(N°. XXXIX.)
1044 XXXIX..
Versla// nopens den toestand
der scholen over 1 8 2 1 .
(Verslag.)
XXXIX.
Verslag nopens den toestand der scholen over 1821. (i)
1. M I S S I V E VAN BEN M I N I S T E R VOOR HET P U B L I E K E K O L O N I Ë N , ingekomen in de zitting van 17 Augustus 1822.
ONDERWIJS,
DE N A T I O N A L E
NIJVERHEID
EN DE
Ik heb de eer U Hoog Edel Gestrenge bij deze voor de Tweede Kamer te doen toekomen een exemplaar van het Verslag, hetwelk is opgemaakt overeenkomstig art. 226 der Grondwet, nopens den toestand der hooge, middelbare en lagere scholen , in 1821. De Minister voor het Publieke
Onderwijs, [get.)
de Nationale Nijverheid
en de Koloniën,
A. R. FALCK.
Aan den Heer President van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2.
V E R S L A G van den staat der hooge, middelbare en lagere scholen over 1821.
Lager
onderwijs.
Het bezoek van eene welingerigte school laat nooit na eene hoogst aangename gewaarwording te verwekken bij den weldenkenden mensch, die een vriend is van kinderen, vau beschaafdheid en van deugd. Bij de intrede in de school ademt men gemakkelijk en vrij in een ruim vertrek, dat luchtig is en wel verlicht. De wanden en de houten vloer zijn rein, de zoldering is hoog en de vensters laten van boven de noodige versche lucht in. De kinderen zitten in klassen verdeeld op banken of voor halve lessenaars; aan weerszijden, langs de rijen, is eene open plaats, genoegzaam tot doorgang voor meester en leerlingen. Alle de kinderen, ook de armste, zijn behoorlijk gereinigd en zijn zindelijk gekleed. Hun gelaat toont tevredenheid en aandacht. Schoon velen in getal, wordt er in de school geen gedruisch gehoord; de stilte heerscht. Allen zijn aanhoudend bezig ; er zijn goene tusschenpozingen van werkeloosheid. De onderwijzer heeft een beschaafd en innemend voorkomen. I n zijnen omgang is zijn toon met de kinderen bij uitnemendheid vriendelijk en zacht. Ook beminnen zij hem evenzeer als zij hem achten. Zijne goedkeuring is de beste belooning, zijne ontevredenheid de ergste straf. Leerzucht is overigens de prikkel die hen drijft, en zoo zij boeken of andere zaken ten geschonko ontvangen, moedigt hen dit wel a a n , maar doet hen niet juichen, dat zij hunne makkers hebbon overwonnen. Niets geeft lof in de school, dan braaf en leerzaam te zijn ; uit dien hoofde weerhoudt hen ook de schaamte voor hunne makkers van iets kwaads te doen. Let men naauwkouriger op den geest van het onderwijs, zoo ziet men duidelijk, dat het den onderwijzer niet te doen is om te schitteren of om zijne leerlingen te doen schitteren ; maar dat hij hen grondig wil loeren alle kundigheden welke zij noodig hebben, zonder meer. Alle deze kundigheden en alle begrippen tot dezelve behoorende, heeft hij zich vooraf zoodanig ontleed en eigen gemaakt, dat hij van de meest eenvoudige beginselen aanvangt, trapswijzo voortgaat, en zoo zijn onderrigt bevattelijk maakt voor de minst vluggen. Hij rust ook niet tot dat allen alles volledig hebben begrepen. Vooral echter wordt het geheele onderwijs zoo door hem gegeven, dat hun deugdzame beginsels worden ingeprent. Tot oefening van het verstand, maakt hij bovenal zijn werk van de rekenkunde, en roemt den invloed dien het gezang heeft op hot hart der kinderen. Hij acht zich gelukkig, dat juist deze twee vakken, de rekenkunde en de zangkunst, meer dan eenigo andere in de laatste j a r e n , wat de leerwijze aangaat , zijn (i) IN°. a der tot dit onderwerp behoorende bescheiden werd in liet Hollnndtch en Fransen in i8aa ter Algetneene LandtdrakkerQ in 8°. gedrukt.
verbeterd, zoo dat zij thans even gemakkelijk als grondig aan de kinderen kunnen geleerd worden. Verlaat men nu de school, en kan de meester u zijne nette woning en tuin wijzen, u verhalen: hoe een ambtenaar, van gomeenteswege, de schoolgelden invordert en uitbetaalt ; hoe uit dezelve de verwarming der school en alle de schoolbehoeften worden gevonden ; hoe de armenkassen of gemeentebesturen het schoolgeld van armen en behoeftigen voldoen, en hoe eene j a a r wedde aanvult wat nog aan de inkomsten te kort schiet; — j a kan hij u verhalen, hoe hij de hoop voedt van ook in zijnen ouderdom zich niet verlaten te zien, noch zijne weduwe en kinderen na zijn overlijden, — dan gewis prijst men het land gelukkig waar zulke scholen zijn en waar zoo voor de onderwijzers wordt gezorgd. Weuschelijk ware het dat het schoolwezen op dezen voet door het geheele Rijk ware ingerigt. Reeds mag men zich gelukkig achten, dat in vele provinciën een groot aantal scholen met het geschetste tafereel genoegzaam overeenstemmen. In andere provinciën , bijzonder in die, waar de schoolverbetering eerst sedert weinige jaren aanving, staat het min gunstig geschapen. Doch het Gouvernement blijft standvastig bij het voornemen om meer en meer tot de volmaaktheid te naderen. In de noordelijke provinciën zijn, sedort lang, door het Lands-bestuur schoolopzieners aangesteld, belast met het toezigt over een zeker aantal scholen, welke zij gehouden zijn meermalen in ieder jaar te bezoeken. Zij zijn gesteld om te waken, dat de wetten en verordeningen op het onderwijs worden nagekomen ; zij moeten de onderwijzers te regt helpen, voorstaan en aanmoedigen. Zelvon geen bevelen gevende, moeten zij aan de gestelde magten of bevoegde kollegiën de noodige voordragten doen omtrent de ïnrigting der schoolvertrekken, de inkomsten der onderwijzers en omtrent alle verdere maatregelen, die ten beste van het schoolwezen verdienen te worden genomen. Zij zijn in zoo verre gelastigden van het Lands bestitur, om voor de voortgaande verbetering van het onderwijs te zorgen. Tot hiertoe workten zij op zich zelven, het zij ieder schoolopziener afzonderlijk in zijn district, het zij allen, voor zoo verre zij tot e'ëne provincie behooren, te zamen onder den naam van Provinciale schoolcommissie. Doch bij 's Konings besluit van 20 Maart 1821, is aan de Gouverneurs der provinciën het voorzitterschap opgedragen bij alle vergaderingen van schoolopzieners. Dit besluit heeft reeds veel goeds gesticht. Het geeft gelegenheid, dat do schoolopzieners overtuigd kunnen worden van de administrative bezwaren, welke soms beletten, dat het goede zoo spoedig worde verwezenlijkt als men zoude wenschen. Het heeft ten gevolge dat het Provinciaal Bestuur steeds nabij bekend is met de belangen en behoeften van het schoolwezen. Het neemt, oindelijk, alle misverstand en wrijving weg, die tusschen school-
1(M5
Bijlagen. Vel 262. XXXTX.
Versier/ nopens den toestand
(N°. XXXIX.) der scholen ov.er 1 8 2 1 .
(Verslag.)
opzieners en dit bestuur mogt kunnen ontstaan over den zin en de handhaving der wetten. Uit heilzaam toozigt, door de schoolopzieners uit te oefenen, waarmede de schoolzaken in de voormelde provinciën zoo wel 'zijn gevaren, is door den Koning, bij besluit van den 25sten M a a r t 1821, mede ingevoerd in de provinciën Limburg en Antwerpen. Bij die gelegenheid zijn de voornaamste un heilzaamste bepalingen der schoolwet van den 3den April 180G bij een verzameld, en in den vorm eener voorloopige instructie voor de schoolcommissie» in de zuidelijke provinciën vastgesteld. In laatstgenoemde provinciën bestaan, sedert den j a r e 1817, tijdelijke jury's voor het middelbaar en lager onderwijs. Dezelve haddon voornamelijk ten doel om do zaden van het verbeterd onderwijs te doen wortel vatten, om de oprigting van goede scholen te bevorderen en aan to moediger, , om aankomende onderwijzers te doen opleiden on van hen een examen af to nemen ; eindelijk om den toestand van hot schoolwezen in al deszolfs bijzonderheden te doen kennen. Een eigenlijk opzigt over alle reeds gevestigde scholen en een geregeld bezoeken van dezelve valt niet in den werkkring dezer jury's. Naarmate zij aan het doel hunner instollirg loffelijk zullen hebben beantwoord, zullen z i j , even als die van Limburg en Antwerpen eervol worden ontslagen en herschapen worden in commission van onderwijs en schoolopzieners. Als zoodanig zullen zij eonen wijderen werkkring erlangen; met hot toczigt, van 'sLandswego, ovor allo . gevestigde scholen en met het geregeld bezoeken van dezelve belast zijn, en meer bepaaldelijk moeten waken voor de handhaving der bestaande verordeningen op het schoolwezen Door de goede pogingen van vele school-commissicn en j u r y ' s , mitsgaders door de gunstige medewerking van de Provinciale en Gemeentebesturen, is dit j a a r weder op oen groot aantal plaatsen deze belangrijke zaak aanmerkelijk vooruit gegaan. Uit de meeste provinciën is het berigt ingekomen, dat eenaantal schoollokalen op nieuw werden opgebouwd, of hersteld, of van nieuwe meubelen voorzien. Jammer dat hier en daar de Gemeentebesturen niet raadplegen met den schoolopziener of j u r y , en d a t , uit dezen hoofde, wel eens de kosten ondoelmatig worden besteed. Voorts getuigen de ontvangen berigten , dat in allo de provinciën het getal van bekwame onderwijzers toeneemt en dat ook hier en daar hun inkomen van gcmeenteswego is verbeterd. In dit laatste opzigt zou, vooral ton platten lande, meer zijn g e d a a n , bijaldien deszelfs bewoners in gunstiger omstandigheden hadden verkeerd Deze mag ook de oorzaak zijn, waarom, bij do Gedeputeerde Staten van meer dan één e provincie, hangende zijn gebleven do beraadslagingen van welke in een vroeger verslag aan Hun Edel Mogen den werd melding gemaakt, over de verbetering van hot inkomen der onderwijzers en ter regeling eener meer doelmatige inning der schoolgelden. W a t het Gouvernement, ten aanzien van do schoolgebouwon en de onderwijzers-jaarwedden buitengewoon heeft godaan, kan blijken uit de t a b e l , litt. A , hierbij gevoegd. Onder de belangrijke maatregelen van het algemeen bestuur , moet nog gerekend worden het besluit van Zijne Majesteit van 1 Junij 1821 , bepalende, dat de schoolgebouwen aan hot domein behoorende , ten koste van hetzelve in orde gebragt, en daarna aan de Gemeentebesturen overgegeven zullen worden. Dezo maatregel strekt ten voordcolo van het domein , hetwelk op deze wijze ontslagen wordt van het onderhoud van gebouwen die geeno inkomsten geven ; zij strekt ten voordeele van do Gemeentebesturen , welke de gebouwen in goeden staat ontvangen , en de voor olk geringe kosten van onderhoud to eerder voor het vervolg willen dragen , daar zij nu bevrijd zijn van do moeijolijkheden , welko zij , tot het bekomen van herstelling, meermalen bij de elkandor op\olgende Landsbesturen hebbon ondervondon Uit sommige provinciën, en bijzonder uit die streken , waar het verbeterd onderwijs bij de ingezetenen nog onbekend is. heeft men klagten vernomen over nalatigheid der Gemeentebesturen, mitsgaders ovor onverschilligheid van de ouders. IJverige voorstanders van het goedo zouden gaarne zien, dat die Gemeentebesturen en die ouders gedwongen wierden, om datgene te doen en to behartigen wat hun wol verstaan eigen belang vordert. Doch, bij het geven van zoodanigen raad, verliest men uit het oog, dat het geheele gebouw van het verbeterd schoolwezen, op overtuiging en op vrijwillige modewerking gegrond is, dat dwang do vooroordeolon versterkt, j a afkeer on tegenstand doet geboren worden, terwijl de ondervinding gestadig en op de verrassendste wijze leert, hoe het zien van goede scholen, do sterkste en meest ingewortelde vooroordeclen wegneemt en als in rook verdwijnen doet. Een gewigtiger bolotsel dan deze vooroordeelen, ontstaat uit de armoede van sommige gemeenten, bijzonder wanneer zij klein ; HANDELINGBN DEK STATEN-GE.VF.UAAU
1821
—1822.
zijn. Dezo kleinheid van do gemeenten is een duurzaam bezwaar, gelijk in andere takken van bestuur, zoo ook vooral ten opzigte van do verbofering van hot lager onderwijs. Wat anders in eeno provincio kan gedaan worden, waar de ingozetenon arm zijn, en do geringere klassen min of meer met vooroordeelen behebt, mogo Drenthe getuigen. Alhier heelt de voreenigde werking van verstandige schoolopzieners en van een welgezind provinciaal bestuur, in weinige jaren , de meeste schoollokalen , of vernieuwd of behoorlijk ingerigt, de ondorwijzers-jaart wedden door de geheele provincio aanzienlijk verbeterd, en het onderwijs zelf tot oenen graad van voortreffelijkheid gebragt, welko met het bosto dat in andere provinciën gevonden wordt, kan wedijveren. Eene bijzondere en steeds toenemende zorg, is ook dit j a a r weder aangewend tot het opleiden van aankomende ondorwijzors. Niet alleon is men voortgegaan de zoodanigen te vormen op de Rijks kweekscholen en die dor Maatschappij tot Nut van het Algemeen, mitsgaders op verschillende armscholen of met behulp der normale lessen , welke andermaal gegeven werden te Maastricht, te L u i k , te Eergen en te Luxemburg; maar er kwamen ook soortgelijke nieuwe inrigtingen en maatregelen tot stand in West-Vlaanderen, te Leiden en te Utrecht. Dezo vermenigvuldigde gelegenheden tot oefening voor aankomende onderwijzers, heeft aanleiding gegeven, dat men aan de gevestigde schoolcommissiën, welker pligt het is do examens af te nemen en de bewijzen van bekwaamheid te verleenen, heeft kunnen aanbevelen , om met eene meerdere gestrengheid bij het afnemen dezer examens te werk to gaan. Zulks z a l , wel uitgevoerd, do be3te waarborg zijn, dat de jonge onderwijzers moeien meer bekwaam en geschikt worden voor de waarneming van hunnen post. Voor do provinciën waar nog jury's bestaan, of waar nieuwelings commissiën van ondorwijs werden inge-told, zal het mede niet dan heilzaam kunnen zijn, dat mon de examens niet te gemakkelijk make. Gelukkiglyk zijn thans over liet geheele Koningrijk scholen gevestigd, welke tot voorbeelden mogen strekken. Der zei ver invloed op liet schoolwezen in do omliggende plaatsen is reeds zeer aanmerkelijk, en zal zich voor het vervolg in toenemende mate doen gevoelen. Zij mogen in sommige provinciën nog slechts lichtende punten zijn in een duisteren omtrek; van lieverlede zal ook do geheele omtrek worden verlicht, gelijk dit reeds plaats heeft in sommige andere provinciën. Uit die van Groningen bei igtte men, dat in het 1ste district alle de schoollokalen goed zijn, met uitzondering van twee à drie, terwijl zij slechts weinige scholen telt, op Welke het tientalligo stelsel niet geleerd of de zangkunst niet beoefend wordt. In Friesland alleen, werden dit j a a r twintig schoollokalen nieuw gebouwd , en tien aanzienlijk verbeterd. In deze provincie waar vele zeer kleine dorpen zijn, was voor weinige jaren het getal dor slechte schoollokalen tot dat deigoede als i: 1, thans zijn er meer gocdo dan slechte. Op eene bevolking van 188,656 ziolen is dat der .schoolgaande kinderen 25,971 geweest. Op goeden grond kan men zeggen, dat het ondorwijs in de lagere scholen aldaar dagelijks verbetert, doordien het minder uitgebreid doch tevens grondiger wordt, en het uitdenken en aanwenden van de meest gepaste middelen tot eene doelmatige vorming van verstand en hart steeds toeneemt. Ook wordt or, hoe langer hoe meer, de regel gevolgd, om allo vergelijking van kinderen mot kinderen, zoo wel als openlijke straf' en belooning tor zijde te stellen, en tot dus verre is men o» geeno plaats, waar men eens dozen regel volgde, van denzelve teruggekomen Uit Overijssel berigt men, dat de gestrenge toon van den schoolmeester bijna overal voor vriemlelijken ernst heeft plaats gemaakt , en dat de schoolleeraars zich meer en meer beperken tot hot geven van een oordeelkundig ondorwijs van datgeen , hetwelk voor den leerling onmisbaar, en hem voor den volgenden leeftijd van het meeste nut en van wezenlijke dienst is. Wat overigens bijzondere steden en provinciën aangaat , is de verbetering van het schoolwezen dit j a a r meer zigtbaar toegenomen of bevestigd in de steden Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Goes en Zierikzee; alsmede te L i e r , Soignies, llalle, Luxemburg, Doornik en Hooi; en in de provinciën Gelderland, Limburg, West-Vlaanderen, Henegouwen, Antwerpen on Luxemburg. Van dezo laatste provincie is een tabellarische staat ingekomen , welko hiernevens is gevoegd onder litt. B , en welke eeno vergelijking behelst van den uitwendigen toestand van 'hot schoolwezen in 1817 en 1821. 1
Collégien en Latijnschc scholen. Omtrent dezo instellingen zijn weinige bijzonderheden to zeggen. Men mag echter verzekeren, dat op vele het onderwijs is ver-
(N°. XXXIX.)
10&6 XXXIX.
Verslag nopens den toestand
der scJwlen over 1 8 2 1 .
(Verslag )
boterd. Bekwame leeraars hebben zich ook loffelijk bevlijtigd om verbeterde leerboeken uit te geven, en de zoodanige, welke nog geheel ontbraken, nieuw zamen te stellen. Langs dezen weg zal meer en meer de goede leerwijze op alle scholen algemeen worden. Aan welgevormde leeraars is t h a n s , in de noordelijke provinciën, geen gebrek. In de andere provinciën neemt hun getal ook toe door de voortgaande goede zorg van do hoogleeraren aan de hooge scholen. Hooge scholen.
de eene door den kolonel Rottiers uit Griekenland herwaarts gevoerd, de andere van den majoor H u m b e r t , die dezelve te Tunis en op den grond van het oude Karthago had bijeen gebragt. Ook is diezelfde verzameling verrijkt met afgietsels van een gedeelte der marmers door lord Elgin uit Griekenland naar Engeland gevoerd. Eene verzameling als deze kan niet missen zeer nuttig te zijn voor de beoefening der schoono kunsten, welke men zich verheugen mag dat thans weder met goed gevolg in dit land onderwezen en beoefend worden. Met een kort overzigt van den toestand der instellingen voor het onderwijs in die kunsten , zal het tegenwoordig verslag gevoeglijk kunnen worden besloten.
Tot dus verre heeft de natie de instellingen voor het hooger onderwijs met welgevallen beschouwd. Alle berigten, welke ook Met uitzondering van slechts weinige, vindt men thans in dit j a a r weder inkwamen, zoo wegens het ondorwijs der hoogleeraren , als wegens de goede studiën der kweekelingen, zijn ge- alle groote steden , scholen of akademiën voor de bouw- en teeschikt om dit welgevallen te bevestigen. Naar het schijnt hebben kenkunde, in welke aan den handwerksman het onderwijs in de reglementen op het hooger onderwijs, en bijzonder de daarin deze kundigheden door bekwaam gekeurde meesters kosteloos voorkomende bepalingen nopens de openbare en strenge examens, wordt gegeven. Op sommige dier scholen of akademiën, worden de verpligte studiën, en het dingen naar eereprijzen, den besten tevens de beginselen der beeldhouwkunde geleerd. De twee invloed op den geest der studerenden, wier belangstelling in die Koninklijke akademiën van beeldende kunsten te Amsterdam en te Antwerpon zijn, als het w a r e , de hooge scholen voor de genoemde bepalingen dan ook meer en meer toeneemt. Men heeft geklaagd over het misbruik dat in sommige inau- kunsten. Men leidt er de jonge lieden ook op tot het schilderen gurele dissertatiën is gemaakt van de vrijheid bij de regiementen en graveren. Lang werd de oprigting der akademie te Amstergegeven, om alle stellingen te mogen verdedigen, welke niet dam vertraagd door de moeijelijkheden welke aan het vinden strijdig zijn met de openbare orde en de goede zeden. Doch het van een geschikt gebouw verbonden waren. Doch deze moeijeis te hopen , dat tot die klagten hoe langer hoe minder aanlei- lijkheden ziju overwonnen, en de lessen zijn eindelijk in een ding zal worden gegeven ; dat de hoogleeraren zich meer en meer voortreffelijk lokaal en met de beste uitzigten geopend. Op d& zullen bevlijtigen , om in hunne lossen den jongelieden voor te beide akademiën wordt, om het andere j a a r , een groote prijs gaan door een naauwkeurig onderzoeken en een onbevangen uitgeloofd, daarin bestaande, dat h i j , aan wien dezelve wordt oordeelen , en dat zij hunnen invloed zullen uitoefenen om het te toegekend, gedurende vier j a r e n , op 's Rijks kosten, eene reize berde brengen en verdedigen van gewaagde of partijzuchtige stel- buiten 's lands kan doen tot het volmaken zijner kennis en oefening in de kunst. Zoodanige prijzen werden reeds tweemalen te A n t lingen voor te komen. Een der verdienstelijke mannen , op welke de natie roem mag werpen toegewezen, en ter mededinging naar dezelve werden, de dragen , de regtsgeleerde Duymaer van T w i s t , ontviel dit j a a r laatstemaal, toegelaten, niet alleen de leerlingen der Antwerpaan de Groningsche hoogeschool. Dit vei'lies en dat van man- sche akademie, maar ook die van alle akademiën of scholen in nen als Wijttenbach , Brugmans , Cras , de Rhoer , Borger en het Koningrijk. Dusdanige algemeene mededinging kan niet anders Cassel, allen in de laatste jaren overleden, kan bezwaarlijk dan den naijver tusschen de verschillende scholen dJen toenemen, worden hersteld. Het vaderland zal den nieuwen hoogleeraren en zal alzoo in dubbele mate ter uitlokking en aanmoediging van dankbaar zijn, zoo zij hunne voorgangers in %velmeenendheid, jonge kunstenaars strekken. in onvermoeide werkzaamheid, in volhardenden ijver voor het Van den bloei der schilderkunst gaven de tentoonstellingen, goede en het ware nastreven. die in de laatste jaren plaats hadden, de duidelijkste bewijzen. Het getal studerenden, opgenomen op den lsten November Ook zag men op dezolve van meer dan één jong kunstenaar zeer 1821, bedroeg op de zes hooge scholen 2,020 , zijnde 142 meer- verdienstelijk beeldhouwwerk, zoodat men, ook wat uozo kunst der dan het vorige j a a r . Op nevens gevoegden staat kan men zien aangaat, alle reden heeft om over derzelver toestand te vraden te zijn. Onderscheiden werk in de Vorstelijke paleizen en van hoe dit getal over de onderscheiden faculteiten is verdeeld. Het uitwendige der hooge scholen is ook weder in luister toe- openbare gedenkstukken moge dit getuigen. De bouwkunde vindt genomen. Het akademische gebouw, door de stad Gent gesticht, mede bekwame oefenaars, en, meer dan voorheen, talrijke liefwerd voor het gebruik der hoogo school geopend. De botanische hebbers en begunstigers, iets hetwelk onder anderen heeft kunnen tuinen te Luik en te Leuven kwamen aanvankelijk in dien s t a a t , blijken uit de oprigting te Amsterdam , van eene vrije maatschappij ook wat de gebouwen betreft, dat zij met den tuin te Gent ter aanmoediging der bouwkunde. Do kunst van gravel e n , zoo van koperen platen, als van mekunnen wedijveren. T e Leydon is het gebouw voor de bibliotheek , mitsgaders dat voor de anatomische en physiologische verzame- dailles en in fijne steenen, was in de laatste jaren merkbaar lingen, in gereedheid gekomen T e Utrecht werd het clinisch verachterd, in vergelijking van den staat van volmaaktheid, met gasthuis aanzienlijk vergroot door de zorg van het bestuur over welke sommigo dezer moeijelijke kunsten voorheen in het Rijk werden beoefend. Doch men heeft reeds proeven van aanvande gasthuizen in die stad. Op bijna alle de hooge scholen werden de kabinetten van kelijke vordering in eenige derzelve gezien, en er is alle hoop, natuurlijke historie vermeerderd uit den voorraad van 's Rijks dat de gelegenheid tot opleiding aan jonge kunstenaars gegeven, museum te Leyden, hetwelk alzoo ook in dit opzigt aan het doel niet vruchteloos zal zijn. Mogten deze geopende vooruitzigten verwezenlijkt worden ! van deszelfs instelling beantwoorde. E r bestond reeds sedert lang te Leyden eene archaeologische Mogt de verbetering van het onderwijs, in vele vakken reeds verzameling , voornamelijk ten gevolge van een legaat door een zoo belangrijk, verder worden bevestigd! Alsdan zal een toevoornamen liefhebber, den heer Papenbroek, aan die hooge nemende bloei van kuusten en wetenschappen den nationalen school in de vorige eeuw gemaakt. Daar er geen Rijks museum roem uitbreiden, de genoegens van het gezellige leven verhoogen , voor de archaeologie bestaat, heeft het Zijne Majesteit behaagd, en de verschillende standen der maatschappij meer bekwaam en bij de verzameling te Leyden aanwezig, voorloopig en tot nadere meer geschikt maken om hun eigen welzijn en dat van den beschikking te voegen , twee nieuw aangekochte verzamelingen , Staat te bevorderen.
(N°. XXXIX.)
1047 XXXIX.
Verslag nopens den toestand der scholen over 1821. (Bijlagen behoorende bij het Verslag.)
A. SOMMEN in 1821 buitengewoon ten behoeve van het Lager Onderwijs toegewezen.
Subsidiën
Gratification, aankoop
PROVINCIËN.
Jaarwedden.
tot aanbouw van ; Normale lessen
AANMERKINGEN. van meubelen en schoolboeken.
schoollokalen,
Noord-Braband
150.00
Zuid-Braband
250.00
Limburg
300.00
3,635.00
75.00
3,900.00
575.00
250.00
800.00
2,015.00
800.00
3,600.00
800.00
Gelderland Luik
f
2,300.00
Oost-Vlaan deren West -Vlaanderen, Henegouwen.
150.00
800.00
Zuid-Holland
400.00
Noord-Holland.
600.00
Zeeland
236.00
800.00
Namen
200.00
3,100.00
200.00
600.00
Utrecht Antwerpen
820.00
Vriesland.
550.00
Overijssel. Groningen
150.00
Drenthe
350.00
1,600.00
250.00
1,350.00
150.00
300.00
250.00
Luxemburg
1,000.00
800.00
TOTAAL.
.
.
. I f
4,406.00
f
22,850.00
f
3,800.00
f
3,050.00
(N°. XXXIX.)
1049
Bijlagen. Vel 263,
1048
(N°. XXXIX.)
rT.T.Tia
XXXIX.
Verslag
nopens den toestand
XXXIX
der scholen over 1 8 2 1 .
Verslag nopens den toestand
(Bijlagen behoorende bij het Verslag.)
(Bijlagen behoorende bij het Verslag.)
LUXEMBURG.
B. GROOT-HERTOGDOM T ABEL
der scholen over 1 8 2 1 .
op 31 December 1817 met 31 December 1821.
ter vergelijking van den staat van het Lager Onderwijs , )
Aantal NAMEN
S C H O O L
AANTAL
AA NT A L
van leerlingen
van schookmderwijzers
op
op
welke zij DISTRICTEN. bevatten.
Luxemburg
Grevenmacher
,
Diekirch
UIT DE GEMEENTE-KASSEN EN UIT BIJZONDERE STICHTINGEN
G E L D E N
aan de schoolgebouwen besteed.
1
UIT 'S RIJKS-KAS SEDERT
| Hare
DER
J A A R W E D D E N DER SCHOOLONDERWIJZERS.
G E B O U W E N .
A A N T A L
van gemeenten of gehuchten welke
van gemeenten
~r—-
hunne sedert een school- schoolge31 Decombouwen bevolking. 31 Decem- 31 Decem- j 31 Decem- 31 Decemgebouw sedert 31 ber!S17 in eigendom Dec. 1817 ber ber ber ber schoolhaddon op hebben vergroot of' in- gebouwen 31 Decem- gerigt voor 1817. 1821. 1817. 1821. hebben ber 1817. de nieuwe leerwijzen. geslicht.
1
Uit 'sRijks-kas.
|Uit de gemeente-kassen. Op 31 December 1817. Op 31 December 1821. 31 December 1817. Aanmerkingen. '
; Bedrag
Aantal
Aantal
Bedrag
Aantal
Bedrag
Aantal
gemeenten. der gelden. gemeenten. der gelden. gemeenten. dor geldiüi. gemeenten. der gelden.
Bedrag
gemeen-
der
ten.
gelden.
16
f 9.982.51
27
f 1,588.96
34
150.00
21
4,469.24
14
1,032.17
25
1,281.97
3
3
1,545.00
17
13,335.34
22
896.65
36
1,717.75
7
))
5
579.05
1
19.845
4
5
2,310.50
11
491.12|5
47
53,418
5,694
6,776
117
125
69
10
»
31
31,471
3,606
4,223
68
71
42
16
1
40
32,093
3,625
4,0:;0
94
103
75
10
10
Aantal Bedrag
»
f
!)
Behalve do f'2,195 in dezen staat vermeld, is uit 's Rijks » kas over de jaren 1817 à 1820 voor schoolgebouwen in het Groot -Hertogdom nog verleend f 675.00 eeno somma van f 5,505, welke op 31 December 1821 nog niet waren be1,325.00 steed.
i
63
25,140
2,163
2,519
74
85
41
»
.
71
28,410
1,922
2,589
54
74
23
1
Neufchateau
91
36,459
3,988
4,103
96
104
54
Virton
46
34,602
3,532
4.406
65
72
Arlon
46
32,851
4,346
4,816
93
435
271,744
28,876
33,762
661
Bastogne
Marche .
TOTAAL
500.00
191,583
2
475.00
23
973.82
5
1,075.00
»
»
11
2,965.19
32
3,143.80 S
35
3,402.23
3
550.00
29
»
»
10
5,416.16
45
3,818.94
44
4,164.77
3
675.00
95
74
»
»
9
1,350.04
13
516.22
23
892.00
»
729
407
94
f40,408.03
165
10
68
44
5
f 2,195.00
•
HANDELINGEN DEK STA.TEN-GENEKAAL.
1821 — 1 8 2 2 .
fl 1,507.71 Bi
224
f 14,666.915
23
»
f4,775.00
(N°. XXXIX.)
1052 XXXIX.
Verslag nopens dm toestand der scholen over 1821. (Bijlagen bchoorende bij het Verslag.)
C.
STAAT van het aantal Studenten, aanwezig op 1 November 1821 , in de onderscheiden faculteiten der verschillende Hooge Scholen.
Faculteit HOOGE SCHOLEN.
Faculteit
van godgeleerdheid. regtsgeleerdheid
Faculteit
Faculteit
van
van
wis- en natuur-
wijsbegeerto
kundige
en
wetenschappen.
letteren.
Faculteit
genooskunde.
TOTAAL.
Leuven. ,
100
54
43
74
271
Luik . .
158
112
83
98
451
93
76
37
49
255
20
124
335
Gent .
.
Leyden .
45
104
42
Utrecht .
79
58
24
Groningen
56
65
36
255
22
74
253
Aanmerkingen. — Op do athenaea to Amsterdam, Franeher en Deventer zullen daarenboven omtrent 100 studerenden, te zaani genomen , zijn. * In 1820 bedroog het getal studenten te Groningen 236. In hot verslag aan de Skaten-Generaal over dat jaar gedaan staat verkeerdelijk 215.