17.]
[2S6.
7»
Verslag van den staat dei hooge», middelbare en lagere scholen over mos
ïoou.
i Bij lage Oi.
BIJLAGE O.
P . H. van Gestel, leeraar aan de openbare handelsschool te Amsterdam.
VERSLAG DEK COMMISSIE, in 1908 belast geweest met het examineeren van hen, die eene akte van bekwaamheid verlangden tot het geven van middelbaar onderwijs in de Nederlandsche taal en letterkunde, de geschiedenis, de aardrijkskunde, de staathuishondkunde en statistiek, de staatsinrichting en het schoonschrijven. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandschc Zaken.
Den L2den Uctober hielden de leden der Commissie hunne eerste vergadering. Zij maakten toen den examenrooster op, stelden het examenplan vast, vormden de verschillende subcommissiën en benoemden mr, dr. A. A. II. Struycken tot hun secretaris. De mondelinge en schriftelijke examens in het schoonschrijven namen 26 Uctober een aanvang, en werden voortgezet op 2, 5, 9, 12, 13, 16, 17, 19, 23, 26 en 30 November, 3, 7, 10, 14, 15, 17, 18, 21, 24, 28 en 29 December. Voor de andere examens was ook nu weder vastgesteld, dat het schriftelijk examen van alle candidaten gelijktijdig zou worden afgenomen. Dit schriftelijk examen had 27 Uctober plaats. Het eerste mondelinge examen volgde op 5 Xovember, en sinds dien datum werd door de Commissie bijna dagelijks geëxamineerd. Het laatste examen had op 30 December plaats, op welken dag tevens de vergadering werd gehouden, belegd tot het opmaken van dit verslag. Het aantal der gevraagde akten bedroeg, met de nagekomen aangiften, 231, tegenover 227 in 1907. 279 in 1906, 228 in 1905. 189 in 1904, 132 in 1903, 131 in 1902 en 110 in 1901. Den aard der verlangde akten, het aantal candidaten voor elke akte, en den uitslag der examens, met de namen der examinatoren, moge Uwe Es?ellentie in de volgende tabel aantreffen. Aangezien er voor de akte staathuishoudkunde slechts één examinator was, fungeerde de voorzitter bij dit vak als assessor.
De Commissie, krachtens art. 69 der wet tot regeling van het middelbaar onderwijs, bij Uwer Excellenties beschikking van 9 October 1907, n°. 6458', afdeeling U. M. O., benoemd tot het afnemen van bovengenoemde examens in 1908. was samengesteld als volgt: lid en voorzitter: K. ten Bruggencate, inspecteur van het middelbaar onderwijs te 's Gravenhage ; lid en ondervoorzitter: dr. J. te Winkel, hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam; leden: dr. K. H. Th. Bussemaker en mr. H. Krabbe, hoogleeraren aan de Rijks-universiteit te Leiden: dr. H . Brugmans, dr. Eng. Dubois, dr. D. van Embden, mr. S. R. Steinmetz en mr. dr. A. A. H . Struycken, hooglceraren aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam; dr. A. Kluyver, mede-redacteur van liet Woordenboek voor de Nederlandsche taal, te Leiden; G. C. F . van dei Laan, hoofd eener openbare school te 's Gravenhage, en Aantal
GEVRAAGDE AKTEN VOCE
Kvn. Nederlandsche taal en letterkunde. Kvm. Geschiedenis.
candidaten die zich hebben aangemeld.
Aantal candidaten die aan het examen hebben genomen.
Aantal niet geslaagde candidaten Onder het examen teruggetrokken.
Afgewezen.
M.
M. | V.
T.
M. i V. ! T.
M.
V. '' T.
14
2
16
12
2
14
—
—
—
11
6
17
10
6
16
1
—
6
1
7
6
1
1
—
geslaagde
|
Totaal.
candidaten.
!
EXAMINATOREN.
i
V.
T.
M.
V.
T.
M.
V.
T.
6
—
6
6
—
6
6
2
a 8
1
4
3
7
5
4
9
5
2
—
—
3
—
3
3
—
3
3
1
4
—
—
f,
2
8
6
2
8
3
2 '
.j j Prof. dr. D. van Embden. (K. ten Bruggencate.
6
30
30
36
3
36
(1) 20
JFrof. dr. J. te Winkel. iDr. A. Kluyver.
Kix. Aardrijkskunde. Kx. Staatshuishoudkunde en statistiek. Kxi. Staat-sinrichting.
10
4
14
9
4
13
—
59
3
62
56
3
59
6
N. Nchoonscbrijven.
80
34
114
76
33
109
1
—
1
34
13
47
35
13
48
41
20
lil ! G. C. F. van der Laan. P. H. van Gestel.
Totaal . . 180
50
230 169
49
218
8
—
8
83
18
101
91
22
110
78
30
108
(1) Onder wie 5 voor de huisakte.
3 . 23
(Prof. dr. Eug. Dubois. >Prof.mr.S.R.Steinmetz.
(Prof. mr. H. Krabbe. p 10 f. m r dr _ A A . H f Struycken.
80
L226. 17.] Verslag van den itaal der booge-, middelbare en lagere scholen over Mt08- \u(y.t. (Hijlage 0)
Evenals hare voorgangster!, acht ook deze Commissie zien verplicht, naast liet verslag over de afgelegde examens, aan Uwe Excellentie nogmaals de ernstige bezwaren tegen de wettelijke regeling dezer examens voor te leggen, overtuigd als zij is, dat de belangen van het middelbaar onderwijs dooi' die regeling enMtig wordt geschaad. De Commissie (loeit voornamelijk op het Ontbreken van iederen eiseh van algenieene ontwikkeling voor hen, die zich tot het examen aanmelden. Waar bovendien het meerendeel der candidaten zich niet anders dan dooi' zelfonderricht tot het examen kan bekwamen, is het niet te verwonderen, dat zoovelen blijk geven in algenieene beschaving, ontwikke. ling en kennis verre achter te staan bij de leerlingen der scholen, tot wier onderwijs zij zich geroepen achten; dat zij ieder inzicht in methode van studie en onderwijs missen, wèl dikwijls eene betrekkelijk groote hoeveelheid uiterlijke kennis hebben uit het hoofd geleerd, maar de geleerde stof als deel der wetenschap niet tot de hunne hebben weten te maken, veel minder zich zóó de stof hebben weten eigen te maken, dat zij in staat zouden zijn hunne jeugdige leerlingen naar behooren daarin te ondeiwijzen. In het bijzonder meende in dit velband de sub-commissie voor de akte staatsinrichting te mogen klagen. Nu moge het waar zijn, dat een groot deel der candidaten — in het bijzonder weder van hen, die de akte staatsinrichting vragen -— het examen niet afleggen met het oog op de aan het diploma verbonden onder» w ijsbevoegdheid, maar eerder daarin een middel zien, dat hun voor benoeming en promotie in administratieve en andere betrekkingen van dienst kan zijn, dit neemt niet weg, dat die onderwijsbevoegdheid aan het uitgereikte diploma is verbonden, en met het oog daarop de eisenen voor de verleening er aan moeten worden gesteld. De Commissie is dus eenparig van oordeel, dat afdoende wegneming van dit euvel niet langer op zich mag doen wachten.
1 de fout, het grootste deel van dien tijd aan eene inleiding te besteden, en dan het eigenlijke onderwerp gehaast of schets* matig af te handelen, ja, niet zelden het opstel onvoltooid te laten. Vele anderen gunden zich den tijd niet, vóóraf in den geest de stof, die zij te behandelen hadden, te ordenen, en schreven maar op goed geluk neer, wat hun het eerst in de , gedachte kwam, zonder dat er op logische of overzichtelijke indeeling werd gelet. Herhaaldelijk ook gebeurde het, dat titel en opstel in het geheel niet bij elkander pasten. Na deze algenieene opmerkingen valt over de examens in elk der vakken afzonderlijk nog het volgende mede te deelen. De uitkomsten van het examen in de Xederlandsche letterkunde waren, zonder juist reden tot groote tevredenheid te geven, niet ongunstig te noemen. Vijf candidaten legden een goed of zelfs zeer goed mondeling examen af, vijf een even voldoende en vier een onvoldoend examen. Het schriftelijk werk voldeed iets beter dan het mondeling, van de opstellen behoefden er slechts twee als geheel onvoldoende te worden afgekeurd. In den regel was de inhoud beter dan de stijl, en had de Commissie niet in aanmerking genomen, dat een examen altijd een slechte stijlmeter zal blijven, dan zou zij nog meer candidaten hebben moeten afwijzen, omdat hunne opstellen niet overtuigend bewezen, dat zij in staat waren, hun aanstaanden leerlingen de vereischte leiding te geven bij het schriftelijk uiteenzetten hunner gedachten. Aan feitenkennis ontbrak het den afgewezenen en aarzelend toegelatenen overigens minder dan aan inzicht, maar van dat gebrek aan inzicht was meestal gebrek aan algemeene ontwikkeling de oorzaak. Zonder eenige kennis van I de litteratuur der classieken en der ons omringende volken '. is nu eenmaal de ontwikkelingsgang onzer eigene letterkunde niet te begrijpen; en zeker is het niet voldoende, van invloedrijke buitenlandsche schrijvers alleen eenige namen zóó machinaal in het geheugen op te nemen, dat het mogelijk was Terentius met Yirgilius, Hoileau met Voltaira te verwarren. Ook de beteekenis van verschillende vaktermen stond eenigen candidaten niet duidelijk voor den geest. Op de ingezonden lijsten van bestudeerde boeken ontbrak dan ook dikwijls de vermelding van een handboek over dichtsoorten en dichtvormen, die de Leeraar bij het M. 0 . toch dient te kennen. Op de lectuurlijsten van andere candidaten daarentegen kwamen zulke lange reeksen van boektitels voor. dat het reeds a priori twijfel moest trekken, of al die boekeu wel met zorg bestudeerd waren; bij ondervraging bleek dat dan ook meer dan eens niet het geval te zijn geweest. Blijkbaar was door die candidaten de bedoeling, waarmede die lijsten van hen verlangd werden, niet recht begrepen.
Ook in ander opzicht zou de door de Commissie gewensehte regeling verbetering brengen. Waar, gelijk thans, ieder zich tot het examen kan aanmelden, geschiedt die aanmelding niet zelden lichtvaardig, zoodat vele candidaten zich te elfder ure, vóór het schriftelijk examen, weder terugtrekken. Daarmede verstoren zij de op zich zelf niet reeds gemakkelijk vast te stellen examenregeling, en maken zij, om de door I-uu terugtrekken Openvallende halve dagen te doen aansluiten, omslachtige briefwisseling noodzakelijk, terwijl het Rijk niet zelden schade lijdt Dit kwaad ware ook te kecren door, evenals zulks van de candidaten die eene akte L. 0 . verlangen wordt gevorderd, de betaling van het examengeld niet te doen geschieden bij het uitreiken der akten, maar van alle candidaten, die zich voor het examen opgeven, die betaling vóór een bepaalden datum te eischen. Ware die eisch gesteld, velen zouden zich De examens in de Nederlandsche taalkunde geven geen óf niet hebben aangemeld, óf zich tijdig hebben terugge- aanleiding tot andere dan de gewone opmerkingen. Ook nu tiokken en daarmede het Rijk onnoodige kosten en der Com- weder waren verschillende candidaten tame'ijk zwak in de missie veel last hebben bespaard. Het zou dan ook niet zoo historische grammatica; zij hadden sdeh bepaald tot het van licht meer voorkomen, dat candidaten, zelf gevoelende dat zij buiten leeren van eenige formules, zonder dat zij in staat voor het examen niet voldoende zijn voorbereid, niettemin waren die formules toe te passen bij het verklaren van Nederzich daaraan onderwerpen, in de overtuiging, dat daardoor landsche woorden. Hoewel de Commissie erkent, dat de niets te verliezen en wel iets te winnen is. studie der historische grammatica voor velen bezwaar moet Wat nu de afgelegde examens zelf' betreft, was het eene opleveren, doordat eenige leiding hier zoo goed als onmisalgenieene klacht der verschillende sub-commissiën, dat vele baar is, toch is het in den tegenwoordigen tijd niet meer candidaten de werken, door hen als ,.bestudeerd" opgegeven, mogelijk hier met eenige oppervlakkige kennis te volstaan. dikwijls slechts oppervlakkig, soms nauwelijks van buiten j De candidaten moeten komen tot het duidelijk besef, dat al hadden gezien, en in elk geval strekking en inhoud daarvan wat in de taal te verklaren valt, in de eerste plaats uit een historisch oogpunt moet worden beschouwd; dat die kennis niet genoeg tot hun vollen eigendom hadden gemaakt. Toch mag, ja, moet eene behoorlijke kennis van de standaardwer- van het historisch beloop de grondslag moet wezen van alle ken in het vak, dat men zich ter beoefening gekozen heeft, verdere verklaring. Daardoor is de kennis der historische worden geëischt. Met enkele hoofdwerken als grondslag van grammatica ook van belang voor hem, die de spraakkunst verdere studie dienen de candidaten zich allereerst volkomen der hedendaagsche taal moet onderwijzen. Ook dit jaar bleek vertrouwd te hebben gemaakt, waarbij eene verstandige wederom, dat, wie van de geschiedenis der taal weinig studie methode van exerpeeren goede diensten kan bewijzen. Ver- had gemaakt, gewoonlijk ook niet sterk was in de spraakvolgens mogen zij evenmin nalaten door lezen en raadplegen kunst, zooals zij op de school moet worden behandeld, of van andere werken, belangrijke tijdschriftartikelen, enz. althans, dat zijne beschouwingen, hoe schijnbaar goed ook hunne studie uit te breiden en hun gezichtskring te ver- beredeneerd, toch met de historische waarheid in strijd ruimen. Ook moeten zij zich den tijd gunnen het geleerde waren. Ook nu weer zijn door de candidaten fragmenten versoed te laten bezinken, en dus vooral hun studietijd niet te klaard van schrijvers uit de middeleeuwen en uit de zeventiende eeuw: wat dit gedeelte van het examen betreft, meent kort nemen. de Commissie naar vroegere verslagen te kunnen verwijzen. Ken andere algemeene klacht gold de wetenschappelijke opstellen, die meestal van veel te weinig oefening in het stellen «retuigden. Ofschoon er g*enoeg tijd (drie uur) voor Voor het examen in de c/exrhiedevi* hadden zich opgegeven het werk was toegestaan, vervielen zeer vele candidaten in 17 candidaten, te weten 11 mannelijke en 6 vrouwelijke. Aan
Bijlage D.
[226.
17.]
Verslag van den «taat der 00000', middelbare en lagere .scholen over 1'.H)8 het schriftelijk gedeelte van het examen namen deel 10 mannelijke en G vrouwelijke; vóór het mondeling gedeelte trok zien één mannelijke candidaat terug, zoodat het geheele examen is afgelegd door 'J mannelijke en (i vrouwelijke. Daarvan zijn geslaagd 5 mannelijke en 2 vrouwelijke, totaal 7 candidaten, een uitslag, die, vergeleken bij het resultaat van andere jaren, niet ongunstig kan worden genoemd. Het schriftelijk gedeelte van het examen gaf weing reden tot tevredenheid. In de meeste opstellen ontbrak het aan een duidelijke uiteenzetting dei' hoofdzaken; zelden waren de lynen der historische ontwikkeling goed in het oog gevat en scherp getrokken. Gewoonlijk werden de hoofdzaken verboren achter een overvloed van bijzonderheden, waarvan de ennis door de Commissie wordt op prijs gesteld, maar niettemin door haar niet was gevraagd. Ook de compositie der meeste opstellen liet veel te wenschen over; een behoorlijke verdeeling der stof was dikwijls niet gemaakt; inleidingen, die drie vierde-gedeelten van het geheele opstel innamen, kwamen meer dan eens voor. Soms ook werd gesproken over allerlei, behalve over het gekozen onderwerp, en trachtte men blijkbaar mindere bekendheid daarmede goed te maken door het mededeelen van weinig of niet ter zake dienende historische feiten. Ook trachtten sommigen de aantrekkelijkheid van hun opstel te yerhoogen door het gebruik van pompeuze, maar daarnaast ook van vulgaire uitdrukkingen; net spreekt vanzelf, dat noch het een, noch het ander in eene historische uiteenzetting aanbeveling verdient. Van het paedagogisch opstel kan niet veel anders worden gezegd, dan dat het in den regel onvoldoende was, zoowel in taal en stijl als in logischen gedachtengang. Over het mondeling gedeelte van het examen is de Commissie over het algemeen beter tevreden dan over het schriftelijk. Daarbij gaven de meeste candidaten, ook enkelen van hen, aan wie de akte niet kon worden uitgereikt, blijk van ernstige voorbereiding en van duidelijk besef der ei«chen die aan een candidaat voor de akte voor middelbaar onderwijs moeten worden gesteld. Kr waren candidaten, die zeker eene voldoende feitenkennis zich hadden eigen gemaakt, maar die niettemin onvoldoende moesten worden geoordeeld, omdat zij slechts met de grootste moeite en geestesinspanning de perate beschikking zelfs over hoofdzaken hadden ververkregen. Een enkele maal echter kwam het ook nu weder voor — de gevallen worden gelukkig zeldzamer — dat een candidaat zoo groote onwetendheid en zulk een gemis aan voorbereiding aan den dag legde, dat er alle reden voor de Commissie was om zich te verbazen over zijne onnoozelheid, om zich met zoo weinig geestelijke bagage aan dit examen te onderwerpen.
E
Tweede Kamer. Bi L900. (Bijlage 0».
ten der examens blijft in den regel het schriftelijk werk behocren, ten gevolge van een meestal verreweg te oppervlakkige en te weinig geconcentreerde behandeling der stof. Lange inleidingen -— ook dezulke die voor het gekozen Onderwerp geen belang hebben -— gaan voorop en verbruiken niet zelden den tijd, die aan het onderwerp zelf had gewijd moeten zijn. Onder het motto wellicht eener — overigens toe te juichen — historische behandeling, wordt dikwerf een aantal feiten vermeld, waarvan het velband met het onderwei]» bt met den besten wil niet te vinden is of althans, om waarde te hebben, toelichting vereischt had. Niet zelden wekt dit dan den indruk, dat hiermee slechts haastige uitstalling van kennis, niet degelijke behandeling van het onderwerp voorzat. Dat bij het mondeling gedeelte zoo zelden eenig dieper inzicht in de vraagstukken en hun grondslagen tot uiting kwam, zal in den regel te wijten zijn aan een te wei.iig profiteeren van de doorgewerkte leerboeken, die bij voldoende bestudeeren, zulk inzicht zeker zouden verschaft hebben. De literatuurkennis bleek gewoonlijk genoegzaam in de breedte ontwikkeld, althans in de breedte gezocht te zijn ; doch velen meenden klaarblijkelijk, dat het doordringen in de diepte dan wel achterwege kan blijven. Ook hier ware dan liever op concentratie aan te dringen.
Da uitkomsten van h i t examen staatsinr'ntuint) zijn bepaald ongunstig: van 59 candidaten slaagden er slechts 23. De sub-commissie kan zich niet krachtig geroeg aansluiten bij de klacht in de algemeene beschouwingen van dit verslag ever het gebrek aan voldoende algemeene ontwikkeling bij het grootste deel der candidatsn. Het afnemen van het examen werd daardoor voor de examinatoren tot eene onaangename taak, waar zij zich bijkans geregeld moesten tevreden stellen met het aanhooren van uit het hoofd geleerde kennis, waarvan zin en beteekenis, bij nader onderzoek, bleek den candidaten zelven niet voor den geest te staan. Ware studie van het staatsrecht als bepaalde wetenschap bleek door slechts weinigen te zijn gedaan; het meerendeel der candidaten wordt wegens het gemis aan voldoende voorbereiding tot zoodanige studie ook niet in staat geacht. De oorzaak van dit verschijnsel zal daarin moeten worden gezocht, dat het examen geheel de beteekenis heeft verloren die het naar de wet zou moeten dragen. Denkt zich toch de wet het examen als een onderzoek van hen die zich het geven van middelbaar onderwijs tot doel stellen, in werkelijkheid melden zich bijna uitsluitend personen aan, die het diploma zoeken voor geheel andere doeleinden, voor het meerendeel lagere ambtenaren in de liijks-, provinciale- en gemeenteadministratie, die blijkbaar in het diploma een middel zien De uitkomsten van het examen in de aardrijkskunde waren dat bij sollicitaties kan van dienst zijn. Daargelaten, of voor ook dit jaar niet onbevredigend. Van de 7 candidaten, 6 dit doel een bepaald examen zou kunnen worden ingevoerd, mannelijke, 1 vrouwelijke, slaagden de laatste en 3 manne- zeker is, dat maatregelen dienen te worden genomen, waarlijke. De cijfers echter van hen, die toegelaten werden, door de groote toeloop van onvoldoende voorbereiden tot het waren, met eene enkele uitzondering, niet veel meer dan examen krachtens de wet op het middelbaar onderwijs kan voldoende. Een bepaald goed examen werd dan ook slechts «orden geweerd. Zelfs toch in die gevallen, waarin wegens door één enkelen candidaat afgelegd. Wel wordt gaarne ] voldoende gebleken kennis van de staatsinrichting het erkend, dat zij die slaagden, ijverig gewerkt hebben. Er was diploma moest worden uitgereikt, deed de Commissie dit over het algemeen veel gelezen, ook goede werken, doch, toch in meer dan één geval met groote aarzeling, overtuigd naar het oordeel der sub-commissie, te veel uitsluitend hand- als zij was, dat de candidaat — naar zijne algemeene ontboeken. wikkeling beoordeeld — niet hoog genoeg stond, om hem Aan de physische geographie was evenzeer aandacht ge- j eene plaats van leeraar aan onze hoogere burgerscholen en wijd als aan de politisch-geographische. Bij de afgewezenen ' gyninasiën met gerustheid te kunnen toevertrouwen. echter was niet alleen de kennis in beide richtingen onvoldoende, maar liet vooral het inzicht in den samenhang der Het schriftelijk examen was over het algemeen zeer onbeverschijnselen op het gebied der physische aardrijkskunde, en het vermogen, dit aan anderen mede te deelen, in hooge vredigend; onvermogen in het ordelijk mededeelen van gedaehten motst bij de meesten worden geconstateerd, zelfs mate te wenschen over. Overigens sluit de sub-commissie voor de aardrijkskunde bij hen, die eenig inzicht in de geleerde stof bezaten, scheen zich volledig bij de algemeene beschouwingen aan het hoofd het bewustzijn niet te bestaan, dat zij dit ook in hunne van dit verslag aan, en meent zich van verdere opmerkingen schriftelijke opstellen moesten toonen; zij verwachtten blijkbaar, dat op vertoon van omvangrijke feitenkennis méér te mogen onthouden prijs zou worden gesteld. De paedagogische opstellen waren De examens in staathuishoudkunde en statistiek leverden m den regel niet anders dan verwaterde, z. g. wetenschappedit jaar iets mindere gunstige resultaten op dan vorige jaren. lijke, opstellen. Omtrent de als ..bewerkt" opgegeven liteVan de 13 candidaten, die zich voor de akte aanmeldden, \ latnur bleek in de meeste gevallen slechts eene flauwe notiete bestaan, waaibij de sub-commissie meer dan eens het verkon ditmaal aan 5 de akte worden uitgereikt. Hetgeen ten aanzien dezer examens te vermelden valt, moeden niet kon onderdrukken, dat ook nog die notie door kan zich in hoofdzaak aansluiten bij hetgeen reeds in voor- andere middelen dan het kennisnemen der boeken zelve was gaande verslagen werd opgemerkt. Tot de zwakste gedeel- opgedaan. Handelingen der Sta ten-Generaal. Bijlagen 1909—1910.
21
fM.
17.]
Verslag van den staat der booge-, middelbare e i lagen scholen over 1908 1909, (Bijlage O). Van eenige buitenlandsehe literatuur had slechts een 2. J a n ISaptista l i o t i w a c r t . enkele candidunt inzage genomen. Nu \cru acht de Com i 3. Vondel'• Leeuwendaler!, missie zeker niet, dal iii dit opzicht omvangrijke Htndiën ' 4. Het herdersdicht in de 18de eeuw. worden gemaakt, maar zij moet toch verklaren, dat het haar meer dan eens heeft gehinderd, dat de candidateu uit eigen "). De sentimenteele letterkunde van het einde der 18de beweging buitenlundsche schrijvers gingen noemen, zelfs eeuw. citaten wisten aan te halen, terwijl zij dan de geciteerde 0. 1'otgietm's proza. weiken zelfs nimmer hadden gezien, ja, somtijds de schrijvers een of meer eeuwen te laat of te vroeg in de geschiedenis plaatsten. 13ewijs te meer, op hoe laag peil de voorbereiding tot dit examen staat. Voor het examen in schoon schrijven hadden zich aangemeld 114 candidateu: 80 mannelijke en 34 vrouwelijke. Van de eersten kwamen niet op 4, één trok zich tijdens het examen l terug, 41 werden toegelaten en 34 afgewezen : van de vrouwelijko candidateu kwam er 1 niet op, en wei-den 20 toegelaten en 13 afgewezen. Over het theoretisch deel van het examen zijn geen belangrijke opmerkingen te maken : het meerendeel der candidaten bleek vrij wel bekend met de nieuwe ideeën op het gebied van schrijven en schrijfonderwijs. Ook de kennis der verschillende leergangen was meestal voldoende. Niet zoo tevreden kon de Commissie zijn over het practische gedeelte: het gewone schoonschrift op papier liet zeer dikwijls veel te wenschen over, en het bleek velen candidaten niet duidelijk te zijn, dat geiBOOn goed schrift nog geen aanspraak kan maken op den naam van schoonschriit. Hij bet teekenen van versierde letters heeft de Commissie dit jaar, in het belang der candidateu, een anderen weg gevolgd dan vroeger. In plaats van vier kapitale letters, in velschillende stijlen, uit het hoofd te teekenen, werd den examinandi nu opgedragen één versierde letter, door de conimissie als voorbeeld voorgelegd, IJ maal zoo groot na te teekenen. Naar het der Commissie voorkwam, was dit werkstuk alleszins voldoende, om er een oordeel uit te trekken over de bedrevenheid dei candidateu in het hanteeren van pen, passer, penseel en andere instrumentjes, waarvan de calligraaf zich gemakkelijk moet kunnen bedienen. Bewnzen de resultaten, dat de ingeslagen weg een goede is. toch zou het gevolg kunnen wezen, dat de studie der alphabets in verschillende stijlen in het vervolg verwaarloosd werd. Daarom meent de Commissie den raad te moeten geven, j ook daarnaar een onderzoek te blijven instellen. Mocht de tijd daartoe ontbreken, dan zou het opstel, dat toch meestal over dezelfde onderwerpen loopt als het mondeling examen, kunnen vervallen, en het vrijgekomen uur besteed kunnen worden aan het maken van een schets in potlood van letters in verschillenden stijl, door de Commissie op te geven. Tot dit voorstel komt de Commissie met te meer vrijmoedigheid, omdat het examen daardoor weer meer komt op het gebied der praetijk, waarop het eigenlijk geheel thuis behoort.
(1.30
Behandel als voor eene klasse der middelbare school twee der navolgende onderwerpen : 1. Een beknopt beredeneerd overzicht van de zelfstandige en de bijvoegelijke naamwoorden. 2. Het gebruik der deelwoorden. 3. Het gebruik van het werkwoord mogen. 4. Werk woorden, samengesteld met het bijwoord na. 5. Beginselen bij de spelling der bastaardwoorden. 6. Het begrip „klassieke stijl".
Geschiedenis
(Kvm).
(9.30—12.30.) Een opstel te maken over één der volgende onderwerpen: 1. Keizer Tiberius. 2. De pauselijke Stoel van den dood van Innocentius I V tot den dood van Bonifacius V I I I . 3. De Encyclopedisten. 4. Het Weener Congres. •">. De verhouding tusschen de Nederlanden en het Duitsche Kijk, tot het verdrag van Augsburg (1548). (i. Joan Derk van de Capellen tot de Pol.
(1.30—3.30.)
's Gravenhage, —
3.30.)
, 14 Maart 1909.
Een opstel te maken over één der volgende onderwerpen :
Amsterdam, Namens de Commissie, K. TE>- BRUGGENCATE, STHIYCKEX,
Voorzitter.
Secretaris.
1. Wat is naar uwe meening de beteekenis van het onderwijs in de geschiedenis aan eene Middelbare School? 2. W a t dunkt V van de paedagogische waarde der uitvoerige bespreking van groote mannen in de geschiedenis?
BIJLAGEN. A a r d r ij k s k u n d o (Kix.) Op garen schriftelijk werk akte-examens middelbaar onderwijs in de Xcderlandsclic taal- en letterkunde, de geschiedenis, de aardrijkskunde, de staathvishoudkundc en statistiek, de staatsinrichting en het schoonscltrijrcn in 1008. Nederlandsche
taal-
en l e t t e r k u n d e
(KVII).
(9.30—12.30.) Een opstel te maken over één der volgende onderwerpen ; 1. Jan van Boendale.
•
(9.30—12.30.)
Een opstel te maken over één der volgende onderwerpen : 1.
Vergelijk
twee provinciën van Nederland physisch-
geographieeh, ethnographiscb en anthropo-geographisch. 2. De bevolking van Nederlandsch Oost-Indië naar ras en economisc h-politische beteekenis beschouwd. 3. Ruslands politiek-cultureele of wel zijne economische toestanden beschreven en geographisch toegelicht.
[226. 17.1
B8
Verslag van den staat der hoogc-, middelbare <'ii lagere scholen over 1908—WOU. (Bijlage O). 4. De natuurlijke dooldO der Vereenigde Staten anthropo. geographisch en economisch beschouwd. "). Zet uiteen, welken invloed de ligging van een land ten opzichte van de naburige zeeën on zijn klimaat heeft, en pas dit in het bijzonder toe op Nederland en Nederlandsch Oost-Indië.
(1.30-3.30.) Ken opstel te maken over één der volgende onderwerpen: 1. Welke wijze van behandeling der Staathuishoudkunde zoudt gij kiezen, indien gij dit vak aan eene II.1 B. School te ondei wijzen hadt; waarop berust Uwe keuze? 2. Hoe zoudt gij Uwen leerlingen het sociale karakter van economische verschijnselen duidelijk maken 't
(1.30—3.30.) Een opstel te maken over één der volgende onderwerpen : 1. Welke hulpmiddelen zoudt gij gebruiken, en hoe ze aanwenden, om in de hoogste klasse eener H. IJ. School met 5-jarigen cursus de gronden der wiskundige aardrijkskunde duidelijk t*> maken 'i 2. Welke punten zoudt gij bij eene algemeene bespreking der zee voor dezelfde leerlingen op den voorgrond stellen, en hoe zoudt gij dit toelichten aan de zeeën van Europa P 3. Hoe zult gij de leerlingen der 4de of der 5de klasse op de hoogte brengen van de vreemde rassen en volken, vooral in andere werelddeelen, en op welke wijze zult gij hunne belangstelling voor deze opwekken?
Staathuishoudkunde
(Kx).
(9.80—12.30.) Een opstel te maken over één der volgende onderwerpen: 1. De al of niet afhankelijkheid van het rentebegrip van zekere rechtsorde. 2. Kapitalisme. 3. De prijsvorming. 4. Vrijheid van contract.
Staatsinrichting
(Kxi).
(9.30—12.30.) Men opstel te maken over één der volgende onderwerpen: 1. Het stelsel van autonomie volgens de (irondwet. 2. Geschiedenis van het kiesrecht. 3. Geef eene vergelijkende beschrijving van het in het Kijk. de Provincie en de Gemeente geldende stelsel van controle der uitgaven en inkomsten. 4. Beschrijf het stelsel onzer (irondwet, betreffende de omschrijving van de macht des Konings, in zijne geschiedkundige wording. (1.30—3.30.) Ken opstel te maken over één der volgende onderwerpen: 1. Maak den leerlingen van de óde klasse der H. B. School duidelijk de tegenstelling tusschen uitvoering der wetten door ambtenaren en bij wege van zelfbestuur. 2. Wijs voor Uwe leerlingen het onderscheid aan tusschen het proportionecle kiesstelsel en het bestaande districtenstelsel.