van eigenaar gewisseld en is de nachtontheffing op de nieuwe eigenaar overgegaan. De Hoogstraat is gezien de winkelfunctie (die in de toekomst versterkt moet worden) en het woonkarakter geen geschikte locatie voor een bedrijf met een 42
nachtontheffing. De nachtontheffing moet daarom op termijn verdwijnen. De huidige nachtontheffing is nog geldig tot en met 30 juni 2015. Als voor deze datum de huidige eigenaar20 niet meer als zodanig functioneert, wordt de nachtontheffing eerder ingetrokken. Sluitingstijden nachtontheffing Tot en met de vorige beleidsperiode werden de sluitingstijden in een nachtontheffing vastgesteld op 04.00 uur. Met de verruiming van de sluitingstijden in het Centrum in het weekend, worden ook de sluitingstijden voor een nachtontheffing verruimd tot 05.00 uur. Zodoende wordt het onderscheid gehouden tussen nachthoreca op de Koemarkt en reguliere horeca elders in de stad. Het maximaal aantal te verlenen nachtontheffingen blijft vier. 4.4.6 Intrekking en wijziging van ontheffingen sluitingsuur Artikel 1:6 van de APV biedt de burgemeester de mogelijkheid om ontheffingen in te trekken in geval van administratieve afwijkingen. In bijlage 6 is weergegeven hoe met deze bevoegdheid wordt omgegaan. Daarnaast heeft de burgemeester altijd de mogelijkheid om de ontheffing te wijzigen of in te trekken als dit nodig is om de openbare orde en veiligheid te beschermen.
4.5
Geluid: incidentele en collectieve festiviteiten
Bij het ten gehore brengen van bijvoorbeeld live muziek is de kans aanwezig dat de wettelijke geluidsnormen worden overschreden. In beginsel is dit verboden. Hierop bestaan echter twee uitzonderingen: bij incidentele festiviteiten en collectieve festiviteiten mogen horecaondernemers de wettelijke geluidsnormen overschrijden. Het college van burgemeester kan jaarlijks twaalf collectieve festiviteiten vaststellen en doet dit minimaal vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar.21 Alle horecabedrijven in het aangewezen gebied mogen op de aangewezen data en tijdstippen meer geluid produceren dan de wettelijke norm. Incidentele festiviteiten gelden voor individuele horecabedrijven en mogen vijfmaal per kalenderjaar worden gehouden. Het aantal incidentele festiviteiten is teruggebracht van tien naar vijf per kalenderjaar, omdat het gebruik van een incidentele festiviteit belastend is voor omwonenden. Aangezien het college reeds twaalf maal per jaar een collectieve festiviteit kan vaststellen en bij de vele evenementen die worden georganiseerd geen maximale geluidsnormen gelden, is het redelijk om het aantal incidentele festiviteiten terug te brengen naar vijf per kalenderjaar, waarbij de melding geldt tot 02.00 uur ’s nachts. Na dit tijdstip moet het geluid weer binnen de wettelijke normen blijven. Om de geluidsbelasting voor de omgeving te beperken mag een horeca-exploitant maximaal tweemaal per maand melding doen van een incidentele festiviteit. 4.5.1 Procedure melding incidentele festiviteit Horeca-exploitanten moeten uiterlijk twee werkdagen tevoren bij de gemeente melden dat ze gebruik willen maken van een incidentele festiviteit. Deze termijn is aanzienlijk ingekort (van twee weken tot twee dagen) en er zal ook strak worden gehanteerd. Indien een melding te laat wordt gedaan, kan de incidentele festiviteit geen doorgang vinden. De melding wordt gedaan op het door het college vastgestelde formulier, dat zowel fysiek als per email (scan van het ingevulde en ondertekende formulier) kan worden ingediend. De melding wordt vervolgens op een voor ieder toegankelijke pagina van de gemeentelijke website geplaatst, zodat ook 20
Onder huidige eigenaar wordt verstaan: de persoon of personen die ten tijde van de vaststelling van deze nota als exploitant op de exploitatievergunning is/zijn vermeld. 21 Artikel 4:2 van de APV
43
omwonenden weten wanneer een horecabedrijf toestemming heeft om meer geluid te maken. De mogelijkheid wordt onderzocht om de meldingsprocedure verder te digitaliseren.
4.6
Aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten
Horecabedrijven die kansspelautomaten willen exploiteren hebben daarvoor in ieder geval een aanwezigheidsvergunning nodig. De eigenaar van de kansspelautomaten heeft daarnaast nog een exploitatievergunning op grond van de Wet op de kansspelen nodig (niet te verwarren met de in paragraaf 4.2 genoemde APV-vergunning). Dit hoeft dus niet altijd de horeca-exploitant te zijn, omdat kansspelautomaten vaak worden gehuurd. De burgemeester is verantwoordelijk voor het verlenen van de aanwezigheidsvergunning, de exploitatievergunning dient te worden aangevraagd bij de Kansspelautoriteit. 4.6.1 Speelautomaten: kansspelautomaten en behendigheidsautomaten Niet iedere automaat waarop een spel kan worden gespeeld (speelautomaat) is vergunningplichtig. De Wet op de kansspelen maakt onderscheid tussen een kansspelautomaat en een behendigheidsautomaat. Kansspelautomaat en behendigheidsautomaat Een behendigheidsautomaat is een speelautomaat met als spelresultaat een verlengde spelduur of recht op gratis spelen. Het spelproces moet te allen tijde door de speler kunnen worden beïnvloed en het resultaat moet vrijwel geheel van het inzicht en de behendigheid van de speler afhangen.22 Een voorbeelden van een behendigheidsautomaat is een flipperkast. Voor de aanwezigheid en exploitatie van behendigheidsautomaten zijn geen vergunningen benodigd. De Wet op de kansspelen definieert een kansspelautomaat als een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is. Een belangrijk kenmerk van een kansspelautomaat is dat de speler het spelproces niet kan beïnvloeden, zoals bij het bespelen van een gokkast. De aanwezigheid van een kansspelautomaat is wel vergunningplichtig. Hoogdrempelige inrichting Alleen zogeheten hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen mogen kansspelautomaten aanwezig hebben. Een hoogdrempelige inrichting is een horecabedrijf: in het bezit van de drank- en horecavergunning; waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend; en waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.23 Of er sprake is van een hoogdrempelige inrichting wordt aan de hand van de verstrekte gegevens en mogelijk ter plaatse van het horecabedrijf beoordeeld. Gemeenten mogen het aantal kansspelautomaten per horecabedrijf aan een maximum binden. In Schiedam is dit maximum gesteld op twee kansspelautomaten per hoogdrempelige inrichting.24 4.6.2 Aanvraag aanwezigheidsvergunning De aanvraag om (wijziging van) een exploitatievergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. In bijlage 4 staan de stukken die bij de aanvraag moeten worden gevoegd. Bij een aanvraag om een aanwezigheidsvergunning is de relatie tussen de horeca-exploitant en de verhuurder of leverancier van de kansspelautomaten een aandachtspunt. Het komt voor dat horeca22
Zie artikel 30, onder b, van de Wet op de kansspelen Artikel 30, onder d, van de Wet op de kansspelen 24 Artikel 2:39, tweede lid, van de APV 23
44
exploitanten (soms hoge) leningen afsluiten bij de verhuurder van de kansspelautomaten, wat hen kwetsbaar maakt voor criminele invloeden. Dit kan er eveneens toe leiden dat een horeca-exploitant invloed in zijn horecabedrijf moet afstaan. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid is het onwenselijk dat niet bekend als een onbekende derde invloed heeft op het bedrijf van een horecaexploitant. 4.6.3 Intrekking van een aanwezigheidsvergunning Artikel 30f van de Wet op de kansspelen geeft de burgemeester gronden om de aanwezigheidsvergunning in te trekken vanwege administratieve afwijkingen. Wanneer deze afwijkingen zich voordoen, moet de burgemeester de vergunning intrekken. Hij kan niet besluiten om hiervan af te zien. Om deze reden bevat bijlage 6 dan ook geen intrekkingsstrategie voor drank- en horecavergunningen vanwege administratieve afwijkingen.
4.7
Vergunning voor een speelautomatenhal
De gemeente Schiedam heeft één speelautomatenhal binnen haar grenzen. Om een speelautomatenhal te mogen exploiteren, is een vergunning benodigd25, waarvan de burgemeester er maximaal één mag verlenen.26 4.7.1 Procedure aanvraag vergunning speelautomatenhal De aanvraag om (wijziging van) een exploitatievergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. Op dit moment is in Schiedam echter al een speelautomatenhal gevestigd en kan de burgemeester geen vergunning verlenen voor een tweede speelautomatenhal. 4.7.2 Intrekken, wijzigen en van rechtswege vervallen van een vergunning voor een speelautomatenhal De vergunning van de speelautomatenhal kan worden ingetrokken, gewijzigd of van rechtswege vervallen. In bijlage 6 staat hoe de burgemeester met deze bevoegdheden omgaat. Daarnaast heeft de burgemeester altijd de mogelijkheid om de vergunning wijzigen of in te trekken als dit nodig is ter bescherming van de openbare orde en veiligheid.
25 26
Dit vergunningstelsel is gebaseerd artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen. Artikel 2:40a, tweede lid, van de APV
45
5.
Handhaving
Hoofdstuk 5 beschrijft hoe in Schiedam naleving van de regels voor horecabedrijven wordt bevorderd. Van oudsher heeft de burgemeester hier een ruime eigen bevoegdheid. In dit hoofdstuk wordt deze bevoegdheid ingevuld. Het handhavingsbeleid is inhoudelijk een ongewijzigde voortzetting van het handhavingsbeleid uit de voorgaande beleidsperiode. Het beleid is alleen aangepast op wettelijke wijzigingen uit de afgelopen beleidsperiode.
5.1
Nalevingsstrategieën
Naleving van regels kan op diverse wijzen worden bereikt, van ‘zachte’ instrumenten zoals informatievoorziening en communicatie tot handhavend optreden (sanctionering). De verhoudingen tussen deze middelen worden weergegeven in de handhavingspiramide hieronder.
Figuur 3 Handhavingspiramide
De basis het handelen door de gemeente wordt gevormd door goede communicatie met horecaondernemers. Wat daarmee niet kan worden ondervangen, moet worden opgelost door middel van toezicht. Pas als ook dit niet helpt, wordt overgegaan tot het opleggen van sancties. Hieronder worden deze drie middelen nader toegelicht. 5.1.1 Communicatie De basis voor het bevorderen van naleving is communicatie. Communicatie over regels heeft een sterke preventieve werking. Veel overtredingen worden gemaakt omdat er onvoldoende kennis is over de regels. Heldere communicatie over regels, maar ook over handhaving op overtreding ervan, is daarom essentieel. Bijvoorbeeld door middel van overlegstructuren als het HOS, de KVU en het COS. Maar ook in contacten met individuele horecaondernemers neemt communicatie een belangrijke plek in. Tot slot wordt bezien of de horecanieuwsbrief, die eind 2011 werd afgeschaft, in digitale vorm kan worden hervat. 5.1.2 Toezicht Toezicht heeft twee functies. Enerzijds is het, als een overtreding wordt geconstateerd, de eerste fase van een handhavingstraject. Anderzijds heeft het een preventieve werking. Door toezicht gericht in te zetten, kan de pakkans worden vergroot. Vooral bij calculerende overtreders leidt een verhoogde pakkans tot beter nalevingsgedrag. Daarnaast kunnen horecabedrijven via de 47
toezichthouders gemakkelijk in contact treden met de gemeente als er vragen zijn over wat wel en niet is toegestaan. Toezicht op horecabedrijven vindt primair plaats door de Lichtblauwe Brigade (LBB) en de Politie, eenheid Rotterdam. Overdag vinden controles voornamelijk plaats door de LBB. In de late avonduren en de nacht ligt het zwaartepunt van het toezicht bij de politie. Regelmatig vinden er echter ook gezamenlijke (integrale) controles plaats, waarbij ook andere partners binnen en buiten de gemeente kunnen aansluiten. Onder meer inspecteurs bouwtoezicht, inspecteurs woningtoezicht, DCMR, brandweer Belastingdienst en de sociale recherche nemen regelmatig deel aan integrale controles bij horecabedrijven. Tot slot hebben de partners ook een oog- en oorfunctie voor elkaar. Indien zij iets constateren dat niet tot hun toezichtsdomein behoort, informeren zij de betreffende toezichthoudende partner. Het toezicht op horecabedrijven zal steeds risicogerichter plaats vinden. Overlastgevende bedrijven worden vaker gecontroleerd, terwijl horecabedrijven waarover geen klachten en overtredingen bekend zijn, volgens een reguliere frequentie worden gecontroleerd. Wanneer de overlast door een horecabedrijf afneemt, zal het ook minder vaak worden gecontroleerd. 5.1.3 Sanctionering Indien een overtreding wordt geconstateerd, kunnen de burgemeester en (in geval van geluidsovertredingen) het college handhavend optreden. De APV en de bijzondere wetten bieden de burgemeester een ruime eigen bevoegdheid om handhavend op te treden. Het doel van de bestuurlijke handhaving is herstel van de rechtmatige situatie en moet tegelijkertijd een preventief effect hebben op andere horecaondernemers. Bij de handhaving op overtredingen kunnen burgemeester en college diverse instrumenten inzetten. Zie voor de sancties en de wijze waarop ze worden opgelegd paragraaf 5.3.
5.2
Prioriteiten voor toezicht en handhaving
Omdat de capaciteit voor toezicht en handhaving niet onbeperkt is, moeten prioriteiten worden gesteld. Bij het bepalen van de prioritering is rekening gehouden met de belangen die de regels dienen te beschermen en de frequentie waarmee overtredingen zich voordoen. Des te zwaarder de impact van een overtreding en des te vaker een overtreding zich voordoet, hoe hoger de prioriteit. Deze informatie is verwerkt in een risicomatrix en heeft geleid tot de prioriteiten zoals ze zijn weergegeven in bijlage 7. De prioriteiten dienen ten eerste als leidraad voor het inrichten van het toezicht. Ten tweede speelt de prioritering een rol indien er op een gegeven moment onvoldoende capaciteit is om tegen alle overtredingen bestuurlijk handhavend op te treden. In zo’n geval wordt voorrang gegeven aan hoger gestelde prioriteiten.
5.3
Het handhavingsproces
Wanneer een overtreding wordt geconstateerd kunnen burgemeester en het college (voor geluid) handhavend optreden tegen horecaondernemers. Zij hebben daarin een ruime bevoegdheid. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de burgemeester handhaaft op overtredingen. De bevoegdheid van het college om op te treden tegen geluidsovertredingen op grond van de Wet milieubeheer komt hierin niet aan de orde. Hiervoor bestaat al een andere sanctiestrategie, die door de DCMR wordt toegepast. Bovendien zal handhaving op geluidsoverlast voornamelijk via de APV plaatsvinden, te weten als het leidt tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid en overlast voor de woon- en leefsituatie.
48
In deze paragraaf wordt het handhavingsproces beschreven vanaf de constatering van de overtreding tot aan het opleggen van een sanctie en de mogelijkheid om bezwaar te maken of een voorlopige voorziening te vragen. 5.3.1 Constatering van een overtreding Als de politie of de LBB een overtreding heeft geconstateerd bij een horecabedrijf wordt daarvan een mutatie respectievelijk rapportage opgemaakt. Ook de DCMR informeert de gemeente over klachten over geluidsoverlast en geconstateerde overtredingen van de geluidsnormen. Eventueel wordt aanvullende informatie opgevraagd bij politie, LBB of DCMR. Naar aanleiding van deze informatie wordt beoordeeld of er sprake is van een overtreding. Indien dit het geval is, wordt contact opgenomen met de horeca-exploitant. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en of er eerdere overtredingen hebben plaatsgevonden vindt dit contact telefonisch, schriftelijk of in persoon plaats. Bij ernstige overtredingen wordt een horeca-exploitant altijd uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. In dit gesprek kan de horeca-exploitant het verslag van de overtreding inzien en wordt hij geïnformeerd over het voornemen om een bestuurlijke waarschuwing of sanctie op te leggen. De exploitant wordt vervolgens in staat gesteld hierop te reageren, een zienswijze te geven. Deze zienswijze wordt betrokken bij de afweging of daadwerkelijk een bestuurlijke waarschuwing wordt gegeven of een sanctie wordt opgelegd. Bezwaar en voorlopige voorziening De uiteindelijke beslissing wordt schriftelijk aan de exploitant meegedeeld. Tegen een sanctie kan een belanghebbende (waaronder in ieder geval de exploitant) vervolgens bezwaar maken bij de burgemeester. In spoedeisende gevallen kan, naast het indienen van een bezwaar, ook een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam. Deze rechter kan besluiten om de sanctie op de schorten totdat op het bezwaar is beslist. Tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar staan de dwangsom- en beroepsprocedures open die in paragraaf 4.1.3 worden beschreven. 5.3.1 Sanctionering De wijze waarop wordt gehandhaafd op een overtreding wordt beschreven in het Handhavingsarrangement horeca 2013 –2017. Het is in de eerste plaats bedoeld als leidraad voor de gemeente bij handhaving, maar moet ook leiden tot transparantie en rechtszekerheid voor horecaexploitanten. Hieronder volgt een overzicht van en een toelichting op de sancties die kunnen worden opgelegd. Bestuurlijke waarschuwing en bestuurlijke sancties De burgemeester kan voor een overtreding een bestuurlijke waarschuwing geven of een sanctie opleggen. De volgende sancties zijn mogelijk:
al dan niet tijdelijk wijzigen van een vergunning; tijdelijk beperken van de sluitingstijden; tijdelijk schorsen van een vergunning (al dan niet in combinatie met sluiting van het horecabedrijf); intrekken van een vergunning (al dan niet in combinatie met sluiting van het horecabedrijf); spoedsluiting na een ernstig incident;
Bestuurlijke boete In aanvulling op de hierboven genoemde sancties kan de burgmeester ook een bestuurlijke boete voor een overtreding van de Drank- en horecawet. Voorlopig zal nog geen gebruik worden gemaakt van dit instrument. Eerst zal worden onderzocht of het opleggen van bestuurlijke boetes wel kostenefficiënt is voor de gemeente. De opbrengsten van een bestuurlijke boete zijn dan wel 49
bestemd voor de gemeente, maar de administratieve afhandeling ervan (inclusief de bezwaarfase) komt ook ten laste van de gemeente. Sluiting van horecabedrijven Een toelichting op de bevoegdheid om horecabedrijven te sluiten. In geval van schorsing van de exploitatievergunning wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van het horecabedrijf. Bij schorsing van een exploitatievergunning mag geen gebruik worden gemaakt van de vergunning. Het bedrijf mag dan alleen geopend zijn als het voldoet aan de voorwaarden voor vergunningvrije exploitatie. Bij schorsing van de exploitatievergunning kan een horecabedrijf dus nog steeds geopend zijn. Bovendien, als een horeca-exploitant ervoor kiest om niet geopend te zijn tijdens de schorsing van de vergunning, moet hij zijn bedrijf kunnen betreden, bijvoorbeeld om verbeteringen aan te brengen zodat een overtreding zich in de toekomst niet meer voordoet. Maar ook om administratie te doen of onderhoud te plegen. Wanneer schorsing van de exploitatievergunning gepaard gaat met sluiting van het horecabedrijf, zal de ondernemer iedere keer toestemming moeten vragen om het pand te betreden. Ook is het dan niet mogelijk om vergunningvrij geopend te zijn. Dit is onnodig belastend voor een horecaondernemer en de gemeente. Echter, als wordt geconstateerd dat tijdens de schorsing van de exploitatievergunning een horecaexploitant opnieuw regels overtreedt, kan de burgemeester het bedrijf alsnog sluiten. Hetzelfde geldt als dit nog niet geconstateerd is, maar het ernstige vermoeden bestaat dat dit zich voor gaat doen. In geval van horecabedrijven die niet exploitatievergunningplichtig zijn, wordt het horecabedrijf wel gesloten. In geval naast het horecabedrijf eveneens andere bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden in het pand (bijvoorbeeld als een bakker tevens een hoek heeft waar consumpties kunnen worden genuttigd), zal alleen het gedeelte waar de horeca-activiteiten plaatsvinden, worden gesloten. Tot slot kan de burgemeester ook besluiten om direct na een ernstig incident een horecabedrijf te sluiten, als het geopend blijven van het bedrijf de openbare orde en veiligheid in gevaar brengt (spoedsluiting). Daarnaast kan ook de politie, op grond van de Politiewet, besluiten om een horecabedrijf tijdelijk en met spoed te sluiten. Zienswijze en rechtsmogelijkheden Indien een overtreding is geconstateerd, wordt beoordeeld of een bestuurlijke waarschuwing wordt gegeven of een sanctie wordt opgelegd. Alvorens hierover te besluiten, wordt de horeca-exploitant in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te uiten op hetgeen is geconstateerd en op de voorgenomen maatregel.27 Het uiten van een zienswijze kan zowel in persoon, telefonisch als per brief. De zienswijze wordt meegewogen bij het besluit om al dan niet een bestuurlijke waarschuwing te geven of een sanctie op te leggen. Een sanctie is een besluit waartegen bezwaar, beroep en een voorlopige voorziening mogelijk is. Tegen een bestuurlijke waarschuwing staan geen rechtsmiddelen open, omdat dit geen besluit is. In geval van een spoedsluiting kan worden afgezien van het vooraf horen van een horeca-exploitant. In dat geval zal de exploitant zo spoedig mogelijk worden uitgenodigd om een zienswijze te geven. Mede op grond van de zienswijze wordt dan besloten of de sluiting wordt voortgezet.
27
Zie artikel 4:8 van de Awb. Deze wettelijke verplichting bestaat niet voor voorgenomen bestuurlijke waarschuwingen, omdat dit geen besluiten zijn. In het kader van een zorgvuldige besluitvorming wordt echter ook in het geval van een voorgenomen bestuurlijke waarschuwing de mogelijkheid geboden een zienswijze te uiten.
50
Handhaving door politie en OM In aanvulling op de bestuurlijke sancties die de burgemeester kan opleggen, kunnen de politie en de LBB geldboetes opleggen voor overtredingen die in de APV of landelijke regelgeving zijn aangemerkt als strafbaar feit. Ook kan het OM voor bepaalde strafbare feiten vervolging instellen en hechtenis eisen, al zal dit slechts in uiterste gevallen gebeuren. 28 De politie en het OM hebben een eigen bevoegdheid om te bepalen of eveneens een geldboete wordt opgelegd dan wel vervolging wordt ingesteld. Deze sancties kunnen tegelijk worden opgelegd met een bestuurlijke sanctie. Alhoewel in beginsel niet tweemaal een sancties voor hetzelfde feit kan worden opgelegd, is dit wel mogelijk als de ene sanctie reparatoir van aard is (de bestuurlijke sanctie) en de andere punitief (de sanctie voor een strafbaar feit).29 Een reparatoire sanctie is gericht op herstel van de rechtmatige situatie en op individuele preventie. Een punitieve (straffende) sanctie is daarentegen gericht op de toevoeging van leed aan de overtreder en op algemene preventie. 5.3.2 Samenloop, recidive en bijzondere omstandigheden Het handhavingsarrangement kan eenvoudig worden toegepast indien er sprake is van één overtreding die zich meermalen voordoet (recidive). Bijvoorbeeld in geval van het meermalen overtreden van de sluitingstijd. In dat geval wordt de van toepassing zijnde sanctiestrategie stap voor stap doorlopen. De praktijk is echter complexer. Er kan sprake zijn van één feitencomplex bestaande uit meerdere overtredingen (samenloop) en recidive bestaande uit overtredingen waar verschillende sanctiestrategieën voor gelden. Ook kan het zijn dat de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat een lichtere of zwaardere sanctie op zijn plaats is dan op basis van het handhavingsarrangement zou moeten worden opgelegd (bijzondere omstandigheden). Hieronder wordt beschreven hoe wordt gehandeld in geval van samenloop, diverse vormen van recidive en in geval van bijzondere omstandigheden. Samenloop Eén gebeurtenis (feitencomplex) kan leiden tot verschillende overtredingen. Te denken valt aan de constatering dat er na sluitingstijd nog alcoholhoudende drank wordt geschonken aan een persoon jonger dan 16 jaar. In dit geval is het horecabedrijf in overtreding van zowel de APV-voorschriften als van de DHW. In geval van samenloop wordt voor beide overtredingen een sanctie opgelegd, die in principe tegelijkertijd wordt uitgevoerd. In het geval van bovengenoemd voorbeeld: indien de sancties bestaan uit het schorsen van de exploitatievergunning gedurende één week en het schorsen van de drank- en horecavergunning gedurende twee weken, betekent dit dat het horecabedrijf gedurende één week gesloten moet blijven voor publiek en daarna nog één week lang geen alcoholhoudende dranken mag schenken. Recidive Van recidive is sprake indien een horecabedrijf meerdere malen een overtreding begaat. Dit is een sanctieverzwarende omstandigheid, hetgeen ook tot uiting komt in de verschillende stappen van het handhavingsarrangement. Een vroegere overtreding moet echter niet altijd moet blijven meetellen bij nieuwe overtredingen: een exploitant moet na een bepaalde tijd weer met een schone lei kunnen beginnen. Daarom tellen vroegere overtredingen maar voor een beperkte periode mee. Dit is de recidivetermijn, die in principe wordt berekend vanaf het moment waarop de vorige overtreding is begaan. Echter, 28
Zie artikel 6:1 van de APV voor overtredingen die tevens strafrechtelijk kunnen worden afgedaan. Uitzondering op deze regel is de bestuurlijke boete. Alhoewel een bestuurlijke sanctie (opgelegd door de burgemeester) is ze toch punitief van aard en kan dus tegelijkertijd worden opgelegd met bijvoorbeeld een schorsing van de vergunning. 29
51
wettelijk kan zijn bepaald dat de recidivetermijn op een andere wijze wordt berekend, bijvoorbeeld vanaf het moment van onherroepelijk worden van een opgelegde bestuurlijke boete (zie de DHW). Afhankelijk van de zwaarte van de overtreding, zijn er verschillende recidivetermijnen mogelijk. In het handhavingsarrangement staat aangegeven welke recidivetermijnen gelden voor de verschillende overtredingen. Bijzondere omstandigheden Bij zeer ernstige of frequente overtredingen kan gekozen worden om de sanctie niet met de helft te verhogen, maar in plaats daarvan een stap over te slaan. Als de sanctie onevenredig zwaar is in verhouding tot de overtreding of de omstandigheden, kan ook besloten worden om een stap te herhalen in plaats van de sanctie met de helft te verlagen. Wat precies onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan is niet exact te benoemen. Dit wordt per geval beoordeeld, waarbij in ieder geval wordt meegewogen in hoeverre de exploitant of ondernemer maatregelen heeft getroffen om een overtreding te voorkomen. In geval een exploitant (vrijwel) alles eraan heeft gedaan om een overtreding te voorkomen, kan een stap uit het handhavingsarrangement worden herhaald of worden volstaan met een bestuurlijke waarschuwing. Indien blijkt dat een exploitant of ondernemer nauwelijks of geen maatregelen heeft getroffen om een overtreding te voorkomen, kan een stap uit het handhavingsarrangement worden overgeslagen en een zwaardere sanctie worden opgelegd. Ook kan rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van een exploitant (privé en zakelijk) en met het gedrag van een exploitant of ondernemer. Indien bijvoorbeeld blijkt dat een ondernemer calculerend te werk gaat of zich niet bereid toont om maatregelen te treffen om een overtreding in de toekomst te voorkomen, kan een stap uit het handhavingsarrangement worden overgeslagen. De hierboven genoemde afwegingsgronden zijn niet uitputtend. Er kunnen andere gronden zijn om af te wijken van het handhavingsarrangement. Omdat het handhavingsarrangement onder meer tot doel heeft handhaving zo transparant mogelijk te maken voor betrokkenen, zal bij afwijking ervan wel altijd goed worden gemotiveerd waarom er sprake is van omstandigheden die zouden moeten leiden tot een lichtere of zwaardere sanctie.
52
Bijlage 1
Tabel gebiedsgericht beleid
Wijk Centrum
Straat Broersveld (vanaf Herenpad tot Hoogstraat) Broersveld (vanaf Land van Belofte tot Herenpad) Broersvest oostzijde ( even nummering) Broersvest westzijde (oneven nummering, m.u.v. nrs. 119)) Dam Doeleplein + Schie (tot Ooievaarsteeg) Grote Markt Hoogstraat zuid (nr. 1 t/m 99/112) Hoogstraat noord (nr. 100/113 e.v.), Appelmarkt + Postplein Koemarkt/Broersvest t/m nr. 19 Korte Dam Land van Belofte noordboog Land van Belofte zuid (verlengde Kerkstraat) Lange Haven (weerszijden), Vismarkt, Westmolenstraat Lange Kerkstraat noordzijde (even nummering) Lange Kerkstraat zuidzijde (oneven nummering) Spinhuispad Stadserf noordzijde Stadserf zuidzijde Tuinlaan en Lange Nieuwstraat Noord Borodinlaan (winkelcentrum) Frans Rietveldpad Hof van Spaland Laan van Bol'es (bij winkelcentrum) Malmö Nieuwland ‘s Gravelandseweg oostzijde (oneven nummering) ‘s Gravelandseweg westzijde (even nummering) Mgr. Nolenslaan (even nummering, nrs. 197-203) Parkweg (tussen Mgr. Nolens- en Van Haarenlaan, westzijde) Parkweg zuid Nieuwlandplein (nr. 18-19 t/m 57) West Nieuwe Haven (tussen Schoolstraat en Westerkade) Rubensplein Sint Liduinastraat (tussen Nieuwe Haven en Warande) Zuid Groenelaan (weerszijden) Hoofdstraat (zuidelijk deel) Oost Stationsplein Singel (v.a. Stationsplein tot aan Overschiese Dwarsstr.) Industrie ’s Gravelandsepolder Vijfsluizen * = geen horecacategorieën benoemd. 53
Beperkt 1B, 3C 4B, 4C, 1E, 1F 3C, 1E 3B
Onbeperkt D1 D1 D1 C, D1
1B 1B, 1C 2B, 2D1 5B, 5C, 1D1, 3E 8B, 5C, 2E, 1F
C, D1 * C D1 D1
3E 3B, 1E 1B 1B 5B, 5C, 1F 1B, 1C, 1D1, 1F 2B, 1E * 1C * 2B, 2C, 1F 3C, 1E 1C, 1E * 1C, 1E B en/of C (max. 2) * 2C, 1E 1B, 2E 1E
A, B, C, D1 C, D1 C, D1 D1 D1 * C, D1 C * C,D1 * D1 D1 D1 D1 D1 D1 D1 D1 D1
1B, 1C, 2E 2C, D1 en/of E (max. 2) 1F 1B, 2C, 2E 1C 1C, D1 en/of E (max. 4) 1B, 2C 1A (snackverstrekker, E) * 1C, 2D1, 1E , 3F 2D1
D1 * C D1 D1 * D1 B, C, D1, E B, C, D1, E * *
Toelichting op de tabel De straten die in de tabel worden genoemd, zijn de enige straten in Schiedam waar uitbreiding van het aantal horecabedrijven en horecacategorieën is toegestaan. In de overige straten is het alleen toegestaan om bestaande horecabedrijven ongewijzigd over te nemen. Zie ook de uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid in paragraaf 3.3.3. Horecabedrijven kunnen zowel onbeperkt als beperkt worden toegestaan. Voor de beperkt toegestane horeca betekent dit dat er op ieder gegeven moment in een straat niet meer horecabedrijven gevestigd mogen zijn dan in de tabel vermeld. De horecacategorieën D2, G, H, en I worden niet vermeld in de tabel. Voor bedrijven uit de categorieën D2, G en I geldt dat zij zich zonder beperkingen mogen vestigen in Schiedam. Voor bedrijven uit categorie H (coffeeshops) wordt in het coffeeshopbeleid aangegeven hoeveel van deze bedrijven er mogen zijn in Schiedam en waar zij zich mogen vestigen. Zie ook de weergave van het horecabeleid op de kaarten in bijlage 2. Mochten de kaarten onverhoopt afwijken van hetgeen in de tabel is vermeld, dan geldt het gebiedsgerichte beleid dat is weergegeven in de tabel.
54
Bijlage 2
Kaarten gebiedsgerichte beleid
55
Bijlage 3
Wijzigingen gebiedsgerichtbeleid t.o.v. 2008 – 2012
Ten opzichte van het voorgaande gebiedsgerichte beleid, uit de periode 2008-2012, zijn enkele wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen zijn ingegeven door ervaringen uit de vorige beleidsperiode en nieuwe gemeentelijke en landelijke ontwikkelingen. Het betreft de volgende wijzigingen. 1. Van nieuwe vestigingsmogelijkheden naar een maximumstelsel In de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 is eveneens een gebiedsgericht beleid opgenomen. Dit beleid ging echter uit van nieuwe vestiging: in de tabel werd aangegeven waar nieuwe vestiging van een horecabedrijf was toegestaan. Omdat vanwege de opening en sluiting van horecabedrijven het gebiedsgerichte beleid op deze wijze iedere beleidsperiode moet worden herzien, is in deze nota gekozen voor een maximumstelsel. Inhoudelijk wijkt het gebiedsgerichte beleid in voorliggende nota slechts in beperkte mate af van het gebiedsgerichte beleid voor de periode 2008 – 2012. 2. Uitbreiding mogelijkheden rond het Stationsplein Uit de evaluatie van de Nota Horecabeleid Schiedam 2008-2012 kwam naar voren dat er de wens is om de mogelijkheden voor horeca rond het Stationsplein uit te breiden. Dit gebied bestaat uit het Stationsplein zelf en het gedeelte van de Singel tussen het Stationsplein tot aan de Overschiesedwarsstraat. Sinds het vaststellen van de horecanota 2008-2012 is dit de horeca in dit gebied verlevendigd. Er is geen sprake van structurele overlast. Daarom zijn de vestigingsvoorwaarden verruimd. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal te vestigen horecabedrijven uit de categorieën B, C en E (voorheen waren er maximaal drie toegestaan). Ook is er nu ruimte voor één snackverstrekker met een nachtontheffing. 3. Herbestemming monumentale en karakteristieke panden Een aantal grote, monumentale panden is of wordt herbestemd. Het betreft voornamelijk kerkgebouwen en oude bedrijfsgebouwen die hun oude functie (grotendeels) hebben verloren en nu door een stichting of een commerciële partij worden beheerd en geëxploiteerd, vaak mede om het gebouw te kunnen onderhouden. Voorbeelden hiervan zijn de Havenkerk, de Grote Kerk, de Heilig Hartkerk, het Wennekerpand en de Korenbeurs. Bij vrijwel elke herbestemming wordt een horecafunctie onderdeel van de nieuwe exploitatie. Het gaat dan om een ondersteunend café, zaalverhuur en logiesfunctie. Dit is een positieve ontwikkeling. In de uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid wordt daarom expliciet aangegeven dat voor herbestemming van monumentale panden van het gebiedsgerichte beleid kan worden afgeweken, mits de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde en veiligheid niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de voorgenomen horeca-exploitatie. Dit zal per geval worden beoordeeld. 4. Verruimen mogelijkheden voor tijdelijke horeca Een recente trend is het openen van tijdelijke horeca (zogeheten pop up-horeca). Omdat de voordelen van deze ontwikkeling worden gezien30, is in de uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid daarom expliciet aangegeven dat voor horeca-initiatieven die niet langer dan zes maanden 30
Zie paragraaf 2.1
57
duren van het gebiedsgerichte beleid kan worden afgeweken. Hierbij geldt als voorwaarde dat de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de voorgenomen horeca-exploitatie. Dit zal per geval worden beoordeeld. 5. Opheffen beperkingen om een categorie B-bedrijf te vestigen In het gebiedsgerichte beleid 2008 – 2012 was nieuwe vestiging of gewijzigde overname van een horecabedrijf uit categorie B alleen toegestaan voor grand cafés. In de praktijk had deze regel tot doel om het aanzien en de kwaliteit van cafés te verbeteren. Omdat deze maatregel geen duidelijk effect heeft gesorteerd, de term ‘grand café’ niet goed obejctief is te definiëren en er ook andere instrumenten zijn om het eerder genoemde doel te bereiken, is deze beperking is komen te vervallen. 6. Een nieuw feest- en zalencentrum toestaan in ’s Gravelandsepolder In de nota Horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 was nieuwe vestiging van feest- en zalencentra slechts beperkt toegestaan. Er is echter een markt voor feesten- en zalencentra en op het industrieterrein ’s-Gravenlandsepolder is interesse om een feest- en zalencentrum te vestigen. Ten tijde van het schrijven van deze nota ligt er een verzoek om een feest- en zalencentrum te mogen openen aan de De Brauwweg 46. Doelgroep van de aanvragers zijn families die feesten en partijen houden tot middernacht. Gezien de ligging tussen de bedrijven zal bezoek van een feest- en zalencentrum geen overlast geven voor omwonenden. Daartegenover staat dat er weinig sociale controle is op een industrieterrein, waardoor de openbare orde risico’s toenemen. Door de sluitingstijden van een nieuw te vestigen feest- en zalencentrum te beperken tot middernacht, zal een dergelijk horecabedrijf voornamelijk aantrekkelijk zijn voor familiefeesten, die minder risico’s met zich meebrengen voor de openbare orde. 7. Horeca toestaan op Nieuwlandplein In de plint onder het flatgebouw aan het Nieuwlandplein en op de locatie waar restaurant Happy Palace is gevestigd wordt nieuwe vestiging van horeca toegestaan. Het gaat om Nieuwlandplein, nummers 18/19 tot en met 57.
58
Bijlage 4
Indieningsvereisten
In deze bijlage staat welke informatie moet worden ingediend samen met een aanvraag om een exploitatievergunning, een drank- en horecavergunning en een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten. De informatie aangeduid met ‘X’ moet altijd worden verstrekt bij de betreffende aanvraag, de informatie aangeduid met ‘(X)’ alleen als de aanvraag mede op dit onderwerp betrekking heeft.
Indieningsvereisten exploitatievergunning Vestiging, overname, wijziging rechtsvorm
Toevoeging, Verandering uitbreiding of exploitatiewijze wijziging van terras
Kopie legitimatiebewijs exploitant(en)
X
X
Kopie(ën) legitimatiebewijs houder(s)
X
Uittreksel KvK-handelsregister
X
Huur-/ koopcontract of eigendomsakte
X
Beschrijving exploitatiewijze en doelgroep Plattegrond horeca-inrichting
X
Gegevens betreffende financiering bedrijf (leenovereenkomst, bankafschriften, openingsbalans, e.d.) Akoestisch rapport
X
(X)
Foto’s terrasmeubilair (in kleur)
(X)
(X)
Plattegrond terras (schaal 1:50 of 1:100)
(X)
X
Uitbreiding oppervlakte bedrijfsvloer
X
Nieuwe houder
X X
X
X
X
X
X
(X)
59
Indieningsvereisten drank- en horecavergunning
Kopie legitimatiebewijs ondernemer(s) Kopie legitimatiebewijs overige (nieuwe) leidinggevenden Verklaring sociale hygiëne ondernemer(s) Verklaring sociale hygiëne overige (nieuwe) leidinggevenden
Vestiging, overname, Wijziging inrichting wijziging rechtsvorm (uitbreiding bedrijfsvloer, oppervlakte, terras) X X
Arbeidsovereenkomsten van in het bedrijf werkzame (nieuwe) leidinggevenden Plattegrond inrichting inclusief eventueel terras 1:50 of 1:100) Uittreksel handelsregister KvKhandelsregister
X X X
X
X
X
X
X
X
X
Alle aanvragen Plattegrond horeca-inrichting, waarop aangegeven de plaatsing van de kansspelautomaten (schaal 1:50 of 1:100) Huurovereenkomst of koopovereenkomst met de leverancier van de kansspelautomaat Uittreksel handelsregister KvK-handelsregister
X X
Indieningsvereisten aanwezigheidsvergunning
Kopie legitimatiebewijs horeca-exploitant(en)
Wijziging leidinggevenden
X X X X
60
Bijlage 5
Vergunningvoorschriften
Aan een exploitatievergunning en een aanwezigheidsvergunning worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden. Naast de hieronder genoemde voorschriften, kunnen ook voorschriften worden opgenomen ten aanzien van een terras. Deze standaardvoorschriften Deze voorschriften kunnen worden aangevuld met bijzondere voorschriften. Aan een drank- en horecavergunning worden geen algemene voorschriften verbonden. Wel kunnen bijzonder voorschriften worden gesteld.
Exploitatievergunning 1. Als [exploitant/exploitanten] van het horecabedrijf [treedt/treden] op: [naam], geboren op [datum] te [plaats]; 2. Als [houder/houders] van het horecabedrijf [treedt/treden] op: [naam], geboren op [datum] te [plaats]; 3. Deze vergunning vervalt van rechtswege zodra de onder 1 genoemde [exploitant/exploitanten] niet meer als zodanig [functioneert/functioneren]; 4. Uiterlijk binnen vijf werkdagen na de feitelijke beëindiging van de exploitatie of de wijziging in de ondernemingsvorm [geeft/geven] de [exploitant/exploitanten] daarvan schriftelijk kennis aan de burgemeester; 5. Als een houder niet meer als zodanig functioneert, moet dit per ommegaande worden gemeld aan de burgemeester; 6. Een nieuwe houder dient te worden bijgeschreven op de exploitatievergunning. Hiertoe dient een aanvraag te worden ingediend bij de burgemeester; 7. Het is verboden het horecabedrijf voor publiek geopend te hebben, zonder dat de [exploitant/exploitanten] of [houder/houders] aanwezig [is/zijn]; 8. De [exploitant/exploitanten] en [houder/ houders] zijn verantwoordelijk voor een aanvaardbaar gedrag van de bezoekers in en in de nabijheid van het horecabedrijf; 9. Het gedrag van bezoekers van het horecabedrijf dient de normale situatie niet negatief te beïnvloeden; 10. De [exploitant/exploitanten] en [houder/ houders] dienen ervoor zorg te dragen dat het doorgaande verkeer op de openbare weg niet wordt gehinderd dan wel in gevaar wordt gebracht; 11. De [exploitant/exploitanten] en [houder/ houders] zijn verplicht gehoor te geven aan de aanwijzingen van een toezichthouder die krachtens zijn functie van zijn bevoegdheden gebruik maakt;
Aanwezigheidsvergunning 1. Deze vergunning is niet overdraagbaar; 2. Deze vergunning vervalt van rechtswege indien de onder I genoemde persoon niet meer als exploitant van de inrichting functioneert; 3. In de inrichting mogen alleen kansspelautomaten worden opgesteld, die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een vergunning tot het exploiteren van speelautomaten als bedoeld in artikel 30h, lid 1 van de WoK, en die voorzien zijn van een merkteken als bedoeld in artikel 30r van de WoK; 4. De houder van de exploitatievergunning speelautomaten (speelautomatenexploitant) is: [naam] [adres] [pc en wp] nummer exploitatievergunning kansspelautomaten: [nummer]
61
5. Indien de speelautomatenexploitant wijzigt, dient dit per omgaande aan de burgemeester te worden gemeld; 6. Indien de wijze van exploitatie van de inrichting wijzigt, dient dit per omgaande aan de burgemeester te worden gemeld; 7. Deze aanwezigheidsvergunning of een afschrift ervan dient in de inrichting aanwezig te zijn.
62
Bijlage 6
Intrekkings- en wijzigingsstrategieën
Intrekken, wijzigen en vervallen van een exploitatievergunning Situatie
Actie e
e
1 constatering Een exploitant van een NV, BV of VoF op de vergunning functioneert niet meer als zodanig (niet vervangen door nieuwe vennoot) Een exploitant van een NV, BV of VoF op de vergunning functioneert niet meer als zodanig (vervangen door een nieuwe vennoot) Een exploitant voldoet niet meer aan de eisen, bedoeld in artikel 2:28a, eerste lid, onder b, APV Een houder op de vergunning functioneert niet meer als zodanig Een houder voldoet niet meer aan de eisen, bedoeld in artikel 2:28a, eerste lid, onder b, APV Binnen twee jaar is drie maal of vaker bijschrijving van een houder geweigerd De rechtsvorm van het horecabedrijf wijzigt Er is sprake van gewijzigde exploitatie (past binnen gebiedsgericht beleid) Er is sprake van gewijzigde exploitatie (past niet binnen gebiedsgericht beleid) Exploitatie niet binnen zes maanden aangevangen Exploitatie meer dan zes maanden onderbroken
2 constatering
e
3 constatering
Verzoek aan exploitant om binnen 5 dagen een Vergunning intrekken gewijzigde vergunning aan te vragen
-
Vergunning intrekken
-
-
Vergunning intrekken
-
-
Verzoek aan exploitant om binnen 5 werkdagen een gewijzigde vergunning aan te vragen Vergunning ambtshalve wijzigen.
Last onder dwangsom (begunstigingstermijn 5 werkdagen/ € 75,per week/ max. 4 weken -
Vergunning ambtshalve wijzigen
Schorsing vergunning gedurende 4 weken (bij derde weigering) Verzoek aan exploitant om binnen 5 dagen een gewijzigde vergunning aan te vragen Verzoek aan exploitant om binnen 5 dagen een gewijzigde vergunning aan te vragen Verzoek exploitant binnen 5 werkdagen de exploitatie aan te passen en evt. gewijzigde vergunning aan te vragen. Vergunning intrekken
Schorsing vergunning gedurende 8 weken (bij vierde weigering) Vergunning intrekken
Vergunning intrekken )bij vijfde weigering) -
Vergunning intrekken
-
Vergunning intrekken
-
-
-
Vergunning intrekken
-
-
63
-
Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ondergeschikte afwijking) Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ernstige afwijking) De exploitant verzoekt om intrekking
Verzoek aan exploitant om binnen 5 werkdagen een gewijzigde vergunning aan te vragen Vergunning intrekken
Vergunning intrekken
-
-
-
Vergunning intrekken
-
-
Geen van de vergunde exploitanten is meer als Van rechtswege vervallen zodanig werkzaam
Intrekken, wijzigen en vervallen van een drank- en horecavergunning Situatie
Actie e
Binnen twee jaar is driemaal of vaker bijschrijving leidinggevende geweigerd Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag, die geleid zouden hebben tot afwijzing van de aanvraag Er wordt niet langer voldaan aan de eisen uit artikel 8 en 10 van de DHW Exploitant heeft niet binnen één maand gemeld dat de inrichting een zodanige verandering heeft ondergaan dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving
e
e
1 constatering
2 constatering
3 constatering
Schorsing vergunning gedurende 4 weken (bij derde weigering)
Schorsing vergunning gedurende 8 weken (bij vierde weigering)
Intrekken vergunning (bij vijfde weigering)
Intrekken vergunning
Intrekken vergunning Intrekken vergunning
64
Exploitant heeft geen melding gedaan van bijschrijving nieuwe leidinggevende of verwijdering van leidinggevende die geen bemoeienis meer heeft met de bedrijfsvoering of exploitatie van het horecabedrijf Na onherroepelijk worden van de vergunning is zes maanden geen gebruik gemaakt van de vergunning Gedurende een jaar is, anders dan door overmacht, geen gebruik gemaakt van de vergunning Er is een nieuwe vergunning verleend die strekt tot vervanging van de betreffende vergunning
Intrekken vergunning
Van rechtswege vervallen
Van rechtswege vervallen
Van rechtswege vervallen
Intrekken en wijzigen ontheffingen van een verlaat sluitingsuur Situatie
Actie e
Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ondergeschikte afwijking) Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ernstige afwijking) De ondernemer verzoekt om intrekking
e
e
1 constatering
2 constatering
3 constatering
Verzoek aan exploitant om binnen 5 dagen een gewijzigde ontheffing aan te vragen Ontheffing intrekken
Vergunning intrekken
-
-
-
Ontheffing intrekken
-
-
65
Intrekken en wijzigen ontheffingen van een nachtontheffing Situatie
Actie e
Ontheffing niet binnen zes maanden na verlening gebruikt Gebruik ontheffing is meer dan zes maanden onderbroken geweest. Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ondergeschikte afwijking) Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ernstige afwijking) De ondernemer verzoekt om intrekking
e
e
1 constatering
2 constatering
3 constatering
Vergunning intrekken
-
-
Vergunning intrekken
-
-
Verzoek aan exploitant om binnen 5 dagen een gewijzigde ontheffing aan te vragen Ontheffing intrekken
Vergunning intrekken
-
-
-
Ontheffing intrekken
-
-
Intrekken, wijzigen en vervallen van een vergunning voor een speelautomatenhal Situatie
Actie e
e
e
1 constatering
2 constatering
3 constatering
Een vennoot van een NV, BV of VoF op de vergunning functioneert niet meer als zodanig (niet vervangen door nieuwe vennoot)
Verzoek aan ondernemer om binnen 5 dagen een gewijzigde vergunning aan te vragen
Vergunning intrekken
-
Een vennoot van een NV, BV of VoF op de vergunning functioneert niet meer als zodanig (vervangen door een nieuwe vennoot)
Vergunning intrekken
-
-
Een ondernemer zal niet opnieuw een verklaring omtrent gedrag kunnen verkrijgen
Vergunning intrekken
-
-
Een beheerder op de vergunning functioneert niet meer als zodanig
Verzoek aan ondernemer om binnen 5 dagen een gewijzigde vergunning aan te vragen
Last onder dwangsom (begunstigingstermijn 5 dagen/ € 75,- per week/ max. 4 weken
Vergunning ambtshalve wijzigen
66
Een beheerder voldoet niet meer aan de eisen, Vergunning ambtshalve wijzigen. bedoeld in artikel 2:40g, onder e, APV.
-
-
Vergunning niet binnen zes maanden na verlening gebruikt Exploitatie is meer dan zes maanden onderbroken geweest. Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ondergeschikte afwijking)
Vergunning intrekken
-
-
Vergunning intrekken
-
-
Verzoek aan ondernemer om binnen 5 dagen een gewijzigde vergunning aan te vragen
Vergunning intrekken
-
Onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij aanvraag (ernstige afwijking) De ondernemer verzoekt om intrekking
Vergunning intrekken
-
-
Vergunning intrekken
-
-
Geen van de vergunde ondernemers is meer als zodanig werkzaam
Van rechtswege vervallen
67
Bijlage 7
Risicomatrix
69
Toelichting op de risicomatrix De risicomatrix is onderdeel van de systematiek van programmatisch handhaven. Het is een instrument om de prioritering binnen toezicht en handhaving te objectiveren. Rechtsbelangen Regels zijn er om maatschappelijke belangen (rechtsbelangen) te beschermen. De door de regels te beschermen rechtsbelangen zijn: Openbare orde en veiligheid; Volksgezondheid; Woon- en leefomgeving; Financieel-economische schade; Tegengaan van criminaliteit. Berekening risico Voor ieder rechtsbelang is op een schaal van 1 tot en met 5 aangegeven in hoeverre het rechtsbelang wordt geschaad, indien de overtreding zich voordoet. In geval de schade (nagenoeg) afwezig is, krijgt dit een score 1. Score 5 geeft aan dat het rechtsbelang zeer ernstig wordt geschaad door de overtreding. Vervolgens is ingeschat hoe vaak een overtreding zich voordoet. Ook hier is gebruik gemaakt van een vijfpuntschaal, variërend van zelden/nooit (1) tot zeer vaak (5). Het risico dat een overtreding met zich meebrengt is vervolgens berekend door het gemiddelde van de schade aan de rechtsbelangen te vermenigvuldigen met de kans dat de overtreding zich voordoet. Aangezien voor beide elementen een vijfpuntschaal is gebruikt, kan een overtreding maximaal 25 (5x5) punten scoren. In de tabel is het risico zowel cijfermatig als in woorden weergegeven. Een risico kan zijn: zeer klein (score 1 ≥ 2,9) klein (score 3 ≥ 5,9) gemiddeld (score 6 ≥ 11,9) groot (score 12 ≥ 19,9) zeer groot (score 20 ≥ 25) Prioritering Op grond van het berekende risico wordt een prioriteit toegekend aan de verschillende overtredingen, variërend van prioriteit 1 tot en met prioriteit 4. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de gemiddelde schade aan de rechtsbelangen als de kans dat de overtreding zich voordoet. Het is daarom mogelijk dat een overtreding met een hoge risicoscore een lagere prioritering krijgt dan een overtreding met een lagere risicoscore. Dit doet zich met name voor bij overtredingen waar het verschil tussen de gemiddelde schade aan de rechtsbelangen en de kans dat een overtreding zich voordoet, groot is.
70
71